ïK
■W''
A
yj
Minister Cals een goed verliezer
Tweede Kamer
verwerpt de
beperking van de
studieduur
Heeren-Baai
TWEEDE KAMER BEREID
WET OP AFBETALINGEN
TE AANVAARDEN
m
fi
RANG
Moord betekent
levenslang
WINDROZEN DIE
IETS MISSEN
Aansprakelijkheid boven
oorspronkelijkheid
Debuut Stutveld
r
'J'
ll)S
Ï^J"/
ie'"
mm
VI
et op de
\*tverkopen
Tweede T.H. en herziening technisch
hoger onderwijs aanvaard
Pater Stokman:
Het sit hem niet
in de examens
Geen
De Momper
De pijptabak
DOUWE EGBERTS
&TM Friesche
Groeiend probleem vraagt ingrijpen
OS
Voordeliger
per dozijn
s*"e
i»
uit de handigste verpakking!
*0emsM/wutty vaademrfewuy
door EWOUT SPEELMAN
LITERAIRE KRONIEK
ZATERDAG 21 APRIL 1956
PAGINA 11
ïove®
w °<e'
ilë
iw*
t£K1T^MÉ^
-Stamen
CANDIES
y
TE
CALSIUN
i I
(Nadruk verboden
óe f
A r^Nnier bezig met
VG\ erziening
^har!dIernentaire re(lacteur)
'V ®sn f "n8 van het wetsont-
11 - techn:- - -
V
uit lisctle herziening be-
«d ^iher' Verhopenwet, is in de
itStJ* CPvan de zijde van
NA tl"'''1 ui .3anuari worden gehou-
Ah, meer negentien dagen
'S'S tr>anr daarvoor een ter"
f? j ^l'C^arbhf' derüen dagen vast
Zekere grenzen
Copy van Teniers
Pos tze ge live r koop in h e't
Rembrandthuis
De ware liefhebber van baaitabak
weet wat hij kiest:
Douwe Egberts Echte Friesche Heeren-Baai.
Zachte tabak, fijn van geur, vol van smaak.
Een beproefde Douwe Egberts melange
n
Waar zon is, is ook schaduw.
Waar RANG is, is ook namaak.
U kiest natuurlijk de zonzijde.
Overtuigt u daarom, dat u de
zonnige RANG ontvangt door te
letten op de naam RANG op het
beschermend omhulsel van elk
„Rangetje" en op iedere rol.
Meisje niet op school
toegelaten
Uitspraak in kort geding
Liturgische weekkalender
.telti" J
rleio-
m
>eS»
O'O
i."e
die v°orgesteld om
de
de
rpge,rnatig in de zomer
vA nnen dan drie zater-
- ^£«1 Heuvel (KVP) heeft
1 v"- a„ ?taatssecretaris dr.
- a voor de niet-open-
tlg ue mei-upen'
b;vl0 ,':ijh^',2i5n van voorverkopen,
O'iiNA 7» niet vaste rela-
Y$Ku> hierin de moge-
SA? Ui»I? en strijdmiddel in
üf^ d'tenH "le voor de aan-
'G *&i e*her5 in hoofdzaak
V*' dr' vi,}? binden.
eidkamp de Kamer
Advertentie
(Van onze parlementaire redacteur)
Minister Cals heeft met zijn ver
dediging tegen een overmachtige op
positie in de Tweede Kamer toch nog
elf leden weten te overtuigen van de
juistheid van de maatregel die hij in
de wet had willen leggen, om de stu
dieduur de eerste jaren te beperken.
