Voor
een betere wereld
Spoedige hulp
geboden
Lerarensituatie
de periode
bij VHMO in
1950-1954
n
Moderne levens van Franciscus
en Jeanne d'Arc
Een
echt kerkelijke beweging
Pauselijk initiatief
E
Weduwen in nood
H
M
DOOR JACQUES SCHREURS EN SYEN STOLPE:
Gelukkige breuk met suikerzoete
sentimentaliteit van gipsen heiligen
-EILAND
Jdoe laat ÜuitcLie meteoor
lands om oudgerimpeld oor t
vroegen héél benauwdjes
twee stokoude vrouuttas.
MaarDimDom
-toch heus niet stom-
antwoordde, slim:
„dat alleen met meesterTim.
ik hem dit vraag
wacht iïdus geduldid3 maar
op hst hemelse gevaar..
SPEELPLAN EN
HEILIGHEID
DE PAUS
IN HET VATICAAN
ZATERDAG 10 DECEMBER 1955
PAGINA 6
Minister Suurhoff in Kamer
Noodvoorziening
weduwen en wezen zeer
moeilijke kwestie
Indonesische vrouw niet
naar Canada
Volgens een bepaling in de
immigratiewet
NOBELPRIJZEN
UITGEREIKT
F.M.-zenders
verzen: JAN BOMANS
tekeningen: CAREL VOGES
Copyright: De Tijd
s
door ROBERT L. STEVENSON
Liturgische weekkalender
Een boek voor Kerstmis
Mgr. Dr. Jan Olav Smit
r is al enkele jaren in de Kerk
een vernieuwingsbeweging gaan
de, die in ons land nog veel te
weinig bekend is. Wij bedoelen de be
weging voor .een betere wereld", waar
van Z.H. de Paus zichzelf tot heraut
heeft uitgeroepen.
Wanneer wij de oorsprong hiervan wil
len nagaan, dan vinden wij de eerste
sporen reeds aanstonds in het begin
van het pontificaat van Paus Pius XII.
De indrukwekkende hoeveelheid pause
lijke documenten: encyclieken, bood
schappen aan congressen, toespraken
bij alle denkbare gelegenheden enz. ge
tuigen als om strijd van 's Pausen be
zorgdheid voor het lot van wereld en
mensheid. Vanaf zijn hoge uitkijkpost,
de blik verscherpt en verdiept uit hoof
de van zijn heilig ambt, beoordeelt de
Paus de toestand van de tegenwoor
dige wereld. Zijn diagnose luidt kort
en bondig: wereld en mensheid gaan
hun ondergang tegemoet, omdat zij
eerst de Kerk, vervolgens Christus en
tenslotte God zelf hebben verworpen.
Deze gedachte ontwikkelt Z. H. steeds
meer in bijzonderheden, daardoor de
waarheid ervan aantonend voor alle ge
bieden van het leven. In 1950 heeft de
Paus het Heilig Jaar gewijd aan een
massale bekering, een algemene terug
keer tot God.
Op de 10e februari 1952 echter ligt het
eigenlijke begin van de vernieuwingsbe
weging om een betere wereld. Op die
datum, het feest van Onze Lieve Vrouw
van Lourdes heeft de H. Vader, zelf
bisschop van Rome, een redevoering
gehouden tot de Romeinen, zijn eigen
diocesanen, die misschien wel de
meest geïnspireerde is geweest van al
le, die hij ooit gehouden heeft. Daarin
spoorde hij de burgers van Rome aan,
geestelijkheid en volk, overheden, ge
zinnen en alles wat er verder van groe
peringen bestaat, tot een totale ver
nieuwing van het christelijke leven. „De
hele wereld moet van de grond af aan
nieuw worden opgebouwd. Alleen de
Kerk kan de leiding hebben in deze
grootse aangelegenheid".
Na deze oproep gebeurde er aanvan
kelijk niets," dat in de openbaarheid
trad. Maar in stilte werd er zó hard
gewerkt in de verschillende parochies,
dat Z.H. de Paus na zes maanden de con
clusie aandurfde zijn wekroep uit te
strekken tot de hele wereld. Op 12 ok
tober 1952 verklaarde de Paus: ,,Wij
hebben de wens uitgesproken, dat het
machtige ontwaken, waartoe wij Rome
hebben opgeroepen, spoedig nagevolgd
zal worden door de nabije en ver af
gelegen bisdommen, opdat het onze
ogen gegeven moge worden tot Chris
tus niet slechts de steden, maar de
volkeren, de werelddelen, de ganse
mensheid te zien terugkeren".
et is van belang erop te wijzen,
hoe de Paus eigenlijk tot deze
concrete vorm van geestelijke
vernieuwing gekomen is. Dat zo'n ver
nieuwing nodig was, daarvan was Z.H.
