Voor een betere wereld Spoedige hulp geboden Lerarensituatie de periode bij VHMO in 1950-1954 n Moderne levens van Franciscus en Jeanne d'Arc Een echt kerkelijke beweging Pauselijk initiatief E Weduwen in nood H M DOOR JACQUES SCHREURS EN SYEN STOLPE: Gelukkige breuk met suikerzoete sentimentaliteit van gipsen heiligen -EILAND Jdoe laat ÜuitcLie meteoor lands om oudgerimpeld oor t vroegen héél benauwdjes twee stokoude vrouuttas. MaarDimDom -toch heus niet stom- antwoordde, slim: „dat alleen met meesterTim. ik hem dit vraag wacht iïdus geduldid3 maar op hst hemelse gevaar.. SPEELPLAN EN HEILIGHEID DE PAUS IN HET VATICAAN ZATERDAG 10 DECEMBER 1955 PAGINA 6 Minister Suurhoff in Kamer Noodvoorziening weduwen en wezen zeer moeilijke kwestie Indonesische vrouw niet naar Canada Volgens een bepaling in de immigratiewet NOBELPRIJZEN UITGEREIKT F.M.-zenders verzen: JAN BOMANS tekeningen: CAREL VOGES Copyright: De Tijd s door ROBERT L. STEVENSON Liturgische weekkalender Een boek voor Kerstmis Mgr. Dr. Jan Olav Smit r is al enkele jaren in de Kerk een vernieuwingsbeweging gaan de, die in ons land nog veel te weinig bekend is. Wij bedoelen de be weging voor .een betere wereld", waar van Z.H. de Paus zichzelf tot heraut heeft uitgeroepen. Wanneer wij de oorsprong hiervan wil len nagaan, dan vinden wij de eerste sporen reeds aanstonds in het begin van het pontificaat van Paus Pius XII. De indrukwekkende hoeveelheid pause lijke documenten: encyclieken, bood schappen aan congressen, toespraken bij alle denkbare gelegenheden enz. ge tuigen als om strijd van 's Pausen be zorgdheid voor het lot van wereld en mensheid. Vanaf zijn hoge uitkijkpost, de blik verscherpt en verdiept uit hoof de van zijn heilig ambt, beoordeelt de Paus de toestand van de tegenwoor dige wereld. Zijn diagnose luidt kort en bondig: wereld en mensheid gaan hun ondergang tegemoet, omdat zij eerst de Kerk, vervolgens Christus en tenslotte God zelf hebben verworpen. Deze gedachte ontwikkelt Z. H. steeds meer in bijzonderheden, daardoor de waarheid ervan aantonend voor alle ge bieden van het leven. In 1950 heeft de Paus het Heilig Jaar gewijd aan een massale bekering, een algemene terug keer tot God. Op de 10e februari 1952 echter ligt het eigenlijke begin van de vernieuwingsbe weging om een betere wereld. Op die datum, het feest van Onze Lieve Vrouw van Lourdes heeft de H. Vader, zelf bisschop van Rome, een redevoering gehouden tot de Romeinen, zijn eigen diocesanen, die misschien wel de meest geïnspireerde is geweest van al le, die hij ooit gehouden heeft. Daarin spoorde hij de burgers van Rome aan, geestelijkheid en volk, overheden, ge zinnen en alles wat er verder van groe peringen bestaat, tot een totale ver nieuwing van het christelijke leven. „De hele wereld moet van de grond af aan nieuw worden opgebouwd. Alleen de Kerk kan de leiding hebben in deze grootse aangelegenheid". Na deze oproep gebeurde er aanvan kelijk niets," dat in de openbaarheid trad. Maar in stilte werd er zó hard gewerkt in de verschillende parochies, dat Z.H. de Paus na zes maanden de con clusie aandurfde zijn wekroep uit te strekken tot de hele wereld. Op 12 ok tober 1952 verklaarde de Paus: ,,Wij hebben de wens uitgesproken, dat het machtige ontwaken, waartoe wij Rome hebben opgeroepen, spoedig nagevolgd zal worden door de nabije en ver af gelegen bisdommen, opdat het onze ogen gegeven moge worden tot Chris tus niet slechts de steden, maar de volkeren, de werelddelen, de ganse mensheid te zien terugkeren". et is van belang erop te wijzen, hoe de Paus eigenlijk tot deze concrete vorm van geestelijke vernieuwing gekomen is. Dat zo'n ver nieuwing nodig was, daarvan was Z.H. reeds lang overtuigd. En ook, dat al gemene aansporingen weinig succes zou den hebben. Er werd dus gezocht naar een bijzondere aanpak, waarvan wel resultaat was te verwachten. De eerste vraag, die zich opdrong, moest wel lui den: waarvan moet de vernieuwing uit gaan? Van een of andere vereniging, van een orde of congregatie, van een door en door katholieke streek, van een in zijn geheel katholiek volk? Stuk voor stuk werden deze suggesties