Zijn verdediging in antwoord op de
replieken was wederom van bijzonder
goed gehalte. Nadat de wet zelf zon
der hoofdelijke stemming was aan
vaard A.R. en Staatk. Ger. alleen
lieten aantekenen dat zjj tegen wa
ren was er een bijzonder harteljj-
55
55
De elf die voor dit artikel hadder)
gestemd waren de zes leden van de
K.V.P. Koersen, Maenen, Lucas, Van
der Weiden, Van der Ploeg en tot veler
verrassing ook de voorzitter dr. Korten-
horst. Daarbij voegden zich namens de
P. v. d. A. de heren Van Sleen, De
Kat, Bommer, Peschar en Blom. Namens
de K.V.P.-groep verklaarde de heer
Koersen, dat hfj de vrijheidsbeperking
slechts als een kwestie van wat meer
of wat minder kon zien en dat hij hier
in geen aantasting van het principe
kon ontdekken. Het merendeel van de
Kamer dacht daar anders over, zij het
met nuances. De heer Tilanus (C.H.)
vond dat het principe vrijheid van stu
deren in ons Hoger Onderwijs wel dege
lijk zou worden aangetast en dat men
bij de algehele herziening van het ho
ger onderwijs met deze zaak bij hem
niet meer aan hoefde te komen. Me
vrouw Fortanier de Wit (VVD) gaf de
minister de verzekering dat zjj ook dan
weer alle argumenten voor en tegen
nauwkeurig af zal Wegen, terwijl de
heer Posthumus namens de tegenstem
mers in de P. v. d. A. het argument
naar voren bracht, dat de minister be
ter eerst de herziening van het hoger
onderwijs in het algemeen had kunnen
regelen, dan tevoren op dit gebied te
gaan experimenteren. Van het „gesol
met de vrijheid" wilde hij niets weten.
Pater Stokman (KVP) bleef zijn anti
pathie tegen de regeling gronden op de
vrees, dat men de waarde en het ren
dement van hogere studies teveel in de
examens gaat zoeken, met verwaarlo
zing van de echte maatschappelijke vor
ming. Hij vond bovendien de ernstige
bedenkingen die professoren ook van
andere universiteiten hebben laten ho
ren veelzeggend.
Minister Cals stelde daartegenover
de uitspraak van tien hoogleraren die
met kopstukken uit de industrie tot een
geheel ander oordeel zijn gekomen.
Hij toonde begrip voor het hooghouden
van de vrijheid in het land waar de
universiteiten als symbolen van vrij
heid zijn ontstaan, maar wees daar
naast op de noozaak om zekere gren
zen te stellen aan de studieduur.
Ook meende de minister dat wie te
gen het bewuste artikel is, ook tegen
de beperking zou moeten zijn, die is ge-
55
55
Bij ons 18 dezer gepubliceerd bericht
over een te Maastricht ontdekt schilde
rij. waarbij de naam De Momper werd
noemd, tekens prof. dr. J. J. M. Tim-
mers, directeur van het Limburgs Pro
vinciaal Museum voor kunst en oudhe
den „Bonnefanten", aan:
1. genoemd schilderij is nimmer in het
Bonnefantenmuseum geweest en daar
niet gereinigd;
2. iedere ook maar enigszins ter zake
deskundige zal onmiddellijk hebben op
gemerkt, dat het zich hier handelt om
een copie naar een bekend schilderij van
David Teniers.
Er is dus werkelijk geen reden om te
mompelen oven De Momper.
ke waardering voor het succes, dat
de minister heeft behaald met de de
finitieve aanvaarding van de tweede
T. H. en de ingrijpende veranderin
gen in de bestuursvorm, die veel
meer van de eigen verantwoordelijk
heid zal gaan vragen. Onder degenen
die hun gelukwensen kwamen aanbie
den bevonden zich ook de vier leden
van de deputatie die donderdagavond
de petitie van de studenten hadden
overhandigd. Minister Cals ontving
hen in de ministerskamer en was zo
sportief van zijn kant de heren geluk
te wensen met het verwerpen van
het beruchte artikel 61 bis.
legen in de voorwaarden die aan beur
zen en renteloze voorschotten worden
gesteld. Hij stelde de Kamer gerust,
dat bij de herziening van het Hoger
Onderwijs van hem nooit een soortge
lijke regeling voor de gehele studie
duur te wachten zou zijn. Bij de huidige
regeling bedenke men, dat het gaat
om een zeer speciale propaedeuse en
om een beperking tot de eerste jaren.
