Moet populaire christelijke cosmologie herzien worden? Kritiek van Kamer op ontwerp-Landbouwwet Wij moeten voldoen behoeften van de aan ZW|TSAt= culturele provincie Bolwerk ERIC DE NOORMAN Zo> Christendom niet in tegenspraak met moderne natuurwetenschap Federatie van Kunstenaars bestaat tien jaar Geen sociaal isolement voor de kunstenaar Binnenkort wetsontwerp inzake interparlementaire Beneluxraad is mijn zoon \v< MAANDAG 9 JANUARI 1956 PAGINA Voordracht van dr. ir. H. J. A. de Goey Schadeloosstelling aardappelmoeheid Ondeugdelijk materiaal1 voor hangar lntesratie mcmkt nocüc I regeling met een tijdelijk karakter te vorderingen Donzige huidjes BABY POEDER Meisje verdwenen te 's-Gravenhage door CL. BUDINCTON KELLAND (Vertaling van Sjoerd de Vries) Pater Quirinus O.F.M.Cap. 70 jaar Prins Bernhard naar de Verenigde Staten Zelfbeschikkingsrecht Molukken Géén onderwerp in Genève Minister De Bruijn: Bedrijfschap zuivel J dwingende instelling Benoemingen O., K. eI1 iit In een gecombineerde bijeenkomst van het Thijmgenootschap, aid. wis- en natuurkunde, en de Katholieke Inge nieursvereniging, zaterdagmiddag te Utrecht gehouden, heeft dr. ir. H. J. A. de Goey een voordracht gehouden over de nieuwe natuurwetenschap en het godsdienstig wereldbeeld. Spr. betoogde, dat de wezenlijke inhoud van de Chris telijke godsdienst alle menselijk voor stellingsvermogen te boven gaat en dat de mens hierbij van nature steun zoekt in fantasiebeelden uit de stoffelijke we reld, hetgeen niet verwerpelijk is zo lang deze beelden het waarachtig gods geloof ondersteunen. Het godsdienstig wereldbeeld van de Christen omvat geestelijke begrippen en zinnebeelden, die ten dele door God Zelf zijn gegeven. In het godsdienstig wereldbeeld zijn ook cosmologische voorstellingen ver werkt, die niet in overeenstemming ziin met de astronomische ontdekkingen uit de Renaissance. Terecht kan daarom de vraag gesteld worden, aldus ir. De Goey, of het thans niet de tijd is de traditionele populaire cosmologie van het Christendom te herzien en de we zenlijke waarheden van het Chris tendom te situeren in een voorstel lingswereld, die meer overeenkomt met de vondsten van de huidige natuurwe tenschap. Als voorbeeld noemde spr. de oermenselyke voorstelling* van de Hemel boven ons. Als stoffelijke ruim te gedacht, is de Hemel moeilijk in de astronomische ruimte te plaatsen. Het is echter de vraag of de Hemel wel iets te maken heeft met ruimte in stof felijke zin. Als ruimte is de Hemel geen stoffelijke uitgebreidheid, gegeven door de aanwezigheid van onverloste stoffe lijkheid. Het plaats-zijn van de Hemel is van een geheel andere orde, omdat de verloste materie van geheel andere aard is dan de onverloste materie van onze fysica. Slechts de hoogste mystieke ervaring kan hiervan iets doen aanvoelen. De stoffelijke cosmos begint zich steeds meer aan ons voorstellingsver mogen te onttrekken. Men zou daarom geneigd zijn te zeggen, dat de moderne fysica tegemoet komt aan de moeilijk heid van de onvoorstelbaarheid van de christelijke cosmologie der verloste ma terie door zelf steeds meer onvoorstel baar te worden. Men mag echter niet concluderen, dat de fysische onverlos te materie uit dezelfde oorzaak onvoor stelbaar Is als de verloste materie. We kunnen met ons versluierd verstand ons geen voorstelling maken van de verloste wereld, maar toch zijn we er niet geheel onkundig van. De ontmoeting met de verloste wereld kan echter niet van de mens uitgaan, maar van Gods Zoon, Die mens geworden is. Als conclusie stelde ir. De Goey vast, dat de grens tussen Hemel en aarde, tussen verloste en onverloste materie, niet ergens in de materiële ruimte ligt.: deze grens wordt in de tijd overschreden en is in wezen eschatologisch. Er is daarom ook geen gelijkheid tussen verloste en onver loste materie. Het christelijk wereldbeeld bevat nog andere elementen, die door de ontwik keling van de natuurwetenschap onthoud- baar gebleken zijn, zoals b.v. het scheppingsverhaal. Het