BEGROTING 1956 SLUIT MET TEKORT VAN 580 MILJOEN miljoen) Verdere evenwichtige expansie als doel gesteld Ontwikkeling uitgaven niveau baart zorgen Waarschuwing tegen te gunstige beoordeling huidige toestand Behoedzaam financieel beleid blijft noodzaak BEGROTING IN CIJFERS Besteding inkomsten van het Rijk Voor defensie f 1360 miljoen Voorzichtig optimisme r r DE STAAT als werkgever Staatsschuld met f 1323 miljoen gedaald J Inhaal in 1955 f 350 miljoen .J Miljoenennota - 1956 DINSDAG 20 SEPTEMBER 1955 PAGINA 5 Nadelig saldo Staats balans gedaald in '54 Afremming besteding nog niet gewenst De Rijksbegroting 1956 sluit met een tekort van f 580 miljoen, tegen een tekort van f 610 miljoen op de oorspronkelijk vastgestelde begroting 1955 en van f 1113 miljoen volgens de vermoedelijke uitkomsten be groting 1955. De totale uitgaven worden geraamd op f 6682 miljoen tegen f 6625 miljoen oorspronkelijk 1955 en f 7744 miljoen vermoedelijke uitkom sten 1955. Hier staat tegenover een inkomstentotaal van f 6102 miljoen tegen f 6015 miljoen oorspronkelijk 1955 en f 6631 miljoen vermoedelijk 1955. De Gewone Dienst, de Buitengewone Dienst I en het Landbouwegalisatiefonds wijzen tezamen een nadelig saldo aan voor 1956 van f 30 miljoen tegen een tekort van f 7 miljoen oorspronkelijk vastgestelde begroting 1955 en f 361 miljoen vermoedelijke uitkomsten 1955. De Buitengewone Dienst II vertoont een nadelig saldo van f 550 miljoen tegen een tekort van f 603 miljoen oor spronkelijk 1955 en f 752 miljoen vermoedelijke uitkomsten 1955. Bjj de ontwerp-begroting voor 1956 heelt alt, doelstelling voor ogen ge staan, binnen de grenzen der finan ciële mogelijkheden door middel van de Rijksfinanciën bij te dragen tot een verdere evenwichtige expansie van de Nederlandse volkshuishouding in haar verschillende economische, sociale en culturele aspecten. Om een dergelijke expansie nir te belemme ren is er bij het opstellen van deze be groting naar gestreefd de stijging der Rijksuitgaven zoveel mogelijk binnen de perken te houden, aldus de Minis ter van Financiën in de Miljoenenno ta. Niettemin kan de bewindsman niet verhelen, dat de verdere ontwikkeling van het Rijksuitgavenniveau hem met enige bezorgdheid vervult. Hij vat daarbij in het oog de grote mate van conjunctuurgevoeligheid der belas tingmiddelen en de eise-> die door het treffen van verschillende als urgent beschouwde aanvullende voorzienin gen in de komende jaren aan het Staatsbudget zullen worden gesteld. Zo bezien kan het oordeel over de ontwerp-begroting 1956, ondanks het op zichzelf niet onbevredigende eind cijfer, naar de mening van de Minis ter van Financiën niet onverdeeld gunstig luiden. Immers, terwijl de verwachte stijging van middelen in hoge mate verband houdt met de huidige gunstige economische situa tie, op de bestendiging waarvan niet zonder meer zal mogen worden gere kend, moet daarentegen worden op gemerkt, dat de additionele uitgaven voor een belangrijk deel een meer blijvend karakter hebben. Volledigheidshalve moet nog worden opgemerkt, dat in de ontwerp-begroting voor 1956 nog geen rekening is gehou den met een aantal uitgaven, welke zul len voortvloeien uit wettelijke regelin gen, die op het tijdstip van indienen der begroting nog niet tot stand zijn geko men. Voorzover momenteel kan worden overzien, kunnen uit dien hoofde in 1956 additionele