ZMNDA
HEEFT
VEEL
O
A
MELK
U80KKEN
De mens in het werk
van Felix Timmermans
NOG STEEDS, TIEN JAAR NA
ZIJN DOOD, ONBEGREPEN
l
Nederland een protestantse natie?
Dappere spuitgast
Lichte muziek op
zwarte schijven
Christendom boüen-nationaal
en universeel
Geen katholicisme
uit traditie
r
Inspecteur-
Geloof
Kielstra
Herinneringsplaket
Van een vriend
TUSSEN SCHRIJVER
EN LEZER
Vlaamse sappigheid
Groei naar de stilte
en
V.
J
Huzaar G. Koetje
ZATERDAG 26 JANUARI 1957
PAGINA 9
Liturgische weekkalender
Onderwijs boekhouden
door L. J. SCHMIDT
Onder het label London is zojuist een langspeelplaat, groot for
maat, verschenen, welke de liefhebber van de moderne jazz in
hoge mate zal interesseren. Het betreft hier namelijk een acht
tal opnamen van het West-Coast-ensemble „Shorty Rogers and his
Giants". Bijzonder realistische opnamen van bijzonder gave moderne
jazzmuziek. Shorty Rogers wordt beschouwd als een van de pioniers
van de West-Coast-school, die zijn afgestapt van de vrij dynamische,
nogal explosieve en vaak primitieve „klassieke" jazz en zich nu toe
leggen op men zou het kunnen zeggen een min of meer intellec
tuele interpretatie van het jazz-idioom, waarbij men zich dan graag
ook spiegelt aan de nieuwe muzikale ideeën van moderne componis
ten. Terwijl deze moderne jazz allerminst het element ritme verwaar
loost er, integendeel, de stuwende, swingende werking van perfec
tioneert is Ae aandacht van de musici van de progressieve jazz
zeer sterk gericht op de melodiekleur, op nieuwe instrument-combi-
naties, nieuwe toontinten, die op het vlak van de abstractie lig
gen, bijzondere harmonieën en verrassende wendingen daarin. Shorty
Rogers and his Giants leveren op dit stuk knap en boeiend werk.
Een fijne, afgedwongen beheersing van hun instrumenten maar voor
al ook van het tonenspel, dat zij daaraan ontworstelen, doet de luis
teraar naar deze plaat de oren spitsen.Wat zeker niet van iedere jazz
plaat gezegd kan worden is, dat men deze langspeler zonder ergens
vermoeid te raken, van begin tot eind met interesse zal blijven vol
gen, terwijl men dan niet eens een hartstochtelijk jazz-minnaar be
hoeft te zijn. Shorty en zijn mannen spelen achtereenvolgens: Isn't
romantic Trickleydidlier Oh play that thing Not really the
blues Maryians go home My heart stood still Michele's me
ditation en That's what I'm talkin' about. De bezetting Shorty Ro
gers: trompet; Jimmy Giuffre: clarinet, tenor en baritonsaxofoon;
Pete Jolly: piano; Curtis Counce: bas en Shelly Mann: drums; man
nen-broeders die voor een goed stuk jazzmuziek instaan. De opnamen
dateren uit 1955. Ze werden in Hollywood gemaakt. Achter op de
hoes wordt uitvoerig commentaar gegeven op de West-Coast Jazz
een zeer serieus artikel. Plaat draagt het bestelnummer LTz-K 15023.
Onze tekenaar liet zich deze week in
spireren door de voorvallen in Zaan
damwaarbij in flessen melk aller
hande voorwerpen werden gevonden.
Zondag 27 januari: 3e zondag na Drie
koningen; eigen mis; 2 geb. H. Joan
nes Chrysostomus; credo; pref. van de
H. Drieëenheid; groen.
BAANDAG: H. Petrus Nolascus, belijder;
mis Justus; 3 geb. H. Agnes.; wit.
DINSDAG: H. Franciscus van Sales, bis
schop-belijder-kerkleraar; mis In medio;
credo; wit.
WOENSDAG: H. Martina, maagd-martelares;
mis Loquebar; rood.
