Strafrecht in de belangstelling
Vernieuwing van gevangeniswezen en reclassering
Mag een katholiek zijn persoonlijk
geweten volgen
MUSICERENDE
Een muzikale ruimtevaart is op weg
naar nieuwe onbekende klankwerelden
ELECTRONEN
B
De pionier
dr. N. Muller
Druk bezoek in Moskou
De Katholieke leer ah algemene norm
PLICHT TOT GOEDE
Electronische
muziek
GEWETENSVORMING
KERSENBONBONS
ZATERDAG 17 SEPTEMBER 1955
PAGINA 9
sr. L-di
iiiiiiiiiiii
f
'lil
Zakenvrouwen naar
de hoofdstad
Internationaal congres:
vrouwelijke be drijf sho of den
Dr. Beel sluit zitting
Staten-Generaal
Minimumprijzen! en
maten voor fruit
De gehuwde ambtenares
Ambtenarenreglement
gewijzigd
onovertroffen
Aga Khan niet naar
Nederland
Mr. dr. N. Muller
die nooit opge
houden heeft te
pleiten voor de
gespecialiseerde
strafrechter.
Toen in October van het vorig jaar de bekende
rechter, reclasseringsman en publicist mr. dr. Nico
Muller de leeftijd van 75 jaar bereikte, werd hem
een boekwerk aangeboden, dat getiteld was „Straffen en
Helpen", en waarin 29 medewerkers in gedegen opstel
len hun waardering voor zijn levenswerk tot uitdruk
king brachten. Onderwerpen als Voorlopige hechtenis,
Voorwaardelijke invrijheidstelling, Strafgestichten, Psy
chiatrische voorlichting van de rechters, Gezinsvoogdij,
Opleiding van reclasseringsambtenaren, worden grondig
in dat boek besproken. In zijn Voorwoord brengt minis
ter Donker hulde aan mr. Muller, die „als een der wei
nigen welbewust en ongeacht de promotiekansen, de
fetrafrechtelijke zijde koos en daarbij bleef". Mr. dr. Mul
ler, de oprichter en meer dan 30 jaar hoofdredacteur van
het „Maandblad voor Berechting en Reclassering", heeft
nooit opgehouden te pleiten voor de gespecialiseerde
strafrechter. Maar bovenal was steeds zijn aandacht
gericht op alles wat met strafvoltrekking, justitiële
voorlichting en reclassering verband houdt. „Er is nog
geen samenvattende naam gevonden voor deze bemoei
ingen", zegt minister Donker, „maar in Muller heeft
Nederland de man in wie deze zo wenselijke integratie
Verwezenlijkt is."
Inderdaad schijnt de ontwikkeling
van strafrechtspraak en de reclassering
hoofdzakelijk te steunen op het baan
brekende werk van enkele personen.
Het nadenken en publiceren over deze
zaken is nu eenmaal geen favoriete be
zigheid van de meeste juristen. Temid
den van de talloze toepassingen van de
vele wetten die het maatschappelijk le
ven regelen, blijven die van de straf
wet gelukkig nog in de minder
heid. Bij de leden van de rechterlijke
macht staat de strafrechtspraak niet in
hoog aanzien; het strafrecht biedt im
mers zoveel minder kans op juridische
verfijningen dan het civiele recht. Bij
hen, die van dit deel van het rechts
leven een speciale studie maken, zo
als hoogleraren, is de belangstelling
hoofdzakelijk theoretisch gericht. Zij
die zich metterdaad met de penale
praktijk bezig houden, zoals de amt ;-
naren van het Openbaar Ministerie, de
rechters van instructie, de strafpleiters,
houden zich gewoonlijk ver van alle
theorie, en van publicaties.
De misdadige „isoleert zichzelf"
Overigens is deze kloof tussen de
strafrechtspraak en het overige rechts
leven niet als een te corrigeren mis
stand te beschouwen. Misdaad en straf
mogen in romans en films boeiende on
derwerpen schijnen; in het maatschap
pelijk leven houdt men zich daarvan
liever op zekere afstand. Dat is natuur
lijk. en het gevolg van het wezen van
de misdaad, die immers de bedrijver
isoleert van de samenleving. Voor de
gewezen delinquent was het onder
gaan van straf en reclassering iets als
het doormaken van een ziekte, waar
aan hij, en allen die tot zijn kring be
horen, liever niet herinnerd willen wor
den En zij die zich beroepsmatig met
misdaad en misdadigers bezig houden
moeten dagelijks met zeer onprettige
zaken en personen omgaan. De drijf
veren waaruit zij dit doen zijn meestal
zeer samengesteld en zullen hier niet
ontleed worden. Vele reclasseringsamb
tenaren maar lang niet alle heb
ben een sterke behoefte om hun eigen
deugdzaamheid t.e beleven in het con
tact mot gederailleerde medeburgers;
dat sluit echter niet uit, dat zij, naar
mate zij in het werk groeien, gaan han
delen uit werkelijk medeleven en diepe
sociale kommernis. De laatste drijf
veer is een verworvenheid van het le
ven; niemand wordt er mee geboren,
zij is een product van nuchterheid,
menselijke rijping en maatschappelijke
ervaring.
