Terugkeer tot de Kerk
van Christus
Zolang de schrijver schrijft
denkt hij niet aan de lezer
DE VOORZATEN VAN POTASCH
EN PERLEMOER
N'
I
Voor velen een ergernis
Broeders in Christus
D
Bijeenkomst van
y.N.~Assemblée
gevraagd
PEGASUS EN DE STRAAL IAGER
Ieder auteur heeft
zijn eigen publiek
De titel ing."
In de schuilhoeken üan het oude Amsterdam rumoerde
de gein om de smouse intriges
I
Bodemonderzoek in het nieuwe land
en
J
TUSSEN SCHRIJVER
EN LEZER
Stichting Register
opgericht
C. BAUER
Egypte contra Israël
Liturgische weekkalender
.j.
D
O
O
R
Nadenkend over de pauselijke ja-
nuari-intentie voor het Gebeds-
apostolaat: „dat alle katholieken
door hun gebed en voorbeeld voor de
afgescheidenen de terugkeer tot Chris
tus' Kerk gemakkelijk maken" kunnen
wij niet ontkomen aan het „harde feit",
dat deze terugkeer tot Christus' Kerk
betekent terugkeer tot de Rooms-Ka-
tholieke Kerk. Wij moeten hier wel
spreken van een „hard feit", omdat
deze „roomse" opvatting zeer veel goe
de protestanten een ergernis, een steen
des aanstoots is. Het is goed en zelfs
noodzakelijk, dat wij dit steeds duidelijk
voor ogen houden. Volgens de reforma
toren immers was de zuivere leer van
Christus in de loop der eeuwen in de
Kerk van Rome misvormd. Zij waren
ervan overtuigd hier verbeterend te
moeten optreden en toen de Paus hun
mening niet deelde, hen zelfs veroor
deelde, scheidden zij zich van de Moe
derkerk af en gin
gen hun eigen f
weg. Op die weg
zijn zij tot heden
voortgegaan. De
oorspronkelijke
afscheiding van
de éne Kerk heeft
zich nadien on
telbare malen in
hun eigen kring
herhaald zeer ten
nadele van de een
stemmigheid in de leer. De ontstellende
versnippering in het protestantse kamp
wordt vooral tegenwoordig zeer scherp
aangevoeld als een zonde van ongehoor
zaamheid aan Christus' gebod van een
heid. Uit dit besef is de grote oecume
nische beweging gegroeid, die weer
tracht te verzamelen wat verstrooid en
verdeeld is. Maar de opvattingen, die
aan de oorsprong van de Reformatie
liggen, zijn gebleven. Nog steeds is
men van mening, dat „Rome" op de
verkeerde weg is en daarbij volhardt.
Zjj kunnen dan ook niet toegeven, dat
de éne, ware Kerk van Christus de
Rooms-Katholieke is. Wanneer „Rome"
dat over zich zelf leert en er bovendien
nog bij zegt, dat de door Christus ge
wilde eenheid slechts kan hersteld wor
den door de terugkeer tot de Moeder
kerk van alle afgescheidenen, dan
noemt men dat aanmatiging, zelfover
schatting, hoogmoed.
Toch is het de vaste overtuiging van
de Kerk van Rome, dat zij alléén, on
der leiding van de opvolger van Petrus,
trouw is gebleven aan de ware leer
van Christus. Zij kan eenvoudig niet an
ders dan het herstel der verbroken een
heid uitsluitend afhankelijk zien van
de terugkeer van allen, die haar eens
verlaten hebben.
Daartegenover moet het bü enig na
denken duidelijk zijn, dat deze eis van
.terugkeer" een protestant zeer moei
lijk zal vallen, zó moeilijk heeft men
wel gezegd als het voor de Joden
moet geweest zijn de zoon van Joseph
de timmerman te erkennen als de Zoon
van de levende God. Terugkeer bete
kent immers het opgeven van zijn
woonplaats, of, in dit verband, een to
tale verandering van richting. De Chris
tus van het Woord alléén, van het ge
schreven Evangelie zal als de Christus
van de zich steeds verder ontwikkelen
de heilsgeschiedenis moeten gezien
worden. Wat dit voor een eerlijk mens,
die tot nu toe geleefd heeft uit zijn op
rechte overtuiging betekent, is nauwe
lijks te overschatten.
e Paus dringt er nu op aan, dat
de katholieken door gebed en
voorbeeld deze terugkeer zullen
vergemakkelijken. Minder moeilijk ma
ken, wil dat zeggen De keuze van dit
woord is opzettelpk. De H. Vader
waarschuwt ons daardoor toch vooral
niet de geloofsverdeeldheid te onder
schatten. Iedere „bekering is wezen
lijk het werk der genade. En die ge
nade wordt des te guller verleend naar
mate wij er vuriger om vragen. Niet
alleen in een eigenlijk gezegd gebed,
maar ook door de overtuigingskracht
van het goede voorbeeld.
