Cornelis Broere en de katholieke
emancipatie" d Gerard Brom
ALBUM VOOR, JARIGE PAUS
m
1
1:
c
3
De kraaiende kip, de vlag en polenta
DRIE GOEDE LEESBOEKEN;
GEEN ZWARE PROBLEMEN
K 77 de snelle VELPON
i
Geen brallende heros op
een Warmonds voetstuk
BROERES VERHOUDING TOT DE
GEEST VAN LAMENNAIS
Stille Omgang-dynastie
Katalogus in
filmvorm
Historische roman
De vlag halfstok
Italiaanse reis
Zo is mijn zoon
Tekeningen
van Rembrandt
teruggevonden
55
Alphons Elsenburg Sr.
V.
Van idee tot
werkelijkheid
LITERAIRE KRONIEK
J
ZATERDAG 3 MAART 1956
PAGINA 9
jr^v e geestelijke wereldgeschiedenis is de wezen-
y lijke wereldgeschiedenis, betoogt Gerard
Brom op blz. 32 van zijn fors boekwerk over
Cornelis Broere en de Katholieke Emancipatie",
dat op het einde van verleden jaar bij de uitgeverij
Het Spectrum te Utrecht verscheen. Bij het ont
vangen van deze 622 bladzijden bekruipt een
geoefend lezer allicht de verwachting, dat aan de
titel een ietwat listige uitbreiding zou zijn gegeven,
omdat met een levensbericht van de titelheld zulk
een volume kwcdijk kon worden gevuld. Men zal
Broere, zo denkt men, wél herhaaldelijk ontmoeten,
maar het hoofdmotief van het boek zal hem gedu
rig omspelen. Brom zal ons in hoofdzaak zijn eigen
opvatting over verloop en waarde van het ver
schijnsel der emancipatie willen bijbrengen. Zo is
het niet. Heel dit boek blijft levensbeschrijving,
echter volgens het aangehaalde beginsel, dat
geestelijke geschiedenis de wezenlijke is. De hoofd
persoon wordt nergens achtergesteld bij beschou
wingen van algemene aard.
ypr*
Door
ANTON VAN DUINKERKEN
Directeur der rijksbegroting
j—t en historische roman, een boek met jeugdherinneringen en een
H zonnig reisverhaal. Drie uitgaven, waar ieder op zijn manier
1genoegen aan kan beleven. Ze houden geen rechtstreeks ver
band met elkaar, maar toch laten ze zich in deze kroniek samen
bespreken, omdat ze élk voor zich gekenmerkt worden door een be
paald soort huiselijkheid. De auteurs van de hieronder te bespréken
boeken hebben niet de behoefte gehad onder te duiken in de levens
grote problemen van deze tijd. Hun boeken zijn niet „belangiijk" als
vormgeving aan wat de mens van heden beweegt. Daarentegen
hébben ze bijzondere verdienste van goede leesboeken te zijn.
DE SNELSTE
LIJMER
door
CL. BUDINCTON KELLAND
(Vertaling van Sjoerd de Vries)
CORNELIS BROERE
Heeft men hiertoe reeds bij het
doorkijken van de inhoudsopgave
besloten, dan rijst wellicht de vraag,
of het leven van Cornelis Broere
zoveel bladzijden waard is. Scheen
Brom bovendien niet eerder geroe
pen om de levensbeschrijver te
worden van Thijm? Dat hij met rijke
documentatie nieuw inzicht aan zijn
lezers schenken zal, staat wel te vo
ren vast. Is Broere echter een figuur,
over wie men zo rijke documentatie
verlangt? Als kunstenaar heeft hij
zich uitgeput in de Dithyrambe, die,
alle moderne bezwaren tegen de
vormgeving ten spijt, een meesle
pend dichtstuk blijft. Verder liet hij
zijn kunstenaarschap onvolgroeid, om
zich te wijden aan een wijsbegeerte
waarvan de christelijke intentie het
wint op de gedachtelijke stelselma
tigheid. In zijn geloofsverdediging
plaatst hij zich vaak aan de kant
van een politieke reactie en huldigt
als leerstelling wat hoogstens per
soonlijke gevolgtrekking zou mogen
heten. In de vaderlandse samenleving
zag hij dikwijls ten onrechte spoken
rondwaren, waarvan hij dacht, dat zij
hem ongrijpbaar belaagden. Als be
schrijver van de geestelijke ontwik
keling van Hugo de Groot drijft liij
op een conclusie-drang, die tal van
nuancen beschadigt. Dat hij geest
drift wekte bij seminaristen, kan uit
eenzijdigheid van vooroordeel even
gemakkelijk als uit oorspronkelijk
heid van gedachtengang zijn voortge
komen. Zijn plaats in de Nederlandse
kerkgeschiedenis mag uniek zijn,
het blijft een plaats op een zeer vast
punt in de tijd.