als on bruikbaar verworpen. Tenslotte viel de keuze op de diocesen. Een diocees im mers is het fundament van de op bouw der Kerk. Het is feitelijk, hoewel indirect, van goddelijke oorsprong, om dat het bisschopsambt zijn ontstaan aan Gods instelling dankt. En omdat Z.H. de Paus voorop stelde, dat deze ver nieuwingsbeweging van de Kerk zelf moest uitgaan, was de keuze van de diocesen als uitgangspunt dan ook de meest logische. En zo heeft de Paus zelf een begin gemaakt met zijn grote rede van 10 februari 1952 tot zijn eigen Romeinse diocesanen. Aan een en ander is de „Kruistocht der liefde" door pater R. Lombardi S.J. op vele plaatsen ter wereld gepre dikt, niet vreemd. Door diens werk im mers was de mogelijkheid van een gron dige geesteiyke vernieuwing aange toond. De beweging „voor een betere wereld" echter is in haar universele opzet een zuiver pauselijk initiatief, waardoor, de nadruk gelegd wordt op de zending van de Kerk als zodanig. Pater Lombardi is met de zijnen ge heel en al op de achtergrond getreden en doet nu niets anders dan uitsluitend in de geest van de H. Vader arbeiden. Om dit goed duidelijk te maken heeft hij in een groot boekwerk al de pau selijke documenten uitgegeven, die de verbetering der wereld tot onderwerp hebben. En uit die documenten heeft hij vervolgens een brochure samenge steld, in de vorm van 140 stellingen, die zeer precies de gedachtengang van de Paus weergeven over de toestand van de wereld en de middelen ter ver betering. aar ook zó was de opzet nog te algemeen. Er moest iets gebeu ren, en wel zo snel mogelijk, zo goed mogelijk en door zoveel moge lijk mensen van allerlei standen. Er is materiaal genoeg. Over de hele wereld immers bedraagt, in ronde getallen, het aantal leken vierhonderd miljoen naast één miljoen religieuzen en vier honderdduizend priesters. Daarmee moet iets te beginnen zijn. Het gaat er maar om, dat het ook werkelijk ge beurt. En zo is men er toe overgegaan een centrum te stichten, waar al degenen, die „voor een betere wereld" hun krach ten moeten en kunnen geven, gevormd worden door cursussen en retraiten. Op de eerste plaats komen daarvoor natuur lijk de priesters in aanmerking. In het oude Jezuieten-college Mondragone bij Frascati, vijfentwintig km ten z.o. van Rome, worden de gesloten „cursus- retraiten" gehouden; in het palazzo Al- tieri, midden in het 'oude Rome, de open cursussen. Dat er belangstelling voor bestaat blijkt wel uit het feit, dat er tot nu toe in Mondragone 153 aartsbisschoppen en bisschoppen zo'n cursus-retraite hebben gevolgd, verder ongeveer vierduizend priesters en duizend leken. Men is bezig in Spanje en Portugal een dergelijk vor mingscentrum te stichten. Te Innsbruck heeft onlangs de bisschop van Voral- berg-Tirol met honderd van zijn pries ters een vormingscursus in dezelfde geest gevolgd. En mgr. Michael Kel ler, bisschop van Münster in Westfa- len, heeft eveneens zulke plannen. Het spreekt vanzelf, dat er in de ver schillende landen geen sprake kan zqn van een klakkeloos overnemen der Ita liaanse methoden. Elk volk heeft zijn eigen speciale behoefte en noden. Men zal daaraan dan de algemene gedachte van de Paus moeten aanpassen. Wij ko men hierop nog wel nader terug. Voorlopig zij het voldoende met het bovenstaande de aandacht te hebben ge vestigd op een echt kerkelijke bewe ging tot heil der hele mensheid, die, blijkens de tot nu toe opgedane erva ring, „aanslaat" en reeds veel succes heeft geboekt. (Van onze parlementaire redacteur) Op vragen van de heer De Kort (K.V.P.) heeft minister Suurhoff in de Tweede Kamer in eerste termijn geant woord, dat een herziening van de In validiteitswet moet wachten op een daarover uit te brengen advies van de SER. De noodvoorziening voor weduwen en wezen is een zéér moeilijke kwestie. Had men het advies van de K.V.P. ge volgd, dan zouden vele weduwen in kleine gemeenten er slechter zijn afge komen. Zou men in een noodregeling dat euvel met hogere uitkeringen wil len omzeilen, dan zou dat weer onaan vaardbare consequenties hebben voor de definitieve regeling voor weduwen en wezen, die op komst is. Dat de definitieve