De wereld leeft van haar energie-kapitaal en niet van haar inkomen Een rijke erfenis Nalatenschap van een Barcelonees patriciër openbaar bezit geworden G Lichte muziek op zwarte schijven Hoe de produktie te vergroten? Prachtige schilderijencollectie thans geëxposeerd Toch is hat een heel eind weer waar Heer Hugo eens zün ed door de drocfe polder dreef en hoe zelden ging hü scheef Naar dii voorbeeld joed ook Dim Dom zün ploeó door de ruide grond waar W nu op stond. Slavische dansen van Dvorak Sterke uitbreiding van de wereld handel tussen 1937 en 1954 DINSDAG 3 JANUARI 1956 PAGINA 4 Bromfietsrijdster wint proces tegen gemeente ZEVEN JAAR VOOR DOODSLAG LIKDOORNS wonderolie Europa's kunstbezit verrijkt verzen: JAN BOMANS tekeningen: CAREL VOGES Copyright: De Tijd Katholieke Illustratie A. D. Snitselaar hoofd bureau veiligheid der K.L.M. K.V.P.-rapport Woningbouw Potverteren der enereie rie zijn krant opslaat, krijgt de indruk, dat de mo derne mens op alle continenten tegelijk leeft. En wie in de winkels in ons land Amerikaanse pocket- books en Japanse theekopjes aangeboden krijgt, ziet de indruk bevestigd. De moderne mens is een wereldburger en het gevolg is, hij geconfronteerd wordt met mondiale problemen. Die problemen liggen geenszins alleen maar op het politieke vlak. Ook daarbuiten zijn heel wat belangrijke vraagstuk ken, aan welke hij maar niet achteloos voorbij kan gaan. Een van de moeilijkste en bovendien een vraagstuk, dat zeer veel omvat is dat van de wereld-energie-voor- stiening. Dergelijke veelomvattende mondiale problemen wekken ten onrechte wel eens de indruk vrij speculatief en ab stract van aard te zijn. Maar een vraagstuk als het hier genoemde raakt zeer direct ons concrete lijfelijke bestaan. Want ons huidige levensniveau berust op een zeer royaal ge bruik van energie. En de rondedans van onze moderne wel vaart is een dans op de rand van de afgrond. Hij is eigenlijk niet veel meer dan de wilde, onverantwoordelijke dans van een frivole, lichtzinnige erfgenaam, die de niet-onaardige erfenis, welke hem in de schoot is gevallen, er in een korte tijd doorjaagt en verbrast. Het is vrij zeker, dat nu een aantal lezers mistroostig het hoofd schudt en zegt: „Wat is dan die erfenis, die wij zo lichtzinnig aan het verbrassen zouden zijn? Wij zijn ons van geen kwaad bewust". Begrijpelijk, want onze wereld bestaat in meerderheid dat zullen wij tenminste maar aanne men uit ernstige, vlijtige mensen, die hard en onafge broken werken voor hun dagelijks brood en wie niets verder ligt, dan niet-onaardige erfenissen zo maar roekeloos te verkwisten. En toch! Toch is daar bijvoorbeeld het feit, dat de wereld tot zo onge veer het jaar 1920 een hoeveelheid van 50 miljard ton aan koolstof heeft ver bruikt en dus eeuwen en eeuwen daarover gedaan heeft en in de laat ste, daarna komende, dertig jaar nog 50 miljard ton aan koolstof heeft opge maakt. Hoe zeer dit opmaken ook is geschied met de bedoeling tot een nut tig gebruik te komen, toch wekt een zó enorm snelle stijging van het ge bruik in zo korte tijd wel onmiddellijk het vermoeden, dat er een soort van potverteren aan de gang is. En zo is het ook inderdaad. De mensheid is druk bezig haar erfenis aan energie-voorra den op te maken. Energie doet wonderen. ,,Ik weet het," zegt een lezer. „Want in mijn jeugd stonden er in de kranten advertenties, die vroegen: „Wordt u gebeld, of belt u zelf?" En in die advertenties werd de lezer een cursus aangeboden, die hem voldoende energiek maakte, om binnen te kunnen treden in die groep, die zelf belde." Maar het is niet die mentale energie, welke wij op het oog hebben. De energie, welke wij hier bedoelen, is het vermogen om mechanische ar beid te verrichten. Een mens bezit het, en een paard of een trekos, maar ook een stoommachine of een motor. Mens en dier ontlenen die energie aan het voedsel, dat zij opnemen en een stoom machine of een motor aan de steen kool of de benzine, die er in verbrand wordt. Voor enkele guldens... Eeuwen en eeuwen lang is de spier kracht van mens en dier vrijwel de enige energie-bron