natuurweten schappelijk verhaal doet er echter ei genlijk niets toe, omdat alleen de strek king van belang is. De Christen van vandaag moet trachten zijn wetenschap te integreren in het geloofsgegeven. De Kerk veroordeelt de evolutietheorie niet zonder meer, mits de afzonderlijke schepping van de ziel en het ontstaan uit één ouderpaar gehandhaafd blijven. De evolutietheorie is zeer goed te plaat sen in de heilsgeschiedenis. De moderne natuurwetenschap, al dus besloot spr., tendeert eerder naar een theologie heen dan dat zij er zich van af beweegt. Het Christendom, ver re van in tegenspraak met de vond sten van de moderne natuurweten schap, vindt in deze wetenschap ten- denzen, welke in haar oude cosmo logie, ontdaan van oude antieke fan tasieën, tot een ook de moderne mens aansprekend wereldbeeld geintegreerd Minister Manshalt zegt in een nota naar aanleiding van het verslag over de tegemoetkoming aan de met aard appelmoeheid besmette bedrijven in de veenkoloniën van mening te zijn, dat deelname van de overheid in een re geling, welke bedoelt schadeloosstelling te geven voor de gevolgen van een be paalde wettelijke maatregel te algeme nen nutte, te allen tijde als een uitzon dering moet worden gezien. Voor het onderhavige geval is een uitzondering gemaakt, omdat hier naar het oordeel van de minister omstandigheden aan wezig waren, welke zulks wettigden, n.l. de in deze gebieden bestaande zeer onvoordelige alternatieve gewassenkeu- ze. Ingediend is een wetsontwerp tot wijziging van de marinebegroting voor de dienstjaren 1951 en 1953. Hierin zijn fondsen beschikbaar gesteld voor het plaatsen van een onder MDAP toege wezen hangar op het marinevliegkamp Valkenburg. Als gevolg van construc tiefouten in het ontvangen materiaal kon de montage echter geen doorgang vinden. Met de desbetreffende autori teiten van de regering der Verenigde Staten is hierover contact opgenomen. De fundering voor deze hangar was echter reeds gelegd, terwijl ook een montagecontract was afgesloten. Annu lering van dit contract zou met aan zienlijke kosten gepaard zijn gegaan, aldus het ministerie van Marine. Het kunnen worden. Het is de taak van was derhalve onvermijdelijk over te de katholieke beoefenaren van de na- gaan tot aankoop van een staalconstruc- tuurwetenschap hieraan met geloof en tie in Nederland. Hiervoor zijn thans voorzichtigheid mee te werken. fondsen opgebracht. 42. „De vorsten van ons geslacht kennen al sedert onheuglijke tijden de leer van het zwaard", vertelt Eric. „Het is de plicht van iedere vorst, zijn opvolger tijdig in de geheimen in te wijden. Deze ,mag de leer aan niemand anders meedelen en slechts in de hoogste nood toepassen, want het gevaar bestaat, dat een sluwe tegenstander de speciale bewegingen en kunstgrepen afkijkt. Ik was al van plan, je bij onze thuiskomst in Noorwegen met de leer bekend te maken, maar de nood dwingt mij, het nu reeds te doen, voor zover de tijd dat toelaat: Zie" vervolgt Eric terwijl razend snel zjn zwaard uit de schede flitst, en hij maakt Erwin opmerkzaam op de stand van de voeten, waardoor snel, gemakkelijk uitwijken, zonder gevaar voor vallen, mogelijk is. Ook de juiste lichaamshouding demonstreert hij en nog vele andere dingen, waarbij hij voor de bewonderende blikken van zijn zoon een staaltje zwaardkunst ten beste geeft, zoals Erwin nog nooit van zijn vader heeft aanschouwd. „Zo vocht ik eens met Svein", zegt Eric, „en nu.... laat zien wat je kunt; verdedig je, want dat is het enige wat je bij Hake zult kunnen doen". Eric spaart zijn zoon niet en Erwin begrijpt, Hoewel van verschillende zijden uit de Tweede Kamer instemming wordt betuigd met de indiening van het ont werp landbouwwet, dat nieuwe regelen geeft met betrekking tot de productie en prijsvorming van landbouwvoort- brengselen en ter verzekering van de voedselvoorziening, komen in het Voor lopig Verslag toch ook stemmen naar voren die zich verzetten tegen het toe kennen van een te grote