Het constateren van deze tendens,
om de misdaad en de misdadiger te
schuwen en te isoleren die er al
tijd is, het heeft tussen gezonden
immers geen nut om steeds over ziek
ten te praten moet in deze tijd ech
ter samengaan met het constateren van
een sterk verhoogde publieke belang-
Stelling voor deze zaken. leder weet
nu. dat ons strafrecht en vooral de
strafvoltrekking ingrijpende vernieuwin
gen hebben ondergaan.
Tijdens de bezetting maakten duizen
den, na een farce van rechtspraak, ken
nis met gevangenissen. De psychische
kwellingen van het cellulair zitten, de
T"l''1'|iikheden van het weer ingescha-
w«rden in de maatschappij, wer-
i ïm.rvon<|en door hen die in nor
male tijden nooit met dit aspect van
het leven zouden in aanraking gekomen
zijn, en nu gedwongen werden zich hier
van rekenschap te geven. En zo hleek
hun, die erover nadachten, dat ons ge
vangenisstelsel onhoudbaar was. Een
nieuw stelsel werd ontworpen; hét ont
werp van de Beginselenwet van 19S2
OT'*«,tond, dat tot wet werd bij de Ge-
vangenismaatregel van Mei 1953, Het
vele onverdiende leed heeft een zegen
rijke uitwerking gehad.
Resten van sentimentaliteit
Het is niet nodig of mogelijk om op
alle verbeteringen, die deze Maatregel
bracht, hier in te gaan. Zij worden in
het boek ..Straffen en Helpen" uitvoe
rig toegelicht. Wat ons hier meer in
teresseert is de algemene strekking van
al deze nieuwe regelingen. Dat is deze
vraag: wat is de tendens die geïnspi
reerd heeft tot zulke uiteenlopende
maatregelen als de psychiatrische voor
lichting der rechters, de samenwerking
van de rechterlijke macht met reclas-
seringinstituten, de differentiëring van
de strafgestichten, de invoering van
sociale ambtenaren binnen die gestich
ten? Wat zit er achter het veel losser
hanteren van de juridische vergeldings
norm, en de veel intensievere bemoeie
nis met de persoon van de delinquent?
Het lijkt ons dat dit zeer gecom
pliceerde verschijnsel ook gevat kan
Worden onder het aspect van een te
ruglopen van formalisme en sentimen
taliteit enerzijds, van een toenemen van
sociale werkelijkheidszin anderszijds.
Het formalisme, volgens welk elk om
schreven strafbaar feit een bepaalde
strafmaat kreeg toegekend, heeft afge
daan; niet meer het feit, maar de da
der wordt gestraft. Nog verder gaat
men nu; de dader wordt niet alleen
gestraft, maar her-opgevoed, althans
zoveel mogelijk geredresseerd
in de maatschappij Een zakelijk be
grip voor de noodzaak om gederail
leerde mensen weer in een nuttig spoor
te brengen is gekomen in de plaats,
van morele verontwaardiging en toe
vallige filantropie. De huidige reclas-
serings- of sociale ambtenaar legt alle
nadruk op de maatschappelijke, en
uaardoor nuchter-beperkte, draagwijdte
^an zijn taak, en spreekt zeker niet
meer over zijn charitatieve intenties,
wie zou zich immers aanmatigen de
paritas te bezitten in hogere mate dan
of,n medemens? Ook onder de delin-
Gn zÜn er wellicht, die de caritas
J n wat hen echter in hun spe-
geval ontbrak, was de maat
schappelijke aangepastheid.
«og zijn er in de behandeling van
.F X.' ll||
M
delinquenten resten van de oude sen
timentaliteit te bespeuren. Het begrip
„zedelijke verbetering" heeft welis
waar moeten plaatsmaken voor het
minder pretentieuze „reclasseren",
maar op alle briefhoofden van het Ge
nootschap tot Reclassering prijkt nog
het vignet, dat een witte hand voor
stelt die achter de tralies een zwarte
hand omhoogtrekt, terwijl de Prot.
Christ. Reclasseringsvereniging het
doet met een hand die een vogel uit
een kooitje loslaat.Ook zijn er nog wel
formalistische toezichthouders te vin
den, die intrekking van de voorwaar
delijke invrijheidstelling, en daarmee
opnieuw opsluiting in de gevangenis
afhankelijk willen stellen van al of niet
regelmatig kerkbezoek van hun pupil.
Onbewust hebben veel toezichthou
ders de opvatting, dat zij zielzorgers
zouden zijn. Dat is een vergissing, die
samenhangt met het oüde vooroordeel,
■dat -de V.I. (voorwaardelijke invrijheid
stelling) een gunst speciaal voor de
veroordeelde zou zijn. De V.I. i$ echter
een instituut in het belang van de
maatschappij; zij wil de algehele maat
schappelijke her-aanpassing van de de
linquent voorbereiden (prof. Pompe in
„Straffen en Helpen", pag. 94). De oud
directeur van de Amsterdamse School
voor Maatschappelijk Werk mr. M. J.
