Strafrecht in de belangstelling Vernieuwing van gevangeniswezen en reclassering Mag een katholiek zijn persoonlijk geweten volgen MUSICERENDE Een muzikale ruimtevaart is op weg naar nieuwe onbekende klankwerelden ELECTRONEN B De pionier dr. N. Muller Druk bezoek in Moskou De Katholieke leer ah algemene norm PLICHT TOT GOEDE Electronische muziek GEWETENSVORMING KERSENBONBONS ZATERDAG 17 SEPTEMBER 1955 PAGINA 9 sr. L-di iiiiiiiiiiii f 'lil Zakenvrouwen naar de hoofdstad Internationaal congres: vrouwelijke be drijf sho of den Dr. Beel sluit zitting Staten-Generaal Minimumprijzen! en maten voor fruit De gehuwde ambtenares Ambtenarenreglement gewijzigd onovertroffen Aga Khan niet naar Nederland Mr. dr. N. Muller die nooit opge houden heeft te pleiten voor de gespecialiseerde strafrechter. Toen in October van het vorig jaar de bekende rechter, reclasseringsman en publicist mr. dr. Nico Muller de leeftijd van 75 jaar bereikte, werd hem een boekwerk aangeboden, dat getiteld was „Straffen en Helpen", en waarin 29 medewerkers in gedegen opstel len hun waardering voor zijn levenswerk tot uitdruk king brachten. Onderwerpen als Voorlopige hechtenis, Voorwaardelijke invrijheidstelling, Strafgestichten, Psy chiatrische voorlichting van de rechters, Gezinsvoogdij, Opleiding van reclasseringsambtenaren, worden grondig in dat boek besproken. In zijn Voorwoord brengt minis ter Donker hulde aan mr. Muller, die „als een der wei nigen welbewust en ongeacht de promotiekansen, de fetrafrechtelijke zijde koos en daarbij bleef". Mr. dr. Mul ler, de oprichter en meer dan 30 jaar hoofdredacteur van het „Maandblad voor Berechting en Reclassering", heeft nooit opgehouden te pleiten voor de gespecialiseerde strafrechter. Maar bovenal was steeds zijn aandacht gericht op alles wat met strafvoltrekking, justitiële voorlichting en reclassering verband houdt. „Er is nog geen samenvattende naam gevonden voor deze bemoei ingen", zegt minister Donker, „maar in Muller heeft Nederland de man in wie deze zo wenselijke integratie Verwezenlijkt is." Inderdaad schijnt de ontwikkeling van strafrechtspraak en de reclassering hoofdzakelijk te steunen op het baan brekende werk van enkele personen. Het nadenken en publiceren over deze zaken is nu eenmaal geen favoriete be zigheid van de meeste juristen. Temid den van de talloze toepassingen van de vele wetten die het maatschappelijk le ven regelen, blijven die van de straf wet gelukkig nog in de minder heid. Bij de leden van de rechterlijke macht staat de strafrechtspraak niet in hoog aanzien; het strafrecht biedt im mers zoveel minder kans op juridische verfijningen dan het civiele recht. Bij hen, die van dit deel van het rechts leven een speciale studie maken, zo als hoogleraren, is de belangstelling hoofdzakelijk theoretisch gericht. Zij die zich metterdaad met de penale praktijk bezig houden, zoals de amt ;- naren van het Openbaar Ministerie, de rechters van instructie, de strafpleiters, houden zich gewoonlijk ver van alle theorie, en van publicaties. De misdadige „isoleert zichzelf" Overigens is deze kloof tussen de strafrechtspraak en het overige rechts leven niet als een te corrigeren mis stand te beschouwen. Misdaad en straf mogen in romans en films boeiende on derwerpen schijnen; in het maatschap pelijk leven houdt men zich daarvan liever op zekere afstand. Dat is natuur lijk. en het gevolg van het wezen van de misdaad, die immers de bedrijver isoleert van de samenleving. Voor de gewezen delinquent was het onder gaan van straf en reclassering iets als het doormaken van een ziekte, waar aan hij, en allen die tot zijn kring be horen, liever niet herinnerd willen wor den En zij die zich beroepsmatig met misdaad en misdadigers bezig houden moeten dagelijks met zeer onprettige zaken en personen omgaan. De drijf veren waaruit zij dit doen zijn meestal zeer samengesteld en zullen hier niet ontleed worden. Vele reclasseringsamb tenaren maar lang niet alle heb ben een sterke behoefte om hun eigen deugdzaamheid t.e beleven in het con tact mot gederailleerde medeburgers; dat sluit echter niet uit, dat zij, naar mate zij in het werk groeien, gaan han delen uit werkelijk medeleven en diepe sociale kommernis. De laatste drijf veer is een verworvenheid van het le ven; niemand wordt er mee geboren, zij