Gouverneur van NIEUW-GUINEA
is tegen publicatie S.P.C.-rapport
Het verbod van uitspattingen bleek de
redding van de Marind-Anim
D
II
k
met mef
k meer mans! SSiïZ'Z
PARTIJRAAD
K.V.P.
Spreek met oordeel... lijm met VELPOI
Regering
handhaaft
belasting
voorstellen
Film
Onduidelijk
huurbeleid
WEGENS ONGEVRAAGDE OPMERKINGEN
De tovenaars aan de Koembe
of Wolf?
x y.
Teruggave van
omzetbelasting aan
textielhandelaren
Mens
ZATERDAG 23 APRIL 1955
PAGINA 7
"V„
dgr ^L0st°Iisch Vicaris van Merauue,
bidden ilIemcms, ziet men hier te-
bieis,-„ vdn de leerlingen van het
trnaat' Zyn naam heeft op
0a*id-arlj,JLe el Nieuw-Guinea een le
de klank. Toen wij de mon
Nederlandse arrestanten
in Indonesië
Flagrante schending der
mensenrechten
Traag
de Juiste
soort
Examens
H. Vader schenkt
relikwie aan
Theresia Neumann
door
A. Rutgers van der Loeff-Basenau
Advertentie
Dr, J. van Baai m de werkkamer
van zijn ambtswoning in Hollan-
dia, die destijds nog gebouwd is
voor generaal MacArthur.
Van nu af aan trad de bespreking
van de deputatie onder de Marind-
Anim in een volkomen nieuw stadium.
■Men erkende nog wel de ernstige ge
volgen van de influenza-epidemie, die
lri de jaren 1918-1919 heeft gewoed, en
Waaraan 18 procent van de hele stam
ten gronde is gegaan. Ook gaf men
toe, dat de Marind-Anim sterk hebben
geleden van het venerisch granuloom,
een ziekte, die nu betrekkelijk gemak
kelijk te genezen is, maar die jaren
lang een verhoogde sterfte heeft veroor
zaakt.
Het werd nu echter de grote mode
als de «■•■.rnaamste oorzaak van ont
volking ie zien do maatregelen van
1923. die hadden het cultuurpatroon
Van d- Marinds zodanig verstoord, dat
er een morele depressie was ingetre
den en als deze stam zou uitsterven,
zo verzekerde men, dan kwam dat door
de lusteloosheid en moedeloosheid, die
°P de door de Missionarissen van het
H. Hart geïnspireerde maatregelen van
1923 waren gevolgd.
.Zelfs mgr. Tiliemans hield het eerst
"iet voor onmogelijk, dat de methoden
van vroegere Missionarissen niet die
soepelheid hadden bezeten, die bij het
werk onder primitieven een der eerste
vereisten is. Per slot van rekening
J^vam hij zelf van de Mimika, waar
in alle blijmoedigheid weken ach
tereen placht te dansen en te feesten.
elders zijn sterke voorbeelden van
?®Populatie door morele depressie,
"laar juist op dat punt heeft het on-
a«jZoek van de S.P.C. rond Merauke
encjers geleerd. De Imo- en Imairi-
poelen zijn sinds. 1923 in het geheim
voortgezet. Nu eens werd daar van
overheidswege krachtig tegen opgetre-
aeb, dan weer verslapte het toezicht.
He Nederlandse deskundigen, die de-
Ze kwestie van de Missie kunnen aflel-
®eo (nagenoeg alle Marinds zijn althans
n naam katholiek), dat met elke ver
scherping van de actie tegen deze uit
tartingen een verhoogde nataliteit sa
menviel. D® oude Missionarissen, die
0an misschien over minder ethnologi-
®che kennis beschikten en die boven
dien
verzeild geraakten in een gebied,
Waar een der meest ingewikkelde talen
®r Wereld wordt gesproken (pater P.
