De wereld leeft van haar energie-kapitaal en
niet van haar inkomen
Een rijke erfenis
Nalatenschap van een Barcelonees
patriciër openbaar bezit geworden
G
Lichte muziek op
zwarte schijven
Hoe de produktie
te vergroten?
Prachtige schilderijencollectie thans geëxposeerd
Toch is hat een heel eind weer
waar Heer Hugo eens zün ed
door de drocfe polder dreef
en hoe zelden ging hü scheef
Naar dii voorbeeld joed
ook Dim Dom zün ploeó
door de ruide grond
waar W nu op stond.
Slavische dansen van Dvorak
Sterke uitbreiding van de wereld
handel tussen 1937 en 1954
DINSDAG 3 JANUARI 1956
PAGINA 4
Bromfietsrijdster wint
proces tegen gemeente
ZEVEN JAAR
VOOR DOODSLAG
LIKDOORNS wonderolie
Europa's kunstbezit
verrijkt
verzen: JAN BOMANS
tekeningen: CAREL VOGES
Copyright: De Tijd
Katholieke Illustratie
A. D. Snitselaar hoofd
bureau veiligheid
der K.L.M.
K.V.P.-rapport Woningbouw
Potverteren der enereie
rie zijn krant opslaat, krijgt de indruk, dat de mo
derne mens op alle continenten tegelijk leeft. En
wie in de winkels in ons land Amerikaanse pocket-
books en Japanse theekopjes aangeboden krijgt, ziet de
indruk bevestigd.
De moderne mens is een wereldburger en het gevolg is,
hij geconfronteerd wordt met mondiale problemen.
Die problemen liggen geenszins alleen maar op het politieke
vlak. Ook daarbuiten zijn heel wat belangrijke vraagstuk
ken, aan welke hij maar niet achteloos voorbij kan gaan.
Een van de moeilijkste en bovendien een vraagstuk,
dat zeer veel omvat is dat van de wereld-energie-voor-
stiening.
Dergelijke veelomvattende mondiale problemen wekken
ten onrechte wel eens de indruk vrij speculatief en ab
stract van aard te zijn. Maar een vraagstuk als het hier
genoemde raakt zeer direct ons concrete lijfelijke bestaan.
Want ons huidige levensniveau berust op een zeer royaal ge
bruik van energie. En de rondedans van onze moderne wel
vaart is een dans op de rand van de afgrond. Hij is eigenlijk
niet veel meer dan de wilde, onverantwoordelijke dans van
een frivole, lichtzinnige erfgenaam, die de niet-onaardige
erfenis, welke hem in de schoot is gevallen, er in een korte
tijd doorjaagt en verbrast.
Het is vrij zeker, dat nu een aantal lezers mistroostig het
hoofd schudt en zegt: „Wat is dan die erfenis, die wij zo
lichtzinnig aan het verbrassen zouden zijn? Wij zijn ons van
geen kwaad bewust". Begrijpelijk, want onze wereld bestaat
in meerderheid dat zullen wij tenminste maar aanne
men uit ernstige, vlijtige mensen, die hard en onafge
broken werken voor hun dagelijks brood en wie niets verder
ligt, dan niet-onaardige erfenissen zo maar roekeloos te
verkwisten.
En toch! Toch is daar bijvoorbeeld
het feit, dat de wereld tot zo onge
veer het jaar 1920 een hoeveelheid van
50 miljard ton aan koolstof heeft ver
bruikt en dus eeuwen en eeuwen
daarover gedaan heeft en in de laat
ste, daarna komende, dertig jaar nog
50 miljard ton aan koolstof heeft opge
maakt. Hoe zeer dit opmaken ook is
geschied met de bedoeling tot een nut
tig gebruik te komen, toch wekt een
zó enorm snelle stijging van het ge
bruik in zo korte tijd wel onmiddellijk
het vermoeden, dat er een soort van
potverteren aan de gang is. En zo is
het ook inderdaad. De mensheid is druk
bezig haar erfenis aan energie-voorra
den op te maken.
Energie doet wonderen. ,,Ik weet het,"
zegt een lezer. „Want in mijn jeugd
stonden er in de kranten advertenties,
die vroegen: „Wordt u gebeld, of belt
u zelf?" En in die advertenties werd
de lezer een cursus aangeboden, die
hem voldoende energiek maakte, om
binnen te kunnen treden in die groep,
die zelf belde."
Maar het is niet die mentale
energie, welke wij op het oog hebben.
De energie, welke wij hier bedoelen,
is het vermogen om mechanische ar
beid te verrichten. Een mens bezit het,
en een paard of een trekos, maar ook
een stoommachine of een motor. Mens
en dier ontlenen die energie aan het
voedsel, dat zij opnemen en een stoom
machine of een motor aan de steen
kool of de benzine, die er in verbrand
wordt.
Voor enkele guldens...