is een product van nuchterheid, menselijke rijping en maatschappelijke ervaring. Het constateren van deze tendens, om de misdaad en de misdadiger te schuwen en te isoleren die er al tijd is, het heeft tussen gezonden immers geen nut om steeds over ziek ten te praten moet in deze tijd ech ter samengaan met het constateren van een sterk verhoogde publieke belang- Stelling voor deze zaken. leder weet nu. dat ons strafrecht en vooral de strafvoltrekking ingrijpende vernieuwin gen hebben ondergaan. Tijdens de bezetting maakten duizen den, na een farce van rechtspraak, ken nis met gevangenissen. De psychische kwellingen van het cellulair zitten, de T"l''1'|iikheden van het weer ingescha- w«rden in de maatschappij, wer- i ïm.rvon<|en door hen die in nor male tijden nooit met dit aspect van het leven zouden in aanraking gekomen zijn, en nu gedwongen werden zich hier van rekenschap te geven. En zo hleek hun, die erover nadachten, dat ons ge vangenisstelsel onhoudbaar was. Een nieuw stelsel werd ontworpen; hét ont werp van de Beginselenwet van 19S2 OT'*«,tond, dat tot wet werd bij de Ge- vangenismaatregel van Mei 1953, Het vele onverdiende leed heeft een zegen rijke uitwerking gehad. Resten van sentimentaliteit Het is niet nodig of mogelijk om op alle verbeteringen, die deze Maatregel bracht, hier in te gaan. Zij worden in het boek ..Straffen en Helpen" uitvoe rig toegelicht. Wat ons hier meer in teresseert is de algemene strekking van al deze nieuwe regelingen. Dat is deze vraag: wat is de tendens die geïnspi reerd heeft tot zulke uiteenlopende maatregelen als de psychiatrische voor lichting der rechters, de samenwerking van de rechterlijke macht met reclas- seringinstituten, de differentiëring van de strafgestichten, de invoering van sociale ambtenaren binnen die gestich ten? Wat zit er achter het veel losser hanteren van de juridische vergeldings norm, en de veel intensievere bemoeie nis met de persoon van de delinquent? Het lijkt ons dat dit zeer gecom pliceerde verschijnsel ook gevat kan Worden onder het aspect van een te ruglopen van formalisme en sentimen taliteit enerzijds, van een toenemen van sociale werkelijkheidszin anderszijds. Het formalisme, volgens welk elk om schreven strafbaar feit een bepaalde strafmaat kreeg toegekend, heeft afge daan; niet meer het feit, maar de da der wordt gestraft. Nog verder gaat men nu; de dader wordt niet alleen gestraft, maar her-opgevoed, althans zoveel mogelijk geredresseerd in de maatschappij Een zakelijk be grip voor de noodzaak om gederail leerde mensen weer in een nuttig spoor te brengen is gekomen in de plaats, van morele verontwaardiging en toe vallige filantropie. De huidige reclas- serings- of sociale ambtenaar legt alle nadruk op de maatschappelijke, en uaardoor nuchter-beperkte, draagwijdte ^an zijn taak, en spreekt zeker niet meer over zijn charitatieve intenties, wie zou zich immers aanmatigen de paritas te bezitten in hogere mate dan of,n medemens? Ook onder de delin- Gn zÜn er wellicht, die de caritas J n wat hen echter in hun spe- geval ontbrak, was de maat schappelijke aangepastheid. «og zijn er in de behandeling van .F X.' ll|| M delinquenten resten van de oude sen timentaliteit te bespeuren. Het begrip „zedelijke verbetering" heeft welis waar moeten plaatsmaken voor het minder pretentieuze „reclasseren", maar op alle briefhoofden van het Ge nootschap tot Reclassering prijkt nog het vignet, dat een witte hand voor stelt die achter de tralies een zwarte hand omhoogtrekt, terwijl de Prot. Christ. Reclasseringsvereniging het doet met een hand die een vogel uit een kooitje loslaat.Ook zijn er nog wel formalistische toezichthouders te vin den, die intrekking van de voorwaar delijke invrijheidstelling, en daarmee opnieuw opsluiting in de gevangenis afhankelijk willen stellen van al of niet regelmatig kerkbezoek van hun pupil. Onbewust hebben veel toezichthou ders de opvatting, dat zij zielzorgers zouden zijn. Dat is een vergissing, die samenhangt met het oüde vooroordeel, ■dat -de V.I. (voorwaardelijke invrijheid stelling) een gunst speciaal voor de veroordeelde zou zijn. De V.I. i$ echter een instituut in het belang van de maatschappij; zij wil de algehele maat schappelijke her-aanpassing van de de linquent voorbereiden (prof. Pompe in „Straffen en Helpen", pag. 94). De oud directeur van de Amsterdamse School voor Maatschappelijk Werk mr. M. J. A Moltzer zegt in zijn bijdrage uitdruk kelijk, dat niet alleen de goede gezind heid van de toeKomstige reclasserin^s- ambtepaar, maar vooral zijn opleiding en bekwaamheid om te oordelen over de daden van een medemens van het grootste belang zijn, (pag. 311). En hij klaagt, evenals Muller zelf, over het geringe aanbod van goede krach ten voor dit werk, waardoor de be schikbare reclasseringswerkers over belast worden en in massawerk ver vallen Wij geloven, dat ook dit tekort 4n aanbod een gevolg is van het oude sentimentele vooroordeel, dat men voor maatschappelijk, in het bijzonder reclasseringswerk vóór alles een ethisch-charitatieve gezindheid moet hebben. Deze gezindheid komt in pu re vorm niet zo heel veel voor; en waar zij bestaat is men er uiteraard afkerig van om die in een beroep te demonstreren. Maar de naastenliefde is geen privilege voor enkele geroe penen, maar levensopgaaf voor ieder. Zij is géén beroepseigenschap. Het beroep van maatschappelijk ambte naar vraagt echter wel een nuchter en bewust sociaal verantwoordelijk heidsgevoel en de gave om mensen kennis op te doen. Een gewone huis dokter heeft die echter evenzeer no dig. Toch zal deze laatste zijn gezin niet verwaarlozen, zoals vele reclas- deringsambtenaren menen te moeten doen. „Charité bien ordormée com mence par soi-même" waarschuwt mr. Moltzer. Wanneer de taak om delinquenten te helpen en te leiden minder uit een ethisch en verheven gezichtspunt, en meer zakelijk en practisch-sociaal zou worden gezien (en dienovereenkomstig gehonoreerd) zou het aanbod van nieuwe krachten waarschijnlijk groter worden. (Mis schien zouden dan ook jonge vrou wen met maatschappelijke aspiraties, die nu het voor haar ongeëigende beroep van politie-agent kiezen, het verstandige besluit nemen sociaal werkster te worden, waar grote be hoefte aan is). Dit waren enige gedachten waar de lectuur van „Straffen en Helpen" aan leiding toe was. Het gehele boek is een diepgaand exposé van de grote omme keer in de strafrechtspractijk, die tot stand kwam uit het inzicht, dat niet de daad maar de dader in het middelpunt moet staan. „Die mens is vee.l minder bepaald en ook veel minder bekend dan de daad, die vroeger het middel punt van het strafproces vormde," zegt mr. P. 's Jacob (pag. 141), die er op wijst, dat ook het openbaar ministerie met het hanteren van het opportuni teitsbeginsel kan medewerken tot het in het goede spoor houden van een eventuele delinquent. Deze ommekeer mag gezien worden als de verwerkelij king van de visie van 1 r. dr. Muller, die al in 1922 in zijn maandblad voor Be rechting en Reclasssering schreef: „Zo is nu de tegenstelling die er bestond tussen straffende rechtspraak en hel pende reclassering zozeer verzacht, dat een samenwerking tussen die beide is ontstaan, die voor beider toekomst de schoonste verwachtingen doet koes teren." Inderdaad zou zonder het taaie idealisme van de pionier Muller, die in dit boek geëerd wordt door de eersten van het land, aanzienlijk minder bereikt zijn. v. E. Straffen en Helpen, Wereldbibliotheek (Van onze verslaggeefster) De vrouwelijke bedrijfshoofden (on prettige betiteling van vrouwen, die aan het hoofd van een bedrijf staan) hou den van 2224 september een interna tionaal congres in Amsterdam. Dit is het zesde congres van de Europese Federatie, de Fédération Europeënne des femmes chefs d'Enterprise, die tien jaar bestaat. De Franse vrouwen, on der leiding van de algemene presiden te madame Y. Foinant, een weduwe, die het hoogovenbedrijf van haar man beheert, hebben de vereniging ge sticht. De Belgische vrouwen sloten zich aan, en vijf jaar geleden werd ook in Nederland de Unie van Vrouwelijke Bedrijfshoofden opgericht, die thans 250 leden heeft en mevr. Edel-Visser, apotheekhoudster, tot directrice. De vrouwelijke hoofden van een bedrijf uit Engeland en West-Duitsland zijn kort geleden ook toegetreden. De te verwachten ca. 150 buitenland se gasten, onder wie vrouwelijke assu radeuren, directies van fabrieken, van een baggerbedrijf, van een rederij, zullen donderdag worden ontvangen in het Beursgebouw, waar ze worden toe gesproken door mevr. Verwey-Jonker, lid der Eerste-Kamer, over de