Moet populaire christelijke
cosmologie herzien worden?
Kritiek van Kamer op
ontwerp-Landbouwwet
Wij moeten voldoen
behoeften van de
aan
ZW|TSAt=
culturele
provincie
Bolwerk
ERIC DE NOORMAN
Zo>
Christendom niet in tegenspraak
met moderne natuurwetenschap
Federatie van Kunstenaars bestaat tien jaar
Geen sociaal isolement voor de
kunstenaar
Binnenkort wetsontwerp inzake
interparlementaire Beneluxraad
is mijn zoon
\v<
MAANDAG 9 JANUARI 1956
PAGINA
Voordracht van
dr. ir. H. J. A. de Goey
Schadeloosstelling
aardappelmoeheid
Ondeugdelijk materiaal1
voor hangar
lntesratie mcmkt nocüc I regeling met een tijdelijk karakter te
vorderingen
Donzige huidjes
BABY POEDER
Meisje verdwenen
te 's-Gravenhage
door
CL. BUDINCTON KELLAND
(Vertaling van Sjoerd de Vries)
Pater Quirinus O.F.M.Cap.
70 jaar
Prins Bernhard naar de
Verenigde Staten
Zelfbeschikkingsrecht
Molukken
Géén onderwerp in Genève
Minister De Bruijn:
Bedrijfschap zuivel J
dwingende instelling
Benoemingen O., K. eI1 iit
In een gecombineerde bijeenkomst
van het Thijmgenootschap, aid. wis- en
natuurkunde, en de Katholieke Inge
nieursvereniging, zaterdagmiddag te
Utrecht gehouden, heeft dr. ir. H. J. A.
de Goey een voordracht gehouden over
de nieuwe natuurwetenschap en het
godsdienstig wereldbeeld. Spr. betoogde,
dat de wezenlijke inhoud van de Chris
telijke godsdienst alle menselijk voor
stellingsvermogen te boven gaat en dat
de mens hierbij van nature steun zoekt
in fantasiebeelden uit de stoffelijke we
reld, hetgeen niet verwerpelijk is zo
lang deze beelden het waarachtig gods
geloof ondersteunen. Het godsdienstig
wereldbeeld van de Christen omvat
geestelijke begrippen en zinnebeelden,
die ten dele door God Zelf zijn gegeven.
In het godsdienstig wereldbeeld zijn
ook cosmologische voorstellingen ver
werkt, die niet in overeenstemming ziin
met de astronomische ontdekkingen uit
de Renaissance. Terecht kan daarom
de vraag gesteld worden, aldus ir. De
Goey, of het thans niet de tijd is de
traditionele populaire cosmologie van
het Christendom te herzien en de we
zenlijke waarheden van het Chris
tendom te situeren in een voorstel
lingswereld, die meer overeenkomt met
de vondsten van de huidige natuurwe
tenschap. Als voorbeeld noemde spr.
de oermenselyke voorstelling* van de
Hemel boven ons. Als stoffelijke ruim
te gedacht, is de Hemel moeilijk in de
astronomische ruimte te plaatsen. Het
is echter de vraag of de Hemel wel
iets te maken heeft met ruimte in stof
felijke zin. Als ruimte is de Hemel geen
stoffelijke uitgebreidheid, gegeven door
de aanwezigheid van onverloste stoffe
lijkheid. Het plaats-zijn van de Hemel is
van een geheel andere orde, omdat de
verloste materie van geheel andere
aard is dan de onverloste materie
van onze fysica. Slechts de hoogste
mystieke ervaring kan hiervan iets doen
aanvoelen.
De stoffelijke cosmos begint zich
steeds meer aan ons voorstellingsver
mogen te onttrekken. Men zou daarom
geneigd zijn te zeggen, dat de moderne
fysica tegemoet komt aan de moeilijk
heid van de onvoorstelbaarheid van de
christelijke cosmologie der verloste ma
terie door zelf steeds meer onvoorstel
baar te worden. Men mag echter niet
concluderen, dat de fysische onverlos
te materie uit dezelfde oorzaak onvoor
stelbaar Is als de verloste materie. We
kunnen met ons versluierd verstand
ons geen voorstelling maken van de
verloste wereld, maar toch zijn we er
niet geheel onkundig van. De ontmoeting
met de verloste wereld kan echter niet
van de mens uitgaan, maar van Gods
Zoon, Die mens geworden is.
Als conclusie stelde ir. De Goey
vast, dat de grens tussen Hemel en
aarde, tussen verloste en onverloste
materie, niet ergens in de materiële
ruimte ligt.: deze grens wordt in de
tijd overschreden en is in wezen
eschatologisch. Er is daarom ook geen
gelijkheid tussen verloste en onver
loste materie.