Dit alles bedenkt de lezer bij het
ontvangen van het dikke boek en hij
begint er aan, gewapend door het
vooruitzie nt op de kans, dat Brom aan
de overschatting van Broere het mau
soleum zal bijdragen, waarin de roem
van het gepretendeerd genie wordt
opgeborgen voor een nageslacht, dat
het gebouw niet meer van binnen be
hoeft te bekijken.
Hier komt nog bij, dat P. J. M. Hes-
kes, in 1953 met zijn bekroond boek
over Broere als christen, wijsgeer en
emancipator, dat bij Paul Brand te
Bussum verscheen, reeds al het moge
lijke ondernomen had tot de eer-red
ding van „de legendarische held", ge
lijk hijzelf in het eerste hoofdstuk
Broere betitelt.
Met al die tevoren gevormde bezwa
ren begint men te lezen. De inleiding,
die de geschiedenis verhaalt van de
totstandkoming van het boek, ontze
nuwt ze nauwelijks. Brom zelf geeft
toe, dat Thijm hem eigenlijk nader
staat, dat veel documenten ontbreken,
dat Broere's beeld enkel kan worden
samengesteld uit diens stijl en dat het
geen zin heeft Broere's voorrang te
bepleiten bij andere gestalten uit de
geschiedenis van de emancipatie der
katholieken in ons land.
Geven zulke bedenkingen eerbied
voor de ondernemingslust van de auteur,
zij moedigen niet heftig aan tot geest
drift voor de held.
Zodra heeft men echter de inleiding
niet verwerkt, of het eerste hoofdstuk
verdrijft door zijn prikkelende schets
van Broere's jeugd alle vooringeno
menheid. Wij komen binnen in een ta
melijk muf burgerhuis te Amsterdam,
dat weinig ruimte schijnt te gunnen
aan de levenslust van een kind. De
stad is door Fransen bezet, de handel
ligt er tamelijk stil, de suiker kost
twintig gulden het pond en de vader
van Broere is grutter. Uit doffe naar
geestigheid laat Brom het kind te
voorschijn treden naar het vrolijk
licht. Hij spreekt van geen ooms of
tantes, geen huiselijke vriendenkring,
geen spel met kameraadjes, maar hij
laat ons voelen, hoe de dromerige
knaap tussen belegen voorwerpen en
onnozele schoolboekjes zijn eigen blij
heid in waterverf-proefjes laat schij-
r\ e 74-jarige heer Alphons
Elsenburg Sr. zal mor-
certgeboVtmidda0 in het Con'
p resideren. 9rote bijeenkomst
het 75-jariar 9ele9enheid van
Stille Omgang HÏT''1, varl de,
Elsenburg, die mJ} T 7' ?arel
bergh de eersTe ^0"" Lo"s;
gezet op thans de nachtje
weg van byna honderdduizend
mocht nog hoogbejaard, als uoor-
zitter van het Gezelschap ilet
gouden jubeltij beleven. En eer
lang, zo is besloten, treedt de
derde generatie in het voetspoor
van vader en grootvader, en zal
Eduard Elsenburg de leiding
overnemen. Hij is thans 46 jaar
en mochten hem de jaren der
sterken worden toegemeten
het is een familie, waarin men
oud wordt dan zal hij die taak
nog ruimschoots vervullen bij
het eeuwfeest. Met „Stille Om
gang Dynastie" is dan ook niets
miszegd, de familie-continuïteit
van de leiding beantwoordt ga-
heel aan de geest van een devo
tie, die voortleeft en uitgroeit
omdat vaders langs de nachte
lijke beêweg hun jongens mee
nemen aan de hand, zoals deze
later weer hun zoons.