bevoegdheid aan de Regering. Jn deze overwegingen speelt ook de positie van de verschil lende bedrijfsorganisaties een rol. Vele leden willen hierbij een onderscheid ma ken tussen het beleid in de landbouw sector en die op het gebied van de voed selvoorziening, hoezeer deze sectoren ook met elkaar verbonden zijn. Voor wat betreft de landbouw zijn de ze leden van oordeel, dat de bedrijfs organisaties nog uiterst belangrijke be voegdheden missen en daarom voorlo pig nog niet in staat zijn het beleid zelfstandig te voeren. De hulp van de Overheid is hierbij zeker nog onontbeer lijk, aldus deze leden. De noodzaak van een voedselvoorzieningswetgeving leek hun onder normale omstandigheden ech ter minder noodzakelijk, te meer nu in deze sektor diverse bedrijfsorganen tot stand zijn gekomen. Zij gaven er dan ook de voorkeur aan in de wet niet te spreken van „de voedselvoorziening te verzekeren" doch van „te waken voor de belangen van de voedselvoorziening". In het algemeen sprekende over de verhouding Overheid-PBO vroegen vele leden zich af of de Regering de auto nomie der bedrijfsschappen niet beter tot haar recht kan doen komen. De be palingen en formuleringen laten in dit opzicht nog wel iets te wensen over. Aarzeling bestond ten aanzien van de vraag of het tot stand komen van rege lingen dient te geschieden door een mi nisteriële beschikking of door een alge mene maatregel van bestuur, nader hand goed te keuren door de wet. Het meerderheidsadvies van de SER spreekt zich uit vóór regeling door AMVB en vele leden waren niet overtuigd door de argumenten die bij de Regering hebben geleid tot afwijzing van dit denkbeeld. Een halfjaarlijks verslag gaf h.i. niet voldoende waarborg voor een doeltref fende vervulling van de taak der volks vertegenwoordiging. Van de andere kant gold voor een aantal leden toch ook het argument, dat de Regering in voorkomende gevallen snel en doeltref fend moet kunnen werken. Zij zouden daarom de noodzaak van de door de Re gering voorgestane regeling verduide lijkt willen zien, alvorens een standpunt in te nemen. Aan de eerw. zuster dr. Come Butor, van de Missiezusters van de H. Geest (in Nederland gevestigd te Keldonk- Erp) is het erekruis verleend van de Orde der Malteser Ridders. Zuster dr. Cöme is als arts werkzaam in de me laatsenkolonie Saint-Damien, in Frans- Midden-Afrika. dat dit ook met in de bedoeling ligt, want het gaat om zijn leven. HogeT en hoger stijgt de zon en onafgebroken gaat het duel tussen de oudere en de jonge Noorman voort. Niets is er te horen dan het gekletter der zwaar' den en af en toe een goedkeurende opmerking van Eric. Een waarschuwende kreet van de uitkijk maakt een einde aan het gevecht. Langzaam beklim men Eric en Erwin de klip. Ver weg, aan de kim, zijn vier zeilen zichtbaar geworden.... „Hake", zegt Eric afgebeten en legt zijn hand op de schouder van Erwin met een gebaar, waarin de zorg om zijn zoon nauwelijks ver borgen bhjft. Zwijgend staart de Noorman een moment naar de naderende vloot. Nog niet zo lang geleden stond hij, samen met Cendrach, de komst van deze zelfde schepen gade te slaan. En eensklaps schieten hem Cendrachs raadselachtige woorden weer te binnen.... woorden, waarvan hij nu p<js de betekenis ten volle begrijpt. Eric geeft zijn zoon even een druk op de schouder en zijn stem klinkt wat schor, als hij zegt: „De tijd uias te kort. mijn zoon Hei was weinig, wat ik je heb kunnen leren. Ik hoop vurig, dat het voldoende is om je leven te redden". T j /I landse voorstellen om deze overgangs- laten verdwiinen. dit nmdat. het gevaar De parlementaire behandeling van een ontwerp van wet tot goedkeuring van de op 5 november j.1. gesloten over eenkomst inzake de instelling van een raadgevende interparlementaire Bene luxraad zal zeer binnenkort kunnen plaatsvinden. Aldus de Memorie van Antwoord op het Voorlopig Verslag der Tweede Ka mer inzake de wetsontwerpen tot goed keuring van het op 24 juli 1953 geslo ten protocol betreffende de