Cornelis Broere en de katholieke emancipatie" d Gerard Brom ALBUM VOOR, JARIGE PAUS m 1 1: c 3 De kraaiende kip, de vlag en polenta DRIE GOEDE LEESBOEKEN; GEEN ZWARE PROBLEMEN K 77 de snelle VELPON i Geen brallende heros op een Warmonds voetstuk BROERES VERHOUDING TOT DE GEEST VAN LAMENNAIS Stille Omgang-dynastie Katalogus in filmvorm Historische roman De vlag halfstok Italiaanse reis Zo is mijn zoon Tekeningen van Rembrandt teruggevonden 55 Alphons Elsenburg Sr. V. Van idee tot werkelijkheid LITERAIRE KRONIEK J ZATERDAG 3 MAART 1956 PAGINA 9 jr^v e geestelijke wereldgeschiedenis is de wezen- y lijke wereldgeschiedenis, betoogt Gerard Brom op blz. 32 van zijn fors boekwerk over Cornelis Broere en de Katholieke Emancipatie", dat op het einde van verleden jaar bij de uitgeverij Het Spectrum te Utrecht verscheen. Bij het ont vangen van deze 622 bladzijden bekruipt een geoefend lezer allicht de verwachting, dat aan de titel een ietwat listige uitbreiding zou zijn gegeven, omdat met een levensbericht van de titelheld zulk een volume kwcdijk kon worden gevuld. Men zal Broere, zo denkt men, wél herhaaldelijk ontmoeten, maar het hoofdmotief van het boek zal hem gedu rig omspelen. Brom zal ons in hoofdzaak zijn eigen opvatting over verloop en waarde van het ver schijnsel der emancipatie willen bijbrengen. Zo is het niet. Heel dit boek blijft levensbeschrijving, echter volgens het aangehaalde beginsel, dat geestelijke geschiedenis de wezenlijke is. De hoofd persoon wordt nergens achtergesteld bij beschou wingen van algemene aard. ypr* Door ANTON VAN DUINKERKEN Directeur der rijksbegroting j—t en historische roman, een boek met jeugdherinneringen en een H zonnig reisverhaal. Drie uitgaven, waar ieder op zijn manier 1genoegen aan kan beleven. Ze houden geen rechtstreeks ver band met elkaar, maar toch laten ze zich in deze kroniek samen bespreken, omdat ze élk voor zich gekenmerkt worden door een be paald soort huiselijkheid. De auteurs van de hieronder te bespréken boeken hebben niet de behoefte gehad onder te duiken in de levens grote problemen van deze tijd. Hun boeken zijn niet „belangiijk" als vormgeving aan wat de mens van heden beweegt. Daarentegen hébben ze bijzondere verdienste van goede leesboeken te zijn. DE SNELSTE LIJMER door CL. BUDINCTON KELLAND (Vertaling van Sjoerd de Vries) CORNELIS BROERE Heeft men hiertoe reeds bij het doorkijken van de inhoudsopgave besloten, dan rijst wellicht de vraag, of het leven van Cornelis Broere zoveel bladzijden waard is. Scheen Brom bovendien niet eerder geroe pen om de levensbeschrijver te worden van Thijm? Dat hij met rijke documentatie nieuw inzicht aan zijn lezers schenken zal, staat wel te vo ren vast. Is Broere echter een figuur, over wie men zo rijke documentatie verlangt? Als kunstenaar heeft hij zich uitgeput in de Dithyrambe, die, alle moderne bezwaren tegen de vormgeving ten spijt, een meesle pend dichtstuk blijft. Verder liet hij zijn kunstenaarschap onvolgroeid, om zich te wijden aan een wijsbegeerte waarvan de christelijke intentie het wint op de gedachtelijke stelselma tigheid. In zijn geloofsverdediging plaatst hij zich vaak aan de kant van een politieke reactie en huldigt als leerstelling wat hoogstens per soonlijke gevolgtrekking zou mogen heten. In de vaderlandse samenleving zag hij dikwijls ten onrechte spoken rondwaren, waarvan hij dacht, dat zij hem ongrijpbaar belaagden. Als be schrijver