geweest. En ze is voldoende geweest om wereldrijken op te bouwen. Hoe evenwel? De volgende cijfers geven hierop een antwoord. In de bloeitijd van de Griekse oudheid, de tijd van de Atheense beschaving, be zaten twintigduizend burgers een goede vierhonderdduizend slaven. En vijftien tot twintig miljoen Romeinen hadden zo ongeveer honderddertig miljoen sla ven tot hun beschikking. Het nuttig effect van deze massale mensenexploitatie? Laten wij ons daar omtrent geen al te grote illusies ma ken. Omgerekend in onze maatstaven stelde zij per hoofd der bevolking in die tijden een hoeveelheid energie van ongeveer 150 kilowattuur ter beschik king. Daarop kon een weelderig bestaan voor een kleine topklasse gegrondvest worden, maar een welvaart als de hui dige viel daar niet op te bouwen. Want deze hoeveelheid energie is slechts ge ring. Zo gering, dat ze ons op de dag van vandaag niet meer dan een paar guldens kost. In ons vaderland ls de energie-produktie per hoofd der bevolking méér dan het hon derdvoudige. Dat komt, omdat wij in de laatste honderd jaar begonnen zijn de werelderfenis aan te spre ken, van welker bestaan de oude Grieken en Romeinen nog geen flauw vermoeden hadden. Wij mensen leven van onze aardkorst. Van wat daarop groeit en leeft en van wat er in verborgen is. En de erfenis, welke wij nu bezig zijn aan te spre ken, is in de aardkorst verborgen. Het is de kostbare voorraad fossiele brand stoffen, kolen, aardolie en aardgas. Het is de zon, die ze daar sedert het ont staan van deze wereld, gedurende mil joenen jaren voor ons heeft opgepot. Een enorme schat. Maar alleen in sprookjes zijn schatten onuitputtelijk. En onze brandstoffen- voorraden horen niet thuis in een sprookjeswereld, maar in een zeer nuchtere, reële wereld. En in die wereld komt nu eenmaal aan alles een eind, het zij na langer, dan wel na korter tijd. De economen hebben de homo econo micus uitgedacht. Dat is een zeer hoog staande, voorbeeldige mens, die in al les handelt naar de wetten der econo mie. Maar de mens die deze aardbol bewandelt is maar een zeer zwakke afspiegeling van die voorbeeldige homo economicus. kunt dit zien, omdat er nog ai eens een half wittebrood in de vuilnisemmer ligt. De homo economi cus zou zich daarvoor schamen. Hij zou het ook als een onvergeeflijke zonde beschouwen, zijn kapitaal op te maken. „Leef van uw inkomen en blijf van uw kapitaal af", zo luidt het wijze ada gium, waarmee hij elke ochtend op staat. En ook daarin stellen wij de brave homo economicus diep teleur. Want wij springen met de kostbare erfenis van fossiele brandstoffen zó roekeloos en verkwistend om, dat wij in tien jaar er méér van opmaken, dan de zon in ontzaglijke ver terugliggen- de tijden misschien in honderdduizend Jaar heeft kunnen bijeenbrengen. Kunnen wij anders Dat is niet fraai, ongetwijfeld, maar kunnen wij anders? Ja, theoretisch zouden wij anders kunnen. Want wij aard bewoners hebben niet alleen een ener gie-kapitaal, wij hebben ook een ener gie-inkomen. De energie, opgehoopt in de fossiele brandstoffen, is namelijk afkomstig van de zon. Die zonne-energie werd vastge legd, bijvoorbeeld in de planten de reuzenpaardestaarten en de zegelbo men waaruit in langvervlogen tijden de steenkool werd gevormd. Maar nog altijd, dag in dag uit, jaar in jaar uit, zendt de zon een stroom van energie, in de vorm van warmte, naar de aarde. En die energie wordt nog altijd opgepot door de planten. Wij nemen ze tot ons in ons voedsel de landbouw is nog altijd de grootste energievoortbrenger. Maar desondanks wordt die machtige energiestroom toch nog maar voor een zeer gering gedeel te door de mens dienstbaar gemaakt. Dit spreekt wel heel duidelijk, wanneeF men zich realiseert, dat de hoeveelheid zonne-energie die per vierkante meter planeet per dag overeenkomt met aardoppervlak onze bereikt, gemiddeld die van negen kilogram steenkool. De mens heeft het benutten van zijn energie-inkomen verzuimd, omdat het hem gemakkelijker leek uit het kapitaal te putten. Hij heeft geduren de een korte tijd royaal en verkwis tend geleefd, als een zieltje