Het christelijk wereldbeeld bevat nog
andere elementen, die door de ontwik
keling van de natuurwetenschap onthoud-
baar gebleken zijn, zoals b.v. het
scheppingsverhaal. Het natuurweten
schappelijk verhaal doet er echter ei
genlijk niets toe, omdat alleen de strek
king van belang is. De Christen van
vandaag moet trachten zijn wetenschap
te integreren in het geloofsgegeven. De
Kerk veroordeelt de evolutietheorie niet
zonder meer, mits de afzonderlijke
schepping van de ziel en het ontstaan
uit één ouderpaar gehandhaafd blijven.
De evolutietheorie is zeer goed te plaat
sen in de heilsgeschiedenis.
De moderne natuurwetenschap, al
dus besloot spr., tendeert eerder naar
een theologie heen dan dat zij er zich
van af beweegt. Het Christendom, ver
re van in tegenspraak met de vond
sten van de moderne natuurweten
schap, vindt in deze wetenschap ten-
denzen, welke in haar oude cosmo
logie, ontdaan van oude antieke fan
tasieën, tot een ook de moderne mens
aansprekend wereldbeeld geintegreerd
Minister Manshalt zegt in een nota
naar aanleiding van het verslag over
de tegemoetkoming aan de met aard
appelmoeheid besmette bedrijven in de
veenkoloniën van mening te zijn, dat
deelname van de overheid in een re
geling, welke bedoelt schadeloosstelling
te geven voor de gevolgen van een be
paalde wettelijke maatregel te algeme
nen nutte, te allen tijde als een uitzon
dering moet worden gezien. Voor het
onderhavige geval is een uitzondering
gemaakt, omdat hier naar het oordeel
van de minister omstandigheden aan
wezig waren, welke zulks wettigden,
n.l. de in deze gebieden bestaande zeer
onvoordelige alternatieve gewassenkeu-
ze.
Ingediend is een wetsontwerp tot
wijziging van de marinebegroting voor
de dienstjaren 1951 en 1953. Hierin zijn
fondsen beschikbaar gesteld voor het
plaatsen van een onder MDAP toege
wezen hangar op het marinevliegkamp
Valkenburg. Als gevolg van construc
tiefouten in het ontvangen materiaal
kon de montage echter geen doorgang
vinden. Met de desbetreffende autori
teiten van de regering der Verenigde
Staten is hierover contact opgenomen.
De fundering voor deze hangar was
echter reeds gelegd, terwijl ook een
montagecontract was afgesloten. Annu
lering van dit contract zou met aan
zienlijke kosten gepaard zijn gegaan,
aldus het ministerie van Marine. Het
kunnen worden. Het is de taak van was derhalve onvermijdelijk over te
de katholieke beoefenaren van de na- gaan tot aankoop van een staalconstruc-
tuurwetenschap hieraan met geloof en tie in Nederland. Hiervoor zijn thans
voorzichtigheid mee te werken. fondsen opgebracht.
42. „De vorsten van ons geslacht kennen al sedert onheuglijke tijden de
leer van het zwaard", vertelt Eric. „Het is de plicht van iedere vorst, zijn
opvolger tijdig in de geheimen in te wijden. Deze ,mag de leer aan niemand
anders meedelen en slechts in de hoogste nood toepassen, want het gevaar
bestaat, dat een sluwe tegenstander de speciale bewegingen en kunstgrepen
afkijkt. Ik was al van plan, je bij onze thuiskomst in Noorwegen met de
leer bekend te maken, maar de nood dwingt mij, het nu reeds te doen,
voor zover de tijd dat toelaat: Zie" vervolgt Eric terwijl razend snel
zjn zwaard uit de schede flitst, en hij maakt Erwin opmerkzaam op de
stand van de voeten, waardoor snel, gemakkelijk uitwijken, zonder gevaar
voor vallen, mogelijk is. Ook de juiste lichaamshouding demonstreert hij
en nog vele andere dingen, waarbij hij voor de bewonderende blikken van
zijn zoon een staaltje zwaardkunst ten beste geeft, zoals Erwin nog nooit
van zijn vader heeft aanschouwd. „Zo vocht ik eens met Svein", zegt Eric,
„en nu.... laat zien wat je kunt; verdedig je, want dat is het enige wat je
bij Hake zult kunnen doen". Eric spaart zijn zoon niet en Erwin begrijpt,
Hoewel van verschillende zijden uit
de Tweede Kamer instemming wordt
betuigd met de indiening van het ont
werp landbouwwet, dat nieuwe regelen
geeft met betrekking tot de productie
en prijsvorming van landbouwvoort-
brengselen en ter verzekering van de
voedselvoorziening, komen in het Voor
lopig Verslag toch ook stemmen naar
voren die zich verzetten tegen het toe
kennen van een te grote bevoegdheid
aan de Regering. Jn deze overwegingen
speelt ook de positie van de verschil
lende bedrijfsorganisaties een rol. Vele
leden willen hierbij een onderscheid ma
ken tussen het beleid in de landbouw
sector en die op het gebied van de voed
selvoorziening, hoezeer deze sectoren
ook met elkaar verbonden zijn.