reeds lang overtuigd. En ook, dat al
gemene aansporingen weinig succes zou
den hebben. Er werd dus gezocht naar
een bijzondere aanpak, waarvan wel
resultaat was te verwachten. De eerste
vraag, die zich opdrong, moest wel lui
den: waarvan moet de vernieuwing uit
gaan? Van een of andere vereniging,
van een orde of congregatie, van een
door en door katholieke streek, van een
in zijn geheel katholiek volk? Stuk voor
stuk werden deze suggesties als on
bruikbaar verworpen. Tenslotte viel de
keuze op de diocesen. Een diocees im
mers is het fundament van de op
bouw der Kerk. Het is feitelijk, hoewel
indirect, van goddelijke oorsprong, om
dat het bisschopsambt zijn ontstaan aan
Gods instelling dankt. En omdat Z.H.
de Paus voorop stelde, dat deze ver
nieuwingsbeweging van de Kerk zelf
moest uitgaan, was de keuze van de
diocesen als uitgangspunt dan ook de
meest logische. En zo heeft de Paus
zelf een begin gemaakt met zijn grote
rede van 10 februari 1952 tot zijn eigen
Romeinse diocesanen.
Aan een en ander is de „Kruistocht
der liefde" door pater R. Lombardi
S.J. op vele plaatsen ter wereld gepre
dikt, niet vreemd. Door diens werk im
mers was de mogelijkheid van een gron
dige geesteiyke vernieuwing aange
toond. De beweging „voor een betere
wereld" echter is in haar universele
opzet een zuiver pauselijk initiatief,
waardoor, de nadruk gelegd wordt op
de zending van de Kerk als zodanig.
Pater Lombardi is met de zijnen ge
heel en al op de achtergrond getreden
en doet nu niets anders dan uitsluitend
in de geest van de H. Vader arbeiden.
Om dit goed duidelijk te maken heeft
hij in een groot boekwerk al de pau
selijke documenten uitgegeven, die de
verbetering der wereld tot onderwerp
hebben. En uit die documenten heeft
hij vervolgens een brochure samenge
steld, in de vorm van 140 stellingen,
die zeer precies de gedachtengang van
de Paus weergeven over de toestand
van de wereld en de middelen ter ver
betering.
aar ook zó was de opzet nog te
algemeen. Er moest iets gebeu
ren, en wel zo snel mogelijk,
zo goed mogelijk en door zoveel moge
lijk mensen van allerlei standen. Er is
materiaal genoeg. Over de hele wereld
immers bedraagt, in ronde getallen,
het aantal leken vierhonderd miljoen
naast één miljoen religieuzen en vier
honderdduizend priesters. Daarmee
moet iets te beginnen zijn. Het gaat
er maar om, dat het ook werkelijk ge
beurt.
En zo is men er toe overgegaan een
centrum te stichten, waar al degenen,
die „voor een betere wereld" hun krach
ten moeten en kunnen geven, gevormd
worden door cursussen en retraiten. Op
de eerste plaats komen daarvoor natuur
lijk de priesters in aanmerking. In het
oude Jezuieten-college Mondragone bij
Frascati, vijfentwintig km ten z.o. van
Rome, worden de gesloten „cursus-
retraiten" gehouden; in het palazzo Al-
tieri, midden in het 'oude Rome, de open
cursussen.
Dat er belangstelling voor bestaat
blijkt wel uit het feit, dat er tot nu toe
in Mondragone 153 aartsbisschoppen en
bisschoppen zo'n cursus-retraite hebben
gevolgd, verder ongeveer vierduizend
priesters en duizend leken. Men is bezig
in Spanje en Portugal een dergelijk vor
mingscentrum te stichten. Te Innsbruck
heeft onlangs de bisschop van Voral-
berg-Tirol met honderd van zijn pries
ters een vormingscursus in dezelfde
geest gevolgd. En mgr. Michael Kel
ler, bisschop van Münster in Westfa-
len, heeft eveneens zulke plannen.
Het spreekt vanzelf, dat er in de ver
schillende landen geen sprake kan zqn
van een klakkeloos overnemen der Ita
liaanse methoden. Elk volk heeft zijn
eigen speciale behoefte en noden. Men
zal daaraan dan de algemene gedachte
van de Paus moeten aanpassen. Wij ko
men hierop nog wel nader terug.
Voorlopig zij het voldoende met het
bovenstaande de aandacht te hebben ge
vestigd op een echt kerkelijke bewe
ging tot heil der hele mensheid, die,
blijkens de tot nu toe opgedane erva
ring, „aanslaat" en reeds veel succes
heeft geboekt.
(Van onze parlementaire redacteur)
Op vragen van de heer De Kort
(K.V.P.) heeft minister Suurhoff in de
Tweede Kamer in eerste termijn geant
woord, dat een herziening van de In
validiteitswet moet wachten op een
daarover uit te brengen advies van de
SER.
De noodvoorziening voor weduwen
en wezen is een zéér moeilijke kwestie.
Had men het advies van de K.V.P. ge
volgd, dan zouden vele weduwen in
kleine gemeenten er slechter zijn afge
komen. Zou men in een noodregeling
dat euvel met hogere uitkeringen wil
len omzeilen, dan zou dat weer onaan
vaardbare consequenties hebben voor
de definitieve regeling voor weduwen
en wezen, die op komst is.
