ïK ■W'' A yj Minister Cals een goed verliezer Tweede Kamer verwerpt de beperking van de studieduur Heeren-Baai TWEEDE KAMER BEREID WET OP AFBETALINGEN TE AANVAARDEN m fi RANG Moord betekent levenslang WINDROZEN DIE IETS MISSEN Aansprakelijkheid boven oorspronkelijkheid Debuut Stutveld r 'J' ll)S Ï^J"/ ie'" mm VI et op de \*tverkopen Tweede T.H. en herziening technisch hoger onderwijs aanvaard Pater Stokman: Het sit hem niet in de examens Geen De Momper De pijptabak DOUWE EGBERTS &TM Friesche Groeiend probleem vraagt ingrijpen OS Voordeliger per dozijn s*"e i» uit de handigste verpakking! *0emsM/wutty vaademrfewuy door EWOUT SPEELMAN LITERAIRE KRONIEK ZATERDAG 21 APRIL 1956 PAGINA 11 ïove® w °<e' ilë iw* t£K1T^MÉ^ -Stamen CANDIES y TE CALSIUN i I (Nadruk verboden óe f A r^Nnier bezig met VG\ erziening ^har!dIernentaire re(lacteur) 'V ®sn f "n8 van het wetsont- 11 - techn:- - - V uit lisctle herziening be- «d ^iher' Verhopenwet, is in de itStJ* CPvan de zijde van NA tl"'''1 ui .3anuari worden gehou- Ah, meer negentien dagen 'S'S tr>anr daarvoor een ter" f? j ^l'C^arbhf' derüen dagen vast Zekere grenzen Copy van Teniers Pos tze ge live r koop in h e't Rembrandthuis De ware liefhebber van baaitabak weet wat hij kiest: Douwe Egberts Echte Friesche Heeren-Baai. Zachte tabak, fijn van geur, vol van smaak. Een beproefde Douwe Egberts melange n Waar zon is, is ook schaduw. Waar RANG is, is ook namaak. U kiest natuurlijk de zonzijde. Overtuigt u daarom, dat u de zonnige RANG ontvangt door te letten op de naam RANG op het beschermend omhulsel van elk „Rangetje" en op iedere rol. Meisje niet op school toegelaten Uitspraak in kort geding Liturgische weekkalender .telti" J rleio- m >eS» O'O i."e die v°orgesteld om de de rpge,rnatig in de zomer vA nnen dan drie zater- - ^£«1 Heuvel (KVP) heeft 1 v"- a„ ?taatssecretaris dr. - a voor de niet-open- tlg ue mei-upen' b;vl0 ,':ijh^',2i5n van voorverkopen, O'iiNA 7» niet vaste rela- Y$Ku> hierin de moge- SA? Ui»I? en strijdmiddel in üf^ d'tenH "le voor de aan- 'G *&i e*her5 in hoofdzaak V*' dr' vi,}? binden. eidkamp de Kamer Advertentie (Van onze parlementaire redacteur) Minister Cals heeft met zijn ver dediging tegen een overmachtige op positie in de Tweede Kamer toch nog elf leden weten te overtuigen van de juistheid van de maatregel die hij in de wet had willen leggen, om de stu dieduur de eerste jaren te beperken. Zijn verdediging in antwoord op de replieken was wederom van bijzonder goed gehalte. Nadat de wet zelf zon der hoofdelijke stemming was aan vaard A.R. en Staatk. Ger. alleen lieten aantekenen dat zjj tegen wa ren was er een bijzonder harteljj- 55 55 De elf die voor dit artikel hadder) gestemd waren de zes leden van de K.V.P. Koersen, Maenen, Lucas, Van der Weiden, Van der Ploeg en tot veler verrassing ook de voorzitter dr. Korten- horst. Daarbij voegden zich namens de P. v. d. A. de heren Van Sleen, De Kat, Bommer, Peschar en Blom. Namens de K.V.P.-groep verklaarde de heer Koersen, dat hfj de vrijheidsbeperking slechts als een kwestie van wat meer of wat minder kon zien en dat hij hier in geen aantasting van het principe kon ontdekken. Het merendeel van de Kamer dacht daar anders over, zij het met nuances. De heer Tilanus (C.H.) vond dat het principe vrijheid van stu deren in ons Hoger Onderwijs wel dege lijk zou worden aangetast en dat men bij de algehele herziening van het ho ger onderwijs met deze zaak bij hem niet meer aan hoefde te komen. Me vrouw Fortanier de Wit (VVD) gaf de minister de verzekering dat zjj ook dan weer alle argumenten voor en tegen nauwkeurig af zal Wegen, terwijl de heer Posthumus namens de tegenstem mers in de P. v. d. A. het argument naar voren bracht, dat