O
e Zeeuwse Prinsessen uit
zomerslaap gewekt
yERSEKE brengt haar aan de man
vlug
Verkoudheid, griep...
„Een zondig en onheilig, maar
niettemin geniaal mens
JEUK
DDD
GODS WOORD EN HET
GELAAT DER KERK
Onderhouds
plicht
DE WONDERE WERELD van MARS
Te verstandig
en
te nuchter
PATRIJZEN SCHIET MEN
NIET MET EEN KANON
G
Model
Stfïrae ZSSSt JSt
€rivatertuin der
Oosterschelde
Sc*
I
Herdenking van Bilderdijk
in Amsterdams Westerkerk
Apostolaatsmoeilijkheden
Isolatie of doorbraak?
'Geloofd
en
J
s?
j
ZATERDAG 8 SEPTEMBER 1956
PAGINA 5
%rJ
Ai^a-
«Se ee" kenne^- g0-Jd' ?e
Xhelft
■ÉÉri8l.is,i
1 het h"l 2000 -
llll 11
ch de vebduyhf/
N (j 20 S^ec'a'e verslaggever)
11 Co, eRn echte Zeeuw, de
Jt 1,1 tip ssar,s van de Koningin
ït* od npPr,0vineie Zeeland. Zoals
X? Vp Rn esterschelde aan boord
S,'sfo n„'..uit ('e druipende kor de
Xi*av0iir„ "j kreeg aangeboden en
hantr °m 'ater zèlf het
Advertentie
grote,
mee
met een enkele bewe-
V' s,:Lu"teren en er de
V' lp,, 'Pen geroutineerd
A'e Opej n' met een enkele
'\b tn„' r 'os van de baard, klaar
KV ^umPtle- En hoe hij Pieter
nna»rrt Inespreken, legenda ri-
VAle jk'l „De Drie Haringen" en
X' terüSr?ri^he held, ginds in
,'i| (i;,j U|l' hij er trots aan herin-
i\?0e(lppn,OK 7Un eigen grootvader
i (X ii, 8kant mosselenkweker was
X 6 Ca» d(' stad Tholen. Ja, zei
J'itAiel ''nibroot, de mossel is van
ÏN 1-i'iL. oester daarentegen een
b 'H, ''(lp ,f niijnheer. Over het Delta-
"iet h C°'nmissaris het ditmaal
iVi,, "Ve» "ben, daar zal nog wei
f") Besproken worden. Hij liet
tl Cf", twijfel aan, dat zijn hart
hp i n bing en aan de oes-
e'..de oogst van de Ooster-
V<lit
Hl S K n
JX V0n'v rfjkste en vruchtbaarste
erland. En ook Yerseke
dag niet aan het Delta-
evenmin als iemand op
van Zierikzee, Bruinisse en
A an. "o z,ieriKzee, jsruinisse en
f, l"i in 5 die tezamen waren geko-
t metropool van het week-
K'n te vieren van de nieuwe
k? kow?„. steeds meer de gewoonte
»st van een primeur met fees-
fl),vlag„p®.omringen, voor de haring
ith "hlfn dag' V00r de druiven,
«Ij1di de beide een koningin. Er
„e veelheid van koninginnen
ii« BVsb°t, maar toch geloven wij,
i?'£stelinX.rede mee hebben kan, met
J't Jkheden, die koninginnen en
p s ih S allemaal meer verzint.
X dn0nze gemechaniseerde, zo
i v"d r verwende en ontwortelde
fc?tha„irugkeer van het besef van
.V' en gelijkheid van al wat groei-
«i, V(Y,/"°eit. Het herinnert aan dat
nSSion16 gebod der Joden van
i'C". o e maken", een uiting van
'X 'Stn gebed van dankbaarheid
1'V"d iÜ opnieuw als men in de ze-
i g van weer een eerste ver-
ih,"lt de natuur, in de wisseling
NX ri°b teelt. Nu heeft ook Yerse-
wr^So eerste maal feestelijkheden
V v4h rc' ter ere van bet nieuwe
n oester- en mossel seizoen.
X 'L besters klopt dat inderdaad,
t? laJbbsselenvangst is eigenlijk al
1 "ia» °p ®ang- Want dat van die r
"«nd, is ten aanzien van de
'"dt
■ïe ^.esters klopt dat inderdaad
S ^"ar een dom vooroordeel. De
de Frarfisen lachen er om,
dat juist in juli en augustus
i'lyels op zijn lekkerst zijn. En zij
A1,?,n e." consumeren het Zeeuw-
kt in nog altijd toenemende
L'erWijl het artikel bij ons
uwehjks gewaardeerd wordt.
