Hardnekkig en opgewekt verset der bisschoppen
Roemrijke historie
ENGELANDVAARDERS
trekken zegevierend
NEDERLAND binnen
Voorspelling van grijze Vorstin werd
werkelijkheid
ARBEIDERSBEWEGING IN OORLOGSTIJD
E
Idealen en daden
v.
WOENSDAG 4 MEI 1955
PAGINA 13
Jchten,
de kerk tegen de terreur
Iingen en hun pakketten konden doen
toekomen.
Een aparte vermelding verdient de
houding der Bisschoppen in verband
met de spoorwegstaking. Een zekere
Heer Schwebel zou de Aartsbisschop
een bezoek brengen om hem over te
halen, zijn bemiddeling te verlenen bij
Duitse pogingen om het verzet te bre
ken. Hij kreeg weer tot zijn stomme
verbazing te horen, dat de Neder
landse regering de staking had afge
kondigd en dat Schwebel dus naar de
Nederlandse regering in Londen moest
gaan om verandering in de situatie
te brengen. Een bezoek aan hem, de
Aartsbisschop, had hoegenaamd geen
zin. Zo werden de heren dan weer en
voor de zoveelste maal met een kluitje
in het riet gestuurd.
Ook in het volgend geval, dat boek-
OP 15 Augustus 1941, toen we dus al anderhalf jaar door de nazi's werden
geringeloord, heeft de commissaris-generaal Schmidt op een bijeenkomst
van de N. S. B. te Utrecht een verklaring afgelegd, die in alle geval
vrecht mocht genoemd worden. Hij zeide letterlijk: „Het nationaal-socialisme
eeJt zowel in Nederland als in Duitsland te strijden tegen drie geweldige
^hten, te weten aan de Oostgrens tegen het bolsjewisme, in het Westen
9en de plutocratie en in het binnenland tegen de Katholieke Kerk". De be-
,entenis, die destijds in alle kranten is verschenen, heeft niet nagelaten, de
eminde gelovigen in hun huiskamers stof tot conversatie te bieden. Men
nikte trots en voldaan. Het was waar, wat Schmidt daar gezegd had, maar
de huiskamer werd wel een beetje anders gereageerd dan op die Utrechtse
"°erUadering, waarde onderhorigen werden uitgenodigd, het vurige besluit te
"emen om de macht der Kerk zo spoedig mogelijk te breken. De adepten van
°hniidt begrepen zo weinig van de stelling, dat wij betere vaderlanders zijn,
f'aarrnate wij betere Christenen zijn; dat wij de nazi's moesten bestrijden, om-
at gelovigen waren; dat de strijd niet alleen negatief was tegen het vlees-
öetüorden kwaad, maar ook vóór het Christendom en vóór het vaderland.
u®® -Bisschoppen begrepen dat des
Ha ter- Geen maatregel hebben de
azi s genomen, of zij vonden de Bis-
Jorf°PPen tegenover zich. Moesten de
oden worden uitgeroeid, het Episco-
hofri' Pr°testeerde en eiste barmhartig-
aan berden de culturele verenigingen
°ngetast, de Bisschoppen zonden een
"YMrig betoog naar Seyss-Inquart en
nibonden zonder verder overleg de
j"enigir.gen. Ten aanzien van de Jo-
die de Duitsers in hun „wereld-
bin.Steling" in de weg stonden, kon
et veel worden bereikt, ten aanzien
er verenigingen heeft Seyss zijn plan-
"b niet volledig uitgevoerd en de discus-
tip ls. bÜ fit de weg gegaan. Meer dan
in* laren zijn verlopen, maar wij her-
top ren ons n°g tal van détails, die
l ®n hartversterkend werkten en de
°°P op de overwinning gaande hielden.
Maar vooral zijn in de herinnering
"lijven hangen die schermutselingen,
daaraan de humor te pas kwam; die
staaltjes van slimme diplomatie,
Waar de Duitsers niet tegen op kon
den. Ziehier een „anecdote", die des
tijds enige hilariteit heeft verwekt.
