interesse meer voor
Jacoba hoofdhaar
Afgedankt na eeuwenlange
dienst hoog in de lucht
PROGRAMMA KONINKLIJK
BEZOEK AAN SURINAME
Mevrouw Sispera uit Praag
in Engeland teruggekeerd
Het grote publiek eist een
leven „vermooid" voorstelt
kunst die bet
ISEu'
JÊÊsSii.
Alleen tussen de
Manieristen
V
Met vliegtuig vol Britse journalisten
Via Schiphol naar
Londen
IN TWEEGESPREK MET DE TIJD I)
Maar de moderne dichter zoekt eerder
de waarheid dan de schoonheid
literaire kroniek
ZATERDAG 16 JULI 1955
PAGINA 7
mmËmmmm
#fr
Dezer dagen werd het secretariaat van het Rijksmuseum opgebeld:
„U spreekt met de secretarie van Nijmegen. Kunt U ons ook het
adres opgeven van de Nijmeegse beeldhouwer Johan Gregor van der
Schardt?" „Dit moet een misverstand wezen", antwoordde lichtelijk
verbaasd het Rijksmuseum. „Nee", zei Nijmegen, „wij hebben gelezen,
dat Van der Schardt bij U exposeert. En omdat wij belangstelling
hebben voor onze plaatselijke kunstenaars, zouden wij gaarne zijn
adres vernemen." „Het spijt ons", antwoordde het Rijksmuseum,
„maar dan bent U 350 jaar te laat. Van der Schardt behoort tot de
zestiende eeuwse Nederlanders, wier werk is te zien op de tentoon
stelling van deze zomer: „De Triomf van het Manierisme". Dit tele
foongesprek is historisch en als wij er hier van gewagen, is het vooral
niet om Nijmegen onaangenaam te zijn, maar om te illustreren,
welk een exceptioneel gezelschap Nederlanders zich bevindt onder
de Manieristen, voor korte tijd bijeen gebracht in het Rijksmuseum.
Want er zullen er niet zo heel velen zijn, buiten de kring der kunst
historici, voor wie namen als Johan Gregor van der Schardt, Van
Mander, Cornells van Haarlem, Spranger, Jan Nagel bepaald ver
trouwd in de oren klinken.
moeite om tot* en wij hadden even
toug te keïen zestiende eeuwers
Mm*
A.
Rubberstichting naar
Indonesië
Prinsessen Beatrix en
Irene te Beilen
HET MUSEUM verandert
per generatie
9
Van hoog op de St. Jan neergedaald in de krochten van het Rijksmuseum.
Het is een eigenaardige sensatie om
buiten de uren van bezoek over de ten
toonstelling te dwalen, die thans in het
Rijksmuseum gehouden wordt. Wij wa
ren gekomen om de depots te zien, de
kelders en zolders, en hadden de voor
keur gegeven aan het late uur, in de
verwachting van allerlei geheimzinnig
heden, die zich aan ons zouden voor
doen: rariteiten, brokstukken vergane
glorie, sinds jaren aan het oog onttrok
ken kunstbezit, misschien wel een soort
kamertje van Blauwbaard, waar wij
heel even ssst! om de hoek zouden
mogen kijken. Wat weeft de verbeel
ding geen legendes rondom de verbor
genheden van een museum, de aflegger
tjes der publieke gunst, gekelderde
schoonheid, die nooit meer aan het
daglicht treedt. De algemeen secretaris
van het Rijksmuseum, de heer Ton Koot.
had zich bereid verklaard ons in die
wereld binnen te leiden, nochtans zonder
verantwoording voor onze decepties. En
zo is hij ons voorgegaan, die avond, met
sleutelbossen rammélend als een cipier,
een eindeloos aantal deuren openend en
sluitend. Op een gegeven ogenblik ston
den wij toen op de grote tentoonstelling,
en omdat Ton Koot ergens verderop
iets met het licht moest organiseren,
bleven wij alleen.