Donderdag: H. Joannes Bosco, belij
der; eigen mis; wit.
VRIJDAG: H. Ignatius van Antiochië, bis
schop-martelaar; eigen mis; rood. Of
wel vanwege de eerste vrijdag der maand:
Votiefmis ter ere van het H. Hart.
ZATERDAG: feest van Maria's zuivering;
®igen mis; credo; pref. van Kerstmis;
wit.
ZONDAG 3 februari: 4e zondag na Drie
koningen; eigen mis; 2 geb. H. Blasius;
credo; pref. van de H. Drieëénheid;
groen.
Dezer dagen was het tien jaar ge
leden dat Felix Timmer
mans overleed, op 24 januari
1947. ,,Den Fé," zoals vrienden hem
noemden, was lange tijd de populair
ste schrijver van Vlaanderland. Zijn
boeken werden en worden nog steeds
veel gelezen, ook in het buitenland. Men
waardeert in hem de ongeëvenaarde
verteller. Men bewondert in hem de
beste eigenschappen van het Vlaamse
volkskarakter. De beste eigenschappen?
Het is de vraag. Vast staat dat het
buitenland, waaronder ook Nederland,
zich uit de boeken van Felix Timmer
mans een beeld van de Vlaamse mens
heeft opgebouwd, dat niet getrouw aan
de werkelijkheid beantwoordt en waar
tegen dan ook van Vlaamse zijde verzet
is. aangetekend. Timmermans heeft de
Vlaamse sappigheid spreekwoordelijk
gemaakt. Pallieter, die levensgenieter
bjj uitnemendheid, is daar debet aan.
Nee, men moet het scherper stellen:
het zijn de lezers die er debet aan zijn.
Zjj zijn het, die in Pallieter en al die
andere beminnelijke personages uit het
werk van Felix Timmermans complete
Vlaamse mensen hebben gezien.
De schrijver kan men niet verant
woordelijk stellen voor dit misverstand.
Hij is er slechts het slachtoffer van ge
worden. Alle boeken die hij na „Pal
lieter" uitgaf, werden naar de maat
staf van dat populaire levensboek be
oordeeld. Men vergat dan, dat „Pallie
ter" een jeugdzonde van de schrijver
was en dat het verscheen op een tijd
stip, waarop de wereld naar iets levens
lustigs snakte», namelijk bij het uitbre
ken van de eerste wereldoorlog.
Pallieter werd een mode. Villa's
en kano's werden Pallieter genoemd.
Fabrikanten brachten sigaren, tabak,
limonade en zelfs gedroogde haring
onder het merk van de dagemelker
op de markt. Pallieter werd het sym
bool van het feestelijk leven, dat ken
nelijk alleen nog in Vlaanderen kon
worden geleefd.
Het is duidelijk, dat dit feest niet
kon duren. Het was niet reëel. Het deed
ook geen recht aan de ware aard van
de Vlaamse mens. Het leidde tot opper
vlakkigheid van waarneming, tot een
zijdige voorstelling van zaken, en ten
slotte, bij wijze van reactie, tot .veroor
deling van de kunstenaar Timm'ërmaris
door een jonge garde van schrijvers,
die definitief wensten af te rekenen met
alles wat naar Vlaamse sappigheid
riekt.
Daarmee werd om zo te zeggen het
kind met het badwater weggegooid.
Felix Timmermans en Vlaamse sappig
heid horen wel bij elkaar, maar Tim
mermans is méér dan alleen maar sap
pig. Het moet voor hem een stil ver
driet zijn geweest, dat men de diepere
intenties van zijn werk miskende.
Twee mensen, die Felix Timmermans
langdurig van zeer nabij hebben gekend,
zijn na de dood van de meester een
actie van eerherstel begonnen. De ene
is zijn dochter L i a Timmer
mans, die sinds jaar en dag rond
reist om lezingen over hem te houden
en die ook een piëteitvol boek over
hem heeft geschreven.