ouderdomsverze- kering hoe da,n ook op 1 januari 1956 zou kunnen ingaan, heeft minister Suurhoff naar het rijk der fabelen verwezen. In tussen blijft 1 januari 1957 de streefda tum. Het departement voor de immigratie van Canada heeft aan de Canadese im migratiedienst te 's-Gravenhage ge vraagd om een volledig rapport om trent de weigering van een visum aan de heer en mevrouw J. Haster. Zoals bekend is, hebben de ouders van de heer Haster, die vorig jaar naar Ca nada zijn geëmigreerd en van wie reeds drie zonen in Canada zijn, er hun beklag over gedaan, dat aan de echtgenote van hun vierde zoon geen visum werd verstrekt. Zij weten dit aan het feit dat mevrouw Hasker jr van Indonesische afkomst is. Een woordvoerder van het departe ment heeft verklaard, dat de heer Haster geen weigering zou ontvangen om Canada binnen te komen, op grond van de afkomst van zijn vrouw. Me vrouw Haster zou echter buiten het land worden gehouden wegens een be paling in de immigratiewet, waarbij de toelating van Aziaten wordt beperkt tot de echtgeno(o)t(e) of de ongehuw de kinderen beneden 21 jaar van enig Canadees burger, wonende in Canada, die in staat is hen te ontvangen en voor hen te zorgen. Indien hij aan de overige bepalingen voldoet, zou de heer Haster, die 25 jaar oud is, naar Canada kunnen komen zonder zijn vrouw en na vqf jaar zich laten natu raliseren. Dan zou hij dus gerecht- tigd zijn, zijn echtgenote naar Canada te laten komen. (vervolg van pagina 1) Daarom krjjgt de klacht van de heren De Kort en Van Lier over het lang uit blijven van een standpunt van minister Suurhof zoveel diepe betekenis. Wel maakte de minister wat goed door nu aan de S.E.R. te vragen zeer spoedig met een advies te komen. We hopen van harte dat de S.E.R. niet zolang werk zal hebben om met een advies te komen als de minister met er om te vragen. Evenals de vorige keer willen we thans weer de aandacht vestigen op een andere noodtoestand, die naar onze vaste mening ook per nood maatregel tijdelijk en op korte termijn kan worden ingeperkt. Wij bedoelen de tweede van de vergeten groepen, de invaliditeitswet-rentetrekkers. De KVP zou goed werk doen met ook hier een studierapport te laten verschijnen met cijfermateriaal. Wij voor ons hebben aan zulk een rapport reeds lang geen behoefte meer. Ieder die ogen heeft be hoeft niet ver buiten de eigen familie kring of buiten de eigen kennissenkring te treden om minstens een of meer gevallen te kunnen aanwijzen van deze slachtoffers ener zeer incomplete socia le zekerheid. De rechtsgrond voor zulk een regeling is even duidelijk. De sociale rechtvaardigheid vereist naar onze mening dat iemand, die ge toond heeft zijn plicht tegenover de ge meenschap, n.l. het leveren van een produktief arbeidsaandeel. te willen ver vullen, er recht op heeft, dat uit die persoonlijke en gemeenschapsprestatie de middelen worden gevonden, om, wan neer hij of zij buiten zijn wil niet meer tot die prestatie in staat is, hem of haar bestaanszekerheid te verschaffen. Zijn we juist georiënteerd dan me nen we dat aan een afdoende regeling reeds langere tijd wordt gewerkt. Maar ook t.a.z. van deze situatie herhalen we, dat het laten voortbestaan van een noodtoestand, terwijl over het algemeen de welvaart stijgt, in zeer besliste te genspraak is tot de christelijke opvat tingen van sociale rechtvaardigheid. Het spijt ons dat hierover in de Kamer niet Het Centraal Bureau voor de Statis tiek heeft een publikatie uitgegeven, welke een beeld geeft van de ontwik keling van de lerarensituatie bij het voorbereidend hoger en middelbaar on derwijs in de periode 1950-1954. Aan de samenvatting van deze publikatie is het volgende ontleend: Het gemiddeld aantal lessen per leraar bleek in 1954 voor het VHMO in zijn geheel iets lager te liggen dan in 1950. Met betrekking tot de leeftijd wordt ten aanzien van de bevoegde leraren opgemerkt, dat de leeftijdsgroep van 35-54 jaar nauwelijks toeneemt. Het aantal ouderen stijgt en het aan tal jongeren neemt in zeer sterke mate toe. Het aantal oudere onbevoegde le raren nam over het geheel iets af, terwijl het aantal jongeren sterk