Duitsers zouden beslag leggen op
de gelden der kerkelijke vereni
gingen. Zjj deden zulke zaken door
gaans onder de hoede van S.D.-revol-
Vers, om de chantage compleet te
faken. En op een goede dag gaven
de bezetters te kennen, dat zij de
8elden der R.K. Militaire Vereniging
°Peisten. Het resultaat was een brief
van het Episcopaat, waarin de heren
duidelijk werd gemaakt, dat de ver-
eniging in kwestie niets met het Epis
copaat te maken had. De brief ging
*elfs zover, dat hij durfde eindigen
fat de volgende zin: „Wij zijn er ten
slotte van overtuigd dat u na ken
nisneming van het bovenstaande het
fat Ons zult betreuren dat u gewag
bebt gemaakt van eventueel door u C*; t I
te vragen bijstand van de Sicherheits- IBÉpSI j
dienst of de plaatselijke politie". JWBHBMS^y
Baarna werden de waardepapieren
van de vereniging in een kluis opge-
borgen tot de bevrijding. De brief was i
6en waagstuk geweest, maar wie niet JjT
was destijds ook een verbod tot I
flecteren in de kerk. Maar u zult
Copp h,erinneren' dat er n00it z°v®el ff" in alle netelige kwesties, waarvoor wij ons in de jaren van onderdrukking
boi. is na verbod. Wij geplaatst hebben gezien, heeft steeds op het juiste ogenblik de stem van het
ehoeven u maar de Bijzondere Noden Episcopaat geklonken, onverschrokken en in het openbaar van de kansel, dui-
Van het Episcopaat in herinnering te delijk en niet mis te verstaan. De krachtige persoonlijkheid van de aartsbis-
r°ePen dip vpip millinenen culdens schop van Utrecht bepaalde daar m niet onbelangrijke mate de toon en de
heef» millioenen guldens strekking van; hij zag heïder het beginsel, dat de koers moest bepalen, en
1 opgebracht, waarvan'er niet een getujgde daar zonder omwegen van; hij was de krachtig klinkende stem van
Duitse handen is terechtgekomen, het katholieke geweten. De adel van zijn geestelijk leiderschap in die jaren is
nadien erkend en geëerd door zijn verheffing tot Kardinaal.
jj,e sfijd was niet gemakkelijk, voor de
'sschoppen niet, maar evenmin voor
e bezetters, die met al hun revolvers
°°rtdurend op dwaalwegen werden ge-
en nooit wisten waar ze aan toe
'aren. Wij herinneren ons nog een
auiëntie bij de Aartsbisschop, enkele
aanden nadat de Ortskommandant
n Utrecht hem een bezoek had ge
acht. De man, zo vertelde Monseig-
delen spreekt ten aanzien van de fris
se opgewektheid, waarmede de Bis
schoppen de vijand bestreden. Een :e-
kere dr. de Haas, die een trawant van
de Duitsers was, zou een onderhoud
hebben met twee paters Carmelieten, die
op het punt stonden naar Duitsland te
gaai. om hun zielzorg te gaan uitoefe
nen onder Nederlanders in dat land.
Het toeval wilde, dat het onderhoud
plaats had de dag nadat van de preek
stoel weer zo'n brutaal stuk was voor
gelezen. Alsof de Bisschoppen nu nog
niet wisten dat Nederland de oorlog
verloren had! Dat wisten ze inderdaad
niet en zij ontkenden het zelfs, „aan
gezien de Duitsers tot dan toe nog
maar een klein stukje van het Konink
rijk der Nederlanden hadden bezet".
Er moet nog altijd commentaar komen
op dit laconieke antwoord
Uit bovenstaande aantekeningen, wei
nig in getal, maar sprekend genoeg,
kan voldoende blijken, hoe ferm en tege
lijk opgewekt het verzet der Nederland
se Bisschoppen is geweest in de oorlogs
jaren. Wie er meer over weten wil,
'leze het boek, dat mag. dr. S. Stokman
O.F.M. heeft samengesteld in het jaar
van onze bevrijding.
Dbg.
Een patrouille van de Irene-Bri gade in een straatje in Nor mandie.
T T et gelukte ons een plaatsje te bemachtigen op een carrier, en onder
Ê~~m een regen van serpentines en confetti maakten wij de triomftocht mes
L J. van onze eigen jongens door de Haagse straten. Zij kwamen handen
te kort, de Brigademannen, om toegestoken handen te drukken en sigaretten
uit te delen Een soldaat vertelde ons: „In Frankrijk, België en Brabant wer
den wij begroet met wijn en vruchten. De mensen hier hebben niets, niets
dan hun dankbaarheid, maar nergens toonde een bevrijde bevolkin„ zich
dan ook dankbaarder dan hier" Zo werd op acht Mei 1945 de intocht van de
Koninklijke Nederlandse Brigade „Prinses Irene" die als eerste geallieerde
onderdeel in de avond Den Haag binnentrok, door een journalist beschreven.