economi sche taak van de vrouw bij de integra tie van Europa. Verscheidene ont vangsten en festiviteiten alsmede een bezoek aan de Shell te Pernis staan op het programma, waarbij de gemeen telijke autoriteiten, de Kamer van Koophandel en de resp. ambassades zich niet onbetuigd zullen laten. De in terne besprekingen zijn gericht op het gezamenlijke doel, o.a. verbetering der economische samenwerking en meer vrouwelijke invloed bij overheidsorga nen en in de zakenwereld. Hedenmiddag heeft de minister van Binnenlandse Zaken, prof. dr. L. J. M. Beel, de zitting der Staten-Generaal ge sloten. Daartoe waren de beide Kamers in de vergaderzaal van de Eerste Ka mer in verenigde vergadering bijeen gekomen, onder voorzitterschap van mr. J. A. Jonkman. Minister Beel, die in een gala-berli- ner, bespannen met twee paarden, voor afgegaan en gevolgd door een escorte van rijkspolitie te paard, vertrokken was van de achterzijde van het paleis Noordeinde, arriveerde tegen drie uur aan het Kamergebouw. Voor het ge bouw was een erewacht van de rijks politie met drumband opgesteld. Minister Beel hield een rede, waarin hij o.m. zei, dat een parlementair jaar van intensieve arbeid thans ten einde is. Voor de eerste maal kwam een rijks wet in de zin van het statuut voor het Koninkrijk tot stand. De nauwe lots verbondenheid der volken trad naar voren bij de onderwerpen van interna tionale aard, die behandeling vroegen. Het gemeen overleg tussen regering en Staten-Generaal heeft tot vruchtbare resultaten geleid. In naam van Hare Ma jesteit de Koningin en daartoe door haar gemachtigd, verklaarde hij deze zitting van de Staten-Generaal te zijn gesloten. Met ingang van 19 september zal voor appels en peren op de Nederlandse vei lingen een minimum verkoopprijs gelden van 6 ct. per kg. Fruit, dat deze prijs niet opbrengt zal dan verkocht worden voor de fabrieken en dan geldt een op- houdprijs van- 3 ct. per kg. De kweker krijgt uitbetaald de werkelijke op brengst en als deze niets is krijgt hij ook geen vergoeding. Tevens is met ingang van deze datum de minimummaat voor appels verhoogd tot 50 mm. en voor peren tot 45 mm. Fruit beneden deze maten dient voort aan de benaming „kroet" te ontvangen. Deze maatregelen hebben ten doel het zgn. „ondereind" van de fruitoogst te verminderen. v yy-i V.' Xx.-f. X In het Staatsblad van Vrijdag is op genomen het K. B. van 13 september tot wijziging van de artikelen 7 en 97 van het Rijksambtenarenreglement In de considerans van dit K. B. wordt ge zegd, „dat het wenselijk is de regeling inzake het in dienst nemen van gehuw de vrouwen en het verlenen van ontslag aan huwende ambtenaressen aan te pas sen aan de in de practijk gebleken be hoeften". In het K. B. wordt bepaald, dat arti kel 7, vierde lid, van het Rijksambtena renreglement wordt gelezen als volgt: Gehuwde vrouwen kunnen voor aanstel ling tot ambtenaar slechts in aanmerking komen in de gevallen, waarin krachtens het bepaalde in of ingevolge artikel 97 bij huwelijk geen ontsiag behoeft te wor den verleend. Artikel 97 van het ambtenarenregle ment bepaald o.m., dat de vrouwelijke ambtenaar, die in het huwelijk treedt, met ingang van de dag, volgende op die van haar huwelijk eervol wordt ontsla gen. Zulks is niet van toepassing: wanneer de betrokkene de 45-jarige leeftijd heeft vervuldwanneer de ambtelijke werk zaamheden worden verricht in de echte lijke woning of in een lokaliteit, welke binnenhuis gemeenschap heeft met die woning; wanneer het betrokken ambt naar het oordeel van de minister als een bijbetrekking kan worden waarge nomen. Voorts wordt in dit artikel gezegd, dat „de in het eerst lid gestelde regel uit zondering lijdt ten aanzien van door ons aangewezeti ambten, groepen van amo- ten of groepen van ambtenaren, dan wel wanneer dit door ons in een bijzonder geval of groepen van bijzondere geval len wordt bepaald". Nx de West-Duitse delegatie, die nau welijks uit Moskou is vertrokken, brengen op het ogenblik de president van Finland en een Oost-Duitse de legatie een bezoek aan de hoofdstad van Rusland. Op de bovenste foto ziet men de Oost- Duitse delegatie tijdens een défilé van de Oost-Duitse „Volkspolizei" op het Oost-Berlijnse vliegveld Schöneveld, kort voor het vertrek naar Moskou. De onderste foto is gemaakt op het vliegveld