A Moltzer zegt in zijn bijdrage uitdruk
kelijk, dat niet alleen de goede gezind
heid van de toeKomstige reclasserin^s-
ambtepaar, maar vooral zijn opleiding
en bekwaamheid om te oordelen over
de daden van een medemens van het
grootste belang zijn, (pag. 311). En
hij klaagt, evenals Muller zelf, over
het geringe aanbod van goede krach
ten voor dit werk, waardoor de be
schikbare reclasseringswerkers over
belast worden en in massawerk ver
vallen
Wij geloven, dat ook dit tekort 4n
aanbod een gevolg is van het oude
sentimentele vooroordeel, dat men
voor maatschappelijk, in het bijzonder
reclasseringswerk vóór alles een
ethisch-charitatieve gezindheid moet
hebben. Deze gezindheid komt in pu
re vorm niet zo heel veel voor; en
waar zij bestaat is men er uiteraard
afkerig van om die in een beroep te
demonstreren. Maar de naastenliefde
is geen privilege voor enkele geroe
penen, maar levensopgaaf voor ieder.
Zij is géén beroepseigenschap. Het
beroep van maatschappelijk ambte
naar vraagt echter wel een nuchter
en bewust sociaal verantwoordelijk
heidsgevoel en de gave om mensen
kennis op te doen. Een gewone huis
dokter heeft die echter evenzeer no
dig. Toch zal deze laatste zijn gezin
niet verwaarlozen, zoals vele reclas-
deringsambtenaren menen te moeten
doen. „Charité bien ordormée com
mence par soi-même" waarschuwt
mr. Moltzer. Wanneer de taak om
delinquenten te helpen en te leiden
minder uit een ethisch en verheven
gezichtspunt, en meer zakelijk en
practisch-sociaal zou worden gezien
(en dienovereenkomstig gehonoreerd)
zou het aanbod van nieuwe krachten
waarschijnlijk groter worden. (Mis
schien zouden dan ook jonge vrou
wen met maatschappelijke aspiraties,
die nu het voor haar ongeëigende
beroep van politie-agent kiezen, het
verstandige besluit nemen sociaal
werkster te worden, waar grote be
hoefte aan is).
Dit waren enige gedachten waar de
lectuur van „Straffen en Helpen" aan
leiding toe was. Het gehele boek is een
diepgaand exposé van de grote omme
keer in de strafrechtspractijk, die tot
stand kwam uit het inzicht, dat niet de
daad maar de dader in het middelpunt
moet staan. „Die mens is vee.l minder
bepaald en ook veel minder bekend
dan de daad, die vroeger het middel
punt van het strafproces vormde," zegt
mr. P. 's Jacob (pag. 141), die er op
wijst, dat ook het openbaar ministerie
met het hanteren van het opportuni
teitsbeginsel kan medewerken tot het
in het goede spoor houden van een
eventuele delinquent. Deze ommekeer
mag gezien worden als de verwerkelij
king van de visie van 1 r. dr. Muller, die
al in 1922 in zijn maandblad voor Be
rechting en Reclasssering schreef: „Zo
is nu de tegenstelling die er bestond
tussen straffende rechtspraak en hel
pende reclassering zozeer verzacht, dat
een samenwerking tussen die beide is
ontstaan, die voor beider toekomst
de schoonste verwachtingen doet koes
teren." Inderdaad zou zonder het taaie
idealisme van de pionier Muller, die in
dit boek geëerd wordt door de eersten
van het land, aanzienlijk minder bereikt
zijn. v. E.
Straffen en Helpen, Wereldbibliotheek
(Van onze verslaggeefster)
De vrouwelijke bedrijfshoofden (on
prettige betiteling van vrouwen, die aan
het hoofd van een bedrijf staan) hou
den van 2224 september een interna
tionaal congres in Amsterdam. Dit is
het zesde congres van de Europese
Federatie, de Fédération Europeënne
des femmes chefs d'Enterprise, die tien
jaar bestaat. De Franse vrouwen, on
der leiding van de algemene presiden
te madame Y. Foinant, een weduwe,
die het hoogovenbedrijf van haar man
beheert, hebben de vereniging ge
sticht. De Belgische vrouwen sloten zich
aan, en vijf jaar geleden werd ook in
Nederland de Unie van Vrouwelijke
Bedrijfshoofden opgericht, die thans
250 leden heeft en mevr. Edel-Visser,
apotheekhoudster, tot directrice. De
vrouwelijke hoofden van een bedrijf uit
Engeland en West-Duitsland zijn kort
geleden ook toegetreden.