De andere is drs. José de Ceu-
laere, die sinds zijn achttiende jaar,
toen hij student werd in Leuven, elke
zaterdagmiddag bij de familie overhuis
kwam om Felix Timmermans over zijn
werk uit te vragen. Ja, letterlijk, uit te
vragen, want dat was de enige manier
om bij Felix Timmermans iets omtrent
de geheime drijfveren van zijn schrij
ven aan de weet te komen.
Van deze José de Ceulaer is thans,
ter gelegenheid van de tiende sterfdag
van Felix Timmermans, een boek ver
schenen dat te beschouwen is als een
loging de lezer zuiverder begrip bij te
irengen van de mens in het werk van
Felix Timmermans.
De Ceulaer rekent af met het sprook
je van den Fé als optimist-door-dik-en-
dun de schrijver-in-zijn-hemdsmouwen,
die zijn volk bekeek door de rook van
een smakelijke pijp heen. Hij rekent af
met de sappige, leuke folklorist, die
men gerust op z'n schouders kon klop-
pGn Gn bij z'n voornaam noemen.
„Zijn gans scheppingswerk was een
groei naar de stilte en de eenzaamheid
van de onstoffelijkheid." De Ceulaer
weet een lijn in dit werk aan te wpzen,
die dwars door een overdaad aan zin-
FELIX TIMMERMANS
tuiglfjke indrukken heen, naar een bijna
mystieke beleving van Gods aanwezig
heid in de schepping voert. De laatste
woorden die Timmermans op papier
bracht, luiden: „Ga zelf opzij staan en
God treedt binnen." Déze Timmermans
is nog altijd een onbegrepene. Dit boek
van zijn jonge vriend, verschenen in de
vorm van een herinneringsplaket, kan
misschien tot een meer innerlijk ver
staan van het menstype in het werk
van Felix Timmermans bijdragen. De
meeste lezers kijken er nog altijd te
„pallieteriaans" tegen aan.
Gisteren werd de Internationale
Bidweek besloten. Het zou zeer
belangrijk zijn te weten aan hoe
veel katholieken deze onopgemerkt
voorbij is gegaan. En ook: hoevelen,
die wel hebben meegebeden zullen de
eigenlijke betekenis van die Bidweek
hebben begrepen en in de juiste gees
tesgesteldheid meegeleefd? Daar komt
het n.l. op aan. Want alleen dan blijft
er iets „van hangen", zoals overigens
de bedoeling is. Het gaat zeer beslist
niet om de een of andere devotie, om
een gebed voor een goed doel, dat zo
vaak van ons gevraagd wordt. Het gaat
hier om de kern van ons katholiek-zijn,
om het besef van de zending, die Chris
tus aan Zijn Kerk, dat zijn wij
gegeven heeft. Die Kerk immers is het
normale heilsinstituut voor heel de
mensheid. Wie in de hemel komt, d.w.z.
wie de eeuwige eindbestemming die
God voor de mens heeft vastgesteld,
bereikt, doet dat door middel van de
Kerk, of hij er lid van is of niet. Chris
tus immers heeft al de genaden, die Hij
door Zijd Verlossingswerk heeft ver
diend, aan de Kerk, waarin Hijzelf door
de hiërarchie en de sacramenten tot
het einde der dagen werkzaam blijft,
toevertrouwd om ze toe te passen op
de mensheid. Zjjn volgelingen, de chris
tenen, moeten de Blijde Boodschap, die
het Evangelie is, in de wereld verbrei
den en zo alle mensen tot Christus voe
ren. Dat betekent: Diens verlossing
voortzetten, verbreiden en bestendigen.
Nu ligt het voor de hand, dat dit
afgezien een ogenblik van de onmisba-
alleen kan geschie-
José de Ceulaer: „De mens in het
werk van Felix Timmermans." Met
een inleiding door Lia Timmermans.
Uitg. P. N. van Kampen Zoon N.V.,
Amsterdam 1957.
re genade Gods
den, wanneer de
christenen als één
grote eenheid, die
taak t.o.v. de we
reld op zich ne
men en vervullen.
