m
POEZIE GEEN TIJDVERDRIJF
Noodzakelijke levensuiting
van de moderne dichter
I
C.S.W.V. over hst loonakkoord
Moord betekent
levenslang
Lichte muziek op
zwarte schijven
Produktschap voor gedistilleerd
pleit voor matigheid
ERIC DE NOORMAN
„Kunstprijs voor
de sport
1
mt
Experiment dat nieuwe moeilijk
heden kan doen ontstaan
1
Verse kering in pool vorm
tegen invaliditeit
Eigen bestaansrecht
LITERAIRE KRONIEK
Griekse onderscheidin
gen voor Nederlanders
door EWOUT SPEELMAN
ZATERDAG 24 MAART 1956
PAGINA 11
edere nieuwe generatie van dichters lanceert een nieuwe „taal",
waarmee de eeuwenoude themata, wélke de dichter tot zingen
dwingen, de gestalte van het nog nooit zó ervarene krijgen. De
jongeren, die na de oorlog aan bod kwamen, hébben een heel arsenaal
van wat zij tè romantische zegswijzen vonden, overboord gegooid,
teneinde in hun poëzie ruimte te scheppen voor beelden, die naar
hun gevoelen rechtstreekser uitdrukking geven aan wat de bestaans
gronden van de hedendaagse mens zijn. Natuurlijk komt de lezer in
deze nieuwe poëzie legio „oude" beelden tegen - achteraf zal zelfs
blijken, dat de huidige poëzie helemaal niet revolutionair tegen de
ouderwetse ingaat - maar momenteel is er toch wel iets ongehoords
aan de hand.
1 .55
In overleg met het Nederlands Olym
pisch Comité heeft het Prins Bern-
hard Fonds ter gelegenheid van de
Olympische Spelen 1956 te Melbourne
de commissie Kunstopdrachten Olympi
sche Spelen in het leven geroepen. Met
steun van het Prins Bernhard Fonds
wordt deze commissie in staat gesteld
aan een aantal daarvoor in aanmerking
komende kunstenaars een gerichte op
dracht te verstrekken met het doel deze
kunstwerken zo mogelijk in het najaar
1956 naar Melbourne af te vaardigen,
waar evenals bij vorige Spel eneen grote
kunstmanifestatie gehouden wordt.
De commissie kon met medewerking
van de directie van het Stedelijk Mu
seum te Amsterdam in november 1955
een tentoonstelling organiseren van
kunstwerken gebaseerd op sportmotie-
ven, waarvoor iedere kunstenaar vrij
was in te zenden. Voor het beste inge
zonden werk had Prins Bernhard een
prijs ter beschikking gesteld. Bekroond
werd de houtsnede van de Amsterdamse
kunstenaar F. Lensvelt.
Het succes van deze expositie was
dusdanig, dat door dezelfde medewer
king een tweede tentoonstelling met
vrije inzending in de maand juni 1956
zal kunnen worden georganiseerd. Op
voorstel van de commissie heeft het
fonds daarvoor een prijs van 2000 ter
beschikking gesteld, bedoeld voor de
maker van de naar het oordeel der jury
beste aanwezige kunstuiting beeldhouw
werk, schilderij of grafisch werk). De
bedoeling van de prijs is om, ook in
meer algemene zin, de aandacht van de
kunstenaars te vestigen op de sport als
maatschappelijk verschijnsel en te trach
ten de weerslag daarvan in de kunst èn
ruimer èn beter van gehalte te doen
worden.
De tentoonstelling zal worden geor
ganiseerd onder de volgende voorwaar
den:
1. deelneming staat open voor alle Ne
derlandse kunstenaars.
2. Elke kunstenaar is gerechtigd ma
Ximaal 3 werken in te zenden.
3. Die kunstwerken dienen op sport
in de ruimste zin genomen betrek
king te hebben en moeten zijn ontstaan
na augustus 1952.
4. Ingezonden kunnen worden werken
op het gebied van schilderkunst, beeld
houwkunst en van alle grafische tech
nieken.
5. De nizending der kunstwerken dient
te geschieden tussen 1 en 10 juni 1956
bij het Stedelijk Museum te Amster
dam, Paulus Potterstraat 13.
6. De jury wordt gevormd door de
commissie Kunstopdrachten Olympische
Spelen, t.w.: prof. J. Wiegers, kunst
schilder, voorzitter, J. Bruyn, kunst
schilder, H. Krop, beeldhouwer, jhr. W.
J. H. B. Sandberg, museumdirecteur,
dsr. W. van Zijll, directeur Nederlandse!)
Olympisch Comité, drs. H. J. Jonker, se
cretaris. (Prins Bernhard Fond, Heren
gracht 466, Amsterdam).
7. Het is de bedoeling de „kunstprijs
voor de sport" 2000) uit te reiken op
23 juni 1956, aan de vooravond dus van
de olympische dag 1956.