(Van een redacteur)
e South Pacific Commission is de organisatie,
waarin op economisch, hygiënisch, sociaal en cul
tureel gebied alle landen samenwerken, die in
het Zuidelijk deel van de Stille Oceaan verantwoorde
lijkheid dragen voor z.g. „non self-governing territo
ries". Dat zijn Australië, Nieuw-Zeeland, het Verenigd
Koninkrijk, de Verenigde Staten, Frankrijk en Neder
land. De zetel van deze S.P.C. is gevestigd te Noumea
(Nieuw-Caledonië). Meer dan één van de aangesloten
landen had te maken in zijn specifieke „territory" met
het probleem van de ontvolking en daarom besloot de
S.P.C. door enkele ter zake kundige onderzoekers me
thoden te laten ontwikkelen om de oorzaken van de-
populatie op te sporen. Dit was dan een zogeheten
„pilot investigation". Niet de oorzaken zelf zouden op
de voorgrond staan, maar de ontwikkeling van min of
meer algemeen toepasbare methoden van onderzoek.
De S.P.C. ging in op een aanbod van Nederland om als
proefobject te nemen de Marind-Anim en de Jeei, twee
stammen in de residentie van Zuid Nieuw-Guinea.
Speciaal over het gevaar, dat de Marind-Anim zouden
uitsterven, is al sinds het begin van deze eeuw door
ethnologen uit de hele wereld geschreven. Het bedoelde
onderzoek is nu voltooid en straks, als de S.P.C. het
rapport onder ogen krijgt, zal dat orgaan moeten uit
maken, of de Nederlanders, die het hebben ingesteld,
zijn geslaagd in hun opdracht om de gevraagde metho
den te ontwikkelen. Maar ondertussen is het interessant
te zien tot wat voor conclusies en controversen het
materiaal heeft geleid, dat bij het onderzoek is ver
zameld.
Toen de apostolisch vicaris van Merauke, monseig
neur (toen nog pastoor) H. Tiliemans, voor het eerst
te maken kreeg met de Marind-Anim (Anim betekent
„mens"; Poe-Anim is een klanknabootsend woord en
het betekent „vreemdelingen, mensen, die in het bezit
zijn van schietwapens"), was er over deze stam al heel
wat te doen geweest. Vrijwel alle stammen op Nieuw-
Guinea hebben een cultuur-patroon, dat op essentiële
punten afwijkt van dat van hun buren. De Marind-
Anim handhaafden, ook waar zij al lang waren ver
geten, dat zij ooit mensen hadden gegeten of koppen gesneld, een aantal
gebruiken, die bekend staan als de Imo- en Imai-rituelen, en die geken
merkt worden door een hypertrophische sexualiteit. In het jaar 1923 wer
den deze uitspattingen van Nederlandse zijde kort en goed verboden.
vende Marinds voor dit plan te winnen.
Maar als dat niet lukt, dan 'zullen zij
dit areaal als woon- en jachtgebied
moeten afschrijven.
Hoe dan ook, er is op het ogenblik
een verhoogde trek merkbaar van men
sen van de Koembe naar de Jeei-stam
aan de Maro. Het gouvernement kan
dit niet verbieden, maar vindt deze mi
gratie wel bijzonder onaangenaam. De
bedoeling van die trek is ook de Jeei
tot hernieuwde uitspattingen te brengen.
Dat alles gaat gespaard met een gro
te activiteit van de tovenaars, de je-
mesavs. Het aantal Papoea's, dat op
vertrouwelijke voet staat met de Mis
sionarissen, en dat getroffen wordt door
Drabbe, de linguist van de Missie, kan
het weten), hadden het dus zo kwaad
nog niet bekeken. De Marinds sterven
op het ogenblik niet verder uit. Hun
aantal is thans precies even groot als
in 1920.
De deelnemers aan het S.P.C.-onder-
zoek kwamen ook tot een opmerkelijke
conclusie met betrekking tot de sociale
structuur van de Marind-Anim. Zij
meenden n.l. te kunnen vaststellen, dat
er, in tegenstelling tot wat vroeger
werd aangenomen, wel degelijk sprake
was van hoofdlieden onder de Marinds.
Deze z.g. „pakas-anim" zijn voorheen
nooit opgemerkt, ook niet b.v. door de
tegenwoordige gouverneur, dr. J. van
Baal, die vroeger als controleur lange
jaren aan de Zuidkust heeft gesleten
en die in ..934 te Amsterdam L, gepro
moveerd op een proefschrift, getiteld
„Godsdienst en samenleving in Neder
lands Zuid-Nieuw-Guinea". Men meende
dat de cultuur en het karakter van de
Marinds het bestaan van hoofden een
voudig onmogelijk maakten.