De te verwachten ca. 150 buitenland
se gasten, onder wie vrouwelijke assu
radeuren, directies van fabrieken,
van een baggerbedrijf, van een rederij,
zullen donderdag worden ontvangen in
het Beursgebouw, waar ze worden toe
gesproken door mevr. Verwey-Jonker,
lid der Eerste-Kamer, over de economi
sche taak van de vrouw bij de integra
tie van Europa. Verscheidene ont
vangsten en festiviteiten alsmede een
bezoek aan de Shell te Pernis staan
op het programma, waarbij de gemeen
telijke autoriteiten, de Kamer van
Koophandel en de resp. ambassades
zich niet onbetuigd zullen laten. De in
terne besprekingen zijn gericht op het
gezamenlijke doel, o.a. verbetering der
economische samenwerking en meer
vrouwelijke invloed bij overheidsorga
nen en in de zakenwereld.
Hedenmiddag heeft de minister van
Binnenlandse Zaken, prof. dr. L. J. M.
Beel, de zitting der Staten-Generaal ge
sloten. Daartoe waren de beide Kamers
in de vergaderzaal van de Eerste Ka
mer in verenigde vergadering bijeen
gekomen, onder voorzitterschap van mr.
J. A. Jonkman.
Minister Beel, die in een gala-berli-
ner, bespannen met twee paarden, voor
afgegaan en gevolgd door een escorte
van rijkspolitie te paard, vertrokken
was van de achterzijde van het paleis
Noordeinde, arriveerde tegen drie uur
aan het Kamergebouw. Voor het ge
bouw was een erewacht van de rijks
politie met drumband opgesteld.
Minister Beel hield een rede, waarin
hij o.m. zei, dat een parlementair jaar
van intensieve arbeid thans ten einde
is. Voor de eerste maal kwam een rijks
wet in de zin van het statuut voor het
Koninkrijk tot stand. De nauwe lots
verbondenheid der volken trad naar
voren bij de onderwerpen van interna
tionale aard, die behandeling vroegen.
Het gemeen overleg tussen regering en
Staten-Generaal heeft tot vruchtbare
resultaten geleid. In naam van Hare Ma
jesteit de Koningin en daartoe door haar
gemachtigd, verklaarde hij deze zitting
van de Staten-Generaal te zijn gesloten.
Met ingang van 19 september zal voor
appels en peren op de Nederlandse vei
lingen een minimum verkoopprijs gelden
van 6 ct. per kg. Fruit, dat deze prijs
niet opbrengt zal dan verkocht worden
voor de fabrieken en dan geldt een op-
houdprijs van- 3 ct. per kg. De kweker
krijgt uitbetaald de werkelijke op
brengst en als deze niets is krijgt hij ook
geen vergoeding.
Tevens is met ingang van deze datum
de minimummaat voor appels verhoogd
tot 50 mm. en voor peren tot 45 mm.
Fruit beneden deze maten dient voort
aan de benaming „kroet" te ontvangen.
Deze maatregelen hebben ten doel het
zgn. „ondereind" van de fruitoogst te
verminderen.
v yy-i
V.'
Xx.-f. X
In het Staatsblad van Vrijdag is op
genomen het K. B. van 13 september
tot wijziging van de artikelen 7 en 97
van het Rijksambtenarenreglement In
de considerans van dit K. B. wordt ge
zegd, „dat het wenselijk is de regeling
inzake het in dienst nemen van gehuw
de vrouwen en het verlenen van ontslag
aan huwende ambtenaressen aan te pas
sen aan de in de practijk gebleken be
hoeften".
In het K. B. wordt bepaald, dat arti
kel 7, vierde lid, van het Rijksambtena
renreglement wordt gelezen als volgt:
Gehuwde vrouwen kunnen voor aanstel
ling tot ambtenaar slechts in aanmerking
komen in de gevallen, waarin krachtens
het bepaalde in of ingevolge artikel 97
bij huwelijk geen ontsiag behoeft te wor
den verleend.
Artikel 97 van het ambtenarenregle
ment bepaald o.m., dat de vrouwelijke
ambtenaar, die in het huwelijk treedt,
met ingang van de dag, volgende op die
van haar huwelijk eervol wordt ontsla
gen.
Zulks is niet van toepassing: wanneer
de betrokkene de 45-jarige leeftijd heeft
vervuldwanneer de ambtelijke werk
zaamheden worden verricht in de echte
lijke woning of in een lokaliteit, welke
binnenhuis gemeenschap heeft met die
woning; wanneer het betrokken ambt
naar het oordeel van de minister als
een bijbetrekking kan worden waarge
nomen.
Voorts wordt in dit artikel gezegd, dat
„de in het eerst lid gestelde regel uit
zondering lijdt ten aanzien van door ons
aangewezeti ambten, groepen van amo-
ten of groepen van ambtenaren, dan wel
wanneer dit door ons in een bijzonder
geval of groepen van bijzondere geval
len wordt bepaald".
Nx de West-Duitse delegatie, die nau
welijks uit Moskou is vertrokken,
brengen op het ogenblik de president
van Finland en een Oost-Duitse de
legatie een bezoek aan de hoofdstad
van Rusland.
Op de bovenste foto ziet men de Oost-
Duitse delegatie tijdens een défilé van
de Oost-Duitse „Volkspolizei" op het
Oost-Berlijnse vliegveld Schöneveld,
kort voor het vertrek naar Moskou.
