interesse meer voor Jacoba hoofdhaar Afgedankt na eeuwenlange dienst hoog in de lucht PROGRAMMA KONINKLIJK BEZOEK AAN SURINAME Mevrouw Sispera uit Praag in Engeland teruggekeerd Het grote publiek eist een leven „vermooid" voorstelt kunst die bet ISEu' JÊÊsSii. Alleen tussen de Manieristen V Met vliegtuig vol Britse journalisten Via Schiphol naar Londen IN TWEEGESPREK MET DE TIJD I) Maar de moderne dichter zoekt eerder de waarheid dan de schoonheid literaire kroniek ZATERDAG 16 JULI 1955 PAGINA 7 mmËmmmm #fr Dezer dagen werd het secretariaat van het Rijksmuseum opgebeld: „U spreekt met de secretarie van Nijmegen. Kunt U ons ook het adres opgeven van de Nijmeegse beeldhouwer Johan Gregor van der Schardt?" „Dit moet een misverstand wezen", antwoordde lichtelijk verbaasd het Rijksmuseum. „Nee", zei Nijmegen, „wij hebben gelezen, dat Van der Schardt bij U exposeert. En omdat wij belangstelling hebben voor onze plaatselijke kunstenaars, zouden wij gaarne zijn adres vernemen." „Het spijt ons", antwoordde het Rijksmuseum, „maar dan bent U 350 jaar te laat. Van der Schardt behoort tot de zestiende eeuwse Nederlanders, wier werk is te zien op de tentoon stelling van deze zomer: „De Triomf van het Manierisme". Dit tele foongesprek is historisch en als wij er hier van gewagen, is het vooral niet om Nijmegen onaangenaam te zijn, maar om te illustreren, welk een exceptioneel gezelschap Nederlanders zich bevindt onder de Manieristen, voor korte tijd bijeen gebracht in het Rijksmuseum. Want er zullen er niet zo heel velen zijn, buiten de kring der kunst historici, voor wie namen als Johan Gregor van der Schardt, Van Mander, Cornells van Haarlem, Spranger, Jan Nagel bepaald ver trouwd in de oren klinken. moeite om tot* en wij hadden even toug te keïen zestiende eeuwers Mm* A. Rubberstichting naar Indonesië Prinsessen Beatrix en Irene te Beilen HET MUSEUM verandert per generatie 9 Van hoog op de St. Jan neergedaald in de krochten van het Rijksmuseum. Het is een eigenaardige sensatie om buiten de uren van bezoek over de ten toonstelling te dwalen, die thans in het Rijksmuseum gehouden wordt. Wij wa ren gekomen om de depots te zien, de kelders en zolders, en hadden de voor keur gegeven aan het late uur, in de verwachting van allerlei geheimzinnig heden, die zich aan ons zouden voor doen: rariteiten, brokstukken vergane glorie, sinds jaren aan het oog onttrok ken kunstbezit, misschien wel een soort kamertje van Blauwbaard, waar wij heel even ssst! om de hoek zouden mogen kijken. Wat weeft de verbeel ding geen legendes rondom de verbor genheden van een museum, de aflegger tjes der publieke gunst, gekelderde schoonheid, die nooit meer aan het daglicht treedt. De algemeen secretaris van het Rijksmuseum, de heer Ton Koot. had zich bereid verklaard ons in die wereld binnen te leiden, nochtans zonder verantwoording voor onze decepties. En zo is hij ons voorgegaan, die avond, met sleutelbossen rammélend als een cipier, een eindeloos aantal deuren openend en sluitend. Op een gegeven ogenblik ston den wij toen op de grote tentoonstelling, en omdat Ton Koot ergens verderop iets met het licht moest organiseren, bleven wij alleen. Wij zijn even gaan zitten in het zaaltje met de Nederlanders, de zes tiende eeuwers, die in die rumoerige tijd weggezworven, veel hebben ge- werkt aan buitenlandse hoven, en wier oeuvre hier nu voor het eerst was weergekeerd en samengebracht: plas tieken, schilderijen, tekeningen, hout sneden, etsen. Het had iets van een reünie, van deze in hun vfdfj'a"d vrijwel onbekenden, allemaal tijdge noten, die elkaar ook bij het leven kunnen hebben ontmoet. Wij hebben ons eens laten vertellen en wij ge loven het