ROMAN OVER PAUL Verhalen over seminaristen --w mm VERLAINE DAT DIT ALLES VERLOREN IS GEGAAN... p-Ere-tentoonstelling van Matthieu Wiegman M' Knopen in een touwtje: OVER ACHT DAGEN BEGINT „HEILIGE" OORLOG TJk± tÊ: i Nieuwe roman van Breedveld Vandaag slaagt de laatste Dr. J. L. Hermans Ben Albach schrijft over helden, draken en comedianten 500(1 jaar Schrift en Schrijven ff] LITERAIRE KRONIEK ZATERDAG 15 DECEMBER 195A pagina rdef1 De kritieken i m ktémmS m 14 m rm m mté w* J H WALTER BREEDVELD T T it het fonds van De Fontein te I J Utrecht zijn de laatste tijd ette- lijfee romans tot ons gekomen, die ten dele ruimere aandacht moch ten krijgen dan htm binnen dit beperkte bestek kan worden gegeven. Het zijn boe ken van nogal uiteenlopende aard. Toch laten ze zich in één lange adem aankon digen, omdat ze de keuzeprodukten zijn van één uitgevershuis, welk huis met het lanceren van juist deze lectuur blijk geeft een eigen opvatting te hebben inzake het karakter dat een goed ka tholiek leesboek behoort te hebben. De beslotenheid van het katholieke wereldbeeld is in bedoelde boeken geen ideaal meer. Ook waar het verhaal in een uitgesproken katholiek domein speelt, bijvoorbeeld in een klooster of op een seminarie, voelt de lezer zich via de hoofdpersonen met ,,de" wereld geconfronteerd; voelt hij althans dat de auteur geen Wereldvreemd man is. Soms is in de aanpak van het onder werp bepaaldelijk van gedurfdheid sprake. Zo met name in de nieuwe, zeer le zenswaardige roman van Rogier van Aerde; „De arme bruiloftsgast". Wie had kunnen denken dat de auteur van „Kain" en „De stem in de woestijn" nog eens helemaal pathosvrjj voor de dag zou komen met een boek waarin de roerselen van -en moderne kunste naarsziel worden blootgelegd? De ar me bruiloftsgast in kwestie is de Fran se „poète maudit" Paul Verlaine (1844- 1896). Dichter, minnaar, bohémien; in deze drie historische kwaliteiten laat Rogier van Aerde hem voor ons leven. Daarachter echter ziet de Schrijver hem steeds als mens, als „displaced person" in deze "wereld waarin het moeilijk is nog te geloven maar waarin de mens niettemin moet blijven gelo ven, wil hij nog enige zin kunnen geven aan zijn bestaan. Daarmee, met deze zingeving aan het bestaan, raken wij afin de heiligste bedoelingen van het moderne kunstenaarschap. In het sym bolisme van Baudelaire, Rimbaud en Verlaine herkennen- wij het streven van zovele jongeren van onze tijd: de wer kelijkheid te ver,,beeld"eii, met sym boliek te laden en daarmee als het wa re doorzichtig te maken, zodat de adem van de Schepper er weer vrij spel in krijgt. In dit streven kondigt zich een nieuwe religiositeit aan, welke uit de diepte van de menselijke ziel komt. Daar blijkt Rogier van Aerde een bij zonder fijn gevoel voor te bezitten. Hij schildert de werkelijkheid waarin Ver laine leefde in heel haar verschrikke lijkheid af, hij dringt knap binnen in de gepassioneerde vriendschap tussen Verlaine en de jonge Rimbaud, hij waagt een tamelijk geslaagde poging Verlaines bekering in de gevangenis te verklaren; men kan gerust zeggen dat hij op vrijwel iedere bladzijde van zijn roman in de huid van Verlaine woont, dat hij met hem meeleeft en meelijdt op grond van een zielsverwantschap, waaraan op zijn beurt de lezer met vrucht deel kan nemen.. Tweemaal Breedveld In „Meneer Severeijnen", de nieuwe roman van Walter Breedveld, is ook van iets gedurfds sprake, in zoverre ons hier een katholieke dorpsfiguur wordt geschilderd