van Moskou en toont van l.n.r'. te beginnen bij de tweede van links: de Finse minister van defensie Skog, in het uniform met een ster; maarschalk Woroshilov, opperbevel hebber van het Sovjet-leger; generaal- majoor Iwan Kalesnikov, bevelhebber van het Moskouse garnizoen; de Finse president Paasikivi en (in uniform) de parade-commandant tijdens het in specteren van de erewacht. (Telefoto) Advertentie CHOCOLADE Misschien klinkt het velen in de oren als een vloek in een kerststal, wanneer zij geconfronteerd worden met de vraag: „Zal de componist van de toekomst een ingenieur moeten zijn?" Want bij zo'n vraag moeten een ephte muziekminnaar wel, als bij het krassen van de nagels over een ouderwetse schoollei, de koude rillingen over de rug lopen. En toch is het een vraag, die met recht op kan komen in een tijd, waarin de electronenbuis, met de geluiden welke zij in staat is voort te brengen, volop bezig is binnen te dringen in de klankenwereld der muziek. In het begin van dit jaar hebben in Amerika musici en ingenieurs vol verbazing geluisterd naar een instrument of was het een apparaat? dat in staat was alle denkbare en niet denkbare tonen langs zuiver synthe tische electronische weg, voort te brengen. Met dit apparaat, de „elec tronic sound-synthesizer", de electronische geluid-synthetisator, kon men met grote nauwkeurigheid alle geluiden en muziek, die van een piano of een ander muziekinstrument evengoed als elk stemgeluid, dat van Caruso bij voorbeeld, ten gehore brengen. Zelfs is het er mee mogelijk, met het stem geluid van de reeds in 1921 overleden Caruso, een hypermodern liedje als het fameuze „Oh, mein Papa" bijvoorbeeld de toehoorders in de oren te laten klinken, de maan van Mars of van Venus een maakt buitenverblijf za* hebben ge- Het is misschien evc-j interessant ons af te vragen, naar welke muziek deze mens van overmorgen zal luis teren. De apostelen der electroni sche muziek houden het er voor, dat het naar deze de electronische muziek zal zijn. Niet onmogelijk. Maar het is alleen jammer, dat het niét te voorspellen valt, hoe deze electronische muziek zich dan ontwik keld zal hebben. Electronische nu: k. Is het wéér een technische revolutie de zoveel ste die zich aandient? Een revolutie mag men het zeker niet noemen. Mis schien eerder een doorbraak. Vermits zij al lang aan de gang is en maar langzaam gevorderd is. Al lang aan de gang. De eerste grond slagen ervan zijn gelegd zo rond de eeuwwisseling. Er was toen nog van geen echte electronische muziek in de moderne zin van het woord sprake, maar veelmeer van een „electrische muziek". Daar is de naam van Thadeus Cahill aan verbonden, als die van een der eerste pioniers. Een man, die de wan hoop was van de directeur van het te lefoonnet te Chicago. De patroonheili ge van de draadomroep, de radiodis tributie. Want deze voortvarende Ame rikaan bouwde ecu electrisch orgel een reeks van roterende generatoren en hij droeg de geluiden welke het voortbracht over op de leiding van het stedelijke telefoonnet. Een nieuwe, muzikale ruimtevaart is op weg naar vreemde, tot nog toé onbekende klankwerelden. Want de electronische muziek kan niet alleen de bekendè geluiden synthetiseren, maar, zoals gezegd, ook tot dusver nog nimmer geexploreerde klankgebie- den betreden, ware geluiden jungles. Er is een tijd geweest, dat men er een meer dan gewone belangstelling voor had, zich er een beeld van te vor men, hoe de mens van de toekomst er wel zou uitzien. Men was dan meestal wat pessimistisch van instelling en, met een soort morbide wellust, schil derde men hem af als een physiek ge degenereerd wezen, met een overmatig grote hersenkas, maar kaal, bijziend en tandeloos, zich uitsluitend voedend met synthetische voedselpillen en met krachteloze, dunne beentjes, daar hij zich nagenoeg alleen maar verplaatste met behulp van mechanisch voortbe wogen voertuigen. De belangstelling voor dit weinig aesthetische wezen is vrijwel geluwd. Men vraagt zich tegenwoordig niet meer af, hoe de mens van overmorgen er uit zal zien, maar veeleer, wét hij zal doen: of hij met zijn gevaarlijk atoomspeelgoed de wereld uiteen zal doen springen als een voetzoeker of tot een onbewoonbare planeet zal maken, en of hij, tegen die tijd al, in een ruimtevaarderspak gestoken, tijdig