de minister be ter eerst de herziening van het hoger onderwijs in het algemeen had kunnen regelen, dan tevoren op dit gebied te gaan experimenteren. Van het „gesol met de vrijheid" wilde hij niets weten. Pater Stokman (KVP) bleef zijn anti pathie tegen de regeling gronden op de vrees, dat men de waarde en het ren dement van hogere studies teveel in de examens gaat zoeken, met verwaarlo zing van de echte maatschappelijke vor ming. Hij vond bovendien de ernstige bedenkingen die professoren ook van andere universiteiten hebben laten ho ren veelzeggend. Minister Cals stelde daartegenover de uitspraak van tien hoogleraren die met kopstukken uit de industrie tot een geheel ander oordeel zijn gekomen. Hij toonde begrip voor het hooghouden van de vrijheid in het land waar de universiteiten als symbolen van vrij heid zijn ontstaan, maar wees daar naast op de noozaak om zekere gren zen te stellen aan de studieduur. Ook meende de minister dat wie te gen het bewuste artikel is, ook tegen de beperking zou moeten zijn, die is ge- 55 55 Bij ons 18 dezer gepubliceerd bericht over een te Maastricht ontdekt schilde rij. waarbij de naam De Momper werd noemd, tekens prof. dr. J. J. M. Tim- mers, directeur van het Limburgs Pro vinciaal Museum voor kunst en oudhe den „Bonnefanten", aan: 1. genoemd schilderij is nimmer in het Bonnefantenmuseum geweest en daar niet gereinigd; 2. iedere ook maar enigszins ter zake deskundige zal onmiddellijk hebben op gemerkt, dat het zich hier handelt om een copie naar een bekend schilderij van David Teniers. Er is dus werkelijk geen reden om te mompelen oven De Momper. ke waardering voor het succes, dat de minister heeft behaald met de de finitieve aanvaarding van de tweede T. H. en de ingrijpende veranderin gen in de bestuursvorm, die veel meer van de eigen verantwoordelijk heid zal gaan vragen. Onder degenen die hun gelukwensen kwamen aanbie den bevonden zich ook de vier leden van de deputatie die donderdagavond de petitie van de studenten hadden overhandigd. Minister Cals ontving hen in de ministerskamer en was zo sportief van zijn kant de heren geluk te wensen met het verwerpen van het beruchte artikel 61 bis. legen in de voorwaarden die aan beur zen en renteloze voorschotten worden gesteld. Hij stelde de Kamer gerust, dat bij de herziening van het Hoger Onderwijs van hem nooit een soortge lijke regeling voor de gehele studie duur te wachten zou zijn. Bij de huidige regeling bedenke men, dat het gaat om een zeer speciale propaedeuse en om een beperking tot de eerste jaren. Zjjn kracht in het debat toonde mr. Cals o.a. toen hij het spandoek met de leuze „artikel 61 eruit of Cals eruit" ter sprake bracht. De communist Gort zak riep: „Waarom niet allebei eruit?" Waarop de minister antwoordde: „Dat zou zeker kunnen, wanneer hier een persoonsverheerlijking aan vooraf zou zijn gegaan." De minister deelde mede, dat een voorstel tot verhoging van de salaris sen van de wetenschappelijke staven aan het G. O. zal worden voorgelegd. Een beslissing kan nog in mei tegemoet worden gezien. Ter gelegenheid van het Rembrandt- jaar 1956 zal het comité voor de zomer- postzegels in het Rembrandthuis, Joden- breestraat 4-6 te Amsterdam, gedurende de periode van verkrijgbaarstelling dc zomer-Rembrandtpostzegels 1956 ten ver koop aanbieden. In het Rembrandthuis ter post bezorgde correspondentie zal worden voorzien van een speciaal stem pel. Dit pakje bevat een extra vouw, waardoor het 2 x zo wijd open waaiert en volop ruimte biedt voor het stoppen van de pijp in het pakje zelf. ook in onsen en 'I: ponden (Van onze Haagse redactie) De Tweede Kamer is, blijkens het voorlopig verslag, bereid het wetsont werp tijdelijke regeling van