m POEZIE GEEN TIJDVERDRIJF Noodzakelijke levensuiting van de moderne dichter I C.S.W.V. over hst loonakkoord Moord betekent levenslang Lichte muziek op zwarte schijven Produktschap voor gedistilleerd pleit voor matigheid ERIC DE NOORMAN „Kunstprijs voor de sport 1 mt Experiment dat nieuwe moeilijk heden kan doen ontstaan 1 Verse kering in pool vorm tegen invaliditeit Eigen bestaansrecht LITERAIRE KRONIEK Griekse onderscheidin gen voor Nederlanders door EWOUT SPEELMAN ZATERDAG 24 MAART 1956 PAGINA 11 edere nieuwe generatie van dichters lanceert een nieuwe „taal", waarmee de eeuwenoude themata, wélke de dichter tot zingen dwingen, de gestalte van het nog nooit zó ervarene krijgen. De jongeren, die na de oorlog aan bod kwamen, hébben een heel arsenaal van wat zij tè romantische zegswijzen vonden, overboord gegooid, teneinde in hun poëzie ruimte te scheppen voor beelden, die naar hun gevoelen rechtstreekser uitdrukking geven aan wat de bestaans gronden van de hedendaagse mens zijn. Natuurlijk komt de lezer in deze nieuwe poëzie legio „oude" beelden tegen - achteraf zal zelfs blijken, dat de huidige poëzie helemaal niet revolutionair tegen de ouderwetse ingaat - maar momenteel is er toch wel iets ongehoords aan de hand. 1 .55 In overleg met het Nederlands Olym pisch Comité heeft het Prins Bern- hard Fonds ter gelegenheid van de Olympische Spelen 1956 te Melbourne de commissie Kunstopdrachten Olympi sche Spelen in het leven geroepen. Met steun van het Prins Bernhard Fonds wordt deze commissie in staat gesteld aan een aantal daarvoor in aanmerking komende kunstenaars een gerichte op dracht te verstrekken met het doel deze kunstwerken zo mogelijk in het najaar 1956 naar Melbourne af te vaardigen, waar evenals bij vorige Spel eneen grote kunstmanifestatie gehouden wordt. De commissie kon met medewerking van de directie van het Stedelijk Mu seum te Amsterdam in november 1955 een tentoonstelling organiseren van kunstwerken gebaseerd op sportmotie- ven, waarvoor iedere kunstenaar vrij was in te zenden. Voor het beste inge zonden werk had Prins Bernhard een prijs ter beschikking gesteld. Bekroond werd de houtsnede van de Amsterdamse kunstenaar F. Lensvelt. Het succes van deze expositie was dusdanig, dat door dezelfde medewer king een tweede tentoonstelling met vrije inzending in de maand juni 1956 zal kunnen worden georganiseerd. Op voorstel van de commissie heeft het fonds daarvoor een prijs van 2000 ter beschikking gesteld, bedoeld voor de maker van de naar het oordeel der jury beste aanwezige kunstuiting beeldhouw werk, schilderij of grafisch werk). De bedoeling van de prijs is om, ook in meer algemene zin, de aandacht van de kunstenaars te vestigen op de sport als maatschappelijk verschijnsel en te trach ten de weerslag daarvan in de kunst èn ruimer èn beter van gehalte te doen worden. De tentoonstelling zal worden geor ganiseerd onder de volgende voorwaar den: 1. deelneming staat open voor alle Ne derlandse kunstenaars. 2. Elke kunstenaar is gerechtigd ma Ximaal 3 werken in te zenden. 3. Die kunstwerken dienen op sport in de ruimste zin genomen betrek king te hebben en moeten zijn ontstaan na augustus 1952. 4. Ingezonden kunnen worden werken op het gebied van schilderkunst, beeld houwkunst en van alle grafische tech nieken. 5. De nizending der kunstwerken dient te geschieden tussen 1 en 10 juni 1956 bij het Stedelijk Museum te Amster dam, Paulus Potterstraat 13. 6. De jury wordt gevormd door de commissie Kunstopdrachten Olympische Spelen, t.w.: prof. J. Wiegers, kunst schilder, voorzitter, J. Bruyn, kunst schilder, H. Krop, beeldhouwer, jhr. W. J. H. B. Sandberg, museumdirecteur, dsr. W. van Zijll, directeur Nederlandse!) Olympisch Comité, drs. H. J. Jonker, se cretaris. (Prins Bernhard Fond, Heren gracht 466, Amsterdam). 