van de geestelijke ontwik keling van Hugo de Groot drijft liij op een conclusie-drang, die tal van nuancen beschadigt. Dat hij geest drift wekte bij seminaristen, kan uit eenzijdigheid van vooroordeel even gemakkelijk als uit oorspronkelijk heid van gedachtengang zijn voortge komen. Zijn plaats in de Nederlandse kerkgeschiedenis mag uniek zijn, het blijft een plaats op een zeer vast punt in de tijd. Dit alles bedenkt de lezer bij het ontvangen van het dikke boek en hij begint er aan, gewapend door het vooruitzie nt op de kans, dat Brom aan de overschatting van Broere het mau soleum zal bijdragen, waarin de roem van het gepretendeerd genie wordt opgeborgen voor een nageslacht, dat het gebouw niet meer van binnen be hoeft te bekijken. Hier komt nog bij, dat P. J. M. Hes- kes, in 1953 met zijn bekroond boek over Broere als christen, wijsgeer en emancipator, dat bij Paul Brand te Bussum verscheen, reeds al het moge lijke ondernomen had tot de eer-red ding van „de legendarische held", ge lijk hijzelf in het eerste hoofdstuk Broere betitelt. Met al die tevoren gevormde bezwa ren begint men te lezen. De inleiding, die de geschiedenis verhaalt van de totstandkoming van het boek, ontze nuwt ze nauwelijks. Brom zelf geeft toe, dat Thijm hem eigenlijk nader staat, dat veel documenten ontbreken, dat Broere's beeld enkel kan worden samengesteld uit diens stijl en dat het geen zin heeft Broere's voorrang te bepleiten bij andere gestalten uit de geschiedenis van de emancipatie der katholieken in ons land. Geven zulke bedenkingen eerbied voor de ondernemingslust van de auteur, zij moedigen niet heftig aan tot geest drift voor de held. Zodra heeft men echter de inleiding niet verwerkt, of het eerste hoofdstuk verdrijft door zijn prikkelende schets van Broere's jeugd alle vooringeno menheid. Wij komen binnen in een ta melijk muf burgerhuis te Amsterdam, dat weinig ruimte schijnt te gunnen aan de levenslust van een kind. De stad is door Fransen bezet, de handel ligt er tamelijk stil, de suiker kost twintig gulden het pond en de vader van Broere is grutter. Uit doffe naar geestigheid laat Brom het kind te voorschijn treden naar het vrolijk licht. Hij spreekt van geen ooms of tantes, geen huiselijke vriendenkring, geen spel met kameraadjes, maar hij laat ons voelen, hoe de dromerige knaap tussen belegen voorwerpen en onnozele schoolboekjes zijn eigen blij heid in waterverf-proefjes laat schij- r\ e 74-jarige heer Alphons Elsenburg Sr. zal mor- certgeboVtmidda0 in het Con' p resideren. 9rote bijeenkomst het 75-jariar 9ele9enheid van Stille Omgang HÏT''1, varl de, Elsenburg, die mJ} T 7' ?arel bergh de eersTe ^0"" Lo"s; gezet op thans de nachtje weg van byna honderdduizend mocht nog hoogbejaard, als uoor- zitter van het Gezelschap ilet gouden jubeltij beleven. En eer lang, zo is besloten, treedt de derde generatie in het voetspoor van vader en grootvader, en zal Eduard Elsenburg de leiding overnemen. Hij is thans 46 jaar en mochten hem de jaren der sterken worden toegemeten het is een familie, waarin men oud wordt dan zal hij die taak nog ruimschoots vervullen bij het eeuwfeest. Met „Stille Om gang Dynastie" is dan ook niets miszegd, de familie-continuïteit van de leiding beantwoordt ga- heel aan de geest van een devo tie, die voortleeft en uitgroeit omdat vaders langs de nachte lijke beêweg hun jongens mee nemen aan de hand, zoals deze later weer hun zoons. Elk