Dr. van Baal handhaaft deze me
ning ook nu. Hij acht de conclusie
van de S.P.C.-commissie volkomen
inacceptabel en vindt, dat hier alleen
sprake zou kunnen zijn van re-inter-
pretatie door de Marinds van hun
eigen verleden. Doordat talrijke on
derzoekers zo veelvuldig navraag
hebben gedaan naar het bestaan van
hoofden, zijn de leden van de stam
zelf overtuigd geraakt van het on
wenselijke in die situatie en zodoen
de zjjn zij er wellicht toe gekomen,
aldus dr. van Baal, om deze leemte
op te vullen met de denkbeeldige ge
stalte van de „pakas-anim".
De theorie van de gouverneur klinkt
verleidelijk, maar bij de Missie in het
Zuiden denkt men er anders over. Mgr.
Tiliemans verzekerde ons, dat er juist
nu sprake is van een heidens réveil
onder de Marinds. De ouderen stellen
op dit ogenblik vertwijfelde pogingen
in het werk om de Imo- en Imai-ritu
elen op grote schaal tot nieuw leven
te brengen. Enerzijds zou dat een reac
tie kunnen zijn op de ontdekking van
die (door de gouverneur dus geloochen
de) „pakas-anim". Anderzijds kan ook
het z.g. Koembeplan hier een rol spe
len. Langs de rivier de Koembe wordt
op het ogenblik een uitgestrekt gebied,
op aanraden van de Agrarische Com
missie, geschikt gemaakt voor mechani
sche rijstbouw. Men hoopt de daar le-
seigneur ontmoetten, liep hij wat
moeilijk. Kort tevoren was hij name
lijk voor de derde keer van zijn bis
schoppelijk vervoermiddel gevallen, de
bromfiets.
mysterieuze slangebeten, zo verzekerde
men ons, Is de laatste tijd te groot
om nog van toeval te kunnen spreken.
Trouwens, het wordt algemeen aange
nomen, dat de jemesavs de beschikking
hebben over mysterieuze technieken,
waarvan wij het geheim nog niet ken
nen.
Het gouvernement in Holiandïa staat
tamelijk sceptisch tegenover dit alles.
Over het werk van de S.P.C.-commissie
is men zelfs bijzonder slecht te spreken
en dr. Van Baal overweegt stappen
te ondernemen, die er toe kunnen lei
den, dat Nederland gebruik zal maken
van zijn recht om publicatie van het
rapport te verbieden.
Dat gebeurts dan niet, aldus dr. Van
Baal, omdat men van mening is, dat
de onrust onder de Marinds een ver
zinsel van de Missie zou zijn, dienende
om het geringe succes van de geloofs
verkondiging onder die stam te veront
schuldigen, noch omdat de S.P.C.-com
missie bij de Marinds een gezagsfiguur
heeft ontdekt, die vroegere onderzoe
kers stelselmatig over het hoofd hebben
gezien, maar omdat in het rapport
opmerkingen voorkomen over de be
volkingspolitiek van het gouvernement,
waarom de Nederlandse afgevaardigden
in de S.P.C. nimmer hebben verzocht.
H. J. N.
De minister zonder portefeuille en de
minister van Buitenlandse Zaken heb
ben de Eerste Kamer doen toekomen
hun nota naar aanleiding van het eind
verslag over de ontwerp-begroting 1955
van Buitenlandse Zaken.
De ministers erkennen, dat hetgeen
met betrekking tot de Nederlandse ar
restanten in Indonesië geschiedt een
flagrante schending der mensenrechten
moet worden genoemd. Zij kunnen ech
ter niet inzien, hoe in dezen met eni
gerlei kans op succes een beroep op de
universele verklaring van de rechten
van de mens kan worden gedaan. De
verklaring heeft geen juridische ver
plichtingen in strikte zin geschapen en
er bestaat dus geen procedure krachtens
welke een schending van die verklaring
bij een compenent internationaal recht
sprekend orgaan kan worden aanhan
gig gemaakt.