I r\
Ue 0bze mening hadden Yerseke
Vtlg jpterschelde-havens dan ook
\,r, Otia-M nnxrlno mnnt'np, 1
Wv°Or r eerder moeten beginnen
'i hun produkten reclame te
hi Sen clame dan wel te verstaan
°"zp Jand- Want de populariteit
k. ei, oesters en mosselen bij Bel-
'Wr w ranseti kan moeilijk nog
,"tph r,den. Onze Zuiderburen sa-
fi ^ïi u ^uiaerouren sa-
bet voortreffelijk voedsel,
esse, welke het eigen land
versmaadt. Dat bovendien,
duidelijk bg het Deltaplan
.«KV* \vl, versmaadt. Dat bovendien
X Ren j duidelijk bi; het Deltaplan
ï- r. ^"2p weinig of geen weet heeft
JVcOhQ dniek nationale cultuur en
;"eirt "".i.sche belangen, die er mee
iVch i„ Wat de oesters betreft,
k."eia" Westelijk Europa slechts
S ih i^bke vindplaatsende Lim
Jvenemarken, enkele pun-
X i?stpr„d® Franse kust en tenslotte
schelde. De Deense oesters
XJ"rTSu?otst, de Franse veel klei-
Ni ShiJ de Zeeuwse veruit de
tVf fhnbben in kwaliteit. Van de
tiV«lciiJ9en oesters, welke de Oos-
r" hp, baarlijks produceert, neemt
Aio,1 leeuwenaandeel af: acht-
ïAil>, verder Engeland 700.000
Jtl "s\ji5bd 600.000. De Nederland-
X^lp^'Ptie is weliswaar de laatste
X. bliif'OWg procent toegenomen,
'nog altijd ver in de min-
tX 6r) - tlijks wordt voor
L">»th„,aan oesters geëxporteerd
Ndo»* oesters geexporieera.
^hkpui n België de kleinste
V8" w de grootste helft ten
l«, 8h o 9'i miljoen. De kreeften
een artikei apart.
A
"8ti,„ toosselen zijn oorspronke-
kh'di», hovprpr°dukt- Als zodanig heeft
i A in ®.bgenoemde Pieter Corne-
N der vorige eeuw is ge-
ttjd, het einde der zes-
en geproefd. Pas in
de cultuur opgekomen,
,imftfeot'i0 op geslacht verbeterd
r Ni^aii !0heerd, thans een zeer
SÖt heeft bereikt. Wij hebben
klV',dernheenbeden al verteld van
aA't-hipt oke situatie in de Ooster-
1* riPn max'mum aan gunsti-
1 \kt hot 6 hier samenwerken. Ver-
i ./■'rt iojr, pfodukt zowel biologisch
ii Phuglscb voortdurend gecon-
vk gestudeerd, teneinde het bes-
-yb-ih Ho beste te verkrijgen. Alle
,\J"bf, %„?ostersc'helde1 die in con-
lu^hwJb. hebben een certificaat
„beid, zij zijn gegarandeerd
V* -. '"si vaartuigen houdt men
A zeif 'wezicht op, terwijl in de
""spl- n controleurs, waarvan
e met die taak belast
1 hovpnaHhdUkheid van de cul-
fllit de,,Jlen' da* zij als het ware
f R holtenWv"dt uitgeoefend. Al
v h tbssen erseke vaart men
V1 wate d? Percelen, die over-
Xl ^b:ik''hs ^lvr middel van sta-
't, ?,ssel(.'„ 'Uln, kwekers van oes-
V Rii,.H"':|l .i- kreeften heeft ver-
perken verdeeld,
iV h *vi3cke vuari men
^uter 5 Percelen» die over-
n bake no dbor middel van sta-
(lp lJV*iCU ver-
Mi.ï 'Usicf oesterteelt is zeer
i%1 het niarw h°Be investerin-
h ''n's .vier ',,lt lw.aardiS,e. exquise
Vil «n ,r'jPe>i in Ai'J Jïar Bemoeid.
IV (Ir, er i. .anderhalf tot twee
1V1I&».: ''ebhet bovendien mo-
W"tiis„ ""andeii.A ",ruull!n mo"
Vv" hl, n- OestL Brotendeels te
W^a-iIS kwuliti-f8 Rn mosselen
Vh^e aan '!ï.eit hoge voe-
Vhi kiilttB'e' die hoeveelheid
h' dirpb®- waar hL et, Ptantaar-
VV h,„ Rt wordt weekdieren op
"endement. ezet in een
de
tlj hl^rf.hordngin ?,?.enin« van het
koalfTePbn. De
-y k
aspro
Het Zeeuwse Oester- en Mosse
lenseizoen is voor het eerst op
feestelijke wijze geopend. Meer
dan honderd vissersvaartuigen,
waaronder ook die van Bruinisse,
Zierikzee en Tholen, voeren van
Yerseke uit voor een vlootrevue
op de Oosterschelde. Aan de fees
telijkheden heeft ook het Zuid-
Bevelands dameskoor zijn mede
werking verleend.