die de moed heeft om dwars door alle dorpsroddel heen zijn eigen weg te gaan. Meneer Severeijnen is hoofd van een jongensschool in het land van Maas en Waal; de roman die Breedveld aan hem wijdde is een streekroman: het regionalisme viert er hoogtij inj De manier waarop allerlei onnozele dorpsgebeurtenissen de be langstelling van de auteur in beslag nemen, maakt het moeilijk de roman serieus te nemen. Ook psychologisch is het werkstuk minder waard dan Breed- velds „Hexspoor", hoezeer het karak tertype dat meneer Severeijnen verte genwoordigt ook verwant is aan me neer Hexspoor. Beide figuren hebben iets eigengereids, waardoor- ze met hun omgeving in conflict raken. Ze zijn 'n beetje te groot en te goed voor het mi lieu waarin ze leven, maar ze zijn pre cies iets te klein en te slap om zich er boven uit te werken. Toch gaan ze hun eigen weg, zijnde deweg van hun ge weten. Meneer Severeijnen is katho liek; hij is'schrander en hij leeft bij de tijd. Hij trapt in het land van Maas en Waal een reeks (open) deurtjes in. Maar het eind is dat hij naar een an dere streek moet verhuizen, waar hij eventueel opnieuw de held van een streekroman kan worden. Nog een andere Breedveld vraagt terloops de aandacht, maar al evenmin serieus. Veel erger: „Omzwervingen door het eidetisch rijk", ogenschijnlijk een heel bijzonder boekje voor fijnproe vers, is een stukje kitsch waarvan de naïviteit zonder weerga is. Breedveld vertelt ons eerst een en ander over het verschijnsel van de zogenaamde eidetische beelden, een soort visioenen, of hallucinaties, of dagdromen, waar voor de wetenschap nog geen passende verklaring zou hebben gevonden. Breedveld krijgt af en toe van die beel den. In voornoemd boekje beschrijft hij er een paar die blijvend indruk op hem hebben gemaakt. Welke pretentie heeft hij daarmee? Literair heb.ben zijn „scripties" geen enkele spankracht en als manifestaties van Breedvelds on derbewuste wijzen ze op ijdeltuiterij. De ze publikatie doet aan Breedvelds re putatie van bekwaam kunstenaar al leen maar afbreuk. „Tussen eb en vloed", een nieuw boek van mr. Jan Kruysman, speelt achter de schermen van het seminarie. Het is een roman voor jonge mensen, maar ook voor nieuwsgierige ouderen, alsmede voor de tallozen, „die er geen flauw benul van hebben wat er nou eigenlijk op zo'n seminarie te koop is." De toon is erg naar het populaire toe getrokken; in de dialogen wordt ge poogd bijster vlot te zijn om vooral maar goed uit te laten komen dat jon gens-met-roeping geen heilige boontjes zijn. Het lukt allemaal niet zo best, maar het thema blijft de moeite waard. De auteur heeft in elk geval een voor Nederland nieuw, genre aangesneden dat logischerwijs geboren moest wor den uit de priesterroman: de seminaris tenroman. Het> katholieke buitenland heeft op dit gebied al enige ervaring. Een pittig voorbeeld van een roman over het le ven in een noviciaat is „Gods proef tuin" van Benedict Kiely, uitnemend uit het Engels („There was an ancient house") vertaald door J. W. Hofstra. Alleen dat „proeftuin" is niet ge slaagd. De roman is te aristocratisch van geest om zich zo'n titel van de kouwe grond te laten welgevallen. De aankomende kloosterlingen in dit boek hebben de wereld weliswaar vaarwel gezegd, maar in hun hart blijven ze vertrouwd met allerlei problemen, ver langens en zwakheden van „gewone" mensen. Een zekere Barragry, die als ouder man in het klooster treedt en die een vrouw in de wereld achterlaat, wordt