De onderste foto is gemaakt op het
vliegveld van Moskou en toont van
l.n.r'. te beginnen bij de tweede van
links: de Finse minister van defensie
Skog, in het uniform met een ster;
maarschalk Woroshilov, opperbevel
hebber van het Sovjet-leger; generaal-
majoor Iwan Kalesnikov, bevelhebber
van het Moskouse garnizoen; de Finse
president Paasikivi en (in uniform)
de parade-commandant tijdens het in
specteren van de erewacht. (Telefoto)
Advertentie
CHOCOLADE
Misschien klinkt het velen in de oren als een vloek in een kerststal,
wanneer zij geconfronteerd worden met de vraag: „Zal de componist
van de toekomst een ingenieur moeten zijn?" Want bij zo'n vraag
moeten een ephte muziekminnaar wel, als bij het krassen van de nagels over
een ouderwetse schoollei, de koude rillingen over de rug lopen.
En toch is het een vraag, die met recht op kan komen in een tijd, waarin
de electronenbuis, met de geluiden welke zij in staat is voort te brengen,
volop bezig is binnen te dringen in de klankenwereld der muziek.
In het begin van dit jaar hebben in Amerika musici en ingenieurs vol
verbazing geluisterd naar een instrument of was het een apparaat?
dat in staat was alle denkbare en niet denkbare tonen langs zuiver synthe
tische electronische weg, voort te brengen. Met dit apparaat, de „elec
tronic sound-synthesizer", de electronische geluid-synthetisator, kon men
met grote nauwkeurigheid alle geluiden en muziek, die van een piano of een
ander muziekinstrument evengoed als elk stemgeluid, dat van Caruso bij
voorbeeld, ten gehore brengen. Zelfs is het er mee mogelijk, met het stem
geluid van de reeds in 1921 overleden Caruso, een hypermodern liedje als
het fameuze „Oh, mein Papa" bijvoorbeeld de toehoorders in de oren te
laten klinken,
de maan van Mars of van Venus een
maakt buitenverblijf za* hebben ge-
Het is misschien evc-j interessant
ons af te vragen, naar welke muziek
deze mens van overmorgen zal luis
teren. De apostelen der electroni
sche muziek houden het er voor, dat
het naar deze de electronische
muziek zal zijn. Niet onmogelijk.
Maar het is alleen jammer, dat het
niét te voorspellen valt, hoe deze
electronische muziek zich dan ontwik
keld zal hebben.
Electronische nu: k. Is het wéér
een technische revolutie de zoveel
ste die zich aandient? Een revolutie
mag men het zeker niet noemen. Mis
schien eerder een doorbraak. Vermits
zij al lang aan de gang is en maar
langzaam gevorderd is.
Al lang aan de gang. De eerste grond
slagen ervan zijn gelegd zo rond de
eeuwwisseling. Er was toen nog van
geen echte electronische muziek in de
moderne zin van het woord sprake,
maar veelmeer van een „electrische
muziek".
Daar is de naam van Thadeus Cahill
aan verbonden, als die van een der
eerste pioniers. Een man, die de wan
hoop was van de directeur van het te
lefoonnet te Chicago. De patroonheili
ge van de draadomroep, de radiodis
tributie. Want deze voortvarende Ame
rikaan bouwde ecu electrisch orgel
een reeks van roterende generatoren
en hij droeg de geluiden welke het
voortbracht over op de leiding van het
stedelijke telefoonnet.
Een nieuwe, muzikale ruimtevaart
is op weg naar vreemde, tot nog toé
onbekende klankwerelden. Want de
electronische muziek kan niet alleen
de bekendè geluiden synthetiseren,
maar, zoals gezegd, ook tot dusver
nog nimmer geexploreerde klankgebie-
den betreden, ware geluiden jungles.
Er is een tijd geweest, dat men er
een meer dan gewone belangstelling
voor had, zich er een beeld van te vor
men, hoe de mens van de toekomst er
wel zou uitzien. Men was dan meestal
wat pessimistisch van instelling en,
met een soort morbide wellust, schil
derde men hem af als een physiek ge
degenereerd wezen, met een overmatig
grote hersenkas, maar kaal, bijziend
en tandeloos, zich uitsluitend voedend
met synthetische voedselpillen en met
krachteloze, dunne beentjes, daar hij
zich nagenoeg alleen maar verplaatste
met behulp van mechanisch voortbe
wogen voertuigen.
De belangstelling voor dit weinig
aesthetische wezen is vrijwel geluwd.
Men vraagt zich tegenwoordig niet
meer af, hoe de mens van overmorgen
er uit zal zien, maar veeleer, wét hij
zal doen: of hij met zijn gevaarlijk
atoomspeelgoed de wereld uiteen zal
doen springen als een voetzoeker of tot
een onbewoonbare planeet zal maken,
en of hij, tegen die tijd al, in een
ruimtevaarderspak gestoken, tijdig van
Een pionier, dat was hij. Want hij
gooide de deuren die uitkwamen op een
wereld met ongekende mogelijkheden,
resoluut open. Tot dan toe had men
geluiden alleen weten op te wekken
met behulp van trillende snaren, sta
ven, platen of luchtzuilen. Hij deed een
nieuwe mogelijkheid aan de hand: ge-
luidvoortbrenging met behulp van elec
trische trillingen.