Dat de definitieve ouderdomsverze-
kering hoe da,n ook op 1 januari 1956 zou
kunnen ingaan, heeft minister Suurhoff
naar het rijk der fabelen verwezen. In
tussen blijft 1 januari 1957 de streefda
tum.
Het departement voor de immigratie
van Canada heeft aan de Canadese im
migratiedienst te 's-Gravenhage ge
vraagd om een volledig rapport om
trent de weigering van een visum aan
de heer en mevrouw J. Haster. Zoals
bekend is, hebben de ouders van de
heer Haster, die vorig jaar naar Ca
nada zijn geëmigreerd en van wie
reeds drie zonen in Canada zijn, er
hun beklag over gedaan, dat aan de
echtgenote van hun vierde zoon geen
visum werd verstrekt. Zij weten dit
aan het feit dat mevrouw Hasker jr
van Indonesische afkomst is.
Een woordvoerder van het departe
ment heeft verklaard, dat de heer
Haster geen weigering zou ontvangen
om Canada binnen te komen, op grond
van de afkomst van zijn vrouw. Me
vrouw Haster zou echter buiten het
land worden gehouden wegens een be
paling in de immigratiewet, waarbij de
toelating van Aziaten wordt beperkt
tot de echtgeno(o)t(e) of de ongehuw
de kinderen beneden 21 jaar van enig
Canadees burger, wonende in Canada,
die in staat is hen te ontvangen en
voor hen te zorgen. Indien hij aan de
overige bepalingen voldoet, zou de
heer Haster, die 25 jaar oud is, naar
Canada kunnen komen zonder zijn
vrouw en na vqf jaar zich laten natu
raliseren. Dan zou hij dus gerecht-
tigd zijn, zijn echtgenote naar Canada
te laten komen.
(vervolg van pagina 1)
Daarom krjjgt de klacht van de heren
De Kort en Van Lier over het lang uit
blijven van een standpunt van minister
Suurhof zoveel diepe betekenis. Wel
maakte de minister wat goed door nu
aan de S.E.R. te vragen zeer spoedig
met een advies te komen. We hopen
van harte dat de S.E.R. niet zolang
werk zal hebben om met een advies te
komen als de minister met er om te
vragen.
Evenals de vorige keer willen we
thans weer de aandacht vestigen
op een andere noodtoestand, die
naar onze vaste mening ook per nood
maatregel tijdelijk en op korte termijn
kan worden ingeperkt. Wij bedoelen de
tweede van de vergeten groepen, de
invaliditeitswet-rentetrekkers. De KVP
zou goed werk doen met ook hier een
studierapport te laten verschijnen met
cijfermateriaal. Wij voor ons hebben
aan zulk een rapport reeds lang geen
behoefte meer. Ieder die ogen heeft be
hoeft niet ver buiten de eigen familie
kring of buiten de eigen kennissenkring
te treden om minstens een of meer
gevallen te kunnen aanwijzen van deze
slachtoffers ener zeer incomplete socia
le zekerheid. De rechtsgrond voor zulk
een regeling is even duidelijk.
De sociale rechtvaardigheid vereist
naar onze mening dat iemand, die ge
toond heeft zijn plicht tegenover de ge
meenschap, n.l. het leveren van een
produktief arbeidsaandeel. te willen ver
vullen, er recht op heeft, dat uit die
persoonlijke en gemeenschapsprestatie
de middelen worden gevonden, om, wan
neer hij of zij buiten zijn wil niet meer
tot die prestatie in staat is, hem of haar
bestaanszekerheid te verschaffen.
Zijn we juist georiënteerd dan me
nen we dat aan een afdoende regeling
reeds langere tijd wordt gewerkt. Maar
ook t.a.z. van deze situatie herhalen we,
dat het laten voortbestaan van een
noodtoestand, terwijl over het algemeen
de welvaart stijgt, in zeer besliste te
genspraak is tot de christelijke opvat
tingen van sociale rechtvaardigheid. Het
spijt ons dat hierover in de Kamer niet
Het Centraal Bureau voor de Statis
tiek heeft een publikatie uitgegeven,
welke een beeld geeft van de ontwik
keling van de lerarensituatie bij het
voorbereidend hoger en middelbaar on
derwijs in de periode 1950-1954. Aan de
samenvatting van deze publikatie is het
volgende ontleend:
Het gemiddeld aantal lessen per leraar
bleek in 1954 voor het VHMO in zijn
geheel iets lager te liggen dan in 1950.
Met betrekking tot de leeftijd wordt
ten aanzien van de bevoegde leraren
opgemerkt, dat de leeftijdsgroep van
35-54 jaar nauwelijks toeneemt. Het
aantal ouderen stijgt en het aan
tal jongeren neemt in zeer sterke mate
toe. Het aantal oudere onbevoegde le
raren nam over het geheel iets af, terwijl
het aantal jongeren sterk groeide.