van Een pionier, dat was hij. Want hij gooide de deuren die uitkwamen op een wereld met ongekende mogelijkheden, resoluut open. Tot dan toe had men geluiden alleen weten op te wekken met behulp van trillende snaren, sta ven, platen of luchtzuilen. Hij deed een nieuwe mogelijkheid aan de hand: ge- luidvoortbrenging met behulp van elec trische trillingen. Kort daarop volgde een nieuwe, voor de vooruitgang onmisbare stap. In 1906 vond de Amerikaan Lee de Forest de electronenbuis uit. Dank zij deze, later zo fabelachtig vruchtbare, uitvinding werd de mogelijkheid geschapen om te komen tot een zuiver electronische muziek, los van alle mechanische be weging. De gedachte, langs electrisch-acous- tische weg muziek voort te brengen liet intussen velen niet los. Tal van pogingen hebben het licht gezien. Een der bek' ïdste en succesrijkste was wel het bekende Hammond-orgel, meer dan twintig jaar geleden in Amerika tot ontwikkeling gebracht. Léon Thérémin, een in Amerika le vende Russische technicus, deed in de twintiger jaren een nieuwe stap in de richting van de electronische muziek. Zjjn „aethergolven-instrument" bestond uit twee hoogfrequentiegeneratoren, die in een luidspreker een zwevende toon te voorschijn riepen, welks hoogte door bewegingen van de hand langs een an tennedraad gereguleerd kon worden. Met deze aetherofoon van Thérémin is in het jaar 1950 nog eens in ons land gedemonstreerd. Een ander instrument, dat veel van zich deed spreken was een creatie van de Fransman Martenot. De Ondes (golven) Martenot heeft zich eveneens tot op de huidige dag weten te handha ven. Ja, ze heeft zelfs de eer gehad, dat componisten van naam, als Honeg- ger, Messiaen en anderen, er compo sities voor schreven. Bij de Ondes Mar tenot was de h„nd vervangen door een rondlopende band-zonder-einde en het was voorzien van een toetsenbord. Maar ook bij deze Ondes Martenot ging het nog niet om electronische mu ziek in de ware zin van het woord. Het gebrek van dit instrument, evenals van dat van Thérémin, was, dat het geen vrijheid gaf tot vorming van de klank kleur. Het „Trautonium" Dit was wel het geval bij de lagefre- quentiegeneratoren, die tengevolge daarvan de strijd wonnen. Volgens dit principe construeerde de Diisseldorfer prof. Friedrich Trautwein meer dan vijf en twintig jaar geleden zijn „Trau tonium". Het was een eerste mijlpaal in de nieuwe richting. Het was een één stemmig instrument, dat uiterlijk iets had van een harmonium. Maar er ont brak een toetsenbord aan. De toon werd door de druk en het glijden van de vinger over een draad gemoduleerd. In 1930 heeft Paul Hindemith er een „Concertino mit Begleitung des Orchesters" voor geschreven en in 1940 zijn leerling Harald Geuzmer een „Concert für Trautonium-Orchester". Een leerling van Trautwein en Hinde mith, Oskar Sala, heeft het in 1952 ver volmaakt tot het „mixtuurtrautonium". Dat bevat twee snaren en kan bij elke afzonderlijke toon met een vier stemmig accoord gekoppeld worden. De tonen werden niet, zoals tot nu toe, uit de boventonenreeks genomen, maar Sa- la ontleende ze aan de ondertonen reeks. Ook voor dit instrument schreef Harald Geuzmer een compositie, „Con cert fur Mixtur-Trautonium". Van een geheel andere kant werd de synthese an muziek genaderd door de Fransman Pierre Schaeffer, de uitvinder van de z.g. „concrete muziek". Het was bij hem echter slechts een synthese-ten-halve. Want de bouwste nen, waaruit hij in zijn experimentele radiostudio te Parijs zijn concrete mu ziek construeerde, waren natuurlijke ge luiden. Maar daarbij was hij ganselijk niet kieskeurig. Hij gebruikt alles, wat maar geluid geeft, wat maar trillingen voortbrengt. Tonen en stemgeluiden zijn hem even welkom als verschillende soorten van geruis, geluiden van die ren, van gonzende metalen platen, val lende borden en electrische klankmid delen. Uit alles weet hij „muziek" te maken, al kan deze „muziek" lang niet iedereen bekoren. Zijn fabricageprocé- dé. bestaat uit het opnemen van de geluiden op de geluidsband. Maar dan heeft hij nog geen muziek. Wat hij heeft, is slechts een „klinkende fotografie van de werkelijkheid". En die acht hij nau welijks interessant. Hij gaat die op al lerlei wijzen veranderen, knipt gedeelten weg en plakt de banden weer aaneen. En hij past er een