De ministers hebben aan de Indone
sische regering medegedeeld, dat de Ne
derlandse regering zich voorbehoudt
een beroep te doen op de wereldopinie.
Zij geven er in dit stadium de voor
keur aan ter zake niet in bijzonderhe
den te treden, omdat het nemen van
nadere beslissingen op dit punt van al
lerlei omstandigheden afhangt.
jji
s
(Vervolg van pagina 1)
De conclusie van de heer Andries-
sen luidde, dat er in 1963 nog een
tekort zal zijn van 17.000 tot 22.000
woningen. Daarbij komt dan nog de
normale woningreserve van 2 pro
cent. Is het tekort juist geraamd,
dan zou het 1965 of 1966 worden
voor we kunnen spreken van werke
lijk inhalen.
De heer Andriessen vroeg allereerst
om een nieuwe woningtelling. Voorts
deed hij maatregelen aan de hand, om
de tegenzin tegen het bouwvak voor
jonge mensen te overwinnen, zowel
door het scheppen van gezonde ar
beidsvoorwaarden als door het aanto
nen van de waarde van dit beroep
voor 's lands gehele economie. Hij
vroeg voorts om een zo soepel moge
lijke ambtelijke regeling, een meer
bevredigend huurbeleid, een meer
soepel verdelingssysteem door gebruik
te maken van een restcontingent enz.
Buitenlands beleid
De militaire specialist van de Twee
de Kamerfractie mr. J. Fens gaf zijn
visie op de problemen, die zijn ont
staan nadat de Par ij se accoorden de
E. D. G. hebben vervangen. Duitsland
zal nu het recht hebben, om een 'eigen
strijdkracht op te bouwen. Het strate
gisch vacuum wordt daar dus opge
vuld. Tegen een niet geheel te ver
waarlozen mogelijkheid, dat Duitsland
zich tegen het Westen zal keren, zijn
de Britse en Amerikaanse toezeggingen
tot net leveren van een passende bij
drage aan de Europese strijdkrachten
van groot gewicht. De heer Fens kon
niet inzien, dat de afwijzing van het
E.D.G.-verdrag een keerpunt zou be
tekenen in de Europese integratie.
Volgens hem moet veeleer van afrem
ming worden gesproken. De eerste
stappen, die opnieuw in de goede
richting gaan, zijn al weer gezet.
Militair gezien zag de heer Fens de
noodzaak, om uit een betrekkelijk
starre organisatie los te komen. Bij
zondere eisen zullen op dit punt ge
steld worden in verband met het in
schakelen voor de verdediging van
w..pens, die op atoomkracht gebaseerd
zijn. De eenheden moeten kleiner wor
den, voldoende beweeglijk om te kun
nen opereren en om tevens de tegen
stander d)or die beweeglijkheid in de
positie van atoomdoel te manoeuvre
ren. Hij verklaarde zich solidair met
de mening, die in een hoofdartikel in
De Tijd van 12 April Is weergegeven,
dat het geschikte materiaal een eer
ste vereiste zal zijn voor een goede
organisatievorm.
In de kampong Boeti bij Merauke vieren leden van de Marind-Anim een bruiloftsfeest, waarbij zij
dansen imiteren, die zij in de oorlog van Ambonese KNIL-mensen hebben geleerd.
muziek en
Advertentie
De minister en de staatssecretaris
van Financiën voeren in de memorie
van antwoord op het voorlopig ver
slag over het belastingplan 1955 enige
argumenten aan voor het feit, dat de
verlagingen slechts 500 millioen zuilen
bedragen. De herziening van lonen en
salarissen van Rijkswerklieden en amb
tenaren zal 45 millioen gaan kosten. De
wijziging van het subsidiebeleid inzake
melk en margarine zal 80 millioen ver
gen. Beide posten waren aanvankelijk
niet te voorzien. Bovendien zal de ge
ringere huurverhoging de inkomsten
belastingopbrengsten minder doen zijn
dan verwacht was.