coördinatie van de economische en sociale politiek en tot goedkeuring van het op 9 decem ber 1953 gesloten protocol inzake de handelspolitiek. De grondslag voor de effectieve har monisatie van de economische politiek der Beneluxlanden is aanzienlijk ver stevigd doordat de belangrijke toenade ring op het gebied der lonen enerzijds, de verdere intensivering van het intra- Beneluxverkeer in samenhang met de versterking der wederzijdse deviezen reserves anderzijds vroegere tegenstel- lingen goeddeels of geheel hebben doen j verdwijnen, aldus de regering. Daar komt nog bij, dat overeenstem ming is bereikt over de harmonisatie der landbouwpolitiek, dat men een de finitieve gemeenschappelijke liberalisa- tieljjst bij de O.E.E.S. heeft kunnen in dienen en dat er belangrijke vorderin gen zijn gemaakt bij de vrijmaking van het kapitaalverkeer. Wat de opmerking betreft, dat in di verse Beigische kringen de gedachte zou leven, dat het na-oorlogse hier te lande gevoerde loonbeleid erop gericht is ge weest een gunstige concurrentiepositie voor ons land bij de uitvoer naar Bel gië te verzekeren, wijst de regering er op, dat de Belgische regering zich nim mer in die zin heeft uitgelaten. Met nadruk doet de regering nog eens uitkomen, dat het bestaan van toonver schillen als zodanig door de Nederland se regering nimmer werd aanvaard als grondslag voor het treffen van bescher mende maatregelen. Daarentegen heeft zij steeds een open oog gehad voor de eventuele bezwaren van sterk uiteen lopende onderlinge concurrentieverhou dingen. Ten aanzien van de Landbouwproto- collen wordt nog opgemerkt, dat op 3 mei 1955 de Beigische regering de rede lijkheid heeft ingezien van de Neder- laten verdwijnen, dit omdat het gevaar bestaat dat zij de integratie zal tegen werken. Daarom is er een tijdsduur van uiterlijk zeven jaren gesteld, waarbin nen een vrij intra-beneluxverkeer in agrarische produkten moet zijn verwe zenlijkt. Met betrekking tot de sociale voor zieningen merkt de regering op, dat het bepaald niet in haar bedoeling ligt het bereikte niveau van deze voorzieningen in het kader van de samenwerking in Beneluxverband te verlagen. De moeilijkheden op het gebied van de integratie van- de economieën der Beneluxlanden zijn naar het oordeel van de regering sterk verminderd en zij heeft de indruk, dat naarmate de integratie voortschrijdt, de moeilijk heden tot de exceptionele gevallen be perkt zullen blijven. Advertentie Tijdens een openbare zitting in het Amsterdamse Stedelijke Museum is zaterdag het tienjarig bestaan gevierd van de Nederlandse Federatie van Be roepsverenigingen van Kunstenaars. De voorzitter van de Nederlandse Vereni ging van Letterkundigen, prof. A. N. Donkersloot (rechts), biedt hier zijn gelukwensen aan aan het bestuur van de jubilerende federatie. Links de voorzitter van de federatie, de heer Ben Groenier. De Nederlandse Federatie van Be roepsverenigingen van kunstenaars heeft zaterdag in het Stedelijk Mu seum te Amsterdam, hetzelfde ge bouw, waar zij werd opgericht, haar tienjarig bestaan gevierd. In een of ficiële zitting, die werd bijgewoond door vertegenwoordigers van de mi nister van O., K. en W., de wethou ders van kunstzaken van de grote steden, de voorzitter van de Voor lopige Raad van de Kunst mr. P. J. Witteman en vele vooraanstaande kunstenaars, spraken de voorzitter van de Federatie, de acteur B. Groe nier, de directeur-generaal voor de kunsten mr. H. J. Reinink en prof. dr. N. A. Donkersloot. In zijn openingswoord zei de voorzit ter o.m.: „Toen de federatie werd op gericht, kon het nog een open vraag heten hoe de kunstenaars de herwon nen vrijheid zouden gebruiken. Voor velen heeft die periode een desillusie betekend, omdat zij hun hoopvolle ver wachtingen over het na-oorlogse samen leven in Nederland zagen beschaamd. Ook de oprichters der Federatie werden in de aanvankelijke ontwikkeling van hun plannen teleurgesteld. Niet de te leurstelling der pioniers is het voor naamste