het afbe talingswezen met spoed af te werken. Men beseft, dat het steeds groeiende probleem der afbetalingen om maatre gelen vraagt, vooral nu in de eerstko mende maanden door grote extrabeta lingen over 1955 een beduidend bedrag in de consumptieve sfeer terecht zal komen en daar via de afbetalingen een nog grotere vraag zal veroorzaken. Niettemin kon men zich slechts tot op zekere hoogte met de opzet en strek king van het ontwerp verenigen. De voornaamste klacht is, dat de Re gering zich vrijwel uitsluitend met het conjuncturele aspect van de materie heeft bezig gehouden, en daarbij het so ciale aspect heeft verwaarloosd. Ook uit sociale oerwegingen kan het, aldus vele leden, wenselijk zijn, dat perma nent een voorschrift van kracht is met betrekking to1- de eerste aanbetaling en de duur van de afbetalingsovereen komst. Daarbij hoeven aanpassingen aan de conjunctuur geenszins te zijn uitgesloten. De waarde van het door de Regering aangevoerde argument. Overheidsbeïn- vloeding van de conjuncturele ontwikke ling, wordt van verschillende zijden be- twfjfeld. Verscheidene leden wijzen op de cijfers van het Convent van Chris telijke Sociale Organisaties, volgens welke de in Nederland plaatshebbende Advertentie Verkrijgbaar in diverse smaken: sinaasappel, citroen, frambozen enz. los A 32 cent per 100 gram en in tollen 17 cent. consumptieve uitgaven op circa 2 pet van het totaal moeten worden geschat. Voor West Duitsland zou dit cijfer 10 pet en voor de V.S. zelfs 18 pet zijn. Ondanks deze bedenkingen is men be reid het ontwerp te aanvaarden, juist omdat het slechts een tijdelijke rege ling betreft, die ter zijner tijd gevolgd zal worden door een definitieve. Het zestien-jarige meisje, dat van het Montessorilyceum in Rotterdam is weggestuurd, zal niet meer op deze school mogen terug komen. Dit heeft de president van de Rotterdamse rechtoank in een vonnis bepaald. De vader van het meisje eiste dinsdag in een kort geding, dat het schoolbe- s'uur laar weer zou toelaten tot de les sen. De president herinnerde er in zijn vonnis aan, dat hij op het kort geding heeft geprobeerd partijen er toe te De- wegen het geschil op te lossen door eer. bespreking. Dit werd echter van de hand gewezen. De president overwoog ver der, dat de stelling, dat het meisje de orde in de klas voortdurend verstoorde, niet door eiser is weersproken. En als een leerling een dermate storend ele ment blijkt te zijn, dat het behoorlijk volgen van het onderwijs daardoor in gevaar komt, kan de school zich buiten staat verklaren verder aan haar ver plichtingen te voldoen, aldus het vonnis. Op de wereldpijprookdag 1956, die 25 april te Purmerend wordt gehouden door vertegenwoordigers van de inter nationale pers, radio en televisie zal, zo wordt ons medegedeeld, „aan een zeer hoog geplaatst persoon" een vriend- schapsprijs worden aangeboden de zeer verdienstelijke wijze, waarop hij de we- reldvriendschapsgedachte in het afge lopen jaar heeft gediend. Tevens zal een nieuw initiatief van „De Gesellighe Dampkring" worden bekend gemaakt, dat in 1955 tot een uitvoering wordt ge bracht. Twaalf maal zal o28 april in hel kleine kerkje in Blenheim (Ontario, Canada) uit een Hollandse mond het „ja" weerklinken, en het aantal ma len, dat er op die dag de naam „Dorsser" in het huwelyksregister geschreven wordt, kan men slechts moeilijk uitrekenen. Vier meisjes Dorsser en twee zonen Dorsser, allen uit één gezin van vijf tien kinderen, treden die dag in het huwelijk. Alle levenspartners zijn eveneens uit Nederland afkomstig. Het denkbeeld, allen op een dag te trouwen, is minder van de kinde ren Dorsser uitgegaan dan van pa pa. „Ze zeggen, dat ze bij het dozijn goedkoper zijn, maar ik geloof, dat ik eerst nog even de 64.000 dollarprijs van de televisiewedstrijd moet win nen", beweert papa Leo Dorsser. emigrant sedert 1954 en afkomstig uit Helden, tussen Weert en Venlo. In de kerk van Onze Lieve Vrouw in Blenheim zal het huwelijk vol trokken worden. Het zal een feest alleen voor de familie worden, maar met zeven betrokken families zijn het toch nog altijd 150 gasten. 