Helaas is die een
heid ver te zoe
ken. De christen
heid is afschuwe
lijk verscheurd en
verdeeld. Geluk
kig echter beseft
men hoe langer hoe scherper, dat deze
verdeeldheid een ernstige ongehoorzaam-
Wat hoor ik toch allemaal
vertellen over Koetje?", vroeg
generaal-majoor P. Gips, com
mandant van de 4e divisie, toen
hij zich vrijdag 18 januari ter
plaatse op de hoogte liet stel
len van de brand, die 's mor
gens een grote barak in de le
gerplaats „De Boskamp" te
Amersfoort in de as gelegd had.
Men legde de commandant uit,
dat huzaar G. Koetje uit Oost
wolde (Gr.) met een spuit. de
aangrenzeitde btirak had n'at
gehouden, totdat het gevaar
van overslaan geweken was.
Het vuur was zo heet, dat de
nevelspuit van de Amersfoort-
se brandweer, die de kamp
brandweer spoedig kwam as
sisteren, nauwelijks nevel kon
spuiten, omdat het vocht on
middellijk verdampte. In die
hitte hield Koetje stand. Hij
liet zich niet aflossen en wilde
van geen wijken weten. Andere
spuitgasten spoten op hem om
te voorkomen, dat Koetje zelf
in brand vloog. Aldus redde hij
de barak, waarin zich het
doorlichtingscentrum, een ma
gazijn, de onder-officiersmess
en een keuken bevonden. Toen
de commandant dit alles hoor
de, bevorderde hij Koetje on
middellijk tot huzaar eerste klas en gaf hij hem drie dagen extra verlof,
aansluitend aan het vrije weekend.
Toen hij donderdag in de legerplaats terugkeerde, hebben wij er
de potige huzaar, tankbestuurder van het B.-eskadron van het 4e ba
taljon zware tanks, ontmoet. Natuurlijk vond hij het niets bij- Iers.
„Iemand moest het toch doen", was zijn korte commentaar. Maar zijn
rode streep draagt hij met trots, al scheelt de bevordering hem maar
een dubbeltje soldij per dag. Ook de verlofdagen had hij wel leuk
gevonden, al had zijn vader, die in Oostwolde een kruidenierswinkel
drijft, hem direct aan het werk gezet. Al tien maanden moeten vader
en moeder Koetje het zonder hun zoon stellen. „Zij werken van 's mor
gens zes tot 's nachts twaalf", zegt de koene huzaar, die thuis eigenlijk
niet gemist kan worden. Over acht maanden zal hij weer terug zijn
in de kruidenierszaak. Niet dat dit zijn vurigste ideaal is. „Ik was liever
parachutist geworden; m'n broer is beroeps bij de luchtmacht".
Thuis in Oostwolde stond de telefoon niet stil, nadat de kranten het
bericht over de koene Koetje gebracht hadden. Hij zelf zal er ver
moedelijk echter even weinig woorden aan besteed hebben als tijdens
ons gesprek en de nadrukkelijke verzekering van de commandant van
de legerplaats, luitenant-kolonel Nix, dat hij trots op Koetje was, bracht
geen extra blos op zijn toch al blozend gezicht. Koetje komt pas los
wanneer hij vertelt van die ene avond in Amersfoort, toen hij een
glaasje bier te veel gedronken had. „Ik geloof, dat de jongens er een
paar citroentjes in gegooid hadden. Afijn, ik ga de gang op en ik
denk, wat schommelt dié gang toch heen en weer, totdat ik tegen een
wachtmeester opbots". Dat kostte hem vier dagen zwaar en een weekend
geen verlof. Sindsdien heeft Koetje geen druppel meer gedronken. „Ook
niet op oudejaarsavond?" vroeg de commandant hem met_ een ongelovig
lachje. „Geen druppeloverste", herhaalt de stoere Groninger met zo'n
ernst, dat wij hem wel moesten geloven.