Wij zijn even gaan zitten in het
zaaltje met de Nederlanders, de zes
tiende eeuwers, die in die rumoerige
tijd weggezworven, veel hebben ge-
werkt aan buitenlandse hoven, en wier
oeuvre hier nu voor het eerst was
weergekeerd en samengebracht: plas
tieken, schilderijen, tekeningen, hout
sneden, etsen. Het had iets van een
reünie, van deze in hun vfdfj'a"d
vrijwel onbekenden, allemaal tijdge
noten, die elkaar ook bij het leven
kunnen hebben ontmoet. Wij hebben
ons eens laten vertellen en wij ge
loven het oprecht, dat aan elk stuk
werk van een kunstenaar iets van
hemzelf blijft leven, het als het ware
met een magnetisch veld omringt, een
blauwe dampkring, waarin zich de
geest laat ademen. Zo zaten wij daar,
na alles te hebben bekeken, en onder
gingen als het ware de aanwezigheid
der mensen zelf, iets van de eeuw om
ons heen, waarin zij hadden geleefd.
Het was heel stil tussen al die figuren
ïerelen' van ver klonk gedempt
^raatrumoer, en opeens de stem
blauw «Car¥on hÜ de toren: In een
grote u ,kiel draaide hij het
grote wiel. Het viel er een heetie
Toen hebben wij persoonlijk afscheid
genomen van Van der Schardt, Blol-
maerts, Jan Nagel, dankbaar voor dat
kostelijk moment in hun kring en ziin
verder gewandeld, huiverig van eer
bied door het kabinet der Greco's om
plotseling voor een vijver te staan,' een
waterpartij midden op de tentoonstel
ling. De boorden bleken met groen oe-
plant, en gestoffeerd met bronzen rivier
goden, argeloos spelende knaapjes en
felle brakken van honden. Aan net
hoofd van de vijver verhief zich een
machtige vrouwengestalte: Bavaria zel
ve, regelrecht uit München, onder de
attributen aan haar voet inderdaad iets
als een biervat. Een leeuwenkop in de
sokkel spoog een dun straaltje water en
dat rutselend klein gerucht rondom
de eenzaamheid verplaatste ons in een
droomtoestand, een wonderlijke erva-
ring, die wij wel eindeloos hadden wil-
len rekken. Maar de museum-secretaris
stond weer voor ons en herinnerde ons
aan het doel van ons bezoek: de depots.
En zo hebben wij onze tocht hervat,
wederom deur in deur uit, trap op trap
af, door Derde Man-achtige gangen en
halfduistere krochten
Laten wij direct vertellen: kelders
heeft het Rijksmuseum eigenlijk hele
maal niet. Pas in de dertiger jaren is
uit voorzorg een scherfvrije ruimte
ingericht, terwijl in beide binnenplaat
sen een enorme betonnen bak is ge
hangen, waaronder zich een flinke
bergplaats bevindt. In die van de
Oostelijke binnenplaats, waarboven
zich de grote tentoonstelling uitstrekt,
vonden wij inderdaad wat onze ver
beelding had gezocht: beeldhouwwerk,
bouwfragmenten, koppen en bustes
van grote mannen, doopvonten, stenen
doodkisten, in lichtelijk chimerische
chaos dooreen. Hooggekraagde Bilder-
dijk troonde er naast een zwaar be
stofte, blank marmeren maagd, Alber-
dingk Thijm hurkte aan de voet van
een Griekse herdersknaap, terwijl een
Karolingische Koning, gekroond en
met wijde mantel, zich duidelijk van
hem had afgewend, thans zijn hulde
betuigend aan het borstbeeld van Leo
de Dertiende. Heraldische leeuwen
zaten en lagen er in alle mogelijke,
zinloos geworden imponeerhoudingen.
De doedelzakblazer van de St. Jan,
afgedankt na eeuwenlange dienst,
hoog in de zonnige lucht van Bra
bant, school hier mistroostig in zijn
sombere krocht.
Dit waren dan de geheimen van het
Rijksmuseum en hiermee hebben wij
het moeten doen. Ja, alleen nog op de
kamer van dr. R. van Luttervelt, de
andere morgen, toonde ons de conser
vator een laag plat kistje, met een dek
sel van glas en verdeeld in twee grote
en twee kleinere vakken. In de laatste
bevonden zich minieme overblijfselen,
gevonden in de graven van Piet Hein
en Evertsen, de grote vakken bleken
allebei mensenhaar te bevatten, peper
en zout van Prins Willem de Vierde,
golvend rossig, met een enkele zilveren
draad, van Jacoba van Beieren. Jacoba's
haar is op het eind van de achttiende
eeuw gevonden in de grafkelder, waar
zij ter ruste werd gelegd, oo het Binnen
hof onder de Franse kerk, die toen
plaats moest maken voor de gebouwen,
waar thans Waterstaat is ondergebracht.