Bijna vijf jaar lang hadden de mawen van deze brigade, de Engelandvaar
ders gewacht op het moment, dat zij zegevierend terug zouden keren in de
residentie van hun land. Hun intocht in Den Haag betekende een roemrijk
einde van een zegetocht van Courseull.es aan de Normandische kust, door de
kop van Frankrijk en België naar Nederland, het eindelijk bevrijde vader
land, waarvoor de mannen van de Brigade hun leven hadden ingezet. Vijf
en veertig man hadden tijdens de opmars hun leven op de slagvelden moeten
laten. De Brigade was vermoeid en gehard Tien maanden strijd had zi)
achter zich. Maar het einddoel was bereikt. Als overwinnaars waren de man
nen teruggekeerd in het land, waaruit zij waren verjaagd.
Ook wij hebben dergelijke Intochten
in verschillende plaatsen van Neder
land meegemaakt. Het waren vreemde,
onwerkelijke gebeurtenissen. Zij gaven
dat gelukkige gevoel van dichterbij
datgene gekomen te zijn. waarin je aan
vankelijk nog maar nauwelijks had
kunnen geloven en waarvan je, na
alles wat je tevoren moest doorstaan,
vrijwel geen verwachtingen meer
had. Doordat je in de praktijk nooit
voor. maar altijd tegen mensen vocht,
werd het je bij elke intocht in een
bevrijde stad vreemd te moede. Je
stond daar in een jeep, uit het mi
trailleurgat van een auto, of op een
Was de beleefdheid zelf, en zijn
;eer was stellig niet onbeleefd ge-
Kasth
jjft' maar als hij nog ergens in de
Plmat woont, zal hij moeten toegeven,
de Aartsbisschop van Utrecht hem
w lt het tegenbezoek heeft gebracht,
Waa
r°P hij toen al zenuwachtig zat te
Monseigneur was eenvoudig
Van plan geweest, de beleefdheid
fbeleefd ver te drijven.
de Duitsers wisten nooit wat
tpn A de hand hadden en telkens stuit-
Jaii J op verrassingen. Met name in
Veru "Hl, toen het R.K. Werklieden-
d®h d bet moest ontgelden. Zij had-
Veh „,ern°men dat een herderlijk schrjj-
PUm ®r bet Werkliedenverbond op het
e tialt 1 uitgezonden te worden. In
de qAIt van 2 op 3 Augustus verscheen
hem ®stapo bij de Aartsbisschop om
trekken sommeren het schrijven in te
de pA1-Dat geschiedde uit naam van
He lipn °mmissar zelf. De somma-
*eh ?n °,p mets uit. De volgende dag,
PreekJjfag, werd de brief van alle
veschik? n' waarover de Bisschoppen
J?°ete voorgelezen. Volgde een
het ni.,van vijfhonderd gulden wegens
Wsü onvol een van pen hevel Het
as viin, °Pv°lgen van een bevel. Het
bi hart v0nderd gulden waard geweest,
Kev01 het verzet toch ook nog erger
n?b°PiDen ge.bad, want de brief der Bis-
P'aren Smg in tienduizenden exem
pt de d°°r het land
e Met tn? van
'Jcemr en uit de g
Maar ekarnpen zÜn teruggekeerd
- de aUur net land en was aanleiding
p biet i?tatie van priesters en leken,
Pcentrnfuit de gevangenissen en
Maar kamPen zijn teruggekeerd.
®ef hm, ds in 1940 hadden de Duit-
v had eerste verbazing te verwerken
tS°r io j ZU met hun Winterhilfe
nu6hde v i8 kwamen. Winterhilfe be-
n?e Nph„ ,gens hen ondersteuning aan
Sï^h^hd 'anders. Maar daar vloog
hu; hort in' nUerminst het Episcopaat,
dn een b goed stelde, dat de Winter-
Vp„ 'bdivifl,,, huwelijke poging was om
dor.611 ib eAiel® liefdadigheid om te to-
Gbb ®n staatsaangelegenheid, waar-
fein Win£h!®!d liefdadigheid te zijn.