door de jongere novicen met ver holen afgunst beschouwd, omdat hij zo veel heeft meegemaakt en omdat hij de wereld uit ervaring „kent"! Evenals in de roman „Tussen eb en vloed" wordt in „Gods proeftuin" een voorzichtige i „Het is iets ongewoons wat ik nu doe", zegt dr. J. L. Hermans, terwijl hij ons een kop thee in schenkt. Met dat ongewone be doelt hij overigens het inter view, dat hij moet ondergaan, omdat onze beroepsmatige bru taliteit het won van zijn beschei denheid. „Ik heb altijd les ge geven en gestudeerd", verduide lijkt hij, „en daar schoot geen tijd bij over om naar buiten te treden". Niettemin is „dr. Her mans" voor velen in den lande een begrip geworden: rond 230 bezitters van de akte M.O. Ge schiedenis, her en der over gym nasia, H.B.S.'en en 'kweekscho len verspreid, hebben van hem hun opleiding gekregen aan de R.-K. Leergangen in Tilburg, Utrecht en Roermond. Dat wordt nu verleden tijd: „Vandaag slaagt de laatste", zegt dr. Hermans, die van het succes van zijn pupil volmaakt zeker is. Daarmee is zijn werk afge sloten: reeds per 1 september heeft hij zijn functie neergelegd, maar ten behoeve van de exa menkandidaten en van zijn beide opvolgers is hij in Tilburg tot 1 december blijven doceren. Vandaag hebben de R.-K. Leer gangen officieel afscheid van hem genomen en binnenkort gaat dr. Her mans die in februari de zeven kruisjes zal passeren zich vestigen in Weert, waar een van zijn getrouwde dochters woont. Dr. Hermans begon zijn loopbaan in 1906 als onderwijzer in zijn ge boorteplaats Brunssum. Hij hoorde bij de pioniers, die het katholiek bijzonder onderwijs dienden, ook al leverde dat aan salaris maar 40 pet. op van hetgeen aan de openbare lagere scholen werd uitbetaald. „De meeste onderwijzers, die nu zo hard roepen, kunnen zich dat niet meer indenken". Student van nature haalde de heer Hermans in 1913 de middelbare akte Nederlands, waarna hij leraar was aan de kweekschool in Utrecht en de H. B. S. in Maastricht. Toen hij in 1921 slaagde voor M. O., Ge schiedenis, was hij directeur van de bisschoppelijke kweekschool voor onderwijzeressen in Echt, welke functie hij zeven jaar vervulde, van 1915 tot 1922, in welk jaar hij benoemd werd tot conrector van het pas opgerichte St.-Bonifaciuslyceum in Utrecht. Lang is hij daar niet gebleven: dr. H. Huybers, die in 1923 professor werd in Nijmegen, wenste de heer Hermans als zijn opvolger aan de Leergangen en won het van dr. H. Moller, die hem liever de universitaire examens Neder lands had zien doen. Zo aanvaardde de heer Hermans in 1923 zijn taak aan de Leergangen in Tilburg en Utrecht; in 1927 kwam ook Roermond er bij. Datzelfde jaar deed de heer Hermans in Nijmegen zijn doctoraal letteren en wijsbegeerte en aanvaardde hij het leraarsambt aan de H. B. S. te Waalwijk, waar hij tot 1952 gedoceerd heeft. Zijn drukke werk en het feit, dat hij zich tot viermaal toe een onderwerp voor de heus zag wegkapen, leidden ertoe, dat hij pas in 1941 promoveerde. Promotor was zijn grote vriend prof. dr. Titus Brands- ma, een van de vier mannen, die zijn grote steunpilaren zijn geweest. De andere drie waren prof. Moller en prof. Huybers, die we reeds noemden, en prof. dr. J. Hoogveld, die rector was in Utrecht. Inderdaad kan dr. Hermans zeggen: „Ik heb les gegeven en gestu deerd". Dat hij zich daarmee grote verdiensten heeft verworven voor het katholieke onderwijs, zegt hij er niet bij. Maar dat sprpekt ook voor zich. I beschrijving gegeven