29 „Nou ja, net als de anderen, hij kan het gedaan hebben of niet," viel Bartels de rechercheur in de rede. „Ze hebben allemaal wat vóór en ze hebben allemaal wat tegen, maar, als je het mij vraagt motieven, échte motieven? Ik zie er geen een." „Blijft Manus, de toneelknecht," vervolgde Van Daatselaar onverstoorbaar. „Heeft twee vonnissen, een wegens zware mishandeling uit de tijd toen hjj nog uitsmijter was in „De Stad Hamburg" en hij een Noor wat al te hardhandig op de Zeedijk depo neerde. Tweedens wegens verduistering in dienst betrekking, toen hij loper was voor een apotheker. De laatste tien jaar hebben we geen last meer met Manus gehad, hij heeft thuis niet veel in te brengen, en dat is wel héél goed voor Manus." „Zelfde laken een pak, 't zou ook wel een wonder zijn als we er geen recidivist bij hadden," consta teerde Galama. „Dus Heren?" „Dus zal ik van alle honderd en drie mensen, die avond aanwezig, een nader rapport moeten uitbren gen," meende Van Daatselaar. „Als je daar mee klaar bent, heb jij pensioen en ik een baard," zei Galama. „Wat denk jij Bartels?" Inspecteur Bartels haalde de schouders op. „Moord is mijn specialiteit niet. 't Ziet er inder daad weinig veelbelovend uit. Ik geloof dat we tóch de valsemunterij maar moeten laten prevaleren. Kijk, ik heb nog es zo zitten denken. Ik zei het al, één ding staat vast: de heren zijn nog niet lang aan de gang, ik vermoed zelfs dat ze nog in het stadium van het oplaten van proefballons zijn. Hier een biljet en daar een biljet en eens kijken hoe het marcheert. Dan krijgen we aanstonds meteen een hele bóm. En dan lopen ze tegen de lamp, wis en zeker. Kijk, Van Daatselaar kan mijnentwege gerust met zijn onderzoek aanvangen en als ik jou was, Galama, ging ik weer gewoon naar de dienst terug. Ik geloof niet meer dat dit een kwestie van een paar dagen is. Laten we rustig wachten, tot er wat meer biljetten op de markt komen. Wij houden de Engelse coupures natuurlijk onder onze bijzondere aandacht. Hebben wij eenmaal de kerels, dan zal het jou veel gemak kelijker vallen de moord te bewijzen. Van het een komt het ander." Galama en Van Daatselaar keken elkaar aan. Ja, ze waren daar bij Falsificatiën wel héél zeker van hun zaak, het waren knappe kerels, die al jaren met het bijltje hakten. Er waren maar heel weinig zaken die onopgelost bleven en maar heel weinig kandidaten voor de cel, die de dans ontsprongen. In de roezemoezige tijd vóór de oorlog was het aan de bureaucratie van de Franse autoriteiten te wijten, met name aan de veelbesproken minister van bui tenlandse zaken Pierre Laval, dat een groep interna tionale vervalsers op vrije voeten bleef, grootmeesters in hun vak. De Nederlandse Valsgeldcentrale had de heren bij hun kladden, maar het edele diplomatieke spel, en wellicht een flinke douceur van échte Franse francs, had de zaak op dood spoor gebracht. Bar tels had er daarstraks nog even als de regel be vestigende uitzondering terloops en eerlijkheidshalve aan herinnerd. „De lui waar je het straks over had, Bartels, uit de tijd van Laval en zo, kunnen die niet?" Bartels haalde de schouders op. „Beste vriend, alles kan. Er waren Russen bij en een Chinees, en alle politiek er buiten gelaten: als „De Waarheid" schrijft dat de Russen de valsemun terij hebben uitgevonden, gesteund door een