groeide. Duidelijke repercussies van de toene mende onbevoegdheid vindt men by een analyse der lerarenbezetting naar opleiding en leeftyd. In 1954 bestond bijna de helft der leraren uit aca demisch gegradueerden, ruim een derde deel bezat MO-B akten. Het aantal bezitters van de MO-A akte steeg bij het VHMO in de periode 1950-1954 van 432 tot 607 en omvatte in 1954 acht procent van het gehele korps. Het aantal academische candi- daten die reeds bij het VHMO werk zaam zijn, steeg in de genoemde perio de van 283 tot 374. Het aantal aan gestelde gepensioneerden en leraren die slechts de lagere akte bezitten nam van jaar tot jaar toe, al gaat het hier om kleine getallen. De publikatie komt o.a. tot de con clusie, dat het tekort aan bevoegde leraren goeddeels kan worden herleid tot een te klein aanbod, d. i. tot een tekort aan studenten in de bevoegdheid gevende studies, in verhouding tot de groeiende schoolbevolking. Het tekort aan bevoegde leraren is een direct gevolg van het feit dat oude re (tevens kleinere) generaties niet vol doende academici hebben opgeleverd om thans in de onderwysbehoefte van jongere (tevens grotere) generaties te kunnen voorzien. Generatie kan hier zowel „bevolkingsgeneratie" als „onder- wysgeneratie" betekenen. Niet alleen moesten en moeten de a.s. leraren ge- recruteerd worden uit kleinere bevol kingsgeneraties, maar deze kleinere ge boortegeneraties, bijv. van rond 1920, na men bovendien minder aan het voort gezet onderwijs deel dan de grotere aantallen geborenen van rond 1940. Zo ging van de 12- a 13-jarigen omstreeks 1932 globaal slechts 7 pet naar het VHMO over, terwijl dit bij de later ge noemden 10 a 11 pet bedroeg. Vijf Nobelprijzen zijn vandaag in Oslo en Stockholm uitgereikt. In de universiteit van Oslo heeft de voorzitter van het Noorse Nobelcomité, Gunnar Jahn, de Nobelprijs voor de' vrede 1954, overhandigd aan de Hoge Commissaris voor de vluchtelingen der Verenigde Naties, mr. dr. G. J. van Heuven Goedhart, die de prijs namens zijn bureau in ontvangst heeft genomen. Enkele uren later heeft koning Gustaaf Adolf van Zweden in het concertgebouw van Stockholm vier prijzen voor het jaar 1955 uitgereikt, n.l. aan: prof. du Vignaud van de Cornell uni versiteit in New York, voor scheikunde; prof. Polykarp Kusch van de Colum bia universiteit, New York, en prof. Willis E. Lamb van de Stanford univer siteit in Californië, die de prijs voor natuurkunde delen; prof. Hugo Theórell uit Stockholm, die de prijs voor geneeskunde ten deel viel; Haldor Kiljan Laxnes, de IJslandse schrijver, die winnaar werd van de prijs voor letterkunde. De minister van O.K. en W. deelt in de memorie van antwoord bp de begroting van zjjn ministerie t.a.v de F.M.-zenders mede: naast de reeds werkende F.M.-zenders te Hogezand, Hengelo en Hulsberg komt van de maand een dergelijke zender te Irnsum experimenteel in bedrijf; een tweede zender te Hulsberg vermoedelijk in fe bruari. DIM DOM Weinig heiligen, die zo levendig tot gemoed en verbeelding spreken, als Franciscus van Assisië en Jeanne d'Arc. Twee nieuwe boeken, waar de literatuur over genoemde heiligen aanzienlijk mee is verrijkt, komen dit bevestigen. De Zweed Sven Stolpe is de zoveelste moderne Europeaan, die ge grepen werd door het mysterie van Jeanne en haar „stemmen" en die daarvan in een kritische biografie heeft gemeend te moeten getuigen. De Limburgse pater-poëet Jacques Schreurs anderzijds heeft eindelijk zijn belofte ingelost en is klaar gekomen met zijn dichterlijk leven van „broer Frans". De twee heiligen staan misschien prettig verbaasd elkaar hier te ont moeten. Een gril van het lot wil, dat hun jongste levensbeschrijvingen gelijk tijdig en in een vrijwel gelijkwaardig sierkleed het licht hebben gezien bij Het Spectrum te Utrecht, welke uitge vers zich hiermee eens te meer ver dienstelijk heeft gemaakt als pleitbe zorgster voor veredelde smaak, ook op het precaire terrein van de hagiogra fie. We herinneren in dit verband aan het prachtige boek van Ida Friederike Görres over de kleine heilige Theresia, „Het verborgen gelaat", in 1950 bij Het Spectrum verschenen. Het stichtende