De Nationale Bilderdijk-herdenking
1956, gisteravond gehouden in de Wes
terkerk te Amsterdam, is een gewone
voortzetting geworden van de Bilder-
dijk-herdenkingen van 1856, 1906 en
1931. De gewone gemeenplaatsen wa
ren troef: nationale figuur, ijsbreker
van de Réveilbeweging, een zondig en
onheilig maar niettemin geniaal mens.
Waarmee dan maar weer eens gezegd
is, dat Bilde-dijk slechts mag zijn wat
zijn herdenkers willen dat hij is.
Hij moet voor een goed doel geëxcu
seerd worden. „Bilderdijk was gèèn
man van uitspattingen, maar leefde so
ber en ingetogen," betoogde prof. dr.
W. J. H. Caron, voorzitter van het Na
tionaal Comité. „In zelfkennis heeft hij
zijn eigen hoogmoedig hart veroor
deeld." Spr. wilde Bilderdijk zien als
een man uit één stuk, al kon hij zijn
handtekening niet onder al 's mans
werken zetten.
Prof. dr. W. A. P. Smit besprak ver
volgens Bilderdijks poëzie zijnde de tra
ditioneel klassicistische expressie van
het romantische individuele gemoed.
Hij roemde Bilderdijk als groot dichter
„al staat hij ons ver."
Prof. dr. F. Baur uit Gent haalde al
lerlei verslapte banden tussen Bilder
dijk en Vlaanderen opnieuw aan. Die
banden waren gedurende het Koning
schap van Willem I bijzonder hecht.
Jan-Frans Willems maakte de Vlamin
gen al vroegtijdig attent op het ver
schil tussen „eenvoudig begaafd" en
Bilderdijkiaans. Gedurende heel de ne
gentiende eeuw is Bilderdijk in Vlaan
deren een klassiek dichter gebleven.
Achter de vroegste Alexandrijnen van
Guido Gezelle hoort men niet de ge
moedsbeweging van Vondel maar die
van Bilderdijk doorklinken. Rodenbach
keek naar Bilderdijk op, roemde diens
plastiek en d. oeg in 1880 zijn toneel
werk aan de nagedachtenis van Bilder
dijk op, zulks toen men in het noor
den geen stenen genoeg vond om in
Bilderdijks tuin te werpen. De verbas
tering van des dichters naam tot Bul
derdijk is piet van Zuidnederlandse
afkomst, zo betoogde prof. Baur. Men
eert hem in het zuiden als een meester
van de taal.
Tussen de redevoeringen door speelde
Simon C. Jansen op het orgel een pre
ludium en fuga van Bach en declameer
de Paul Huf, niet zonder pathos, enige
vc-rzen van Bilderdijk. Het pathos was
onvermijdelijk. Het kreeg er echter een
accent van kanselretoriek bij, een ac
cent dat boven deze gehele herdenking
zweefde.
Burgemeester d'Ailly van Amster
dam onthulde tenslotte een inscriptie,
aangebracht in een der kerkzuilen, ver
meldende dat Bilderdijk op 7 septem
ber 1856 aan de stille zijde van de
Westermarkt geboren werd en vier da
gen later in de Westerkerk gedoopt.
Advertentie
Niet krabben. De helder vloei
bare D.D.D. kalmeert de jeuk
in enkele seconden, doodt de
ziektekiemen en geneest tot
diep in de huidporiën.
VLOEISTOF 1.20 BALSEM 1.50 ZEEP 0.90
GENEESMIDDEL TEGEN
HUIDAANDOENINGEN
Sprekend over de verschillende, vor
men van apostolaat, die de Kerk
aanwendt om haar boodschap aan
de wereld te brengen maakt P. van
Doornik (De Kerk buiten de muren)
een zeer bruikbaar en verhelderend on
derscheid tussen wat hij noemt het te-
gemoettredende en het ontvangende
apostolaat. Onder het eerste, dat in
ons land lange tijd weinig geoefend is,
verstaat hij elke vorm van prediking,
die ongevraagd het Evangelie verkon
digt. Het tweede is dan het verkon
digend antwoord op gestelde vragen.
Beide vormen bren
gen in de wereld
van vandaag hun
eigen aparte moei
lijkheden met zich
mee. Voorop dient
echter zeer nadruk
kelijk gesteld te
worden, dat geloofs
verkondiging, in
welke vorm ook,
steeds een aange
legenheid van de Kerk is, al worden
dan ook altijd bepaalde personen daar
mee belast.