kenmerk van die periode, in tegendeel, het doorzettingsvermogen dat zij bezaten en dat uiteindelijk over alle moeilijkheden heeft gezegevierd. Spre ker bracht dank aan hen, die in de eerste periode hun krachten hadden ge wijd aan de opbouw van de Federatie organisatie, die geen doel is maar een middel. Aan de kunstpolitiek der regering, aan welks bestaansrecht niemand meer twijfelt, heeft de Federatie veel aandeel gehad, hoewel zij het lang niet met alle beslissingen eens is geweest. Als grond slag heeft zij steeds gezien het recht van allen om aan het kunstleven deel te hebben, maar dit betekent dat velen de ogen voor deze kant van het leven nog geopend moeten worden. Voor de komende tien jaar, zo zeide de voorzitter, hebben wü een uitgebreid program. Wij zullen de cultuurspreiding „waar moeten maken" en om te begin nen onze kinderen het begrip voor de kunst moeten bijbrengen. Wij zullen moeten voldoen aan de culturele be hoeften, van wat wij nu nog „de pro vincie" noemen. De provincie ontwik kelt zich in adembenemend snel tempo. Kunstenaars moeten worden opgeleid, tentoonstellings-concertzalen en schouw burgen moeten worden gebouwd en er moet groter samenhang komen tussen rijks, provinciale en gemeentelijke overheden op dit gebied. Daarbij zal de opleiding ook het ken merk van groter spreiding moeten be zitten, want de provincie mag niet al leen afhankelijk zijn van import uit de randstad Holland. Bij de beroepskeuze van jonge men sen zal de aandacht moeten worden ge vestigd op de mogelijkheden van een artistieke opleiding. Elke lange haren- en zolderkamerromantiek zal daarbij met wortel en al moeten worden uitge roeid, zo riep de heer Groenier uit. Maar daarnaast zal er dan ook zorg voor moeten worden gedragen, dat de kunstberoepen, wat salariëring en ove rige sociale voorzieningen betreft, kun nen wedijveren met andere beroepen. Door beurzen of misschien wel door studieloon zal de toegang tot de artis tieke opleiding voor iedereen mogelijk moeten worden gemaakt. Naar onze mening zullen deze maatregelen op korte termijn moeten worden getroffen, willen wij een noodsituatie in 1960 ver mijden. Daarbij zullen de gemeenten zich moeten kunnen veroorloven om in veel sterkere mate dan tot dusver, uitgaven voor de cultuur te doen. De taken die ons wachten zijn taken voor ons allemaal. Daarbij mogen wij verwachten, dat de regering een zekere leiding zal geven. Wij beseffen, dat onze functie is mede leiding te geven aan het integratieproces, dat zich afspeelt tussen de maatschappij en het kunst leven. De ivoren toren zullen wij tot in lengte van dagen beminnen als wij aan het werk zijn, maar hij is voor ons geen maatschappelijke plaatsaanduiding, zo besloot de heer Groenier. Wij wijzen elk sociaal isolement volstrekt van de hand. De Federatie zoekt contact met alle maatschappelijke en politieke for maties, van wie zij verwacht dat deze invloed kunnen uitoef enen op het inte gratieproces. De commissaris van politie te 's-Gra- venhage verzoekt opsporing van de 18- jarige kapster Johanna Maria Noest, lang 1.65 meter, zeer donkerblond en slank postuur. Zij heeft op 3 december jl. de ouderlijke woning verlaten, ge kleed in een licht grijs gespikkelde lange mantel met witte voering. Voorts had zij een licht grijs deux-pièces of een rode jurk aan. Zij droeg blauwe schoenen met hoge hakken. in inn 15 De naam gaf me een schokje. „Wordt u „Pocket Venus" genoemd?" vroeg ik belangstellend. „Wat zou dat?" zei het meisje bits. „Uw naam herinnert me ergens aan," antwoordde ik. „Jij praat te veel," hernam Miss Ash tot Miss Tacker. „Daar heb ik altijd mijn brood mee verdiend," zei Miss Tacker. „Mond dicht!" snauwde de albino plotseling. Zijn stem klonk huiveringwekkend vlak en dreigend. Straight keek de man belangstellend aan. Daarna wendde hij zich weer tot Butterick. „Laten we het over de dam hebben," stelde hij voor. „Welke dam?" vroeg Butterick. „De dam, die je over de rivier gebouwd hebt om al het water voor