Kort daarop volgde een nieuwe, voor
de vooruitgang onmisbare stap. In 1906
vond de Amerikaan Lee de Forest de
electronenbuis uit. Dank zij deze, later
zo fabelachtig vruchtbare, uitvinding
werd de mogelijkheid geschapen om te
komen tot een zuiver electronische
muziek, los van alle mechanische be
weging.
De gedachte, langs electrisch-acous-
tische weg muziek voort te brengen
liet intussen velen niet los. Tal van
pogingen hebben het licht gezien.
Een der bek' ïdste en succesrijkste
was wel het bekende Hammond-orgel,
meer dan twintig jaar geleden in
Amerika tot ontwikkeling gebracht.
Léon Thérémin, een in Amerika le
vende Russische technicus, deed in de
twintiger jaren een nieuwe stap in de
richting van de electronische muziek.
Zjjn „aethergolven-instrument" bestond
uit twee hoogfrequentiegeneratoren, die
in een luidspreker een zwevende toon
te voorschijn riepen, welks hoogte door
bewegingen van de hand langs een an
tennedraad gereguleerd kon worden.
Met deze aetherofoon van Thérémin is
in het jaar 1950 nog eens in ons land
gedemonstreerd.
Een ander instrument, dat veel van
zich deed spreken was een creatie
van de Fransman Martenot. De Ondes
(golven) Martenot heeft zich eveneens
tot op de huidige dag weten te handha
ven. Ja, ze heeft zelfs de eer gehad,
dat componisten van naam, als Honeg-
ger, Messiaen en anderen, er compo
sities voor schreven. Bij de Ondes Mar
tenot was de h„nd vervangen door een
rondlopende band-zonder-einde en het
was voorzien van een toetsenbord.
Maar ook bij deze Ondes Martenot
ging het nog niet om electronische mu
ziek in de ware zin van het woord. Het
gebrek van dit instrument, evenals van
dat van Thérémin, was, dat het geen
vrijheid gaf tot vorming van de klank
kleur.
Het „Trautonium"
Dit was wel het geval bij de lagefre-
quentiegeneratoren, die tengevolge
daarvan de strijd wonnen. Volgens dit
principe construeerde de Diisseldorfer
prof. Friedrich Trautwein meer dan
vijf en twintig jaar geleden zijn „Trau
tonium". Het was een eerste mijlpaal
in de nieuwe richting. Het was een één
stemmig instrument, dat uiterlijk iets
had van een harmonium. Maar er ont
brak een toetsenbord aan. De toon
werd door de druk en het glijden van
de vinger over een draad gemoduleerd.
In 1930 heeft Paul Hindemith er
een „Concertino mit Begleitung des
Orchesters" voor geschreven en in
1940 zijn leerling Harald Geuzmer een
„Concert für Trautonium-Orchester".
Een leerling van Trautwein en Hinde
mith, Oskar Sala, heeft het in 1952 ver
volmaakt tot het „mixtuurtrautonium".
Dat bevat twee snaren en kan bij
elke afzonderlijke toon met een vier
stemmig accoord gekoppeld worden. De
tonen werden niet, zoals tot nu toe, uit
de boventonenreeks genomen, maar Sa-
la ontleende ze aan de ondertonen
reeks. Ook voor dit instrument schreef
Harald Geuzmer een compositie, „Con
cert fur Mixtur-Trautonium".
Van een geheel andere kant werd
de synthese an muziek genaderd
door de Fransman Pierre Schaeffer,
de uitvinder van de z.g. „concrete
muziek".
Het was bij hem echter slechts een
synthese-ten-halve. Want de bouwste
nen, waaruit hij in zijn experimentele
radiostudio te Parijs zijn concrete mu
ziek construeerde, waren natuurlijke ge
luiden. Maar daarbij was hij ganselijk
niet kieskeurig. Hij gebruikt alles, wat
maar geluid geeft, wat maar trillingen
voortbrengt. Tonen en stemgeluiden
zijn hem even welkom als verschillende
soorten van geruis, geluiden van die
ren, van gonzende metalen platen, val
lende borden en electrische klankmid
delen. Uit alles weet hij „muziek" te
maken, al kan deze „muziek" lang niet
iedereen bekoren. Zijn fabricageprocé-
dé. bestaat uit het opnemen van de
geluiden op de geluidsband. Maar dan
heeft hij nog geen muziek. Wat hij heeft,
is slechts een „klinkende fotografie van
de werkelijkheid". En die acht hij nau
welijks interessant. Hij gaat die op al
lerlei wijzen veranderen, knipt gedeelten
weg en plakt de banden weer aaneen.