Aan de Kerk is de zending toe
vertrouwd Gods boodschap aan de men
sen te brengen. Wie daaraan meewerkt,
hij zij de Paus zelf, een eenvoudige ka
pelaan of een katholieke leek, doet dit
onder alle omstandigheden nooit anders
dan in haar naam. Er is geen sprake
van het doorgeven ener particuliere
overtuiging, zoals dat bij de leiders
van sekten of politieke partijen het ge
val is. Maar deze stand van zaken
brengt automatisch een geheel aparte
moeilijkheid met zich mee, omdat ieder,
die een katholiek hoort getuigen van zijn
geloof onmiddellijk achter hem het
„Rooms-katholiek kerkgenootschap" -
zoals de wet zich uitdrukt - ziet staan.
Zeer duidelijk en terecht legt pater
van Doornik de nadruk op dit feit.
En dat is zo belangrijk en noodzake
lijk, omdat iedere niet-katholiek in ons
land een bepaalde, meestal onjuiste
voorstelling heeft van de Katholieke
Kerk.
Juist die voorstelling is oorzaak, dat
hij niet in staat is het Evangelie zonder
vooringenomenheid te horen verkondi
gen. Al te spoedig staat men dan klaar
met voorbeelden uit de katholieke
levenspraktijk, die in strijd zijn of schij
nen te zijn met de verkondigde leer
en zo komt het, dat voor velen „het ge
laat van de Kerk niet het liefdevolle
goddelijke gelaat van Christus zelf is."
slaapsters gewekt uit de betovering
der Oosterschelde, en Yerseke brengt
hen aan de man. Yerseke samen met
Tholen, Zierikzee en Bruinisse, die hun
schepen, bevlagd en gepavoiseerd, lie
ten opstomen haar het feest en parade
ren voor de kust. Waarbij de Ye 60 de
eer genoot de eerste officiële trek te
doen, een kor vol oesters, die boven
kwam, een heel grote en heel mooie
voor de heer Commissaris, die haar
als een ervaren kenner liet wegglippen
in de mond.
(Vervolg van pag. 1)
Met opzet hebben we hier nog buiten
beschouwing gelaten de, minstens voor
lopig, financiële onn.ogelijkheid om in
alle noodtoestanden, waarin de econo
misch zwakkere mens kan komen te
verkeren, door collectieve maatregelen
te voorzien. Waar het ons om gaat, is
het feit dat het zedelijk denken van de
mens gezond moet blijven.
Spreekt dit reeds in het algemeen,
nog veel sterker komt het tot ui
ting bij het bezien van het tweede
argument dat wordt aangevoerd om van
de onderhoudsplicht af te komen. Het
open gezin van tegenwoordig zou zo
anders zijn dan het geslotene van voor
heen. Natuurlijk zijn onze moderne ge
zinnen niet meer vergelijkbaar, althans
in hun wijze van optreden naar buiten,
met de vroegere. Terecht heeft hier
met name dr. Couwenbergh op gewezen
in zijn lezenswaardige boekje „De ver
eenzaming van de moderne mens".
Maar *s daarmee het wezen van het
gezin aangetast? Natuurlijk niet! Nu
doet zich deze merkwaardigheid voor.
Bij de op stapel staande wijziging van
het burgerlijk wetboek wordt er met
name aan gedacht om de gezinsfunctie
meer centraal te stellen. We gaan angst-
valliger letten op de bescherming van
het gezin bij de echtscheidingsmogelijk
heden. Met andere woorden bij de wet
gever en dus bij degenen, die in dit op
zicht verantwoordelijkheid dragen, blijkt
de belangrijkheid van het gezin wel
te leven, maar bij de massa neemt
tegelijkertijd het inzicht in die belang
rijkheid af.
Het verbaast ons helemaal niet meer
wanneer iemand bij ons op kantoor vre
selijk verontwaardigd om bijstand komt
verzoeken, omdat hij bij gerechtelijk
vonnis is verplicht iets in het onder
houd van zijn ouders bij te dragen.