jaar in de feestweek van het Mirakel waait op het stuk Nieuwe Zijds Voorburgwal, tussen Paleis en Jonge Roelensteeg, v nouas de Pijpenmarkt geheten, de driekleur met Pauselijke wimpel, want hier staan de panden van de textiel-grossier Elsenburg, o.m. het huis, waar ae grote emancipator prof. dr. J. A. Alberdingk Thijm heeft gewoond en gewerkt en in 1889 is gestorven. In dat huis was na Thijms dood de bekende Gonzaga yerenigmg gehuisvest, in welker lokaliteiten het Gezelschap van ae ytille Omgang zijn eerste grote bijeenkomst heeft gehouden. De jonge Alphons Elsenburg stond toen reeds actief zijn vader terzijde. Als later alle Eisenburgs was hij als het ware opgegroeid met de Stille Omgang, hike zondagmiddag kwam de vrijgezel Louis Lousbergh als huisvriend bij de Eisenourgs m de Spuistraat, voor het gebruikelijke bittertje. Bij het eerste Sjas ging het gesprek onvermijdelijk over het St.-Franciscus Liefdewerk, dat Lousberghs warme belangstelling had, en steevast bij het volgende hadden vader El senburg en Oom Lous het over de Stille Omgang. De jonge Alphons, die toen naar het gesprek der beide veteranen duis terde, is nu zelf patriarch, père noble van zijn familie van twaalf kin deren en van zijn familiezaak, die hij heeft kunnen vestigen en tot bloei mogen brengen op de historische grond aan de Pijpenmarkt. Vorst van het „palazzo", dat hij er stichtte achter de oude gevels, „grand old man' van de Voorburgwal, burger van zijn stad in de geest van Thijm. Hier aan dit adres is ook het secretariaat van de Stille Omgang gevestigd en elk jaar tegen maart wordt de textiel een beetje opzij geschoven, om met man en macht het omvangrijk organisatiewerk te verrichten voor de grote nachte lijke pelgrimage. Eduard Elsenburg is hierbij reeds lange jaren de rechter hand van zijn vader, zoals trouwens alle broers ter beschikking staan, en motor van de organisatie is het bestuurslid, de heer P. Asselman, eveneens bij Elsenburg werkzaam, die op grote moderne plan-borden het doorstromen regelt der tienduizenden van het Spui door de bottle-neck van de Begijnen- steeg. Wij hopen, dat een overvol Concertgebouw morgenmiddag Alphons El senburg mag eren als de personificatie van een unieke familiegeest, die katholieken van stad en land gelijkelijk omvat. Hij verdient het want hij is een prachtig mensdeze Amsterdamse koopman, zijn huis aan de Pijpen markt. op Thijms erf, vertrouwd adres vanouds voor alle Roomse deugden, krachtcentrale van wereldse en geestelijke affaire, onbevangen dooreen. De reuk van textiel-apprêtuur en blauwe wolkjes wierook, vermengd tot een atmosfeer, die wis en zeker in de Hemel met welbehagen gesnoven wordt. GERARD BROM nen als morgenzon in een stilstaande plas. Geen captatio benevolentiae kon be ter gevonden zijn dan deze reconstruc tie van de feitelijk slecht bekende kin derjaren uit de teksten van de vol wassen Broere. Brom heeft ons op slag gewonnen voor de menselijkheid van zijn held, die nu tussen betrekkingen en betrekkelijkheden zich gaat ontwik kelen tot een dweper met de verhou ding van oorzaak, middel en werking als afdruk van het beeld der godde lijke drievuldigheid in de geest van de mens. Wjj zien Broiere zichzelf worden. Dit gebeurt niet buiten spanningen. Waar hij ze schetst, als op bl. 77, trekt Brom de lijnen soms strak aan. Zijn voor stelling van figuren als J. M. Schrant en J. H. Lexius lijdt onder zijn be hoefte aan