de f hefda/A'-he dus, maar des te
dn Mrbeirifw lgtle'd. Ook de Volksdienst,
aN derinv^nst' de Oostcompagnie of
dn 'bsteijj bdse B.S. werden afgewezen
ttiiiMderlanIen die in strijd waren met
tüim af er ie traditie, evenals de kui-
UWonj^ Mndstand, het land- en
OMrl^ HCl Icllia-
herwas, de artsenkamer
opaf
Hc..,,'tholipi fhod om joodse kinderen
Schol Ar» fno Intn»
len tegen de katholieke
n»!iV °£I'en v» scho,en toe te laten, het
sfdn bitslan? Nederlandse arbeiders
der \?teu, t.pt de dwangpositie der
ovnJ.oderla.ni verraderlijk verzamelen
oöicieren enz., het zijn
Nin*8 en 'eidmgen geweest tot
bia„r altijd "^erstoorbaar verzet,
de No .e houriT bet succes verzekerd,
ïfkt dbb'and der Bisschoppen heeft
heidp eb toe» van dag tot dag ge-
fiSlüVa in hn» PbRingen om de ar-
t«ein hebben ia"d te houden waren
dewer^orne*6 Bisschoppen eensys-
beitBn. K va» j Waardoor z(j met me-
honden i? Duitse geestelijkheid
a houden met de banne-
rgens onder in mijn bureau'. Ja, ergens onder
in mijn bureau moet toch die map liggen. Die
map die toen niet in huis mocht blijven, maar
veilig in het huis van een onverdachte vriend toch
zo voor het grijpen lag.
De hele na-oorlogse papierwinkel heeft de span
nende dagen van weleer begraven. Maar daar is-ie
dan. Er liggen nog een paar afrekeningen in ten
behoeve van Schutte, de beheerder van het fonds
voor Bijzondere Noden. Daar ligt het eerste plan
Stokman, het conceptreglement voor de Raad van
Vakcentralen, notities over het plan Stikker, allerlei
brieven van toen zo moeilijk bereikbare vrienden,
en wat niet al! Vijf jaar oorlog in een slordige map,
vier jaar R.K. Werklieden Verbond-in-catacombentijd.
Als je zo eens bij een zeldzame gelegenheid die map
weer in handen krijgt, zit je in Eindhoven weer te
vergaderen met de vijf Diocesane secretarissen over
de vraag of er niet een vorm is te vinden om het
Credo Pugno-werk door te zetten. Of zit je in de ge
zellige kamer van Pater Stokman te luisteren naar
de verdediging die de auteur levert op zijn rapport
„De Katholieke Arbeidersbeweging In Nieuwe Banen."
„Maar jongens laten we nu goed afspreken: als
er gebeld wordt, gaan v.d. Brink en Schutte door de
pastorie naar de kerk, de anderen moeten een plaats
je zoeken in de gewelven en De Bruijn kan gerust
hier blijven, want we mogen toch als oude vrienden
samen wel een babbeltje maken."
Zo ging het in de pastorie van Oudwyk, zo m het
huis van De Bruijn, zo bij pastoor van Leeuwen of
bij Monseigneur van Schaik, maar altijd was er de
nerveuze spanning, onder meer opgeroepen door de
herinnering aan vrienden in gijzeling en concentratie
kamp.
Maar welke macht, welk bruut geweld kan levend
vertrouwen en oprecht idealisme breken?
Er werd gebouwd in die dagen. Aan de toekomst
van na-oorlogs Nederland, aan de verbetering van
een algemeen welvaartsbeeld, waarin de vrede zqn
stempel zou drukken niet alleen op de internatio
nale verhoudingen maar op de allereerste plaats
op de Nederlandse samenleving. Toen het ..plan
Stikker" een wat rijpere vorm kreeg en al een
enkele keer bij zijn aanstaande doopnaam „Stich
ting van de Arbeid" werd genoemd, groeide de
overtuiging, dat de maatschappelijke verhoudingen
in het na-oorlogse Nederland staking en uitsluiting
voorgoed naar de geschiedenisboeken zouden ver
wijzen. De medezeggenschap via de P.B.O. zou
een kwestie van luttele jaren zijn! Maar de nuchtere
Andriessen waarschuwde nadrukkelijk tegen een
teveel aan optimisme en vooral tegen een ontwaar
ding van de vakbeweging, toen een illegale brochu
re van Henricus (Henri Hermans) de vakorgani
saties wenste te zien als secties van de stands
organisaties. Ook het rapport Stokman moest om
een ongeveer gelijkliggende reden nogal drastisch
worden gereviseerd.