Hier moet ons het godsdienstig en zede
lijk inzicht helpen onze maatschappe
lijke gedragingen juist te stellen. Het
vierde gebod legt ons nadrukkelijk de
plicht op vader en moeder te eren,
maar dat eren bestaat toch waarachtig
niet in het versieren van een portret of
het vieren van een verjaardag. Nu moe
ten we oog hebben voor deze moeilijk
heid: vele ouders gaan tegenwoordig
liever naar de „steun" dan dat zij een
beroep doen op hun kinderen. Meestal
hebben die kinderen het ook niet al
te breed, en het is dan extra hard
hen nog eens te moeten belasten met
een kleiner of groter bedrag voor het
onderhoud van de ouders. Wanneer er
werkelijk van onmogelijkheid sprake is
om aan de onderhoudsplicht te voldoen,
dan is er geeh redelijk mens, die dat
desondanks vorderen zal. Maar waar
het om gaat en wat derhalve altijd
moet blijven gelden, dat is, dat de fei
telijke toestand de morele plicht niet
wegneemt en deze morele plicht ligt
zeker voor de katholiek zeer open voor
ons. Zoals /ader en moeder verantwoor-
-vi -«.if -v. zoal» a delijk zijn voor de opvoeding der kinde-
j'.u"', en verkin hL cornmis- ren en zij ook de verantwoordelijkheid
t"v£ tv elke oester zel£ van blÜven dragen, wanneer een kind mate-
\^bir£Ia?®sse de een Prin- rieël in nood verkeert, zo blijft ook van
to, Ure" haar de"' zo- I de zijde der kinderen een wederkerig-
deri thans vDe1reren- he id van plichten bestaan, waaraan men
s schone 1 zich niet mag onttrekken.
Een goede buur is beter dan een
verre vriend. Daar is men het
hier op aarde vrijwel algemeen
over eens. Maar zodra het het heelal
betreffen gaat, schijnt men geneigd de-
7,e wijsheid te verwaarlozen. Want de.
sterrenkunde <an onze tijd heeft méér
aandacht en belangstelling voor de in
de diepten van het heelal resideren
de vreemde melkwegstelsels, dan voor
onze lotgenoten, de nabije planeten,
als onze aarde kinderen van dezelfde
zon.
Hoe dat komt?, Louis de Broglie heeft
eens geschreven, dat de natuurweten
schap aan mode onderhevig is. En dat
is waar Voor wat de astronomie be
treft, zijn de melkwegstelsels al meer
dan een kwart eeuw sterk in de mode,
nadat tevoren de planeten met name
Mars dat waren geweest. En sinds
dien zijn de planeten eigenlijk oudmo
disch geworden. De hartstochtelijke
strijd over de „Mars-kanalen" en de
tomeloze fantasie-spinsels over super
intelligente Mars-bewoners al dan
niet in insectengedaante hun gewel
dige metropolen, irrigatiewerken en in
dustriecentra aan de rand van de ijs
kappen, vermogen vrijwel niet meer de
gemoederen in beweging te brengen.
Onze fantasie wordt geprikkeld door
geweldige, onvoorstelbaar ver verwij
derde heelaleilanden, drijvend in een
mateloze oceaan van ijle ruimte.
Zijn we te verstandig, of te nuchter,
geworden voor zulke planetarische her
senspinsels? Die gedachte hoe vlei
end misschien ook is nauwelijks ac
ceptabel.
Want onze generatie kent de verbijs
terende verhalen over de „vliegende
schotels" van buitenaardse herkomst,
waarvan geen detail voor sommigen
te fantastisch is en nog altijd is er een
aantal geleerden, die maar al te grif
geneigd zijn, de verschijnselen die zij op
de rosse planeet waarnemen te inter
preteren in de richting van de aan
wezigheid van intelligent leven op
Mars.
Las men deze zomer nog niet in de
kranten het bericht over die uitzon
derlijke Zwitserse geleerde, die een
hongerstaking begonnen was, omwil
le van „onze vrienden op Mars", zo
een kosmische solidariteit propage
rend in een wereld, die de aardse
solidariteit nog niet eens heeft weten
te verwezenlijken?
En in 1950 verraste een Japanse astro
noom zijn medewaarnemers op de ster
renwacht met de opgewonden uitroep
„Pikadonl", wat het Japanse woord
is voor „atoomexplosie". Hij was bezig
Mars te bestuderen en zag opeens op
het oppervlak van de planeet een enor
me uitbarsting, gevolgd door het om
hoogstijgen in de Mars-atmosfeer van
de befaamde paddestoel. Helaas voor
hem, zag het merendeel van zijn colle
ga's ook nog andere mogelijkheden om
het waargenomen verschijnsel te inter
preteren, namelijk een vulcanische uit
barsting of het neerkomen van een
reusachtige meteoor. En ze gaven aan
deze twee de voorkeur boven de eerste.
Op het ogenblik, dat dit onder de
ogen van de lezers komt, is het uur-
TJ voor de Mars-onderzoekers aange
broken en zal de grote slag geslagen
moeten worden. Zal de oogst van het
Marsjaar 1956 even groot en even ver
rassend zijn als die van liet Mars jaar
1877 en de daarop volgende jaren, toen
Giovanni Schiaparelli de vermaarde
ontdekking van zijn Canali de fa
meuze Mars„kanalen" deed? Zal de
merkwaardige vraag: „Bestaan ze nu
eigenlijk, of bestaan ze niet?" tenslot
te een beslissend antwoord krijgen?