uitgaven worden verwacht ter zake van: Verhoging van de tijde lijke bijslag op de Indonesische pensioe nen, Regeling van de rechtsbijstand aan on- en minvermogenden in civiele za ken, Regeling van het kleuteronderwijs, Bijdrage ei lening aan Suriname in ver band met het tienjarenplan. Met een en ander zal naar schatting in totaal een bedrag zijn gemoeid van ongeveer 50 millioen. De vèrmoedelijke uitkomsten begroting 1955 BÜ <?e beoordeling van de vermoede lijke uitkomsten 1955 moet bij de toene ming van de uitgaven met 1119 mil joen in aanmerking worden genomen, dat deze hoofdzakelijk is toe te schrij ven aan de volgende factoren: De alge mene loonronde per 1 oktober 1954 wel ke nog niet kon worden verwerkt als mede de bijzondere herziening Van de lonen en salarissen van het Rijksperso neel per 1 januari 1955, waardoor o.m. de personeelsuitgaven stegen. Vervol gens zullen de defensieuitgaven voor 1955 groter zijn. Deze stijging vindt o.m. haar oorzaak in een overloop van uitga- j®*? uit vorige jaren (352 miljoen). Ver- ?,nd versterkte aflossing op de le- 5 Jfn„ ?e Wereldbank plaats, waar- door de uitgaven met 193 miljoen ste- f£F 6 hoger et(i2odcli® sald0 van ,?et miljoen) uitvallen door toenemende subsidiëring. Daar- xicicist zijn. er nog andere verhogingen van uitgaven. Tegenover de stijging der uitgaven voor,^®5 st?at een accres van middelen ad f 616 miljoen. Hiertoe zul len zowel de belastinggelden als de ove rige bronnen bijdragen. Ondanks het feit» dat per 1 september j.l. een aantal belastingverlagingen van kracht is geworden, waarmede in de ontwerp-begroting 1955 geen rekening was gehouden, zullen de belastingen naar verwachting dit jaar toch nog een 184 miljoen grotere opbrengst voor het Rijk te zien geven dan oorspronkelijk werd geraamd. Dit is enerzijds te dan ken aan het effect van de loonronde van 1 oktober 1954 en anderzijds aan de bij voortduring gunstige economische situa tie hier te lande. Wat betreft het niveau der Rijksuitga ven in zijn verhouding tot het nationale inkomen .1.) verdient het naar de mening van de Minister van Financiën aanbeveling de vergelijking te verfij nen, door op het uitgaventotaal enige correcties toe te passen in die zin, dat t.a.v. enkele uitgavercategorieën de middelen, die uit de desbetreffende Rijkstaken voortvloeien, worden afge trokken van de uitgaven, die op deze ta ken betrekking hebben (netto basis). Hierdoor wordt een zuiverder vergelij king van de Rijksuitgaven met het N.I. verkregen. Bovendien is het mogelijk de Rijks uitgaven te splitsen in reële en over drachtsuitgaven, welke splitsing in dit verband belangrijk moet worden ge acht. De reële uitgaven brengen het rechtstreeks beroep van het Rijk op de nationale middelen tot uitdrukking (uit gaven voor lonen en salarissen en voor aankoop van goederen en diensten. De overige uitgaven worden beschouwd als overdrachtsuitgaven (b.v. sociale voorzieningen, subsidies, oorlogs- en watersnoodschaden). Zij komen recht streeks ten goede aan ue overige secto ren van de volkshuishouding. Uit de onderstaande tabel blijkt hoe de reële uitgaven, de overdrachtsuitga ven en de totale uitgaven van het Rijk zich in vergelijking met het nationaal inkomen sedert 1946 hebben ontwik keld. Reële uitgaven Kastekort '56 van 550 a 650 miljn. te dekken door leningen Voor het kalenderjaar 1956 is ook