voorzaat van de president van communistisch China, zal ik geen ingezonden stuk schrijven om de eer voor de Verenigde Naties op te eisen. Op het gebied van dit soort typografie zijn het keien, de Russen zowel als de Chinezen. Maar ik geloof dat Iwan en Chang er deze keer toch niet mee te maken hebben. Je kunt voor mijn part de boardinghouses van de Chi nezen gaan uitkammen, Van Daatselaar. De Russi sche vreemdelingen genieten te veel de belangstel ling van andere instanties, dan dat ze hier een kans maken. Dus, resumerend" en Bartels stond op „ik ga terug naar den Haag, we houden ogen en oren open met als parool voorlopig „afwachten en niet forceren." Akkoord?" „Akkoord," zeiden Galama en Van Daatselaar, maar de toestemming kwam niet uit de grond van hun hart Dagen werden tot weken, weken werden tot maan den, dé zachte winter maakte plaats voor een koele lente, de koele lente voor de koude zomer. Inspec teur Galama deed al lang weer de dingen van alle dag, opgenomen in de sleur van het afdelingsbu reau. Hij hield contact met Van Daatselaar en met Bartels. De rechercheur speurde met de koppigheid van een muilezel verder, het aantal rapporten over personen die de feestavond hadden bijgewoond steeg onrustbarend. Iedereen kon het wél, iedereen kon het niet gedaan hebben. In de loop van de maan den had inspecteur Galama een diep inzicht gekre gen in de kleine zonden en de verborgen tragiek van ogenschijnlijk eerzame levens. De Valsgeldcen trale had haar netten internationaal gespreid, maar telkens wanneer Galama Den Haag beide, kreeg hij nul op het request en een hoorbaar-medelijdend lachje van Bartels. De Officier van Justitie had de zaken van Koffie- mozes en Tinus Kromme Wijsvinger niet langer kunnen ophouden en bracht ze op de rol, vóór de heren rechters hun toga voor het weekendshirt en de badplaats gingen verwisselen. Er was veel belangstelling voor de zaak, minzaam groette Mozes de vrienden op de publieke tribune en kreeg een veelbelovende knipoog van Jansje van Bet Eenoog, die hem het grootste part van haar gunsten placht te schenken, speciaal wanneer de goede Mozes een kleine offerande aan haar welge vormde voetjes kon leggen na een geslaagde kraak. Toen betrok zijn gezicht, op de tribune zaten niet alleen de toffe jongens, maar ook Russen, véél Rus sen, dofgajes, natuurlijk door de loze inspecteur Ga lama tussen de stamgasten gesmokkeld. Ze zouden hun flaporen wijd open houden om te horen of een van de heren bijgeval zo dom was om link te gaan smoezen, Mozes en Tinus te verniggelen of wat te versliegeren over die moord op mijnheer Ditsel, de goeie mijnheer Ditsel die indertijd zijn kind had ge red. 'Wordt vervolgd rat er de laatste tijd aan nieuwe poëzie in de Windroos verschijnt is niet bepaald om enthousiast over te zijn. Men vraagt zich af: waaromWaarom ligt het peil zo laag? Of is er iets anders aan de hand? Is de voorkeur van Windroosredacteur Ad den Besten zich in een bepaalde richting aan het ontwikkelen, waarbij het hem meer om aansprekelijkheid dan om oorspronkelijkheid te doen is. De hieronder te noemen nieuwe bundeltjes van Coert Poort, Sonja Prins, Cor Stutvoet, Mea Strand en Guus Valleide bevatten poëzie die niet bijzonder veel invoelingsvermogen van de lezer eist; poëzie, die in staat zou zijn een breder publiek voor het moderne dichten te winnen, ware het niet, dat er het heilige vuur aan ontbreekt. Deze Windroospoëten hebben weliswaar de toon der moderne poëzie te pakken; hun levensgevoel of hoe men de habitus welke aan hun dichterschap ten grondslag ligt ook wil noemen, is typisch na-oorlogs, maar wat ze er in aktuele scheppingstaai van maken, mist de gloed van oorspronkelijkheid. Het maakt de indruk