De gang van zaken in de textielin
dustrie en de daar heersende concur
rentiestrijd zullen er toe leiden, dat de
verkoopprijzen met het totale bedrag
der verminderde omzetbelasting ver
laagd zullen worden. De margebeschik
king zal voorts bewerken, dat dit ook
voor de handel het geval is. Met het
bedrijfsleven zal nader overleg ge
pleegd worden om de prijsverlaging
van margarine (8 ct. per kg) zo spoe
dig mogelijk te effectueren.
Wat de verlagingen voor gas en elec-
triciteit betreft gaat de regering er van
uit dat de gemeente en provincie tot
prijsverlagingen zullen overgaan. Opge
merkt word, dat bij lopende contracten
het nieuwe artikel 51 bis van de Wet op
de Omzetbelasting, de afnemer het
recht geeft een volledige verlaging van
de prijzen te eisen.
In de memorie van antwoord is een
tabel opgenomen waarin de invloed
van de belastingverlaging op diverse
inkomens tot uitdrukking wordt ge
bracht. Voor een gezin bestaande uit
twee personen bedraagt het voordeel
per jaar f 73,90 bij een inkomen van
f 3500; f 159,40 bij een inkomen van
f 6500 en f 289,10 bij een inkomen van
f 10.800. Enige cijfers voor een gezin
van 6 5 7 personen zijn: f 76 bij f 4500,
f 136,30 bij f 6600 en f 272,30 bij f 11.400.
De regering wil niet bezwijken voor
het standpunt van de K.V.P. inzake
een verdere verlaging van de Ven
nootschapsbelasting. Zij acht zich for
meel noch materieel gebonden aan
enig tarief, dat voor deze belasting in
het verleden heeft gegolden. Even
min wil zij tót afschaffing van grond
belasting overgaan. Wel wordt toege
zegd, dat het verhogen van het af
schrijvingspercentage voor woonhui
zen in overweging zal worden geno
men. Dit zal echter eerst gebeuren
nadat het wetsontwerp huurverhoging
aangenomen is. Op het verzoek tot
herziening van het tarief der inkom
stenbelasting voor ongehuwden kan
thans nog niet worden ingegaan.
Onder aandrang van de in het voor
lopig verslag geuite wensen zal de af
trek van lijfrentepremiën voor de loon-
en inkomstenbelasting voor alle groe
pen worden verruimd tot f3600 per jaar.
Verder zal de extra-aftrek op het in
komen van bejaarden en invaliden
reeds op 1 Juli 1955 ingaan zodat deze
voor het jaar 1955 reeds f 312 zal be
dragen. De premieaftrek voor ziekte
en ongevallenverzekering en de verho
ging van het vrijgestelde gedeelte bij
overdracht en liquidatie zullen reeds op
1 Jan. 1955 ingaan.
AMSTERDAM, 22 April (V.U.)
Cand. economie P. H. Kooymans, Heem
stede; W. A. Bootsma, Zandvoort; G. J.
Leibbrand en L. Schut, beiden Amster
dam.
AMSTERDAM, 22 April (G.U.)
Doctoraal pharmacie A, van Haeringen
(Heemstede), cand. wis- en natuurkun
de M. van Praag en A. G. W. Nijs (Am
sterdam)
SHet is me nooit gelukt
te begrijpen waarom in
de bioscoop altijd een. van
de langste personen van
de stad hetzij vrouw,
hetzij man vóór mij
komt zitten. Een tijd lang
heb ik gedacht dat het aan
mij lag; dat ik bijvoor
beeld, gedreven door een
of ander duister instinct steevast ach
ter reuzen ging zitten. Maar proef
ondervindelijk heb ik vastgesteld, dat
het niet zo is. Ik heb namelijk her
haaldelijk geconstateerd dat, wanneer
ik aanvankelijk een vrij uitzicht op
het filmdoek had. steeds een verlate
bezoeker zijn blik en zijn lichaam
laat vallen op de stoel pal voor mij
alhoewel hij de keus had tussen,
pak weg, dertig zetels en dat hij
nimmer nalaat, wat zijn lengte be
treft bepaald een biologisch wonder
te zijn.
Nu moet ik zeggen, dat het er bij
vele films niet zo erg op aan komt
of je wel dan niet kan zien, maar het
wil toch wel eens hinderlijk wezen.
Wat ik maar zeggen wil is, dat het
gisterenavond weer zover was. De rij
voor mij was practisch nog blank.