Voor wat betreft de landbouw zijn de
ze leden van oordeel, dat de bedrijfs
organisaties nog uiterst belangrijke be
voegdheden missen en daarom voorlo
pig nog niet in staat zijn het beleid
zelfstandig te voeren. De hulp van de
Overheid is hierbij zeker nog onontbeer
lijk, aldus deze leden. De noodzaak van
een voedselvoorzieningswetgeving leek
hun onder normale omstandigheden ech
ter minder noodzakelijk, te meer nu in
deze sektor diverse bedrijfsorganen tot
stand zijn gekomen. Zij gaven er dan
ook de voorkeur aan in de wet niet te
spreken van „de voedselvoorziening te
verzekeren" doch van „te waken voor
de belangen van de voedselvoorziening".
In het algemeen sprekende over de
verhouding Overheid-PBO vroegen vele
leden zich af of de Regering de auto
nomie der bedrijfsschappen niet beter
tot haar recht kan doen komen. De be
palingen en formuleringen laten in dit
opzicht nog wel iets te wensen over.
Aarzeling bestond ten aanzien van de
vraag of het tot stand komen van rege
lingen dient te geschieden door een mi
nisteriële beschikking of door een alge
mene maatregel van bestuur, nader
hand goed te keuren door de wet. Het
meerderheidsadvies van de SER spreekt
zich uit vóór regeling door AMVB en
vele leden waren niet overtuigd door de
argumenten die bij de Regering hebben
geleid tot afwijzing van dit denkbeeld.
Een halfjaarlijks verslag gaf h.i. niet
voldoende waarborg voor een doeltref
fende vervulling van de taak der volks
vertegenwoordiging. Van de andere
kant gold voor een aantal leden toch
ook het argument, dat de Regering in
voorkomende gevallen snel en doeltref
fend moet kunnen werken. Zij zouden
daarom de noodzaak van de door de Re
gering voorgestane regeling verduide
lijkt willen zien, alvorens een standpunt
in te nemen.
Aan de eerw. zuster dr. Come Butor,
van de Missiezusters van de H. Geest
(in Nederland gevestigd te Keldonk-
Erp) is het erekruis verleend van de
Orde der Malteser Ridders. Zuster dr.
Cöme is als arts werkzaam in de me
laatsenkolonie Saint-Damien, in Frans-
Midden-Afrika.
dat dit ook met in de bedoeling ligt, want het gaat om zijn leven. HogeT
en hoger stijgt de zon en onafgebroken gaat het duel tussen de oudere en
de jonge Noorman voort. Niets is er te horen dan het gekletter der zwaar'
den en af en toe een goedkeurende opmerking van Eric. Een waarschuwende
kreet van de uitkijk maakt een einde aan het gevecht. Langzaam beklim
men Eric en Erwin de klip. Ver weg, aan de kim, zijn vier zeilen zichtbaar
geworden.... „Hake", zegt Eric afgebeten en legt zijn hand op de schouder
van Erwin met een gebaar, waarin de zorg om zijn zoon nauwelijks ver
borgen bhjft. Zwijgend staart de Noorman een moment naar de naderende
vloot. Nog niet zo lang geleden stond hij, samen met Cendrach, de komst
van deze zelfde schepen gade te slaan. En eensklaps schieten hem Cendrachs
raadselachtige woorden weer te binnen.... woorden, waarvan hij nu p<js
de betekenis ten volle begrijpt. Eric geeft zijn zoon even een druk op de
schouder en zijn stem klinkt wat schor, als hij zegt: „De tijd uias te kort.
mijn zoon Hei was weinig, wat ik je heb kunnen leren. Ik hoop vurig, dat
het voldoende is om je leven te redden".
T j /I landse voorstellen om deze overgangs-
laten verdwiinen. dit nmdat. het gevaar
De parlementaire behandeling van
een ontwerp van wet tot goedkeuring
van de op 5 november j.1. gesloten over
eenkomst inzake de instelling van een
raadgevende interparlementaire Bene
luxraad zal zeer binnenkort kunnen
plaatsvinden.
Aldus de Memorie van Antwoord op
het Voorlopig Verslag der Tweede Ka
mer inzake de wetsontwerpen tot goed
keuring van het op 24 juli 1953 geslo
ten protocol betreffende de coördinatie
van de economische en sociale politiek
en tot goedkeuring van het op 9 decem
ber 1953 gesloten protocol inzake de
handelspolitiek.