Elk jaar in de feestweek van het Mirakel waait op het stuk Nieuwe Zijds
Voorburgwal, tussen Paleis en Jonge Roelensteeg, v nouas de Pijpenmarkt
geheten, de driekleur met Pauselijke wimpel, want hier staan de panden
van de textiel-grossier Elsenburg, o.m. het huis, waar ae grote emancipator
prof. dr. J. A. Alberdingk Thijm heeft gewoond en gewerkt en in 1889 is
gestorven. In dat huis was na Thijms dood de bekende Gonzaga yerenigmg
gehuisvest, in welker lokaliteiten het Gezelschap van ae ytille Omgang
zijn eerste grote bijeenkomst heeft gehouden. De jonge Alphons Elsenburg
stond toen reeds actief zijn vader terzijde. Als later alle Eisenburgs was
hij als het ware opgegroeid met de Stille Omgang, hike zondagmiddag
kwam de vrijgezel Louis Lousbergh als huisvriend bij de Eisenourgs m de
Spuistraat, voor het gebruikelijke bittertje. Bij het eerste Sjas ging het
gesprek onvermijdelijk over het St.-Franciscus Liefdewerk, dat Lousberghs
warme belangstelling had, en steevast bij het volgende hadden vader El
senburg en Oom Lous het over de Stille Omgang.
De jonge Alphons, die toen naar het gesprek der beide veteranen duis
terde, is nu zelf patriarch, père noble van zijn familie van twaalf kin
deren en van zijn familiezaak, die hij heeft kunnen vestigen en tot bloei
mogen brengen op de historische grond aan de Pijpenmarkt. Vorst van het
„palazzo", dat hij er stichtte achter de oude gevels, „grand old man' van
de Voorburgwal, burger van zijn stad in de geest van Thijm. Hier aan dit
adres is ook het secretariaat van de Stille Omgang gevestigd en elk jaar
tegen maart wordt de textiel een beetje opzij geschoven, om met man en
macht het omvangrijk organisatiewerk te verrichten voor de grote nachte
lijke pelgrimage. Eduard Elsenburg is hierbij reeds lange jaren de rechter
hand van zijn vader, zoals trouwens alle broers ter beschikking staan, en
motor van de organisatie is het bestuurslid, de heer P. Asselman, eveneens
bij Elsenburg werkzaam, die op grote moderne plan-borden het doorstromen
regelt der tienduizenden van het Spui door de bottle-neck van de Begijnen-
steeg.
Wij hopen, dat een overvol Concertgebouw morgenmiddag Alphons El
senburg mag eren als de personificatie van een unieke familiegeest, die
katholieken van stad en land gelijkelijk omvat. Hij verdient het want hij
is een prachtig mensdeze Amsterdamse koopman, zijn huis aan de Pijpen
markt. op Thijms erf, vertrouwd adres vanouds voor alle Roomse deugden,
krachtcentrale van wereldse en geestelijke affaire, onbevangen dooreen. De
reuk van textiel-apprêtuur en blauwe wolkjes wierook, vermengd tot een
atmosfeer, die wis en zeker in de Hemel met welbehagen gesnoven wordt.
GERARD BROM
nen als morgenzon in een stilstaande
plas.
Geen captatio benevolentiae kon be
ter gevonden zijn dan deze reconstruc
tie van de feitelijk slecht bekende kin
derjaren uit de teksten van de vol
wassen Broere. Brom heeft ons op slag
gewonnen voor de menselijkheid van
zijn held, die nu tussen betrekkingen
en betrekkelijkheden zich gaat ontwik
kelen tot een dweper met de verhou
ding van oorzaak, middel en werking
als afdruk van het beeld der godde
lijke drievuldigheid in de geest van
de mens.