oprecht, dat aan elk stuk werk van een kunstenaar iets van hemzelf blijft leven, het als het ware met een magnetisch veld omringt, een blauwe dampkring, waarin zich de geest laat ademen. Zo zaten wij daar, na alles te hebben bekeken, en onder gingen als het ware de aanwezigheid der mensen zelf, iets van de eeuw om ons heen, waarin zij hadden geleefd. Het was heel stil tussen al die figuren ïerelen' van ver klonk gedempt ^raatrumoer, en opeens de stem blauw «Car¥on hÜ de toren: In een grote u ,kiel draaide hij het grote wiel. Het viel er een heetie Toen hebben wij persoonlijk afscheid genomen van Van der Schardt, Blol- maerts, Jan Nagel, dankbaar voor dat kostelijk moment in hun kring en ziin verder gewandeld, huiverig van eer bied door het kabinet der Greco's om plotseling voor een vijver te staan,' een waterpartij midden op de tentoonstel ling. De boorden bleken met groen oe- plant, en gestoffeerd met bronzen rivier goden, argeloos spelende knaapjes en felle brakken van honden. Aan net hoofd van de vijver verhief zich een machtige vrouwengestalte: Bavaria zel ve, regelrecht uit München, onder de attributen aan haar voet inderdaad iets als een biervat. Een leeuwenkop in de sokkel spoog een dun straaltje water en dat rutselend klein gerucht rondom de eenzaamheid verplaatste ons in een droomtoestand, een wonderlijke erva- ring, die wij wel eindeloos hadden wil- len rekken. Maar de museum-secretaris stond weer voor ons en herinnerde ons aan het doel van ons bezoek: de depots. En zo hebben wij onze tocht hervat, wederom deur in deur uit, trap op trap af, door Derde Man-achtige gangen en halfduistere krochten Laten wij direct vertellen: kelders heeft het Rijksmuseum eigenlijk hele maal niet. Pas in de dertiger jaren is uit voorzorg een scherfvrije ruimte ingericht, terwijl in beide binnenplaat sen een enorme betonnen bak is ge hangen, waaronder zich een flinke bergplaats bevindt. In die van de Oostelijke binnenplaats, waarboven zich de grote tentoonstelling uitstrekt, vonden wij inderdaad wat onze ver beelding had gezocht: beeldhouwwerk, bouwfragmenten, koppen en bustes van grote mannen, doopvonten, stenen doodkisten, in lichtelijk chimerische chaos dooreen. Hooggekraagde Bilder- dijk troonde er naast een zwaar be stofte, blank marmeren maagd, Alber- dingk Thijm hurkte aan de voet van een Griekse herdersknaap, terwijl een Karolingische Koning, gekroond en met wijde mantel, zich duidelijk van hem had afgewend, thans zijn hulde betuigend aan het borstbeeld van Leo de Dertiende. Heraldische leeuwen zaten en lagen er in alle mogelijke, zinloos geworden imponeerhoudingen. De doedelzakblazer van de St. Jan, afgedankt na eeuwenlange dienst, hoog in de zonnige lucht van Bra bant, school hier mistroostig in zijn sombere krocht. Dit waren dan de geheimen van het Rijksmuseum en hiermee hebben wij het moeten doen. Ja, alleen nog op de kamer van dr. R. van Luttervelt, de andere morgen, toonde ons de conser vator een laag plat kistje, met een dek sel van glas en verdeeld in twee grote en twee kleinere vakken. In de laatste bevonden zich minieme overblijfselen, gevonden in de graven van Piet Hein en Evertsen, de grote vakken bleken allebei mensenhaar te bevatten, peper en zout van Prins Willem de Vierde, golvend rossig, met een enkele zilveren draad, van Jacoba van Beieren. Jacoba's haar is op het eind van de achttiende eeuw gevonden in de grafkelder, waar zij ter ruste werd gelegd, oo het Binnen hof onder de Franse kerk, die toen plaats moest maken voor de gebouwen, waar thans Waterstaat is ondergebracht. Men bekijkt Jacoba's haar met toch een lichte ontroering, ooit het sieraad van een jonge, immers nog pas zes