Op 3 april zullen 19 Nederlandse en
twee in Nederland werkende buiten
landse maatschappijen op gelijke voor
waarden en tegen gelijke premie een
aanvang maken met het sluiten van
verzekeringen tegen invaliditeit, en
zulks in poolvorm.
Met name hebben de 21 samenwer
kende maatschappijen in zoverre haar
souvereiniteit prijsgegeven, dat zij hun
politiek van acceptatie en schaderege
ling in gezamenlijk overleg bepalen.
Teneinde de administratie te vereen
voudigen is deze in handen gesteld van
een te dien einde opgerichte N.V. In
validiteitsverzekeringscentrale.
Als invalide zal worden beschouwd
hij, die meer dan een jaar lang tenge
volge van ziekte of ongeval niet in
staat is zijn beroepsbezigheden voor
meer dan tweederden te verrichten.
De nieuwe verzekeringsvorm kan ge-
Zien worden als een soort bedrijfsver-
zekering op de werkkracht van de mens.
Zij garandeert rentes tot f 20.000 per
jaar en zal, naar de ondernemende
maatschappijen aannemen, in de eerste
plaats aantrekkelijk zijn voor de vrije
beroepen, de grote en kleine onderne
mers en hun hoger personeel.
59. Tegelijk met Moru is ook Eric naar voren gesprongen. Hij geeft de
Pictenhoofdman een onverhoedse stoot, zodat deze omver tuimelt. Meteen
grist de Noorman Moru's zwaard uit de schede, springt hem op de rug en
houdt hem het wapen op de nek. „Blijft waar jullie zijn", roept hij Moru's
mannen toe. „Geen stap verder, of hij gaat er aan!" De mannen blijven
inderdaad op hun plaats, te meer daar Moru, die het kille staal in zijn nek
voelt, hun eveneens toebrult, te blijven staan. Dan geeft Eric zijn eigen
mannen een duidelijke wenk en dezen nemen hun kans waar, om snel er
tussen uit te trekken naar de boten. Inmiddels zijn Svein en Axe met hun
achtervolgers dichterbij gekomen. Haastig springen ze van hun paarden,
Eric roept hen aan en terwijl Axe reeds een pijl op de pees heeft, grijpt He
Noorman Moru beet en zij verdwijnen allen langs het rotspad naar beneden.
Moru schreeuwt zijn krijgers nog toe, niets te beginnen, maar dezen hebben
het intussen al druk gekregen met de mannen van Tugwal, die op hen aan
vallen. De schepen van Eric zijn uit hun schuilplaats te voorschijn gekomen
en reeds zijn Halfra en zijn troepje aan boord. Een roeibootje ligt nu te
wachten, om Eric en de anderen op te nemen. Terwijl ze naar het schip
roeien, slaakt de Noorman de verzuchting: „Wat moet ik nu met Moru begin
nen? Twee vorsten is wel wat veel om op te passen!" „O", zegt Svein met
een brede grijns, „ik weet er wel wat op!" Hij buigt zich naar Eric over en
fluistert hem iets in. Tot Moru's grote ongerustheid begint de Noorman
eensklaps onheilspellend te grinniken.
Het scherpst voelt men dit bij de
zogenaamde experimentelen. Hun ar
tistieke beweging heeft in korte tijd
echter zozeer om zich heen gegrepen,
dat vrijwel heel de moderne dichtkunst
in een proefondervindelijk teken is
komen te staan. De grenslijnen tussen
experimentele en gewoon-moderne
poëzie zyn in principe weggevallen.
Het werk van Lucebert, Vin
kenoog, Remco Campert,
Ellen Warmond, Christine
M e y 1 i n g e.a. ademt eenzelfde geest
en wordt gekenmerkt door een aanver
wante formuleertrant, die het soms
moeilijk maakt de individuele verschil
len tussen al deze poëten waar te ne
men.
Die verschillen zijn er natuurlijk
wel, zoals er ook de nodige kwaliteits
verschillen zijn, maar we zullen daar
vandaag geen aandacht aan besteden.
Het gaat ens vandaag eerder om het
tegendeel: te laten zien hoe de poëzie
van genoemde vijf figuren (men kan
gemakkelijk een ander, gelijkwaardig
vijftal vinden) in haar geheel een on
miskenbaar eigentijds karakter en
daarmee eigen bestaansrecht heeft.
Er is een vrij sterke bewogenheid
van gemoed aanwijsbaar, zulks op
grond van èen nadrukkelijk betrokken
zijn van het dichterlijke „ik" bij de
wereld. Deze nieuwe poëzie mag zo
egocentrisch zijn als zij wil, zij heeft
de allure van de doorbraak naar zelf
overwinning en daarmee naar nieuwe
leefbaarheid.