zonder zorg. Maar op een dag is de ontnuchtering gevolgd en toen sprong de vrees als een wild dier hem op de nek. Dat was op de dag. waarop hij zich bezon op dat, wat hij al had opgemaakt en op alles, wat hij in de toekomst nog meende no dig te hebben. Serieuze rentmeesters legden hem de rekeningen voor van de desolate boedel en wat hij te zien kreeg was inderdaad om te schrikken. Zowat 85 pet. van de energie welke de wereld van het begin onzer jaar telling tot aan het jaar 1950 heeft op gemaakt, zal hjj nodig hebben, wil zij, op de wijze zoals zij zich dat heeft voor gesteld mede gezien de toename van de wereldbevolking het eind van deze eeuw halen. Waaraan wij eeuwen en eeuwen lang genoeg gehad hebben, is nu nog nauwelijks voldoende voor vijftig jaar! En de hoeveelheid energie welke de wereld voor de volgende vijf tig jaar, dus tussen de jaren 2000 en 2050 zal nodig hebben, zal bijna zeven maal zo groot zijn! Een verstandige vraag Zelfs de meest loszinnige potverteer- der zal zich hiervan niet af kunnen ma ken met de opmerking: „Toekomst muziek". Daarvoor heeft die muziek al te zeer de klank van een marche funè- bre. En zelfs die meest loszinnige pot- verteerder zal de vraag stellen: „Ja, maar, kunnen wij dan geen andere bronnen, dan die conventionele, kapi taal-bronnen, aanboren? Kunnen wij dan niet in wat ruimere mate van ons energie-inkomen gaan leven?" Een redelijke en verstandige vraag. Een onontkoombare vraag zelfs. Maar een vraag, die heel wat gauwer en gemakkelijker gesteld is. dan beant woord. Want zij stelt ons voor een groot aantal ingewikkelde problemen. Op de eerste plaats bestaat dat energie-inkomen uit een niet gering aantal bestanddelen. Want het wordt lang niet alleen gevormd door de in de vegetatie opgepotte zonne-energie. Er is ook nog de waterkracht, de witte steenkool. En daarnaast de windkracht, de energie van de watergetijden en de thermische energie van het zeewater. Om ten slotte de zonne-energie, dus meer in het bijzonder de energie die recht streeks zonder bemiddeling van de planten van de zon zou kun nen worden betrokken niet te ver geten. Het zijn alle energievormen, die gro tendeels onbenut zijn gebleven. Maar in de situatie waarin wij verkeren, ma ken zij een diepgaand onderzoek nood zakelijk naar hun huidige betekenis, naar de mate, waarin die betekenis ver groot zou kunnen worden en naar het aandeel dat zij zouden kunnen hebben in de totale energievoorziening van de wereld in de toekomst. Een aangelegenheid, welke de be langstelling van de hedendaagse mens ten volle waard is, gezien het enorme belang dat zij voor de komende eeuw zal krijgen. Ongetwijfeld, de wereld heeft de be schikking gekregen over de kernener gie. Zonder het soelaas, dat zij zal kunnen brengen, zou het perspectief van een allernaargeestigste somberheid zijn. Maar desondanks blijft het rede lijk en verstandig eens een totale ba lans op te maken van alle denk bare energiebronnen met al de moeilijkheden en bezwaren daaraan ver bonden. MR. H. C. M. EDELMAN Voor een 44-jarige ingezetene van Spijkerboor heeft 1955 een prettig slot gehad. De rechtbank te Arnhem stelde haar n.l. in een civiel proces, dat zij tegen de gemeente Nijmegen aanhangig had gemaakt, in het gelijk en wees haar een civiele vordering toe, die buiten al lerlei kosten f 2500 bedraagt. Op de veelomstreden Berg en Dalse- weg te Nijmegen was de betrokkene destijds met haar bromfiets ten val ge komen, waarbij zij een beenfractuur opliep. Ze M(erd zeven weken in een ziekenhuis te Nijmegen verpleegd. De Berg en Dalseweg vertoont al jaren ernstige verzakkingen, waardoor de tramrails ver boven het wegdek uitste ken. Hierop werd van allerlei zijden kritiek geoefend, o.a. door de Vereni ging voor Veilig Verkeer. De gemeente Nijmegen deed er echter niets aan. Er van overtuigd, dat de gemeente hierin te kort schoot en dus verantwoordelijk was voor het haar overkomen ongeval, stelde de bromfietsrijdster via haar ad vocaat, mr. L. C. van der Tas te Am sterdam, een civiele vordering tegen de gemeente in, voor wie mr. C. de Kem- penaer uit