Dat goede voorbeeld is een vrij pijn
lijke zaak. Daaraan ontbreekt, om het
zacht te zeggen, nog wel het een en
ander. Vooral in de jongste tpd wordt
daarop bij elke gelegenheid gewezen,
zodat men wel van een katholiek ge
wetensonderzoek kan spreken. Dat is
dan ook zeer nodig. Een van de zeer
belaneriike punten daarvan is de ma
nier waarop men over elkander denkt
en spreekt. Die kan niet goed zijn, om
dat de doorsnee-protestant geen idee
heeft van de eigenlijke katholieke ge
loofsinhoud evenmin als omgekeerd.
Een eerste vereiste is daarom elkan
der beter teAeren kennen èn eerbiedi
gen Het gaat niet aan een protestant
fonder mier een „ketter" te noemen
en daarmee de zaak als afgedaan te
beschouwen. Vele protestanten zpn
gelukkig diep gelovige mensen, die
De Egyptische minister van buiten
landse zaken heeft secretaris-generaal
Hammarskjöld verzocht een speciale
bijeenkomst van de Algemene Verga
dering der Verenigde Naties uit te
schrijven ter bespreking van een Egyp
tische klacht, inhoudend dat Israël „in
gebreke blijft gehoor te geven aan de
door de Assemblée goedgekeurde reso
lutie. waarin gezegd wordt, dat hij zijn
strijdkrachten achter de vroegere be
standslinies moet terugtrekken". Ook
de voorzitter van de Assemblée heeft
een dergelijk Egyptisch verzoek ont
vangen. (Reuter - UP)
ZONDAG, 13 jan.: feest van de H. Fa
milie; eigen mis; 2 geb. van le zondag
na Driekoningen; credo; pref. van Drie
koningen; wit.
MAANDAG: H. Hilarius, bisschop-belt) -
der-kerkleraar; mis In medio; 2 geb. H.
Felix; credo; wit.
DINSDAG: H, Paulus, belijder; eigen mis;
2 geb. H. Maurus; wit.
WOENSDAG: H. Marcellus, paus-marte
laar; mis Si diligis; rood.
DONDERDAG: H. Antonius, abt; mis Os
justi; (Roermond: 2 geb. H. Supplicius);
wit.
VRIJDAG: St. Petrus' stoel te Rome; eigen
mis; 2 geb. H. Paulus; 3 geb. H. Prisca;
pref. van de apostelen; wit.
ZATERDAG: mis van O. L. Vr. op za
terdag; 2 geb. H.H. Marius en gezel
len; 3 geb. H. Canutus; pref. van O. L.
Vr.; wit. Roermond: H. Gerlach, be
lijder; eigen mis; 2 geb. H.H. Marius
en gezellen; 3 geb. H. Canutus; wit.
ZONDAG 20 januari: 2e zondag na Drie
koningen; eigen mis; 2 geb. H.H. Fa-
bianus en Sebastianus; credo; pref. van
de H. Drieëenheid; groen.
oprecht uit hun overtuiging leven, en
wel voorbeeldig. Veel voorbeeldiger en
beginselvaster vaak dan menig katho
liek. Wij moeten niet vergeten, dat zij
dezelfde God dienen, uit dezelfde gena
de leven, en een zeer groot deel van
de gemeenschappelijke geloofsschat bij
hun afscheiding hebben meegenomen.
En deze geloofswaarheden hebben zij
in de loop der tijden eerbiedig uitge
diept en beleefd. Op sommige punten
kunnen wij nog van hen leren. Er kan
dan ook geen sprake van zijn, dat een
protestant door zijn terugkeer tot de
Moederkerk zijn vroegere geloof hele
maal zou moeten opgeven om een an
der te aanvaarden. Het is veeleer een
kwestie van correctie en aanvulling. Hij
wordt er geestelijk rijker door, terwijl
het tevens zeer waarschijnlijk is, dat
zijn protestantse mentaliteit hem in
staat stelt bepaalde punten van de ka
tholieke leer, wanneer hij die eenmaal
als juist heeft erkend, dieper en echter
te beleven dan wij gewoon zijn.
Zij zijn onze broeders in Christus. Dat
moeten wij ons goed inprenten. Chris
tus en Gods Woord spelen in hun le
ven een beslissende rol. Zij voelen zich
daar wel bij over het algemeen en de
gedachte aan een terugkeer komt dan
ook als regel niet bij hen op. Als wij
daar eens goed over nadenken, komt
de gebedsintentie van de Paus waar
schijnlijk wel in het juiste licht te staan.
Wjj zjjn ervan overtuigd, dat hun terug
keer noodzakelijk is. De eenheid kan
niet anders hersteld worden. Zouden
wij dit alleen als eis stellen en verder
alleen maar afwachten, dan begrijpen
wij niets van de feitelijke situatie. Wij
zullen ons zelf moeten opvoeden tot
liefdevol begrip, tot echt katholiek le
ven, dat mag en moet meewerken aan
de verwezenlijking van Gods algemene
verlossingsplannen door Zijn Kerk. Wij
moeten vooral alles vermijden wat op
veroordelen lijkt, daar wij veelal niet
eens tot goed oordelen in staat zijn.