tegenstellingen tot het ka rakter van zijn hoofdpersoon. Er school meer wijsheid in die mannen dan de lezer van het boek van Brom hun krijgt aan te zien. Dit bezwaar is moeilijk opzij te zetten, evenals de kriebel, die men krijgt, wanneer bij verschil van opgave van de dag, waar op Broere priester werd gewijd, de schrijver de moeilijkheden beslecht met de weinig historiële vraag: „Wat doet de juiste datum er toe voor het priesterschap in eeuwigheid?" Eenmaal ons hart gewonnen voor de held, moet Brom deze genegenheid niet te voorzichtig zoeken te behoe den, want dan krijgen wij iust, uit zijn eigen woorden een verzameling op te stellen van uitspraken, die Broene's geestkracht lijken te verkleinen. Zulke uitspraken zijn tamelijk talrijk. Ze ko men echter steeds voor op de juiste plaats in het betoog, zodat ze binnen het verband niet schaden aan de gaaf heid. Het moeilijkste geval blijft Broere's verhouding tot de geest van Lamen- nais. Er ontstaat een conflict, waarin hij uit trouw aan de volheid van de goddelijke openbaring partij kiest zon der zich geheel bewust te zijn van zijn gevoelsgebondenheid aan hetgeen hij versmaden moet. Intieme documenten over deze crisis zouden welkom zijn geweest, want Broere, die in zijn jeugd treurspelen schreef, bezit in zijn stijl een neiging om zich te vertonen als een man, die op een toneel staat, dus door het scherpe voetlicht de toehoorders in de zaal niet te best onderscheidt. Hij blijft een figuur uit het tijdperk van de romantiek. Brom kent dit tijd perk als weinig anderen. Hij had het ter schepping van passend decor kun nen beschrijven. Dat hij dit naliet als gevolg van zijn scherpe aandacht voor de beschreven eenling, versterkt de contouren. Gerard Brom is er werkelijk en vol ledig in geslaagd ons te laten meele ven, met een man, wiens leven binnen de tijd rijker was aan mogelijkheden dan aan vruchten, maar die in de be grensde ban van zijn bewegingskansen zijn tijd heeft omgewenteld naar de onze. Veel is door Broere op schrift gesteld, in het bijzonder betreffende het protestants kerkgeloof, dat wij zo min als Brom voor onze rekening zou den willen nemen, maar uit het boek van Brom kunnen wij besluiten, hoe die apologetische confrontatie haar waarde behield als inzet van een on voltooid proces. Juist door hem niet te verheerlij ken, maar door hem te begrijpen, maakte Brom zijn held sympathiek. Zijn Broere blijft geen brallende heros op een Warmonds voetstuk. Hij wordt een geloofsgenoot met edele aandrif ten, pakkende ontwerpen, diepe ge dachten, grote talenten, bevlogen door een wiekgeruis van eeuwigheid, ech ter gebonden aan uur en grens. Wij kunnen ons in hem verdiepen om mildheid te leren, niet enkel bij ver- gevingszin, ook bij bewondering. Brom bewondert hem niet vurig, maar mild. Dit geeft aan het boek een gevoels klank, die geen lezer zal vergeten. 55 Dat vele bedrijven tegenwoordig de film te hulp roepen als medium om het publiek te bereiken is om meer dan een reden verstandig gezien. Zelfs als het gaat om een meer particuliere, in terne aangelegenheid als hel? werven van personeel. De overtuigende wer king, die van de film als communi catiemiddel uitgaat is op zich al een bijzonder effectieve faktor. Wanneer daarbij dan de film in haar eigen taal welsprekend wordt is de suggestieve uit werking nauwelijks te onderschatten. Helaas komt het merendeel van de in opdracht van ondernemingen vervaar