Arnhem pleitte. De Arn hemse rechtbank- heeft de gemeente de zer dagen veroordeeld tot betaling van f2500 aan de betrokken dame voor ge leden smart en gederfde levensvreugde en de gemeente voorts opgelegd alsnog de ziekenhuis- en kledingkosten, die totaal f767.70 bedragen, te vergoeden. Voorts is de gemeente nog veroordeeld tot betaling van de proceskosten ad f712.78. Intussen is ten aanzien van de verzakte weg een besluit genomen. Deze zal geheel worden verbeterd. (Van onze correspondent) Tot -zeven jaar gevangenisstraf zon der aftrek van voorarrest veroordeelde de Utrechtse rechtbank heden een 42-ja- rige Utrechtse grondwerker wegens doodslag op zijn 28-jarige broer. Op 2 oktober j.l. had omstreeks middernacht een vechtpartij plaats nabij een café aan de Hogelanden te Utrecht, waar de verdachte en zijn twee broers ruzie met elkaar hadden gekregen. De grondwer ker had getracht zijn broers van elkaar te scheiden, maar geraakte daardoor in gevecht met een van hen, die hem enige klappen en schoppen zou hebben toege diend. Toen de verdachte zich bedreigd voelde trok hij zijn mes, waarmee hij het slachtoffer een dodelijke steek toe bracht. Volgens de verklaringen van de verdachte zou het slachtoffer zijn ge struikeld en in het mes gevallen. De officier van justitie had acht jaar met aftrek geëist. Advertentie f VERWIJDERD HET Weg met onhandige likdoornringen en ge vaarlijke scheermesjes. Een nieuw vloeibaar middel, NOXACORN. neemt de pijn weg in 60 seconden. Eeltplekken en eksterogen ver schrompelen met wortel en al. Bevat gezui verde wonderolie, jodium en het pijnstillende benzocaïne. Een flesje NOXACORN Anti septisch Likdoornmiddel van l 1.35 bespaart U veel ellende (56* J'orrret van een neger" van Benjamin Cuyp, door Don Francesco Cambó ver maakt aan de stad Barcelona. (Van onze correspondent in Spanje) eduld wordt wel eens beloond. Kunstminnende Barcelonezen constateren dit, nu zij ten leste, na jaren wachten, het door don Fran cesco Cambó aan hun stad vermaakte legaat kunnen bewonderen, dat tijde lijk ondergebracht is in het laat-Go- thische „palacio de Tinell", een der vele monumenten van het vermaarde „barrio gotico". Maar wie was don Francesco Cambó en wat behelst zijn legaat? Don Francescó Cambó. enige jaren geleden tijdens een verblijf in Argenti nië overleden, was een dominerende fi guur in het gekwelde openbare Spaan se en Catalaanse leven, in het tijdperk der laatste decenniën van de monar chie en der kortstondige tweede Spaan se republiek. Een fabelachtig rijk en machtig financier-zakenman, invloedrijk politicus (in het republikeinse parle ment aanvoerder van een eigen gema tigde Catalaanse fractie), redenaar en publicist. Een Barcelonees patriciër, die de schone kunsten beschermde en een verwoed verzamelaar was van de klas sieke Europese schilderkunst. Hierbij kon hij steunen op welhaast onuitput telijke financiële middelen, op een zeer ontwikkelde eigen smaak en op de ad viezen van zeer deskundige specialis ten. Aldus wist hij een particuliere schil derijenverzameling bijeen te brengen van zeer zeldzame omvang en gehalte. En hij deed zulks met de vooropgezet te en ondubbelzinnig vastgelegde be doeling om deze verzameling, na er tijdens zijn leven zelf van te hebben genoten bij zijn dood te vermaken, al thans voor het veruit grootste deel ook het Prado te Madrid en enkele par ticulieren zijn royaal bedacht aan zijn stad, Barcelona, die het ontbreken van ook maar een bescheiden openbare col lectie uit de grote Europese schilders scholen als een beschamende lacune in haar kunstbezit voelde. Hij heeft hiermede tevens eigenhandig het prachtigst denkbare monument tot zijn nagedachtenis gesticht. Inderdaad is de grote handelsme tropool aan de Middellandse Zee er een doo- geen on bezoek zijnde kunst minnende tourist te verwaarlozen attractie rijker mee geworden; men kan zelfs onomwonden zeggen, dat het een beduidende verrijking is van Europa's openbaar kunstbezit. Het legaat, dat volgens de testamen taire beschikking onverdeeld moet wor den gehouden, omvat vijftig schilder stukken vanaf