Eeuwen en eeuwen lang is de spier
kracht van mens en dier vrijwel de
enige energie-bron geweest. En ze is
voldoende geweest om wereldrijken op
te bouwen. Hoe evenwel? De volgende
cijfers geven hierop een antwoord. In
de bloeitijd van de Griekse oudheid, de
tijd van de Atheense beschaving, be
zaten twintigduizend burgers een goede
vierhonderdduizend slaven. En vijftien
tot twintig miljoen Romeinen hadden
zo ongeveer honderddertig miljoen sla
ven tot hun beschikking.
Het nuttig effect van deze massale
mensenexploitatie? Laten wij ons daar
omtrent geen al te grote illusies ma
ken. Omgerekend in onze maatstaven
stelde zij per hoofd der bevolking in
die tijden een hoeveelheid energie van
ongeveer 150 kilowattuur ter beschik
king. Daarop kon een weelderig bestaan
voor een kleine topklasse gegrondvest
worden, maar een welvaart als de hui
dige viel daar niet op te bouwen. Want
deze hoeveelheid energie is slechts ge
ring.
Zo gering, dat ze ons op de dag
van vandaag niet meer dan een
paar guldens kost. In ons vaderland
ls de energie-produktie per hoofd
der bevolking méér dan het hon
derdvoudige. Dat komt, omdat wij
in de laatste honderd jaar begonnen
zijn de werelderfenis aan te spre
ken, van welker bestaan de oude
Grieken en Romeinen nog geen
flauw vermoeden hadden.
Wij mensen leven van onze aardkorst.
Van wat daarop groeit en leeft en van
wat er in verborgen is. En de erfenis,
welke wij nu bezig zijn aan te spre
ken, is in de aardkorst verborgen. Het
is de kostbare voorraad fossiele brand
stoffen, kolen, aardolie en aardgas. Het
is de zon, die ze daar sedert het ont
staan van deze wereld, gedurende mil
joenen jaren voor ons heeft opgepot.
Een enorme schat.
Maar alleen in sprookjes zijn schatten
onuitputtelijk. En onze brandstoffen-
voorraden horen niet thuis in een
sprookjeswereld, maar in een zeer
nuchtere, reële wereld. En in die wereld
komt nu eenmaal aan alles een eind,
het zij na langer, dan wel na korter
tijd.
De economen hebben de homo econo
micus uitgedacht. Dat is een zeer hoog
staande, voorbeeldige mens, die in al
les handelt naar de wetten der econo
mie. Maar de mens die deze aardbol
bewandelt is maar een zeer zwakke
afspiegeling van die voorbeeldige homo
economicus. kunt dit zien, omdat er
nog ai eens een half wittebrood in de
vuilnisemmer ligt. De homo economi
cus zou zich daarvoor schamen.
Hij zou het ook als een onvergeeflijke
zonde beschouwen, zijn kapitaal op te
maken.
„Leef van uw inkomen en blijf van
uw kapitaal af", zo luidt het wijze ada
gium, waarmee hij elke ochtend op
staat. En ook daarin stellen wij de
brave homo economicus diep teleur.
Want wij springen met de kostbare
erfenis van fossiele brandstoffen zó
roekeloos en verkwistend om, dat wij
in tien jaar er méér van opmaken, dan
de zon in ontzaglijke ver terugliggen-
de tijden misschien in honderdduizend
Jaar heeft kunnen bijeenbrengen.
Kunnen wij anders
Dat is niet fraai, ongetwijfeld, maar
kunnen wij anders? Ja, theoretisch
zouden wij anders kunnen. Want wij aard
bewoners hebben niet alleen een ener
gie-kapitaal, wij hebben ook een ener
gie-inkomen.
De energie, opgehoopt in de fossiele
brandstoffen, is namelijk afkomstig van
de zon. Die zonne-energie werd vastge
legd, bijvoorbeeld in de planten de
reuzenpaardestaarten en de zegelbo
men waaruit in langvervlogen tijden
de steenkool werd gevormd.
Maar nog altijd, dag in dag uit,
jaar in jaar uit, zendt de zon een
stroom van energie, in de vorm
van warmte, naar de aarde. En die
energie wordt nog altijd opgepot
door de planten.
Wij nemen ze tot ons in ons voedsel
de landbouw is nog altijd de grootste
energievoortbrenger. Maar desondanks
wordt die machtige energiestroom toch
nog maar voor een zeer gering gedeel
te door de mens dienstbaar gemaakt.
Dit spreekt wel heel duidelijk, wanneeF
men zich realiseert, dat de hoeveelheid
zonne-energie die per vierkante meter
planeet per dag
overeenkomt met
aardoppervlak onze
bereikt, gemiddeld
die van negen kilogram steenkool.