Duidelijke repercussies van de toene
mende onbevoegdheid vindt men by
een analyse der lerarenbezetting naar
opleiding en leeftyd. In 1954 bestond
bijna de helft der leraren uit aca
demisch gegradueerden, ruim een
derde deel bezat MO-B akten. Het
aantal bezitters van de MO-A akte
steeg bij het VHMO in de periode
1950-1954 van 432 tot 607 en omvatte
in 1954 acht procent van het gehele
korps. Het aantal academische candi-
daten die reeds bij het VHMO werk
zaam zijn, steeg in de genoemde perio
de van 283 tot 374. Het aantal aan
gestelde gepensioneerden en leraren
die slechts de lagere akte bezitten nam
van jaar tot jaar toe, al gaat het
hier om kleine getallen.
De publikatie komt o.a. tot de con
clusie, dat het tekort aan bevoegde
leraren goeddeels kan worden herleid
tot een te klein aanbod, d. i. tot een
tekort aan studenten in de bevoegdheid
gevende studies, in verhouding tot de
groeiende schoolbevolking.
Het tekort aan bevoegde leraren is
een direct gevolg van het feit dat oude
re (tevens kleinere) generaties niet vol
doende academici hebben opgeleverd
om thans in de onderwysbehoefte van
jongere (tevens grotere) generaties te
kunnen voorzien. Generatie kan hier
zowel „bevolkingsgeneratie" als „onder-
wysgeneratie" betekenen. Niet alleen
moesten en moeten de a.s. leraren ge-
recruteerd worden uit kleinere bevol
kingsgeneraties, maar deze kleinere ge
boortegeneraties, bijv. van rond 1920, na
men bovendien minder aan het voort
gezet onderwijs deel dan de grotere
aantallen geborenen van rond 1940. Zo
ging van de 12- a 13-jarigen omstreeks
1932 globaal slechts 7 pet naar het
VHMO over, terwijl dit bij de later ge
noemden 10 a 11 pet bedroeg.
Vijf Nobelprijzen zijn vandaag in
Oslo en Stockholm uitgereikt.
In de universiteit van Oslo heeft de
voorzitter van het Noorse Nobelcomité,
Gunnar Jahn, de Nobelprijs voor de'
vrede 1954, overhandigd aan de Hoge
Commissaris voor de vluchtelingen der
Verenigde Naties, mr. dr. G. J. van
Heuven Goedhart, die de prijs namens
zijn bureau in ontvangst heeft genomen.
Enkele uren later heeft koning Gustaaf
Adolf van Zweden in het concertgebouw
van Stockholm vier prijzen voor het
jaar 1955 uitgereikt, n.l. aan:
prof. du Vignaud van de Cornell uni
versiteit in New York, voor scheikunde;
prof. Polykarp Kusch van de Colum
bia universiteit, New York, en prof.
Willis E. Lamb van de Stanford univer
siteit in Californië, die de prijs voor
natuurkunde delen;
prof. Hugo Theórell uit Stockholm,
die de prijs voor geneeskunde ten deel
viel;
Haldor Kiljan Laxnes, de IJslandse
schrijver, die winnaar werd van de prijs
voor letterkunde.
De minister van O.K. en W. deelt
in de memorie van antwoord bp de
begroting van zjjn ministerie t.a.v de
F.M.-zenders mede: naast de reeds
werkende F.M.-zenders te Hogezand,
Hengelo en Hulsberg komt van de
maand een dergelijke zender te Irnsum
experimenteel in bedrijf; een tweede
zender te Hulsberg vermoedelijk in fe
bruari.
DIM DOM
Weinig heiligen, die zo levendig tot gemoed en verbeelding spreken, als
Franciscus van Assisië en Jeanne d'Arc. Twee nieuwe boeken, waar de
literatuur over genoemde heiligen aanzienlijk mee is verrijkt, komen dit
bevestigen. De Zweed Sven Stolpe is de zoveelste moderne Europeaan, die ge
grepen werd door het mysterie van Jeanne en haar „stemmen" en die daarvan
in een kritische biografie heeft gemeend te moeten getuigen.
De Limburgse pater-poëet Jacques Schreurs anderzijds heeft eindelijk zijn
belofte ingelost en is klaar gekomen met zijn dichterlijk leven van „broer Frans".
De twee heiligen staan misschien
prettig verbaasd elkaar hier te ont
moeten. Een gril van het lot wil, dat
hun jongste levensbeschrijvingen gelijk
tijdig en in een vrijwel gelijkwaardig
sierkleed het licht hebben gezien bij
Het Spectrum te Utrecht, welke uitge
vers zich hiermee eens te meer ver
dienstelijk heeft gemaakt als pleitbe
zorgster voor veredelde smaak, ook op
het precaire terrein van de hagiogra
fie. We herinneren in dit verband aan
het prachtige boek van Ida Friederike
Görres over de kleine heilige Theresia,
„Het verborgen gelaat", in 1950 bij Het
Spectrum verschenen.