Men bekijkt Jacoba's haar met toch een
lichte ontroering, ooit het sieraad van
een jonge, immers nog pas zes en dertig
jarige vrouw, het dunne grijs er hier
en daar doorheen, de herinnering aan
haar zorgen en strijd, vijf honderd jaren
terug.
Gipsfijd is voorbij
Dit ISeen der weinige klassieke
rariteiten, welke het Rijksmuseum
bezit en dr. van Luttervelt liet het
ons alleen maar zien als bewijs hoe
de smaak der generaties zich wijzigt
en verschuift. Heel de combinatie van
deze relieken in een kistje onder glas
eetuigt van een visie op het museum,
die reeds lang verleden tijd is. Zo zal
men zich misschien nog herinneren,
dat tot 1920 toe de Nachtwacht was
opgesteld in een zogenaamd histori
sche entourage, met schuttersemble-
men en schuttersattributen, hellebaar
den, haakbussen, terwijl er een kast
bij behoorde, zogenaamd uit de zeven
tiende eeuw, maar in werkelijkheid
vangips. Het gips heeft trouwens
lange jaren een grote rol gespeeld in
het museum. Om het beeld van de
kunsthistorische ontwikkeling zo vol
ledig mogelijk te doen zijn, vulde men
het ontbrekende aan uit gips. Heel
deze collectie, die ooit het aspect van
het museum heeft beheerst, is later
afgestaan aan het Museum van repro
ducties van Beeldhouwkunst in Den
Haag.
Elke tijd stelt andere eisen aan een
museum, wat betreft de opstelling, de
kleuren van het fond, de hoeveelheid
en de keuze van het geëxposeerde. En
niets is minder stabiel dan de waar
dering van het kunstlievend publiek.
Zo stonden kort na de Napoleontische
tijd de Vermeer's heel bescheiden geno
teerd, ziet men vandaag een duidelijke
verschuiving in de interesse van Michel
Angelo naar Donatello, slaat men sinds
kort in Amerika de Franse impressio
nisten hoger aan dan onze zeventiende
eeuwers. In de Baedeker van 1905 wor
den de Greco's bii Toledo «zelfs niet ge
noemd. In de begintijd van de musea,
van Napoleon af tot diep in de negen
tiende eeuw, lag de nadruk op het ro-
mantisch-historische, na omstreeks tach
tig uitsluitend op de kunstwaarde, zodat
men zeufs zover ging, de vermelding van
hetgeen een schilderij voorstelt weg te
laten, omdat het de aandacht maar zou
afleiden. Hier zijn de kunsthistorici al
lang weer van teruggekomen, acht "j011
kennis van tijd en situatie voor de be
oordeling van een kunstwerk van niet
minder belang.
Inderdaad heeft het Rijksmuseum
drie tot vier duizend schilderijen in
depot, zoals ook grote hoeveelheden
meubelen, gebruiksvoorwerpen, cera
miek, maar dit vormt alles een onmis
bare reserve. Want het bezit van een
museum is voortdurend in beweging,
al merkt het publiek hier maar wei
nig van. Om te beginnen wordt mate
riaal afgestaan voor per jaar wel 60
tot 70 tentoonstellingen, of moeten
stukken tijdelijk verwijderd worden
voor schoonmaak of restauratie. En
omdat er geen lege plekken mogen
ontstaan, worden de opengevallen
plaatsen vanuit het depot aangevuld,
zoveel mogelijk in de geest van het
afwezige. De belangrijkste taak van
het depot is echter een wetenschap
pelijke: bron van studiemateriaal, die
regelmatig wordt geraadpleegd. Ook
lijsten zijn er bij honderden in depot,
in alle maten en stijlen. Zij zijn on
misbaar bij het inrichten van grote ex
posities, waar schilderijen van overal
afkomstig een harmonisch geheel
moeten vormen.
Zo is de avondlijke rondgang door
het doodstil museum niet rijk geweest
aan sensatie. Is alles wat hier nu staat
en hangt verzekerd, hebben wij Ton
Koot gevraagd. Het materiaal van el
ders, op de grote zomertentoonstelling.
Een der weinige rariteiten in het Rijks
museum: kistje met het haar van Wil
lem de Vierde en Jacoba van Beieren
rechtsen stoffelijke resten van Piet
Hein en Evertsen.