Zjjn kracht in het debat toonde mr.
Cals o.a. toen hij het spandoek met de
leuze „artikel 61 eruit of Cals eruit"
ter sprake bracht. De communist Gort
zak riep: „Waarom niet allebei eruit?"
Waarop de minister antwoordde: „Dat
zou zeker kunnen, wanneer hier een
persoonsverheerlijking aan vooraf zou
zijn gegaan."
De minister deelde mede, dat een
voorstel tot verhoging van de salaris
sen van de wetenschappelijke staven
aan het G. O. zal worden voorgelegd.
Een beslissing kan nog in mei tegemoet
worden gezien.
Ter gelegenheid van het Rembrandt-
jaar 1956 zal het comité voor de zomer-
postzegels in het Rembrandthuis, Joden-
breestraat 4-6 te Amsterdam, gedurende
de periode van verkrijgbaarstelling dc
zomer-Rembrandtpostzegels 1956 ten ver
koop aanbieden. In het Rembrandthuis
ter post bezorgde correspondentie zal
worden voorzien van een speciaal stem
pel.
Dit pakje bevat een
extra vouw, waardoor
het 2 x zo wijd open
waaiert en volop
ruimte biedt voor het
stoppen van de pijp
in het pakje zelf.
ook in onsen
en 'I: ponden
(Van onze Haagse redactie)
De Tweede Kamer is, blijkens het
voorlopig verslag, bereid het wetsont
werp tijdelijke regeling van het afbe
talingswezen met spoed af te werken.
Men beseft, dat het steeds groeiende
probleem der afbetalingen om maatre
gelen vraagt, vooral nu in de eerstko
mende maanden door grote extrabeta
lingen over 1955 een beduidend bedrag
in de consumptieve sfeer terecht zal
komen en daar via de afbetalingen een
nog grotere vraag zal veroorzaken.
Niettemin kon men zich slechts tot op
zekere hoogte met de opzet en strek
king van het ontwerp verenigen.
De voornaamste klacht is, dat de Re
gering zich vrijwel uitsluitend met het
conjuncturele aspect van de materie
heeft bezig gehouden, en daarbij het so
ciale aspect heeft verwaarloosd. Ook
uit sociale oerwegingen kan het, aldus
vele leden, wenselijk zijn, dat perma
nent een voorschrift van kracht is met
betrekking to1- de eerste aanbetaling en
de duur van de afbetalingsovereen
komst. Daarbij hoeven aanpassingen
aan de conjunctuur geenszins te zijn
uitgesloten.
De waarde van het door de Regering
aangevoerde argument. Overheidsbeïn-
vloeding van de conjuncturele ontwikke
ling, wordt van verschillende zijden be-
twfjfeld. Verscheidene leden wijzen op
de cijfers van het Convent van Chris
telijke Sociale Organisaties, volgens
welke de in Nederland plaatshebbende
Advertentie
Verkrijgbaar in diverse smaken:
sinaasappel, citroen, frambozen enz.
los A 32 cent per 100 gram en in
tollen 17 cent.
consumptieve uitgaven op circa 2 pet
van het totaal moeten worden geschat.
Voor West Duitsland zou dit cijfer 10
pet en voor de V.S. zelfs 18 pet zijn.
Ondanks deze bedenkingen is men be
reid het ontwerp te aanvaarden, juist
omdat het slechts een tijdelijke rege
ling betreft, die ter zijner tijd gevolgd
zal worden door een definitieve.
Het zestien-jarige meisje, dat van het
Montessorilyceum in Rotterdam is
weggestuurd, zal niet meer op deze
school mogen terug komen. Dit heeft de
president van de Rotterdamse rechtoank
in een vonnis bepaald.
De vader van het meisje eiste dinsdag
in een kort geding, dat het schoolbe-
s'uur laar weer zou toelaten tot de les
sen.