Het stichtende krijgt in deze moder
ne Vitae geen kans de menselijkheid
van de vereerde heilige te overwoeke
ren. De psychologie heeft het op één na
laatste woord. Niet het allerlaatste,
want aan het eind van alle mensbe
schouwing gekomen, blijft het fenomeen
der heiligheid onopgehelderd te aan
vaarden, maar nu stralender dan te
voren, als doorleefde menselijkheid
plus begenadiging, als gegrepenheid op
grond van uiterste bereidheid, als, bij
wijze van spreken, een zaak van boven
natuurlijke natuurlijkheid.
De heiligheid van een heilige is als
zodanig nauwelijks ter navolging te
stellen. Zij is van geval tot geval' een
steeds weer unieke verwerkelijking
Deze oude gravure (uit de vijftiende eeuw) stelt een moment voor uit het leuen
van Jeanne d'Archet moment, dat zij de gevangenis wordt binnengeleid. Over
de van ouds tot de verbeelding sprekende figuur van Jeanne d'Arc verscheen
onlangs een typisch modern boek van de hand van de Zweed Sven Stolp e.
Het wordt m deze literaire kroniek besproken.
(Vertaald door Yge Foppema)
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
„Dokter," zei hij, „u wilt dit wel onthouden
voor als het nodig is, en de jongen zal u ook ver
tellen hoe ik hem het leven heb gered, en dat ze
me d'r voor hebben afgezet, waarachtig as 't niet
waar is. Ik stuur zó krap bij de wind ik gok
met m'n leven, dokter zou u misschien niet één
goed woordje voor me hebben? En denkt u d'r dan
om, dat het nu niet alleen om mijn leven te doen
is, maar ook om dat van de jongen zeg u
nou eerlijk, dokter, wilt u me niet een klein beetje
hoop geven da'k weer verder kan, om godswil,
dokter..."
Van het ogenblik dat Silver buiten was en met
ztin rug naar zijn vrienden in het blokhuis stond,
was hij een ander mens; zijn wangen schenen in
gevallen te zijn en zijn stem trilde; ooit sprak
iemand meer in ernst dan hij op dat moment.
„Wel Jan, je bent toch niet bang?" vroeg dokter
Livesey.
„Dokter, ik ben geen lafbek, waarachtig niet, niet
voor zóveel," en hij knipte met de vingers. „Als ik
dat was, zou ik 't niet zeggen. Maar ik zal 't u
eerlqk bekennen, ik bibber als ik aan de galg denk.
U bent een goed mens en een eerlijk man; ik heb
nooit een beter iemand gezien. En u zult niet ver
geten wat ik voor goeds heb gedaan, is 't wel, net
zo min als u zult vergeten wat ik voor kwaads heb
gedaan, dat weet ik wel. En nu ga ik opzij kijkt
u maar en ik laat u en Jim alleen. En onthoudt
u dat ook en schrijf het voor me op, want dat bete-
meer is gezegd, maar laat het dan kent heel wat, dat verzeker ik u!"
tenminste buiten de Kamer in een KVP 1 En terwql hy dit zei ging hy een eindje achter-
studierapport spreken. Het. kan, dus het i uit, tot hy buiten ons gehoor was, en ging hy
moet. I daar op een boomstronk zitten fluiten, af en toe
keerde hjj zich op zjjn zitplaats om, zodat hü
nu eens het gezicht op mij en de dokter had, dan
weer op zjjn weerspannige schavuiten die tussen het
vuur, dat ze opnieuw aanbliezen, en het huis
heen en weer liepen met vlees en brood voor het
ontbiit.
„Zo Jim," zei de dokter verdrietig, „daar sta je
nou. Ja, zoals je scheep gegaan bent, zo moet je
varen, m'n jongen. De hemel weet dat ik het hart
niet heb om je iets te verwijten, maar dit wil ik
je toch zeggen: als kapitein Smollett goed was
geweest, had je niet durven weglopen, en toen hü
ziek was en er niets aan kon doen nee Jim,
dat was een minne streek van je." Ik wil eerlijk
bekennen, dat ik begon te schreien toen hij dat
zei. „Dokter," zei ik, „spaar me. Ik heb mezelf
genoeg verwijten gedaan, en mijn leven is toch
geen cent meer waard; ik zou allang dood ge
weest zijn, als Silver me niet had geholpen, en
dokter geloof me, ik ben niet bang om te sterven,
en ik heb het eerlqk verdiend, maar ik ben alleen
maar bang dat ze me zullen pijnigen. Als ze me gaan
pynigen
„Jim," viel de dokter me in de rede, en zijn
stem klonk nu heel anders, „Jim, dat verdraag ik
niet. Spring er over, en we gaan er vandoor."
„Dokter," zei ik, „ik heb mijn woord gegeven."
„Dat weet ik, dat weet ik," riep hij uit. „Daar
kunnen we voor deze keer niets aan doen, Jim.
Dat neem ik op me, schade en schande, maar
hier kan ik je r.lot laten blijven. Spring! Eén
sprong en je staat buiten, en dan lopen we als
de weerlicht."