digde films niet aan enige noemens waardige filmformulering toe, hetgeen in den regel zijn oorzaak vindt in het feit, dat de opdrachtgever de filmers te zeer bindt aan te veel voorschriften, be palingen en verlangens. Dit is kennelijk ook het geval geweest met de film, die Van der Heem N.V. liet vervaardigen met de bedoeling een beeld te geven van de bedrijvigheid in haar fabrieken en daardoor jongelui voor de arbeidsmo gelijkheden daar te interesseren. Onder regie van Miklós Körmendy ontstond een film van ruim een half uur verto- ningsduur. Na de eerste beelden, die het op gang komen van een reusachtig bedrijf pakkend suggereren, zakt de film af tot een langademige opsom ming van produkten, machines, werk methoden enz. uit het enorme bedrijf, waarbij natuurlijk de ontspanning, soci ale zorg en andere voor het personeel aantrekkelijke zaken niet zijn vergeten. Een lange opsomming van overbekende en reeds oneindig herhaalde feiten en beelden, die door een levendige came ra-voering niet gered konden worden. Wim Povel spreekt met beheersing de nodige toelichting, terwijl Rudolf Karsemeyer zich duidelijk laat gelden met een volumineus orkest. Al met al een levende catalogus, die als com municatiemiddel op geduldige gemoe deren wellicht indruk zal maken. PIET VAN DER HAM. De Staatscourant van vrijdag bevat het bericht van de reeds aangekondig de benoeming van dr. W. Drees Jr. tot directeur der rijksbegroting. ï&ii: Dit is het album met tekeningen en brieven van Nede rlandse kinderen, dat aan de Paus bij gelegenheid van diens verjaardag is aangeboden. Het bevat een keur van de felicitatiebrieven, die door meer dan 50.000 kinderen werden geschreven, nadat zij daartoe waren opgewekt door de redactie van de jeugdbladen Okkien „Taptoe". De plaat op de voorzijde van het album is een tekening, ingezonden door een Volendamse meisjesschool. a 99 99. Eerstens „De kip die kraaide" van me vrouw S. Greup-Roldanus. Deze schrijf ster is aardig op weg de taak over te nemen, welke gedurende zo lange jaren aan Marie C. van Zeggelen beschoren is geweest. Mevrouw Greup-Roldanus vindt haar stof in eenzelfde vaderlands verleden als de schrijfster van „Een liefde in Kennemerland" en „Een hof dame uit de achttiende eeuw". Iets min der dan Marie van Zeggelen zoekt zij het echter in de zedenschildering van het patriciaat; haar kracht ligt voorna melijk in het kenschetsen van de le vensomstandigheden der gegoede bur gerij in de eeuw voorafgaande aan de Franse Revolutie. Haar eerste romans, „De humeuren in de straat der weduwen" en „Een vrouw in rook en regen", lieten ons dit acht- tiende-eeuwse burgermansleven zien in de spiegel van een oude vrou wenziel. Ook haar nieuwe boek, „De kip die kraaide", speelt in een wereld waar de vrouw, hoezeer ook een figuur zon der maatschappelijke rechtspositie, in feite de toon aangeeft. De titel van de roman is ontleend aan het oosterse ge zegde, dat een huishouding te gronde gaat als de kip (dat is te zeggen de huisvrouw) koning gaat kraaien. Zij treedt dan in de positie, welke van oudsher aan de heer des huizes toe komt; de patriarchale beschaving ver- Aüvertentie draagt deze terugwenteling naar het matriarchale niet! Aldus geschiedt in deze nieuwe ro man van mevrouw Greup-Roldanus. Carlijn Wiemelink is de kordate huis vrouw van een Zwolse grootburger. Ze is dusdanig kordaat, dat haar brave man na vijftien jaar huwelijksleven de