Begrijpen wij de gebedsintentie goed,
dan zal zij ons vóór alles aansporen tot
nederigheid en betere geloofsbeleving.
En dat betekent: een betere levenshou
ding. Uit ons hele gedrag zal moeten
blijken, dat wij „van Christus" zijn, die
ons met Zijn sacramenteel genadebe-
stel de mogelijkheid tot een voorbeeldig
leven geschonken heeft. Want het is
toch zó, dat, als ons leven niet de volle
christelijke waarheid uitstraalt, ons ge
bed voor de terugkeer der afgeschei
denen niet echt kan zijn.
Op hef land, dat droogvalt in Oost-Flevoland, is de bodemkundige afdeling van
de dienst Wieringermeer en Noord-Oost-Polder-werken reeds bezig de bodem te
onderzoeken. Bij het Roggerot, nabij Kampen, is nu ongeveer 2.000 bunder nieuw
land ontstaan. Met een boor worden de grondlagen naar boven gebracht en
gedeeltelijk ter plaatse onderzocht, terwijl monsters worden getrokken voor
laboratorium-onderzoek.
Op hef jongste PEN-Congres te Londen heeft Anthonie Donker een rede
gehouden onder de titel: Pegasus verslaat de straaljager. Men weet:
Pegasus is het dichterros, het gevleugeld paard, onder wiens hoefslag
de bron op de Helicon, de berg der Muzen, ontsprong. Pegasus, zo betoogde Don
ker, is altijd het winnende paard in de wedrennen van het leven, ook daar
waar straaljagers, als symbolen van s mensen behoefte aan snelverkeer, de
beste kansen schijnen te maken. Pegasus zal altijd sneller zijn dan de snelste
machine en.langzamer dan het eeuwige licht.
Anthonie Donker
(prof. Donker
sloot), die in Cri-
tisch Bulletin een
Ieder auteur heeft
zijn eigen lezers.
In deze subtiele
beeldspraak ligt het
geheim vervat, dat
telkens opnieuw weer
in kunst, in litera
tuur, in poëzie, tot
uitdrukking komt.
Soms meent men,
dat er voor het ge
nieten van een goed
gedicht in deze tijd
geen tijd meer is.
Poëzie is een com
municatiemiddel tus
sen mensen, in casu
tussen de schrijver
en de lezer, waar
bij in heel andere
snelheidseenheden
gerekend moet wor
den dan wij in het
dagelijks leven ge
woon zijn te doen,
telkens als we met
anderen contact zoe
ken. De voetganger
is in deze wereld
aan het uitsterven.
scherpe omschnj- °°k echte le-
mnS uitsterven. Beide
verhouding sch y- EOor(-en worden in
ver-lezer. hun ejgen tempo
geremd door het snelverkeer. Ook boe
ken en literatuurgeneraties gaan en ko
men sneller dan voorheen. Wat heeft
nog eeuwigheidswaarde? Hoe flitsen tijd
en eeuwigheid door elkaar heen?
Het zijn zo maar wat gedachten waar
aan hier de vrije loop wordt gegeven
aan het begin van de serie kronieken
voor het jaar 1957. Wij hebben in deze
kronieken een apart tempo te houden.
We moeten bijblijven. Bij wat? Bij de
actualiteit? Uiteraard. De krant is een
nieuwsbron. Pasverschenen boeken zijn
nieuws dat gebracht moet worden, afge
zien van de vraag of het meesterwer
ken zijn. Meesterwerken verschijnen
niet elke week. Men zou dat wel wil
len. De reclame suggereert het ons
soms. Met name de filmreclame is een
meesteres in het bedenken van mees-
terlijkheden. Maar wij in deze kronieken
mogen ons daar niet door laten ver
blinden. Wij moeten zorgen actueel te
blijven, ja, wij leven bij de tijd, moeten
snel werken als de telex, nieuws bren
gen, maar niettemin dienen wij trouw
te blijven aan een tempo dat niet van
deze tijd is: het tempo van Pegasus dat
niet in km/u is vast te leggen.
Volstrekt eenzaam
Pegasus is een criterium, een maat
staf, een musisch beginsel. Pegasus
draaft van de schrijver naar de lezer.
Niemand kan op Pegasus wedden in de
trant waarin men op gewone paarden
wedt. Het kan jaren duren eer een boek
de lezer bereikt; anderzijds kan een
boek dat grote verwachtingen wekte,
binnen de kortst mogelijke tijd hebben
uitgediend. De schrijver die het ren
paard berijdt tast volkomen in het duis
ter omtrent zjjn einddoel. Richt hij zich
positief tot de lezer? Maar welke lezer
dan? Elke schrijver heeft zijn eigen ,e-
zer(s). Indien hij een genie is, worden
zijn lezers dikwijls pas lang na zijn dood
geboren. Hij sterft miskend. Toch wint
Pegasus.