De president herinnerde er in zijn
vonnis aan, dat hij op het kort geding
heeft geprobeerd partijen er toe te De-
wegen het geschil op te lossen door eer.
bespreking. Dit werd echter van de hand
gewezen. De president overwoog ver
der, dat de stelling, dat het meisje de
orde in de klas voortdurend verstoorde,
niet door eiser is weersproken. En als
een leerling een dermate storend ele
ment blijkt te zijn, dat het behoorlijk
volgen van het onderwijs daardoor in
gevaar komt, kan de school zich buiten
staat verklaren verder aan haar ver
plichtingen te voldoen, aldus het vonnis.
Op de wereldpijprookdag 1956, die
25 april te Purmerend wordt gehouden
door vertegenwoordigers van de inter
nationale pers, radio en televisie zal, zo
wordt ons medegedeeld, „aan een zeer
hoog geplaatst persoon" een vriend-
schapsprijs worden aangeboden de zeer
verdienstelijke wijze, waarop hij de we-
reldvriendschapsgedachte in het afge
lopen jaar heeft gediend. Tevens zal een
nieuw initiatief van „De Gesellighe
Dampkring" worden bekend gemaakt,
dat in 1955 tot een uitvoering wordt ge
bracht.
Twaalf maal zal o28 april in hel
kleine kerkje in Blenheim (Ontario,
Canada) uit een Hollandse mond het
„ja" weerklinken, en het aantal ma
len, dat er op die dag de naam
„Dorsser" in het huwelyksregister
geschreven wordt, kan men slechts
moeilijk uitrekenen.
Vier meisjes Dorsser en twee zonen
Dorsser, allen uit één gezin van vijf
tien kinderen, treden die dag in het
huwelijk. Alle levenspartners zijn
eveneens uit Nederland afkomstig.
Het denkbeeld, allen op een dag
te trouwen, is minder van de kinde
ren Dorsser uitgegaan dan van pa
pa. „Ze zeggen, dat ze bij het dozijn
goedkoper zijn, maar ik geloof, dat
ik eerst nog even de 64.000 dollarprijs
van de televisiewedstrijd moet win
nen", beweert papa Leo Dorsser.
emigrant sedert 1954 en afkomstig
uit Helden, tussen Weert en Venlo.
In de kerk van Onze Lieve Vrouw
in Blenheim zal het huwelijk vol
trokken worden. Het zal een feest
alleen voor de familie worden, maar
met zeven betrokken families zijn het
toch nog altijd 150 gasten.
29
„Nou ja, net als de anderen, hij kan het gedaan
hebben of niet," viel Bartels de rechercheur in de
rede. „Ze hebben allemaal wat vóór en ze hebben
allemaal wat tegen, maar, als je het mij vraagt
motieven, échte motieven? Ik zie er geen een."
„Blijft Manus, de toneelknecht," vervolgde Van
Daatselaar onverstoorbaar. „Heeft twee vonnissen,
een wegens zware mishandeling uit de tijd toen hjj
nog uitsmijter was in „De Stad Hamburg" en hij
een Noor wat al te hardhandig op de Zeedijk depo
neerde. Tweedens wegens verduistering in dienst
betrekking, toen hij loper was voor een apotheker. De
laatste tien jaar hebben we geen last meer met
Manus gehad, hij heeft thuis niet veel in te brengen,
en dat is wel héél goed voor Manus."
„Zelfde laken een pak, 't zou ook wel een wonder
zijn als we er geen recidivist bij hadden," consta
teerde Galama. „Dus Heren?"
„Dus zal ik van alle honderd en drie mensen, die
avond aanwezig, een nader rapport moeten uitbren
gen," meende Van Daatselaar.
„Als je daar mee klaar bent, heb jij pensioen en
ik een baard," zei Galama. „Wat denk jij Bartels?"
Inspecteur Bartels haalde de schouders op.