7. Het is de bedoeling de „kunstprijs voor de sport" 2000) uit te reiken op 23 juni 1956, aan de vooravond dus van de olympische dag 1956. Op 3 april zullen 19 Nederlandse en twee in Nederland werkende buiten landse maatschappijen op gelijke voor waarden en tegen gelijke premie een aanvang maken met het sluiten van verzekeringen tegen invaliditeit, en zulks in poolvorm. Met name hebben de 21 samenwer kende maatschappijen in zoverre haar souvereiniteit prijsgegeven, dat zij hun politiek van acceptatie en schaderege ling in gezamenlijk overleg bepalen. Teneinde de administratie te vereen voudigen is deze in handen gesteld van een te dien einde opgerichte N.V. In validiteitsverzekeringscentrale. Als invalide zal worden beschouwd hij, die meer dan een jaar lang tenge volge van ziekte of ongeval niet in staat is zijn beroepsbezigheden voor meer dan tweederden te verrichten. De nieuwe verzekeringsvorm kan ge- Zien worden als een soort bedrijfsver- zekering op de werkkracht van de mens. Zij garandeert rentes tot f 20.000 per jaar en zal, naar de ondernemende maatschappijen aannemen, in de eerste plaats aantrekkelijk zijn voor de vrije beroepen, de grote en kleine onderne mers en hun hoger personeel. 59. Tegelijk met Moru is ook Eric naar voren gesprongen. Hij geeft de Pictenhoofdman een onverhoedse stoot, zodat deze omver tuimelt. Meteen grist de Noorman Moru's zwaard uit de schede, springt hem op de rug en houdt hem het wapen op de nek. „Blijft waar jullie zijn", roept hij Moru's mannen toe. „Geen stap verder, of hij gaat er aan!" De mannen blijven inderdaad op hun plaats, te meer daar Moru, die het kille staal in zijn nek voelt, hun eveneens toebrult, te blijven staan. Dan geeft Eric zijn eigen mannen een duidelijke wenk en dezen nemen hun kans waar, om snel er tussen uit te trekken naar de boten. Inmiddels zijn Svein en Axe met hun achtervolgers dichterbij gekomen. Haastig springen ze van hun paarden, Eric roept hen aan en terwijl Axe reeds een pijl op de pees heeft, grijpt He Noorman Moru beet en zij verdwijnen allen langs het rotspad naar beneden. Moru schreeuwt zijn krijgers nog toe, niets te beginnen, maar dezen hebben het intussen al druk gekregen met de mannen van Tugwal, die op hen aan vallen. De schepen van Eric zijn uit hun schuilplaats te voorschijn gekomen en reeds zijn Halfra en zijn troepje aan boord. Een roeibootje ligt nu te wachten, om Eric en de anderen op te nemen. Terwijl ze naar het schip roeien, slaakt de Noorman de verzuchting: „Wat moet ik nu met Moru begin nen? Twee vorsten is wel wat veel om op te passen!" „O", zegt Svein met een brede grijns, „ik weet er wel wat op!" Hij buigt zich naar Eric over en fluistert hem iets in. Tot Moru's grote ongerustheid begint de Noorman eensklaps onheilspellend te grinniken. Het scherpst voelt men dit bij de zogenaamde experimentelen. Hun ar tistieke beweging heeft in korte tijd echter zozeer om zich heen gegrepen, dat vrijwel heel de moderne dichtkunst in een proefondervindelijk teken is komen te staan. De grenslijnen tussen experimentele en gewoon-moderne poëzie zyn in principe weggevallen. Het werk van Lucebert, Vin kenoog, Remco Campert, Ellen Warmond, Christine M e y 1 i n g e.a. ademt eenzelfde geest en wordt gekenmerkt door een aanver wante formuleertrant, die het soms moeilijk maakt de individuele verschil len tussen al deze poëten waar te ne men. Die verschillen zijn er natuurlijk wel, zoals er ook de nodige kwaliteits verschillen zijn, maar we zullen daar vandaag geen aandacht aan besteden. Het gaat ens vandaag eerder om het tegendeel: te laten zien hoe de poëzie van genoemde vijf figuren (men kan gemakkelijk een ander, gelijkwaardig vijftal vinden) in haar geheel een on miskenbaar eigentijds karakter en daarmee eigen bestaansrecht heeft. Er is een vrij sterke bewogenheid van gemoed aanwijsbaar, zulks op grond van èen nadrukkelijk betrokken zijn van het dichterlijke „ik" bij de wereld. Deze nieuwe poëzie mag zo egocentrisch zijn als zij wil, zij heeft de allure van de doorbraak naar zelf overwinning en daarmee naar nieuwe leefbaarheid. We moeten deze karakteristiek vaag houden, omdat uit bedoelde pöëzie