en dertig jarige vrouw, het dunne grijs er hier en daar doorheen, de herinnering aan haar zorgen en strijd, vijf honderd jaren terug. Gipsfijd is voorbij Dit ISeen der weinige klassieke rariteiten, welke het Rijksmuseum bezit en dr. van Luttervelt liet het ons alleen maar zien als bewijs hoe de smaak der generaties zich wijzigt en verschuift. Heel de combinatie van deze relieken in een kistje onder glas eetuigt van een visie op het museum, die reeds lang verleden tijd is. Zo zal men zich misschien nog herinneren, dat tot 1920 toe de Nachtwacht was opgesteld in een zogenaamd histori sche entourage, met schuttersemble- men en schuttersattributen, hellebaar den, haakbussen, terwijl er een kast bij behoorde, zogenaamd uit de zeven tiende eeuw, maar in werkelijkheid vangips. Het gips heeft trouwens lange jaren een grote rol gespeeld in het museum. Om het beeld van de kunsthistorische ontwikkeling zo vol ledig mogelijk te doen zijn, vulde men het ontbrekende aan uit gips. Heel deze collectie, die ooit het aspect van het museum heeft beheerst, is later afgestaan aan het Museum van repro ducties van Beeldhouwkunst in Den Haag. Elke tijd stelt andere eisen aan een museum, wat betreft de opstelling, de kleuren van het fond, de hoeveelheid en de keuze van het geëxposeerde. En niets is minder stabiel dan de waar dering van het kunstlievend publiek. Zo stonden kort na de Napoleontische tijd de Vermeer's heel bescheiden geno teerd, ziet men vandaag een duidelijke verschuiving in de interesse van Michel Angelo naar Donatello, slaat men sinds kort in Amerika de Franse impressio nisten hoger aan dan onze zeventiende eeuwers. In de Baedeker van 1905 wor den de Greco's bii Toledo «zelfs niet ge noemd. In de begintijd van de musea, van Napoleon af tot diep in de negen tiende eeuw, lag de nadruk op het ro- mantisch-historische, na omstreeks tach tig uitsluitend op de kunstwaarde, zodat men zeufs zover ging, de vermelding van hetgeen een schilderij voorstelt weg te laten, omdat het de aandacht maar zou afleiden. Hier zijn de kunsthistorici al lang weer van teruggekomen, acht "j011 kennis van tijd en situatie voor de be oordeling van een kunstwerk van niet minder belang. Inderdaad heeft het Rijksmuseum drie tot vier duizend schilderijen in depot, zoals ook grote hoeveelheden meubelen, gebruiksvoorwerpen, cera miek, maar dit vormt alles een onmis bare reserve. Want het bezit van een museum is voortdurend in beweging, al merkt het publiek hier maar wei nig van. Om te beginnen wordt mate riaal afgestaan voor per jaar wel 60 tot 70 tentoonstellingen, of moeten stukken tijdelijk verwijderd worden voor schoonmaak of restauratie. En omdat er geen lege plekken mogen ontstaan, worden de opengevallen plaatsen vanuit het depot aangevuld, zoveel mogelijk in de geest van het afwezige. De belangrijkste taak van het depot is echter een wetenschap pelijke: bron van studiemateriaal, die regelmatig wordt geraadpleegd. Ook lijsten zijn er bij honderden in depot, in alle maten en stijlen. Zij zijn on misbaar bij het inrichten van grote ex posities, waar schilderijen van overal afkomstig een harmonisch geheel moeten vormen. Zo is de avondlijke rondgang door het doodstil museum niet rijk geweest aan sensatie. Is alles wat hier nu staat en hangt verzekerd, hebben wij Ton Koot gevraagd. Het materiaal van el ders, op de grote zomertentoonstelling. Een der weinige rariteiten in het Rijks museum: kistje met het haar van Wil lem de Vierde en Jacoba van Beieren rechtsen stoffelijke resten van Piet Hein en Evertsen. H.M. de Koningin en Z.K.H. de Prins der Nederlanden zullen tij dens het bezoek aan de West naaan komst in Suriname Per„_1i „Willem van