We moeten deze karakteristiek vaag
houden, omdat uit bedoelde pöëzie zo
helemaal geen „program" is op te ma
ken. Alles blijft bij een vroom pogen,
en het is daarbij of deze dichters van
ons eisen: waardeer juist dit pogen als
schoon. Een méér-dan-pogen zóu on
middellijk vals gaan klinken, retorisch,
zelfingenomen, betweterig, „ouderwets"
nis van woorden en vuilnis van leven)
er is geen tijd voor gevoelens
rook in de ogen geld voor de liefde
of waarheid in het samenzijn.
Bij Remco Campert in „Het huis
waarin ik woonde" 3), ook al 'n
lang gedicht, geschreven in regerings
opdracht, kan men iets van een
poëtisch manifest lezen:
POËZIE IS EEN DAAD....
Poëzie is een daad
van bevestiging. Ik bevestig
dat ik leef, dat ik niet alleen leef.
Poëzie is een toekomst, denken
aan volgende week, aan een ander
land, aan jou als je oud bent.
Poëzie is mijn adem, beweegt
mijn voeten, aarzelend soms,
over de aarde die daarom vraagt.
Voltaire had pokken, maar
genas zichzelf door o.a. tè drinken
120 liter limonade: dat is poëzie.
Of neem de branding. Stukgeslagen
op de rotsen is zij niet werkelijk
verslagen,
maar herneemt zich en is daarin
poëzie.
Elk woord dat wordt geschreven
is een aanslag op de ouderdom.
Tenslotte wint de dood, jazeker,
maar de dood is slechts de stilte
in de zaal
nadat net laatste woord geklonken
heeft.
De dood is een ontroering.
Dit waren dan drie „officiële" ex-
D„ Willen Je niepw. Mum JSSST JSSn2.'9m*'w£
Wij achten het_vnn groot belang, al
dus mr. A. J. R. Mauritz, secretaris
van het Centraal Sociaal Werkgevers
verbond, in een radiorede, dat er door
het bereiken van overeenstemming een
nieuwe basis voor het loonpolitieke be
leid gelegd werd, ook al waarborgt
deze overeenstemming op zichzelf nog
niet, dat alle problemen op dit gebied
in de verschillende bedrijfstakken 'n de
komende maanden nn ook gemakkelijk
zullen worden opgelost. Zelfs is het zo,
dat moeilijkheden bij het in toepassing
brengen van de centraal genomen beslui
ten ditmaal groter zullen zijn dun de
laatste jaren het geval is geweest.
Enerzijds is er in de loonvorming
meer vrijheid gekomen. Voorkomen
moet worden, dat deze vrijere loonvor
ming bij een krappe arbeidsmarkt tot
zodanige loonsverhogingen gaat leiden,
dat allerlei prijsverhogingen hiervan
het gevolg zijn en inflatieverschijnselen
zich gaan voordoen. Anderzijds zullen
ook de moeilijkheden juist nu groter
zijn, omdat het door de regering na
gestreefde en door het bedrijfsleven
eveneens voorgestane prijsstabilisa-
tiebeleid op zichzelf reeds een krach
tige rem betekent voor de mogelijk
heid tot loonsverhoging over te gaan.
Niettemin mag vertrouwd worden dat
in de komende maanden een beperkte
verhoging van de lonen in tal van ge
tallen mogelijk zal blijken. De goede
Sociale betrekkingen in het Nederland
se bedrijfsleven leveren daarnaast een
zekere waarborg er voor op dat moei
lijke situaties met bezonnenheid zullen
Worden tegemoet getreden.
Na een beschrijving van de ontwik
keling van lonen en prijzen sinds 1954
en een schets van de wijze waarop men
tot het jongste loonakkoord gekomen
is, zei de heer Mauritz nog, dat de
nu mogelijk gemaakte verbeteringen tot
op zekere hoogte een experiment vor
men. De remmingen zijn, nu de centraal
geleide loonpolitiek verlaten wordt,
voor een deel verlegd van het loón-
beleid naar het prijsstabilisatiebeleid.
Ook dienen er natuurlijk steeds te zijn
En juist aan een grote mate van ge
lijkheid en gelijkgerichtheid is men
in de loonpolitiek gewend geraakt.
Intussen wordt het overleg in de
Stichting van de Arbeid en tussen de
Stichting en de regering over de toe
passing van de meer gedifferentieerde
loonpolitiek voortgezet. Wie verder ziet
dan onze landsgrenzen, begrijpt, dat op
deze wijze in Nederland wordt gear
beid aan de oplossing van een pro
bleem waarmee in vele Westerse lan
den geworsteld wordt. Het is het pro-
bleém van loonbeleid en welvaart, an-
ders gezegd, de vraag hoe een loon
politiek moet worden gevoerd, die m
overeenstemming blijft met de econo
mische mogelijkheden en die tege
lijk sociale snanningen voorkomt.
beslist niet ziin. Wat. zij dan wèl wil
len zijn? We zullen het met enige ci
taten proberen aan te duiden.