H.M. de Koningin en Z.K.H. de
Prins der Nederlanden zullen tij
dens het bezoek aan de West naaan
komst in Suriname Per„_1i
„Willem van der Zaan" op 27 Octo
ber Paramaribo binnenvaren, waa^
zij hun intrek zullen nemen in het
gouvernementshuis, 's Avonds wordt
in de achter dit huis gelegen tuin
een receptie gehouden.
De volgende morgen, Vrijdag 28 Oc
tober, is er een kranslegging bij het
dodenmonument en een korte rijtoer
door de stad. Vervolgens vindt een ont
vangst plaats in een plechtige buiten
gewone vergadering van de Staten van
Suriname. De morgen wordt besloten
met de opening en bezichtiging van de
jaarbeurs. Des middags bezoekt de
vorstin enkele sociale instellingen; de
„nns zal de Amstelbrouwerij openen.
Des avonds wordt een culturele avond
bijgewoond.
Zaterdag 29 October zal een tocht naar
Kabel en Brokopondo worden onder
nomen.
Zondag 30 October is bestemd voor de
kerkgang en rust. Alleen vinden des
middags demonstraties van verschillen
de bevolkingsgroepen plaats 's Avonds
scheept H.M. zich in naar Moengo, waar
zij de volgende morgen, Maandag 31
October, aankomt. De Prins zal inmid
dels een tocht naar het Matapicagebied
maken.
Maandagmorgen zal de Koningin, na
een kindercantate te hebben aangehoord,
een bezoek brengen aan de bauxieton-
derneming van de Alcoa en het arbei
dersdorp. 's Middags maakt H.M. een
tocht naar Albina aan de Marowijne-
rivier, waar de bauxietmijn wordt be
zichtigd. 's Avonds wordt ingescheept
in een schip der bauxietmaatschappij,
naar Alkmaar. De nacht wordt aan
boord doorgebracht; ook de Prins reist
naar Alkmaar.
Dinsdagmorgen, 1 November, gaat de
Kóningin naar het kinderhuis Alkmaar,
waarna de reis wordt voortgezet naar
Marienbrug voor een bezoek aan de sui
keronderneming van de Nederl. Handel-
Maatschappij. Des middags wordt de
bauxietmijn van de Billiton Maatschap
pij bij Onverwacht bezichtigd. Daarna
keert men per auto naar Paramaribo te
rug; des avonds zal H.M. een vergade
ring van de raad van ministers bijwo
nen.
De ochtend van Woensdag 2 Novem
ber is bestemd voor bezoeken aan ver
schillende instellingen in en om Para
maribo. De Prins zal het Prins Bern-
hardfonds in Suriname instellen en de
onlangs verleende zilveren anjer aan
pater G. W. M. Ahlbrinck uitreiken, In
de namiddag schepen Koningin en Prins
zich in, waarschijnlijk op H.M.'s „Wil
lem van der Zaan" voor een reis naar
Nickerie.
Donderdag 3 November worden Nicke
rie en Wageningen bezocht. O.m. zal de
Prins Bernhardpolder worden bezich
tigd De volgende morgen, Vrijdag 4 No
vember, begeeft de Koningin zich naar
Coronie'; de Prins maakt die dag een
visexcursie naar het Coesewijnegebied.
Zaterdag 5 November wordt in Lely-
dorp het landbouwproject bezichtigd.
In de middag zal de jeugd in Parama
ribo voor de hoge bezoekers demonstra
ties geven. De dag wordt besloten me
een officieel diner. _v,™
De volgende dag. Zondag 6 November,
zullen H.M. en Z.K.H. een kerkdienst
bijwonen. In de namiddag zullen de Ko
ningin en de Prins per vliegtuig de te
rugreis naar Nederland aanvaarden.
wèl, zei hij: ongeveer twaalf millioen,
maar het eigen bezit niet. Want wie zou
de waarde kunnen schatten van al het
onvervangbare, zoals b.v. de ter wereld
unieke collectie van Nederlandse zeven
tiende eeuwse Meesters. Maar van de
eerste dag af is het museum rusteloos
en intensief bewaakt. Men zou de in
druk krijgen hier 's avonds alleen te
zijn, men wordt echter van alle kanten
als met duizend onzichtbare ogen s
observeerd. Luister maar eens goed: het
is stil, maar toch slaapt het museum
niet. En inderdaad, als men scherp toe
hoorde, waren het zachte voetstappen,
ginds heel even het piepen van een
deur, het kraken van een sleutel in een
slot. Wachten gaan nauwelijks hoorbaar
van zaal naar zaal, felle rekels van
honden sluipen mee. En er zijn nog
meer veiligheidsgaranties, waarvoor Ton
Koot zwijgend de vinger op de mond
lei: een diep geheim van het huis aan
de kade.