zo helemaal geen „program" is op te ma ken. Alles blijft bij een vroom pogen, en het is daarbij of deze dichters van ons eisen: waardeer juist dit pogen als schoon. Een méér-dan-pogen zóu on middellijk vals gaan klinken, retorisch, zelfingenomen, betweterig, „ouderwets" nis van woorden en vuilnis van leven) er is geen tijd voor gevoelens rook in de ogen geld voor de liefde of waarheid in het samenzijn. Bij Remco Campert in „Het huis waarin ik woonde" 3), ook al 'n lang gedicht, geschreven in regerings opdracht, kan men iets van een poëtisch manifest lezen: POËZIE IS EEN DAAD.... Poëzie is een daad van bevestiging. Ik bevestig dat ik leef, dat ik niet alleen leef. Poëzie is een toekomst, denken aan volgende week, aan een ander land, aan jou als je oud bent. Poëzie is mijn adem, beweegt mijn voeten, aarzelend soms, over de aarde die daarom vraagt. Voltaire had pokken, maar genas zichzelf door o.a. tè drinken 120 liter limonade: dat is poëzie. Of neem de branding. Stukgeslagen op de rotsen is zij niet werkelijk verslagen, maar herneemt zich en is daarin poëzie. Elk woord dat wordt geschreven is een aanslag op de ouderdom. Tenslotte wint de dood, jazeker, maar de dood is slechts de stilte in de zaal nadat net laatste woord geklonken heeft. De dood is een ontroering. Dit waren dan drie „officiële" ex- D„ Willen Je niepw. Mum JSSST JSSn2.'9m*'w£ Wij achten het_vnn groot belang, al dus mr. A. J. R. Mauritz, secretaris van het Centraal Sociaal Werkgevers verbond, in een radiorede, dat er door het bereiken van overeenstemming een nieuwe basis voor het loonpolitieke be leid gelegd werd, ook al waarborgt deze overeenstemming op zichzelf nog niet, dat alle problemen op dit gebied in de verschillende bedrijfstakken 'n de komende maanden nn ook gemakkelijk zullen worden opgelost. Zelfs is het zo, dat moeilijkheden bij het in toepassing brengen van de centraal genomen beslui ten ditmaal groter zullen zijn dun de laatste jaren het geval is geweest. Enerzijds is er in de loonvorming meer vrijheid gekomen. Voorkomen moet worden, dat deze vrijere loonvor ming bij een krappe arbeidsmarkt tot zodanige loonsverhogingen gaat leiden, dat allerlei prijsverhogingen hiervan het gevolg zijn en inflatieverschijnselen zich gaan voordoen. Anderzijds zullen ook de moeilijkheden juist nu groter zijn, omdat het door de regering na gestreefde en door het bedrijfsleven eveneens voorgestane prijsstabilisa- tiebeleid op zichzelf reeds een krach tige rem betekent voor de mogelijk heid tot loonsverhoging over te gaan. Niettemin mag vertrouwd worden dat in de komende maanden een beperkte verhoging van de lonen in tal van ge tallen mogelijk zal blijken. De goede Sociale betrekkingen in het Nederland se bedrijfsleven leveren daarnaast een zekere waarborg er voor op dat moei lijke situaties met bezonnenheid zullen Worden tegemoet getreden. Na een beschrijving van de ontwik keling van lonen en prijzen sinds 1954 en een schets van de wijze waarop men tot het jongste loonakkoord gekomen is, zei de heer Mauritz nog, dat de nu mogelijk gemaakte verbeteringen tot op zekere hoogte een experiment vor men. De remmingen zijn, nu de centraal geleide loonpolitiek verlaten wordt, voor een deel verlegd van het loón- beleid naar het prijsstabilisatiebeleid. Ook dienen er natuurlijk steeds te zijn En juist aan een grote mate van ge lijkheid en gelijkgerichtheid is men in de loonpolitiek gewend geraakt. Intussen wordt het overleg in de Stichting van de Arbeid en tussen de Stichting en de regering over de toe passing van de meer gedifferentieerde loonpolitiek voortgezet. Wie verder ziet dan onze landsgrenzen, begrijpt, dat op deze wijze in Nederland wordt gear beid aan de oplossing van een pro bleem waarmee in vele Westerse lan den geworsteld wordt. Het is het pro- bleém van loonbeleid en welvaart, an- ders gezegd, de vraag hoe een loon politiek moet worden gevoerd, die m overeenstemming blijft met de econo mische mogelijkheden en die tege lijk sociale