Vt Italiaanse trecento tot aan Goya en Gainsborough. De keu ze is van een omvattend en zeer ge raffineerd eclecticisme. Van de Italia nen vindt men er, behalve anonimi van de vroege Milanese, Florentijnse en an dere scholen, Filippo Lippi, Ghirlan- daio, Botticelli, Pinturichio, da Messi na, del Piombo, Coreggio, Titiaan, Tin toretto, Veronese, Tiepolo: plus een du bieuze Rafael, een in ieder geval bij zonder voornaam en levendig „portret van een dame". Van de Spanjaarden: Coëllo, Zurbaran, Murillo, Greco (of atelier) en Goya. Van de Hollanders: Benjamin "Cuyp en „school van Rem brandt". Van de Vlamingen: Quinten Matsys, Rubens en Van Dyck. Van de Fransen: Pater, Fragonard, Quintin de la Tour en Vigée le Brun. Er is één stuk uit de Duitse school, een aan Cranach de Oude toegeschreven, nogal drastisch-moraliserend genrestuk, dat men zou kunnen noemen de „lustige en bestolen grijsaard". De Engelse school is vertegenwoordigd met een hoogte punt van Gainsborough, het zeer ele gante en voorname portret van de gra vin van Spencer. Om van dit artikel geen beschrijven de catalogus te maken, volstaan we in het algemeen met enkele vaststellin gen. De eerste is, dat de doeken en panelen waarop Cambó beslag heeft weten te leggen, nagenoeg zonder uit zondering tot het superieure en ten vol le gerijpte werk van de betrokken mees ters behoort; een aantal stukken mag gerust „kapitaal" genoemd worden. Soms openbaart zich een of andere zeer bekende kunstenaar onder een wei nig bekend aspect, zoals Murillo met het ernstig en deftig portret van de hertog van Osuna. Andere stukken, zo als de rijke „pedrela" met taferelen, de aartsengel Michaël, de H. Maagd en Sinte Catharina betreffend, en toe geschreven aan Neri di Bicci, zijn in hun soort vrijwel uniek. Iets nader ingaan willen we nog al leen maar op hetgeen de verzameling bezit „uit de Nede.ianden". Van de reeds genoemde Benjamin Cuyp is er een „portret van een neger", een bra- voureus gedaan stuk van groot karak ter: de neger is ruggelings geschilderd, met de kop in profiel naar rechts omgewend. Het behoort tot de acht wer ken, die Cambó had uitgekozen om hem tijdens zijn verblijf in Argen tinië gezelschap te houden, en die de Spaanse regering slechts na eindeloos diplomatiek geharrewar met het toen malig Perónistisch bewind en na be taling door de stad Barcelona van hoge Argentijnse successierechten, weer uit Argentinië los heeft weten te krijgen. Menigeen zal echter het aan een leer ling van Rembrandt toegeschreven „portret van een jongeling" minstens even dierbaar zijn. Vermoedelijk heeft Rembrandts zoon, Titus, ervoor als mo del gefungeerd. De gelijkenis met an dere Titus-portretten is in ieder geval groot. Het is zeer Rembrandtiek van opvatting en factuur, enigszins impres sionistisch gedaan; van psyche is het diep en innig, met iets van dat ver- droomd-raadselachtige, dat ook andere Titus-portetten karakteriseert. Het doek zou in de Amsterdamse Staal meesterszaal niet mishangen. Als zeer representatief voor de Hol landse genreschilders mag een aan Pie- ter de Hooch toegeschreven binnenhuis tafereel gelden, dat „de kwade tijding" heet. Knap en vol prettige stemming, dank zij twee speels bedrijvige jochies is een binnenplaats met lege wijnkui- nen; dit doek is gesigneerd A. C., de initialen van Alexander Coosemans? Van Dyck en Rubens zijn beiden vorste lijk vertegenwoordigd, ieder met een portret. Rubens op z'n warmst en weel derigst met het portret van lady To- mas Arundel; een van de doeken, waarop iedere penseelstreek van d? l hand des meesters zelf is. DIM DOM Dvoraks Slavische Dansen beho ren tot de fraaiste juwelen in dat uitgebreide repertoire van voor iedereen bevattelijke muziek, dat men „lichte muziek" noemt. Men kent ze eigenlijk alleen als orkeststukken, maar vergeet te dikwijls dat ze oor spronkelijk door de componist zijn ge schreven als stukken voor piano-vier handen, ofschoon nij ze vrijwel op het zelfde moment, waarop hij ze schreef georkestreerd heeft. Ontwikkelde lief hebbers van de quatre-mains kennen ze wel. Ze zij met hun briljant