aantal „trucjes" op toe, zoals het opgenomene van achter naar voren afdraaien, de snelheid wij zigen, waardoor de toonhoogte veran dert en meer dergelijk dingen. Is de compositie voltooid en de montage beëindigd, dan kan ze afgedraaid en via een aantal verspreide luidsprekers beluisterd worden. De apostel der eigenlijke electroni sche muziek is dr. Herbert Eimert uit Keulen. Zijn experimenten en zijn idealen rei ken verder. De natuurlijke bouwelemen- In onze voorafgaande beschouwin gen hebben wij twee moderne stro mingen gesignaleerd, die een ernstig gevaar inhouden voor het christelijke geweten, nl. de situatie-ethiek en een valse zonde-mystiek. Tot nu toe hebben wij alleen maar in het kort uiteenge zet, wat daaronder te verstaan is, maar tevens beloofd er nog nader op terug te komen. Het ligt voor de hand, dat wij, als katholieken, deze dingen beoor delen uit het gezichtspunt van de leer der Kerk, waaraan wij een goddelijke waarde toekennen. Naar onze overtui ging is die leer dan ook de enige en veiligste maatstaf, die wij maar -kunnen aanleggen. Vooreerst dan de situatie-ethiek. De voorstanders van deze theorie bewe ren, dat er geen algemeen voor ieder geldende zedelijke voorschriften bestaan. De mens moet steeds zelf uitmaken wat hij in een bepaalde, concrete „situ atie" „in geweten" verplicht is te doen, bij welk oordeel het geheel van zijn persoonlijke omstandigheden de doorslag geeft. Het „geweten" ver andert derhalve met de omstandighe den, de persoonlijke situatie, mee. Dat de zedelijke opvattingen aldus op zeer losse schoenen komen te staan, is wel zonder meer duidelijk. Toch willen wij voor onze afwijzing van deze opvatting naar een nauwkeurige motivering zoe ken. Wij kunnen dat niet beter doen dan door na te gaan welke rol het ge weten in het leven va nde mens ver vult. Men kent de algemene regel, dat de mens verplicht is zijn geweten te vol gen. Dat lijkt zonder meer duidelijk. Im mers het geweten schrijft ons onze gedragslijn voor. Ieder behoorlijk mens acht zich aan de' uitspraak van zijn ge weten gebonden. Dit wordt terecht zelfs zo ver doorgevoerd, dat men ver plicht is zijn geweten te volgen ook wanneer dit feitelijk buiten onze persoonlijke schuld in dwaling ver keert. ten van Pierre Schaeffer kunnen in zijn ogen geen genade vinden. Hij wil de muziek om zo te zeggen alleen maar uit de retort. Voor Eimert hebben alleen electro- acoustisch voortgebrachte klanken, welke de traditionele muziek onbekend zijn, waarde. Geen klanken, die langs natuurlijke weg voortgebracht kunnen worden. Zijn bouwstenen zijn de naakte, enkelvoudige van boventonen ontda ne grondtonen, de sinustonen. Daar mee zou hij door ze te mengen, te combineren weer de timbres van allerlei instrumenten vrij goed kunnen nabootsen, maar alle nabootsing is voor hem taboe. De electronische mu ziek is niet meer bereid, de rol van die naresse te vervullen, ze eist een eigen, autonome plaats op als meesteres. En ze weet, dat haar dominium een aller merkwaardigste, maar ietwat lugubere wereld is van nooit eerder beluisterde en dientengevolge voor het gehoor niet thuis te brengen klanken: de klan ken van een irreële spookwereld, brom mende, krassende, piepende, snerpen de klanken, die als griezelige vleermui zen rondvliegen. Een onmiskenbaar eigen geluid, ongetwijfeld, gecreëerd volgens de methode van de „concrete muziek", met schaar en lijmpot. Met dit verschil dat de klanken niet op een instrument zjjn v-ortgebracht of aan de natuur ontleend, maar rechtstreeks van een geluid- of geruisgenerator op een geluidsband vastgelegd. Bij de demonstratie van de Ame rikaanse synthetische geluidmachi ne was nabootsing de hoofdschotel. De grond hiervan is, dat wij door ons geweten te volgen trachten het goede te doen en zodoende Gods wil in gehoorzaamheid vervullen. Dat wij ons in ons oordeel (het geweten) kun nen vergissen, maakt hierbij geen ver schil, zolang die vergissing niet op een of andere wijze schuldig is. Het feit, dat in deze materie een vergissing mogelijk is, wijst er al op, dat wij ons geweten niet mogen beschouwen als een onfeilbaar werkend vermogen. In tegendeel, het kan zelfs heel gemak kelijk dwalen, al was het alleen maar, omdat wij licht er toe komen voor een uitspraak van het echte geweten aan te zien wat ons