snanningen voorkomt. beslist niet ziin. Wat. zij dan wèl wil len zijn? We zullen het met enige ci taten proberen aan te duiden. Enige citaten NEEM MIJN LIED ALS UW HART Lucebert publiceert in „Alfabel" 1) een gedicht „Hart, hoofd en hand", dat als volgt eindigt: Neem aie 'het leven wil die het leven niet neemt neem mijn lied als uw hart neem mijn hoofd als uw hand uw hand zij het opstandige zaad uw hart het gezicht van het land. Simon Vinkenoog schrijft in zijn lan ge gedicht „Lessen uit de nieuwe schooi van taboes" 2): Ik spreek in de taal der mensen en als ik zeg: ik heb de liefde duur betaald kies ik mijn woorden uit het overschot van woorden verzadigd van gevoelens verzadigd van betekenis en verzadigd van zichzelf Ik leen mijn woorden van een ander en hoe groot de schat die schijnbaar op ons ligt te wachten (tussen vuil- SIMON VINKENOOG mond en Christine Meyling, wier poë zie au fond gewone smachtende harts- poëzie is, zich daadwerkelijk doen gel den. Eerst „Recept" uit de bundel „Naar men zegt" 4) van Ellen Warmond: Leg op de woorden gevaarlijk en zinloos bij avond verzachtende lippen leg over gedachten die sneuvelden in het gevecht met de daad koele lakens verleden tijd boetseer een nieuw denkbeeld dat dwazer en sterker is.... Naar verweer tegen de eigen weer loosheid streeft ook Christine Meyling in „Nee" uit de bundel „Een hand voor ogen" 5), merkwaardig intro spectief: Ik moet op eigen krachten de kloof overbruggen die mijn isolement scheidt van alle bewegingen die ik zou willen maken- lopen in de wind (mijn neus waait, af) lachen in de zon (mijn mond slaat door) leven in de nacht (mijn angst speelt vals) ik moet op eigen krachten een mens slaan uit de munt van een mislukte jeugd het kruis van een karakter but I don't like practical jokes. Onderzoekt men deze citaten op hun positieve en negatieve „levenswaarde", dan valt er niét véél anders te zeggen dan dat hier eenparig wordt gestreefd naar thuisbrenging van de als onont koombaar ervaren menselijke eenzaam heid in een eenzaamheid van hoger orde, die dan a.h.w. gemeenzaamheid wordt; ge meenzaamheid met alles wat leeft en daaraan uiting geeft. Poëzie is voor deze dichters en dichteressen geen tijd verdrijf maar levensuiting bij uitne mendheid, om met Remco Campert te spreken: „éen daad van bevestiging". Zij stellen deze daad met uiterste voor zichtigheid, ze zijn bang voor grote woorden, bang voor foefjes en dichter lijke effected; ze weten zich als stem in de wereld onmachtig; ze zijn beur telings in de aanval en in de vèrdedi- ging, voortdurend op zelfmisleiding be dacht, maar bij dit alles weten ze zich toch te „geven", zélfs daar waar zij LUCEBERT er vanuit hun isolementsbewustzijn de onmogelijkheid van inzien. In zekere zin kan men zeggen, dat zij het onmo gelijke willen. Maar daarin ligt dan ook hun mogelijkheid NICO VERHOEVEN 1) Lucebert: „Alfabel". Uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, z.j. 2) Simon Vinkenoog: „Lessen uit de nieuwe school van taboes en andere gedichten". Uitg. De Bezige Bij, Am sterdam, 1955. 3) Remco Campert: „Het huis waarin ik woonde". Uitg. De Bezige Bij, Am sterdam, 1955. 4) Ellen Warmond: „Naar men zegt". Uitg. Bert Bakker/Daamen N.V., Den Haag 1955. 5) Christine Meyling: „Een hand voor ogèn". Uitg. Bert Bakker/Daamen N.V. Den Haag, 1955. De ambassadeur van Griekenland bij het Nederlandse hof en mevrouw Anis- sa hebben gisteravond een ontvangst gehouden in hun residentie aan de Ale- xanderstraat te 's-Gravenhage die door zeer velen werd bijgewoond. Tijdens de ontvangst deed de Griekse ambassadeur mededeling dat het de Koning van Grie kenland heeft behaagd een aantal Ne derlanders onderscheidingen te verlenen De ambassadeur herinnerde daarbij aan de aardbevingen, waardoor een aantal Griekse eilanden werden getroffen en aan de hulpverlening, die door vele Ne derlanders particulier en in georgani seerd verband werd verleend. Ir. F. C. C. baron van Tuyll van Se- rooskerken van