Wjj zien Broiere zichzelf worden. Dit
gebeurt niet buiten spanningen. Waar
hij ze schetst, als op bl. 77, trekt Brom
de lijnen soms strak aan. Zijn voor
stelling van figuren als J. M. Schrant
en J. H. Lexius lijdt onder zijn be
hoefte aan tegenstellingen tot het ka
rakter van zijn hoofdpersoon. Er school
meer wijsheid in die mannen dan de
lezer van het boek van Brom hun
krijgt aan te zien. Dit bezwaar is
moeilijk opzij te zetten, evenals de
kriebel, die men krijgt, wanneer bij
verschil van opgave van de dag, waar
op Broere priester werd gewijd, de
schrijver de moeilijkheden beslecht
met de weinig historiële vraag: „Wat
doet de juiste datum er toe voor het
priesterschap in eeuwigheid?"
Eenmaal ons hart gewonnen voor de
held, moet Brom deze genegenheid
niet te voorzichtig zoeken te behoe
den, want dan krijgen wij iust, uit zijn
eigen woorden een verzameling op te
stellen van uitspraken, die Broene's
geestkracht lijken te verkleinen. Zulke
uitspraken zijn tamelijk talrijk. Ze ko
men echter steeds voor op de juiste
plaats in het betoog, zodat ze binnen
het verband niet schaden aan de gaaf
heid.
Het moeilijkste geval blijft Broere's
verhouding tot de geest van Lamen-
nais. Er ontstaat een conflict, waarin
hij uit trouw aan de volheid van de
goddelijke openbaring partij kiest zon
der zich geheel bewust te zijn van zijn
gevoelsgebondenheid aan hetgeen hij
versmaden moet. Intieme documenten
over deze crisis zouden welkom zijn
geweest, want Broere, die in zijn jeugd
treurspelen schreef, bezit in zijn stijl
een neiging om zich te vertonen als een
man, die op een toneel staat, dus door
het scherpe voetlicht de toehoorders
in de zaal niet te best onderscheidt.
Hij blijft een figuur uit het tijdperk
van de romantiek. Brom kent dit tijd
perk als weinig anderen. Hij had het
ter schepping van passend decor kun
nen beschrijven. Dat hij dit naliet als
gevolg van zijn scherpe aandacht voor
de beschreven eenling, versterkt de
contouren.
Gerard Brom is er werkelijk en vol
ledig in geslaagd ons te laten meele
ven, met een man, wiens leven binnen
de tijd rijker was aan mogelijkheden
dan aan vruchten, maar die in de be
grensde ban van zijn bewegingskansen
zijn tijd heeft omgewenteld naar de
onze. Veel is door Broere op schrift
gesteld, in het bijzonder betreffende
het protestants kerkgeloof, dat wij zo
min als Brom voor onze rekening zou
den willen nemen, maar uit het boek
van Brom kunnen wij besluiten, hoe
die apologetische confrontatie haar
waarde behield als inzet van een on
voltooid proces.
Juist door hem niet te verheerlij
ken, maar door hem te begrijpen,
maakte Brom zijn held sympathiek.
Zijn Broere blijft geen brallende heros
op een Warmonds voetstuk. Hij wordt
een geloofsgenoot met edele aandrif
ten, pakkende ontwerpen, diepe ge
dachten, grote talenten, bevlogen door
een wiekgeruis van eeuwigheid, ech
ter gebonden aan uur en grens. Wij
kunnen ons in hem verdiepen om
mildheid te leren, niet enkel bij ver-
gevingszin, ook bij bewondering. Brom
bewondert hem niet vurig, maar mild.
Dit geeft aan het boek een gevoels
klank, die geen lezer zal vergeten.
55
Dat vele bedrijven tegenwoordig de
film te hulp roepen als medium om het
publiek te bereiken is om meer dan
een reden verstandig gezien. Zelfs als
het gaat om een meer particuliere, in
terne aangelegenheid als hel? werven
van personeel. De overtuigende wer
king, die van de film als communi
catiemiddel uitgaat is op zich al een
bijzonder effectieve faktor. Wanneer
daarbij dan de film in haar eigen taal
welsprekend wordt is de suggestieve uit
werking nauwelijks te onderschatten.