De grondslag voor de effectieve har
monisatie van de economische politiek
der Beneluxlanden is aanzienlijk ver
stevigd doordat de belangrijke toenade
ring op het gebied der lonen enerzijds,
de verdere intensivering van het intra-
Beneluxverkeer in samenhang met de
versterking der wederzijdse deviezen
reserves anderzijds vroegere tegenstel-
lingen goeddeels of geheel hebben doen j
verdwijnen, aldus de regering.
Daar komt nog bij, dat overeenstem
ming is bereikt over de harmonisatie
der landbouwpolitiek, dat men een de
finitieve gemeenschappelijke liberalisa-
tieljjst bij de O.E.E.S. heeft kunnen in
dienen en dat er belangrijke vorderin
gen zijn gemaakt bij de vrijmaking van
het kapitaalverkeer.
Wat de opmerking betreft, dat in di
verse Beigische kringen de gedachte zou
leven, dat het na-oorlogse hier te lande
gevoerde loonbeleid erop gericht is ge
weest een gunstige concurrentiepositie
voor ons land bij de uitvoer naar Bel
gië te verzekeren, wijst de regering er
op, dat de Belgische regering zich nim
mer in die zin heeft uitgelaten.
Met nadruk doet de regering nog eens
uitkomen, dat het bestaan van toonver
schillen als zodanig door de Nederland
se regering nimmer werd aanvaard als
grondslag voor het treffen van bescher
mende maatregelen. Daarentegen heeft
zij steeds een open oog gehad voor de
eventuele bezwaren van sterk uiteen
lopende onderlinge concurrentieverhou
dingen.
Ten aanzien van de Landbouwproto-
collen wordt nog opgemerkt, dat op 3
mei 1955 de Beigische regering de rede
lijkheid heeft ingezien van de Neder-
laten verdwijnen, dit omdat het gevaar
bestaat dat zij de integratie zal tegen
werken. Daarom is er een tijdsduur van
uiterlijk zeven jaren gesteld, waarbin
nen een vrij intra-beneluxverkeer in
agrarische produkten moet zijn verwe
zenlijkt.
Met betrekking tot de sociale voor
zieningen merkt de regering op, dat het
bepaald niet in haar bedoeling ligt het
bereikte niveau van deze voorzieningen
in het kader van de samenwerking in
Beneluxverband te verlagen.
De moeilijkheden op het gebied van
de integratie van- de economieën der
Beneluxlanden zijn naar het oordeel
van de regering sterk verminderd en
zij heeft de indruk, dat naarmate de
integratie voortschrijdt, de moeilijk
heden tot de exceptionele gevallen be
perkt zullen blijven.
Advertentie
Tijdens een openbare zitting in het
Amsterdamse Stedelijke Museum is
zaterdag het tienjarig bestaan gevierd
van de Nederlandse Federatie van Be
roepsverenigingen van Kunstenaars. De
voorzitter van de Nederlandse Vereni
ging van Letterkundigen, prof. A. N.
Donkersloot (rechts), biedt hier zijn
gelukwensen aan aan het bestuur van
de jubilerende federatie. Links de
voorzitter van de federatie, de heer
Ben Groenier.
De Nederlandse Federatie van Be
roepsverenigingen van kunstenaars
heeft zaterdag in het Stedelijk Mu
seum te Amsterdam, hetzelfde ge
bouw, waar zij werd opgericht, haar
tienjarig bestaan gevierd. In een of
ficiële zitting, die werd bijgewoond
door vertegenwoordigers van de mi
nister van O., K. en W., de wethou
ders van kunstzaken van de grote
steden, de voorzitter van de Voor
lopige Raad van de Kunst mr. P. J.
Witteman en vele vooraanstaande
kunstenaars, spraken de voorzitter
van de Federatie, de acteur B. Groe
nier, de directeur-generaal voor de
kunsten mr. H. J. Reinink en prof.
dr. N. A. Donkersloot.
In zijn openingswoord zei de voorzit
ter o.m.: „Toen de federatie werd op
gericht, kon het nog een open vraag
heten hoe de kunstenaars de herwon
nen vrijheid zouden gebruiken. Voor
velen heeft die periode een desillusie
betekend, omdat zij hun hoopvolle ver
wachtingen over het na-oorlogse samen
leven in Nederland zagen beschaamd.
Ook de oprichters der Federatie werden
in de aanvankelijke ontwikkeling van
hun plannen teleurgesteld. Niet de te
leurstelling der pioniers is het voor
naamste kenmerk van die periode, in
tegendeel, het doorzettingsvermogen dat
zij bezaten en dat uiteindelijk over alle
moeilijkheden heeft gezegevierd. Spre
ker bracht dank aan hen, die in de
eerste periode hun krachten hadden ge
wijd aan de opbouw van de Federatie
organisatie, die geen doel is maar een
middel.