Enige citaten
NEEM MIJN LIED ALS UW HART
Lucebert publiceert in „Alfabel" 1)
een gedicht „Hart, hoofd en hand", dat
als volgt eindigt:
Neem aie 'het leven wil
die het leven niet neemt
neem mijn lied als uw hart
neem mijn hoofd als uw hand
uw hand zij het opstandige zaad
uw hart het gezicht van het land.
Simon Vinkenoog schrijft in zijn lan
ge gedicht „Lessen uit de nieuwe schooi
van taboes" 2):
Ik spreek in de taal der mensen
en als ik zeg: ik heb de liefde
duur betaald kies ik mijn woorden
uit het overschot van woorden
verzadigd van gevoelens
verzadigd van betekenis
en verzadigd van zichzelf
Ik leen mijn woorden van een ander
en hoe groot de schat die schijnbaar
op ons ligt te wachten (tussen vuil-
SIMON VINKENOOG
mond en Christine Meyling, wier poë
zie au fond gewone smachtende harts-
poëzie is, zich daadwerkelijk doen gel
den.
Eerst „Recept" uit de bundel „Naar
men zegt" 4) van Ellen Warmond:
Leg op de woorden
gevaarlijk en zinloos
bij avond verzachtende lippen
leg over gedachten die sneuvelden in
het gevecht met de daad
koele lakens verleden tijd
boetseer een nieuw denkbeeld
dat dwazer
en sterker is....
Naar verweer tegen de eigen weer
loosheid streeft ook Christine Meyling
in „Nee" uit de bundel „Een hand
voor ogen" 5), merkwaardig intro
spectief:
Ik moet op eigen krachten
de kloof overbruggen die
mijn isolement scheidt
van alle bewegingen die
ik zou willen maken-
lopen in de wind
(mijn neus waait, af)
lachen in de zon
(mijn mond slaat door)
leven in de nacht
(mijn angst speelt vals)
ik moet op eigen krachten
een mens slaan uit
de munt van een mislukte jeugd
het kruis van een karakter but
I don't like practical jokes.
Onderzoekt men deze citaten op hun
positieve en negatieve „levenswaarde",
dan valt er niét véél anders te zeggen
dan dat hier eenparig wordt gestreefd
naar thuisbrenging van de als onont
koombaar ervaren menselijke eenzaam
heid in een eenzaamheid van hoger orde,
die dan a.h.w. gemeenzaamheid wordt; ge
meenzaamheid met alles wat leeft en
daaraan uiting geeft. Poëzie is voor
deze dichters en dichteressen geen tijd
verdrijf maar levensuiting bij uitne
mendheid, om met Remco Campert
te spreken: „éen daad van bevestiging".
Zij stellen deze daad met uiterste voor
zichtigheid, ze zijn bang voor grote
woorden, bang voor foefjes en dichter
lijke effected; ze weten zich als stem
in de wereld onmachtig; ze zijn beur
telings in de aanval en in de vèrdedi-
ging, voortdurend op zelfmisleiding be
dacht, maar bij dit alles weten ze zich
toch te „geven", zélfs daar waar zij
LUCEBERT
er vanuit hun isolementsbewustzijn de
onmogelijkheid van inzien. In zekere
zin kan men zeggen, dat zij het onmo
gelijke willen. Maar daarin ligt dan
ook hun mogelijkheid
NICO VERHOEVEN
1) Lucebert: „Alfabel". Uitg. De Bezige
Bij, Amsterdam, z.j.
2) Simon Vinkenoog: „Lessen uit de
nieuwe school van taboes en andere
gedichten". Uitg. De Bezige Bij, Am
sterdam, 1955.
3) Remco Campert: „Het huis waarin
ik woonde". Uitg. De Bezige Bij, Am
sterdam, 1955.
4) Ellen Warmond: „Naar men zegt".
Uitg. Bert Bakker/Daamen N.V., Den
Haag 1955.
5) Christine Meyling: „Een hand voor
ogèn". Uitg. Bert Bakker/Daamen N.V.
Den Haag, 1955.
De ambassadeur van Griekenland bij
het Nederlandse hof en mevrouw Anis-
sa hebben gisteravond een ontvangst
gehouden in hun residentie aan de Ale-
xanderstraat te 's-Gravenhage die door
zeer velen werd bijgewoond. Tijdens de
ontvangst deed de Griekse ambassadeur
mededeling dat het de Koning van Grie
kenland heeft behaagd een aantal Ne
derlanders onderscheidingen te verlenen
De ambassadeur herinnerde daarbij aan
de aardbevingen, waardoor een aantal
Griekse eilanden werden getroffen en
aan de hulpverlening, die door vele Ne
derlanders particulier en in georgani
seerd verband werd verleend.