weer een raming gemaakt van het bud- getaire kastekort. Dit wordt op basis van de verwachte kasmutaties in 1956, die het gevolg zullen zijn van de in de ontwerp begroting 1956 en ten dele ook nog in begrotingen van voorafgaande dienstjaren opgenomen inkomsten en uitgaven, geraamd op f 550 a f 650 miljoen. Deze raming moet echter, ge zien de daarin begrepen grote onzeker heden, als een zeer globale benadering worden beschouwd. Het geraamde kas- deficit voor 1956 is kleiner dan dat het welk thans voor 1955 wordt voorzien n.l. f 750 a f 900 miljoen (oorspronke lijke raming 500 a 600 miljoen). Deze daling valt toe te rekenen zowel aan een stijging van de ontvangsten als aan een daling van de uitgaven. De toe neming der kasontvangsten wordt ver wacht bij de belastingen o.a. doordat de vertraging, die in 1955 is ontstaan bij het opleggen van de voorlopige aansla gen 1955, tot een overloop naar 1956 zal leiden. Aan de uitgavenzijde zijn, ande's dan in de herziene prognose voor 1955, geen vervroegde aflossingen op de bui tenlandse staatsschuld begrepen, ter wijl voorts o.m. de betalingen voor her stel van de watersnoodschade verder zullen teruglopen. Tenslotte is in de ra ming voor 1956 geen rekening gehouden met uitgaven, waarvoor tegenwaarde- gelden beschikbaar worden gesteld. In de herziene raming 1955 zijn anders dan in de oorspronkelijke prognose, wel de uitgaven opgenomen, waarvoor te- genwaardegelden beschikbaar worden gesteld en wel tot een bedrag van 100 miljoen. Bedoelde uitgaven zijn n.l. ook in de vermoedelijke uitkomsten der be groting 1955 opgenomen. Uit een oogpunt van financieringsbe leid is van betekenis, of via langlopen de leningen op de kapitaalmarkt vol doende middelen zullen kunnen worden aangetrokken om het voor 1956 geraam de budgetaire kastekort te dekken. Wat dit betreft is de Minister van Financiën van oordeel, dat, rekening houdende met de behoeften van de overige vragers van langlopend leen- kapitaal (de lagere overheidslicha men, het bedrijfsleven en eventueel het buitenland), er op basis van de in dicaties omtrent de ontwikkeling van het beschikbare aanbod van middelen voldoende grond aanwezig is om aan te nemen, dat de financiering van een kastekort van de geraamde omvang geen moeilijkheden za ondervinden. De sterkte van het burgerlijk Rijks personeel geeft in de ontwerp-begro ting van 1956 wederom, enige stijging te zien. Deze is echter kleiner dan het vorig jaar. Terwijl de toeneming van 1954 op 1955 overwegend door de militaire departementen werd veroor zaakt, is zij thans weer gelijkmatig over verschillende hoofdstukken der begroting verspreid. Exclusief het personeel van Oorlog en Marine wordt de sterkte voor 1956 geraamd op 83.941 tegen 81.711 voor 1955, terwijl de werkelijke sterkte op 30 juni j.l. 77.324 was. Het burgerlijk personeel van Oor log en Marine zal voor 1956 naar schatting bedragen 34.064 tegen 32.705 voor 1955. De werkelijke sterk te op 30 juni was 30.484. Overdrachts uitgaven Totale netto uitgaven Jaar 1946 1947 1948 1949 1950 1951 1952 1953 1954 1) 1955 2) 1955 3) 1956 4) Nationaal inkomen tegen marktprijzen 9.930 12.070 14.230 15.970 17.740 19.600 20.450 21.960 23.950 25.500 24.070 26.000 bedrag m van N.I. bedrag in van N.I. bedrag in van N.I. 1.212 12,2 2.875 28,9 4.087 41,1 1.545 12,8 3.081 25,5 4.626 38,3 1.980 13,9 2.736 19,2 4.716 33,1 1.554 9,7 2.334 14,6 3.888 24,3 1.727 9,7 2.578 14,6 4.305 24,3 2.089 10.7 2.932 15,0 5.021 25,7 2.260 11,0 2.614 12,8 4.874 23,8 2.593 11,8 2.832 12,9 5.425 24,7 3.053 12,8 3.074 12,8 6.127 25,6 3.662 14,4 3.549 13,9 7.211 28,3 2.953 12,3 3.142 13,0 6.095 25,3 3.240 12,5 2.922 11,2 6.162 23,7 1) Vermoedelijk beloop. 