Aan de kunstpolitiek der regering, aan
welks bestaansrecht niemand meer
twijfelt, heeft de Federatie veel aandeel
gehad, hoewel zij het lang niet met alle
beslissingen eens is geweest. Als grond
slag heeft zij steeds gezien het recht van
allen om aan het kunstleven deel te
hebben, maar dit betekent dat velen de
ogen voor deze kant van het leven nog
geopend moeten worden.
Voor de komende tien jaar, zo zeide
de voorzitter, hebben wü een uitgebreid
program. Wij zullen de cultuurspreiding
„waar moeten maken" en om te begin
nen onze kinderen het begrip voor de
kunst moeten bijbrengen. Wij zullen
moeten voldoen aan de culturele be
hoeften, van wat wij nu nog „de pro
vincie" noemen. De provincie ontwik
kelt zich in adembenemend snel tempo.
Kunstenaars moeten worden opgeleid,
tentoonstellings-concertzalen en schouw
burgen moeten worden gebouwd en er
moet groter samenhang komen tussen
rijks, provinciale en gemeentelijke
overheden op dit gebied.
Daarbij zal de opleiding ook het ken
merk van groter spreiding moeten be
zitten, want de provincie mag niet al
leen afhankelijk zijn van import uit de
randstad Holland.
Bij de beroepskeuze van jonge men
sen zal de aandacht moeten worden ge
vestigd op de mogelijkheden van een
artistieke opleiding. Elke lange haren-
en zolderkamerromantiek zal daarbij
met wortel en al moeten worden uitge
roeid, zo riep de heer Groenier uit.
Maar daarnaast zal er dan ook zorg
voor moeten worden gedragen, dat de
kunstberoepen, wat salariëring en ove
rige sociale voorzieningen betreft, kun
nen wedijveren met andere beroepen.
Door beurzen of misschien wel door
studieloon zal de toegang tot de artis
tieke opleiding voor iedereen mogelijk
moeten worden gemaakt. Naar onze
mening zullen deze maatregelen op
korte termijn moeten worden getroffen,
willen wij een noodsituatie in 1960 ver
mijden.
Daarbij zullen de gemeenten zich
moeten kunnen veroorloven om in veel
sterkere mate dan tot dusver, uitgaven
voor de cultuur te doen.
De taken die ons wachten zijn taken
voor ons allemaal. Daarbij mogen wij
verwachten, dat de regering een zekere
leiding zal geven. Wij beseffen, dat onze
functie is mede leiding te geven aan
het integratieproces, dat zich afspeelt
tussen de maatschappij en het kunst
leven. De ivoren toren zullen wij tot in
lengte van dagen beminnen als wij aan
het werk zijn, maar hij is voor ons geen
maatschappelijke plaatsaanduiding, zo
besloot de heer Groenier. Wij wijzen
elk sociaal isolement volstrekt van de
hand. De Federatie zoekt contact met
alle maatschappelijke en politieke for
maties, van wie zij verwacht dat deze
invloed kunnen uitoef enen op het inte
gratieproces.
De commissaris van politie te 's-Gra-
venhage verzoekt opsporing van de 18-
jarige kapster Johanna Maria Noest,
lang 1.65 meter, zeer donkerblond en
slank postuur. Zij heeft op 3 december
jl. de ouderlijke woning verlaten, ge
kleed in een licht grijs gespikkelde
lange mantel met witte voering. Voorts
had zij een licht grijs deux-pièces of
een rode jurk aan. Zij droeg blauwe
schoenen met hoge hakken.
in inn
15
De naam gaf me een schokje.
„Wordt u „Pocket Venus" genoemd?" vroeg
ik belangstellend.
„Wat zou dat?" zei het meisje bits.
„Uw naam herinnert me ergens aan," antwoordde
ik.
„Jij praat te veel," hernam Miss Ash tot Miss
Tacker.
„Daar heb ik altijd mijn brood mee verdiend,"
zei Miss Tacker.
„Mond dicht!" snauwde de albino plotseling. Zijn
stem klonk huiveringwekkend vlak en dreigend.
Straight keek de man belangstellend aan. Daarna
wendde hij zich weer tot Butterick.
„Laten we het over de dam hebben," stelde hij
voor.
„Welke dam?" vroeg Butterick.
„De dam, die je over de rivier gebouwd hebt om
al het water voor je eigen gebied te gebruiken,"
zei Straight.
„Ik ben de eigenaar van beide rivieroevers," ant
woordde Butterick, alsof hier de zaak mee afgedaan
was.
„Maar de mensen, die hier verderop wonen, heb
ben ook rechten."
„Ik bezit de dam en dus ook het water," verklaarde
Butterick. „Ik heb dat water nodig."
..Heb je ooit van oude waterrechten gehoord?"
vroeg Straight.
..Heel in het vage," zei Butterick.