Zuylen, kamerheer van de Koningin, president van het Ned. Roode Kruis, is benoemd tot grootkruis in de orde van Phoenix. De oud-com missaris van de Koningin in zuid-Hol land, htans regeringsadviseur van Liba non, mr. L. A. Kesper, is benoemd tot commandeur in deze orde. De burge meester van Utrecht, jhr. mr. C. J. A. de Ranitz, is benoemd tot officier in de orde van George I. Voorts zijn prof. dr. G. H. Blanken, hoogleraar aan de universiteit te Am sterdam, mr. A. Goekoop te Den Haag, dr. D. van Lennep, classicus te Aerden- hout en mr. Adama Zylstra, ged. lid van de raad van beheer van de N.V. mij Zeebad Scheveningen, benoemd tot of ficier in de orde van Phoenix. Engeland Koningin Elizabeth heeft gisteren de eerste steen gelegd voor een ultra-moderne kathedraal te Co ventry, die in de plaats komt van de middeleeuwse kerk, die door een ver- nletigingsaanval van Duitse bommen werpers was vernield. Ja, maar tóch zou hij Mozes eens laten springen aanstonds, kijken hoe hoog hu kwam. Tinus kwam niet in aanmerking, die was met meer dan één vijf en vijftig, Mozes zou het misschien kunnen halen De twee arme zondaars Mozes en Tinus zaten, ieder op een krukje, beiden vergezeld van een flinke kater, met moordlustige blikken naar de welgevulde pot koffie te kijken, die vóór inspecteur Galama op zijn bureau stond, geflankeerd door twee bordjes met elk twee zure haringen en vers echt wittebrood. „Voor jullie", zei Galama hartelijk, „als je ten minste braaf bent en niet gaat spartelen. Wat doen we knapen, bekennen we ja of bekennen we nee? Dat eerste verhoor van rechercheur Jansen neem ik niet serieus jongelui. Toen was het nog zo vroeg, jullie waren nog katterig en Jansen nijdig omdat hp voor jullie school moest blijven. Een afdelingsrechercheur natuurlijk steeds te zjln heeft eigenlijk geen nachtdienst zie je. Maak het oom .remmmgen, die het verantwoorde- inspecteUr niet moeilijk, blijf sportief, en neem dat ljjkheidsbesef aan de werkgevers en Werknemers zal opleggen. Maar het valt niet te ontkennen, dat wij hier te maken hebben met een experiment, dat nieuwe moeilijk heden kan doen ontstaan. Want de remmingen van de prijsstabilisatie werken ongelijk. De loonfactor speelt niet overal dezelfde rol in de kosten structuur van ons bedrijfsleven. Een meer gedifferentieerd loonbeleid heeft op die grond reeds sen ongelijke uit werking in verschillende bedrijven. jaar voor die tik erbij. Een jaarnou, dat wordt het niet eens, laten we zeggen, met jullie staat van dienst een maand of acht. Plus een jaar of drie voor de kraak, scheelt je een slok op een borrel. Zalje maar bedienen Mozes?" Met smartelijk ver trokken gezicht schudde Koffiemozes het hoofd. „Graag een kop koffie inspecteur, en je haring bijt me de keel af, 't was rommel die jenever, mijn kop barst, en w t ik te bekennen heb, zi\ ik bekennen. Je hebt me nooit gebrek aan sportiviteit kunnen ver wijten en Tinus ook niet. Maar 't'is een kwestie van principe. Ik dacht dat je me kón. inspecteur. Ik had geen hand in die operatie lood. Een kraak bést, twee kra ken nog beter, maar geen geweld. Ik heb genoeg rottigheid gezien, ik doe er niet aan mee. Ik ben een zachtzinnig mens mijnheer. De grote heren delen al klappen genoeg uit, de mindere man kan zijn handen beter thuishouwen. Verbeter de wereld, begin bij je zelf is mijn standpunt. En ik geloof dat Tinus er ook zo over denkt. We blijven bij onze verklaringen!" Tinus bewoog vermanend zijn rechterhand met de eigenaardig gevormde kromme wijsvinger, waaraan hij zijn bijnaam te danken had, heen en weer. „Net zoals Mozes zegt mijnheer, die kraak nemen we, die klap niet. Wat héb ik tegen die agent? We hebben hem niet eens gezien Galama trok peinzend aan zijn sigaret, de mannen tegenover hem keken hem onbevangen aan. 