2) Vermoedelijke uitkomsten. 3) Miljoenennota 1955. 4) Ontwerp-begroting. Volgens de Rijksbegroting 1956 heeft de daling van de nationale schuld zich in de periode van 30 Juni 1954-30 Juni 1955 verder voortgezet, en wel dit maal met een bedrag van 1.323 mil joen, waarvan 859 miljoen betrek king heeft op de binnenlandse schuld en 464 miljoen op de buitenlandse schuld. De totale staatsschuld bedraagt per ultimo Juni 1955 20.605 miljoen tegen 21.928 miljoen per ultimo Juni 1954, waarvan 18.555 miljoen binnenlandse schuld er 2.050 miljoen buitenlandse schuld. De binnenlandse gevestigde schuld is gestegen met 1,625 miljoen tot 10,834 miljoen, terwijl de vlottende binnenlandse schuld daalde met 1,562 miljoen. De stijging van de gevestigde schuld is te wijten aan de omzetting van 1.200 miljoen bijzondere schatkistbil jetten in 8-, 10- en 12-jarige schatkist certificaten. Voorts heeft in de periode van 30 Juni 1954 - 30 Juni 1955 de uit gifte plaats gevonden van de 314 pet. Nederlandse staatslening 1955. De da ling van de vlotte ,de schuld werd voor 1,238 miljoen veroorzaakt door ge noemde omzetting van schatkistbiljet ten in schatkistcertificaten en de af lossing ad 100 miljoen op de boek- schuld van het Rijk aan de Nederland- sche Bank. Uit de Staatsbalans per 31 december 1954, die in de Rijksbegroting 1956 is opgenomen, blijkt een vermindering van het nadelige balanssaldo met 1.610 miljoen, n.l. van 5.575 mil joen per 31 december 1953 tot 3.965 miljoen per ultimo 1954. Deze vermin dering wordt gevormd door een voor delig saldo van baten en lasten betref fende 1954 ad J.492 miljoen en een voordelig saldo van bijzondere muta ties ad 118 miljoen. De staatsbalans vertoont een totaal telling per ultimo 3 954 van 27.798 mil joen 28.782 miljoen). De schulden op korte termijn zijn gedaald tot 7.149 miljoen 8.752 miljoen), de verplichtingen inzake oorlogsschade tot 1-713 miljoen 2.365 miljoen), ter wijl de schulden op lange termijn zijn gestegen tot 12.584 miljoen 11.590 miljoen). In zijn slotbeschouwing o*. de Rijks- begroting 1956 zegt de minister van Fi nanciën, dat hij ten aanzien van de toe stand van 's Rijks financiën in zoverre een gunstig oordeel op zijn plaats acht, dat deze toestand in de afgelopen ja ren belangrijk is verbeterd en dat de ontwerp-begr:oting 1956 ondanks de per 1 september 1955 van kracht geworden aanzienlijke verdere belastingverlaging wat de lopende dienst betreft ongeveer een even icht vertoont. Desondanks W«ft naar zijn mening een behoedzaam financieel beleid n jdzakelijk. Enige aspecten die een waarschuwing kunnen tegen een te gunstige beoordeling van de huidige toestand verdienen de speciale aandacht. j.J" eerste plaats zou het minder ioortretF er van uit te saan, dat een voortzetting van de huidige hoogconjunc- (in miljoenen guldens) Oorspron- Ver- Ontwern- kelijk vast- moedelijke begroting gestelde be- uitkomsten 1956 eroting 1955 1955 Omschrijving: Gewone Dienst Uitgaven Middelen Saldo Buitengewone Dienst I Uitgaven Middelen Saldo La ndbou