„Hebt u zich ooit gerealiseerd, dat deze rivier
de levensbron voor een aantal kleine ranchers is,
mr. Butterick?" vroeg Straight.
„Een armoedig stelletje Mexicanen!" zei Butte
rick, terwijl hij zijn neus ophaalde.
„Het zijn goede buren," hernam Straight zacht.
„Neem de Flying-H nu eens bijvoorbeeld onze
ranch! Onze waterrechten dateren al van voor 1880."
„De mijne dateren van 1846." antwoordde Butte
rick. „Ik heb veel geld in deze ranch gestoken
en dat moet er weer op de een of andere wijze
uitkomen. Als er meer water is dan ik nodig heb,
kunnen jullie het krijgen."
„Denkt u nooit aan de rechten en behoeften van
anderen?"
„Niet, wanneer die nadelig voor mij zijn," zei
Butterick.
Straight keek mij aan. Ik begreep dat hij mijn
standpunt in deze kwestie wilde horen, omdat ik
tenslotte de verantwoordelijke man voor de Flying-
H was. De uitlatingen van Butterick hadden een
buitengewoon onsympathieke indruk op mij gemaakt.
Op dit ogenblik dacht ik helemaal niét aan de ranch.
Mijn vader was rijk. Het deed er weinig toe, of hij
het geld verloor, dat hij in de Flying H gestoken had
Maar de kleine ranchers, die verder stroomaf
waarts woonden, stonden er anders voor. Die moes
ten maar zien, hoe zij de eindjes aan elkaar knoop
ten. Het water was voor hen een levensbelang.
Ik merkte dat niet alleen Straight, maar ook
Butterick zijn ogen op mij gevestigd hieid. Ik ben
geen man van snelle besluiten, maar ik begreep
nu toch dat ik iets moest zeggen.
„Beschikt u over aanzienlijke financiële hulpmid
delen, Mr. Butterick?" vroeg ik.
„Inderdaad."
„U hebt een ranch gekocht en u hebt voor uzelf
een indrukwekkend en naar mijn smaak wat pom
peus huis laten bouwen. U hebt een veestapel aan
geschaft. U hebt een zwembassin laten aanleggen.
U hebt zich bij wijze van spreken heel wat dingen
op de hals gehaald!"
„Precies," zei Butterick met een vage, zelfbewuste
glimlach.
„Maar u hebt zich ook wat op da hals gehaald,
waar u misschien niet op gerekend hebt," hernam ik
„En wat zou dat wel kunnen zijn?" vroeg hij
geamuseerd.
„De ellende van een verbitterde tegenstand," zei
ik.
Hij maakte een korte beweging met zijn schou
ders, waaraan te merken was, dat mijn woorden
hém verrasten. Misschien had ik niet het uiterlijk van
een man, waarvan verwacht kon worden dat hjj
dergelijke dingen zou zeggen.
Hij herstelde zich echter.
„Wilt u me de voet dwarszetten?" vroeg hij sma
lend.
„Precies", antwoordde ik.
„En wat meent U dan te kunnen doen?"
„Er zjjn wetten," zei ik. „Daar zal ik het eerst
mee proberen."
„Met geld kan ik de wet aardig naar mijn hand
zetten."
„Misschien! Maar toch gaat nat niet altijd zo
gemakkelijk als sommige mensen wel menen. Per
soonlijk heb ik een tamelijk hoge dunk van de inte
griteit van onze rechtbanken. En daarin sta ik niet al
leen. Natuurlijk komen er wel eens gevallen voor.
waarin leden van de rechterlijke macht omgekocht
worden. Maar wanneer zo'n geval uitlekt, dan blijkt
altijd dat niemand erg gesteld is op lieden, die
met geld het recht aan hun zijde willen krijgen."
„Dat is een hele redevoering, mr. Strawn," merk
te Butterick op. „En als ik me nu eens niet door
de wet laat kisten?"
Gewoonlijk wordt ik niet gauw kwaad, maar ais ik
het eenmaal ben, dan toon ik een opvallende kop
pigheid om het te blijven. De houding van deze ke
rel maakte me woest.
„Als je je door de wet niet laat kisten, Butte-
"ick, dan zal ik andere middelen vinden om je
klein te krijgen."
De albino bewoog zich in zijn stoel. Hij scheen
volkomen gespannen. Zijn hand maakte een bewe
ging naar zijn oksel, maar zakU weer, toer. hij niet
vond, wat hij zocht.
„Welke middelen?" antwoordde Butterick zacht.
Misschien was het onverstandig wat ik deed, Maar
ik liet mij door mijn slechte stemming meeslepen,
tk stond op en liet mijn blik over de omgeving
dwalen. De luxe van het huis was in lijnrechte te
genspraak met de eisen, die in deze streek aan een
rarv'h g^-.teld worden.