Elke poging om vier jaar overleg samen te vatten
in een paar kolommen tekst, moet het manco van
incompleetheid vertonen. Maar het heeft zin om na
tien jaar eens na te gaan wat er terecht kwam van
de vier punten, die het illegale overleg van de lei
ders der Katholieke Arbeiders Beweging in zo ster
ke mate beheersten. Deze vier punten waren:
1) De Katholieke Arb. Beweging in nieuwe banen;
2) De verhouding tussen Katholieke Actie en het
lekenapostoiaat van de Arbeidersbeweging;
3) De Stichting van de Arbeid;
4) De Raad van Vakcentralen.
eeds voor de oorlog leefde in de kringen van
het R.K. Werklieden Verbond het verlangen
Er moest een Beweging komen van alle Neder
landse arbeiders, die alle belangen zou kunnen be
hartigen en waarbjj voormalige tegenstellingen ge
heel tot het verleden zouden gaan behoren. Die ene
Beweging was er, vanaf het moment dat het be
sluit werd genomen. Wanneer een arbeider zich voort
aan zou melden als lid van de K.A.B. dan deed het
niet meer terzake of deze aanmelding geschiedde bij
een K.A.B.-afdeling dan wel rechtstreeks bij een vak
organisatie: hR werd lid van een totale Beweging
die twee soorten uitvoeringsorganen kende, n.l. vak
bonden die zijn belangen als bedrijfsgenoot zouden
behartigen en diocesane Bonden, die voor het alge
meen materieel en cultureel welzijn werden verant
woordelijk gesteld.
Wanneer we nu zo achteraf de genomen besluiten
nog eens overwegen, blijven we de stellige over
tuiging toegedaan, dat het zó, goed was. Maar tevens
ontdekken we een nieuw bewijs voor onze mening,
dat overtuigingen, meningen en inzichten niet bij
besluit kunnen worden veranderd. Te lang was het
onderscheid tussen vakorganisatorische en standsor-
ganisatorische arbeid voorgesteld als een tegenstel
ling. Wederzijds heeft het in de geschiedenis van de
Beweging vaak ontbroken aan een ernstig pogen
elkanders arbeid in het juiste licht te zien. Onder de
mensen van de standsorganisatie zijn er zonder enige
twijfel geweest, die zich het Bisschoppelijk verwijt
uit het Mandement 1954 t.a.v. het valse spiritualisme
zouden mogen aantrekken. Te lichtvaardig kwamen
zij soms tot verwijten aan de vakbeweging van al te
materialistische neigingen. Omgekeerd heeft de ge
schiedenis leiders van de vakbeweging doen kennen,
die maar al te grif bereid waren te veronderstel-
naar een oplossing voor de altijd maar durende
moeilijkheid van het wederzijds verplichte lidmaat
schap tussen stands- en vakorganisatie. Toen op 20
November 1945 het R-K. Werklieden Verbond zijn
eerste wetgevende vergadering hield, was er dan
ook geen verschil van mening over deze voortreffe
lijke zijde van het in de oorlog gereedgekomen, plan
tot algehele reorganisatie van de Beweging.
len, dat het standsorganisatorische werk slechts mo
gelijk was bij de gratie van de vakbeweging, en
dank zij Bisschoppelijke beslissingen. De noodzaak
om in de na-oorlogse jaren een veel meer dan nor
male aandacht te schenken aan industriële ontwilc-
keling, stijging van de productiviteit en, onmiddellijk
daarmee verband houdend, zorg voor het materiele
welvaartspeil van de arbeiders, deed het accent,
althans naar buiten, in niet geringe mate voorna
melijk op de K.A.B. als vakbeweging vallen.
Althans naar buiten, naar binnen was tijdig het
gevaar afgewenteld dat de réchtstreekse apostolaats-
taak van de Beweging zou worden overgeheveld naar
andere nieuwe organen, die los van z.g. materiele
instituten hier een taak zagen onder rechtstreekse
leiding van de Kerk. De in de oorlog gegroeide
„Bijzondere Zielzorg" was op zich reeds een voort
zetting van de vooroorlogse Credo Pugno-activiteit,
en genoot als zodanig de zeer bijzondere steun van
de Aartsbisschop van Utrecht. Onwaardeerbaar zijn
vooral de verdiensten die Pastoor F. M. J. van
Leeuwen z.g. zich in dit opzicht heeft verworven.