kui ten neemt, met medeneming van het geld van hun pleegkind. Carlijntje moet dan op eigen benen leren staan Ze doet dit zo goed en zo kwaad als dat maar gaat, maar het einde is, dat ze „genade brood" moet gaan eten bij haar familie. Haar karakter verandert door dit alles geen graad. Ze blijft de dwarse, eigen- gereide, zelfstandige vrouw, die ze al tijd geweest is, een huistiranne, die on getwijfeld haar capaciteiten in zinrijke banen had kunnen leiden, indien de maatschappelijke ordening van haar da gen maar niet zo tégen haar was ge weest. Zo heeft mevrouw Greup-Roldanus ons dus een portret van een tijdperk opgehangen, zonder romantische of historische overdrevenheden, maar met veel aansprekelijke psychologie er in. Dit aansprekelijke is dan gelegen in het feit, dat een bepaalde vrouwen karakter zich slechts kan ontplooien indien de wereld, waarin de vrouw leeft, haar dit toestaat. Het boek is in ietwat antiek proza gesteld, geheel in de geest van het tijdperk in kwestie. Liefhebbers van historische romans hebben met „De kip die kraaide" een degelijk werk stuk in handen. De vlag halfstok „De vlag halfstok" van Ab Visser, welk boek een zelfstandig vervolg is 62 „Zoals we overeengekomen zijn," antwoordde ik kortaf. We gingen aan tafel zitten; Straight en ik aan de ene kant, Butterick en Bolitho aan de andere. „En?" vroeg ik. „Ik kom hier met vriendschappelijke bedoelingen, zei Butterick. „Ik wil eens bespreken, of we onze verschillen niet overbruggen kunnen." „Wat zijn je voorstellen?" informeerde ik. „Het is allemaal met de dam begonnen," zei But terick. „Ik ben bang dat ik niet helemaal met de plaatselijke omstandigheden op de hoogte was, toen ik dat ding liet bouwen. Ik ben bereid om die dam te laten vernietigen." „Dat is inderdaad een hele stap voor je," merkte ik op. „Niettemin zou ik nog graag je ranch willen ko pen," hernam Butterick. „Onmogelijk," antwoordde ik vastbesloten. „Het spijt me werkelijk dat we elkaar in de haren gevlogen zijn," verklaarde Butterick. „Ik zou wel eens willen weten, of je mij met opzet de voet dwars gezet hebt." „Voordat ik hier kwam, had ik nog nooit van je gehoord, Mr. Butterick," verzekerde ik hem. „Ik had alleen maar de bedoeling om deze ranch te leiden." „Dat zou best eens waar kunnen zijn," zei hij. „Dan hebben we allebei pech gehad." „Maar hij heeft dat meisje uit New-York hier," merkte de albino plotseling op. „En hij is de zoon van Mike Strawn." „Toch heb ik je de waarheid gezegd," verklaarde ik, maar Bolitho keek me met zijn lichte ogen ho nend aan. „Je hebt een van mijn gasten ontvoerd, vervolg de Buttlerick. „Dat was toch geen toeval!" „Nee," antwoordde ik. „Maar jij had die gast om zo maar eens te zeggen uit New-York ontvoerd." „Daar zullen we het nu verder niet over hebben." zei Buttlerick vreedzaam. „En waar zullen we het dan wel over hebben? vroeg ik een tikje ironisch. „Je bent dus niet bereid om je ranch te verko pen," stelde Butterick vast. „Aan je besluit schijnt niet te tornen te zijn en we moeten het helaas daar bij laten. Maar ik verzoek je wel je voortaan niet meer met mijn zaken te bemoeien!" „En als ik op dat verzoek niet inga, wat gebeurt er dan?" vroeg ik. Butterick sloeg geen acht op mijn vraag, maar vervolgde „Er zijn enkele onplezierige gebeurtenissen ge weest. Iemand heeft geprobeerd op mijn ranch in te breken en enkele van mijn gasten zijn op weg naar huis aangehouden en