FERD. THOMAS
s'4'
De Triomf
van het Manierisme
Vijverpartij op de tentoonstelling
Het Indonesische Hoge Commissa
riaat in Den Haag deelt mede, dat de
Indonesische regering heeft besloten
op korte termijn de werkzaamheden
van de Rubberstichting in Delft naar
Indonesië over te brengen. Naar wordt
meegedeeld geschiedt deze overbren
ging om redenen van „organisatori
sche, technische, financiële en poli
tieke aard".
De overplaatsing moet vóór 1 Sep
tember 1956, het begin van het devie-
zenjaar 1956, voltooid zijn.
De Rubberstichting in Delft wordt
geheel gefinancierd door de Indonesi
sche regering, die hiervoor ruim twee
millioen gulden per jaar uittrekt. De
Stichting heeft ongeveer 250 man per
soneel allen Nederlanders in
dienst. De Stichting werd in 1935/1936
opgericht door de toenmalige Neder
lands-Indische regering en ging bij de
overdracht van de so uvereiniteit in
1949 over naar de Indonesische rege
ring. Desgevraagd deelde men het
A. N. P. mee, dat onder bepaalde voor
waarden het personeel in de gelegen
heid kan worden gesteld in Indonesië
het werk voort te zetten.
De opheffing van de Rubberstich
ting in Delft treft direct de 250 werk
nemers en indirect zo zeide men
millioenen mensen aan de evenaar. Het
natuurproduct is immers ie een hard
nekkige strijd gewikkeld met de syn
thetische rubber, met het verdwijnen
van de Rubberstichting houdt de inten
sieve research op. Hierdoor zal de po
sitie van de natuurrubber aanzienlijk
worden verzwakt.
Heraldische tragiek in het halfduister.
(Van een verslaggever)
De twee en dertig jarige mevrouw
Phyllis Sispera is gisteravond na ne
gen jaar in de Tsjechoslowaakse hoofd
stad Praag gewoond te hebben in Enge
land teruggekeerd. Deze Engelse vrouw
was door haar huwelijk met de Tsjecho-
slowaak Sispera die tijdens de oorlog
in Engeland diende mede Tsjechische
geworden. De regering van Tsjechoslo-
wakije wilde haar daarom niet uit het
vaderland van haar echtgenoot laten
vertrekken. Dank zij een in zeer krach
tige bewoordingen gestelde nota van de
Britse regering aan de Tsjechische re
gering kon mevr. Sispera met haar drie
f T an nature is de kunstenaar iemand, die een tweegesprek voert met de
1/ wereld en met de tijd; óf hij is een zerzonkene in het eigen ik, en dan is
V zijn kunst op haar best „aller-individueelste expressie van aller-indivi-
dueelste emotie". Van levensbelang voor de mensen kan men deze op het eigen
ik geconcentreerde kunst niet noemen. In wezen is zij onvruchtbaar, levens
vreemd, zelfbeklag met een schone schijn er om heen. Wie door die schone
schijn deze vermeende schoonheid leert heenzien, ontdekthoe armzalig het
aehalte aan waarheid en werkelijkheid in dit soort kunst is. Men heeft haar
Schoonheid eenmaal officieel trachten te rechtvaardigen met behulp van het
l'art pour l'art-beginsel, d.w.z. de kunst om de kunst. Boud gezegdhoudt dit
beginsel in: of iets waar is, kan me niet schelen, als het maar mooi is.
Tegenwoordig zijn er maar weinig 1 in liefde voor het leven in de breedste
mensen meer die dit beginsel de kunst
om de kunst aanhangen. In de moderne
letterkunde, en in de beeldende kunst
niet minder, is een behoefte ontstaan de
waarheidswaarue in de kunst aan de
schoonheidswaarde vooraf te doen gaan.
Er is een kunst ontstaan, die ons
met de neus wil drukken op wat er in
de wereld van vandaag aan de hand is.