„Moord is mijn specialiteit niet. 't Ziet er inder
daad weinig veelbelovend uit. Ik geloof dat we tóch
de valsemunterij maar moeten laten prevaleren. Kijk,
ik heb nog es zo zitten denken. Ik zei het al, één
ding staat vast: de heren zijn nog niet lang aan de
gang, ik vermoed zelfs dat ze nog in het stadium
van het oplaten van proefballons zijn. Hier een biljet
en daar een biljet en eens kijken hoe het marcheert.
Dan krijgen we aanstonds meteen een hele bóm. En
dan lopen ze tegen de lamp, wis en zeker. Kijk,
Van Daatselaar kan mijnentwege gerust met zijn
onderzoek aanvangen en als ik jou was, Galama, ging
ik weer gewoon naar de dienst terug. Ik geloof niet
meer dat dit een kwestie van een paar dagen is.
Laten we rustig wachten, tot er wat meer biljetten
op de markt komen. Wij houden de Engelse coupures
natuurlijk onder onze bijzondere aandacht. Hebben
wij eenmaal de kerels, dan zal het jou veel gemak
kelijker vallen de moord te bewijzen. Van het een
komt het ander."
Galama en Van Daatselaar keken elkaar aan. Ja,
ze waren daar bij Falsificatiën wel héél zeker van
hun zaak, het waren knappe kerels, die al jaren
met het bijltje hakten. Er waren maar heel weinig
zaken die onopgelost bleven en maar heel weinig
kandidaten voor de cel, die de dans ontsprongen.
In de roezemoezige tijd vóór de oorlog was het aan
de bureaucratie van de Franse autoriteiten te wijten,
met name aan de veelbesproken minister van bui
tenlandse zaken Pierre Laval, dat een groep interna
tionale vervalsers op vrije voeten bleef, grootmeesters
in hun vak. De Nederlandse Valsgeldcentrale had
de heren bij hun kladden, maar het edele diplomatieke
spel, en wellicht een flinke douceur van échte Franse
francs, had de zaak op dood spoor gebracht. Bar
tels had er daarstraks nog even als de regel be
vestigende uitzondering terloops en eerlijkheidshalve
aan herinnerd.
„De lui waar je het straks over had, Bartels, uit
de tijd van Laval en zo, kunnen die niet?"
Bartels haalde de schouders op.
„Beste vriend, alles kan. Er waren Russen bij en
een Chinees, en alle politiek er buiten gelaten: als
„De Waarheid" schrijft dat de Russen de valsemun
terij hebben uitgevonden, gesteund door een voorzaat
van de president van communistisch China, zal ik
geen ingezonden stuk schrijven om de eer voor de
Verenigde Naties op te eisen. Op het gebied van
dit soort typografie zijn het keien, de Russen zowel
als de Chinezen. Maar ik geloof dat Iwan en Chang
er deze keer toch niet mee te maken hebben. Je
kunt voor mijn part de boardinghouses van de Chi
nezen gaan uitkammen, Van Daatselaar. De Russi
sche vreemdelingen genieten te veel de belangstel
ling van andere instanties, dan dat ze hier een kans
maken. Dus, resumerend" en Bartels stond op
„ik ga terug naar den Haag, we houden ogen en oren
open met als parool voorlopig „afwachten en niet
forceren." Akkoord?"
„Akkoord," zeiden Galama en Van Daatselaar,
maar de toestemming kwam niet uit de grond van
hun hart
Dagen werden tot weken, weken werden tot maan
den, dé zachte winter maakte plaats voor een koele
lente, de koele lente voor de koude zomer. Inspec
teur Galama deed al lang weer de dingen van alle
dag, opgenomen in de sleur van het afdelingsbu
reau. Hij hield contact met Van Daatselaar en met
Bartels. De rechercheur speurde met de koppigheid
van een muilezel verder, het aantal rapporten over
personen die de feestavond hadden bijgewoond steeg
onrustbarend. Iedereen kon het wél, iedereen kon
het niet gedaan hebben. In de loop van de maan
den had inspecteur Galama een diep inzicht gekre
gen in de kleine zonden en de verborgen tragiek
van ogenschijnlijk eerzame levens. De Valsgeldcen
trale had haar netten internationaal gespreid, maar
telkens wanneer Galama Den Haag beide, kreeg
hij nul op het request en een hoorbaar-medelijdend
lachje van Bartels.