contra- puntische stemvoering bijzonder dank baar voor het vierhandig bespeelde kla vier geschreven, maar het is tegen woordig een zeldzaamheid geworden, dat twee pianisten, ontwikkeld genoeg om deze niet gemakkelijke stukken te kunnen spelen, elkander treffen. In hun orkestrale gedaante hoort men er wel eens enkele van in de concertzaal, maar het is weer bijna onvermijdelijk, dat dit daar een uitzondering blijft. Thuis, door- middel van de grammo foon, ka: men er echter eindelont vreugde aan beleven. Daarom is het gelukkig, dat Decca op twee grote LP's de beide series integraal heeft gepubliceerd, gespeeld door de Wie ner Philharmoniker onder leiding van Rafaei Kubelik, die altijd op de ores staat om de muziek van zijn vader land te propaeren. Dvorak schreef de beide series als opus 46 en opus 72 ieder acht stuks met een tus sentijd van acht jaar. Naar de vorm is de opzet van al deze stukken vrij wel gelijk, maar naar de inhoud is er wel verschil. De factuur van op. 72 is gevarieerder, de stukken zijn meer internationaal. Ook Poolse en Servi sche dansen komen er in voor. Opus 46 bestaat uitsluitend uit Tsjechische dansen, maar het karakter daarvan is levendiger om niet te zeggen bijna voortdurend, bniisend van vrolijkheid. Alle tezamen vormen ze een collec tie meeslepende en aanstekelijke dansmuzieken, die getuigen van een oergezonde muziekzin, vol fantasie en gevoeligheid, maar geen moment sen timenteel. Kubelik en de Wiener Philharmoniker spelen dit alles zeer naar zijn aard, waarbij Kubelik vooral veel werk maakt var de zingende klank. Op de vierde plaatzijdë geven Kubelik en de Philharmoniker een vertolking van Tschaikowsky's „Romeo en Julia". Hie zijn dus twee platen met populaire muziek in de beste zin van het woord. (LXT 5079-80). Brahms' tweede Van Philips ontving ik thans de vier de opname, die de complete serie Brahms-symfonieën, gespeeld door Bru no Walter en het Philharmonic Sym phony-orchestra van New-York voltooit. Het is de Tweede symfonie, die teza men met Brahms' Haynd-variaties is vastgelegd op de grote LP A 01163 L. Men heeft hier dus in totaal de vijf gro te orkeststukken, die Brahms' hoofd werken op het gebied van de orkestrale compositie vormen bij elkaar in die on stuimige eigenlijk improviserende lezin gen die karakteristiek zijn voor Bruno Walter. Hij openbaart zich ook hier weer heel sterk als een duidend inter pretator, altijd onder de impulsen van zijn sentiment uit op de realisering van een klank, die hem altijd weer net schijnt te ontwijken, een klank die er nooit in volledige werkelijkheid schijnt te zijn. Welk een verschil als men zulk een opname nog eens draait tegen weergaven van Willem Mengelberg, die ook als een romantisch interpretator tegenover de muziek stond, maar bij wie alle klank nooit anders dan perfect slaagt, waarschijnlijk omdat Mengel berg nooit iets anders trachtte te ver wezenlijken dan wat strikt binnen het bereik der mogelijkheden lag. Daarom kon Mengelberg dan ook een groot or kesttechnicus worden, maar Walter is een voor alles boeiend en fascinerend az-tist. Nochtans beleeft hij in de korte vormen en de lyriek van de Haydn-va- riaties zijn sterkste ogenblikken. Daar komt de meest evenwichtige herschep ping tot stand. Een symfonisch curiosum publiceer de MMS op no. 49 met de Symphonie „Landliche Hochzeit" van de negentien de eeuwse Oostenrijker Carl Goldmark, zeer levendig vertolkt door het orkest van de Weense Staatsopera onder lei ding van Henry Swoboda. De symfonie is eigenlijk veel meer een suite, die ge ïnspireerd is op allerlei schilderachtige onderdelen van een bruiloft ten platte- lande, kleurig en folkloristisch, een soort van Oostenrijkse Grieg. Engelse werkjes Decca gaf op Medium Play LW 5175 een zeer aantrekkelijke plaat uit met twee Engelse werken gespeeld door het Londen Philharmonic Orchestra onder Sir Adrian Boult, n.l. een suite uit, Hoist's ballet „The perfect fooi" en de rhapsodie van de jong gestorven Geor ge Butterworth „A Shropshire lad". Hoist's balletmuziek is ontleend aan de ballet-inleiding van zijn opera van die