Ir. F. C. C. baron van Tuyll van Se-
rooskerken van Zuylen, kamerheer van
de Koningin, president van het Ned.
Roode Kruis, is benoemd tot grootkruis
in de orde van Phoenix. De oud-com
missaris van de Koningin in zuid-Hol
land, htans regeringsadviseur van Liba
non, mr. L. A. Kesper, is benoemd tot
commandeur in deze orde. De burge
meester van Utrecht, jhr. mr. C. J. A. de
Ranitz, is benoemd tot officier in de
orde van George I.
Voorts zijn prof. dr. G. H. Blanken,
hoogleraar aan de universiteit te Am
sterdam, mr. A. Goekoop te Den Haag,
dr. D. van Lennep, classicus te Aerden-
hout en mr. Adama Zylstra, ged. lid van
de raad van beheer van de N.V. mij
Zeebad Scheveningen, benoemd tot of
ficier in de orde van Phoenix.
Engeland Koningin Elizabeth heeft
gisteren de eerste steen gelegd voor
een ultra-moderne kathedraal te Co
ventry, die in de plaats komt van de
middeleeuwse kerk, die door een ver-
nletigingsaanval van Duitse bommen
werpers was vernield.
Ja, maar tóch zou hij Mozes eens laten springen
aanstonds, kijken hoe hoog hu kwam. Tinus kwam
niet in aanmerking, die was met meer dan één vijf en
vijftig, Mozes zou het misschien kunnen halen
De twee arme zondaars Mozes en Tinus zaten,
ieder op een krukje, beiden vergezeld van een flinke
kater, met moordlustige blikken naar de welgevulde
pot koffie te kijken, die vóór inspecteur Galama op
zijn bureau stond, geflankeerd door twee bordjes met
elk twee zure haringen en vers echt wittebrood.
„Voor jullie", zei Galama hartelijk, „als je ten
minste braaf bent en niet gaat spartelen. Wat doen
we knapen, bekennen we ja of bekennen we nee? Dat
eerste verhoor van rechercheur Jansen neem ik niet
serieus jongelui. Toen was het nog zo vroeg, jullie
waren nog katterig en Jansen nijdig omdat hp voor
jullie school moest blijven. Een afdelingsrechercheur
natuurlijk steeds te zjln heeft eigenlijk geen nachtdienst zie je. Maak het oom
.remmmgen, die het verantwoorde- inspecteUr niet moeilijk, blijf sportief, en neem dat
ljjkheidsbesef aan de werkgevers en
Werknemers zal opleggen.
Maar het valt niet te ontkennen,
dat wij hier te maken hebben met
een experiment, dat nieuwe moeilijk
heden kan doen ontstaan. Want de
remmingen van de prijsstabilisatie
werken ongelijk. De loonfactor speelt
niet overal dezelfde rol in de kosten
structuur van ons bedrijfsleven. Een
meer gedifferentieerd loonbeleid heeft
op die grond reeds sen ongelijke uit
werking in verschillende bedrijven.
jaar voor die tik erbij. Een jaarnou, dat wordt
het niet eens, laten we zeggen, met jullie staat van
dienst een maand of acht. Plus een jaar of drie
voor de kraak, scheelt je een slok op een borrel.
Zalje maar bedienen Mozes?" Met smartelijk ver
trokken gezicht schudde Koffiemozes het hoofd.
„Graag een kop koffie inspecteur, en je haring bijt
me de keel af, 't was rommel die jenever, mijn kop
barst, en w t ik te bekennen heb, zi\ ik bekennen. Je
hebt me nooit gebrek aan sportiviteit kunnen ver
wijten en Tinus ook niet. Maar 't'is een kwestie van
principe.
Ik dacht dat je me kón. inspecteur. Ik had geen
hand in die operatie lood. Een kraak bést, twee kra
ken nog beter, maar geen geweld. Ik heb genoeg
rottigheid gezien, ik doe er niet aan mee. Ik ben een
zachtzinnig mens mijnheer. De grote heren delen al
klappen genoeg uit, de mindere man kan zijn handen
beter thuishouwen. Verbeter de wereld, begin bij je
zelf is mijn standpunt. En ik geloof dat Tinus er ook
zo over denkt. We blijven bij onze verklaringen!"
Tinus bewoog vermanend zijn rechterhand met de
eigenaardig gevormde kromme wijsvinger, waaraan
hij zijn bijnaam te danken had, heen en weer.
„Net zoals Mozes zegt mijnheer, die kraak nemen
we, die klap niet. Wat héb ik tegen die agent? We
hebben hem niet eens gezien
Galama trok peinzend aan zijn sigaret, de mannen
tegenover hem keken hem onbevangen aan. 't Was
toch te gek, het stuk lood was bij hen gevonden, vin
gerafdrukken zaten er op, wat wilde hij dan toch?