„Nee," zei ik, ,,u weet best dat u dat zelf ook
niet zou doen, u niet en de jonker niet en de kapi
tein niet, en ik doe het evenmin. Silver heeft me
vertrouwd, ik heb mijn woord van eer gegeven
en ik ga zo meteen terug. Maar dokter, u hebt
me niet laten uitpraten. Als ze me gaan martelen,
dan kan ik misschien m'n mond niet houden en
dan zou ik weieens kunnen verraden waar het schip
ligt, want ik heb het schip teruggekregen, met een
beetje geluk en een beetje riskeren, en het ligt in
de Noorderinham op de Zuidelijke oever, net boven
hoog water. Bjj halfty zal het wel hoog en droog
liggen."
„Het schip?" riep de dokter uit.
Ik vertelde hem in 't kort van mpn lotgevallen
en hij hoorde me zwijgend aan.
„Het schijnt me een soort van noodlot te zijn,"
zei hij toen ik uitverteld was. „Telkens red jij ons
het leven, en dacht je nu soms dat wij je het jouwe
zouden laten verspelen? Dat zou al een heel slech
te wederdienst zijn, m'n jongen. Jjj hebt het com
plot ontdekt, jij hebt Ben Gunn ontdekt en dat
is de beste daad, die je ooit van je leven hebt
verricht of zult verrichten, al word je negentig
jaar. En over Ben Gunn gesproken dat is de
ondeugd in eigen persoon. Silver!" riep hp. „Silver,
ik zalje een goede raad geven," en toen de kok
naderbij kwam: „zit niet al te hard achter die
schat aan."
„Kijk es, dokter," zei Silver, „ik zal alles doen
wat mogelijk is, maar dat gaat niet. U moet me
niet kwalijk nemen, maar de enige manier waarop
ik mpn leven en dat van de jongen kan redden
is juist door naar die schat te gaan zoeken, daar
kun je donder op zeggen."
'Jul Zilver," zei de dokter, „als dat zo is, dan
zal ik nog een stap verder gaan en ik zeg: denk
er om, als je 'm vindt kon je weieens zwaar weer
krqgen."
„Dokter," zei Silver, „van man tot man gezegd,
dat is te veel of te weinig. Ik weet niet wat u
vaiï v, n bent, weet niet waarom u uit het
blokhuis bent weggegaan, ik weet niet waarom u
me die kaart hebt gegeven ik weet van niks,
nietwaar, en toch heb ik met m'n ogen dicht gedaan
alles wat u van me wou en u hebt me nooit een
woord van hoop gegeven. Maar wat u nou van
me vraagt, da's te veel. Als u me niet rechtuit
wilt zeggen wat u bedoelt, zeg het dan, dan laat
ik het roer los."
„Nee," zei de dokter peinzend, „ik mag niet meer
zeggen. Als 't mijn geheim was zou ik het doen,
op mijn woord, maar zie je, Silver, 't is een ander
z'n geheim. Maar ik zal zo ver gaan als ik
durf gaan en nog een stapje verder, want als ik
me niet zwaar vergis, krijg ik hiervoor straks een
geduchte schrobbering van de kapitein. Eerst zal Iets dergelijks is ook met Jeanne
'k je een straaltje hoop geven: Silver, als we allebei d'Arc gebeurd. In hoeveel Franse kloos-
levend uit deze val komen, dan zal ik alles doen ters ziet men niet, dat deze beide edele
wat ik kan om je te redden, behalve een memeed." ien sterke meisjes worden veranderd in i
(Wordt vervolgd) sentimentele gestalten, die in gipsaf-1
JACQVES SCHREURS,
schrijver van het hierbij besproken
werk over Sint-Franciscus.
van ons aller menselijkheid, d.w.z.
van ons schepsel-zijn, geroepen tot
beeld en gelykenis van de Schepper.
Elke tijd heeft dienaangaande zqn
eigen wensen en kansen.
Wie tot Jeanne d'Arc wil naderen,
moet haar zien in het middeleeuwse
herfsttij, in het door een honderdjarige
oorlog verscheurde Frankrijk, dat als
het ware wachtte op haar ingrijpen in
de geschiedenis.
Het Umbrische Italië van Franciscus
was al niet minder een toebereid
„speelplan", het woord is van pater
Schreurs een speelplan, waaraan
niets ontbrak om een geboren drama
turg als Franciscus in de hand te wer
ken en zijn optreden te begunstigen.
In het leven van Franciscus, zoals pa
ter Schreurs het ons heeft gegeven, ligt
de nadruk op de Joculator Dei, de Spe
ler voor Gods ogen, die deze heilige is
geweest. „Een indrukwekkender,
geschikter en een tot in de gel s
details verzorgder schouwplaat
ons, had de hemel nauwelijks kunnen
kiezen voor de divma .?om™. ,itsórekelii
bii de genade van zijn onuitsprekelij
ke goedertierenheid, met de mensheid
opgevoerd stond te worden. En er was
wel moeiiyk een oorspronkelijker, een
met meer visionaire geest en uitbeel
dingsvermogen toegerust dramaturg te
vinden, die en dit strekt hem onge
meen tot ere zich zo onvoorwaarde-
lijk niet _zie^ en lichaam overgaf aan
de goddelijke Souffleur."