heid inhoudt aan Christus gebod: één te
zijn. Vandaar het hedendaagse, zich steeds
meer ontwikkelende streven naar her
eniging; vandaar ook het ontstaan van
de Internationale Bidweek, die immers
juist de eenheid der christenen tot doel
heeft. Het is immers zó, dat men moei
lijk grote wervingskracht mag ver
wachten van een verdeelde christen
heid. Daarom heeft men met recht en
reae opgemerkt, dat het herstel van de
eenheid onder de christenen nog be
langrijker is dan het missiewerk, om
dat oit laatste slechts dan op goed re
sultaat mag rekenen, wanneer de chris
tenen één zijn. Toch en daar is niets
op tegen heeft de intentie van de
Bidweek zich uitgestrekt ook tot de
niet-christenen. Want Christus' wil is
het, dat heel de mensheid zich verza
melt in de „ene schaapstal van Pe
trus."
Er is en wordt voortdurend geschre
ven en gesproken over allerlei proble
men, die hiermee samenhangen. Bizon
der goed heeft het voortreffelijk week
blad voor geloofsverkondiging „De Ba
zuin" in zijn laatste aflevering dit the
ma behandeld. Het ware te wensen, dat
dit uitstekende blad in elk katholiek
gezin gelezen en besproken werd. Het
i§ te bestellen tegen zeer lage prijs bij
de administratie, Postbus 100, Nijme
gen.
Wij hebben niet de bedoeling de
hele inhoud van dit goed ge
slaagde nummer te bespreken,
ofschoon de verleiding daartoe groot
is. Het belang ervan ligt juist hierin,
dat het de eigenlijke achtergronden dui
delijk maakt van alles, wat met de Bid
week samenhangt, vooral voor zover
deze onze geloofs- en levenshouding
raxen. Het gaat er om aan te tonen,
dat liet herenigingswerk een oneindig
bredere strekking heeft dan de meesten
enzer vermoeden. Dit werk is n.l. in
wezen „katholiek", d.w.z. algemeen.
Hei eerste artikel van bedoelde afle
vering wijst al direct met nadruk op
dit kenmerk. Het gaat uit van een veel
voorKomende foutieve opvatting, n.l.
de vereenzelviging van een bepaalde
godsdienst met een bepaalde nationali
teit op grond van soms eeuwenoude
tradities, als gevolg waarvan de over
ga'.s naar een andere godsdienst het
karakter krijgt van verraad.
Er zijn voorbeelden te over te noe
men waaruit deze mentaliteit, ook in
onze dagen, overtuigend blijkt. Wij hoe
ven daarvoor enkel maar naar ons
eigen land te kijken. De benoeming van
een katholiek tot burgemeester van Den
Haag heeft onlangs de kreet „protes
tantse natie" tijdelijk weer nieuw leven
ingeblazen. Wij willen hierop nu niet
verder ingaan. De vraag of Nederland
een „protestantse natie" is, interes
seert ons in dit verband totaal niet. Al
zijn wij ervan overtuigd, dat dit niet zo
is, de vraag zelf lijkt ons van geen be
lang. En zelfs in de grond helemaal
verkeerd, omdat zij het wezen van het
Christendom miskent. Dat heeft n.l.
niets met een bepaalde natie, welke
dan ook, te maken. Het christendom is
boven-nationaal en universeel. Zegt St.
Paulus niet: „Thans is er geen jood
meer of heiden, geen slaaf of vrije
geen man en geen vrouw, want allen
zijt gij één in Christus Jezus" (Gal. 3.
28;. Voor God zijn alle mensen gelijk,
Eskimo's zo goéd als Pygmeeën, ne
gers en blanken, Nederlanders, Belgen
Italianen etc. Voor alle rassen en na
tionaliteiten is er plaats in het chris
tendom, niet naar hun groepsegoïsme
en geslotenheid, maar voor hun eigen,
onvervangbare waarden, welke door
het christendom niet worden vernietigd
of ook maar geminacht, doch erkend,
opgenomen, gelouterd en verheven.