„Daar zal ik wel eens rustig naar zoeken," zei ik.
(Wordt vervolgd)
Wat wij in de afgelopen jaren vroe
gen ei in de komende zullen blijven
vragen is, dat wij kunstenaars als ieder
ander werker in de maatschappij zullen
worden beschouwd, behandeld en be
loond.
Namens de minister van O., K. en W.
sprak mr. H. J. Reinink, die er op wees,
dat de Nederlandse kunstenaarswereld
dankbaar mag zijn voor het vele werk,
dat de Federatie verricht heeft. Zij
heeft voortdurend op de bres gestaan
voor de belangen van de kunstenaar en
die belangen zijn dikwijls met succes
verdedigd.
Het verheugde spreker zeer, dat thans
binnen afzienbare tijd een der gerecht
vaardigde hartewensen der Federatie in
vervulling zal gaan: de instelling van
een Definitieve Raad voor de Kunst.
Al is de opzet daarvan ook niet geheel
zoals in vroegere jaren door de Federa
tie is bepleit, toch geloofde mr. Reinink,
dat de opzet van de Raad voor een zeer
belangrijk deel met de wensen der Fe
deratie, zoals die sedertdien zijn ge
groeid, overeenstemt. Ook hier zal zich
de geleidelijkheid moeten doen gelden.
Prof. Donkersloot dankte het bestuur
voor alle werkzaamheden, die zij ver
richt heeft en een langdurig applaus van
de aanwezigen onderstreepte zijn hulde
ondubbelzinnig.
Daarna volgde er een receptie in het
Stedelijk Museum en gedurende twee
uur werd er wijn geschonken in de
tempel der muzen. Er waren vele, zeer
vele kunstenaars aanwezig, het was
zelfs zo druk, dat men zich soms af
vroeg, of er ook kunstenaars niet wa
ren.
Pater Quirinus O.F.M. Cap. hoopt 16
januari zijn 70ste verjaardag te vieren.
Overal in het land, vooral te Amster
dam, heeft hij veel apostolaatswerk ver
richt. Van zijn hand zijn vele werken op
historisch maar ook bellettristisch ter
rein verschenen. Enkele van zijn wer
ken over het leven van heiligen zijn
vertaald in het Duits en Engels. Zijn
arbeidsterrein heeft zich ook uitgestrekt
tot Polen, Engeland en Italië. Thans
werkt hij in Bebra (Hessen) voor de
Oost-Priesterhulp. Hij werd. geboren te
Alphen aan de Maas in 1886 en tot
priester gewijd in 1911.
Prins Bernhard zal op 10 januari voor
korte tijd naar de Verenigde Staten ver
trekken. Na een verblijf van enkele
dagen in New York, voor oesprekingen
met Amerikaanse deelnemers aan de
onder zijn presidium gehouden confe
renties, zal de Prins in Los Angelos de
Douglas- en Lockheed^vliegtuigfabrie-
ken bezoeken, om vervolgens enige da
gen in Texas door te brengen. Via
Washington keert Prins Bernhard tegen
het einde van de maand naar Neder
land terug.
Op een schriftelijke vraag van het
Tweede-Kamerlid de heer Oud (V.V.D.)
hebben de heren Beyen, minister van
Buitenlandse zaken, en Luns, minister
zonder portefeuille geantwoord dat de
regering geen mogelijkheid ziet tot het
aan de orde stellen van het vraagstuk
van het zelfbeschikkingsrecht der Zuid-
Molukken bjj de thans met de regering
der Republiek Indonesië gevoerde be
sprekingen. Zij zou daarvan ook geen
nut verwachten.
U heett het, evenals
uiteraard al lang gemerk»
er is onder de mannen «e®
ware pettenwoede uitë®'
broken. Iedereen draag
ineens een pet. Vriende»'
die je al lang bij het leg®^
van de hardnekkig bl°0|V
hoofdsen had ingedeel»'
verschijnen plotseling i°e
zo'n geklept hoofddeksel op. De Pe_
is mode. Nu gaat het met die ?a*
ken bij ons, mannen, anders da»
bij de vrouwen. Wij zijn niét z°'
dat wij op het eerste teken vaa
een Parijse modekoning in panisch®
haast naar onze klerenkasten renn«'
om een stuk van de pijpen va»
onze pantalons af te knippen. V?
doen wij niet. In die dingen zÜJ
wij veel onopvallender. Óp ®e*|
gegeven moment verschijnt er ®e:j
heer met een bepaald soort pet
straat. Wij zien hem lopen en vhj
zeggen tot onszelf: „Die wil ik
hebben". Na verloop van enige W?
lopen wij allemaal met zo'n PeJ
Wij mannen zijn net apen. DarW»
moet ergens gelijk hebben geha»'
Vrouwen willen nooit hebben,- ^a
een ander al heeft. Hetgeen niet V'
zeggen, dat zij er niet in zoud®»
slagen er allemaal hetzelfde uit
zien. Maar nu raak ik aan
mysterie. En het is mij al la»»
een tweede natuur geworden zU
een verschijnsel zonder meer te a»'
ceptéren.