Hij begon alle valletjes open te zetten, die een han
dig inspecteur voor onwillige verdachten in voprraad
heeft, maar Mozes noch Tinus liep er in. Hij ver
hoorde ze afzonderlijk, trachtte gedaan te krijgen dat
ze elkaar tegenspraken, het lukte niet.
Hij gaf Mozes een stuk hout, ongeveer even groot
als het gevonden stuk lood, en zette hem met zijn
gezicht tegen de muur.
„Cpring es zo hoog je kunt Mozes, dan is het
afgelopen en krijg je je koffie."
Mozes keeb hem met een ongelukkig gezicht aan.
„Ik kan niet springen meneer, ik heb een breuk
Mijn huisdokter ken het bevestigen, ik sukkel er
al een paar jaar mee, maar de laatste tijd is het
bar. Vandaar ook da' ongelukkige krakie in dat
pakhuis, ik moet op de begane grond blijven, voor
groot werk ben ik niet meer geschikt. Moos treft
het slecht mijnheer, duurt nog zeven jaar vóór ik
aan Drees toe ben."
„Lieg je nou niet Mozes, want wat je daar zegt
is van méér belang dan jij denkt".
„Ik lieg niet inspecteur, bel mijn dokter op, hij
zal het je bevestigen."
„Dat zal ik zeker doen, maar voorlopig neem
ik aan dat het klopt wat je zegt. Vergeet niet het
je advocaat te vertellen, hij zal er blij mee zijn.
Ik kan niet ander doen dan jullie verklaring van
ontkennen in het verbaal op te nemen. En wat
de rest betreft hebben wij geen moeilijkheden? 't
Was jullie om een stevige borrel tegen de kou te
doen?"
Mozes knikte met een vroom gezicht. Even kreeg
Galama de indruk dat Mozes nu wel wat al te
vlot bekende, maar in het pakhuis je was niets anders
opgeslagen dan drank, hij moest niet overal spoken
gaan zien, 't was zo goed, hij was méér dan te
vreden.
„Dan krijgen jullie koffie en ik begin te schrijven."
„Mét een haring?" vroeg Tinus gretig.
„Mét een haring, pas gehaald op de hoek van
de Haarlemmerdijk."
„Die zijn tenminste beter dan die krengen uit de
kantine van het Huis van Bewaring, vers en mod
dervet," prees Mozes. „Ganeme inspecteur?"
„Me gane Mozes
Toen I. P. Galama -en half uur later bezig was
de voorlopige verklaringen van de beide heren in
een nét proces-verbaal bijeen te knutselen werd de
heer Johannes de Liefde aangediend, de man wiens
assistentie was verzocht, bij het afleggen van Dit-
sel's stoffelijk overschot.
Mijnheer De Liefde scheen een van. die mensen
die slechts in leven blijven in de hoop op een spoe
dig- dood, en wiens droeve gedachten zich immer
bewegen rond ziekte en verscheiden. Hij zou wel
hebben ontbeten met een sneedje zoetmelkse in de
ene en een stompje potlood in de andere hand,
het stompje, dat welhaast uit zich zelf vervolgde:
„overleed in den ouderdom van 91 jaren en zes
weken" nadat Johannes het woord „Heden" had
geboekstaafd. Hoewel Johannes bij het berekenen van
het honorarium voor zijn liefdediensten bepaald een
wiskundige aanleg toonde, waren er in de goede
stad Amsterdam ook dagen waarop de vitaliteit
van de inwoners de man met de zeis met een
neuslengte klopte, bovendien werd de concurrentie
van andere heren met gerouwrande hoeden en para
plu's met de dag groter. Daarom had Johannes
zich een schone bijverdienste gezocht in de ver
koop van feestneuzen en bruiloftsartikelen en In de
vêrhuur van toneel- en maskerade-costuums waar
in overigens zwaar de mot zat.
(Wordt vervolgd)
Benny Goodman is nn eenmaal niet de eerste de beste. Vandaar
dan ook, dat de kolossale langspeelplaat B07116L (33 centimeter,
33 toeren), welke PHILIPS tegelijk met duizenden reclame
biljetten de wereld heeft ingezonden, maar liefst twee ineengevloch
ten titels heeft. Benny Goodman (makes hi)story. Daarmee is dan
tevens aangeduid, dat verscheidene nummers op deze plaat afkomstig
zijn uit de Universal film, welke aan de meester-clarinettist is gewijd.