Anthonie Donker heeft het probleem
schrijver-lezer als volgt geformuleerd in
genoemde rede, waarvan men de ver
taling kan lezen in het novembernum
mer van het tijdschrift Critisch Bulle
tin 1):
„Zeker schrijft de schrijver niet
voor zichzelf alleen, hij schrijft voor
de lezer, maar zo lang hij schrijft,
kan hfj aan zichzelf noch aan de le
zer denken. Hij denkt aan dat deel van
de wereld dat zijn gegeven is en waar
door hij gedreven wordt met heel zijn
geest, heel zijn hart, heel zijn waar
neming en heel zijn macht over de
taal. Hij is als de dokter in consult;
om zich volkomen te concentreren
wendt hij zich van allen af; hij staat
doodstil, geconcentreerd, denkend aan
dood en leven, en hij zal zich niet om
keren voor hij wéét. De schrijver
werkt voor de wereld met de rug naar
de wereld toe. Als scheppend mens is
hij volstrekt eenzaam terwille van de
meest intense communicatie die tus
sen mensen die elkaar niet kennen
kan worden bereikt: de schrijver en
de lezer, levend misschien in verschil
lende tijden en verschillende werel
den."
Lezer en schrijver moeten elkaar tel
kens opnieuw weer ontdekken. In de
haastige verkeersstroom van het leven
gaan zij voortdurend aan elkaar voor
bij. Toch treffen ze elkaar op de kri
tieke momenten. Dan gaat ineens een
boek, soms slechts een passage uit een
boek, iets van wezenlijk belang worden.
Een onvergelijkbare verbinding komt
tot stand. Pegasus wint.
Poëzie en commercie
Pegasus, het vliegende paard, kan
meevliegen met de vliegmachine. Dat
bewees verleden jaar de K.L.M. op ver
dienstelijk-commerciële wijze, toen zij
een poëzie-wedstrijd uitschreef op het
thema „Gevleugeld woord". Resultaat
was een representatieve bundel 2), met
als kroonvers daarin een bijdrage van
W. J. van der Molen, getiteld „Vlieg
tuigen", waaruit we hier de eerste stro
fen citeren, omdat er door de dichter
een identificatie met het fenomeen vlie
gen in tot stand wordt gebracht, welke
menig lezer nader tot het geheim van
de altijd winnende Pegasus kan bren
gen:
Vliegtuigen horen in de hemel thuis.
Volmaakt van vorm, volkomen zonder
zorgen,
schrijven zij in de onbeschreven mor
gen
bladzijden vol langregelig geruis.
Met ogen van metaal mogen zij kijken,
rondvaarten maken om de Grote Beer.
Vliegtuigen strijken licht als goden
neer,
zij klapwieken boven de koninkrijken.
Over de einders spreken zij zich uit,
in onvertaalbare, pijlsnelle woorden.
Hun hals diep in de kraag van hun
motoren,
hun armen in een jas sonoor geluid.
Behalve dat men hier ziet, hoe snel
heid, techniek en moderne zakelijkheid
geen vijanden hoeven te zijn van de
dichtkunst, als de dichter zijn onder
werp maar in doodstille concentratie
weet te beschouwen, ziet men hier ook
dat het mogelijk is dichters in het
brandpunt der actualiteit scheppend
werkzaam te doen zijn.
NICO VERHOEVEN.
In mei 1955 is aan de Staatssecretaris
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap
pen uitgebracht een rapport met be
trekking tot de titulatuur van niet-aca-
demisch gevormde technici. De voor
naamste conclusies betroffen:
1. de instelling van een permanent
orgaan, hetwelk de eisen bepaalt en
publiceert waaraan personen moeten
voldoen om de aanduiding Ing. achter
hun naam te mogen voeren, examens
organiseert en doet afnemen;
2. de instelling van een register waar
in zij worden ingeschreven die aan de
vorenbedoelde- eisen voldoen en daartoe
het verzoek doen
3. de ingeschrevenen zullen op grond
van hun inschrijving in dat register de
aanduiding Ing. achter hun naam mo
gen voeren.
Als gevolg van dit rapport is onlangs
opgericht een „Stichting Register van
degenen, die de aanduiding Ing. ach
ter hun naam mogen voeren".
Deze stichting is in het leven geroe
pen door: het Koninklijk Instituut van
Ingenieurs; de Vereniging van Delftse
Ingenieurs; het Nederlands Instituut
van Middelbare en Hogere Technici
(N.I.M.H.T.) en de Vereniging van Af
gestudeerden aan Middelbare Techni
sche scholen.
Tot bestuursleden zpn benoemd: ir.
M. Volkers, w.i., oud-ingenieur bij de
Bataafse Petroleum Maatschappij n.v.,
ir. J. M. Verwey de Winter c.i., direc
teur van het telefoondistrict 's Herto
genbosch; H. L. Engberts, hoofdarchi
tect A bij de Rijksgebouwendienst; W.
A. Spanjerdt, afdelingschef bij de n.v.
Philips Gloeilampen Fabrieken; tot
plaatsvervangende bestuursledenir.