Pater Schreurs onderscheidt twee soor
ten Franciscusbiografen. Enerzijds
staan zij, die de Poverello in het keurs-
W/ande conventionele heilige prangen.
Anderzijds zij, die zijn apartheid zóver
doordrijven, dat hij in het authentieke
kader van Gods lieve heiligen nauwe
lijks of niet meer past. Beide catego
rieën van schrijvers hebben het, al
dus Schreurs, niet bij het rechte eind.
Maar, zo vervolgt hij, nog minder bq
het rechte eind hebben diegenen het,
die hem louter langs de weg der na
tuur willen benaderen en in de ver
klaring van zyn wezen en persoonlijk
heid halfweg biüven steken, omdat zU
het voornaamste element, het werk van
God in de ziel, kortweg als genade
aangeduid, over het hoofd zien.
Gips en suiker
Ook Sven Stolpe kant zich tegen een
doorgevoerd rationalistische interpreta
tie van het heiligheidsbeginsel, maar hij
staat toch nog liever aan hun sceptische
kant dan aan die van de vrome waar
heidsvervalsers, die hetgeen eens geest
en vuur was in gips en suiker veran
deren.
„De middelmatige boeken over Jean
ne d'Arc herinneren op pijnlqke wijze
aan het noodlot van Theresia van Lisi-
eux. Men kan het betreuren dat de
stad Lisieux tijdens'de laatste oorlog zo
hevig gebombardeerd werd; maar men
kan nooit genoeg betreuren, dat de
bommen niet de afschuwelijke basiliek
hebben geraakt, die ter ere van de
heilige gebouwd is. Theresia (Ida Gör
res zei het reeds), wier hele wezen
kracht, wil en reinheid uitstraalde,
is door een bijna ondoordringbaar
waas van de meest weeë sentimentali
teit en esthetische verschrikkingen om
geven. Tot elke prijs moet het beeld
van deze eenvoudige en zuivere ziel ver
valst en omlaag getrokken worden tot
de burgerlqke sentimentaliteit van de
negentiende eeuw, hetgeen de enige
omgeving schijnt te zijn, waar de mees
te van haar bewonderaars genoegen
mee nemen.
ZONDAG 11 december: 3e zondag van da
Advent; eigen mis; 2 geb. H. Damasus;
3 geb. oct. O. L. Vr.; (Breda: 2 geb. oct.
H. Barbara; 3 geb. H. Damasus; 4 geb.
oct. O. L. Vr.); Credo; pref. van de H.
Drieëenheid; paars.
MAANDAG: Mis van O. L. Vr. Onb. Ontv.,
2 geb. van de ferie; 3 geb. H, Geest.
Credo; pref. van O. L. Vr.; wit.
DINSDAG: H. Lucia, maagd-martelares,
eigen mis; 2 geb. oct. O. L. Vr.; 3 geb*
van de ferie; Credo; pref. van O. L. vr.;
rood.
WOENSDAG: Mis van O. L. Vr. Onb. Ontv.;
2 geb. van de ferie; 3 geb. H. Geest;
Credo; pref. van O. L. Vr.; wit.
Ofwel: Mis van Quatertemper-woensdag
in de Acfvent; geb. oct. O. L. Vr.;
3 geb. H. Geest; gewone pref.; paars.
DONDERDAG: Mis van octaafdag van
O. L. Vr. Onb. Ontv.; 2 geb. v. d. ferie;
Credo; pref. van O. L. Vr.; wit.
VRIJDAG: H. Eusebius, bisschop-marte
laar; mis Sacerdotes; 2 geb. van de fe
rie; 3 geb. Deus qui; (Haarlem: 4 geb.
voor bisschop; verjaardag van keuze);
laatste evang. van ae ferie; rood. Of
wel: Mis van Quatertemper-vrijdag J*1
de Advent; 2 geb. H. Eusebius; 3 geb.
Deus qui; (Haarlem: 4 geb. voor bis
schop); paars.
ZATERDAG: Mis van Quatertemper-za
terdag in de Advent; 2 geb. Deus qui;
3 geb. voor Kerk of Paus; paars.
ZONDAG 18 december: 4e zondag van de
Advent; eigen mis; 2 geb. Deus qui*,
3 geb. voor Kerk of Paus; Credo, pref.
van de H. Drieëenheid; paars.
Advertentie
80 unieke foto's in koperdiepdruk
door de Pauselijke fotograaf G. Felici.
De Nederlandse uitgave, naar de
tekst van Mgr. P. Pfister, werd ver
zorgd door de Rome-kenner bij uit
nemendheid
Bisschop van Paralus en Kanunnik
van Sint-Pieter te Rome.
Een bijzondere en zeer verzorgde
uitgave over het leven, het werk
en de omgeving van de Heilige Vader.
Prijs gebroch. 16.75; geb. f 19.75
In de boekhandel verkrijgbaar
N.V. UITGEVERIJ W. van HOEVE
•s-GRAVENHAGE
gietsels zich snoevend verheffen met als
afschuwelijke achtergrond wat suiker
goed en marsepein."