Daarmee heeft de kunstenaar zijn na
tuurlijke taak weer opgevat. Het gaat
de dichter in eerste instantie niet meer
nm de uitbeelding van de reacties van
ziin eigen „ik", al blijven die reacties
natuurlijk wel van fundamenteel belang
voor zijn scheppingsdrang. Zij prikkelen
hem tot werken. Dit werken echter is
iet meer zomaar een uitzeggen van
wat in zijn diepste binnenste leeft. Het
is en werken aan zichzelf geworden;
aan de mens, zijnde een voor de volle
honderd procent voor de loop van lot
en leven verantwoordelijk individu. Die
verantwoordelijkheid veroorlooft aan
niemand de luxe van te gaan zitten
iets kostbaars te conserveren maar door
haar te vernieuwen. Dit kan niet anders
dan experimenteel, proefondervindelijk; ivermoeid te riin rel in
naar de vorm, maar ook en nog meer: no1 verKlaarae vermoeid te zgn, zal in
kinderen naar Engeland terugkeren.
Sispera verricht thans dwangarbeid in 'n
Tsjechische uraniummijn. In 1950 heeft
hij tevergeefs geprobeerd over de grens
te komen, nadat hij ervan beschuldigd
was spionnagewerk en andere tegen
Tsjechoslowakije gerichte activiteiten
gedaan te hebben. Hij is tot elf jaar
dwangarbeid veroordeeld.
Mevrouw Sispera arriveerde gister
avond omstreeks acht uur op het
vliegveld Schiphol op doorreis naar
Engeland. Een haag van politieagen
ten en marechaussees beschermden
haar tegen een grote menigte nieuws
gierige mensen, maar vooral tegen de
opdringerige Engelse journalisten die
allen in een bijzonder nerveuse toe
stand de opgewekte, lacherige me
vrouw Sispera allerlei vragen toerie
pen. Zij werd op Schiphol omhelsd
door een vriend, Jaromir Chudy, die
met haar echtgenoot in Tsjechoslo
wakije gevangen heeft gezeten en na
zijn vrijlating naar Duitsland is ge
vlucht. Van dit land uit heeft hij bij
de Britse regering de terugkeer van
mevr. Sispera naar Engeland bepleit
Het schijnt dat het Engelse dagblad
Daily Express zich al in Tsjechoslowakije
van exclusieve interviews met mevrouw
Sispera heeft verzekerd. Dat verklaart
wel de grote opgewondenheid van de
Engelse journalisten, die allen verschil
lende Engelse bladen vertegenwoor
digden. Mevr. Sispera die al op Schip-
dromen; daarmee verzaakt men aan
dit bestaan.
Dit bestaar is een feit en van dit
feit moet men uitgaat. Slecht staande
in dit bestaan kan een kunstenaar
zinvol protesteren tegen wat hem in
deze „existentie" niet zint. Vanuit
een ivoren toren door een roman
tisch venster de wereld inblikkende,
ervaart hij de wereld niet wezenlijk en
heeft hij over haar ijdelheid en dwaas
heid ook niets van wezenlijk belang
mee te delen. Iets mee te delen heeft
hij slechts, wanneer hij uit het emo-
tieveld van eigen lust en onlust treedt,
m.a.w. zijn zwaartepunt buiten in de
wereld legt en dan zijn ervaring tot
uitdrukking brengt.
Dit is niet alleen een artistieke eis.
Het is ook en vooreerst een eis, die ons
door de zielkunde is bijgebracht.
Echt leven sluit in zich: het voeren
van een tweegesprek met anderen; dus
niet „dichterlijk" vervuld zijn van zich
zelf. Dat leidt alleen maar tot vereen
zaming; psychologisch gesproken tot
„egocentrisme"; maatschappelijk en
vanuit de gemeenschap gedacht tot on
vruchtbaarheid en tenslotte christelijk
of humanistisch gezien tot verzaking aan
de plicht van naastenliefde en tot falen
zin van het woord.
De moderne kunst, die door slechts
zo weinigen wordt begrepen, komt voort
uit een behoefte het zwaartepunt van
het ik naar buiten te verleggen, de
verantwoordelijkheid vaor wat er in de
wereld gebeurt op zich te nemen en in
tweegesprek te treden met de tijdgeest.