van afgekeken te zijn. Resultaat: een grotere aansprekelijkheid dan bij de pioniers' van het moderne vers, maar op de keeper beschouwd: nietszeggend. De enige die als persoonlijkheid uit de rij wegspringt is Cor Stutvoet, merkwaardigerwijs de oudste dichter die ooit in de Windroos uitgaf. Stut voet, geboren in 1906, is een debutant, die wat zijn leeftijd betreft tot de generatie van Achterberg behoort, maar overigens tot de jongsten gerekend moet worden. Men staat even vreemd tegen dit verschijnsel aan te kijken. Hoe ontwapenend weet deze dichter met oude en nieuwe beeldspraken om te springen. Hij is gewoon een amou reuze jongen, zijn gedichten heten ge woon „Gedichten" en ze zijn gewoon modern, maar dan gekaderd door een klassiciteit, welke men alleen van een man van de oude school mag verwach ten. Tevens i~ Stutvoet een scherp registrator van indrukken die hij uit de hem altijd vreemdblijvende buiten wereld ontvangt. Al doende wordt hij op onverhoedse momenten door een ge weldige tederheid overstelpt en „lam" gezegd. Hij kan dan nog slechts de een voudigste woorden gebruiken om te zeggen hoe het met hem gesteld is. Zo bijvoorbeeld in STERREN Vrouw, laat mij boeten voor de wolf die in mij werd gedood zonder die laatste kreet die vogels op doet vliegen die moeders baren doet uitroepend over hen het einde van haar dracht Vrouw, gesel mij met niets ontziende kracht sla uit uw wezen sterren in de nacht maar laat ze zijn de splinters van uw naam. Deze uitermate vrouwelijke trek in deze overigens zeer mannelijke poëzie geeft er een speciale verfijning aan. Tederheid ligt er in gepaard aan vitale kracht. Het is bijna onvoorstelbaar, dat een dichter in deze tijd nog met een „Liefdesverklaring" gelijk de volgende ronduit overtuigend op de lezer kan inwerken: Ik hou van de aarde de wind en de zon de bomen mijn vrinden met donkere handen de vogels een groet uit zonlichte landen ik vind mijn gezicht bij de dieren weerom. Ik hou van de mensen ik weet niet waarom zij geven mij ogen bewegen mijn handen iïc ga met mijn glimlach óm en door anderen ik ben als het ware de proef op hun som. Kleine dag voor mezelf Verwachting en geboorte zijn de codewoorden in de poëzie van Coert Poort, die in 1953 in de Windroos debuteerde en daarin thans zijn tweede bundeltje heeft uitgegeven: „Een kleine dag voor mijzelf". Coert Poort, geboren in 1922, heeft ons aanvankelijk geïmpo neerd met wat wij als „magisch rea lisme" in zijn poëzie ervoeren. Thans blijkt dat daar voor de dichter weinig verdere muziek in zat. In „Een kleine dag voor mijzelf" is Coert Poort een wereld van ogenschijnlijk onbeduidende Zondag 22 april: 3e zondag na Pasen: eigen mis: 2e geb. H.H. Soter en Cajus; Credo; pref. van Pasen: wit. Maandag: H. Georgius, martelaar; eigen mis; pref. van Pasen: rood. Dinsdag: H. Fidelis van Sigmaringen, martelaar; mis Protexisti; pref van Pasen: rood. Utrecht: H. Egher- tus, belijder: mis Justus; 2e geb. H. Fide lis: pref. van Pasen: wit. Woensdag: H. Marcus, evangelist; eigen mis; 2e geb. van Kruisdagen; Credo; pref. van de apos telen; rood. Donderdag: H. H. Cletus en Marcellinus, pausen-martelaren; mis SI diligis; pref. van Pasen: rood. Vrijdag: H. Petrus Canisius, belijder-kerkleraar; mis In medio; Credo; pref. van Pasen: wit. Zaterdag: H. Paulus van het Kruis, belijder; eigen mis; 2e geb. H. Vitalis; pref. van Pasen; wit. Zondag 29 april: 4e zondag na Pasen; eigen mis; 2e geb. H. Petrus van Verona; Credo; pref. van Pa sen: wit. dingen toegedaan. Hij heeft een stuk levenswerkelijkheid opgegeven en is ingekeerd tot zichzelf, zulks teneinde naar zijn geboorte terug te groeien en misschien ook om herboren te worden. Dit dichterlijk motief, dat ook