der Zaan" op 27 Octo ber Paramaribo binnenvaren, waa^ zij hun intrek zullen nemen in het gouvernementshuis, 's Avonds wordt in de achter dit huis gelegen tuin een receptie gehouden. De volgende morgen, Vrijdag 28 Oc tober, is er een kranslegging bij het dodenmonument en een korte rijtoer door de stad. Vervolgens vindt een ont vangst plaats in een plechtige buiten gewone vergadering van de Staten van Suriname. De morgen wordt besloten met de opening en bezichtiging van de jaarbeurs. Des middags bezoekt de vorstin enkele sociale instellingen; de „nns zal de Amstelbrouwerij openen. Des avonds wordt een culturele avond bijgewoond. Zaterdag 29 October zal een tocht naar Kabel en Brokopondo worden onder nomen. Zondag 30 October is bestemd voor de kerkgang en rust. Alleen vinden des middags demonstraties van verschillen de bevolkingsgroepen plaats 's Avonds scheept H.M. zich in naar Moengo, waar zij de volgende morgen, Maandag 31 October, aankomt. De Prins zal inmid dels een tocht naar het Matapicagebied maken. Maandagmorgen zal de Koningin, na een kindercantate te hebben aangehoord, een bezoek brengen aan de bauxieton- derneming van de Alcoa en het arbei dersdorp. 's Middags maakt H.M. een tocht naar Albina aan de Marowijne- rivier, waar de bauxietmijn wordt be zichtigd. 's Avonds wordt ingescheept in een schip der bauxietmaatschappij, naar Alkmaar. De nacht wordt aan boord doorgebracht; ook de Prins reist naar Alkmaar. Dinsdagmorgen, 1 November, gaat de Kóningin naar het kinderhuis Alkmaar, waarna de reis wordt voortgezet naar Marienbrug voor een bezoek aan de sui keronderneming van de Nederl. Handel- Maatschappij. Des middags wordt de bauxietmijn van de Billiton Maatschap pij bij Onverwacht bezichtigd. Daarna keert men per auto naar Paramaribo te rug; des avonds zal H.M. een vergade ring van de raad van ministers bijwo nen. De ochtend van Woensdag 2 Novem ber is bestemd voor bezoeken aan ver schillende instellingen in en om Para maribo. De Prins zal het Prins Bern- hardfonds in Suriname instellen en de onlangs verleende zilveren anjer aan pater G. W. M. Ahlbrinck uitreiken, In de namiddag schepen Koningin en Prins zich in, waarschijnlijk op H.M.'s „Wil lem van der Zaan" voor een reis naar Nickerie. Donderdag 3 November worden Nicke rie en Wageningen bezocht. O.m. zal de Prins Bernhardpolder worden bezich tigd De volgende morgen, Vrijdag 4 No vember, begeeft de Koningin zich naar Coronie'; de Prins maakt die dag een visexcursie naar het Coesewijnegebied. Zaterdag 5 November wordt in Lely- dorp het landbouwproject bezichtigd. In de middag zal de jeugd in Parama ribo voor de hoge bezoekers demonstra ties geven. De dag wordt besloten me een officieel diner. _v,™ De volgende dag. Zondag 6 November, zullen H.M. en Z.K.H. een kerkdienst bijwonen. In de namiddag zullen de Ko ningin en de Prins per vliegtuig de te rugreis naar Nederland aanvaarden. wèl, zei hij: ongeveer twaalf millioen, maar het eigen bezit niet. Want wie zou de waarde kunnen schatten van al het onvervangbare, zoals b.v. de ter wereld unieke collectie van Nederlandse zeven tiende eeuwse Meesters. Maar van de eerste dag af is het museum rusteloos en intensief bewaakt. Men zou de in druk krijgen hier 's avonds alleen te zijn, men wordt echter van alle kanten als met duizend onzichtbare ogen s observeerd. Luister maar eens goed: het is stil, maar toch slaapt het museum niet. En inderdaad, als men scherp toe hoorde, waren het zachte voetstappen, ginds heel even het piepen van een deur, het kraken van een sleutel in een slot. Wachten gaan nauwelijks hoorbaar van zaal naar zaal, felle rekels van honden sluipen mee. En er zijn nog meer