De andere opnamen dateren uit 1938, toen Benny Goodman met zijn
eigen swingband zijn publiek debuut maakte op het Carnegie Hall
Jazzconcert. Toen was Benny dan eindelijk wat hij wezen wilde: eigen
baas. Hij kon nu zijn muzikale kwaliteiten gaan botvieren in zijn eigen
prestaties en in de inspirering van en het samenspel met de knapen
van zijn orkest, van zijn kwartet en trio; mannen-broeders, die ook
toen al een beste partij wisten te spelen: Teddy Wilson, Gene Krupa,
Lionel Hampton, Harry James, Ziggy Elman, Jess Stacy, Alan Reuss,
Harry Goodman, Babe Russin, enz. Ze zijn stuk voor stuk en collec
tief op de nieuwe Goodman-plaat te beluisteren. De jazz-liefhebbers
weten dus waar ze aan toe zijn: aan jazz van de bovenste plank. En de
anderen? Ze zullen binnen het idioom van de jazz de geraffineerde
techniek, de vaak verduiveld-knappe improvisaties en de muzikaliteit
van Benny en zijn ensembles moeten erkennen, ook al zullen ze dan
bij verscheidene nummers wel de behoefte hebben om zich op de doos
met watten te storten en een paar stevige proppen in de oren te doen.
Ook de moderne jazz immers houdt ergens die dynamische drift van
het oerritme en die kan zelfs fluisterende melodietjes op ragfijne
toonladdertjes plots doen exploderen in een oorverdovende climax van
dreunend en sidderend lawaai.
BENNY GOODMAN
Hij stamt dan weliswaar uit een
muzikantengeslacht, die Ben
ny, maar was tenslotte nog
maar een broekje, amper zestien
jaar, toen hij zich reeds als jazz-
clarinettist een techniek en vaardig
heid had eigen gemaakt, waarmee
hij het op zijn gemak kon opnemen
tegen de blanke jazzpioniers uit die
dagen, die een paar koppen boven
de broekeman uitstaken. Hij moest
nog 18 worden, toen hij al officieel
meespeelde in de Chicago-band van
Ben Pollack. Nog weer later trad hij
op in Red Nichols' „Five Pennies"
in New York, totdat hij in 1934 zijn
eigen swingband ging formeren en
daarmee zo'n succes had, dat hij
door zijn bewonderaars (sters) tot
de „King of Swing" werd uitgeroe
pen. Ontkwam Benny Goodman al
evenmin aan de kwalijke consequen
ties van dat soort
„heldenverering",
welke om sensatie
vraagt, hij zette
zich intussen toch
hardnekkig schrap
tegen geforceerde
concessies aan de
massasmaak van
een massapubliek.
Hij was daartoe te
zeer een musicus
van goeden huize.
In verscheidene or
kesten van naam speelde hij de dat doet ze dan ook, gesteund als ze
clarinetpartij in klassieke werken daarbij wordt door de sectie van de
en zijn spel werd alom hogelijk ge- trompetten. Overigens blijft het voor
waardeerd. Hij speelde o.a. met Be- de liefhebbers een belevenis, de emo-
la Bartok. ties te proeven, die Ella Fitzgerald
In de jazzmuziek is hij de man, die met haar zang weet op te roepen,
de klassieke jazz een warm hart
toedraagt en in de moderne versies
dansmuziek van jazzkarakter
de swing-effecten van het betere "1 V e jongeman met de gouden
soort prefereert; zoals hij die voor- 1 hoorn" zo heette Harry Ja-
al weet op te roepen in hét zogenaam- mes, toen hij in de band van
de chorus-spel, waarbij voor de Ben Pollack zijn trompet-carrière
vuist weg wordt geïmproviseerd en begon en later een eerste plaats
gevarieerd op een afgesproken the- kreeg in het orkest van Benny Good-
ma. man. Wat toen nog aan zijn popu-
Wel, in alle verscheidenheid van lariteit ontbrak vulde de Paramount-
stemmingen en sferen wordt Benny film aan, die Harry in 1943 op het
Goodmans klassieke en moderne witte doek bracht. Harry James op
(dans)jazz op deze LP-plaat uit de zijn beurt introduceerde tal van vo-
gulle instrumenten opgediend. Ben- calisten, die de „gouden hoorn" ter
ny speelt weliswaar de eerste clari- begeleiding kregen en wier namen
net, om niet van de viool te tenslotte m levensgrote neonletters
spreken en het zij nogmaals ge- verschenen tegen de gevels van de
zegd, dat het bijzonder knap werk Amerikaanse theaters en music-halls,
is maar de anderen komen ook Dat waren b.v. Frank Sinatra, Dick
ruimschoots aan de beurt. De weer- Haymes, Kitty Kallen, Connie Hai-
gave laat de fijnste details glaszuiver nes en Helen Forest. Zijn show en
horen. business Harry James niet vreemd.