van het innerlij ke groeiproces dat „roeping" heet. In beide romans gaat het om een twijfel geval. Het spreekt vanzelf, dat de strijd, welke met' het volgen van een roeping gepaard gaat, voor moderne lezers slechts overtuigend kan worden uitge beeld, indien de auteur de goede moed heeft door de twijfel heen te schrijven; dus niet om de twijfel heen schrijft. De roeping wil van binnen uit meebeleefd worden. De lezer krijgt dan een zeer bijzondere katholiek-menselijke erva ring te verwerken, welke zijn eigen existeren in de wereld zinvoller kan maken. De romans van Jan Kruysman en Benedict Kiely geven van bedoelde goede moed blijk. Daarin ligt princi pieel hun verdienste. i Noemen Vjj tenslotte nog een merk waardige Amerikaanse roman op het roepingsthema: „Vreemdelingen op aarde" van William Barrett, schrijver van de al eerder vertaalde romans „Gods linkerhand" en „De schaduw der beelden". In „Vreemdelingen op aarde" („The sudden strangers"), ver taald door André Fransse, vertelt hij over drie „roepingen". Ten eerste de roeping van een actrice; ten tweede de roeping van een beroeps baseball-spe- ler; ten derde de roeping van een mon nik. En nu het verband tussen die drie. De baseball-speler is de zoon der ac trice; hij werd achter de coulissen op gevoed en hoort pas op volwassen leef tijd dat zijn onbekend gebleven vader monnik is geworden. De drie „vreem delingen op aarde" werken via gehei me wegen op elkaar in. De wereld van Broadway, de wereld van het sport veld en de wereld van het klooster schijnen elkaar niets te zeggen te heb ben, maar gedrieën vormen ze een PAUL VERLAINE unieke Amerikaanse „family of men". Van wereldvreemdheid geen sprake! 1) NICO VERHOEVEN 1) In deze kroniek werden besproken: „De arme bruiloftsgast" door Rogier van Aerde, „Meneer Severeijnen" en „Omzwervingen door het eidetisch rijk" door Walter Breedveld, „Tussen eb en vloed" door mr. Jan Kruysman, „Gods proeftuin" door Benedict Kiely en „Vreemdelingen op aarde" door Wil liam Barrett. Uitgeverij De Fontein, Utrecht. it schilderij, voorstellend twee meisjes en getiteld „Harmeke en I J Marieke", is een werkstuk van Matthieu Wiegman, van wiens oeuvre op het ogenblik een overzichtstentoonstelling wordt ge houden in het Gemeentemuseum in Den Haag. Het betreft hier ieen jubileum-expositie; zij werd namelijk ingericht bij gelegenheid van het feit dat Matthieu Wiegman .dit jaar 70 jaar werd. De nadruk is gelegd op het meer recente werk van de bekende Bergense kunstenaar. Geëxposeerd zijn achttien schilderijen uit de periode van 1916 tot 1950, alsmede drie aquarellen en een tekening in Oostindische inkt. Daartegenover staan vierentwintig schilderijen, tien aquarellen en zes gouaches en twaalf tekeningen in Oostindische inkt uit de laatste zeven jaren. Naast verschillende particulieren hebben oo,k de gemeentelijke musea van Amsterdam, Alkmaar en Den Haag, de Sint Adelbertus Abdij te Egmond-Binnen en de dienst voor 's Rijks verspreide kunstvoorwerpen werken in bruikleen afgestaan. Het oudst aanwezige schilderij is „Sint Willibrordus predikant", dat dateert van omstreeks 1Q16. Men ziet verder portretten, stillevens, bijbelse voorstellingen en enkele naakten. De tentoonstelling is geopend tot en met 20 januari 1957. Het is alweer bijna tachtig jaren geleden dat er enigszins uitge breid geschreven is over het bewogen Nederlandse toneelleven vlak voor, tijdens en direct na de Napoleontische overheersing. Maar het betreffende boek, „Ons