„Het moet haast wel," is de belang
stellende geneigd te zeggen. „Want de
optische hulpmiddelen zijn sindsdien
immers öeduid/nd verbeterd".
Inderdaad heeft men op de Mount
Wilson, in Amerika, niet de twee-en
een-halva meter-spiegel en heeft men
Indrukwekkend zijn de geweldige kijkers in de sterrenwachten, maar zij vormen niet
Mars te observeren.
de geëigende apparatuur om
op de naburige Mount Palomar zelfs
niet in 1952 de beroemde vijf meter
spiegeltelescoop in gebruik genomen?
Het is begrijpelijk, en ook verleide
lijk aan deze twee reuzen te denken.
Maar toch men schiet geen patrij
zen met een kanon en zo is het onge
veer ook met deze twee gigantische
telescopen. Zij zijn niet de meest ge
schikte apparaten om het oppervlak van
de rosse planeet en de nabije plane
ten in het algemeen te observeren. De
planetenfoto's met deze machtige in
strumenten gemaakt hebben nog nim
mer *een schok van verrassing door de
wereld doen gaan.
Twee gordijntjes
De verklaring? De rode planeet houdt
zich bescheidenlijk min of meer ver
borgen achter een tweetal gordijntjes:
onze aardse dampkring ei zijn eigen
atmosfeer. En al zijn beide gordijntjes
doorzichtig, ze zijn toch hinderlijk. We
hebben er vorige maai al iets over ge
zegd. De onrust van de aardse damp-
kringlucht doet de beelden trillen en
maakt ze wazig en troebel. En de reus
achtige kijkers vergroten wei het Mars
beeld aanzienlijk, maar hebben het na
deel, dat ze ook de vertekeningen ver
groten. Men heeft niet zozeer behoefte
aan een groot, als wel aan een scherp
gedetailleerd beeld. Het is daarom, dat
de astronomen naar de bergtoppen en
de hoogvlakten getrokken zijn en dat
de Franse astrofysicus Audoin Dollfuss
in 1954 met een speciaal voor dit doel
gebouwde lichte telescoop in één lucht
ballon tot 7000 meter hoogte is opge
stegen, zo de perikelen van de lucht-
onrust omzeilend.
Er komt nog iets bijde reusachtige
instrumenten zijn speciaal ontworpen
met het oog op de bestudering van
zeer ver verwijderde en dus uiterst
lichtzwakke objecten. Daarbij is 'het
niet nodig, dat de optiek chromatisch
gecorrigeerd is, want die objecten
vertonen zich niet anders dan als
lichtende punten. Voor het bestuderen
van een planetenschijf is zulks wel
een eerste vereiste. Vandaar dat de
planetenfoto's met deze reuzen ge
maakt betrekkelijk zijn tegengevallen.
Men zal het dus vooral van de an
dere apparatuur moeten hebben en
de oplossing wordt, zoals al eerder
gezegd, gevonden in de richting van
een verkorting van de opname-duur -
de belichtingstijd dus - van de foto's.
Het tweede gordijn waarover wij spra
ken, is de eigen dampkring van de
planeet Maar dat gordijn is heel wat
dunner dan het eerste.
Dat Mars een dampkring bezit, is
aan geen twijfel onderhevig. En zijn
samirisielling komt voor wat de be
standdelen betreft tenminste, zelfs
met die van onze aarde overeen.
Maar de procentuele volume-verhou
dingen tussen die bestanddelen lopen
wel heel sterk uiteen.
En het gevolg van een en ander is,
dat wij gedwongen zijn de conclusie te
trekken, dat op Mars de voorwaarden
voor het bestaan van leven zoals wij
dit op aarde kermen bepaaldelijk on
gunstig genoemd moeten worden. Men
oordele: de dampkring van Mars be
staat voor owat 98.5 pet uit stikstof,
voor 1.2 pet. uit het edelgas argon, voor
0.25 pet. uit koolzuu en slechts voor
0.05 pet. uit zuurstof en waterdamp.
Boven onze zeespiegel wijst de baro
meter een druk van 760 mm kwik aan,
op Mars zou dat niet meer dan 70 mm
zijn.
De ganse Mars-dampkring is uiter
mate dun en ijl. Ze vertoont overeen
komst met onze stratosfeer.
Boven het oppervlak van de planeet
is ze dus nog veel ijler dan de iucht op
onze aardse bergtoppen. Dat is een van
de kleine moeilijkheden waarmee men
te zijner tijd bij een landing op Mars
rekening zal hebben te houden. Deze
ijlheid vindt haar oorzaak in de geringe
zwaartekracht. De massa van de planeet
is slechts één negende van die van de
aarde en haar dichtheid twee derde van
die van onze planeet. Het gevolg is, dat
Mars de snelle moleculen van de lichte
dampkringgassen, zoals b.v. waterstof,
niet heeft kunnen vasthouden, maar
deze ontsnapt zijn.