naam. Bijzonder melodieus en poëtisch van stemming is Butferworth's rhapso dy, een muziek, die door haar smaak volle fantasie in de volkstoon aan de best Engelse muziektradities doet den ken. Tenslotte een Philips 45 toeren opna me (402 012 NE) van het Residentie orkest onder Willem van Otterloo. spe lend entr'acte en balletmuziek uit Schu bert's „Rosamunde". L. II. Nu pater Kammerer O.F.M. onlangs met verlof uit Nieuw-Guinea is over gekomen, brengt de K.I. van deze week een uitvoerig relaas van de spannende weken uit het najaar 1952 op en rond de missiepost, waar men deze jonge missionaris eerst vermoord waande, daarna op grond van enige geruchten weer hoop kreeg en tenslotte werd ver blijd met zijn terugkeer. Er zijn mooie foto's bij, o.a. van enige inheemse ty pen, die in deze zaak een rol hebben gespeeld. Rogier van Aerde vertelt weei onderhoudend over de rit met een Ne derlandse vrachtauto door West-Duits- land in mist en donker. Er is verder een artikel over het herstel van de Kruppfabrieken en over de persoon van het tegenwooi'dige hoofd van dil reusachtige concern. Alfried Krupp Het derde en laatste artikel over de stormloop naar de zuidpool behandelt de economische mogelijkheden Van dit gebied en zijn betekenis voor de meteo rologie. Mr. H. C. M. Edelman schrijft over de transistor, een „klein wonder" dat een om '.rentelirj? i-pip-.fr p-, „p bied van de elektronica. Ook wordt een waai-derende karakterschets gev. ...d c.a „de gz-ootste bedelaar van de wereld" mr. G. J. van Heuven Goedhart, de hoge commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen. Jan Co' taar vervolgt zijn overzicht over de sport in het afgelopen jaar. De heer A. D. Snitselaar. general ope rations manager van het Westindiseh bedrijf der KLM, is met ingang van 1 februari benoemd tot hoofd van het bureau veiligheid der KLM De heer F 'ïselaar volgt in die functie de heer J. J. van alkom op, die zoals is ge meld, de KLM gaat verlaten. Volgens statistieken, samengesteld door de Verenigde Naties, is het volume van de wereldhandel in goederen tussen 1937 en 1954 met ongeveer 51 procent toegenomen. De gemiddelde prijs der verhandelde goederen is in deze periode met ongeveer 118 procent gestegen. Hierin is niet begrepen de in- en uit voer der communistische landen. De uitvoer van de zeer geïndustriali seerde landen heeft in belangrijke mate bijgedragen tot de stijging van hfet to tale volume van de wereldhandel, maar in mindere mate tot de stijging van het gemiddelde prijspeil. Tegenwoordig gaat "en groter gedeelte van de uitvoer der idustrielanden naar de onvoldoende ntwikkelde landen. De sterke stijging eeft de uitvoer van het Midden-Oosten en Noord-Ame- rika te zien. De waarde van de uitvoer van het Midden-Oosten, die hoofdza kelijk uit aardolie bestaat, was in 1954 405 procent groter dan in 1937. De uit voer van Noord-Amerika steeg in waar de met 337 procent. De kleinste stijging vertoont de uitvoer van de landen van het Vei-re Oosten, n.l. 65 procent. Wat de invoer betreft valt de grootste toe neming te bespeuren in Latijns-Ameri- ka (326 procent) en Noord-Amerika (269 procent). Continentaal West-Europa en de overzeese ebiedsdelen der continenta le landen namens in 1954 32 procent van de werelduitvoer voor hun rekening, vergeleken met 31 procent in 1937. T (Venwlg van pag. 1) Fiscale lapmiddelen als vervroegde af schrijvingen en investeringsaftrekken schieten in gevallen als deze duidelijk in hun werking tekort. De Commissie Woningbouw K.V.P. beveelt dan ook niets minder aan dan de oprichting met financiële steun van de overheb. van nieuwe bedrijven, als mede van filialen van bestaande bedrij ven. Daarnaast wordt „ter overweging" gegeven: modernisering en uitbreiding van bestaande bedrijven, terwijl de over gang naar moderne produktiemethoden (holle materialen) een sterke aanbeve ling krijgt, mede in verband met de mogelijkheid tot arbeid besparende toe passingen op de bouwplaats. Wanneer de overheid daartoe haar financiële steun verleent, zullen de als gevolg van de overheidsmaatregelen, meer geproduceerde