Toneel" van Hilman, vertoont grote gapingen en is bovendien nooit in de handel bracht. Een fraai en roemrijk brok geschiedenis, chaotisch vervat in een onoverzienbare hoeveelheid ge- schriftjes, boekjes en periodieken, heeft al die jaren onder een dikke laag stof gelegen. In opdracht van het ministerie van O.K. en W. heeft Ben Albach die nauwelijks onthulde documentatie, opgediept en verzameld. Onder de titel „Helden, draken en comedian ten" is dezer dagen heb resultaat van zijn nauwgezet en langdurig werk in boekvorm ver schenen bij de Uitgeversmaat schappij Holland te Amsterdam. Zo veelzijdig en zo rijk aan ge gevens is zijn „Helden, draken en comedianten" dat Nederlands toneelbloei om streeks 1800 in één keer in het daglicht is ge steld. Alle grote en kleine figuren uit die dagén, het repertoire, de wijze van spelen met in vloeden en tra dities, de ver houding van het toneel tot het roerige staatkun dige leven en zijn plaats in het hart van het he vig geïnteres seerde volk ko men uit ontelba re feiten en be schreven gebeur tenissen te voor schijn. Het toneel kende in die dagen we hebben er meermalen over ver haald een hartstochtelijk bestaan, waarbij het publiek als vanzelf werd gesleurd in de stroom van triom fantelijke prestaties. Onze theaters liepen vol zowel voor het sensatio nele maakwerk van Kotzebue, als voor gelei-achtige draken gelijk Foc- quenbroch's „Min in het lazarushuis" en rijk opgedofte historische en clas sicistische heldendrama's én treu- spelen. Niet alleen in de „Houten Kast" die na de brand van 1772 op het hoofdstedelijke Leidseplein was gebouwd, speelde zich dit alles af. Rotterdam'had langs het water van een ongedempte Coolsingel zijn thea ter waaraan Betje Wolff geestdriftig wat van haar verstandig proza wijd de. De vernieuwe Maarten Oorver was hier eni^e jaren directeur; Ward Bingley speelde er lang en dikwijls;- Cornelia Wattier evenals andere toneelgroten namen hier hun eerste ovaties in ontvangst. De Schouwburg die Corver in 1774 in Den Haag liet plaatsen aan de Assendelftstraat ging niet zó best en werd slechts bezocht door „het ge meen". Stadhouder Willem V en zijn hofhouding abonneerden er zich wel iswaar voor een logeplaats voor be paalde tijd, maar zij lieten zich daar nimmer zien. Deftig Den Haag liet' zich liever naar de Casuariestraat rijden, waar het van Frans toneel kon genieten. I In Leiden stond al sinds 1704 een tlu a ter, dat, enige malen verbouwd, geregeld door vooraanstaande gezel schappen bezocht werd. Reizende be roepsgezelschappen vonden in de provincie redelijke schouwburgen waaraan vaak ook vaste troepjes verbonden waren, zoals te Middel burg, aan de Dreef in Haarlem, in Utrecht, in Groningen Op welk hoogstaand amusement het Franse koningspaar, de patriciërs of later Koning Willem I en zijn gade in de hoofdstad of in de residentie kort tevoren ook waren vergast, het voor hen opgetreden toneelgezel schap, moest op de kermis een ont roerende draak of een gloeiend spec- takelstuk ten tonele brengen. Dan kon men een grollige 17e eeuwse Jan Vos aanschouwen of de gevechten, branden en overstromingen in het geliefde, Beleg en ontzet van Lei den, baarlijke kluchten van soms honderd jaar oud, en ga zo maar door. Onvermijdelijk prijkte behalve een stuk uit het genoemde repertoire een zoet zangspelletje, of iets in de geest van ballet, pantomime of har lekinade op het programma. Als men zijn stuivers verdobbeld had en Erwtenmarkt aan de Amstel