De K.A.B. kon en kan zich thans met recht bleven
presenteren als een instituut dat in elk van zijn
daden een uiting ziet van leken-apostolische «ver.
Hetzij deze activiteit vakbondswerk heet of de vorm
heeft van het huisbezoek dat een Credo Pugno-man
brengt bij een van de Kerk afgedwaalde kameraad.
Nauw met de omgroeiende maatschappelijke ver
houdingen verbonden is het vraagstuk van de structuur
der Katholieke Sociale Organisaties in Nederland.
Het wordt steeds duidelijker dat, met behoud van
een welhaast totale taak, deze structuur zich zal
moeten voegen naar de eisen die de moderne tyd
stelt. De commissie-Beaufort is een van de duide
lijke symptomen.
In een „Nadere toelichting van het reglement van
samenwerking" (van de Raad van Vakcentralen)
werd ergens opgemerkt, dat de P.B.O. wel eens
langer op zich zou kunnen laten wachten dan de
optimisten uit die dagen vermoedden en hoopten.
Deze nuchtere klank is volop bewaarheid. Wel vieren
we binnenkort he* eerste lustrum van de wet op de
P.B.O. maar het practische resultaat beantwoordt
nog immer niet aan hetgeen werd verhoopt. Zonder
twijfel is de Stichting van de Arbeid een uiterst
waardevol instituuta Het prachtige gebaar dat op de
dag van de bevrijding zelf werd gemaakt in het
bekende „Manifest aan het Nederlandse Volk" heeft
niet nagelaten een ontzaglijke invloed te hebben
op de arbeidsbereidheid van de arbeiders enerzijds,
op de sociale gezindheid van de werkgevers ander
zijds. Naast of liever gezegd boven de Stichting
groeide het wettelijk orgaan de Sociaal Economische
Raad als topinstituut van de Publiekrechtelijke Be-
drjjfs Organisatie. Het is uiterst interessant en leer
zaam na te gaan hoe de verhouding tussen deze twee
instituten is geworden. Hun werkwijze immers is
nogal belangrijk verschillend. Dat kan ook moeilijk
anders, omdat de Sociaal Economische Raad een
wettelijk orgaan is met vijftien kroonleden en wat
zich dus nogal heeft te interesseren voor formele
procedure-kwesties en juridische overwegingen, ter
wijl de Stichting het vrije orgaan van vrije maat
schappelijke organisaties het symbool blijft van het
verlangen naar eenstemmigheid op het gebied van
de arbeidsverhoudingen. Het blijft inmiddels be
vreemding wekken dat er in de P.B.O., juist on
danks die Stichting van de Arbeid en ondanks die
S.E.R., maar niet meer schot komt. Ook ten aanzien
van dit punt mogen wij herhalen hetgeen we boven
in ander verband zeiden: een mentaliteit wordt niet
bij decreet gewijzigd. De daden van de Arbeiders
Vakbeweging waren een duidelijke demonstratie van
de bewviste wil mee te werken aan de volledige her-
rijzing van Nederland, natuurlijk ook ten voordele
van hun leden. Maar het is duidelijk dat deze men
taliteit bij de arbeiders, die vooral ook een demon
stratie is van hun verantwoordelijkheidszin, een ant
woord moet ontvangen in een toenemend vertrouwen
in de werkgeverswereld. Het beste antwoord is een
spontanere medewerking aan het tot stand komen
van bedrijf- en productschappen.
Het is uiteraard te betreuren, dat de met zo
veel enthousiasme begroete Raad van Vakcentra
len door een tragisch misverstand is verdwenen.
Het gesloten optreden van de bona-fide vakorgani
saties was voor de arbeiders een voortdurend be
wijs, dat hun leiders de juiste koers vaarden. Er
was immers niet aan te ontkomen met een situatie
van gebonden lonen en gebonden prijzen, dat het
beslissende overleg zodanig in de top moest plaats
vinden, dat de gewone man vaak het gevoel kreeg,
dat over hem maar zonder hem werd beslist.