De zeer geringe hoeveelheid aanwe
zige waterdamp maakt, dat men aan
de aanwezigheid van zeeën en water
bekkens niet hoeft te denken. Het groot
ste deel van het oppervlak van de pla
neet Mars is kurkdroog en doet denken
aan een onherbergzaam en dor woes
tijnlandschap als de Sahara.
Poolklimaat
De temperatuur op de rosse planeet
is al evenmin voor aardbewoners be
haaglijk. Niet, dat men er met een
thermometer in de hand heeft rond
gewandeld, maar een astronoom is in
genieus genoeg om zonder dat te weten
te komen, wat hij omtrent die tempera
tuur graag zou willen weten. Hij tast
daarvoor met een uiterst gevoelig ther-
mo-element het schijfje van een door
een kijker gevormd Mars-beeld af. Het
resultaat is niet aanlokkelijk. De zon
is ver en de luchtmantel maar dun.
Gemiddeld blijft de temperatuur er een
kleine veertig graden onder het vries
punt, al wil ze in de volle zon wel
eens tot een flink stuk erboven oplopen.
Maar in de nacht schijnt de tempera
tuur wel tot een 100 a 120 graden onder
nul te dalen.
Is er dan geen water, stof schijnt
er genoeg te zijn. Geen wonder overi
gens, bjj de kurkdroge atmosfeer. En
stormen kent men er ook. Men heeft
enorme gele stofwolken waargenomen
van omhooggewervelde geweldige zand
stormen, met snelheden van soms 100
km per uur. Maar ook witte wolken,
die uit fijne ijskristalletjes, afkomstig
van de schaarse waterdamp, bestaan.
De Japanner dr. Sadao Murayama
nam in augustus j.l. zo'n enorme gele
stofwolk waar, die op de 20ste van die
maand 1400 mijl lang en 300 mijl breed
was. De Marsonderzoekers zijn er blij
mee, want zo'n wolk onthult hun de
geheimen van windsnelheid en wind
richting op Mars. Voor de meteorologen
een kans om vergelijkende meteorolo
gie te beoefenen.
Mr. H. C. M. EDELMAN.
En dan ligt het voor de hand, dat „het
gelaat der Kerk, zoals het door een
ongelovige wordt gezien, medebepalend
is voor de werking van Gods Woord."
Daaraan kan geen twijfel bestaan. Maar
dan is het ook duidelijk, dat onze eerste
plicht, wil het apostolaat -succes hebben,
is het gelaat 1 der Kerk in overeenstem
ming te brengen met Gods Woord. Wie
ziet niet in, dat er op die manier een
wisselwerking ontstaat tussen aposto
laat en binnenkerkelijke hervorming?
Een houding van „handel naar mijn
woorden, maar niet naar mijn daden"
is niet alleen schijnheilig maar zelfs
in hoge mate noodlottig. Van groot
gewicht is bovendien de eerlijke erken
ning, dat er veel waars schuilt in de
kritiek op de levenshouding der katho
lieken. Buitenstaanders zien vaak zeer
scherp onze feilen, waaraan wijzelf
gewoon zijn geraakt. Er moge dan al
heel wat ten goede veranderd zijn in de
persoonlijke omgang tussen katholieken
en niet-katholieken', het is daarom niet
minder waar, dat de katholieke gemeen
schap als zodanig steeds meer gewan
trouwd wordt. Verwijten van streven
naar macht en onverdraagzaamheid
zijn a.h.w. niet van de lucht. De Kerk
als organisatie ziet men als een niets
ontziende dictatuur.
elukkig is het zo, dat in eigen
kring deze dingen hoe langer
hoe duidelijker worden ingezien
en dat intellectuele leken en priesters
zoveel mogelijk contact zoeken met
andersdenkenden. Over heel ons land
verbreid, bestaan er talrijke goedbe
zochte gespreksgroepen, alle met het
doel het wederzijdse begrip naar best
vermogen te bevorderen. Van deze sa
menkomsten gaat zeer veel goeds uit
voor de onderlinge verhoudingen. Men
neemt geen blad voor de mond en zegt
eerlijk en open zijn eigen mening. Uit
woord en wederwoord ontstaat zodoen
de een juist inzicht in eikaars werke
lijke opvattingen en het is geen zeld
zaamheid, dat men bij dergelijke gele
genheden met verrassing constateert,
dat de feitelijke opinie van de ander
zeer verschilt van wat men tengevolge
van onvoldoende of verkeerde voorlich
ting aldoor gedacht had.