we tel' bij tijd en wijle schitterende voors lingen gegeven en indrukwekken" concoursen gehouden. Frans Vad" ville kon men bewonderen aan h Singel, aan de Kadijk en op de J denhoutmarkt. Duitse gezelschap?' traden zowel in Amsterdam als Ve, Haag op. Het amateurtoneel was bijna even gevierd als het beroeps' neel. De meeste grote acteurs of an trices begonnen als amateur in van die stemmige logementruim Beroepsspelers bleven er graag 'A men om samen met de liefhebb®1 voor het „voetlicht" te treden. Vooraanstaande Amsterdam?1' In een boek van Fokke Simonsz vindt men een afbeelding van het logement-theater „De Ooievaar" in de St.-Anthoniesbreestraat in Amsterdam. Te oordelen naar de wilde verhalen is de situatie op een erg rustig ogenblik vereeuwigd. In haar jonge jaren is Theo Mann— Bouwmeester nog in dit theater opgetreden. de schouwburg niet meer kon be talen, ging men zich vermaken in het Marionettentheater. Op de Botermarkt (Rembrandt- pleln) in de hoofdstad was een be faamd marionettentheater. De Vier Kroonen, in een oude, bont-beschil derde tent. Fokke Simonsz vertelt ons hierover, over de potsenmaken- da harleki' die op een verhoging het publiek lokte. Volgens een affiche kon men binnen zich vergapen aan „perspectieve Paleizen, Afdalingen, Land- en zeegezichten van geheel Europa. Diverse figuren door een meester te vertonen, gevende met deze Beelden verschillende Dansen, Balletten, Wandelingen, enz." Men kreeg voor zijn luttele centen dan allereerst een vertoning te zien die op een actuele gebeurtenis betrek king had, zoals de strijd tussen En gelsen en Denen voor Kopenhagen, waarbij kruitmagazijnen en bolwer ken alsof het niets kostte de lucht in vlogen en troepen opmarcheer den, aangevoerd door pronte gene raals te paard. Vervolgens een of ander mirakel van een dansend beeld dat later een vrouw bleek te zijn en ,als pièce de resistance een on vervalst kermiskijkspel door figuren die met armen en benen houterige bewegingen maakt. Tot aanmoediging van de vrolijkheid flitste een vurige draak of kroop een lintworm langs de uitpuilende ogen van /de toeschou wers. En Harlekijn stelde zich en passant nog even dol aan. Met nog enige wonderbaarlijkheden en een schimmenspel werd de voorstelling besloten. In de poesjenellenkelder van Antwerpen kan men tot op de huidige dag nog een goede indruk krijgen van dit soort vermaak, dat men schatte het niet te gering voor het volksleven van grote bete kenis is geweest.. móchten zich veelal op hun ei|' amateurgezelschap en hun el§fe. schouwburgje beroemen. Voortred, lijk was soms het peil van wat m geboden werd. Anderen waren we* lid van een a nootschap da1, toneel en kle'L opera's deed V' voeren, waaPF> de leden b' zelden zelf traden. Justus van Mpi rik o.a. schrt' over het voVP theater „De Ooi* vaar" in de Anthoniebree- straat, waar v® later Theo MadD Bouwmeester nog gespeeld heeft. ZondafL avonds kwam® gezelschappen zanglustige mei®, jes uit de bud' in deze herbe>» bijeen om er wedstrijden te houden. Onder het genot „knengels" (K®2 Engels bier), aA dere dranken A sigaren beleefd' de rondwande' lende bezoeker somtijds uitste' kende opvoer»' lawaaierige deb?, vuistgevechten ef gen. Maar ook ten, gezellige wilde gebeurlijkheden op de va- nauwe „Bühne". Dat dit al1® verloren is gegaan zal menig®® lichtelijk betreuren. s Uniek is wel het bestaan tijd?' de 18e eeuw van twee Joodse c~- mediën, één van de Hoogduitse één van de Portugese joden in Ai", sterdam. Driemaal