Maar de hoofdfilm was net begonnen
of de toch al donkere zaal werd to
taal verduisterd door de binnenkomst
van een ietwat aangedikte Tarzan.
„Daar is-ie", schoot het door mij
heen.
Het volgende ogenblik zat ik tegen
zijn nek op te kijken. Een interessan
te nek bij nader inzien weliswaar,
maar een mens wil ook wel eens wat
anders. Ik schoof dus een plaats op;
dat kon nog net. En ik maakte mij al
op om mij in de intrige op het witte
doek in te boren, toen ik achter mij
een klaaglijk stemmetje hoorde:
„Meneer, ik kan niks zien".
Daar zat een gekreukeld oud dame
tje. Toen ben ik maar helemaal voor
aan op de eerste rij gaan zitten.
T. Neumann, de gestigmatiseerde vrouw
van Konnersreuth, heeft van de H. Va
der een kruisrelikwie ontvangen, die is
ingemetseld in het voetstuk van een
stenen kruis op het dorpskerkhof. Dit
kruis is vervaardigd door een kunste
naar uit het Rijnland, die 22 jaar gele
den na een bezoek aan Theresia Neu
mann genezen werd van een ruggemerg-
aandoening. Daarop heeft hij naar haar
aanwijzingen het kruis vervaardigd, dat
ongeveer beantwoordt aan de voorstel
ling in haar visioenen.
40)
Erlof stond te kijken. Hij hield de
adem in. Dit was een rovershol, hier
heen hadden soldaten hun buit gesleept
en wie weet wat ze er nog meer hadden
gedaan. Het was er nu zo stil en rus
tig, alleen het rookkolommetje van het
smeulend restje vuur kringelde om
hoog, maar wie wist wanneer ze terug
kwamen? Hij kon echter niet wegko
men. Messen, vorkens en lepels zag hij
liggen, in een oude badmuts lag een
zilveren toiletstel; olie- en azijnstellen
en een grote roodkoperen badgeyser met
resten van verwrongen buizen er nog
aan, er lagen kranen bij en er stond
een naaitafeitje op een poot, met uitge
trokken laatjes waarin kleurige garens
en lintjes.
De jongen wist niet of hij moest
lachen of huilen. Hij had ook geen tijd
om dat uit te maken, want opeens ont
dekte hij tussen het groen en half ver
scholen in een geweldig donzen dekbed
een Russische soldaat die lag te slapen
met open mond en de handen onder
het hoofd. Zonder bedenken rende de
jongen weg, takken kraakten onder
zijn voeten, struiken ritselden, maai
bij hoorde alleen het bonken van zijn
hart tegen zijn ribben. De kleine, harde
rode vossebessen sprongen uit zijn
twee manden en rolden weer tussen de
struiken waar ze vandaan kwamen.
Hijgend kwam hij thuis, buiten adem
klom hij de trap op naar hun kamer,
maar toen hij de deur openstootte was
moeder er niet. Hij hoorde wel haar
stem, zacht en bijna zangerig, anders
dan wanneer ze gewoon praatte. Hij
zette zijn half volle manden neer en
opende stil de deur van Inez' kamer.
Moeder lag op haar knieën voor Inez'
bed, Inez zelf lag zo stil en bleek als
Sneeuwwitje. Haar krullen lagen zwart
op het witte kussen. Zij lag met dichte
ogen, maar de wimpers trilden en zij
was dus niet dood.
Moeder lag met twee gevouwen han
den op haar dek en sprak zacht, maar
niet tegen Inez zij bad. „O God, geef
ons de wijsheid, te aanvaarden wat we
niet kunnen veranderen, geef ons de
rust om ons neer te leggen bij wat on
vermijdelijk is, geef ons..,,"
Een beweging van Erlof deed haar
omkijken. Zij stond op en ze kwamen
elkaar op de tenen tegemoet. Haar ge
zicht was nat van de tranen.
„Inez?" zei Erlof. Zij ogen vroegen
de rest.
„Ze hebben haar thuisgebracht, twee
mensen uit het dorp. Ze vonden haar
in een hooiberg op het erf van Gustav
Kranau, zij kon niet meer lopen."