Aan ons, katholieken, wordt dikwijls
het verwijt gericht, dat wij ons te veel
afzonderen in eigen kring, terwijl het
toch een feit is, dat alle bevolkings
groepen samen hun krachten moeten
geven aan de opbouw van een gezonde
maatschappij. Zo is het probleem ont
staan: isolatie of doorbraak? Wij wil
len hierop nu niet verder ingaan. Het
enige, wat naar aanleiding van dit pro
bleem in het kader van deze beschou
wing past, is te herinneren aan de nood
zaak „een fijn afgewogen evenwicht
(te vinden) tussen een intern beleefd
en een apostolisch tegemoettredend ge
loof." Hieraan zal elke generatie opnieuw
haar aandacht moeten geven, omdat de
feitelijk heersende omstandigheden bij
na altijd een andere aanpak en bena
dering daarvan eisen. Hoofdzaak blijft
echter steeds een gezond en verantwoord
contact tussen de verschillende bevol
kingsgroepen. Afzondering van welke
groep ook schaadt de samenwerking van
het hele volk. Eenheid in verscheiden
heid is naar algemeen oordeel het ide
aal voor ons land. Er zal derhalve moe
ten gestreefd worden naar een werke
lijk open katholicisme, waarbij aan de
staat de hem toekomende vrijheid en
zelfstandigheid volledig wordt gegund,
terwijl anderzijds de kerk op haar ter
rein onbelemmerde zeggingsmacht ge
niet.
Hoewel theoretisch geen bezwaren te
maken zijn tegen deze gang van zaken,
kan men toch niet ontkennen, dat de
toepassing daarvan in de praktijk heel
wat moeilijkheden kan veroorzaken.
Voor ons onderwerp is het vooral van
belang eraan te herinneren, dat zeer
veel katholieken huns ondanks nog te
veel gebukt gaan onder een historisch
gegroeide angst voor het vrij-uit naar
buiten treden met hun principieel be
leefde overtuiging. Bovendien hebben
zich bij velen tijdens de achter ons lig
gende periode opvattingen over de le
vensbeschouwing en de beginselen van
andersdenkenden ontwikkeld, die de
toets van een objectieve kritiek beslist
niet kunnen doorstaan. Dit alles, teza
men met velerlei andere oorzaken,
werkt ook nu nog een onverantwoorde
isolatie in de hand, die een odium drukt
op de katholieke gemeenschap als zo
danig, waardoor goede samenwerking
zeer belemmerd wordt. Hoe meer wij
onze echte principen ontdaan van
verkeerde bijvoegsels eerlijk en op
recht beleven, hoe meer wij op waar
dering mogen rekenen. Er wordt echter
vaak beginsel genoemd wat helemaal
geen beginsel is. En juist deze dingen
zijn oorzaak van veel en ernstig mis
verstand aan beide zijden, een misver
stand, dat een vruchtbaar apostolaat
zeer in de weg staat.
Onlangs heb ik geposeerd
voor een kunstschilder, die
al sinds geruime tijd had
geconstateerd, dat ik zo'n
raar hoofd had. En wan
neer hij dat zei keek hij
er altijd naar, naar mijn
hoofd, met die taxerende
blik waarmee veekopers
wel een aangeboden kalf
bekijken. Hij deed dat zo dikwijls en
zo lang, dat ik tenslotte de overtui
ging raakte toegedaan dat ik het de
kunst niet mocht onthouden.
Enfin, daar zat ik dan in de scha
duw van een artistiek vaasje. Want het
moest „Man met vaas" worden, ge
loof ik, of „Vaas met man", dat weet
ik niet. De schilder schilderde en keek,
keek en schilderde en ik zat mijn
hoofd bij elkaar te houden.
Ineens zei hij:
„Anatomisch klop je niet erg".
„Laten we er dan mee ophouden",
suggereerde ik, „doe het alleen met
die vaas". Maar daar wilde hij niets van
weten.
„Ben je mal", zei hij. „Je hoofd. Het
is een duidelijk, mooi lelijk hoofd".
Ik zweeg. Hij zweeg.
Na een poosje zei hij:
„De ziel van een mens krijgt vorm in
de omtrek van zijn hoofd".
„O", zei ik, en ik keek belangstel
lend naar het zijne.
,Doe geen moeite" zei hij, „dat zié jij
niet".
Ik zweeg. Hij zweeg.
Toen hij klaar was liet hij mjj het
kunststuk zien.
„Lijkt het?" vroeg hij.
„Als twee druppels water" antwoord
de ik.
„Zie je je eigen hoofd?" riep hij
verheugd.
„Als in een spiegel", zei ik „en mijn
ziel ook"
„Prachtig", constateerde hij voldaan.
En hij bracht zijn schilderskoffertje al
op orde.
„Maar die vaas", zei ik.
„Wat?" vroeg hij verbaasd.
„Die vaas", zei ik, „die vaas, daar zie
ik jóu in".