w-Egalisatie fonds Saldo Gewone Dienst, Buitengewone Dienst I en Landbouw-Egalisatiefonds Saldo Buitengewone Dienst II Uitgaven Middelen Saldo Gehele Dienst ■£gaY?n (incï- nadelig saldo Landbouw- Egalisatiefonds) Middelen Saldo 4.677 5.376 5.326 5.782 5.169 5.528 847 205 456 908 277 359 358 133 642 64 631 225 186 164 7 1.037 434 361 1.324 572 30 991 441 603 752 550 6.625 7.744 6.682 6.015 6.631 6.102 610 1.113 580 tuur die het begrotingsbeeld in aan zienlijke mate beïnvloedt voor onbe paalde tijd is gewaarborgd. Een even tuele terugslag van de internationale conjunctuur ook van matige omvang zou Nederland, gezien het open ka rakter van zijn economie, in niet geringe mate kunnen treffen. Ook de Rijksfinan ciën zouden hiervan de weerslag onder vinden. Ook indien de gunstige internationale conjunctuur voorlopig mocht blijven voortduren, is toch een geleidelijke ver- iv- iTng van het expansietempo waar- scnunijjk De productie ueeft namelijk zowel hier te lande als elders meer en meer de maximale ^^paciteit bena derd, waardoor de mogelijkheden tot verdere uitbreiding op korte termijn worden geremd. Be huidige internationale hoogtecon junctuur houdt voorts een zeker ge vaar in voor inflatoire ontwikkelingen, niet alleen in verband met het hoge peil der bestedingen, doch ook omdat kostenstijgingen in de hand worden gewerkt. Ook in ons land is met name dit laatste vraagstuk, zoals hL f?elins in het recente verle- actueel zien' 111 zekere mate PairbiLzaJ men. wat de begroting betreft, moeten waken tegen een be- leid, waarbij in een betekenende om vang en op langere termijn prijsstijgin gen zouden worden verhinderd of opge vangen op de voor bedrijfs- en gezins huishoudingen mii.st voelbare wijze namelijk door het afwentelen van deze stijgingen op de schatkist. Een verder punt, hetwelk met be trekking tot de begroting 1956 jn het bijzonder de aandacht verdient, is, dat ondanks ht. verminderen van enkele belangrijke tijdelijke uitgavenposten het totaal der lopende uitgaven in ver gelijking tot dat volgens de oorspron kelijke vastgestelde begroting 1955 is gedaald en zelfs nog enigszins is toe genomen. Met betrekking tot deze toeneming yan de uitgaven wijst de minister er in de eerste plaats op, dat zich in de stijging van het geraamde nadelig sal do van het Landbouw-Egalisatiefonds het gevaar openbaart, waarop reeds in het voorafgaande werd gedoeld, n.l. dat een stabiliteit van het binnenlands pruspeil op langere termijn zou worden bewerkstelligd ten koste van een toene mende belasting van de schatkist. Dit aspect verdient de speciale aandacht. Een aantal uitgavenstijgingen houdt voorts in meer of minder sterke mate verband met de groei van de bevolking en ofschoon een verdere ontwikkeling van verschillende overheidsactiviteiten in samenhang met de stijgende wel vaart van ons land op zichzelf alleszins verklaarbaar en verheugend is, dient men naar het oordeel van dc minister anderzijds toch oog te hebben voor de daaraan uit financieel oogpunt te stel len grenzen. In -\jn slotbeschouwing stelt de minis ter ook de vraag of het begrotings beeld bevredigend is te achten uit een oogpunt van conjunctuurpolitiek en met name of niet een budgetair en, rui mer gezien, financieel beleid, dat zich in sterkere mate zou richten op het compenseren, dan wel afremmen .van de bestedingsdrang buiten de sector van