Broeder Elias
Met Franciscus is -het iets beter ge
gaan. Maar dat zijn geest van armoede
reeds vlak na zijn dood werd misver
staan, laat Schreurs fijntjes doorsche
meren, waar hij schrijft over Francis
cus' graf en over de „machtige tiara
van kerken, waarmee fra Elias, geniaal
tot in zijn tweeslachtigheid toe, Fran
ciscus ter ere, zichzelf heeft gekroond."
Broeder Elias was, zoals men zal
'weten, tot minister-generaal der Orde
benoemd op aanraden van kardinaal
Ugolino, die de regel van armoede min
der scherp gesteld wilde zien en die
van de broederschap een min of meer
godsdienstpolitieke organisatie wilde
maken. „In een wurgende machteloos
heid," aldus Schreurs, moet Francis
cus hebben toegezien op de „vivisec
tie" welke op zijn regel werd ge
pleegd, toen daar van hogerhand uit
werd weggeschrapt: „Wanneer de
broeders door de wereld gaan, zullen
zij niets met zich mede dragen, noch
zak, noch brood, noch stok; zij zullen
geen weerstand bieden aan die hun
kwaad willen en zich weerloos laten
beroven."
Fra Elias is voor Schreurs een ,,on\'
spoorde", „die zolang Franciscus leej~
de nog een zekere omzichtigheid en
tiging in zijn optreden betrachtte,
na diens dood lustig de teugels ,vie
met de allures van een grand seign®ur
en zo nodig de machtsmiddelen
van een tiran."
Warmbloedig en lyrisch
Uit de diverse aanhalingen zal de
lezer reeds gebleken zijn, dat dit leven
van Franciscus een warmbloedig karak
ter heeft en vrij lyrisch is gekruid.
Het boek ademt eenzelfde beminnelijke,
kinderlijke geest als des dichters twee
j'aar geleden bij Het. Spectrum versche
nen leven van Zuster Clara van Assi-
??f;waarmee het uiteraard ook thema
tisch ten nauwste samenhangt. Het maakt
f geijkte Franciscusbiografie als die
r u. CaPuciiner pater Cuthbert van
Riignton overbodig, zomin als dat het
r elix Timmermans en diens Harp van
Sint Franciscus in schilderachtigheid
opzijstreeft. Het volgt ook geen van bei
de uitersten na, maar staat er ergens
tussen in als kritisch-dichterlijk ver
slag van een persoonlijke ontmoeting
met de heilige en zijn klimaat.
Dat die verslaggever een Nederlan
der is, maakt het boek voor Neder
land uniek; bij ons weten waren wij
geen verantwoorde Noordnederlandse
Franciscusbiografie rijk. Dat die Ne
derlander een Limburger is, die als
dichter zijn heuvelland gaarne
met Umbrië vergelijkt en daar op
eerste pelgrimstocht reeds van nature
„thuis" was, maakt het geheel extra
aardig.
Een eigen weg
De opzet van Stolpe's boek over Jean
ne d'Arc is nauwelijks litterair te noe
men, alhoewel het resultaat zeer zeker
tot de litteratuur gerekend moet worden.
Stolpe zoekt zich voorzichtig maar wel
bewust een eigen weg naar de beteke
nis van Jeanne d'Arc voor haar tijd
en de onze, zoals in hun tijd Péguy,
Bloy, Claudel, Bernanos en andere
voortreffelijke Fransen, met name ook
Anatole France, dit hebben gedaan.
Stolpe heeft daarbij met belangstel
ling kennis genomen van het modern
wetenschappelijke onderzoek naar het
geen onder de „stemmen", die Jeanne
d'Arc tot de strijd opriepen, kan wor
den verstaan. Hij conformeert zich min
of meer aan de onderzoeker Jacques
Cordier, waar deze bevindt, dat de
openbaringen van Jeanne niets bevat
ten, wat niet met de ervaringen van
de moderne onderzoekers op het gebied
van hallucinaties overeenstemt.
Toen Jeanne d'Arc in 1920 heilig werd
verklaard, vermeed de Kerk. zeer ver
standig, aldus Stolpe, zich over haar
„stemmen" uit te laten of die als voor
beeld aan te halen.
Stolpe, die sinds kort in ons land
ook naam maakt met de romans „Spel
tussen de coulissen", „Wachtkamer van
de dood" en „Licht, vlug en teder",
heeft met zijn hoek over Jeanne d'Arc
zqn naam ais geschiedkundig hagio
graaf voorgoed gevestigd. Zijn ge
schiedenis bevat tal van machtige de
tails, o.a. met betrekking tot de rol
welke Jeanne's vereerde heiligen, Sainte
Catherine en Sainte Marguerite, alsmede
de aartsengel Michael, in de Franse
middeleeuwen hebben gespeeld. „Jean
ne d'Arc" is een modern boek, dat
zeer veel aandachtige lezers verdient.
Het werd naar de Stockholmse uitgave
van 1949 met zorg vertaald door L.
Elias-Eneström. T
NICO VERHOEVEN