wordt ingegeven door persoonlijke voorkeur, hartstocht, egoïsme enz. Maar ook zonder dat is dwalen mogelijk, b.v, door een tekort aan geloofskennis en zedelijke ontwik keling. Het ligt daarom voor de hand, dat het- menselijke geweten gevormd moet worden. Een eerste eis is dan, dat het zo goed mogelijk in overeen stemming dient te worden gebracht met de objectieve maatstaven van de zedelijke waardenwereld. Verder moet de mens zich laten onderrichten door elk gezag, dat recht van spreken heeft, op de eerste plaats door het leergezag van de Kerk. Zoals op alle gebieden van het leven is ook hier opvoeding, voorlichting en, zo mogelijk, studie onmisbaar. ij dit alles mag echter niet uit het oog worden verloren, dat de mens oók een individueel wezen is, en dat hij bij gevolg als zodanig een persoonlijk geweten moet hebben, dat hem in voorkomende gevallen kan voorschrijven, wat hij alléén te doen heeft. Hij heeft vaak een taak en een roeping, die niet onder algemene nor men en wetten te vangen is, maar waarvan de plichten hem slechts door zijn persoonlijk geweten kunnen worden meegedeeld. Men kan dus wel degelijk óók van een persoonlijk geweten spre ken, maar het is van belang hierbij direct een uiterst gewichtige reserve te maken. Dit persoonlijke geweten heft het laten wij het noemen alge mene geweten zeer beslist nooit op. Het persoonlijke valt steeds binnen de grenzen van het algemeen menselijke, dat door God is gewild, en zodoende kan nooit een echt zedelijkheidsvoor schrift van een persoonlijk geweten buiten de algemene christelijke zede lijkheid vallen. Aan het christelijk geweten, ook aan dat van de leek, komt derhalve een zekere zelfstandigheid toe, die zoveel mogelijk dient bevorderd te worden. Zou dit niet het geval zijn, dan zouden maatschappij en Kerk, zoals Rahner opmerkt, daarvan grote schade onder vinden. Die zelfstandigheid mag echter nooit ontaarden „in een emancipatie, in een verwerping van de algemene normen, welke ons door het Evangelie en de Kerk worden voorgehouden, on der voorwendsel, dat onze situatie vol strekt uniek is en dat wij ons eigen geweten moeten volgen." Wij moeten veeleer leren die algemene normen zelfstandig op onze eigen concrete si tuatie toe te passen. Het uitgroeien tot een zelfstandig oordeel is van zeer groot belang: denken wij maar eens aan het vaak voorkomende feit, dat wij taken en plichten kunnen hebben van zulk een bijzondere aard. dat wfl heus niet in elk concreet geval kunnen verwachten, dat b.v. het kerkelijk leergezag ons precies zal vertellen, hoe in deze bepaalde omstandigheid moet gehandeld worden. Dat dienen wij zelf te kunnen uitmaken. Uit het bovenstaande kunnen wij nu al de gevolgtrekking maken, dat de si tuatie-ethiek, zoals boven bedoeld, in derdaad geen recht van bestaan heeft. Immers er is een persoonlijk geweten, En het is juist dat, wat dit toestel maar dat is afhankelijk van de alge van de Radio Corporation of Ameri ca enkele griezelige facetten gaf. Want daarmee is niet alleen de stem van een zanger „op te bouwen", maar evengoed de stem van een spreker. En dan kan men die sprekerstem Ia- ten beweren, wat men wil. Men zou er Boelganin's stem het communisme mee kunnen laten vervloeken, of Ei senhowers stem bij een presidentsver kiezing propaganda mee kunnen laten maken voor een tegencandidaat. Kort weg, de verwarring ui onze toch al niet zo heel doorzichtige wereld weer niet onbeduidend mee kunnen laten toene men. Eén klein geluk: voor het samen stellen van een liedje, dat drie minuten duurt, heeft zelfs een geoefende electro- nenmixer nog tenminste twaalf uren ar beid nodig. MR. H. C. M. EDELMAN. mene, voor ieder geldende zedelijk heidsvoorschriften. Bovendien moeten wjj stellen, dat dit persoonlijke gewe ten, binnen het jsader van het alge mene, zoveel mogelijk tot zelfstandig heid behoort uit te groeien. Er is dus geen sprake van situatie-ethiek, waar in een mens de algemene zedelijk heidsnormen eenvoudig zou mogen ver waarlozen en in een bepaald concreet geval de zedelijkheid van zijn daad een voudig maar naar eigen behoefte of voorkeur vaststelt. Het bezoek, dat de Aga Khan en de begum in september aan on sland zou den brengen, gaat op dokters-advies niet door.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1955 | | pagina 9