de centrale overheid, aanbeveling zou verdienen. Naar het oordeel van de minister vindt de omvangrijke vraag op de Ne derlandse markt echter voor een groot deel haar oorzaak in het buitenland en dan kan van een contractie van de bin nenlandse vraag via het overheidsbud get het gevolg zijn, dat deze wordt ver vangen door een grotere afzet in het buitenland. Het komt hem dan ook niet gewenst voor, het budgetaire beleid reeds thans tc richten op het compense ren of afremmen van de bestedings drang. Wel doet zich de mogelijkheid voor In bepaalde sectoren, waar die ver- vanging niet waarschijnlijk is en waar beperkingen niet op andere dan eco nomische gronden op overwegende bezwaren afstuiten, maatregelen te treffen. In deze gedachtengang is o.i. in het recente verleden het vergun- ningsbeleid t.a.v. bepaalde categorieën van bouwwerken verscherpt. Evenzeer dient ook reeds bij de huidige econo mische toestand te worden voorko men dat van de overheidsfinanciën per saldo een inflatoire impuls zou uitgaan. Het voorgaande neemt intussen niet de noodzaak weg, het conjunctuurver loop zoveel mogelijk op de voet te blij ven volgen. Daartoe is te meer aanlei ding, aangezien symptomen aanwijs baar zijn, dat ook bij de binnenlandse bestedingen zich een neiging tot auto nome stijging manifesteert. Een indica tie daarvan is gelegen in het verloop van de betalingsbalans: de lopende re kening vertoont voortdurend afnemende overschotten. Wanneer zou blijken, dat hier van een verdergaande ongewenste ontwikkeling sprake zou zijn, zal het treffen van tegenmaatregelen van over heidswege, strekkende tot handhaving van een gezonde betalingsbalanspositie van ons land in overweging moeten wor den genomen. Zoals gebruikelijk op de derde dinsdag in september heeft minis ter Van de Kieft ook vandaag weer zijn miljoenennota gepresenteerd aan de Staten-Generaal. Uit het koffertje, dat de naam draagt van deze dag, komen de bescheiden, wier inhoud zo belangrijk is voor het komende jaar 1956. De indeling van de begroting in hoofdstukken, behoudens een enkele uitzondering overeenkomend met de departementen van Algemeen Bestuur, geeft geen zuivere verdeling weer van de kosten der onderscheidene onder, werpen van staatszorg, aangezien de taakverdeling der departementen eens deels historisch is gegroeid en anderdeels door bijzondere omstandigheden wordt bepaald, en derhalve aan wijzigingen onderhevig is. Evenals vorig jaar is daarom een overzicht samengesteld, waarin de uitgaven van de thans geldende begroting en die van 1956 volgens een groepering naar onder werpen van staatszorg zijn samengevat. Ook bij internationale begrotings vergelijkingen kan deze indeling belangrijke voordelen bieden. Defensie Buitenlandse betrekkingen Overzeese Rijksdelen Politie en justitie Onderwijs en cultuur Waterstaat Verkeer Handel en nijverheid Land- en tuinbouw, veeteelt en visserij Sociale voorzieningen, emigra tie en volksgezondheid Volkshuisvesting Herstel van oorlogsschade Diensten van algemene aard Niet toegerekende uitgaven voor pensioenen en wacht gelden Nationale schuld Afschrijvingen Uitgaven verband houdende met de watersnood Vergoedingen aan provinciën en gemeenten voor de der ving van inkomsten als ge volg van de verlaging van de personele en de grond belasting, alsmede voor de derving van schoolgeld Totaal Gewone Dienst, Bui