materialen uitslui tend voor de Nederlandse markt dienen te worden bestemd. Dit spreekt eigen lijk vanzelf, maar de commissie acht het toch niet overbodig, dit nog eens uitdrukkelijk te stipuleren. In ander opzicht stelt de commissie teleur door niet nader te omschrijven, hoe en in welke, vorm zii de overheid financiële steun wil doen verlenen. Ver moedelijk is daarbij gedacht aan inves- teringskredieten met bijzondere facilitei ten, die verhinderen moeten, dat bij te ruglopende conjunctuur deze kredieten als molenstenen aan de halzen der fa brikanten hangen Moet de Herstelbank daarbij een soortgelijke rol te vervullen krijgen als bij de reconstructie der vis- serij vloot? Zullen de middelen voor nieuw op te richten bedrijven via het Industrieel Garantiefonds worden be trokken? Enige verdere uitwerking van altham dit punt zou geen overbodige luxe geweest zijn, temeer daar het be grip „financiële steun" doet denken aan subsidieverlening, waartoe in het onderhavige geval volstrekt geen be hoefte aanwezig is. Aan (hoge) winsten immers is geen gebrek, echter wel aan de wil om ter bereiking van een di rect effect toekomstige investeringsri sico's te nemen, terwijl ook de voor een aanzienlijke verruiming der produktie- capaciteit benodigde kapitalen niet door de reeds bestaande ondernemingen kun nen worden opgebracht. Van de Commissie Woningbouw KVP kan uiteraard niet worden verwacht, dat zij -akkoord zou gaan met financiële steun in een vorm. waarvan toenemen de Staatsbemoeiing het gevolg moet zijn. In dit opzicht ne'emt. zij een duidelijke positie in. Hoe nodig zij het ook vindt, dat de overheid de ombuiging in indu striële zin van het bouwbedrijf zal sti muleren, dt stichting van eigen natio nale bouwbedrijven wijst zij af, omdat de overheid de hiertoe typisch „geëi gende potentie" mist en zoals minis ter Witte in de Tweede Kamer opmerk te bij de geldende overheldssalaris- sen niet eers de voor het geven van goede leiding nodige mensen zou kunnen aantrekken. Eep groot aannemer-sys teembouwer gaf de minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting in vrijmoedige bewoording de duidelijke waarschuwing: „Als ie er een goede man aar zet, kopen wij hem direct weg. Zet je e" een slechte man aan. dan loopt de zaak niet". De taak van de Staat bij de opvoe ring der produktiviteit moet dan ook even indirect als beperkt blijven en vooral gericht, op bevordering der stich ting van verhuurbedrijven van machi nes. In het belang van een intensieve toepassing van gemechaniseerde bouw methoden door kleine ondernemers. De commissie houdt echter terdege reke ning met de waarschijnlijkheid, dat een behoorlijk machinepark niet zal kunnen tot stand Komen, zonder dat de over heid in deze verhuurbedrijven partici peert. Om de grootte van de te lenigen nood acht de KVP-commissie steunver lening in deze vorm gerechtvaardigd, wanneer althans het georganiseerde bouwbedrijf in gebreke blijven mocht, zelf verhuurbedrijven tot stand te bren gen. Voor de overheid ziet de Commissie Woningbouw KVP ook een taak wegge legd op het gebied van de systeembouw. Niet alleen wegens het toezicht op de technische kwaliteiten als zodanig, doch eveneens in stedebouwkundige zin, opdat de woningcomplexen, in systeem bouw uitgevoerd, een aantrekkelijk en gedifferentieerd milieu krijgen. De com missie stelt aan systeembouw niet da eis, dat de bouwkosten daarbij lager zijn dan bij traditionele bouw. Zij acht zelfs een méérprijs aanvaardbaar, wan neer door toepassing van systeembouw op grote schaal een belangrijke bijdrage tot leniging van de woningnood kan worden verkregen. De betekenis van deze belangrijke suggestie zal eerst geleidelijk doordrin gen. Een vrijbrief tot ad libitum door voeren van prijsverhogingen behelst zij overigens niet. want juist op dit punt stelt "het rapport duidelijk dat opvoe ring der woningproduktie niet mag lei den tot een „onverantwoord kosten- peil". Hetgeen overigens niet impli ceert, dat het tegenwoordige kostenpeil wel verantwoord zou zijn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1956 | | pagina 4