F. I. J. Kanstein, c.i., oud-hoofdinge
nieur-directeur bij de Rijkswaterstaat,
ir. P. H. N. Briët, b.i., architect, J. J.
Reynart, chef van de afdeling Kranen-
bouw bij de werf Gusto, G. van Tussen
broek, directeur van de n.v. Verenigde
Industrieën Rotterdam. Voorzitter is
ir. B. Scherpbier, c.i., oud-hoofd van
de Topografische dienst van de Bataaf
se Petroleum Maatschappij, n.v. Zodra
de stichting aanvragen in behandeling
kan nemen, zal daaromtrent door het
bestuur der stichting bekendheid wor
den gegeven.
Verenigde Staten. De voorzitter van
de Amerikaanse republikeinse partij,
Leonard Hall, heeft president Eisen
hower meegedeeld, dat hij met ingang
van februari aftreedt. Hij was in
april 1953 als voorzitter gekozen. Men
gelooft, dat
zal krijgen.
ipr
gelooft, dat Hall een regeringsfunctie
(Rtr.)
Het sentimentele gemoed van de
ghetto-jood, de jiddische Israë
liet uit het oude Amsterdam,
zal met levendigheid gesproken heb
ben als hij een joodse comedie kon
bijwonen en hij zal gepakt zijn ge
weest door de lepe streken van een
zwendelaar, de eeuwige mazzel van
de opsnijder en de voortdurende
stroppen van de sjacheraar. De schle
miel, die dikwijls honger leed en alle
mogelijke ellende kreeg toebedeeld,
telde bij zijn theater aan de Oude
Schans van tijd tot tijd een paar
stuivers neer om zich eens voluit
melancholiek en gelukkig te voelen
bij de jiddische stukken, die zijn
droomleven verbeeldden.
De kunstzinnige, rijke Portugese
jood, die Ferdinand en Isabella en
hun groot-inquisitoren een posthume
haat toedroeg, liet
de gecultiveerde
woorden van Cal-
deron, Moreto, Cer
vantes en Camoes
tegen de muren
van zijn Heren
grachtpaleis veel
vuldig weerklin
ken. Hij had met
z'n selecte vrienden
zijn academia om
de theaterkunst te
beoefenen en nij
schreef in Castil-
liaanse verzen
prachtvolle stuk
ken.
Doch tegen Poe
rim, op het eind
van februari, ken
den de Hoogduitse
jood en de Porte-
gies slechts één
soort toneel, dat de
uitbundigheid van
het jubelfeest ver
tolkte en het oude
verhaal van Esther,
de redster van het
joodse volk, deed
herleven. De won
derbaarlijke red
ding door Esther
en de onttroning
van Xerxes' groot
vizier, de gruwelij
ke Aman, moest al
tijd herdacht wor
den met de groot
ste opgetogenheid.
Dan luchtte de
arme jiddische Am
sterdammer zijn
goles gemoed, dan
zocht de Portugies
zijn edele ver
strooiing. De hoofd
stad beleefde dan een jiddische
carnaval van zuidelijke allure, dat
de vrijdagavond voor Poerim begon
en tot de vrijdagavond na het feest
voortduurde. Aan een sabbath werd
dpn nauwelijks gedacht. Avond aan
avond trokken meer dan tienduizend
mensen uit het joodse kwartier met
fakkels, trommels en trompetten
door de duistere straten van Am
sterdam. Potsenmakers vertoonden
hun Ashkenazische hansworsterijen,
anderen gingen van deur tot deur
met hun Poerimliedjes. Overal zag
men spelletjes en toneelstukjes met
motieven, die aan het bijbelverhaal
waren ontleend, in een nagenoeg
onverstaandbaar Jiddisch.
De Sephardische joden, de welge
stelde Portugezen dus, bezochten dan
de voorstellingen in de synagoge en
toen dit verboden werd in eikaars
huizen of in het geïmproviseerde
theater op Vlooienburch. Het Poe
rimfeest, hoe verschillend ook ge
vierd, was een toneelfeest in vele
kleuren, dat meer dan twee eeuwen
lang herhaald werd. De Amsterdam
mers keken er hun ogen op uit.
spelers en een pakhuis, dat de Por
tugezen aangekocht hadden om tot
een schouwburgje te laten verbou
wen. In 1707 verzochten enige Por
tugese Israëlieten voortaan op woens
dag de grote schouwburg aan de
Keizersgracht te bespelen en daar
het Spaanse repertoire op te voeren.
Maar de regenten, beducht voor hun
goudstukken en voor het teruglopen
van het gewone theaterbezoek, gaven
nul op rekest.
Een dergelijk onthaal ontving
eveneens het verzoekschrift van de
Hoogduitse joden, die officiële toe
stemming vroegen voor de verto
ningen van de „comedie van de
Coninginne Hester ende andere his
toriën in de Hoogduytsche, Jootse
ende Smouse tael op een solder".