beroofd." „De truck van de boormaatschappij, die hier op mijn ranch werkt, is ook aangehouden," merkte ik op. „Het schijnt dat je een paar zeer beruchte lieden in je dienst hebt," zei Butterick. Ik glimlachte. „Ik betwijfel of al jouw mannen onschuldige cow boys zijn," antwoordde ik. „Ik ben in de gelegenheid om bepaalde beschul digingen tegen je mannen in te brengen en die ook te bewijzen," hernam Butterick. „Dat wil ik wel aannemen," antwoordde ik, „om koperij wordt in deze gevallen wel meer toegepast." „Het een en ander kan hcol nare gevolgen heb ben," waarschuwde Butterick. „Voor mijn personeel misschien wel," erkende ik. „Maar ik zou er zelf weinig last van hebben, als er iets met een van je gasten gebeurde." „Met welke van mijn gasten?" vroeg ik. „Met Miss Jones," antwoordde Butterick en Boli tho maakte een huiveringwekkend keelgeluid. „Misschien wil je je met betrekking tot miss Jo nes wat nader verklaren?" „Onlangs is er in New-York een moord op een ze kere Bergamo gepleegd," zei Butterick. „Misschien heb je daar iets van gehoord!" „Inderdaad," gaf ik toe. „Ik kan het bewijs leveren dat miss Jones mede plichtig aan deze misdaad was," zei Butterick. „Een bewijs, waarover geen '.wflfel kan bestaan!" „In dat geval is het je burgerplicht om dat bewijs zonder uitstel onder de aandacht van de politie-auto- riteiten te brengen," merkte ik kalm op. De bleke wangen van de albino werden vlammend rood en zijn lichte ogen begonnen te glinsteren als vurige kolen. De naam van Maggie Jones scheen hem in een soort delirium te brengen. Het ontging Butte rick niet dat Bolitho op het punt stond, zichzelf te vergeten en hij legde zijn hand even met een kalme rend gebaar op de arm van de albino. „Ik vrees dat je je door Miss Jones hebt laten in palmen, Mr. Strawn," hernam Butterick minzaam. „Ze lijkt zo an de buitenkant een heel Innemend meisje. Maar daarin zou je je vergissen." „Ze is een smerige avonturierster!" stiet Bolitho uit. „Zij is het vriendinnetje van Bergamo geweest, zei Bolitho. „En ook van Bolitho en nog enkele andere man nen," vulde Butterick aan. „Maar ze schijnt al haar vrienden verraden en bedrogen te hebben." „Is dit een bewering van Bolitho?" vroeg ik. „Van Bolitho en van anderen," beaamde Butterick. Ik moest mijn best doen om mijn stem niet te la ten trillen, toen ik verklaarde; „Dan is Mr. Bolitho een grote leugenaar!" De albino trapte zijn stoel achteruit en zijn hand vloog naar zijn linkeroksel. Zijn gezicht had een dier lijke uitdrukking. „Beheers je!" beet ik hem toe. „Je komt dit huis nooit levend uit!" „Ga zitten!" snauwde Butterick tot zijn metgezel. De albino haalde diep adem en liet zich met tegenzin op zijn stoel neer. „Maar waarom heb je me al die dingen over Miss Jones verteld?" vroeg ik aan Butterick. „Wat heeft dat voor voordeel?" (Wordt vervolga) op de eerder verschenen roman ,JDe buurt", is bedoeld als een kroniek van jeugdherinneringen. Ab Visser vertelt er in hoe hij schrijver werd, onder wel ke familiale en sociale omstandigheden hij „in de kunst" verzeilde. Hij doet dit met stugge humor, zichzelf op een af stand beschouwend, waarbij hij voor zelfspot openstaat, maar ook voor ver tedering. Soms leidt deze houding tot schamperheid; soms ook tot de gesteld heid van een bijna meesterlijke ironie. Dit nieuwe boek van Ab Visser heeft diverse facetten. Men kan het vooral waarderen als verslag van een jeugd in de vooroorlogse