En hij past er een aantal „trucjes" op
toe, zoals het opgenomene van achter
naar voren afdraaien, de snelheid wij
zigen, waardoor de toonhoogte veran
dert en meer dergelijk dingen. Is
de compositie voltooid en de montage
beëindigd, dan kan ze afgedraaid en
via een aantal verspreide luidsprekers
beluisterd worden.
De apostel der eigenlijke electroni
sche muziek is dr. Herbert Eimert uit
Keulen.
Zijn experimenten en zijn idealen rei
ken verder. De natuurlijke bouwelemen-
In onze voorafgaande beschouwin
gen hebben wij twee moderne stro
mingen gesignaleerd, die een ernstig
gevaar inhouden voor het christelijke
geweten, nl. de situatie-ethiek en een
valse zonde-mystiek. Tot nu toe hebben
wij alleen maar in het kort uiteenge
zet, wat daaronder te verstaan is, maar
tevens beloofd er nog nader op terug
te komen. Het ligt voor de hand, dat
wij, als katholieken, deze dingen beoor
delen uit het gezichtspunt van de leer
der Kerk, waaraan wij een goddelijke
waarde toekennen. Naar onze overtui
ging is die leer dan ook de enige en
veiligste maatstaf, die wij maar -kunnen
aanleggen.
Vooreerst dan de situatie-ethiek. De
voorstanders van deze theorie bewe
ren, dat er geen algemeen voor ieder
geldende zedelijke voorschriften bestaan.
De mens moet steeds zelf uitmaken
wat hij in een bepaalde, concrete „situ
atie" „in geweten" verplicht is
te doen, bij welk oordeel het geheel
van zijn persoonlijke omstandigheden
de doorslag geeft. Het „geweten" ver
andert derhalve met de omstandighe
den, de persoonlijke situatie, mee. Dat
de zedelijke opvattingen aldus op zeer
losse schoenen komen te staan, is wel
zonder meer duidelijk. Toch willen wij
voor onze afwijzing van deze opvatting
naar een nauwkeurige motivering zoe
ken. Wij kunnen dat niet beter doen
dan door na te gaan welke rol het ge
weten in het leven va nde mens ver
vult.
Men kent de algemene regel, dat de
mens verplicht is zijn geweten te vol
gen. Dat lijkt zonder meer duidelijk. Im
mers het geweten schrijft ons onze
gedragslijn voor. Ieder behoorlijk mens
acht zich aan de' uitspraak van zijn ge
weten gebonden. Dit wordt terecht
zelfs zo ver doorgevoerd, dat men ver
plicht is zijn geweten te volgen ook
wanneer dit feitelijk buiten onze
persoonlijke schuld in dwaling ver
keert.
ten van Pierre Schaeffer kunnen in zijn
ogen geen genade vinden. Hij wil de
muziek om zo te zeggen alleen maar
uit de retort.
Voor Eimert hebben alleen electro-
acoustisch voortgebrachte klanken,
welke de traditionele muziek onbekend
zijn, waarde. Geen klanken, die langs
natuurlijke weg voortgebracht kunnen
worden. Zijn bouwstenen zijn de naakte,
enkelvoudige van boventonen ontda
ne grondtonen, de sinustonen. Daar
mee zou hij door ze te mengen,
te combineren weer de timbres van
allerlei instrumenten vrij goed kunnen
nabootsen, maar alle nabootsing is
voor hem taboe. De electronische mu
ziek is niet meer bereid, de rol van die
naresse te vervullen, ze eist een eigen,
autonome plaats op als meesteres. En
ze weet, dat haar dominium een aller
merkwaardigste, maar ietwat lugubere
wereld is van nooit eerder beluisterde
en dientengevolge voor het gehoor
niet thuis te brengen klanken: de klan
ken van een irreële spookwereld, brom
mende, krassende, piepende, snerpen
de klanken, die als griezelige vleermui
zen rondvliegen. Een onmiskenbaar
eigen geluid, ongetwijfeld, gecreëerd
volgens de methode van de „concrete
muziek", met schaar en lijmpot. Met
dit verschil dat de klanken niet op een
instrument zjjn v-ortgebracht of aan
de natuur ontleend, maar rechtstreeks
van een geluid- of geruisgenerator op
een geluidsband vastgelegd.
Bij de demonstratie van de Ame
rikaanse synthetische geluidmachi
ne was nabootsing de hoofdschotel.
De grond hiervan is, dat wij door
ons geweten te volgen trachten het
goede te doen en zodoende Gods wil
in gehoorzaamheid vervullen. Dat wij
ons in ons oordeel (het geweten) kun
nen vergissen, maakt hierbij geen ver
schil, zolang die vergissing niet op een
of andere wijze schuldig is. Het feit,
dat in deze materie een vergissing
mogelijk is, wijst er al op, dat wij ons
geweten niet mogen beschouwen als
een onfeilbaar werkend vermogen. In
tegendeel, het kan zelfs heel gemak
kelijk dwalen, al was het alleen maar,
omdat wij licht er toe komen voor
een uitspraak van het echte geweten
aan te zien wat ons wordt ingegeven
door persoonlijke voorkeur, hartstocht,
egoïsme enz. Maar ook zonder dat is
dwalen mogelijk, b.v, door een tekort
aan geloofskennis en zedelijke ontwik
keling.