aan zjjn eerste bundel beweegkracht gaf, is thans als het ware van de bedrijvende in de lijdende vorm overgegaan. Welis waar zegt de dichter nog: ik doe dit en ik doe dat, zoals in het openingsvers dat wij zodadelijk zullen aanhalen, maar in wezen gaat het hier om een „gedaan worden". Het leven wordt de dichter om zo te zeggen aangedaan; hijzelf blijft er toeschouwer bij. Overigens is er een stille trek naar overgave in hem, zich ook uitend in religieuze zin, als overgave (of overgegeven worden) aan God. Zo bijvoorbeeld in zijn psalmbe werkingen, waarin regels staan als: „Gij hebt mij weloverwogen" en „Gij hebt mij gewild". Hij weet zich thuis in een zinnebeel dig „huis van bewaring", vanwaaruit hij „tekens van leven" naar buiten zendt. Hier volgt thans het openingsgedicht uit „Een kleine dag voor mijzelf"; een gedicht vol heimwee naar de oorspron kelijke geborgenheid waaruit wij voort- komstig zijn: Nu hoort gij mij misschien gaan door het leven door een deur zoals huizen mij horen eenmaal of honderdmaal op een dag zoals zij mij beter horen dan ik zelf ik strijk vuur in het donker ik streel een huid tegen de zin ik blaas averechts op een fluit ik schop stenen tegen de hellingen op ik zwem rond in de lange rivier ik wacht in de voortsnellende treinen ik praat maar wat tegen de zon ik geef mijn kinderen terug aan God tegen de wind ik steek langzaam de nacht over ik passeer de stilte langs de wegen verlaat ik het land langs de zeeën verlies ik het water ik ga tussen mijn woorden door om bij u te zijn. Het gedicht maakt een zuivere in druk. Maar toch ontbreekt er iets es- sentiëels aan; datgene wat ons doet zeggen: deze woorden zijn onverwissel baar. Deze opsomming van „ik dit en ik dat" had zowel langer als korter kunnen zijn. Het is of de dichter te ge makkelijk op de gevoelswaarde van de hem invallende beelden vertrouwt. Zijn poëzie is verstaanbaar; wat hij zegt klinkt oprecht; het doet allemaal mo dern aan, maar het mist de overtui gingskracht van het werkelijk Oor spronkelijke. Sterrebeelden en nevels In veel pijnlijker mate geldt deze laatste opmerking voor de bundeltjes „Het geschonden aangezicht" van Sonja Prins. „Orion" van Mea Strand en „Zon, maan en hun ver wend publiek" van Guus Valleide. Sonja Prins, geboren in 1912, debu teerde lang voor de oorlog onder het pseudoniem Wanda Koopman. In haar na-oorlogse poëzie probeert zij de ver tolkster te zijn van idealistisch-commu- nistische gemeenschapsgedachten. Ze schrijft: „Ik wil zeggen wat alle men sen willen zeggen, ik wil hun stem zijn". Ze doet het onvervalst en aan- sprekelijk, maar het geheim van wat poëzie is blijft er vreemd aan. Het aankomende dichteresje Mea Strand is de gevoeligheid in eigen per soon, zonder zich overigens aan senti mentaliteit te bezondigen. Haar verzen van liefdesverlangen, bewustwording, zelfontwrichting en aanpassing-aan-de- wereld mogen gelezen worden, maar een scherpe indruk laten ze niet na. Eigenlijk helemaal geen indruk. „Orion": meer nevel dan sterrebeeld. Guus Valleide tenslotte, gebo ren in 1932, presteert het zo mogelijk, ons nog minder dan Sonja Prins een beeld te geven van wat hij is en wil. Hij probeert zijn gevoel zo droog mo gelijk uit te tekenen; hij schrijft soms rake regels, vindt kleurige vergelij kingen, maar over het algemeen heeft men toch de onprettige gewaarwording dat hjj niet veel meer is dan een han dig speler met wat er aan moderniteit in de lucht zit. In laatste instantie: een schijndichter. De titel „Zon, maan en hun verwend publiek" is vervelend pretentieus. NICO VERHOEVEN De Windroos. Deeltjes 34 tot en met 38. Uitg. Mij. Holland, Amsterdam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1956 | | pagina 11