krijgt in deze moder ne Vitae geen kans de menselijkheid van de vereerde heilige te overwoeke ren. De psychologie heeft het op één na laatste woord. Niet het allerlaatste, want aan het eind van alle mensbe schouwing gekomen, blijft het fenomeen der heiligheid onopgehelderd te aan vaarden, maar nu stralender dan te voren, als doorleefde menselijkheid plus begenadiging, als gegrepenheid op grond van uiterste bereidheid, als, bij wijze van spreken, een zaak van boven natuurlijke natuurlijkheid. De heiligheid van een heilige is als zodanig nauwelijks ter navolging te stellen. Zij is van geval tot geval' een steeds weer unieke verwerkelijking Deze oude gravure (uit de vijftiende eeuw) stelt een moment voor uit het leuen van Jeanne d'Archet moment, dat zij de gevangenis wordt binnengeleid. Over de van ouds tot de verbeelding sprekende figuur van Jeanne d'Arc verscheen onlangs een typisch modern boek van de hand van de Zweed Sven Stolp e. Het wordt m deze literaire kroniek besproken. (Vertaald door Yge Foppema) iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii „Dokter," zei hij, „u wilt dit wel onthouden voor als het nodig is, en de jongen zal u ook ver tellen hoe ik hem het leven heb gered, en dat ze me d'r voor hebben afgezet, waarachtig as 't niet waar is. Ik stuur zó krap bij de wind ik gok met m'n leven, dokter zou u misschien niet één goed woordje voor me hebben? En denkt u d'r dan om, dat het nu niet alleen om mijn leven te doen is, maar ook om dat van de jongen zeg u nou eerlijk, dokter, wilt u me niet een klein beetje hoop geven da'k weer verder kan, om godswil, dokter..." Van het ogenblik dat Silver buiten was en met ztin rug naar zijn vrienden in het blokhuis stond, was hij een ander mens; zijn wangen schenen in gevallen te zijn en zijn stem trilde; ooit sprak iemand meer in ernst dan hij op dat moment. „Wel Jan, je bent toch niet bang?" vroeg dokter Livesey. „Dokter, ik ben geen lafbek, waarachtig niet, niet voor zóveel," en hij knipte met de vingers. „Als ik dat was, zou ik 't niet zeggen. Maar ik zal 't u eerlqk bekennen, ik bibber als ik aan de galg denk. U bent een goed mens en een eerlijk man; ik heb nooit een beter iemand gezien. En u zult niet ver geten wat ik voor goeds heb gedaan, is 't wel, net zo min als u zult vergeten wat ik voor kwaads heb gedaan, dat weet ik wel. En nu ga ik opzij kijkt u maar en ik laat u en Jim alleen. En onthoudt u dat ook en schrijf het voor me op, want dat bete- meer is gezegd, maar laat het dan kent heel wat, dat verzeker ik u!" tenminste buiten de Kamer in een KVP 1 En terwql hy dit zei ging hy een eindje achter- studierapport spreken. Het. kan, dus het i uit, tot hy buiten ons gehoor was, en ging hy moet. I daar op een boomstronk zitten fluiten, af en toe keerde hjj zich op zjjn zitplaats om, zodat hü nu eens het gezicht op mij en de dokter had, dan weer op zjjn weerspannige schavuiten die tussen het vuur, dat ze opnieuw aanbliezen, en het huis heen en weer liepen met vlees en brood voor het ontbiit. „Zo Jim," zei de dokter verdrietig, „daar sta je nou. Ja, zoals je scheep gegaan bent, zo moet je varen, m'n jongen. De hemel weet dat ik het hart niet heb om je iets te verwijten, maar dit wil ik je toch zeggen: als kapitein Smollett goed was geweest, had je niet durven weglopen, en toen hü ziek was en er niets aan kon doen nee Jim, dat was een minne streek van je." Ik wil eerlijk bekennen, dat ik begon te schreien toen hij dat zei. „Dokter," zei ik, „spaar me. Ik heb mezelf genoeg verwijten gedaan, en mijn leven is toch geen cent meer waard; ik zou allang dood ge weest zijn, als Silver me niet had geholpen, en dokter geloof me, ik ben niet bang om te sterven, en ik heb het eerlqk verdiend, maar ik ben alleen maar bang dat ze me zullen pijnigen. Als ze me gaan pynigen „Jim," viel de dokter me in de rede, en zijn stem klonk nu heel anders, „Jim, dat verdraag ik niet. Spring er over, en we gaan er vandoor." „Dokter," zei ik, „ik heb mijn woord gegeven." „Dat weet ik, dat weet ik," riep hij uit. „Daar kunnen we voor deze keer niets aan doen, Jim. Dat neem ik op me, schade en schande, maar