in de week trad® de Hoogduitsers op in een pakhO' aan de Oude Schans, dat een beho®' lijk geoutilleerd theater herbergd Men gaf er treur- en blijspelen 1 het Duits en het Nederlands. Mogb Hjk bestond deze comedie al sed®1 het begin der 17e eeuw. De SpaafA en Portugees-joodse toneelliefhebbP troffen elkaar in een theater in A buurt van de Anthoniebreestr®® waar o.a. stukken van Calderon A Moreto vertoond werden. Over IA verdere activiteiten is niets beked Onze stille hoop dat in het nieu^t boek van Ben Albach hierop iets meer vermeld zou zijn, biet in vervulling gegaan, hetg®'„ nog niets ten nadele van zijn weA wil zeggen. Hoe uitvoerig licht Uit oude doos i Als hier of daar de kermis woel de, een belangrijk vermaak ook nog voor voornamen en rijken, trof men er steevast een toneeltroep. Zanglustige meisjes aar terug naar het toneel, dat in elke hoek van Amster dams binnenstad fris en onge kunsteld bloeide. Op de voormalige ons niet in over de toestanden z< ze hierboven in het kort beschreV®}J zijn! Van- talloze zaken vindt m®. details, evenals de belangrijker 'A ten, steeds betrouwbaar, dank ziLA wetenschappelijke wijze waarop BA Albach de ministeriële opdrac't heeft vervuld. Uiterst moeilijk is IA geweest om uit de uiteenlopende A niet altijd nuchtere kritieken in A toenmalig, periodieken een idee vormen over de speelwijze en draagwijdte van wat er op de P'a ken verricht werd. Graag hadden we het boek in ®A i vat behaaglijker uitvoering zien, maar wellicht had het dan eel iets „verkoopbaarder" geschrei j moeten zijn. Het boek hangt als JA ware uit zijn voegen door de ho? overdaad aan feiten. SI# HENK fc heb in de Tweede Kamer een collega-stenograaf gekend", zo vertelde matige gestreep van hun handelscon- vdn de week dr. W. Drees bij de opening van de tentoonstelling „5000 tracten de yoorlopar van het Grieks te regel- wikkelde Chinese schrijven, waarbij, zo- jaarschrift en schrijven"in het Tropeninstituut te Amsterdam," die ^llcheT^chrif^weef isVontstaan.Wel" voor zichzelf geleidelijk een eigen soort stenografie invoerde. Zijn systeem ziet men verwantschap met het magi- was'niet geheel zonder ironie: terwijl hij „tafel" met een horizontaal en een sche „gekris-kras" van het Sanskriet. vertikaal streepje aanduidde, gebruikte hij voor „regeringstafel" een scheef het Hebreeuws en het Arabisch. Gelijk en een zwevend streepje. Een minister was bij hem een kruisje en de volks- het van de tekens op een stichtings- vertegenwoordiging een groot kruis". De minister-president bleek veel oorkonde van Nebuchadnezar nam- de over het schrift in het algemeen te weten en er mét plezier over te'willen fijnzinnig gebouwde karakters der Egyp- vertellen. „De geschiedenis van het schrift is werkelijk fascinerend", zei hij. gangrevanenhet°oudste GriekT naa/dé edele Romeinse hoofdletters, die in de Fascinerend, is inderdaad het ken- Phoeniciërs een bijna analoog schrijf- negende eeuw voor Christus ontstaan schetsende woord voor al die uiteen- stelsel. Wij hebben op de tentoonstel- zijn, ook nogal drastisch, lopende Wijzen, waarop de mensheid ling afgietsels van kleitabletten kunnen zich in de loop van zo'n vijftig eeuwen aanschouwen. Maar voor ons is het Totaal verwijderd is het zo hoog-ont- heeft uitgedrukt. Het schrijven vervult moeilijk in het geheimzinnige, een onmisbare functie, in sociaal op zicht om het noodzakelijke contact met zijn medeméns te verkrijgen, om zich te uiten en boodschappen over te bren