't Was toch te gek, het stuk lood was bij hen gevonden, vin gerafdrukken zaten er op, wat wilde hij dan toch? Hij begon alle valletjes open te zetten, die een han dig inspecteur voor onwillige verdachten in voprraad heeft, maar Mozes noch Tinus liep er in. Hij ver hoorde ze afzonderlijk, trachtte gedaan te krijgen dat ze elkaar tegenspraken, het lukte niet. Hij gaf Mozes een stuk hout, ongeveer even groot als het gevonden stuk lood, en zette hem met zijn gezicht tegen de muur. „Cpring es zo hoog je kunt Mozes, dan is het afgelopen en krijg je je koffie." Mozes keeb hem met een ongelukkig gezicht aan. „Ik kan niet springen meneer, ik heb een breuk Mijn huisdokter ken het bevestigen, ik sukkel er al een paar jaar mee, maar de laatste tijd is het bar. Vandaar ook da' ongelukkige krakie in dat pakhuis, ik moet op de begane grond blijven, voor groot werk ben ik niet meer geschikt. Moos treft het slecht mijnheer, duurt nog zeven jaar vóór ik aan Drees toe ben." „Lieg je nou niet Mozes, want wat je daar zegt is van méér belang dan jij denkt". „Ik lieg niet inspecteur, bel mijn dokter op, hij zal het je bevestigen." „Dat zal ik zeker doen, maar voorlopig neem ik aan dat het klopt wat je zegt. Vergeet niet het je advocaat te vertellen, hij zal er blij mee zijn. Ik kan niet ander doen dan jullie verklaring van ontkennen in het verbaal op te nemen. En wat de rest betreft hebben wij geen moeilijkheden? 't Was jullie om een stevige borrel tegen de kou te doen?" Mozes knikte met een vroom gezicht. Even kreeg Galama de indruk dat Mozes nu wel wat al te vlot bekende, maar in het pakhuis je was niets anders opgeslagen dan drank, hij moest niet overal spoken gaan zien, 't was zo goed, hij was méér dan te vreden. „Dan krijgen jullie koffie en ik begin te schrijven." „Mét een haring?" vroeg Tinus gretig. „Mét een haring, pas gehaald op de hoek van de Haarlemmerdijk." „Die zijn tenminste beter dan die krengen uit de kantine van het Huis van Bewaring, vers en mod dervet," prees Mozes. „Ganeme inspecteur?" „Me gane Mozes Toen I. P. Galama -en half uur later bezig was de voorlopige verklaringen van de beide heren in een nét proces-verbaal bijeen te knutselen werd de heer Johannes de Liefde aangediend, de man wiens assistentie was verzocht, bij het afleggen van Dit- sel's stoffelijk overschot. Mijnheer De Liefde scheen een van. die mensen die slechts in leven blijven in de hoop op een spoe dig- dood, en wiens droeve gedachten zich immer bewegen rond ziekte en verscheiden. Hij zou wel hebben ontbeten met een sneedje zoetmelkse in de ene en een stompje potlood in de andere hand, het stompje, dat welhaast uit zich zelf vervolgde: „overleed in den ouderdom van 91 jaren en zes weken" nadat Johannes het woord „Heden" had geboekstaafd. Hoewel Johannes bij het berekenen van het honorarium voor zijn liefdediensten bepaald een wiskundige aanleg toonde, waren er in de goede stad Amsterdam ook dagen waarop de vitaliteit van de inwoners de man met de zeis met een neuslengte klopte, bovendien werd de concurrentie van andere heren met gerouwrande hoeden en para plu's met de dag groter. Daarom had Johannes zich een schone bijverdienste gezocht in de ver koop van feestneuzen en bruiloftsartikelen en In de vêrhuur van toneel- en maskerade-costuums waar in overigens zwaar de mot zat. (Wordt vervolgd) Benny Goodman is nn eenmaal niet de eerste de beste. Vandaar dan ook, dat de kolossale langspeelplaat B07116L (33 centimeter, 33 toeren), welke PHILIPS tegelijk met duizenden reclame biljetten de wereld heeft ingezonden, maar liefst twee ineengevloch ten titels heeft. Benny Goodman (makes hi)story. Daarmee is dan tevens aangeduid, dat verscheidene nummers op deze plaat afkomstig zijn uit de Universal film, welke aan de meester-clarinettist is gewijd. De andere opnamen dateren uit 1938, toen Benny Goodman met zijn eigen swingband zijn publiek debuut maakte op het Carnegie Hall Jazzconcert. Toen was Benny dan eindelijk wat hij wezen wilde: eigen baas. Hij kon nu zijn muzikale kwaliteiten gaan botvieren in zijn eigen prestaties en in de inspirering van en het samenspel met de knapen van zijn orkest, van zijn kwartet en trio; mannen-broeders, die