hier kan ik je r.lot laten blijven. Spring! Eén sprong en je staat buiten, en dan lopen we als de weerlicht." „Nee," zei ik, ,,u weet best dat u dat zelf ook niet zou doen, u niet en de jonker niet en de kapi tein niet, en ik doe het evenmin. Silver heeft me vertrouwd, ik heb mijn woord van eer gegeven en ik ga zo meteen terug. Maar dokter, u hebt me niet laten uitpraten. Als ze me gaan martelen, dan kan ik misschien m'n mond niet houden en dan zou ik weieens kunnen verraden waar het schip ligt, want ik heb het schip teruggekregen, met een beetje geluk en een beetje riskeren, en het ligt in de Noorderinham op de Zuidelijke oever, net boven hoog water. Bjj halfty zal het wel hoog en droog liggen." „Het schip?" riep de dokter uit. Ik vertelde hem in 't kort van mpn lotgevallen en hij hoorde me zwijgend aan. „Het schijnt me een soort van noodlot te zijn," zei hij toen ik uitverteld was. „Telkens red jij ons het leven, en dacht je nu soms dat wij je het jouwe zouden laten verspelen? Dat zou al een heel slech te wederdienst zijn, m'n jongen. Jjj hebt het com plot ontdekt, jij hebt Ben Gunn ontdekt en dat is de beste daad, die je ooit van je leven hebt verricht of zult verrichten, al word je negentig jaar. En over Ben Gunn gesproken dat is de ondeugd in eigen persoon. Silver!" riep hp. „Silver, ik zalje een goede raad geven," en toen de kok naderbij kwam: „zit niet al te hard achter die schat aan." „Kijk es, dokter," zei Silver, „ik zal alles doen wat mogelijk is, maar dat gaat niet. U moet me niet kwalijk nemen, maar de enige manier waarop ik mpn leven en dat van de jongen kan redden is juist door naar die schat te gaan zoeken, daar kun je donder op zeggen." 'Jul Zilver," zei de dokter, „als dat zo is, dan zal ik nog een stap verder gaan en ik zeg: denk er om, als je 'm vindt kon je weieens zwaar weer krqgen." „Dokter," zei Silver, „van man tot man gezegd, dat is te veel of te weinig. Ik weet niet wat u vaiï v, n bent, weet niet waarom u uit het blokhuis bent weggegaan, ik weet niet waarom u me die kaart hebt gegeven ik weet van niks, nietwaar, en toch heb ik met m'n ogen dicht gedaan alles wat u van me wou en u hebt me nooit een woord van hoop gegeven. Maar wat u nou van me vraagt, da's te veel. Als u me niet rechtuit wilt zeggen wat u bedoelt, zeg het dan, dan laat ik het roer los." „Nee," zei de dokter peinzend, „ik mag niet meer zeggen. Als 't mijn geheim was zou ik het doen, op mijn woord, maar zie je, Silver, 't is een ander z'n geheim. Maar ik zal zo ver gaan als ik durf gaan en nog een stapje verder, want als ik me niet zwaar vergis, krijg ik hiervoor straks een geduchte schrobbering van de kapitein. Eerst zal Iets dergelijks is ook met Jeanne 'k je een straaltje hoop geven: Silver, als we allebei d'Arc gebeurd. In hoeveel Franse kloos- levend uit deze val komen, dan zal ik alles doen ters ziet men niet, dat deze beide edele wat ik kan om je te redden, behalve een memeed." ien sterke meisjes worden veranderd in i (Wordt vervolgd) sentimentele gestalten, die in gipsaf-1 JACQVES SCHREURS, schrijver van het hierbij besproken werk over Sint-Franciscus. van ons aller menselijkheid, d.w.z. van ons schepsel-zijn, geroepen tot beeld en gelykenis van de Schepper. Elke tijd heeft dienaangaande zqn eigen wensen en kansen. Wie tot Jeanne d'Arc wil naderen, moet haar zien in het middeleeuwse herfsttij, in het door een honderdjarige oorlog verscheurde Frankrijk, dat als het ware wachtte op haar ingrijpen in de geschiedenis. Het Umbrische Italië van Franciscus was al niet minder een toebereid „speelplan", het woord is van pater Schreurs een speelplan, waaraan niets ontbrak om een geboren drama turg als Franciscus in de hand te wer ken en zijn optreden te begunstigen. In het leven van Franciscus, zoals pa ter Schreurs het ons heeft gegeven, ligt de nadruk op de Joculator Dei, de Spe ler voor Gods ogen, die deze heilige is geweest. „Een indrukwekkender, geschikter en een tot in de gel s details verzorgder schouwplaat ons, had de hemel nauwelijks kunnen kiezen voor de divma .?om™. ,itsórekelii bii de genade van zijn onuitsprekelij ke