„Inez," Erlof liep naar het bed, „Inez,
wat hebben ze met je gedaan?"
„Niets bijzonders," fluisterde zij, met
een deerniswekkend restje van haar
oude lach in de even geopende ogen.
„Helemaal niets bijzonders...."
„Zal ik voor je spelen? Ik kan dat
menuet weet je wel zonder fouten
voor je spelen." Hij vroeg het gretig.
Zij knikte. „M'n laatste dans," fluis
terde zij.
Erlof speelde langzaam en een beetje
houterig met zijn nog onwillige vingers,
maar hij speelde zijn menuet werkelijk
zonder fouten. Toen hij ophield, dacht
hij bij zichzelf: nu is ze misschien dood.
Ik heb haar uit het leven gespeeld.
Maar Inez stierf pas die avond, heel
ongemerkt.
De tweede dag al kwam er een oude
Pool in haar kamer wonen. Hij had een
lange, grijze baard, een gebogen rug en
vriendelijke ogen. Maar hij sprak geen
woord. Hij bakte een stukje gerookt
spek op een primus, die hij op de vleu
gel had gezet, en hij bracht Erlof- en
zijn moeder zwijgend de helft.
Maar huisvesting was een wonder
lijk ding in deze dagen. Al na een week
werd de oude man, wiens stem ze nog
niet hadden gehoord, er uit gegooid
door twee Russische onderofficieren en
een Pool in uniform, die met papieren
in de ene hand en wapens in de andere
de oude heer er uitjoegen en twee an
dere Polen installeerden; de nieuwelin
gen waren een man en een vrouw,
zware krachtige mensen met kettingen
en armbanden waar ze ze maar konden
hangen en onaangename ogen die scherp
en onbescheiden alles opnamen.Erlof
voelde een rilling van afschuw langs
zijn rug gaan, toen hij ze op het por
taal zag.
„Net twee dikke, vette, verwaande
ratten", rapporteerde hij aan zijn moe
der, die in de groententuin werkte.
Hij was op weg om naar het dorp
te gaan met twee grote manden zwam
men, prachtige steenboleten, die hij
wilde verkopen aan de dorpswinkelier,
een Pool, die de grote levensmiddelen
winkel van Bracher had overgenomen
en die geen kwaad hart had. Als hij
kon, schipperde hij wel een beetje en
gunde de Duitsers ook iets.
Bracher had er vroeger het kleine
postkantoor bij gehad. Nu beheerde de
Poql dat, maar er viel niet veel te be
heren, want voor de Duitsers kwam
geen post door, alle brieven werden te
gengehouden, en voor de Polen kwam
er zelden iets. De Pool maakte het zich
gemakkelijk en legde op de toonbank
in zijn postafdeling eenvoudig alle post
die er was. Wie een brief vond, die hem
paste, nam hem mee. Het systeem werk
te tot nog toe feilloos: alle brieven ver
dwenen.
Erlof moest lang wachten eer men
enige aandacht aan Kern en zijn steen-
zwammen besteedde. Maar toen hij aan
de beurt kwam en hij de grote Pool
met de neerhangende snorrebaarden
pleitend aankeek, werd zijn voorraad
geschat op een half brood en een sala
miworst. De jongen kleurde tot achter
zijn oren, op zó veel had hij nooit dur
ven hopen. Hij stamelde een paar
dankwoorden en stopte brood en worst
in zijn buis onder de afgunstige blikken
van anderen.
„Wacht nog even!" riep de Pool, toen
Erlof zich uit de voeten wilde maken.
De jongen ging wachten in de post
afdeling, die leeg was. Zijn ogen gin
gen over de brieven die daar lagen.
Het waren er een stuk of zeven, en tus
sen al die vreemde namen viel opeens
hun eigen naam hem op: Stojke. Daar
stond het geschreven, geschreven in
grote, ronde letters. Hij durfde de brief
niet openen. Hij kon niet geloven dat
er iets voor hen zou zijn gekomen. Maar
nadat hij er als behekst een tijdje naar
had staan kijken, stak hij toch de hand
uit. Toen hij de brief eenmaal tussen
zijn vingers had, stopte hij hem haastig
weg, bij het brood en de worst.