Contact met mysterie
Dit „gesprek" wordt door de kunste
naar gevoerd met volle inzet van zijn
persoon. Hij probeert om zo te zeggen
de tijdgeest „aan het verstand" te bren
gen, dat hij hopeloos kortzichtige men
sen kweekt, mensen die als nooit te
voren broeder-moordenaars dreigen te
worden, menser die het scheppingsbe
ginsel niet meer respecteren, die het
contact verliezen met de oerbron van
alle leven, het contact met het mysterie
waarin en waaruit wij bestaan.
De kunstenaar plaatst het levens
mysterie weer op de voorgrond als een
waarde van opperst belang en hij pro
testeert tegen alles wat hij als heilig
schennis van het leven waarneemt.
Geen wonder dan ook, dat hij in de
eerste plaats protesteert tegen de be
wapening waarmee de hele wereld zich
blind van angst probeert veilig
te stellen. De kunstenaar, hij mag poli
tiek gesproken een tinnegieter zijn, hij
heeft het recht en de plicht te protes
teren tegen de koude oorlog die sinds
jaar en dag aan de gang is en waar
van niemand weet naar welke climax
hij voert.
Niemand wéét het en daarom stelt
iedereen zich gerust met de gedachte
dat het goed zal aflopen, en dat, hoe het
ook afloopt, wij persóónlijk er toch niet
verantwoordelijk voor zijn. We zitten in
een schuitje en moeten varen. Zijn wij
niet verplicht dit bestaan als feit te
accepteren? Ja, maar niet om er ons
bij neer te leggen. Want dat kunnen wij
toch slechts uiterlijk; innerlijk is er geen
mens, die menend zich bij de feiten
neer te leggen, niet uit de barre werke
lijkheid wegvlucht door er-maar-niet-
aan-te-denken. Er is immers nog z*
veel moois om aan te denken.
Protest tegen mooidoenerij
En op dit punt gekomen sluit zich
een merkwaardige cirkel. Het publiek,
nooit om de kunst van de eigen tijdge
noten bekommerd, gaat nu een kunsf
eisen die het leven vermooid voorstelt.
Ee kunst met meer schoonheids- dan
waarheidskarakter. Een kunst die des
wege, naar de kunstenaars het voelen,
niet meer van deze tijd is. De „expe
rimentele" kunst is van deze tijd. De
kunst, die een protest is tegen onze mooi
doenerij. Een verontrustende kunst voor
degenen die niet willen inzien, dat een
cultuur niet gered wordt door haar als
naar de inhoud. De kunstenaars moeten
voortgaan met iets moois te scheppen,
voortgaan ook met protesteren tegen al
les wat het mooie in de schepping dreigt
te vernietigen. Men mag zich echter
niet vergissen: dit mooie is niet iets
extra's waarmee men zich kan paaien
in de harde strijd om het bestaan, niet
iets dat de mens, die aan de moor
dende werkelijkheid ten onder dreigt
te gaan, verpozen en ontspannen kan.
Nee dit mooie laat zich slechts ont
wringen aan de onverbloemde dialoog
met de tijd. Het moet van de tijd, de.
toekomst, ónze toekomst worden afge
perst. Als een bekentenis, een waar
heid, die zolang zij nog gezegd moet
worden, niet de indruk van mooi te zijn
maakt. Het is niettemin broodnodig dat
zü gezegd wordt.
Van de vele manieren waarop dit in
de moderne literatuur gebeurt zal in
een volgende kroniek worden verteld.
NICO VERHOEVEN
het vliegtuig dat tegen negenen van
Amserdam naar Londen vertrok Kei
niet haar ogen hebben kunnen sluiten.
Want iedere beschikbare plaats in het
vliegtuig was geboekt door Engelse
verslaggevers, die door hun chefs In Al
bion er op uit waren gezonden om een
exclusief interview te bemachtigen.
De prinsessen Beatrix en Irene heb
ben deze week met haar medeleerlingen
van de dependence van het Baams Ly
ceum de jaarlijkse kampweek doorge
bracht op een particulier terrein bij
Spier in de gemeente Beilen.
Een typisch object van verschillende waardering is het standbeeld, dat
adkine voor Rotterdam maakte een verschil in waardering alt waar
van sprake is in de Literaire Kroniek van vandaag voor wat de literatuur
betreft: de echtheid, die ontspringt uit het tweegesprek tussen kunste
naar en zijn wereld, zijn tijd, botst tegen de mooiheid, welke de gewone^
burger als eis stelt vóórdat hy iets wil rekenen tot schoonheid" en Jcunsf