je eigen gebied te gebruiken," zei Straight. „Ik ben de eigenaar van beide rivieroevers," ant woordde Butterick, alsof hier de zaak mee afgedaan was. „Maar de mensen, die hier verderop wonen, heb ben ook rechten." „Ik bezit de dam en dus ook het water," verklaarde Butterick. „Ik heb dat water nodig." ..Heb je ooit van oude waterrechten gehoord?" vroeg Straight. ..Heel in het vage," zei Butterick. „Hebt u zich ooit gerealiseerd, dat deze rivier de levensbron voor een aantal kleine ranchers is, mr. Butterick?" vroeg Straight. „Een armoedig stelletje Mexicanen!" zei Butte rick, terwijl hij zijn neus ophaalde. „Het zijn goede buren," hernam Straight zacht. „Neem de Flying-H nu eens bijvoorbeeld onze ranch! Onze waterrechten dateren al van voor 1880." „De mijne dateren van 1846." antwoordde Butte rick. „Ik heb veel geld in deze ranch gestoken en dat moet er weer op de een of andere wijze uitkomen. Als er meer water is dan ik nodig heb, kunnen jullie het krijgen." „Denkt u nooit aan de rechten en behoeften van anderen?" „Niet, wanneer die nadelig voor mij zijn," zei Butterick. Straight keek mij aan. Ik begreep dat hij mijn standpunt in deze kwestie wilde horen, omdat ik tenslotte de verantwoordelijke man voor de Flying- H was. De uitlatingen van Butterick hadden een buitengewoon onsympathieke indruk op mij gemaakt. Op dit ogenblik dacht ik helemaal niét aan de ranch. Mijn vader was rijk. Het deed er weinig toe, of hij het geld verloor, dat hij in de Flying H gestoken had Maar de kleine ranchers, die verder stroomaf waarts woonden, stonden er anders voor. Die moes ten maar zien, hoe zij de eindjes aan elkaar knoop ten. Het water was voor hen een levensbelang. Ik merkte dat niet alleen Straight, maar ook Butterick zijn ogen op mij gevestigd hieid. Ik ben geen man van snelle besluiten, maar ik begreep nu toch dat ik iets moest zeggen. „Beschikt u over aanzienlijke financiële hulpmid delen, Mr. Butterick?" vroeg ik. „Inderdaad." „U hebt een ranch gekocht en u hebt voor uzelf een indrukwekkend en naar mijn smaak wat pom peus huis laten bouwen. U hebt een veestapel aan geschaft. U hebt een zwembassin laten aanleggen. U hebt zich bij wijze van spreken heel wat dingen op de hals gehaald!" „Precies," zei Butterick met een vage, zelfbewuste glimlach. „Maar u hebt zich ook wat op da hals gehaald, waar u misschien niet op gerekend hebt," hernam ik „En wat zou dat wel kunnen zijn?" vroeg hij geamuseerd. „De ellende van een verbitterde tegenstand," zei ik. Hij maakte een korte beweging met zijn schou ders, waaraan te merken was, dat mijn woorden hém verrasten. Misschien had ik niet het uiterlijk van een man, waarvan verwacht kon worden dat hjj dergelijke dingen zou zeggen. Hij herstelde zich echter. „Wilt u me de voet dwarszetten?" vroeg hij sma lend. „Precies", antwoordde ik. „En wat meent U dan te kunnen doen?" „Er zjjn wetten," zei ik. „Daar zal ik het eerst mee proberen." „Met geld kan ik de wet aardig naar mijn hand zetten." „Misschien! Maar toch gaat nat niet altijd zo gemakkelijk als sommige mensen wel menen. Per soonlijk heb ik een tamelijk hoge dunk van de inte griteit van onze rechtbanken. En daarin sta ik niet al leen. Natuurlijk komen er wel eens gevallen voor. waarin leden van de rechterlijke macht omgekocht worden. Maar wanneer zo'n geval uitlekt, dan blijkt altijd dat niemand erg gesteld is op lieden, die met geld het recht aan hun zijde willen krijgen." „Dat is een hele redevoering, mr. Strawn," merk te Butterick op. „En als ik me nu eens niet door de wet laat kisten?" Gewoonlijk wordt ik niet gauw kwaad, maar ais ik het eenmaal ben, dan toon ik een opvallende kop pigheid om het te blijven. De houding van deze ke rel maakte me woest. „Als je je door de wet niet laat kisten, Butte- "ick, dan zal ik andere middelen vinden om je klein te krijgen." De albino bewoog zich in zijn stoel. Hij scheen volkomen gespannen. Zijn hand maakte een bewe ging naar zijn oksel, maar zakU weer, toer. hij niet