Helaas komt het merendeel van de in
opdracht van ondernemingen vervaar
digde films niet aan enige noemens
waardige filmformulering toe, hetgeen
in den regel zijn oorzaak vindt in het
feit, dat de opdrachtgever de filmers te
zeer bindt aan te veel voorschriften, be
palingen en verlangens. Dit is kennelijk
ook het geval geweest met de film, die
Van der Heem N.V. liet vervaardigen
met de bedoeling een beeld te geven
van de bedrijvigheid in haar fabrieken
en daardoor jongelui voor de arbeidsmo
gelijkheden daar te interesseren. Onder
regie van Miklós Körmendy ontstond
een film van ruim een half uur verto-
ningsduur. Na de eerste beelden, die
het op gang komen van een reusachtig
bedrijf pakkend suggereren, zakt de
film af tot een langademige opsom
ming van produkten, machines, werk
methoden enz. uit het enorme bedrijf,
waarbij natuurlijk de ontspanning, soci
ale zorg en andere voor het personeel
aantrekkelijke zaken niet zijn vergeten.
Een lange opsomming van overbekende
en reeds oneindig herhaalde feiten en
beelden, die door een levendige came
ra-voering niet gered konden worden.
Wim Povel spreekt met beheersing
de nodige toelichting, terwijl Rudolf
Karsemeyer zich duidelijk laat gelden
met een volumineus orkest. Al met
al een levende catalogus, die als com
municatiemiddel op geduldige gemoe
deren wellicht indruk zal maken.
PIET VAN DER HAM.
De Staatscourant van vrijdag bevat
het bericht van de reeds aangekondig
de benoeming van dr. W. Drees Jr. tot
directeur der rijksbegroting.
ï&ii:
Dit is het album met tekeningen en brieven van Nede rlandse kinderen, dat aan de Paus bij gelegenheid van
diens verjaardag is aangeboden. Het bevat een keur van de felicitatiebrieven, die door meer dan 50.000 kinderen
werden geschreven, nadat zij daartoe waren opgewekt door de redactie van de jeugdbladen Okkien „Taptoe".
De plaat op de voorzijde van het album is een tekening, ingezonden door een Volendamse meisjesschool.
a
99
99.
Eerstens „De kip die kraaide" van me
vrouw S. Greup-Roldanus. Deze schrijf
ster is aardig op weg de taak over te
nemen, welke gedurende zo lange jaren
aan Marie C. van Zeggelen beschoren is
geweest. Mevrouw Greup-Roldanus
vindt haar stof in eenzelfde vaderlands
verleden als de schrijfster van „Een
liefde in Kennemerland" en „Een hof
dame uit de achttiende eeuw". Iets min
der dan Marie van Zeggelen zoekt zij
het echter in de zedenschildering van
het patriciaat; haar kracht ligt voorna
melijk in het kenschetsen van de le
vensomstandigheden der gegoede bur
gerij in de eeuw voorafgaande aan de
Franse Revolutie.
Haar eerste romans, „De humeuren in
de straat der weduwen" en „Een vrouw
in rook en regen", lieten ons dit acht-
tiende-eeuwse burgermansleven zien in
de spiegel van een oude vrou
wenziel. Ook haar nieuwe boek, „De kip
die kraaide", speelt in een wereld waar
de vrouw, hoezeer ook een figuur zon
der maatschappelijke rechtspositie, in
feite de toon aangeeft. De titel van de
roman is ontleend aan het oosterse ge
zegde, dat een huishouding te gronde
gaat als de kip (dat is te zeggen de
huisvrouw) koning gaat kraaien. Zij
treedt dan in de positie, welke van
oudsher aan de heer des huizes toe
komt; de patriarchale beschaving ver-
Aüvertentie
draagt deze terugwenteling naar het
matriarchale niet!
Aldus geschiedt in deze nieuwe ro
man van mevrouw Greup-Roldanus.
Carlijn Wiemelink is de kordate huis
vrouw van een Zwolse grootburger. Ze
is dusdanig kordaat, dat haar brave man
na vijftien jaar huwelijksleven de kui
ten neemt, met medeneming van het
geld van hun pleegkind. Carlijntje moet
dan op eigen benen leren staan Ze doet
dit zo goed en zo kwaad als dat maar
gaat, maar het einde is, dat ze „genade
brood" moet gaan eten bij haar familie.