De mens heeft het benutten van zijn
energie-inkomen verzuimd, omdat
het hem gemakkelijker leek uit het
kapitaal te putten. Hij heeft geduren
de een korte tijd royaal en verkwis
tend geleefd, als een zieltje zonder
zorg.
Maar op een dag is de ontnuchtering
gevolgd en toen sprong de vrees als
een wild dier hem op de nek. Dat was
op de dag. waarop hij zich bezon op dat,
wat hij al had opgemaakt en op alles,
wat hij in de toekomst nog meende no
dig te hebben. Serieuze rentmeesters
legden hem de rekeningen voor van de
desolate boedel en wat hij te zien kreeg
was inderdaad om te schrikken.
Zowat 85 pet. van de energie welke
de wereld van het begin onzer jaar
telling tot aan het jaar 1950 heeft op
gemaakt, zal hjj nodig hebben, wil zij,
op de wijze zoals zij zich dat heeft voor
gesteld mede gezien de toename van
de wereldbevolking het eind van
deze eeuw halen. Waaraan wij eeuwen
en eeuwen lang genoeg gehad hebben,
is nu nog nauwelijks voldoende voor
vijftig jaar! En de hoeveelheid energie
welke de wereld voor de volgende vijf
tig jaar, dus tussen de jaren 2000 en 2050
zal nodig hebben, zal bijna zeven
maal zo groot zijn!
Een verstandige vraag
Zelfs de meest loszinnige potverteer-
der zal zich hiervan niet af kunnen ma
ken met de opmerking: „Toekomst
muziek". Daarvoor heeft die muziek al
te zeer de klank van een marche funè-
bre. En zelfs die meest loszinnige pot-
verteerder zal de vraag stellen: „Ja,
maar, kunnen wij dan geen andere
bronnen, dan die conventionele, kapi
taal-bronnen, aanboren? Kunnen wij
dan niet in wat ruimere mate van
ons energie-inkomen gaan leven?"
Een redelijke en verstandige vraag.
Een onontkoombare vraag zelfs. Maar
een vraag, die heel wat gauwer en
gemakkelijker gesteld is. dan beant
woord. Want zij stelt ons voor een
groot aantal ingewikkelde problemen.
Op de eerste plaats bestaat dat
energie-inkomen uit een niet gering
aantal bestanddelen. Want het wordt
lang niet alleen gevormd door de in
de vegetatie opgepotte zonne-energie.
Er is ook nog de waterkracht, de
witte steenkool. En daarnaast de
windkracht, de energie van de
watergetijden en de thermische
energie van het zeewater. Om ten
slotte de zonne-energie, dus meer in
het bijzonder de energie die recht
streeks zonder bemiddeling van
de planten van de zon zou kun
nen worden betrokken niet te ver
geten.
Het zijn alle energievormen, die gro
tendeels onbenut zijn gebleven. Maar
in de situatie waarin wij verkeren, ma
ken zij een diepgaand onderzoek nood
zakelijk naar hun huidige betekenis,
naar de mate, waarin die betekenis ver
groot zou kunnen worden en naar het
aandeel dat zij zouden kunnen hebben
in de totale energievoorziening van de
wereld in de toekomst.
Een aangelegenheid, welke de be
langstelling van de hedendaagse mens
ten volle waard is, gezien het enorme
belang dat zij voor de komende eeuw
zal krijgen.
Ongetwijfeld, de wereld heeft de be
schikking gekregen over de kernener
gie. Zonder het soelaas, dat zij zal
kunnen brengen, zou het perspectief
van een allernaargeestigste somberheid
zijn. Maar desondanks blijft het rede
lijk en verstandig eens een totale ba
lans op te maken van alle denk
bare energiebronnen met al de
moeilijkheden en bezwaren daaraan ver
bonden.
MR. H. C. M. EDELMAN
Voor een 44-jarige ingezetene van
Spijkerboor heeft 1955 een prettig slot
gehad. De rechtbank te Arnhem stelde
haar n.l. in een civiel proces, dat zij
tegen de gemeente Nijmegen aanhangig
had gemaakt, in het gelijk en wees haar
een civiele vordering toe, die buiten al
lerlei kosten f 2500 bedraagt.
Op de veelomstreden Berg en Dalse-
weg te Nijmegen was de betrokkene
destijds met haar bromfiets ten val ge
komen, waarbij zij een beenfractuur
opliep. Ze M(erd zeven weken in een
ziekenhuis te Nijmegen verpleegd. De
Berg en Dalseweg vertoont al jaren
ernstige verzakkingen, waardoor de
tramrails ver boven het wegdek uitste
ken. Hierop werd van allerlei zijden
kritiek geoefend, o.a. door de Vereni
ging voor Veilig Verkeer. De gemeente
Nijmegen deed er echter niets aan. Er
van overtuigd, dat de gemeente hierin
te kort schoot en dus verantwoordelijk
was voor het haar overkomen ongeval,
stelde de bromfietsrijdster via haar ad
vocaat, mr. L. C. van der Tas te Am
sterdam, een civiele vordering tegen de
gemeente in, voor wie mr. C. de Kem-
penaer uit Arnhem pleitte. De Arn
hemse rechtbank- heeft de gemeente de
zer dagen veroordeeld tot betaling van
f2500 aan de betrokken dame voor ge
leden smart en gederfde levensvreugde
en de gemeente voorts opgelegd alsnog
de ziekenhuis- en kledingkosten, die
totaal f767.70 bedragen, te vergoeden.