Daar jaren eerder besloten was dat
Bittere armoede
Zo'n centrum van druk joods
vermaak was de vismarkt in
het joodse kwartier. Daar was
altijd de speelman, de sjofele bede
laar met zijn fluit en zijn jeremi-
jerende ballades, de potsenmaker;
daar waren de uitgedoste troepjes
met hun kunsten en schouwspelle
tjes, de rijmelaars met hun jiddische
verzen. De jood vond hier zijn ver
maak, hoorde er zijn moppen. Be
langrijk voor het volksleven werd
dit vooral in het eind van de 18e
eeuw, toen meer dan tienduizend
bewoners in de Jodenbuurt bittere
armoede leden. De spectakels in de
schouwburg aan de Oude Schans
gingen toen niet best meer en het
toneelleven deelde
in het kwijnende
bestaan. Er was
geen geld meer om
brood te kopen, dus
zeker niet voor het
theater en voor de
kroegjes met hun
amusement. De uit
gelaten kleuren
van het Poerim
feest vergrauwden
zelfs. In het huis
van opperrabbijn
Jacob Mozes Loe-
wenstamm kon men
dan nog toneel aan
schouwen, doch dit
was slechts voor de
beter gesitueerden
weggelegd.
Roerige smeltpot
atüürlijk heeft de joodse ge
meenschap in Amsterdam met
hartstocht het toneelspel be
oefend en zeker niet alleen met
Poerim. Tot dusverre was er niet
veel over bekend, wel dat het joodse
kwartier een roerige smeltpot was
voor steeds een nieuwe Potasch en
telkens een andere Perlemoer. Groot
is het onderscheid, dat men tussen
de Sephardische en het Hoogduitse
toneel dient te maken. Men kan zich
de aristocratie van de Spaans ge
oriënteerde joden voor de geest
halen en hun deftige, hoog-culturele
vermaken. Was het niet de Iberische
toneelliteratuur, dan waren het wel
hun zelf-geschreven allegorieën, dia
logen en dramatische scènes, die zij
tot leven brachten. De stukken ver
toonden soms een inslag, die aan het
katholieke mysteriespel deed den
ken. De welgestelden hadden hun
eigen gezelschappen, waarmee ze
dikwijls in het openbaar optraden.
In een belangwekkend voorwoord
tot een enige jaren terug uitgegeven
joods spel noemt de deskundige L.
Fuks enige namen van regisseurs en
Misschien zal het vroeger in de joodse theaters van Amsterdam
soms zo zijn toegegaan als deze afbeelding van het oud-Hebreeuwse
theater „Habima" in Moskou weergeeft. Men ziet hier een opvoering
van „Hadibuk" met in het midden de „eeuwige jood".
slechts in de grote schouwburg
openbare opvoeringen gegeven moch
ten worden, kon dit verzoek zeker
geen genade vinden. De Hoogduitsers
vermeldden wijselijk niet, dat ze al
eigenlijk sinds hun komst naar Ne
derland in de eerste helft van de
I7e eeuw voorstellingen gaven en
allerminst van zins waren die te
staken, al keken de schouwburg-
heren nog zo schraai Bij hun opvoe
ringen, driemaal in de week op de
Oude Schans, kwamen geregeld
enkele honderden bezoekers, van wie
velen niet joods waren. Dat van die
stukken alleen in de „Jootse en
Smouse tael" was lichtelijk bezijden
de waarheid: de oubollige vader
landse kluchten behoorden ook tot
het repertoire. Evengoed als de be
gaafde Portugese, bleef ook de sne
dige jiddische geest zich uiten, alle
toneelverboden negerend.
In 1718 moet hier een soort opera,
Acta Ester mit Achaswerosj, zijn
opgevoerd, die twee jaar later in
Praag een weelderige herhaling
onderging. Voor de Praagse opvoe
ring ging een bonte optocht door de
stad, die in die dagen een bijna
Europese vermaardheid verwierf, in
de schuilhoeken van het oude Am
sterdam, in die kleine kroegjes met
him brandewijn, mierzoete gebak en
onfrisse sinaasappelen, rumoerde de
gein om de smouse Intriges. In
velerlei opzicht waren de volksstuk
ken niet zo veel beter en niet zo
belangrijk anders dan de onbenul
lige kluchten, waarmee het 18de-
eeuwse publiek zich moest verma
ken. Maar aan de karaktertekening
van de personages was veel meer
aandacht besteed: de oplichter was
een onnavolgbaar zwendelaar bij
wiens geraffineerdheden de joden
gniffelden van welbehagen. De
Poerim-elementen waren veelvuldig
aanwijsbaar in dikwijls gebruikte
passages uit de bijbel of de Tal
moed. In comedies werden deze pas
sages, die iedere jood vertrouwelijk
in de oren klonken, opzettelijk ver
keerd uitgelegd en spreuken met
moedwil verdraaid of foutief aan
gewend, immer tot grote hilariteit.
De echte Poerim-stukken kregen
gaandeweg een ander aanzien, dat
was aangepast aan de Mokumse ge
woonten en omstandigheden. Zang
spellen, kleine opera's en balletten
waren bij de ghetto-jood ook geliefd.