gen en in staatkundig opzicht om wet ten vast te leggen, besluiten uit te vaar digen en hoe important is niet zijn rol in het godsdienstige, culturele, weten schappelijke en economische leven! De Inca's kwamen met hun schrijf wijze op enigszins een dwaalspoor te recht, maar slaagden er tqch in door een ingenieus stelsel van touwtjes en knopen een goed geordende samen leving te leiden. Als de Batakkers een koerier naar hun buurvolk stuur den met ee# liaantje waarin acht simpele knopen waren gelegd, wist het buurvolk dat reizigers nog acht dagen de tijd hadden om ongehinderd naar huis te keren, maar dat dan on herroepelijk de „heilige" oorlog zou aanvangen.» Zoals het mensdom begonnen is in de vruchtbare vlakte tussen de Euphraat en Tigris, zo ligt daar ook de baker mat van de meeste huidige schrijfwij zen. Dat begon 3500 jaar voor Christus, voor zover men hééft kunnen nagaan. Omstreeks 1300 voor Chr. kenden de - m.gr* A Geïllustreerd religieus' boek uit Siam als men weet, al duizend jaar voor onze jaartelling van de boekdrukkunst gebruik werd gemaakt. Japan heeft zün manier van schrijven aan 7.ijn buren ontleend. Ontegenzeglijk boeiend is het spel van deze weelderige symbolen en hoe vanzelfsprekend sluit daarbij de verdroomde teken- en schilderkunst aan, gelijk men die bijvoorbeeld kan zien in een geëxposeerd, kleurig religieus bock uit Siam. De noodzakelijkheid van een commu nicatiestelsel blijkt ook uit bet feit dat her en der en op verschillende tijd stippen in de historie steeds nieuwe schrijfwijzen zijn geboren, zoals bü de Indianen, het visgratige runenschrift bij de Germaanse volkeren, enz. Vernieu wingen en omstandigheden hebben tot allerlei ontwikkelingen geleid, zoals car tografie, steno, machineschrijven, mor se en muziek. Tussen haakjes: steno was al gebruikelijk bij de oude Grieken en Romeinen. De calligrafen hebben zich op het Eu ropese schrift immer kunnen inspireren en schrijven tot een kunst weten te ver heffen. Men moét eens zien hoé de 17de eeüwse schrijfmeester Jan van der Velde met een enkel Romeins letter tje kon omgaan. Het papier was soms te klein orp zijn versieringsdrang te stuiten. Sedert het middeleeuwse monniken werk en sedert de lustige krullen van de overige vroegere-eeuwers is de zin van de calligrafie gewijzigd. In het on derwijs in Nederland streeft een com missie naar de invoering van een schrijflettertype, dat tegelijk modern en pedagogisch is, maar evenzeer aan es- tetische eisen volledig recht doet weder varen. In minder ontwikkelde gebieden kampt men met gans andere moeilijk heden. Hoeveel kost het niet in Turkije 0111 van het Arabisch op het Europese schrift over te schakelen en om met de behaalde universaliteit het duistere Beeldschrift van de Cuna- .lnd'a rijk der ongeletterden te bestrijd Irak heeft de huidige koning P® M lijk voor de klas gestaan om .ye van het schrijven te onderwij'/®r jA Unesco besteed er veel van ba» ij jarden aan. In China tracht „(W op grote schaal een vereeny schrijfwijze in te voeren die kan concurreren. Hoe eenvoudig straks de gcsC'jt t de wereld der lettertekens er zien, toch zal men verdere oh lingen en curiosa blijven misschien geen angstige bezwer1 ejF, mules, maar wel diplomatieke 6 rj(ffy taal, aanduidingen in het PoslAvg en in de reclame, wellicht tenschriften voor elektronische 1 f en tekens voor choreografen, %v „t, balletwereld al zo lang op 'va I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1956 | | pagina 8