vond, wat hij zocht. „Welke middelen?" antwoordde Butterick zacht. Misschien was het onverstandig wat ik deed, Maar ik liet mij door mijn slechte stemming meeslepen, tk stond op en liet mijn blik over de omgeving dwalen. De luxe van het huis was in lijnrechte te genspraak met de eisen, die in deze streek aan een rarv'h g^-.teld worden. „Daar zal ik wel eens rustig naar zoeken," zei ik. (Wordt vervolgd) Wat wij in de afgelopen jaren vroe gen ei in de komende zullen blijven vragen is, dat wij kunstenaars als ieder ander werker in de maatschappij zullen worden beschouwd, behandeld en be loond. Namens de minister van O., K. en W. sprak mr. H. J. Reinink, die er op wees, dat de Nederlandse kunstenaarswereld dankbaar mag zijn voor het vele werk, dat de Federatie verricht heeft. Zij heeft voortdurend op de bres gestaan voor de belangen van de kunstenaar en die belangen zijn dikwijls met succes verdedigd. Het verheugde spreker zeer, dat thans binnen afzienbare tijd een der gerecht vaardigde hartewensen der Federatie in vervulling zal gaan: de instelling van een Definitieve Raad voor de Kunst. Al is de opzet daarvan ook niet geheel zoals in vroegere jaren door de Federa tie is bepleit, toch geloofde mr. Reinink, dat de opzet van de Raad voor een zeer belangrijk deel met de wensen der Fe deratie, zoals die sedertdien zijn ge groeid, overeenstemt. Ook hier zal zich de geleidelijkheid moeten doen gelden. Prof. Donkersloot dankte het bestuur voor alle werkzaamheden, die zij ver richt heeft en een langdurig applaus van de aanwezigen onderstreepte zijn hulde ondubbelzinnig. Daarna volgde er een receptie in het Stedelijk Museum en gedurende twee uur werd er wijn geschonken in de tempel der muzen. Er waren vele, zeer vele kunstenaars aanwezig, het was zelfs zo druk, dat men zich soms af vroeg, of er ook kunstenaars niet wa ren. Pater Quirinus O.F.M. Cap. hoopt 16 januari zijn 70ste verjaardag te vieren. Overal in het land, vooral te Amster dam, heeft hij veel apostolaatswerk ver richt. Van zijn hand zijn vele werken op historisch maar ook bellettristisch ter rein verschenen. Enkele van zijn wer ken over het leven van heiligen zijn vertaald in het Duits en Engels. Zijn arbeidsterrein heeft zich ook uitgestrekt tot Polen, Engeland en Italië. Thans werkt hij in Bebra (Hessen) voor de Oost-Priesterhulp. Hij werd. geboren te Alphen aan de Maas in 1886 en tot priester gewijd in 1911. Prins Bernhard zal op 10 januari voor korte tijd naar de Verenigde Staten ver trekken. Na een verblijf van enkele dagen in New York, voor oesprekingen met Amerikaanse deelnemers aan de onder zijn presidium gehouden confe renties, zal de Prins in Los Angelos de Douglas- en Lockheed^vliegtuigfabrie- ken bezoeken, om vervolgens enige da gen in Texas door te brengen. Via Washington keert Prins Bernhard tegen het einde van de maand naar Neder land terug. Op een schriftelijke vraag van het Tweede-Kamerlid de heer Oud (V.V.D.) hebben de heren Beyen, minister van Buitenlandse zaken, en Luns, minister zonder portefeuille geantwoord dat de regering geen mogelijkheid ziet tot het aan de orde stellen van het vraagstuk van het zelfbeschikkingsrecht der Zuid- Molukken bjj de thans met de regering der Republiek Indonesië gevoerde be sprekingen. Zij zou daarvan ook geen nut verwachten. U heett het, evenals uiteraard al lang gemerk» er is onder de mannen «e® ware pettenwoede uitë®' broken. Iedereen draag ineens een pet. Vriende»' die je al lang bij het leg®^ van de hardnekkig bl°0|V hoofdsen had ingedeel»' verschijnen plotseling i°e zo'n geklept hoofddeksel op. De Pe_ is mode. Nu gaat het met die ?a* ken bij ons, mannen, anders da» bij de vrouwen. Wij zijn niét z°' dat wij op het eerste teken vaa een Parijse modekoning in panisch® haast naar onze klerenkasten renn«' om een stuk van de pijpen va» onze pantalons af te knippen. V? doen wij niet. In die dingen zÜJ wij veel onopvallender. Óp ®e*| gegeven moment verschijnt er ®e:j heer met een bepaald soort