ook toen al een beste partij wisten te spelen: Teddy Wilson, Gene Krupa, Lionel Hampton, Harry James, Ziggy Elman, Jess Stacy, Alan Reuss, Harry Goodman, Babe Russin, enz. Ze zijn stuk voor stuk en collec tief op de nieuwe Goodman-plaat te beluisteren. De jazz-liefhebbers weten dus waar ze aan toe zijn: aan jazz van de bovenste plank. En de anderen? Ze zullen binnen het idioom van de jazz de geraffineerde techniek, de vaak verduiveld-knappe improvisaties en de muzikaliteit van Benny en zijn ensembles moeten erkennen, ook al zullen ze dan bij verscheidene nummers wel de behoefte hebben om zich op de doos met watten te storten en een paar stevige proppen in de oren te doen. Ook de moderne jazz immers houdt ergens die dynamische drift van het oerritme en die kan zelfs fluisterende melodietjes op ragfijne toonladdertjes plots doen exploderen in een oorverdovende climax van dreunend en sidderend lawaai. BENNY GOODMAN Hij stamt dan weliswaar uit een muzikantengeslacht, die Ben ny, maar was tenslotte nog maar een broekje, amper zestien jaar, toen hij zich reeds als jazz- clarinettist een techniek en vaardig heid had eigen gemaakt, waarmee hij het op zijn gemak kon opnemen tegen de blanke jazzpioniers uit die dagen, die een paar koppen boven de broekeman uitstaken. Hij moest nog 18 worden, toen hij al officieel meespeelde in de Chicago-band van Ben Pollack. Nog weer later trad hij op in Red Nichols' „Five Pennies" in New York, totdat hij in 1934 zijn eigen swingband ging formeren en daarmee zo'n succes had, dat hij door zijn bewonderaars (sters) tot de „King of Swing" werd uitgeroe pen. Ontkwam Benny Goodman al evenmin aan de kwalijke consequen ties van dat soort „heldenverering", welke om sensatie vraagt, hij zette zich intussen toch hardnekkig schrap tegen geforceerde concessies aan de massasmaak van een massapubliek. Hij was daartoe te zeer een musicus van goeden huize. In verscheidene or kesten van naam speelde hij de dat doet ze dan ook, gesteund als ze clarinetpartij in klassieke werken daarbij wordt door de sectie van de en zijn spel werd alom hogelijk ge- trompetten. Overigens blijft het voor waardeerd. Hij speelde o.a. met Be- de liefhebbers een belevenis, de emo- la Bartok. ties te proeven, die Ella Fitzgerald In de jazzmuziek is hij de man, die met haar zang weet op te roepen, de klassieke jazz een warm hart toedraagt en in de moderne versies dansmuziek van jazzkarakter de swing-effecten van het betere "1 V e jongeman met de gouden soort prefereert; zoals hij die voor- 1 hoorn" zo heette Harry Ja- al weet op te roepen in hét zogenaam- mes, toen hij in de band van de chorus-spel, waarbij voor de Ben Pollack zijn trompet-carrière vuist weg wordt geïmproviseerd en begon en later een eerste plaats gevarieerd op een afgesproken the- kreeg in het orkest van Benny Good- ma. man. Wat toen nog aan zijn popu- Wel, in alle verscheidenheid van lariteit ontbrak vulde de Paramount- stemmingen en sferen wordt Benny film aan, die Harry in 1943 op het Goodmans klassieke en moderne witte doek bracht. Harry James op (dans)jazz op deze LP-plaat uit de zijn beurt introduceerde tal van vo- gulle instrumenten opgediend. Ben- calisten, die de „gouden hoorn" ter ny speelt weliswaar de eerste clari- begeleiding kregen en wier namen net, om niet van de viool te tenslotte m levensgrote neonletters spreken en het zij nogmaals ge- verschenen tegen de gevels van de zegd, dat het bijzonder knap werk Amerikaanse theaters en music-halls, is maar de anderen komen ook Dat waren b.v. Frank Sinatra, Dick ruimschoots aan de beurt. De weer- Haymes, Kitty Kallen, Connie Hai- gave laat de fijnste details glaszuiver nes en Helen Forest. Zijn show en horen. business Harry James niet vreemd. De op de plaat vastgelegde num- hij weet intussen uit zijn trompet mers zijn: Don't be that way, Stoin- bijzonder mooie klanken te halen en pin' at the Savoy, China boy, One legt in de intonatie vaak een gevoel- o'clock jump, Down south camp