veiligheidsgaranties, waarvoor Ton Koot zwijgend de vinger op de mond lei: een diep geheim van het huis aan de kade. FERD. THOMAS s'4' De Triomf van het Manierisme Vijverpartij op de tentoonstelling Het Indonesische Hoge Commissa riaat in Den Haag deelt mede, dat de Indonesische regering heeft besloten op korte termijn de werkzaamheden van de Rubberstichting in Delft naar Indonesië over te brengen. Naar wordt meegedeeld geschiedt deze overbren ging om redenen van „organisatori sche, technische, financiële en poli tieke aard". De overplaatsing moet vóór 1 Sep tember 1956, het begin van het devie- zenjaar 1956, voltooid zijn. De Rubberstichting in Delft wordt geheel gefinancierd door de Indonesi sche regering, die hiervoor ruim twee millioen gulden per jaar uittrekt. De Stichting heeft ongeveer 250 man per soneel allen Nederlanders in dienst. De Stichting werd in 1935/1936 opgericht door de toenmalige Neder lands-Indische regering en ging bij de overdracht van de so uvereiniteit in 1949 over naar de Indonesische rege ring. Desgevraagd deelde men het A. N. P. mee, dat onder bepaalde voor waarden het personeel in de gelegen heid kan worden gesteld in Indonesië het werk voort te zetten. De opheffing van de Rubberstich ting in Delft treft direct de 250 werk nemers en indirect zo zeide men millioenen mensen aan de evenaar. Het natuurproduct is immers ie een hard nekkige strijd gewikkeld met de syn thetische rubber, met het verdwijnen van de Rubberstichting houdt de inten sieve research op. Hierdoor zal de po sitie van de natuurrubber aanzienlijk worden verzwakt. Heraldische tragiek in het halfduister. (Van een verslaggever) De twee en dertig jarige mevrouw Phyllis Sispera is gisteravond na ne gen jaar in de Tsjechoslowaakse hoofd stad Praag gewoond te hebben in Enge land teruggekeerd. Deze Engelse vrouw was door haar huwelijk met de Tsjecho- slowaak Sispera die tijdens de oorlog in Engeland diende mede Tsjechische geworden. De regering van Tsjechoslo- wakije wilde haar daarom niet uit het vaderland van haar echtgenoot laten vertrekken. Dank zij een in zeer krach tige bewoordingen gestelde nota van de Britse regering aan de Tsjechische re gering kon mevr. Sispera met haar drie f T an nature is de kunstenaar iemand, die een tweegesprek voert met de 1/ wereld en met de tijd; óf hij is een zerzonkene in het eigen ik, en dan is V zijn kunst op haar best „aller-individueelste expressie van aller-indivi- dueelste emotie". Van levensbelang voor de mensen kan men deze op het eigen ik geconcentreerde kunst niet noemen. In wezen is zij onvruchtbaar, levens vreemd, zelfbeklag met een schone schijn er om heen. Wie door die schone schijn deze vermeende schoonheid leert heenzien, ontdekthoe armzalig het aehalte aan waarheid en werkelijkheid in dit soort kunst is. Men heeft haar Schoonheid eenmaal officieel trachten te rechtvaardigen met behulp van het l'art pour l'art-beginsel, d.w.z. de kunst om de kunst. Boud gezegdhoudt dit beginsel in: of iets waar is, kan me niet schelen, als het maar mooi is. Tegenwoordig zijn er maar weinig 1 in liefde voor het leven in de breedste mensen meer die dit beginsel de kunst om de kunst aanhangen. In de moderne letterkunde, en in de beeldende kunst niet minder, is een behoefte ontstaan de waarheidswaarue in de kunst aan de schoonheidswaarde vooraf te doen gaan. Er is een kunst ontstaan, die ons met de neus wil drukken op wat er in de wereld van vandaag aan de hand is. Daarmee heeft de kunstenaar zijn na tuurlijke taak weer opgevat. Het gaat de dichter in eerste instantie niet meer nm de uitbeelding van de reacties van ziin eigen „ik", al blijven die reacties natuurlijk wel van fundamenteel belang