Haar karakter verandert door dit alles
geen graad. Ze blijft de dwarse, eigen-
gereide, zelfstandige vrouw, die ze al
tijd geweest is, een huistiranne, die on
getwijfeld haar capaciteiten in zinrijke
banen had kunnen leiden, indien de
maatschappelijke ordening van haar da
gen maar niet zo tégen haar was ge
weest.
Zo heeft mevrouw Greup-Roldanus
ons dus een portret van een tijdperk
opgehangen, zonder romantische of
historische overdrevenheden, maar
met veel aansprekelijke psychologie er
in. Dit aansprekelijke is dan gelegen in
het feit, dat een bepaalde vrouwen
karakter zich slechts kan ontplooien
indien de wereld, waarin de vrouw
leeft, haar dit toestaat.
Het boek is in ietwat antiek proza
gesteld, geheel in de geest van het
tijdperk in kwestie. Liefhebbers van
historische romans hebben met „De
kip die kraaide" een degelijk werk
stuk in handen.
De vlag halfstok
„De vlag halfstok" van Ab Visser,
welk boek een zelfstandig vervolg is
62
„Zoals we overeengekomen zijn," antwoordde ik
kortaf.
We gingen aan tafel zitten; Straight en ik aan de
ene kant, Butterick en Bolitho aan de andere.
„En?" vroeg ik.
„Ik kom hier met vriendschappelijke bedoelingen,
zei Butterick. „Ik wil eens bespreken, of we onze
verschillen niet overbruggen kunnen."
„Wat zijn je voorstellen?" informeerde ik.
„Het is allemaal met de dam begonnen," zei But
terick. „Ik ben bang dat ik niet helemaal met de
plaatselijke omstandigheden op de hoogte was, toen
ik dat ding liet bouwen. Ik ben bereid om die dam
te laten vernietigen."
„Dat is inderdaad een hele stap voor je," merkte
ik op.
„Niettemin zou ik nog graag je ranch willen ko
pen," hernam Butterick.
„Onmogelijk," antwoordde ik vastbesloten.
„Het spijt me werkelijk dat we elkaar in de haren
gevlogen zijn," verklaarde Butterick. „Ik zou wel
eens willen weten, of je mij met opzet de voet dwars
gezet hebt."
„Voordat ik hier kwam, had ik nog nooit van je
gehoord, Mr. Butterick," verzekerde ik hem. „Ik
had alleen maar de bedoeling om deze ranch te
leiden."
„Dat zou best eens waar kunnen zijn," zei hij.
„Dan hebben we allebei pech gehad."
„Maar hij heeft dat meisje uit New-York hier,"
merkte de albino plotseling op. „En hij is de zoon
van Mike Strawn."
„Toch heb ik je de waarheid gezegd," verklaarde
ik, maar Bolitho keek me met zijn lichte ogen ho
nend aan.
„Je hebt een van mijn gasten ontvoerd, vervolg
de Buttlerick. „Dat was toch geen toeval!"
„Nee," antwoordde ik. „Maar jij had die gast om
zo maar eens te zeggen uit New-York ontvoerd."
„Daar zullen we het nu verder niet over hebben."
zei Buttlerick vreedzaam.
„En waar zullen we het dan wel over hebben?
vroeg ik een tikje ironisch.
„Je bent dus niet bereid om je ranch te verko
pen," stelde Butterick vast. „Aan je besluit schijnt
niet te tornen te zijn en we moeten het helaas daar
bij laten. Maar ik verzoek je wel je voortaan niet
meer met mijn zaken te bemoeien!"
„En als ik op dat verzoek niet inga, wat gebeurt
er dan?" vroeg ik.
Butterick sloeg geen acht op mijn vraag, maar
vervolgde
„Er zijn enkele onplezierige gebeurtenissen ge
weest. Iemand heeft geprobeerd op mijn ranch in
te breken en enkele van mijn gasten zijn op weg
naar huis aangehouden en beroofd."