De Officier van Justitie had de zaken van Koffie-
mozes en Tinus Kromme Wijsvinger niet langer
kunnen ophouden en bracht ze op de rol, vóór de
heren rechters hun toga voor het weekendshirt en de
badplaats gingen verwisselen.
Er was veel belangstelling voor de zaak, minzaam
groette Mozes de vrienden op de publieke tribune
en kreeg een veelbelovende knipoog van Jansje van
Bet Eenoog, die hem het grootste part van haar
gunsten placht te schenken, speciaal wanneer de
goede Mozes een kleine offerande aan haar welge
vormde voetjes kon leggen na een geslaagde kraak.
Toen betrok zijn gezicht, op de tribune zaten niet
alleen de toffe jongens, maar ook Russen, véél Rus
sen, dofgajes, natuurlijk door de loze inspecteur Ga
lama tussen de stamgasten gesmokkeld. Ze zouden
hun flaporen wijd open houden om te horen of een
van de heren bijgeval zo dom was om link te gaan
smoezen, Mozes en Tinus te verniggelen of wat te
versliegeren over die moord op mijnheer Ditsel, de
goeie mijnheer Ditsel die indertijd zijn kind had ge
red.
'Wordt vervolgd
rat er de laatste tijd aan nieuwe poëzie in de Windroos verschijnt
is niet bepaald om enthousiast over te zijn. Men vraagt zich af:
waaromWaarom ligt het peil zo laag? Of is er iets anders aan
de hand? Is de voorkeur van Windroosredacteur Ad den Besten zich in
een bepaalde richting aan het ontwikkelen, waarbij het hem meer om
aansprekelijkheid dan om oorspronkelijkheid te doen is. De hieronder te
noemen nieuwe bundeltjes van Coert Poort, Sonja Prins, Cor Stutvoet,
Mea Strand en Guus Valleide bevatten poëzie die niet bijzonder veel
invoelingsvermogen van de lezer eist; poëzie, die in staat zou zijn een
breder publiek voor het moderne dichten te winnen, ware het niet, dat
er het heilige vuur aan ontbreekt. Deze Windroospoëten hebben weliswaar
de toon der moderne poëzie te pakken; hun levensgevoel of hoe men
de habitus welke aan hun dichterschap ten grondslag ligt ook wil noemen,
is typisch na-oorlogs, maar wat ze er in aktuele scheppingstaai van maken,
mist de gloed van oorspronkelijkheid. Het maakt de indruk van afgekeken
te zijn. Resultaat: een grotere aansprekelijkheid dan bij de pioniers' van
het moderne vers, maar op de keeper beschouwd: nietszeggend.
De enige die als persoonlijkheid uit
de rij wegspringt is Cor Stutvoet,
merkwaardigerwijs de oudste dichter
die ooit in de Windroos uitgaf. Stut
voet, geboren in 1906, is een debutant,
die wat zijn leeftijd betreft tot de
generatie van Achterberg behoort, maar
overigens tot de jongsten gerekend
moet worden. Men staat even vreemd
tegen dit verschijnsel aan te kijken.
Hoe ontwapenend weet deze dichter
met oude en nieuwe beeldspraken om
te springen. Hij is gewoon een amou
reuze jongen, zijn gedichten heten ge
woon „Gedichten" en ze zijn gewoon
modern, maar dan gekaderd door een
klassiciteit, welke men alleen van een
man van de oude school mag verwach
ten. Tevens i~ Stutvoet een scherp
registrator van indrukken die hij uit
de hem altijd vreemdblijvende buiten
wereld ontvangt. Al doende wordt hij
op onverhoedse momenten door een ge
weldige tederheid overstelpt en „lam"
gezegd. Hij kan dan nog slechts de een
voudigste woorden gebruiken om te
zeggen hoe het met hem gesteld is. Zo
bijvoorbeeld in
STERREN
Vrouw, laat mij boeten voor
de wolf die in mij werd gedood
zonder die laatste kreet
die vogels op doet vliegen
die moeders baren doet
uitroepend over hen
het einde van haar dracht
Vrouw, gesel mij
met niets ontziende kracht
sla uit uw wezen
sterren in de nacht
maar laat ze zijn
de splinters van uw naam.