Voorts is de gemeente nog veroordeeld
tot betaling van de proceskosten ad
f712.78. Intussen is ten aanzien van de
verzakte weg een besluit genomen. Deze
zal geheel worden verbeterd.
(Van onze correspondent)
Tot -zeven jaar gevangenisstraf zon
der aftrek van voorarrest veroordeelde
de Utrechtse rechtbank heden een 42-ja-
rige Utrechtse grondwerker wegens
doodslag op zijn 28-jarige broer. Op 2
oktober j.l. had omstreeks middernacht
een vechtpartij plaats nabij een café
aan de Hogelanden te Utrecht, waar de
verdachte en zijn twee broers ruzie met
elkaar hadden gekregen. De grondwer
ker had getracht zijn broers van elkaar
te scheiden, maar geraakte daardoor in
gevecht met een van hen, die hem enige
klappen en schoppen zou hebben toege
diend. Toen de verdachte zich bedreigd
voelde trok hij zijn mes, waarmee hij
het slachtoffer een dodelijke steek toe
bracht. Volgens de verklaringen van de
verdachte zou het slachtoffer zijn ge
struikeld en in het mes gevallen. De
officier van justitie had acht jaar met
aftrek geëist.
Advertentie
f VERWIJDERD HET
Weg met onhandige likdoornringen en ge
vaarlijke scheermesjes. Een nieuw vloeibaar
middel, NOXACORN. neemt de pijn weg in
60 seconden. Eeltplekken en eksterogen ver
schrompelen met wortel en al. Bevat gezui
verde wonderolie, jodium en het pijnstillende
benzocaïne. Een flesje NOXACORN Anti
septisch Likdoornmiddel van l 1.35 bespaart
U veel ellende (56*
J'orrret van een neger" van Benjamin Cuyp, door Don Francesco Cambó ver
maakt aan de stad Barcelona.
(Van onze correspondent in Spanje)
eduld wordt wel eens beloond.
Kunstminnende Barcelonezen
constateren dit, nu zij ten leste,
na jaren wachten, het door don Fran
cesco Cambó aan hun stad vermaakte
legaat kunnen bewonderen, dat tijde
lijk ondergebracht is in het laat-Go-
thische „palacio de Tinell", een der
vele monumenten van het vermaarde
„barrio gotico". Maar wie was don
Francesco Cambó en wat behelst zijn
legaat?
Don Francescó Cambó. enige jaren
geleden tijdens een verblijf in Argenti
nië overleden, was een dominerende fi
guur in het gekwelde openbare Spaan
se en Catalaanse leven, in het tijdperk
der laatste decenniën van de monar
chie en der kortstondige tweede Spaan
se republiek. Een fabelachtig rijk en
machtig financier-zakenman, invloedrijk
politicus (in het republikeinse parle
ment aanvoerder van een eigen gema
tigde Catalaanse fractie), redenaar en
publicist. Een Barcelonees patriciër, die
de schone kunsten beschermde en een
verwoed verzamelaar was van de klas
sieke Europese schilderkunst. Hierbij
kon hij steunen op welhaast onuitput
telijke financiële middelen, op een zeer
ontwikkelde eigen smaak en op de ad
viezen van zeer deskundige specialis
ten. Aldus wist hij een particuliere schil
derijenverzameling bijeen te brengen
van zeer zeldzame omvang en gehalte.
En hij deed zulks met de vooropgezet
te en ondubbelzinnig vastgelegde be
doeling om deze verzameling, na er
tijdens zijn leven zelf van te hebben
genoten bij zijn dood te vermaken, al
thans voor het veruit grootste deel
ook het Prado te Madrid en enkele par
ticulieren zijn royaal bedacht aan zijn
stad, Barcelona, die het ontbreken van
ook maar een bescheiden openbare col
lectie uit de grote Europese schilders
scholen als een beschamende lacune
in haar kunstbezit voelde. Hij heeft
hiermede tevens eigenhandig het
prachtigst denkbare monument tot zijn
nagedachtenis gesticht.
Inderdaad is de grote handelsme
tropool aan de Middellandse Zee er
een doo- geen on bezoek zijnde kunst
minnende tourist te verwaarlozen
attractie rijker mee geworden; men
kan zelfs onomwonden zeggen, dat
het een beduidende verrijking is van
Europa's openbaar kunstbezit.