Episode
Dessauer
nmiddels ont
plooide zich in
de nabijheid een
joodse theaterkunst
met een veel min
der sterk exclusief
karakter en met
trekken, die paral
lel liepen aan die
van het steeds meer
gloriërende toneeJ
in de stadsschouw
burg. De naam van
Jacob Herz Des
sauer was aan deze
theaterkunst enke
le tientallen jaren
verbonden. Hij
richtte omstreeks
1780 een jiddisch
gezelschap op, dat
in de Utrechtsedwarsstraat begon te
spelen. Bij de aanvankelijk besloten
vereniging meldden zich vele aan
zienlijke joden. Wat later verhuisde
men naar de Jodenhouttuinen, waar
een grote loods werd ingericht. In
de Amstelstraat verrees de Hoog
duitse schouwburg, die eerst door
een troep van onze oosterburen werd
bespeeld, doch waar sedert 1795 Des
sauer en de zijnen openbare voorstel
lingen gingen geven. Weliswaar
voerde Dessauer voor het merendeel
opera's op, maar zijn gezelschap
stond ook bij de toneelliefhebbers in
een goede reuk. Meermalen reisde de
joodse troep naar andere grote ste
den en naar de provincieplaatsen.
Men roemde bij Dessauer eveneens
de rollen, die hij door joodse: kinde
ren liet vertolken. Hij presteerde het
om behalve Mozarts Zauberflöte,
Figaros Hochzeit en Don Juan (ze
werden in het Duits gezongen) ook
onvervalste jiddische zangspelen als
Mordechaï und Esther, Ascheprud
enz. met succes uit te voeren. Zoals
gezegd, voor het toneel kon men bij
Dessauer ook uitstekend terecht.
Deze regisseur, schrijver en acteur
vermocht het ook de Dramatisch-
Lyrische Kweekschool op te richten
voor uitsluitend joden. Een derge
lijk opleidingsinstituut konden de
christen-tonelisten nergens in ons
land vinden. Met deze school bereik
te Dessauer meer dan met zijn ge
zelschap, dat steeds sneller afzakte
en uiteindelijk op de kermissen ver
zeild raakte. Niet alleen was dit ver
beneden zijn artistieke „standing",
maar ook was hy hier nauwelijks
meer te onderscheiden van de ove
rige groepjes met hun kunstenmake
rijen. De maatschappelijke omstan
digheden werkten, zo moet gezegd
worden, de ondergang sterk in de
hand.
De verdere geschiedenis van de
jiddische theaterkunst loopt via
Abraham van Lier, Herman Heyer-
mans, Louis Davids naar Potasch
en Perlemoer, maar deze weg ligt
wel ver uit de schemerige, vol van
drukte levende schaduw der syna
goge. HENK SUER
1) Critisch Bulletin, nov. 1956. Uitg.
Daamen N.V., Den Haag.
2) Gevleugeld woord. Uitg. A. A. M.
Stols, Den Haag.
62
Alleen het zachte geschuifel van Brennan's
voeten was hoorbaar. Toen hij nog vijf me
ter van de hoek verwijderd was, verschenen nau
welijks zichtbaar in het halfduister een hand met
een zware revolver en daarboven de donkere vorm
van een hoofd. Het geluid van Brennan's schot ging
verloren in het helse lawaai van het machinepistool.
Er klonk een schreeuw en de revolver viel klette
rend op de grond. Brennan schoof snel langs de
wand tot aan de zijgang. Hij wachtte een ogenblik
en keek toen voorzichtig om de hoek. Een donkere
gestalte lag roerloos op de grond; Brennan liet er
zijn zaklantaarn over spelen. Even deed zijn verbazing
hem het doel van de overval vergeten.
Want de man, die daar lag was niet Scott An
drews, zoals hjj had verwacht, maar Igor. „Ik be
grijp 't niet," mompelde Brennan, „we zullen toch
geen vergissing gemaakt hebben..." Ver weg, bene
den in de kelder, klonk het geluid van een dichtslaan
de deur. Brennan sprong op de branddeur toe en
duwde die open. Hij rende de trap af met de andere
mannen dicht op zijn hielen. Onder aan de trap
lag de lange gang stil en verlaten. Halverwege stond
een deur open. Brennan liep er naar toe en keek
voorzichtig naar binnen. De man met het machine
pistool stond naast hem. Het was volkomen stil.
Plotseling klonk het gedempte geluid van een gil.
Roekeloos stortte Brennan zich in de kamer, maar
die was verlaten.
Alleen op tafel lag een dameshandtas!
„Die deur, inspecteur!" wees een van de mannen.
In een hoek van het vertrek was een gesloten deur.
Brennan zette zijn pistool voor het slot en vuurde.
Met zijn schouder duwde hij de deur open, het pistool
in de hand. Maar wat hij nodig had, was een mes.