De op de plaat vastgelegde num- hij weet intussen uit zijn trompet
mers zijn: Don't be that way, Stoin- bijzonder mooie klanken te halen en
pin' at the Savoy, China boy, One legt in de intonatie vaak een gevoel-
o'clock jump, Down south camp volle sfeer. Hij is daarbij een swing-
meetin", Avalon, Shine, Moonglow' trompettist van klasse. Van „Harry
en Sing sing sing. James and his Music-makers" met
Aan de voorkant op de hoes een zang van Helen Forest maakte Ca-
geslaagde karikatuur van Benny, pitol voortreffelijke heropnamen
aan de achterzijde nog uitvoerig welke zijn gepubliceerd op de 45 toe
commentaar over de plaat.
renplaat EAP 4-654. De weergave
is prima. De nummers zijn: Jalou
sie (een interessante James-versie
van die tango), Sleepy lagoon, Two
o'clock jump en It's been along,
long time.
Iedere Engelsman droomt van
een avondje in Parijs, vertelt
het commentaar op de hoes van
de 45 toeren Deccaplaat DFE 6173,
maar niet iedere Engelsman kan zich
de luxe permitteren, zijn dromen wer
kelijkheid te maken. Gelukkig is er
dan het orkest van Frank Chacks-
field om die droom van iedere Engels
man tenminste enige muzikale reali
teit te geven. Het orkest speelt de
nummers „Pigalle", La vie en rose,
(ja c'est Paris en Parlezmoi
d'amour, de vier „klassiekelingen"
van de Franse lichte muziek. Het
is weliswaar geen Franse muziek,
die van Chacksfield daar is zij te
orchestraal voor, geloven wij
maar niettemin worden de melodie-
en charmant en met een intieme
zwier vertolkt. Weshalve het plaatje
bekoorlijk genoeg is om het in de
discotheek te hebben.
ELLA FITZGERALD
Wij horen Ella Fitzgerald liever
in haar blues. In het num
mer „Lover come back to
me" missen we de fijne sfeer, welke
ze, zwevend door de oktaven, uit de
aloude negersongs opdiept. De
compositie van „Lover come back
to me" is naar ons gevoel te oneven
wichtig en te onrustig om de talen
ten van Ella Fitzgerald helemaal tot
hun recht te doen komen. „Old devil
moon", het nummer op de andere
zijde van de Decca 78 toerenplaat
M 33901, zit steviger in elkaar. Ella
kan er meer inhoud aan geven en
The Rock and Roll walz" met
boogie- en rag-accentjes en
met een pikante uitloper
van de saxofoon aan het slot
en de top-hit „Dungaree-
Doll", een pittige foxtrot, waarbij
clarinet, bas en guitaar een flink
toontje meespreken, zijn de twee
nummers, die de Bee-Bee-Bee-sisters
voor hun rekening nemen op de
Philips 78 toerenplaat P 17520. Een
genoeglijk plaatje met twee liedjes,
die prettig in het gehoor liggen. Bo
vendien kunnen de beentjes erinj van
de Vl0€r" FRÉDÉRIC
In de grote zaal van het gebouw van
de Sociaal Economische Raad is gister
middag de eerste openbare bestuurs
vergadering van het produktschap voor
gedistileerde dranken gehouden. De
%'oorzitter mr. dr. P. J. Witteman heeft
bij die gelegenheid een redevoering ge
houden, waarbij hij een overzicht gaf
van de historische ontwikkeling van het
produktschap. Hij heeft daarbij o.q. het
vraagstuk van de matigheid aange
roerd.
„Hoe paradoxaal het ook moge klin
ken, onder de taken welke ik voor het
produktschap weggelegd zie, zie ik ook
het ondersteunen van acties welke de
matigheid bevorderen, vooral ook voor
zover het het voorkomen van het ge
bruik van té veel drank door deelne
mers aan het verkeer betreft. De gedis
tilleerd-industrie en -handel is evenals
ieder weldenkend mens tegen misbruik
van alcoholhoudende dranken. Dat
voor bestuurders van motorrijtuigen elk
gebruik als misbruik is te beschouwen,
zoals in een recent Koninklijk besluit,
betrekking hebbend op de uitvoering van
de drankwet te lezen valt, is een stelling
die ik niet gaarne voor mijn rekening
zou willen nemen en waarvan ik hoop
en verwacht dat de rechter in voor
komende gevallen geen aanhanger zal
bliiken te zijn.
Er zal altijd een causaal verband aan
wezig moeten zijn tussen het gebruik
van alcoholhoudende dranken en de
(on)bekwaamheid een motorrijtuig te
besturen. Een zodanig verband a priori
aan te nemen is onjuist."
Engeland Werkgevers en werkne
mers in Britse drukkerijen zijn over
eengekomen dat het werk, dat reeds
twee maanden stil ligt, als gevolg van
een loonconflict, dinsdag zal worden
hervat.