tengewone Dienst I en Landbouw- Egalisatiefonds Buitengewone Dienst II Vermoedelijke uitkomsten 1955 1956 Vermoedelijke uitkomsten 1955 1956 1.545,0 74,5 106.7 315.8 702,3 162,0 92,3 71,6 1207,7 79,8 75.7 274,2 766,0 230,6 77.8 67,3 288,0 36,0 8,7 0,1 16,8 177,9 123.6 153,5 152,3 27,0 0,1 12,4 182,7 124,7 128,6 351,3 338,3 20,2 27,5 970,1 214,6 640,4 243,4 957.2 248.3 323.6 242,6 7,3 6,1 5,6 96,7 6.2 10.1 5,5 108,9 115,3 475,5 113,0 110,9 480,9 117,0 383,5 204,9 199,4 31,9 27,2 61,0 6.420,4 5.691,1 1.324,0 990,6 De inhaal van de achterstand in militaire bestedingen heeft tot gevolg, dat de begrotingsuitgaven in 1955 naar schatting ruim 1800 millioen zullen be dragen. Indien rekening wordt gehou den enerzijds met de daarin begrepen 125 miljoen voor additionele uitgaven, die met tegenwaardegelden worden gefinancierd, en anderzijds met de ver laging van het defensieplafond met 150 miljoen, blijkt, dat in de vermoedelijke uitkomsten voor 1955 de verwachting besloten ligt, dat de inhaal rond 350 miljoen gulden zal bedragen, belang rijk hoger dus dan die, welke in 1954 werd bereikt nl. 80 min. Bedroeg het totaal van het op de oorspronkelijke begroting voor 1955 voor defensiedoeleinden uitgetrokken bedrag 1356 miljoen, voor 1956 wordt dit totaal op 1360 min. geraamd. De oorzaak van de schijnbare over schrijding van het plafond met 10 min. is, dat terwijl voor 1955 een bij drage van de Nederlandse Antillen in de defensiekosten voor dat gebiedsdeel werd verwacht van 6 min., voor 1956 met een bijdrage kan worden gerekend van 8 min. Bovendien is voor 1956 gerekend op een bijdrage ad 2 min. van Nederlands Nieuw-Guinea voor de Kon. I .rine aldaar te verrichten hy drografische opname-werkzaamheden. In feite zal dus ook in 1956 het pla fond ad 1350 min. niet worden over schreden. Mede doordat 1956 het twèede jaar vormt van de meerjarige periode, waarvoor een plafond van 1350 miljoen 's jaars is vastgesteld, wijken de voor de verschillende onderdelen geraamde bedragen niet veel af van die voor 1955. De uitgaven voor het Leger zijn wat de Gewone Dienst betreft 10 min. hoger geraamd. Ook voor 1956 mag worden ver wacht, dat de defensie-uitgaven hoger zullen uitvallen dan het op de oegro- ting voor dat jaar uitgetrokken bedrag in verband met de overloop van onbe- steed gebleven begrotingsgelden uit vo rige jaren. Algemene uitgaven Leger Luchtmacht Marine Bescherming Bevolking Militaire pensioenen en wachtgelden Gewone Dienst en Buitengewone Dienst I Buitengewone Dienst II Oorspr. vast gesteld 1955 Vermoe delijke uitkom sten 1955 1956 Oorspr. vast gesteld 1955 Vermoe delijke uitkom sten 1955 1956 65,6 574,1 252,9 230.8 15,0 119,0 837,0 312,0 203.0 22,0 66,6 584.8 255,2 230,0 14,1 31,7 41.0 27.1 66,4 38,0 70,0 30,0 139,0 11,0 14.0 41.1 25.3 70.9 1,0 51,4 52,0 57,0 1.189,8 1.545,0 1.207,7 166,2 288,0 152,3 Naar de eigen mening van de Mi nister van Financiën, kan het oordeel over de ontwerp-begro ting 1956, ondanks het op zichzelf be vredigende eindcijfer, niet onverdeeld gunstig luiden. De verwachte stijging van de middelen houdt immers in hoge mate verband met de huidige gun stige economische toestand. Niet zon der meer zal mogen worden gerekend op de bestendiging ervan, terwijl de voorziene meerdere uitgaven voor een belangrijk deel een blijvend karakter zullen vertonen. In het beeld, zoals het zich