goedertierenheid, met de mensheid opgevoerd stond te worden. En er was wel moeiiyk een oorspronkelijker, een met meer visionaire geest en uitbeel dingsvermogen toegerust dramaturg te vinden, die en dit strekt hem onge meen tot ere zich zo onvoorwaarde- lijk niet _zie^ en lichaam overgaf aan de goddelijke Souffleur." Pater Schreurs onderscheidt twee soor ten Franciscusbiografen. Enerzijds staan zij, die de Poverello in het keurs- W/ande conventionele heilige prangen. Anderzijds zij, die zijn apartheid zóver doordrijven, dat hij in het authentieke kader van Gods lieve heiligen nauwe lijks of niet meer past. Beide catego rieën van schrijvers hebben het, al dus Schreurs, niet bij het rechte eind. Maar, zo vervolgt hij, nog minder bq het rechte eind hebben diegenen het, die hem louter langs de weg der na tuur willen benaderen en in de ver klaring van zyn wezen en persoonlijk heid halfweg biüven steken, omdat zU het voornaamste element, het werk van God in de ziel, kortweg als genade aangeduid, over het hoofd zien. Gips en suiker Ook Sven Stolpe kant zich tegen een doorgevoerd rationalistische interpreta tie van het heiligheidsbeginsel, maar hij staat toch nog liever aan hun sceptische kant dan aan die van de vrome waar heidsvervalsers, die hetgeen eens geest en vuur was in gips en suiker veran deren. „De middelmatige boeken over Jean ne d'Arc herinneren op pijnlqke wijze aan het noodlot van Theresia van Lisi- eux. Men kan het betreuren dat de stad Lisieux tijdens'de laatste oorlog zo hevig gebombardeerd werd; maar men kan nooit genoeg betreuren, dat de bommen niet de afschuwelijke basiliek hebben geraakt, die ter ere van de heilige gebouwd is. Theresia (Ida Gör res zei het reeds), wier hele wezen kracht, wil en reinheid uitstraalde, is door een bijna ondoordringbaar waas van de meest weeë sentimentali teit en esthetische verschrikkingen om geven. Tot elke prijs moet het beeld van deze eenvoudige en zuivere ziel ver valst en omlaag getrokken worden tot de burgerlqke sentimentaliteit van de negentiende eeuw, hetgeen de enige omgeving schijnt te zijn, waar de mees te van haar bewonderaars genoegen mee nemen. ZONDAG 11 december: 3e zondag van da Advent; eigen mis; 2 geb. H. Damasus; 3 geb. oct. O. L. Vr.; (Breda: 2 geb. oct. H. Barbara; 3 geb. H. Damasus; 4 geb. oct. O. L. Vr.); Credo; pref. van de H. Drieëenheid; paars. MAANDAG: Mis van O. L. Vr. Onb. Ontv., 2 geb. van de ferie; 3 geb. H, Geest. Credo; pref. van O. L. Vr.; wit. DINSDAG: H. Lucia, maagd-martelares, eigen mis; 2 geb. oct. O. L. Vr.; 3 geb* van de ferie; Credo; pref. van O. L. vr.; rood. WOENSDAG: Mis van O. L. Vr. Onb. Ontv.; 2 geb. van de ferie; 3 geb. H. Geest; Credo; pref. van O. L. Vr.; wit. Ofwel: Mis van Quatertemper-woensdag in de Acfvent; geb. oct. O. L. Vr.; 3 geb. H. Geest; gewone pref.; paars. DONDERDAG: Mis van octaafdag van O. L. Vr. Onb. Ontv.; 2 geb. v. d. ferie; Credo; pref. van O. L. Vr.; wit. VRIJDAG: H. Eusebius, bisschop-marte laar; mis Sacerdotes; 2 geb. van de fe rie; 3 geb. Deus qui; (Haarlem: 4 geb. voor bisschop; verjaardag van keuze); laatste evang. van ae ferie; rood. Of wel: Mis van Quatertemper-vrijdag J*1 de Advent; 2 geb. H. Eusebius; 3 geb. Deus qui; (Haarlem: 4 geb. voor bis schop); paars. ZATERDAG: Mis van Quatertemper-za terdag in de Advent; 2 geb. Deus qui; 3 geb. voor Kerk of Paus; paars. ZONDAG 18 december: 4e zondag van de Advent; eigen mis; 2 geb. Deus qui*, 3 geb. voor Kerk of Paus; Credo, pref. van de H. Drieëenheid; paars. Advertentie 80 unieke foto's in koperdiepdruk door de Pauselijke fotograaf G. Felici. De Nederlandse uitgave, naar de tekst van Mgr. P. Pfister, werd ver zorgd door de Rome-kenner bij uit nemendheid Bisschop van Paralus en Kanunnik van Sint-Pieter te Rome. Een bijzondere en zeer verzorgde uitgave over het leven, het werk en de omgeving van de Heilige Vader. Prijs gebroch. 