In de ene hoek van het kale vertrek lag Shane, stevig
vastgebonden aan een stalen bureau, een prop in de
mond. In de andere hoek lag Scott Andrews, eveneens
vastgebonden en met een doek voor het gezicht.
Brennan hurkte bjj Shane neer en trok de prop uit
zijn mond. Met zijn zakmes begon hij de touwen
door te snijden. Intussen knikte hij in de richting
van Scott Andrews:
„Losmaken, maar op staande voet arresteren!"
„Doe niet zo gek!" hijgde Shane. „Waarom denk
je dat die man er daar zo gezellig bij ligt?"
„Wat wéét jij?" vroeg Brennan.
„Bijna alles!" Shane, bevrijd van de touwen, kwam
steunend overeind. „En dat is om de drommel geen
lolletje. Hoe gaat het met Marjorie?"
„Dat is 't 'm juist, die kunnen we niet vinden!"
beet Brennan hem toe.
„Niet vindenEven was Shane's gezicht een
en al verbazing. Hij deed een paar stappen in de
richting van de geforceerde deur en keek in de andere
kamer. „O bliksems nog an toe!" Hij draaide zich
om. „Andrews!" schreeuwde hij, „vlug, waar worden
de beelden gemaakt?!" Andrews was juist bezig bij
te komen uit een halve bewusteloosheid. „Ze hebben
'm een tik op z'n hoofd gegeven, de smeerlappen!"
verduidelijkte Shane. „Hé, Andrews, waar worden de
beelden gegoten?!"
„Eind van deze gang links, dan tweede deur rechts,"
mompelde Andrews met gesloten ogen. Shane was
al weg. „Kom mee!" schreeuwde hij. Brennan rende
achter hem aan. „Ga achter me idioot!" snauwde
hij Shane toe, „je bent niet gewapend!" Shane rea
geerde niet, maar riep over zijn schouder: „Als je
hem ziet, meteen schieten! Niet eerst waarschuwen.
Hij is stapelgek!"
„Over wie heb je 't?" hijgde Brennan, die er
steeds minder van ging begrijpen. Maar Shane be
antwoordde die vraag niet. Hij bleef staan voor een
zware deur en rukte eraan. De deur was op slot.
„Open die deur of we schieten!" schreeuwde hjj. Er
kwam geen antwoord. „Die deur móet open!" zei
Shane wanhopig. „Als de donder!"
Brennan schoot een keer in het slot en zette tege
lijkertijd zijn schouders tegen de deur. Ze bleef ge
sloten. Brennan schoot opnieuw. De deur bleef dicht.
„Met 'n machinepistool," jachtte Shane, „waarom
hebben jullie geen springladingen meegebracht?!" Een
paar korte stoten van het machinepistool deden de
houtsplinters in het rond vliegen. Shane en Brennan
lieten zich tegelijk tegen de deur vallen. Toen ze
opensloeg, was Brennan de eerste die naar binnen
sprong.
Wat hjj zag, deed hem één seconde lang aarzelen.
Een grote, slecht verlichte ruimte. Aan het eind
daarvan, met touwen vastgebonden op een tafel, de
bewegingloze gestalte van Marjorie. Achter de tafel
half over het meisje heengebogen maar zijn gezicht
gekeerd naar de indringers stond professor Jarrod.
Het schamele licht van het lampje boven de tafel
bracht grillige schaduwen op zijn gezicht, dat met
het kleine puntbaardje nu sprekend leek op een oud
duivelsmasker. Langs de wand stonden enkele grote
ketels en er liepen over de vloer een aantal dikke
buizen. Achter Jarrod stond een langwerpig, open
reservoir, maar Brennan kon van zijn plaats niet
zien wat er in zat. Er hing een benauwde lucht van
was in het vertrek en de temperatuur was ondraaglijk
heet. Maar het was niet deze vreemde omgeving,
die Brennan als verlamd deed staan. Het was zelfs
niet de aanblik van Marjorie's roerloze gestalte. Het
was de lange, magere figuur van professor Jarrod,
geheel in het zwart gekleed en schijnbaar zonder
enige moeite staand op zijn beide benen. Deze ene
seconde die Brennan nodig had om alle indrukken
te verwerken, werd hem bijna noodlottig. „Schiet
dan!" hoorde hij Shane achter zich schreeuwen. Op
hetzelfde ogenblik klonk er een schot en voelde Bren
nan een lichte slag tegen zijn arm. Maar vrijwel
gelijktijdig had hjj de trekker van zijn eigen pistool
overgehaald. De knal ging verloren in het helse
lawaai van het machinepistool. Jarrod richtte zich
hoog op. Opnieuw schoot Brennan. Jarrod wankelde.
Hij probeerde zich aan de tafel vast te grijpen, maar
miste. Met een bijna onmenselijke schreeuw viel hij
ruggelings in het reservoir achter hem.
Brennan rende er naar toe en Shane volgde hem.
Met een ruk stonden beiden stil en keken vol af
grijzen toe. „Goeie genade!" hijgde Brennan, „ko
kende waal"
(Wordt vervolgd)