Het legaat, dat volgens de testamen
taire beschikking onverdeeld moet wor
den gehouden, omvat vijftig schilder
stukken vanaf Vt Italiaanse trecento
tot aan Goya en Gainsborough. De keu
ze is van een omvattend en zeer ge
raffineerd eclecticisme. Van de Italia
nen vindt men er, behalve anonimi van
de vroege Milanese, Florentijnse en an
dere scholen, Filippo Lippi, Ghirlan-
daio, Botticelli, Pinturichio, da Messi
na, del Piombo, Coreggio, Titiaan, Tin
toretto, Veronese, Tiepolo: plus een du
bieuze Rafael, een in ieder geval bij
zonder voornaam en levendig „portret
van een dame". Van de Spanjaarden:
Coëllo, Zurbaran, Murillo, Greco (of
atelier) en Goya. Van de Hollanders:
Benjamin "Cuyp en „school van Rem
brandt". Van de Vlamingen: Quinten
Matsys, Rubens en Van Dyck. Van de
Fransen: Pater, Fragonard, Quintin de
la Tour en Vigée le Brun. Er is één
stuk uit de Duitse school, een aan
Cranach de Oude toegeschreven, nogal
drastisch-moraliserend genrestuk, dat
men zou kunnen noemen de „lustige en
bestolen grijsaard". De Engelse school
is vertegenwoordigd met een hoogte
punt van Gainsborough, het zeer ele
gante en voorname portret van de gra
vin van Spencer.
Om van dit artikel geen beschrijven
de catalogus te maken, volstaan we in
het algemeen met enkele vaststellin
gen. De eerste is, dat de doeken en
panelen waarop Cambó beslag heeft
weten te leggen, nagenoeg zonder uit
zondering tot het superieure en ten vol
le gerijpte werk van de betrokken mees
ters behoort; een aantal stukken mag
gerust „kapitaal" genoemd worden.
Soms openbaart zich een of andere
zeer bekende kunstenaar onder een wei
nig bekend aspect, zoals Murillo met
het ernstig en deftig portret van de
hertog van Osuna. Andere stukken, zo
als de rijke „pedrela" met taferelen,
de aartsengel Michaël, de H. Maagd
en Sinte Catharina betreffend, en toe
geschreven aan Neri di Bicci, zijn in
hun soort vrijwel uniek.
Iets nader ingaan willen we nog al
leen maar op hetgeen de verzameling
bezit „uit de Nede.ianden". Van de
reeds genoemde Benjamin Cuyp is er
een „portret van een neger", een bra-
voureus gedaan stuk van groot karak
ter: de neger is ruggelings geschilderd,
met de kop in profiel naar rechts
omgewend. Het behoort tot de acht wer
ken, die Cambó had uitgekozen
om hem tijdens zijn verblijf in Argen
tinië gezelschap te houden, en die de
Spaanse regering slechts na eindeloos
diplomatiek geharrewar met het toen
malig Perónistisch bewind en na be
taling door de stad Barcelona van hoge
Argentijnse successierechten, weer uit
Argentinië los heeft weten te krijgen.
Menigeen zal echter het aan een leer
ling van Rembrandt toegeschreven
„portret van een jongeling" minstens
even dierbaar zijn. Vermoedelijk heeft
Rembrandts zoon, Titus, ervoor als mo
del gefungeerd. De gelijkenis met an
dere Titus-portretten is in ieder geval
groot. Het is zeer Rembrandtiek van
opvatting en factuur, enigszins impres
sionistisch gedaan; van psyche is het
diep en innig, met iets van dat ver-
droomd-raadselachtige, dat ook andere
Titus-portetten karakteriseert. Het
doek zou in de Amsterdamse Staal
meesterszaal niet mishangen.
Als zeer representatief voor de Hol
landse genreschilders mag een aan Pie-
ter de Hooch toegeschreven binnenhuis
tafereel gelden, dat „de kwade tijding"
heet. Knap en vol prettige stemming,
dank zij twee speels bedrijvige jochies
is een binnenplaats met lege wijnkui-
nen; dit doek is gesigneerd A. C., de
initialen van Alexander Coosemans?
Van Dyck en Rubens zijn beiden vorste
lijk vertegenwoordigd, ieder met een
portret. Rubens op z'n warmst en weel
derigst met het portret van lady To-
mas Arundel; een van de doeken,
waarop iedere penseelstreek van d? l
hand des meesters zelf is.