Deze uitermate vrouwelijke trek in
deze overigens zeer mannelijke poëzie
geeft er een speciale verfijning aan.
Tederheid ligt er in gepaard aan vitale
kracht. Het is bijna onvoorstelbaar, dat
een dichter in deze tijd nog met een
„Liefdesverklaring" gelijk de volgende
ronduit overtuigend op de lezer kan
inwerken:
Ik hou van de aarde
de wind en de zon
de bomen mijn vrinden
met donkere handen
de vogels een groet
uit zonlichte landen
ik vind mijn gezicht
bij de dieren weerom.
Ik hou van de mensen
ik weet niet waarom
zij geven mij ogen
bewegen mijn handen
iïc ga met mijn glimlach
óm en door anderen
ik ben als het ware
de proef op hun som.
Kleine dag voor mezelf
Verwachting en geboorte zijn de
codewoorden in de poëzie van Coert
Poort, die in 1953 in de Windroos
debuteerde en daarin thans zijn tweede
bundeltje heeft uitgegeven: „Een kleine
dag voor mijzelf". Coert Poort, geboren
in 1922, heeft ons aanvankelijk geïmpo
neerd met wat wij als „magisch rea
lisme" in zijn poëzie ervoeren. Thans
blijkt dat daar voor de dichter weinig
verdere muziek in zat. In „Een kleine
dag voor mijzelf" is Coert Poort een
wereld van ogenschijnlijk onbeduidende
Zondag 22 april: 3e zondag na Pasen:
eigen mis: 2e geb. H.H. Soter en Cajus;
Credo; pref. van Pasen: wit. Maandag:
H. Georgius, martelaar; eigen mis; pref.
van Pasen: rood. Dinsdag: H. Fidelis van
Sigmaringen, martelaar; mis Protexisti;
pref van Pasen: rood. Utrecht: H. Egher-
tus, belijder: mis Justus; 2e geb. H. Fide
lis: pref. van Pasen: wit. Woensdag: H.
Marcus, evangelist; eigen mis; 2e geb. van
Kruisdagen; Credo; pref. van de apos
telen; rood. Donderdag: H. H. Cletus en
Marcellinus, pausen-martelaren; mis SI
diligis; pref. van Pasen: rood. Vrijdag:
H. Petrus Canisius, belijder-kerkleraar;
mis In medio; Credo; pref. van Pasen:
wit. Zaterdag: H. Paulus van het Kruis,
belijder; eigen mis; 2e geb. H. Vitalis;
pref. van Pasen; wit. Zondag 29 april: 4e
zondag na Pasen; eigen mis; 2e geb. H.
Petrus van Verona; Credo; pref. van Pa
sen: wit.
dingen toegedaan. Hij heeft een stuk
levenswerkelijkheid opgegeven en is
ingekeerd tot zichzelf, zulks teneinde
naar zijn geboorte terug te groeien en
misschien ook om herboren te worden.
Dit dichterlijk motief, dat ook aan zjjn
eerste bundel beweegkracht gaf, is
thans als het ware van de bedrijvende
in de lijdende vorm overgegaan. Welis
waar zegt de dichter nog: ik doe dit en
ik doe dat, zoals in het openingsvers
dat wij zodadelijk zullen aanhalen, maar
in wezen gaat het hier om een „gedaan
worden". Het leven wordt de dichter
om zo te zeggen aangedaan; hijzelf
blijft er toeschouwer bij. Overigens is
er een stille trek naar overgave in hem,
zich ook uitend in religieuze zin, als
overgave (of overgegeven worden) aan
God. Zo bijvoorbeeld in zijn psalmbe
werkingen, waarin regels staan als: „Gij
hebt mij weloverwogen" en „Gij hebt
mij gewild".