„De truck van de boormaatschappij, die hier op
mijn ranch werkt, is ook aangehouden," merkte ik op.
„Het schijnt dat je een paar zeer beruchte lieden
in je dienst hebt," zei Butterick.
Ik glimlachte.
„Ik betwijfel of al jouw mannen onschuldige cow
boys zijn," antwoordde ik.
„Ik ben in de gelegenheid om bepaalde beschul
digingen tegen je mannen in te brengen en die ook
te bewijzen," hernam Butterick.
„Dat wil ik wel aannemen," antwoordde ik, „om
koperij wordt in deze gevallen wel meer toegepast."
„Het een en ander kan hcol nare gevolgen heb
ben," waarschuwde Butterick.
„Voor mijn personeel misschien wel," erkende ik.
„Maar ik zou er zelf weinig last van hebben, als er
iets met een van je gasten gebeurde."
„Met welke van mijn gasten?" vroeg ik.
„Met Miss Jones," antwoordde Butterick en Boli
tho maakte een huiveringwekkend keelgeluid.
„Misschien wil je je met betrekking tot miss Jo
nes wat nader verklaren?"
„Onlangs is er in New-York een moord op een ze
kere Bergamo gepleegd," zei Butterick. „Misschien
heb je daar iets van gehoord!"
„Inderdaad," gaf ik toe.
„Ik kan het bewijs leveren dat miss Jones mede
plichtig aan deze misdaad was," zei Butterick. „Een
bewijs, waarover geen '.wflfel kan bestaan!"
„In dat geval is het je burgerplicht om dat bewijs
zonder uitstel onder de aandacht van de politie-auto-
riteiten te brengen," merkte ik kalm op.
De bleke wangen van de albino werden vlammend
rood en zijn lichte ogen begonnen te glinsteren als
vurige kolen. De naam van Maggie Jones scheen hem
in een soort delirium te brengen. Het ontging Butte
rick niet dat Bolitho op het punt stond, zichzelf te
vergeten en hij legde zijn hand even met een kalme
rend gebaar op de arm van de albino.
„Ik vrees dat je je door Miss Jones hebt laten in
palmen, Mr. Strawn," hernam Butterick minzaam.
„Ze lijkt zo an de buitenkant een heel Innemend
meisje. Maar daarin zou je je vergissen."
„Ze is een smerige avonturierster!" stiet Bolitho
uit.
„Zij is het vriendinnetje van Bergamo geweest,
zei Bolitho.
„En ook van Bolitho en nog enkele andere man
nen," vulde Butterick aan. „Maar ze schijnt al haar
vrienden verraden en bedrogen te hebben."
„Is dit een bewering van Bolitho?" vroeg ik.
„Van Bolitho en van anderen," beaamde Butterick.
Ik moest mijn best doen om mijn stem niet te la
ten trillen, toen ik verklaarde;
„Dan is Mr. Bolitho een grote leugenaar!"
De albino trapte zijn stoel achteruit en zijn hand
vloog naar zijn linkeroksel. Zijn gezicht had een dier
lijke uitdrukking.
„Beheers je!" beet ik hem toe. „Je komt dit huis
nooit levend uit!"
„Ga zitten!" snauwde Butterick tot zijn metgezel.
De albino haalde diep adem en liet zich met tegenzin
op zijn stoel neer.
„Maar waarom heb je me al die dingen over Miss
Jones verteld?" vroeg ik aan Butterick. „Wat heeft
dat voor voordeel?"
(Wordt vervolga)
op de eerder verschenen roman ,JDe
buurt", is bedoeld als een kroniek van
jeugdherinneringen. Ab Visser vertelt
er in hoe hij schrijver werd, onder wel
ke familiale en sociale omstandigheden
hij „in de kunst" verzeilde. Hij doet dit
met stugge humor, zichzelf op een af
stand beschouwend, waarbij hij voor
zelfspot openstaat, maar ook voor ver
tedering. Soms leidt deze houding tot
schamperheid; soms ook tot de gesteld
heid van een bijna meesterlijke ironie.