DIM DOM
Dvoraks Slavische Dansen beho
ren tot de fraaiste juwelen in
dat uitgebreide repertoire van
voor iedereen bevattelijke muziek, dat
men „lichte muziek" noemt. Men kent
ze eigenlijk alleen als orkeststukken,
maar vergeet te dikwijls dat ze oor
spronkelijk door de componist zijn ge
schreven als stukken voor piano-vier
handen, ofschoon nij ze vrijwel op het
zelfde moment, waarop hij ze schreef
georkestreerd heeft. Ontwikkelde lief
hebbers van de quatre-mains kennen ze
wel. Ze zij met hun briljant contra-
puntische stemvoering bijzonder dank
baar voor het vierhandig bespeelde kla
vier geschreven, maar het is tegen
woordig een zeldzaamheid geworden,
dat twee pianisten, ontwikkeld genoeg
om deze niet gemakkelijke stukken te
kunnen spelen, elkander treffen. In hun
orkestrale gedaante hoort men er wel
eens enkele van in de concertzaal,
maar het is weer bijna onvermijdelijk,
dat dit daar een uitzondering blijft.
Thuis, door- middel van de grammo
foon, ka: men er echter eindelont
vreugde aan beleven. Daarom is het
gelukkig, dat Decca op twee grote
LP's de beide series integraal heeft
gepubliceerd, gespeeld door de Wie
ner Philharmoniker onder leiding van
Rafaei Kubelik, die altijd op de ores
staat om de muziek van zijn vader
land te propaeren. Dvorak schreef
de beide series als opus 46 en opus
72 ieder acht stuks met een tus
sentijd van acht jaar. Naar de vorm
is de opzet van al deze stukken vrij
wel gelijk, maar naar de inhoud is er
wel verschil. De factuur van op. 72 is
gevarieerder, de stukken zijn meer
internationaal. Ook Poolse en Servi
sche dansen komen er in voor. Opus
46 bestaat uitsluitend uit Tsjechische
dansen, maar het karakter daarvan
is levendiger om niet te zeggen bijna
voortdurend, bniisend van vrolijkheid.
Alle tezamen vormen ze een collec
tie meeslepende en aanstekelijke
dansmuzieken, die getuigen van een
oergezonde muziekzin, vol fantasie en
gevoeligheid, maar geen moment sen
timenteel.
Kubelik en de Wiener Philharmoniker
spelen dit alles zeer naar zijn aard,
waarbij Kubelik vooral veel werk
maakt var de zingende klank. Op de
vierde plaatzijdë geven Kubelik en de
Philharmoniker een vertolking van
Tschaikowsky's „Romeo en Julia".
Hie zijn dus twee platen met populaire
muziek in de beste zin van het woord.
(LXT 5079-80).
Brahms' tweede
Van Philips ontving ik thans de vier
de opname, die de complete serie
Brahms-symfonieën, gespeeld door Bru
no Walter en het Philharmonic Sym
phony-orchestra van New-York voltooit.
Het is de Tweede symfonie, die teza
men met Brahms' Haynd-variaties is
vastgelegd op de grote LP A 01163 L.
Men heeft hier dus in totaal de vijf gro
te orkeststukken, die Brahms' hoofd
werken op het gebied van de orkestrale
compositie vormen bij elkaar in die on
stuimige eigenlijk improviserende lezin
gen die karakteristiek zijn voor Bruno
Walter. Hij openbaart zich ook hier
weer heel sterk als een duidend inter
pretator, altijd onder de impulsen van
zijn sentiment uit op de realisering van
een klank, die hem altijd weer net
schijnt te ontwijken, een klank die er
nooit in volledige werkelijkheid schijnt
te zijn. Welk een verschil als men zulk
een opname nog eens draait tegen
weergaven van Willem Mengelberg, die
ook als een romantisch interpretator
tegenover de muziek stond, maar bij
wie alle klank nooit anders dan perfect
slaagt, waarschijnlijk omdat Mengel
berg nooit iets anders trachtte te ver
wezenlijken dan wat strikt binnen het
bereik der mogelijkheden lag. Daarom
kon Mengelberg dan ook een groot or
kesttechnicus worden, maar Walter is
een voor alles boeiend en fascinerend
az-tist. Nochtans beleeft hij in de korte
vormen en de lyriek van de Haydn-va-
riaties zijn sterkste ogenblikken. Daar
komt de meest evenwichtige herschep
ping tot stand.
Een symfonisch curiosum publiceer
de MMS op no. 49 met de Symphonie
„Landliche Hochzeit" van de negentien
de eeuwse Oostenrijker Carl Goldmark,
zeer levendig vertolkt door het orkest
van de Weense Staatsopera onder lei
ding van Henry Swoboda. De symfonie
is eigenlijk veel meer een suite, die ge
ïnspireerd is op allerlei schilderachtige
onderdelen van een bruiloft ten platte-
lande, kleurig en folkloristisch, een
soort van Oostenrijkse Grieg.
Engelse werkjes
Decca gaf op Medium Play LW 5175
een zeer aantrekkelijke plaat uit met
twee Engelse werken gespeeld door het
Londen Philharmonic Orchestra onder
Sir Adrian Boult, n.l. een suite uit,
Hoist's ballet „The perfect fooi" en de
rhapsodie van de jong gestorven Geor
ge Butterworth „A Shropshire lad".