16.75; geb. f 19.75 In de boekhandel verkrijgbaar N.V. UITGEVERIJ W. van HOEVE •s-GRAVENHAGE gietsels zich snoevend verheffen met als afschuwelijke achtergrond wat suiker goed en marsepein." Broeder Elias Met Franciscus is -het iets beter ge gaan. Maar dat zijn geest van armoede reeds vlak na zijn dood werd misver staan, laat Schreurs fijntjes doorsche meren, waar hij schrijft over Francis cus' graf en over de „machtige tiara van kerken, waarmee fra Elias, geniaal tot in zijn tweeslachtigheid toe, Fran ciscus ter ere, zichzelf heeft gekroond." Broeder Elias was, zoals men zal 'weten, tot minister-generaal der Orde benoemd op aanraden van kardinaal Ugolino, die de regel van armoede min der scherp gesteld wilde zien en die van de broederschap een min of meer godsdienstpolitieke organisatie wilde maken. „In een wurgende machteloos heid," aldus Schreurs, moet Francis cus hebben toegezien op de „vivisec tie" welke op zijn regel werd ge pleegd, toen daar van hogerhand uit werd weggeschrapt: „Wanneer de broeders door de wereld gaan, zullen zij niets met zich mede dragen, noch zak, noch brood, noch stok; zij zullen geen weerstand bieden aan die hun kwaad willen en zich weerloos laten beroven." Fra Elias is voor Schreurs een ,,on\' spoorde", „die zolang Franciscus leej~ de nog een zekere omzichtigheid en tiging in zijn optreden betrachtte, na diens dood lustig de teugels ,vie met de allures van een grand seign®ur en zo nodig de machtsmiddelen van een tiran." Warmbloedig en lyrisch Uit de diverse aanhalingen zal de lezer reeds gebleken zijn, dat dit leven van Franciscus een warmbloedig karak ter heeft en vrij lyrisch is gekruid. Het boek ademt eenzelfde beminnelijke, kinderlijke geest als des dichters twee j'aar geleden bij Het. Spectrum versche nen leven van Zuster Clara van Assi- ??f;waarmee het uiteraard ook thema tisch ten nauwste samenhangt. Het maakt f geijkte Franciscusbiografie als die r u. CaPuciiner pater Cuthbert van Riignton overbodig, zomin als dat het r elix Timmermans en diens Harp van Sint Franciscus in schilderachtigheid opzijstreeft. Het volgt ook geen van bei de uitersten na, maar staat er ergens tussen in als kritisch-dichterlijk ver slag van een persoonlijke ontmoeting met de heilige en zijn klimaat. Dat die verslaggever een Nederlan der is, maakt het boek voor Neder land uniek; bij ons weten waren wij geen verantwoorde Noordnederlandse Franciscusbiografie rijk. Dat die Ne derlander een Limburger is, die als dichter zijn heuvelland gaarne met Umbrië vergelijkt en daar op eerste pelgrimstocht reeds van nature „thuis" was, maakt het geheel extra aardig. Een eigen weg De opzet van Stolpe's boek over Jean ne d'Arc is nauwelijks litterair te noe men, alhoewel het resultaat zeer zeker tot de litteratuur gerekend moet worden. Stolpe zoekt zich voorzichtig maar wel bewust een eigen weg naar de beteke nis van Jeanne d'Arc voor haar tijd en de onze, zoals in hun tijd Péguy, Bloy, Claudel, Bernanos en andere voortreffelijke Fransen, met name ook Anatole France, dit hebben gedaan. Stolpe heeft daarbij met belangstel ling kennis genomen van het modern wetenschappelijke onderzoek naar het geen onder de „stemmen", die Jeanne d'Arc tot de strijd opriepen, kan wor den verstaan. Hij conformeert zich min of meer aan de onderzoeker Jacques Cordier, waar deze bevindt, dat de openbaringen van Jeanne niets bevat ten, wat niet met de ervaringen van de moderne onderzoekers op het gebied van hallucinaties overeenstemt. Toen Jeanne d'Arc in 1920 heilig werd verklaard, vermeed de Kerk. zeer ver standig, aldus Stolpe, zich over haar „stemmen" uit te laten of die als voor beeld aan te halen. Stolpe, die sinds kort in ons land ook naam maakt met de romans „Spel tussen de coulissen", „Wachtkamer van de dood" en „Licht, vlug en teder", heeft met zijn hoek over Jeanne d'Arc zqn naam ais geschiedkundig hagio graaf voorgoed gevestigd. Zijn ge schiedenis bevat tal van machtige de tails, o.a. met betrekking tot de rol welke Jeanne's vereerde heiligen, Sainte Catherine en Sainte Marguerite, alsmede de aartsengel Michael, in de Franse middeleeuwen hebben gespeeld. „Jean ne d'Arc" is een modern boek, dat zeer veel aandachtige lezers verdient. Het werd naar de Stockholmse uitgave van 1949 met zorg vertaald door L. Elias-Eneström. T NICO VERHOEVEN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1955 | | pagina 6