Het ligt daarom voor de hand, dat
het- menselijke geweten gevormd
moet worden. Een eerste eis is dan,
dat het zo goed mogelijk in overeen
stemming dient te worden gebracht
met de objectieve maatstaven van de
zedelijke waardenwereld. Verder moet
de mens zich laten onderrichten door
elk gezag, dat recht van spreken heeft,
op de eerste plaats door het leergezag
van de Kerk. Zoals op alle gebieden
van het leven is ook hier opvoeding,
voorlichting en, zo mogelijk, studie
onmisbaar.
ij dit alles mag echter niet uit
het oog worden verloren, dat de
mens oók een individueel wezen
is, en dat hij bij gevolg als zodanig
een persoonlijk geweten moet hebben,
dat hem in voorkomende gevallen kan
voorschrijven, wat hij alléén te doen
heeft. Hij heeft vaak een taak en een
roeping, die niet onder algemene nor
men en wetten te vangen is, maar
waarvan de plichten hem slechts door
zijn persoonlijk geweten kunnen worden
meegedeeld. Men kan dus wel degelijk
óók van een persoonlijk geweten spre
ken, maar het is van belang hierbij
direct een uiterst gewichtige reserve te
maken. Dit persoonlijke geweten heft
het laten wij het noemen alge
mene geweten zeer beslist nooit op.
Het persoonlijke valt steeds binnen de
grenzen van het algemeen menselijke,
dat door God is gewild, en zodoende
kan nooit een echt zedelijkheidsvoor
schrift van een persoonlijk geweten
buiten de algemene christelijke zede
lijkheid vallen.
Aan het christelijk geweten, ook aan
dat van de leek, komt derhalve een
zekere zelfstandigheid toe, die zoveel
mogelijk dient bevorderd te worden.
Zou dit niet het geval zijn, dan zouden
maatschappij en Kerk, zoals Rahner
opmerkt, daarvan grote schade onder
vinden. Die zelfstandigheid mag echter
nooit ontaarden „in een emancipatie,
in een verwerping van de algemene
normen, welke ons door het Evangelie
en de Kerk worden voorgehouden, on
der voorwendsel, dat onze situatie vol
strekt uniek is en dat wij ons eigen
geweten moeten volgen." Wij moeten
veeleer leren die algemene normen
zelfstandig op onze eigen concrete si
tuatie toe te passen. Het uitgroeien tot
een zelfstandig oordeel is van zeer
groot belang: denken wij maar eens
aan het vaak voorkomende feit, dat
wij taken en plichten kunnen hebben
van zulk een bijzondere aard. dat wfl
heus niet in elk concreet geval kunnen
verwachten, dat b.v. het kerkelijk
leergezag ons precies zal vertellen, hoe
in deze bepaalde omstandigheid moet
gehandeld worden. Dat dienen wij zelf
te kunnen uitmaken.
Uit het bovenstaande kunnen wij nu
al de gevolgtrekking maken, dat de si
tuatie-ethiek, zoals boven bedoeld, in
derdaad geen recht van bestaan heeft.
Immers er is een persoonlijk geweten,
En het is juist dat, wat dit toestel maar dat is afhankelijk van de alge
van de Radio Corporation of Ameri
ca enkele griezelige facetten gaf.
Want daarmee is niet alleen de stem
van een zanger „op te bouwen", maar
evengoed de stem van een spreker.
En dan kan men die sprekerstem Ia-
ten beweren, wat men wil. Men zou
er Boelganin's stem het communisme
mee kunnen laten vervloeken, of Ei
senhowers stem bij een presidentsver
kiezing propaganda mee kunnen laten
maken voor een tegencandidaat. Kort
weg, de verwarring ui onze toch al niet
zo heel doorzichtige wereld weer niet
onbeduidend mee kunnen laten toene
men.
Eén klein geluk: voor het samen
stellen van een liedje, dat drie minuten
duurt, heeft zelfs een geoefende electro-
nenmixer nog tenminste twaalf uren ar
beid nodig.
MR. H. C. M. EDELMAN.
mene, voor ieder geldende zedelijk
heidsvoorschriften. Bovendien moeten
wjj stellen, dat dit persoonlijke gewe
ten, binnen het jsader van het alge
mene, zoveel mogelijk tot zelfstandig
heid behoort uit te groeien. Er is dus
geen sprake van situatie-ethiek, waar
in een mens de algemene zedelijk
heidsnormen eenvoudig zou mogen ver
waarlozen en in een bepaald concreet
geval de zedelijkheid van zijn daad een
voudig maar naar eigen behoefte of
voorkeur vaststelt.
Het bezoek, dat de Aga Khan en de
begum in september aan on sland zou
den brengen, gaat op dokters-advies niet
door.