Hoist's balletmuziek is ontleend aan de
ballet-inleiding van zijn opera van die
naam. Bijzonder melodieus en poëtisch
van stemming is Butferworth's rhapso
dy, een muziek, die door haar smaak
volle fantasie in de volkstoon aan de
best Engelse muziektradities doet den
ken.
Tenslotte een Philips 45 toeren opna
me (402 012 NE) van het Residentie
orkest onder Willem van Otterloo. spe
lend entr'acte en balletmuziek uit Schu
bert's „Rosamunde". L. II.
Nu pater Kammerer O.F.M. onlangs
met verlof uit Nieuw-Guinea is over
gekomen, brengt de K.I. van deze week
een uitvoerig relaas van de spannende
weken uit het najaar 1952 op en rond
de missiepost, waar men deze jonge
missionaris eerst vermoord waande,
daarna op grond van enige geruchten
weer hoop kreeg en tenslotte werd ver
blijd met zijn terugkeer. Er zijn mooie
foto's bij, o.a. van enige inheemse ty
pen, die in deze zaak een rol hebben
gespeeld. Rogier van Aerde vertelt weei
onderhoudend over de rit met een Ne
derlandse vrachtauto door West-Duits-
land in mist en donker. Er is verder
een artikel over het herstel van de
Kruppfabrieken en over de persoon
van het tegenwooi'dige hoofd van dil
reusachtige concern. Alfried Krupp
Het derde en laatste artikel over de
stormloop naar de zuidpool behandelt
de economische mogelijkheden Van dit
gebied en zijn betekenis voor de meteo
rologie. Mr. H. C. M. Edelman schrijft
over de transistor, een „klein wonder"
dat een om '.rentelirj? i-pip-.fr p-, „p
bied van de elektronica. Ook wordt een
waai-derende karakterschets gev. ...d c.a
„de gz-ootste bedelaar van de wereld"
mr. G. J. van Heuven Goedhart, de
hoge commissaris van de Verenigde
Naties voor de vluchtelingen. Jan Co'
taar vervolgt zijn overzicht over de
sport in het afgelopen jaar.
De heer A. D. Snitselaar. general ope
rations manager van het Westindiseh
bedrijf der KLM, is met ingang van 1
februari benoemd tot hoofd van het
bureau veiligheid der KLM De heer
F 'ïselaar volgt in die functie de heer
J. J. van alkom op, die zoals is ge
meld, de KLM gaat verlaten.
Volgens statistieken, samengesteld
door de Verenigde Naties, is het volume
van de wereldhandel in goederen tussen
1937 en 1954 met ongeveer 51 procent
toegenomen. De gemiddelde prijs der
verhandelde goederen is in deze periode
met ongeveer 118 procent gestegen.
Hierin is niet begrepen de in- en uit
voer der communistische landen.
De uitvoer van de zeer geïndustriali
seerde landen heeft in belangrijke mate
bijgedragen tot de stijging van hfet to
tale volume van de wereldhandel, maar
in mindere mate tot de stijging van het
gemiddelde prijspeil. Tegenwoordig gaat
"en groter gedeelte van de uitvoer der
idustrielanden naar de onvoldoende
ntwikkelde landen.
De sterke stijging eeft de uitvoer
van het Midden-Oosten en Noord-Ame-
rika te zien. De waarde van de uitvoer
van het Midden-Oosten, die hoofdza
kelijk uit aardolie bestaat, was in 1954
405 procent groter dan in 1937. De uit
voer van Noord-Amerika steeg in waar
de met 337 procent. De kleinste stijging
vertoont de uitvoer van de landen van
het Vei-re Oosten, n.l. 65 procent. Wat
de invoer betreft valt de grootste toe
neming te bespeuren in Latijns-Ameri-
ka (326 procent) en Noord-Amerika
(269 procent).
Continentaal West-Europa en de
overzeese ebiedsdelen der continenta
le landen namens in 1954 32 procent van
de werelduitvoer voor hun rekening,
vergeleken met 31 procent in 1937.
T
(Venwlg van pag. 1)
Fiscale lapmiddelen als vervroegde af
schrijvingen en investeringsaftrekken
schieten in gevallen als deze duidelijk
in hun werking tekort.
De Commissie Woningbouw K.V.P.
beveelt dan ook niets minder aan dan
de oprichting met financiële steun van
de overheb. van nieuwe bedrijven, als
mede van filialen van bestaande bedrij
ven. Daarnaast wordt „ter overweging"
gegeven: modernisering en uitbreiding
van bestaande bedrijven, terwijl de over
gang naar moderne produktiemethoden
(holle materialen) een sterke aanbeve
ling krijgt, mede in verband met de
mogelijkheid tot arbeid besparende toe
passingen op de bouwplaats.