Hij weet zich thuis in een zinnebeel
dig „huis van bewaring", vanwaaruit
hij „tekens van leven" naar buiten
zendt.
Hier volgt thans het openingsgedicht
uit „Een kleine dag voor mijzelf"; een
gedicht vol heimwee naar de oorspron
kelijke geborgenheid waaruit wij voort-
komstig zijn:
Nu hoort gij mij misschien
gaan door het leven
door een deur
zoals huizen mij horen
eenmaal of honderdmaal op een dag
zoals zij mij beter horen
dan ik zelf
ik strijk vuur in het donker
ik streel een huid tegen de zin
ik blaas averechts op een fluit
ik schop stenen tegen de hellingen op
ik zwem rond in de lange rivier
ik wacht in de voortsnellende treinen
ik praat maar wat tegen de zon
ik geef mijn kinderen terug aan God
tegen de wind
ik steek langzaam de nacht over
ik passeer de stilte
langs de wegen verlaat ik het land
langs de zeeën verlies ik het water
ik ga tussen mijn woorden door
om bij u te zijn.
Het gedicht maakt een zuivere in
druk. Maar toch ontbreekt er iets es-
sentiëels aan; datgene wat ons doet
zeggen: deze woorden zijn onverwissel
baar. Deze opsomming van „ik dit en
ik dat" had zowel langer als korter
kunnen zijn. Het is of de dichter te ge
makkelijk op de gevoelswaarde van de
hem invallende beelden vertrouwt. Zijn
poëzie is verstaanbaar; wat hij zegt
klinkt oprecht; het doet allemaal mo
dern aan, maar het mist de overtui
gingskracht van het werkelijk Oor
spronkelijke.
Sterrebeelden en nevels
In veel pijnlijker mate geldt deze
laatste opmerking voor de bundeltjes
„Het geschonden aangezicht" van
Sonja Prins. „Orion" van Mea
Strand en „Zon, maan en hun ver
wend publiek" van Guus Valleide.
Sonja Prins, geboren in 1912, debu
teerde lang voor de oorlog onder het
pseudoniem Wanda Koopman. In haar
na-oorlogse poëzie probeert zij de ver
tolkster te zijn van idealistisch-commu-
nistische gemeenschapsgedachten. Ze
schrijft: „Ik wil zeggen wat alle men
sen willen zeggen, ik wil hun stem
zijn". Ze doet het onvervalst en aan-
sprekelijk, maar het geheim van wat
poëzie is blijft er vreemd aan.
Het aankomende dichteresje Mea
Strand is de gevoeligheid in eigen per
soon, zonder zich overigens aan senti
mentaliteit te bezondigen. Haar verzen
van liefdesverlangen, bewustwording,
zelfontwrichting en aanpassing-aan-de-
wereld mogen gelezen worden, maar
een scherpe indruk laten ze niet na.
Eigenlijk helemaal geen indruk.
„Orion": meer nevel dan sterrebeeld.
Guus Valleide tenslotte, gebo
ren in 1932, presteert het zo mogelijk,
ons nog minder dan Sonja Prins een
beeld te geven van wat hij is en wil.
Hij probeert zijn gevoel zo droog mo
gelijk uit te tekenen; hij schrijft soms
rake regels, vindt kleurige vergelij
kingen, maar over het algemeen heeft
men toch de onprettige gewaarwording
dat hjj niet veel meer is dan een han
dig speler met wat er aan moderniteit
in de lucht zit. In laatste instantie: een
schijndichter. De titel „Zon, maan en
hun verwend publiek" is vervelend
pretentieus.
NICO VERHOEVEN
De Windroos. Deeltjes 34 tot en
met 38. Uitg. Mij. Holland, Amsterdam.