Dit nieuwe boek van Ab Visser heeft
diverse facetten. Men kan het vooral
waarderen als verslag van een jeugd in
de vooroorlogse crisisjaren. De hoofd
figuur, Jo Rutgers, zit op de kweek
school, maar zijn ambities gaan niet in
de richting van het onderwijzerschap.
Hij is een jongen, die zijn weg door het
leven zoekt door van andere zaken
kennis te nemen dan zijn ouders wen
sen. Zo gaat het vaak En ais zodanig
is deze adolescentieroman voor jong
en oud leerrijk, omdat men er op on
derhoudende wijze het eeuwige mis
verstand tussen de generaties in mee
maakt. Jo Rutgers wil zich ontworste
len aan het kleinburgerlijk milieu waar
uit hij voortkomstig is. Hij doet dit
dapper en eerlijk, maar blijft, ook als hij
er uit los denkt te zijn, nog met tal van
onzichtbare draden aan zijn verleden
verbonden.
Ab Visser besluit zijn roman met een
scène, waar de galgenhumor van af
druipt. De jonge held van het verhaal,
poëet in de dop, moet voor zijn vader
invallen als bidder bij een begrafenis.
Zijn vader is dronken. De zoon zoekt
vaders zwarte pak en hoge hoed op. Met
deze attributen van een hem niet pas
sende waardigheid volgt hij de baar
van een onbekende, in gedachten de
laatste hand leggend aan zijn eerste
letterkundige meesterwerk Met andere
woorden: Jo Rutgers wist dat hij kun
stenaar was, toen „de vlag halfstok"
hing. Uiteraard is een fundamenteel
levenspessimisme in de achtergrond van
deze titel neergelegd. Men wordt nu
eenmaal zelden kunstenaar uit een
overdaad aan optimisme. Het nieuwe
boek van Ab Visser geeft geen enkele
afwijking te zien van het normale le
venspatroon van wie tot de kunst is
voorbestemd. Men neme het allemaal
echter niet te zwaar op!
Een Italiaanse reis
Tenslotte het zonnige reisverhaal,
dat Aya Zikken uit Italië meebracht on
der de titel: „Alleen polenta vandaag".
Indien u niet weet wat polenta is, moet
u in een Italiaans volksrestaurant maar
eens gaan kijken. Daar schotelen ze u
iets van maïsgrutten voor, niet duur en
toch voedzaam. Aya Zikken, met krap
pe beurs op reis getogen, is er wèl bij
gevaren.
Ze begint met te vertellen hoe haar
het geluk van deze zomerse reis deel
achtig werd Zoals in tal van heden
daagse verhalen, komt ook aan deze ge
schiedenis een weldoende oom (Dago-
bert) te pas, die in laatste instantie de
reis mogelijk maakt. En zo trekt Aya
Zikken dan door het landschap van
Europa's Laars. Ze schrijft pittig, weet
originele dingen op te merken en ze
kruidt haar belevenissen met een char
mante nonchalance, die de lezer een
heerlijk gevoel van zorgeloosheid geeft.
„Alleen polenta vandaag" is een preten
tieloos geval, dat er als zodanig zijn
mag. Aya Zikken, die als romancière
reeds enige naam maakte met „Het gods
geschenk onbegrepen" en „Als wij groot
zijn, dan misschien", is in dit nieuwe
boek alleen maar in vakantiestemming.
NICO VERHOEVEN
Acht en twintig tekeningen van Rem
brandt, waarvan aangenomen werd, dat
zfj verloren waren gegaan, zijn onlangs
tussen een hoop oude rommel in een ge
welf van een kasteel in Krakau terug
gevonden, zo heeft het Poolse nieuws
agentschap PAP gisteren in een radio
uitzending bericht.
Volgens dit bericht bevinden de teke
ningen zich nu in de verzameling van
de afdeling voor grafische werken van
de Ossolinskibibliotheek te Warschau.
(UP.)
Brazilië. Omstreeks honderd inwo
ners van de havensta". Santos zijn ge
dood of worden nog vermist als gevolg
van grondverschuivingen, die veroor
zaakt zijn door de zware regenval van
de laatste dagen.