Wanneer de overheid daartoe haar
financiële steun verleent, zullen de als
gevolg van de overheidsmaatregelen,
meer geproduceerde materialen uitslui
tend voor de Nederlandse markt dienen
te worden bestemd. Dit spreekt eigen
lijk vanzelf, maar de commissie acht
het toch niet overbodig, dit nog eens
uitdrukkelijk te stipuleren.
In ander opzicht stelt de commissie
teleur door niet nader te omschrijven,
hoe en in welke, vorm zii de overheid
financiële steun wil doen verlenen. Ver
moedelijk is daarbij gedacht aan inves-
teringskredieten met bijzondere facilitei
ten, die verhinderen moeten, dat bij te
ruglopende conjunctuur deze kredieten
als molenstenen aan de halzen der fa
brikanten hangen Moet de Herstelbank
daarbij een soortgelijke rol te vervullen
krijgen als bij de reconstructie der vis-
serij vloot? Zullen de middelen voor
nieuw op te richten bedrijven via het
Industrieel Garantiefonds worden be
trokken? Enige verdere uitwerking van
altham dit punt zou geen overbodige
luxe geweest zijn, temeer daar het be
grip „financiële steun" doet denken
aan subsidieverlening, waartoe in het
onderhavige geval volstrekt geen be
hoefte aanwezig is. Aan (hoge) winsten
immers is geen gebrek, echter wel aan
de wil om ter bereiking van een di
rect effect toekomstige investeringsri
sico's te nemen, terwijl ook de voor een
aanzienlijke verruiming der produktie-
capaciteit benodigde kapitalen niet door
de reeds bestaande ondernemingen kun
nen worden opgebracht.
Van de Commissie Woningbouw KVP
kan uiteraard niet worden verwacht,
dat zij -akkoord zou gaan met financiële
steun in een vorm. waarvan toenemen
de Staatsbemoeiing het gevolg moet zijn.
In dit opzicht ne'emt. zij een duidelijke
positie in. Hoe nodig zij het ook vindt,
dat de overheid de ombuiging in indu
striële zin van het bouwbedrijf zal sti
muleren, dt stichting van eigen natio
nale bouwbedrijven wijst zij af, omdat
de overheid de hiertoe typisch „geëi
gende potentie" mist en zoals minis
ter Witte in de Tweede Kamer opmerk
te bij de geldende overheldssalaris-
sen niet eers de voor het geven van
goede leiding nodige mensen zou kunnen
aantrekken. Eep groot aannemer-sys
teembouwer gaf de minister van
Wederopbouw en Volkshuisvesting in
vrijmoedige bewoording de duidelijke
waarschuwing: „Als ie er een goede
man aar zet, kopen wij hem direct weg.
Zet je e" een slechte man aan. dan loopt
de zaak niet".
De taak van de Staat bij de opvoe
ring der produktiviteit moet dan ook
even indirect als beperkt blijven en
vooral gericht, op bevordering der stich
ting van verhuurbedrijven van machi
nes. In het belang van een intensieve
toepassing van gemechaniseerde bouw
methoden door kleine ondernemers. De
commissie houdt echter terdege reke
ning met de waarschijnlijkheid, dat een
behoorlijk machinepark niet zal kunnen
tot stand Komen, zonder dat de over
heid in deze verhuurbedrijven partici
peert. Om de grootte van de te lenigen
nood acht de KVP-commissie steunver
lening in deze vorm gerechtvaardigd,
wanneer althans het georganiseerde
bouwbedrijf in gebreke blijven mocht,
zelf verhuurbedrijven tot stand te bren
gen.
Voor de overheid ziet de Commissie
Woningbouw KVP ook een taak wegge
legd op het gebied van de systeembouw.
Niet alleen wegens het toezicht op de
technische kwaliteiten als zodanig,
doch eveneens in stedebouwkundige zin,
opdat de woningcomplexen, in systeem
bouw uitgevoerd, een aantrekkelijk en
gedifferentieerd milieu krijgen. De com
missie stelt aan systeembouw niet da
eis, dat de bouwkosten daarbij lager
zijn dan bij traditionele bouw. Zij acht
zelfs een méérprijs aanvaardbaar, wan
neer door toepassing van systeembouw
op grote schaal een belangrijke bijdrage
tot leniging van de woningnood kan
worden verkregen.
De betekenis van deze belangrijke
suggestie zal eerst geleidelijk doordrin
gen. Een vrijbrief tot ad libitum door
voeren van prijsverhogingen behelst zij
overigens niet. want juist op dit punt
stelt "het rapport duidelijk dat opvoe
ring der woningproduktie niet mag lei
den tot een „onverantwoord kosten-
peil". Hetgeen overigens niet impli
ceert, dat het tegenwoordige kostenpeil
wel verantwoord zou zijn.