thans vertoont, ligt dan ook bij voorbaat de mogelijkheid, ja de waarschijnlijkheid, van een verslechte ring ongesloten en van een veel om vangrijker tekort, dan dat van vijf honderd tachtig miljoen, hetwelk de gehele dienst van 1956 naar raming zal opleveren. De totale uitgaven van de gehele dienst worden voor 1956 geschat op circa zes en een half miljard gulden, hetgeen 23.7 van het nationale inko men van 26 miljard gulden bedraagt tegen 6.4 miljard of 25.3 pet. van het nationale inkomen van 24 miljard gul den over 1955. Het peil van de totale netto-Rijksuitgaven geeft derhalve een daling te zien volgens de ontwerp begroting van 1956 ten opzichte van dat van de ontwerp-begroting van 1955. De stijging van de uitgaven op de Gewone Dienst met 492 miljoen gul den moet voor een deel worden toe geschreven aan de algmene loonronde van 1 oktober 1954, de bizondere sa larisherziening Rijkspersoneel en de natuurlijke groei. Dat niettegenstaan de deze toeneming der uitgaven het voordelige saldo van de Gewone Dienst in vergelijking met de oorspronkelijk vastgestelde begroting van 1955 met niet meer dan 340 miljoen gulden daalt, is te danken aan het feit, dat de middelen een stijging te zien ge ven van 152 miljoen. Ondanks het feit, dat per 1 september 1955 een aan tal belastingverlaging van kracht is geworden, waarmede in de ontwerp begroting van 1955 geen rekening was gehouden, zullen de belastingen naar verwachting dit jaar nog een 184 mil joen grotere opbrengst te zien geven dan oorspronkelijk werd geraamd. De ze gunstige ontwikkeling is te danken aan de bij voortduring gunstige econo mische situatie van ons land. Met an dere woorden wordt het beeld der Rijksfinanciën in aanzienlijke mate bepaald door de aanhoudende inter nationale hoogconjunctuur, ofschoon van de veronderstelling moet worden uitgaan, dat de voortzetting zich in een gematigder tempo zal voltrekken dan tot nu toe het geval is geweest. De economische expansie in Ne derland is ten dele toe te schrij ven aan de voortgaande groei van onze uitvoer ofschoon de concur rentiepositie ten opzichte van het buitenland door de beide loonsverho gingen in 1954 ongunstig is beinvloed. Naast de toeneming van de uitvoer heeft ook een grotere binnenlandse afzet tot de groeiende bedrijvigheid in Nederland bijgedragen. Ondanks het feit, dat de Minister van Financiën het ogenblik nog niet gekomen acht om reeds thans het be grotingsbeleid te richten op het afrem men van de algemene bestedingsdrang, dient reeds bij de huidige economi sche toestand te worden voorkomen, dat van de overheidsfinanciën een in flatoire invloed zou kunnen uitgaan. Het verloop zal op de voet moeten worden gevolgd, want verschijnselen doen zich hier te lande reeds voor, die wijzen op een aanhoudende stijging van de binnenlandse consumptieve uit gaven. Ten bewijze hiervan geldt de ontwik keling van de betalingsbalans, waarop de lopende rekening voortdurend af nemende overschotten vertoont. Indien deze ongunstige ontwikkeling aanhoudt, zal het treffen van overheidsmaatrege len niet uit moge blijven. Gewaar schuwd dient te worden tegen een te gunstige beoordeling van de huidige toestand. Niemand weet voor hoe lange tijd het behoud van de huidige hoog conjunctuur kan worden gewaarborgd en (vervolg op pag 6)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1955 | | pagina 5