voor zijn scheppingsdrang. Zij prikkelen hem tot werken. Dit werken echter is iet meer zomaar een uitzeggen van wat in zijn diepste binnenste leeft. Het is en werken aan zichzelf geworden; aan de mens, zijnde een voor de volle honderd procent voor de loop van lot en leven verantwoordelijk individu. Die verantwoordelijkheid veroorlooft aan niemand de luxe van te gaan zitten iets kostbaars te conserveren maar door haar te vernieuwen. Dit kan niet anders dan experimenteel, proefondervindelijk; ivermoeid te riin rel in naar de vorm, maar ook en nog meer: no1 verKlaarae vermoeid te zgn, zal in kinderen naar Engeland terugkeren. Sispera verricht thans dwangarbeid in 'n Tsjechische uraniummijn. In 1950 heeft hij tevergeefs geprobeerd over de grens te komen, nadat hij ervan beschuldigd was spionnagewerk en andere tegen Tsjechoslowakije gerichte activiteiten gedaan te hebben. Hij is tot elf jaar dwangarbeid veroordeeld. Mevrouw Sispera arriveerde gister avond omstreeks acht uur op het vliegveld Schiphol op doorreis naar Engeland. Een haag van politieagen ten en marechaussees beschermden haar tegen een grote menigte nieuws gierige mensen, maar vooral tegen de opdringerige Engelse journalisten die allen in een bijzonder nerveuse toe stand de opgewekte, lacherige me vrouw Sispera allerlei vragen toerie pen. Zij werd op Schiphol omhelsd door een vriend, Jaromir Chudy, die met haar echtgenoot in Tsjechoslo wakije gevangen heeft gezeten en na zijn vrijlating naar Duitsland is ge vlucht. Van dit land uit heeft hij bij de Britse regering de terugkeer van mevr. Sispera naar Engeland bepleit Het schijnt dat het Engelse dagblad Daily Express zich al in Tsjechoslowakije van exclusieve interviews met mevrouw Sispera heeft verzekerd. Dat verklaart wel de grote opgewondenheid van de Engelse journalisten, die allen verschil lende Engelse bladen vertegenwoor digden. Mevr. Sispera die al op Schip- dromen; daarmee verzaakt men aan dit bestaan. Dit bestaar is een feit en van dit feit moet men uitgaat. Slecht staande in dit bestaan kan een kunstenaar zinvol protesteren tegen wat hem in deze „existentie" niet zint. Vanuit een ivoren toren door een roman tisch venster de wereld inblikkende, ervaart hij de wereld niet wezenlijk en heeft hij over haar ijdelheid en dwaas heid ook niets van wezenlijk belang mee te delen. Iets mee te delen heeft hij slechts, wanneer hij uit het emo- tieveld van eigen lust en onlust treedt, m.a.w. zijn zwaartepunt buiten in de wereld legt en dan zijn ervaring tot uitdrukking brengt. Dit is niet alleen een artistieke eis. Het is ook en vooreerst een eis, die ons door de zielkunde is bijgebracht. Echt leven sluit in zich: het voeren van een tweegesprek met anderen; dus niet „dichterlijk" vervuld zijn van zich zelf. Dat leidt alleen maar tot vereen zaming; psychologisch gesproken tot „egocentrisme"; maatschappelijk en vanuit de gemeenschap gedacht tot on vruchtbaarheid en tenslotte christelijk of humanistisch gezien tot verzaking aan de plicht van naastenliefde en tot falen zin van het woord. De moderne kunst, die door slechts zo weinigen wordt begrepen, komt voort uit een behoefte het zwaartepunt van het ik naar buiten te verleggen, de verantwoordelijkheid vaor wat er in de wereld gebeurt op zich te nemen en in tweegesprek te treden met de tijdgeest. Contact met mysterie Dit „gesprek" wordt door de kunste naar gevoerd met volle inzet van zijn persoon. Hij probeert om zo te zeggen de tijdgeest „aan het verstand" te bren gen, dat hij hopeloos kortzichtige men sen kweekt, mensen die als nooit te voren broeder-moordenaars dreigen te worden, menser die het scheppingsbe ginsel niet meer respecteren, die