Wanneer er nu vaak twijfel en onrust groeit, wordt
dit mede veroorzaakt door het feit, dat soms de
indruk wordt gewekt alsof de vakcentralen tegen
elkaar willen opbieden. Wanneer dit zo zou zijn,
spreekt het vanzelf dat de objectiviteit uit het oog
wordt verloren. Dit neer te schrijven sluit de
wens in naar het herstel van een onmisbaar sa
mengaan.
Nieuwe mappen stapelen zich op bijna vergeten
dossiers. Nieuwe vraagstukken presenteren zich dag
na dag. Maatschappelijke vormen wijzigen zich; men
selijke verhoudingen ondergaan veranderingen. Maar
één duidelijkheid bleef en blijft: het christelijk maat
schappij-ideaal vindt steeds concreter vorm, de arbeid
aan het katholiek-sociaal program vordert. Wanneer
het straks op de uitvoering ervan aankomt zal ge
steund moeten kunnen worden op mensen met ver
standelijk inzicht, met een warm hart, met tot arbeid
bereide handen. Onze grote standsorganisaties, die
op zovele terreinen reeds vruchtbaar samenwerken,
mogen hier het gebied vinden wat altijd bindt: de
eerlijke liefde van mens tot mens, die uit God stamt
en in de naaste zijn object vindt. Christelijke zin,
karaktergrootheid en gezonde materiële zorg z«n
synoniemen welke tegelijkertijd in gezonde katholiek-
sociale organisaties gediend worden. En in dat op
zicht werd in tien jaar t«d ^ZWANIKKEN
tank, trots als een kind dat gehuldigd
wordt omdat het harder dan al zijn
vriendjes heeft gelopen, blij omdat
jij het tenslotte was die de mensen
aan een aanleiding tot uitzinnige
vreugde had geholpen, en bedroefd
omdat die vreugde zo kennelijk was
geboren uit de grofste ellende, o ndat
zij werd gevoed door de angst die
nog steeds in de mensen knaagde, de
zelfde angst die een soldaat dapper
doet zijn, de vrees dat het allemaal niet
waar zal blijken te zijn, dat je maar
meent te leven, terwijl Je al dood bent
of het onmiddellijk zal gaan. Bevrijd
te worden is als ontwaken uit een
bange droom en verliest zijn glans
zodra men weet dat de gruwelen van
de nachtmerrie voorgoed voorbij zijn.
Die blijven dan slechts leven in de
herinnering, die er toch steeds weer
naar terug verlangt, met een vreem
de wreedheid, omdat het beleven, het
intens beieven, onverschillig of dat ge
luk of smart is, ondanks alles een
hunkering achterlaat.
Een soldaat vertelt nauwelijks
Een soldaat kan nauwelijks uit zijn
persoonlijke krijgsgeschiedenis verha
len. Hij vertelt meer over zijn oplei
ding, over de misère en het plezier
daarvan, dan over de periode, waarin
hij die opleiding waar heeft moeten
maken. De indolentie die op het slag
veld over hem komt, blijkt hem nadien
bil te blijven. Het lijkt of hij er niet
persoonlijk is geweest, maar slechts
een deel van hem. dat was opgenomen
in een ander geheel. En iedereen die
hem erover ondervraagt, gaat eraan
twijfelen of de man werkelijk wel Iets
heeft meegemaakt. Maar wie eens ooit
na aan de dood is toe geweest kan
later evenmin vertellen hoe hij zich
voelde en het slagveld is tenslotte
weinig anders dan een ziekenzaal waar
de met de dood getekenden afwachten
of zij eruit zullen lopen dan wel zul
len worden gedragen. De drang om
tot de lopenden te behoren drijft hen
tot een zo volledige concentratie op
zichzelf, tot een zo dierlijke drang naar
zelfbehoud, dat hun bewustzijn vrijwel
wordt uitgeschakeld. Wie zich bewust
blijft, krijgt ofwel een shock, of blijft
er in.
Daarom wellicht blijft het verhaal
over de krijgsverrichtingen van de
Koninklijke Brigade Prinses Irene een
droge opsomming van feiten, geen ke
ten van heldendaden, van werkelijke
of vermeende wapenfeiten. Op 11 Ja
nuari 1941 werd in Congleton in Ches
hire de brigade opgericht. Zij telde
in haar gelederen manschappen
uil alle delen van de wereld, die op
alle mogelijke en schier onmogelijke
manieren naar Engeland hadden weten
uit te wijken. Een half jaar later ont
ving de brigade uit handen van Ko-
ninging Wilheimina een vaandel.