Stel je voor dat hij van vader was!
Dat vader nog leefde! Maar het was
niet vader's handschrift. Hij herinnerde
zich vader's brieven veel te goed ze
waren geschreven met kleine, nauwkeu
rig gevormde letters om zo veel moge
lijk op het veroorloofde velletje papier
te krijgen. (Wordt vervolgd)
(Vervolg van pag. 1)
De opeenvolgende regeringen heb
ben vooral ten aanzien van de
prijzen het bewijs geleverd, dat
zij de verantwoordelijkheid voor de
prijsvaststellingen zoveel mogelijk
naar het vrije bedrijfsleven willen
verleggen. Vooral oud-minister Van
den Brink heeft zich in dat opzicht
grote verdiensten verworven. Vrijheid
werd gelaten dan, wanneer een zeker
verzadigd zijn der behoeften en vol
doende ruimte in het aanbod aanwezig
waren. Het is op grond van deze over
weging, dat ten aanzien van een be
paalde prijs deze vrijheid nog niet kon
worden verleend, n.l. ten aanzien van
de huurprijs der woningen. Hier is im
mers nog geen sprake van een verza
digd zijn van de markt. Integendeel,
we worstelen nog immer met een te
kort. Als de prijzen zouden worden
vrijgelaten, zou onmiddellijk van de
zijde van de huurders een tegen elkaar
opbieden ontstaan om maar aan een
huis te komen, van de zijde van de
verhuurders minstens de neiging om
te overvragen.
Er zijn dus allerlei morele en posi
tieve rechtsgronden aanwezig om het
huurpeil te blijven beheersen totdat de
woningvoorraad voldoende speling
biedt. Maar dit neemt niet weg, dat
deze situatie de regering naar twee
kanten ernstige verantwoordelijkheden
oplegt, t.w. naar de zijde van de huis
eigenaren en naar de zijde van de
huurders. We beweren niet, dat de re
gering daar niet aan gedacht heeft,
maar een feit is wel, dat talloze, voor
al kleine, huizenbezitters sinds jaar en
dag ernstig door deze politiek zijn ge
dupeerd.
Slechts fiscaal zagen zij de waarde
van hun huizenbezit stijgen, slechts in
hogere rekeningen van schilder, lood
gieter en timmerman merkten zij, dat
de prijzen stegen. De inkomsten uit
hun bezit bleven bij deze stijging ver
ten achter. We hebben nu twee huur
verhogingen achter de rug. Een huis
in de vierde gemeenteklas, dat in 1940
ƒ4.50 deed, steeg via ƒ5.20 in 1951 tot
6.60 in 1954. Een stijging derhalve
met 45 pet. En nu behoeven we nie
mand meer iets te vertellen: dit be
tekent een relatieve en een absolute
achteruitgang van het inkomen der
huiseigenaren.
Nu kunnen we er nog vrede mee
hebben, dat dit als tijdelijke noodmaat
regel moet worden aanvaard. Maar wat
ons niet bevalt is de uitzichtloosheid,
die tengevolge van de huidige rege-
ringspolitiek voor de huiseigenaren en
daarmee voor ons nationale woning-
bezit, minstens voorzover het de oude
huizen betreft, is ontstaan.
We zijn verheugd, dat het Centrum
voor Staatkundige Vorming op morele
en wetenschappelijke gegevens geba
seerd de onrechtvaardigheid van huur
belasting heeft aangetoond. Wat we
niet begrijpen, is het ontbreken van
enige lijn bij de regering in het stre
ven naar wat men uiteindelijk wil be
reiken. Dat streven is duidelijk ge
noeg. Maar waarom mist men de moed
om door te zetten? We zijn het eens
met ieder, die beweert, dat er rust
moet komen in lonen en prijzen. We
menen zelfs, dat de huidige regerings
voorstellen dit doel ook zeer tijdelijk
bereiken, maar he't accent moet dan.
toch wel liggen op het zeer tijdelijke.
Wij blijven er voorstander van, des
noods met een stevige schok, de on
rechtvaardigheden weg te werken. In
een welvaartsperiode is daar de ge
legenheid toe. Bij een onverhoopt ke
ren van het getij is het te laat.