pet straat. Wij zien hem lopen en vhj zeggen tot onszelf: „Die wil ik hebben". Na verloop van enige W? lopen wij allemaal met zo'n PeJ Wij mannen zijn net apen. DarW» moet ergens gelijk hebben geha»' Vrouwen willen nooit hebben,- ^a een ander al heeft. Hetgeen niet V' zeggen, dat zij er niet in zoud®» slagen er allemaal hetzelfde uit zien. Maar nu raak ik aan mysterie. En het is mij al la»» een tweede natuur geworden zU een verschijnsel zonder meer te a»' ceptéren. Deze inleidende kout heeft ten doel u te vertellen, dat ik óog een pet heb. Verre van dat. Ik »ej er wel eens een gehad. Maar da is enige tientallen jaren geled®£ Toen nam mijn moeder mij op kere dag mee naar een winkel, dat zij vond, dat ik iets op hW» .hoofd moest hebben. Het kwal» fé in die dagen nog niet zozeer of of er ook iets in zat. Ik weet wel, dat het een heel geworst®, werd in die winkel. Mijn b°° bleek nergens in te passen, hoe h1® ook rukte en trok. Tenslotte its'* ec» de winkelier resoluut de groo maat pet en rekte haar uit op houten bol. Toen kon ik er nét 1 j maar slechts met Inspanning van K mijn krachten uit. Dat gal nogal v? moeilijkheden met het groeten op straat. En u heeft er geen idee va wie en wat kleine, beleefde i°n% tjes. allemaal moeten groeten. l. heb het petje dan ook al gauw P® ongeluk, alhoewel uit welbegrep®' eigenbelang, verloren. Sindsdien ik nooit meer iets, behalve haar, op mijn hoofd gehad. Niettemin oefent elke hoofdbed®^, king, niet alleen de pet, maar de hoed, een geheimzinnige aa» trekkingskracht op mii uit. Zeld® bijvoorbeeld kan ik een hoed °n rt heerd zien liggen, zonder hem év®' op te zetten. Eéns ben ik in de t. legenheid geweest met een echte bl' schopsmijter in aanraking te kor»®»; Het was een van de mooiste °Ze blikken in mijn leven. j Nou kün je met een hoed wat doen. Ga eens in alle, weid®0' dachte rust, met een hoed voor - spiegel staan. Zet hem op en ine®1!, bent u weg; maar op hetzelfde m f ment is er een heel andere vent v®1 u in de plaats gekomen. Druk even dat hoofddeksel even flink, d' in de ogen, en ziedaar die noto schurk staan. Geef een ferme f-ik ef gen de rand, zodat het achter® tuimelt en u bent een en al ouB j lige wuftheid. Maak de bol ro»0 door de gleuf er uit te drukken u bent één stuk stompzinnige zi®*,ee heid. Ik zelf heb er mij uren m t vermaakt, met een hoed. Maar j mag u niet verder vertellen, eigenlijk wil ik het niet weten- Feit is, dat ik een voortdur®» j, stille strijd voer met het hoofddek» Ook nu weer, nu die petten er j]() eens in komen. Maar ik voel, dat schuilgaande onder hoed of pet, zelf zou verliezen. En ik geloof ook dat mijn hoofd, als ik het zeggen mag, mijn laatste bolwerk (Van onze Haagse redactie! Minister A. C. de Bruijn in' minder juist in het geval van d® p* stelling van een bedrijfschap Detan del melk en zuivelprodukten van .•a pe' gende instelling" te spreken. De g]j windsman voor de P.B.O.. geeft 0p te kennen in antwooi gp, vragen van het lid der Tweede K e> rd zijn mening te kennen in antwooi^gf, het lid der Ti ue net;! uc Ruiter (C.H..). hm fli- daarbjj op, dat de wet op de PB be' een algemene instemming van t e> drijfsgenoten als eis stelt. Hij w Je een representatieve, organisatorisc ge* tegenwoordiging. In het ondcrhavia, vfiP val hebben groeperingen, die 65,Ph de omzet vertegenwoordigen ad\ instelling uitgesproken en in ,ie„nw°^f van de SER wordt deze verteg®\g9c» diging voldoende representatie! In de plaats van mr. ir. M- ®0„0md ials bekend is, onlangs is beno^^'U „ispecteur-generaal van het inisV5, is thans mr. A. G. de Vries, a5nCier%t'% f m 1 y rl Anv i-5 a tninictoT" VAT1 zoals Dekena is, omangs i» inspecteur-generaal van het is thans mr. A. G. de Vries, aénaeeK'.e teur, door de minister van Kunsten en Wetenschappen a?J\.pr»®l®f als hoofd van de afdeling nU wa jj. onderwijs van het ministerie, ^eef nemend-chef is benoemd de Dollekamp, referendaris.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1956 | | pagina 2