crisisjaren. De hoofd figuur, Jo Rutgers, zit op de kweek school, maar zijn ambities gaan niet in de richting van het onderwijzerschap. Hij is een jongen, die zijn weg door het leven zoekt door van andere zaken kennis te nemen dan zijn ouders wen sen. Zo gaat het vaak En ais zodanig is deze adolescentieroman voor jong en oud leerrijk, omdat men er op on derhoudende wijze het eeuwige mis verstand tussen de generaties in mee maakt. Jo Rutgers wil zich ontworste len aan het kleinburgerlijk milieu waar uit hij voortkomstig is. Hij doet dit dapper en eerlijk, maar blijft, ook als hij er uit los denkt te zijn, nog met tal van onzichtbare draden aan zijn verleden verbonden. Ab Visser besluit zijn roman met een scène, waar de galgenhumor van af druipt. De jonge held van het verhaal, poëet in de dop, moet voor zijn vader invallen als bidder bij een begrafenis. Zijn vader is dronken. De zoon zoekt vaders zwarte pak en hoge hoed op. Met deze attributen van een hem niet pas sende waardigheid volgt hij de baar van een onbekende, in gedachten de laatste hand leggend aan zijn eerste letterkundige meesterwerk Met andere woorden: Jo Rutgers wist dat hij kun stenaar was, toen „de vlag halfstok" hing. Uiteraard is een fundamenteel levenspessimisme in de achtergrond van deze titel neergelegd. Men wordt nu eenmaal zelden kunstenaar uit een overdaad aan optimisme. Het nieuwe boek van Ab Visser geeft geen enkele afwijking te zien van het normale le venspatroon van wie tot de kunst is voorbestemd. Men neme het allemaal echter niet te zwaar op! Een Italiaanse reis Tenslotte het zonnige reisverhaal, dat Aya Zikken uit Italië meebracht on der de titel: „Alleen polenta vandaag". Indien u niet weet wat polenta is, moet u in een Italiaans volksrestaurant maar eens gaan kijken. Daar schotelen ze u iets van maïsgrutten voor, niet duur en toch voedzaam. Aya Zikken, met krap pe beurs op reis getogen, is er wèl bij gevaren. Ze begint met te vertellen hoe haar het geluk van deze zomerse reis deel achtig werd Zoals in tal van heden daagse verhalen, komt ook aan deze ge schiedenis een weldoende oom (Dago- bert) te pas, die in laatste instantie de reis mogelijk maakt. En zo trekt Aya Zikken dan door het landschap van Europa's Laars. Ze schrijft pittig, weet originele dingen op te merken en ze kruidt haar belevenissen met een char mante nonchalance, die de lezer een heerlijk gevoel van zorgeloosheid geeft. „Alleen polenta vandaag" is een preten tieloos geval, dat er als zodanig zijn mag. Aya Zikken, die als romancière reeds enige naam maakte met „Het gods geschenk onbegrepen" en „Als wij groot zijn, dan misschien", is in dit nieuwe boek alleen maar in vakantiestemming. NICO VERHOEVEN Acht en twintig tekeningen van Rem brandt, waarvan aangenomen werd, dat zfj verloren waren gegaan, zijn onlangs tussen een hoop oude rommel in een ge welf van een kasteel in Krakau terug gevonden, zo heeft het Poolse nieuws agentschap PAP gisteren in een radio uitzending bericht. Volgens dit bericht bevinden de teke ningen zich nu in de verzameling van de afdeling voor grafische werken van de Ossolinskibibliotheek te Warschau. (UP.) Brazilië. Omstreeks honderd inwo ners van de havensta". Santos zijn ge dood of worden nog vermist als gevolg van grondverschuivingen, die veroor zaakt zijn door de zware regenval van de laatste dagen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1956 | | pagina 9