het contact verliezen met de oerbron van alle leven, het contact met het mysterie waarin en waaruit wij bestaan. De kunstenaar plaatst het levens mysterie weer op de voorgrond als een waarde van opperst belang en hij pro testeert tegen alles wat hij als heilig schennis van het leven waarneemt. Geen wonder dan ook, dat hij in de eerste plaats protesteert tegen de be wapening waarmee de hele wereld zich blind van angst probeert veilig te stellen. De kunstenaar, hij mag poli tiek gesproken een tinnegieter zijn, hij heeft het recht en de plicht te protes teren tegen de koude oorlog die sinds jaar en dag aan de gang is en waar van niemand weet naar welke climax hij voert. Niemand wéét het en daarom stelt iedereen zich gerust met de gedachte dat het goed zal aflopen, en dat, hoe het ook afloopt, wij persóónlijk er toch niet verantwoordelijk voor zijn. We zitten in een schuitje en moeten varen. Zijn wij niet verplicht dit bestaan als feit te accepteren? Ja, maar niet om er ons bij neer te leggen. Want dat kunnen wij toch slechts uiterlijk; innerlijk is er geen mens, die menend zich bij de feiten neer te leggen, niet uit de barre werke lijkheid wegvlucht door er-maar-niet- aan-te-denken. Er is immers nog z* veel moois om aan te denken. Protest tegen mooidoenerij En op dit punt gekomen sluit zich een merkwaardige cirkel. Het publiek, nooit om de kunst van de eigen tijdge noten bekommerd, gaat nu een kunsf eisen die het leven vermooid voorstelt. Ee kunst met meer schoonheids- dan waarheidskarakter. Een kunst die des wege, naar de kunstenaars het voelen, niet meer van deze tijd is. De „expe rimentele" kunst is van deze tijd. De kunst, die een protest is tegen onze mooi doenerij. Een verontrustende kunst voor degenen die niet willen inzien, dat een cultuur niet gered wordt door haar als naar de inhoud. De kunstenaars moeten voortgaan met iets moois te scheppen, voortgaan ook met protesteren tegen al les wat het mooie in de schepping dreigt te vernietigen. Men mag zich echter niet vergissen: dit mooie is niet iets extra's waarmee men zich kan paaien in de harde strijd om het bestaan, niet iets dat de mens, die aan de moor dende werkelijkheid ten onder dreigt te gaan, verpozen en ontspannen kan. Nee dit mooie laat zich slechts ont wringen aan de onverbloemde dialoog met de tijd. Het moet van de tijd, de. toekomst, ónze toekomst worden afge perst. Als een bekentenis, een waar heid, die zolang zij nog gezegd moet worden, niet de indruk van mooi te zijn maakt. Het is niettemin broodnodig dat zü gezegd wordt. Van de vele manieren waarop dit in de moderne literatuur gebeurt zal in een volgende kroniek worden verteld. NICO VERHOEVEN het vliegtuig dat tegen negenen van Amserdam naar Londen vertrok Kei niet haar ogen hebben kunnen sluiten. Want iedere beschikbare plaats in het vliegtuig was geboekt door Engelse verslaggevers, die door hun chefs In Al bion er op uit waren gezonden om een exclusief interview te bemachtigen. De prinsessen Beatrix en Irene heb ben deze week met haar medeleerlingen van de dependence van het Baams Ly ceum de jaarlijkse kampweek doorge bracht op een particulier terrein bij Spier in de gemeente Beilen. Een typisch object van verschillende waardering is het standbeeld, dat adkine voor Rotterdam maakte een verschil in waardering alt waar van sprake is in de Literaire Kroniek van vandaag voor wat de literatuur betreft: de echtheid, die ontspringt uit het tweegesprek tussen kunste naar en zijn wereld, zijn tijd, botst tegen de mooiheid, welke de gewone^ burger als eis stelt vóórdat hy iets wil rekenen tot schoonheid" en Jcunsf

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1955 | | pagina 7