volle sfeer. Hij is daarbij een swing- meetin", Avalon, Shine, Moonglow' trompettist van klasse. Van „Harry en Sing sing sing. James and his Music-makers" met Aan de voorkant op de hoes een zang van Helen Forest maakte Ca- geslaagde karikatuur van Benny, pitol voortreffelijke heropnamen aan de achterzijde nog uitvoerig welke zijn gepubliceerd op de 45 toe commentaar over de plaat. renplaat EAP 4-654. De weergave is prima. De nummers zijn: Jalou sie (een interessante James-versie van die tango), Sleepy lagoon, Two o'clock jump en It's been along, long time. Iedere Engelsman droomt van een avondje in Parijs, vertelt het commentaar op de hoes van de 45 toeren Deccaplaat DFE 6173, maar niet iedere Engelsman kan zich de luxe permitteren, zijn dromen wer kelijkheid te maken. Gelukkig is er dan het orkest van Frank Chacks- field om die droom van iedere Engels man tenminste enige muzikale reali teit te geven. Het orkest speelt de nummers „Pigalle", La vie en rose, (ja c'est Paris en Parlezmoi d'amour, de vier „klassiekelingen" van de Franse lichte muziek. Het is weliswaar geen Franse muziek, die van Chacksfield daar is zij te orchestraal voor, geloven wij maar niettemin worden de melodie- en charmant en met een intieme zwier vertolkt. Weshalve het plaatje bekoorlijk genoeg is om het in de discotheek te hebben. ELLA FITZGERALD Wij horen Ella Fitzgerald liever in haar blues. In het num mer „Lover come back to me" missen we de fijne sfeer, welke ze, zwevend door de oktaven, uit de aloude negersongs opdiept. De compositie van „Lover come back to me" is naar ons gevoel te oneven wichtig en te onrustig om de talen ten van Ella Fitzgerald helemaal tot hun recht te doen komen. „Old devil moon", het nummer op de andere zijde van de Decca 78 toerenplaat M 33901, zit steviger in elkaar. Ella kan er meer inhoud aan geven en The Rock and Roll walz" met boogie- en rag-accentjes en met een pikante uitloper van de saxofoon aan het slot en de top-hit „Dungaree- Doll", een pittige foxtrot, waarbij clarinet, bas en guitaar een flink toontje meespreken, zijn de twee nummers, die de Bee-Bee-Bee-sisters voor hun rekening nemen op de Philips 78 toerenplaat P 17520. Een genoeglijk plaatje met twee liedjes, die prettig in het gehoor liggen. Bo vendien kunnen de beentjes erinj van de Vl0€r" FRÉDÉRIC In de grote zaal van het gebouw van de Sociaal Economische Raad is gister middag de eerste openbare bestuurs vergadering van het produktschap voor gedistileerde dranken gehouden. De %'oorzitter mr. dr. P. J. Witteman heeft bij die gelegenheid een redevoering ge houden, waarbij hij een overzicht gaf van de historische ontwikkeling van het produktschap. Hij heeft daarbij o.q. het vraagstuk van de matigheid aange roerd. „Hoe paradoxaal het ook moge klin ken, onder de taken welke ik voor het produktschap weggelegd zie, zie ik ook het ondersteunen van acties welke de matigheid bevorderen, vooral ook voor zover het het voorkomen van het ge bruik van té veel drank door deelne mers aan het verkeer betreft. De gedis tilleerd-industrie en -handel is evenals ieder weldenkend mens tegen misbruik van alcoholhoudende dranken. Dat voor bestuurders van motorrijtuigen elk gebruik als misbruik is te beschouwen, zoals in een recent Koninklijk besluit, betrekking hebbend op de uitvoering van de drankwet te lezen valt, is een stelling die ik niet gaarne voor mijn rekening zou willen nemen en waarvan ik hoop en verwacht dat de rechter in voor komende gevallen geen aanhanger zal bliiken te zijn. Er zal altijd een causaal verband aan wezig moeten zijn tussen het gebruik van alcoholhoudende dranken en de (on)bekwaamheid een motorrijtuig te besturen. Een zodanig verband a priori aan te nemen is onjuist." Engeland Werkgevers en werkne mers in Britse drukkerijen zijn over eengekomen dat het werk, dat reeds twee maanden stil ligt, als gevolg van een loonconflict, dinsdag zal worden hervat.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1956 | | pagina 11