„Op dit vaandel is aangebracht de
naam van mijn kleindochter Prinses
Irene, het Petekind van de weer
macht, wier naam ik met volle in
stemming van haar ouders aan de
Brigade geef. Vertrouwend op God,
onze onbuigzame wil en de over
winning van onze bondgenoten, zal het
u gegeven zijn eenmaal als zegevie
rende bevrijders van Nederland met
dit vaandel de Nederlandse bodem
te betreden". En met deze woorden
van de grijze vorstin ontving de bri
gade een naam. die ook thans nog
in onze strijdkrachten voortleeft.
Vuurdoop aan de Ome
In het beroemde Engelse opleidings
centrum Wolverhampton werd de bri
gade opgeleid voor de strijd. Jaren
wachten volgden, tot in de zomer van
1944 de gelederen werden versterkt
met ruim honderd officieren, onderof
ficieren en manschappen van het Korps
Mariniers. En op acht Augustus, twee
maanden na D-day, landden de man
nen van de brigade op de Normandi
sche kust in de buurt van Courseul-
les. Kolonel A. C. de Ruyter van Ste-
veninck droeg het commando. Vier
dagen later onderging de brigade de
vuurdoop in stellingen aan het rivier
tje de Orne. Van dat moment af is
de brigade in vele belangrijke gevech
ten gewikkeld geweest. Op verrassende
wijze werd Pont Audemer genomen
en weinig tijd later lagen de mannen
in stelling aan de Seine, even ten Wes
ten van Rouaan. Vandaar ging het
België in. Even deelden de mannen
in de feestelijkheden in Brussel en
daarna rukten zij op naar Beeringen
aan het Albertkanaal. In de opmars
naar die plaats viei de troep in een
Duitse hinderlaag tussen Leuven en
Diest. Dat was een prelude op verbit
terde gevechten die bij Beeringen
moesten worden geleverd.
Bij de" geallieerde doorstoot door
Zuid Nederland volgde de brigade
de Britse legertros op de voet. Men
vond Nederlandse militairen in Gra
ve, later bij Oirschot, in Tilburg, la
ter in Zeeland, waar een Duitse lan
ding op Noord Beveiand wera afge
slagen. En op Dinsdag 8 Mei 1945
trokken de mannen als overwinnaars
Den Haag binnen.
Het Nederlandse e-andeel aan de ge
allieerde "trijd was toen reeds danig
uitgebreid. Vier bataljons Stoottroe
pen waren opgericht uit de gelede
ren van het verzet. Nauwelijks bewa
pend, slecht geüniformeerd hadden
ook deze mannen hun deel in de strijd
in Brabant en Limburg gehad Zij
trokken later met de Britse legers
Duitsland in, toen voor de brigade
Prinses Irene de strijd voor een goed
deel reeds gestreden was. Anderen
hadden als tolken en gidsen plaats ge
nomen in de geallieerde gelederen. Bij
elk onderdeel van de grote geallieerde
legertros vond men Nederlanders, die
door hun talenkennis raag in dienst
werden genomen.
Tradities leven voort
Op 13 Juli 1945 hield de Brigade
Prinses Irene in naam op te bestaan.
Op die dag vond op de binnenplaats
van de Prinses Julianakazerne in Den
Haag de afscheidsparade plaats. Prins
Bernhard hechtte de versierselen van
de Militaire Willemsorde Vierde klasse
aan het vaandel en sprak: „Gelukkig
zullen de tradities, welke gij in maan
den van strijd op het continent hebt
verworven, niet verloren gaan. Uit
de brigade zal onder meer gevormd
worden de kern voor het Regiment
Prinses Irene, een regiment dat om
Uw vaandel zal worden gevormd en
op uw traditie zal voortbouwen"
Dit regiment, dat in het voorjaar
van 1946 werd opgericht en als
standplaats Arnhem kreeg, heeft
zich belangrijk onderscheiden tijdens
de politionele acties in Indonesië.
En het was op 1 Juni 1948 dat HJK.H.
Prinses Juliana, Regentes van het
Koninkrijk en In deze optredend na
mens IL M. Koningin Wilheimina,
het regiment verhief tot Garderegi
ment, om daarmee de bijzondere be
trekking, waarin dit regiment tot het
Koninklijk Huis staat, meer reliëf
te geven.
Onderdelen van de
Irene-Brigade kort na
Normandië.
de landing op het strand van