Deze inleidende kout heeft
ten doel u te vertellen, dat ik óog
een pet heb. Verre van dat. Ik »ej
er wel eens een gehad. Maar da
is enige tientallen jaren geled®£
Toen nam mijn moeder mij op
kere dag mee naar een winkel,
dat zij vond, dat ik iets op hW»
.hoofd moest hebben. Het kwal» fé
in die dagen nog niet zozeer of
of er ook iets in zat. Ik weet
wel, dat het een heel geworst®,
werd in die winkel. Mijn b°°
bleek nergens in te passen, hoe h1®
ook rukte en trok. Tenslotte
its'*
ec»
de winkelier resoluut de groo
maat pet en rekte haar uit op
houten bol. Toen kon ik er nét 1 j
maar slechts met Inspanning van K
mijn krachten uit. Dat gal nogal v?
moeilijkheden met het groeten op
straat. En u heeft er geen idee va
wie en wat kleine, beleefde i°n%
tjes. allemaal moeten groeten. l.
heb het petje dan ook al gauw P®
ongeluk, alhoewel uit welbegrep®'
eigenbelang, verloren. Sindsdien
ik nooit meer iets, behalve haar, op
mijn hoofd gehad.
Niettemin oefent elke hoofdbed®^,
king, niet alleen de pet, maar
de hoed, een geheimzinnige aa»
trekkingskracht op mii uit. Zeld®
bijvoorbeeld kan ik een hoed °n rt
heerd zien liggen, zonder hem év®'
op te zetten. Eéns ben ik in de t.
legenheid geweest met een echte bl'
schopsmijter in aanraking te kor»®»;
Het was een van de mooiste °Ze
blikken in mijn leven. j
Nou kün je met een hoed
wat doen. Ga eens in alle, weid®0'
dachte rust, met een hoed voor -
spiegel staan. Zet hem op en ine®1!,
bent u weg; maar op hetzelfde m f
ment is er een heel andere vent v®1
u in de plaats gekomen. Druk
even dat hoofddeksel even flink, d'
in de ogen, en ziedaar die noto
schurk staan. Geef een ferme f-ik ef
gen de rand, zodat het achter®
tuimelt en u bent een en al ouB j
lige wuftheid. Maak de bol ro»0
door de gleuf er uit te drukken
u bent één stuk stompzinnige zi®*,ee
heid. Ik zelf heb er mij uren m t
vermaakt, met een hoed. Maar j
mag u niet verder vertellen,
eigenlijk wil ik het niet weten-
Feit is, dat ik een voortdur®» j,
stille strijd voer met het hoofddek»
Ook nu weer, nu die petten er j]()
eens in komen. Maar ik voel, dat
schuilgaande onder hoed of pet,
zelf zou verliezen. En ik geloof
ook dat mijn hoofd, als ik het
zeggen mag, mijn laatste bolwerk
(Van onze Haagse redactie!
Minister A. C. de Bruijn in'
minder juist in het geval van d® p*
stelling van een bedrijfschap Detan
del melk en zuivelprodukten van .•a pe'
gende instelling" te spreken. De g]j
windsman voor de P.B.O.. geeft 0p
te kennen in antwooi gp,
vragen van het lid der Tweede K e>
rd
zijn mening te kennen in antwooi^gf,
het lid der Ti
ue net;! uc Ruiter (C.H..). hm fli-
daarbjj op, dat de wet op de PB be'
een algemene instemming van t e>
drijfsgenoten als eis stelt. Hij w Je
een representatieve, organisatorisc ge*
tegenwoordiging. In het ondcrhavia, vfiP
val hebben groeperingen, die 65,Ph
de omzet vertegenwoordigen ad\
instelling uitgesproken en in ,ie„nw°^f
van de SER wordt deze verteg®\g9c»
diging voldoende representatie!
In de plaats van mr. ir. M- ®0„0md
ials bekend is, onlangs is beno^^'U
„ispecteur-generaal van het inisV5,
is thans mr. A. G. de Vries, a5nCier%t'%
f m 1 y rl Anv i-5 a tninictoT" VAT1
zoals Dekena is, omangs i»
inspecteur-generaal van het
is thans mr. A. G. de Vries, aénaeeK'.e
teur, door de minister van
Kunsten en Wetenschappen a?J\.pr»®l®f
als hoofd van de afdeling nU wa jj.
onderwijs van het ministerie, ^eef
nemend-chef is benoemd de
Dollekamp, referendaris.