Er is grote schade toegebracht aan
het christendom door een eng en kort
zichtig nationalisme, waardoor afbreuk
wordl gedaan aan zijn onbegrensde al
gemeenheid. Hoe vaak ontmoet men
niet de gedachte, dat men, wonend in
een katholiek land zich een goed chris
ten waant, omdat men een goed vader
lander is? Dat komt neer op„katho-
iiek-zjjn-uit-traditie," waaraan wij maar
zeer weinig echte waarde kunnen toe
kennen, daar het zeer de vraag is, of
daaraan wel een levende overtuiging
ten grondslag ligt.
Het christendom heeft absoluut niets
gemeen met een beperkte, nationalis
tische houding. Het is voor alle men
sen bedoeld en de leden van Christus'
Kerk moeten hun hele gedrag en hun
zienswijze óp deze waarheid baseren.
Alle mensen zijn broeders, omdat zjj
allen kinderen zijn van de éne Vader in
de hemel. Daaruit volgt dan ook onze
onderlinge saamhorigheid en weder
zijdse verantwoordelijkheid. Als wij dit
goed begrijpen dan komt het gebed tij
dens de Internationale Bidweek in een
veel breder perspectief te staan, in het
juiste „katholieke" perspectief n.l. En
dan wordt het ook vanzelf duidelijk, dat
het gebed voor de bekende intenties
zich niet tot die éne week mag beper
ken, maar een vaste plaats verdient
in onze godsdienstige bewogenheid met
de hoogste belangen der hele mensheid.
In net Staatsblad is gepubliceerd het
Koninklijk Besluit van 8 januari 1957,
tot voorlopige regeling van de examens
ter verkrijging van de bewijzen van
pedagogische en didactische voorberei
ding voor het geven van middelbaar
onderwijs in het boekhouden en in de
handelswetenschappen.
Oorspronkelijke poliiieroman
6
„Mijn man zaliger zei altijd, Jans, zei die, als ie
me in zijn armen nam, Jans zei die, aan jou ben
ik niet bekocht'n beste man was ieen
juffrouw Staal verviel in somber gepeins.
„Ja," ging ze verder, „nou ben ik al vijf jaar
weduwvrouw en wil je geloven, je moet alles maar
alleen verhapstukken. Ik zei mens, ik krijg regelier
de stuipen ais ik er aan denk, alsdat ik voor de
politie moet komen. Maar ze heeft me net zo lang
aan mijn kop zitten te mauwen, alsdat ik naar hier
gekomen ben en nou heb ik 't gezegd," waarop ze
met overwinnaar§blik om zich heen keek.
„Waar woonde die meneer van Vleuten," vroeg
Kielstra.
Op de Zuid-Oost-Buitensingel
Het hleef enige ogenblikken stil in de kamer.
Toen zeUuffrouw Staal plotseling.
Ben ik me daar vanmorgen naar luffrouw Sluiters
gegaan, die woont ook op de Hekkelaan. Mens, zei
ik tegen 'r, die goosjer, die Van Vleuten is al
een paar dagen niet tliuis gekomen, dat klopt niet,
want ie blijft nooit langer als een dag Y°
jij d'r nou 'ns in de kaarten wat er met die snuiter
is gebeurd. U moet weten, alsdat ze met de kaaiten
werktkostte me vijftig centen ze ziet alles.
Ik gaan er dikwijls heen, 't is een merakel, maar
ze vertelt je alles. Nou geef ik jullie te raden wat
ze zei
Geen antwoord.
„Nou, alsdat van Vleuten op de grond lag van
zijn kamer, hardstikke doodtoen heb ik maar
besloten om naar de politie te gaan en nou heb ik
't gGZGgd."
Kielstra keek Bruins vragend aan, maar deze
reageerde niet.
„Wat u me verteld heeft, juffrouw Staal, is heel
belangrijk. U heeft er goed aan gedaan, naar ons
toe te komen. Ik zal de hoofdinspecteur voorstel
len, een onderzoek in te stellen in de woning van
de heer van Vleuten, misschien heeft uw waarzeg
ster wel gelijk."
Kielstra stond op en verliet de kamer.
Juffrouw Staal maakte van de gelegenheid ge
bruik een greep te doen in haar karbies, waaruit
ze, na veel zoeken, een rolletje pepermunt te voor
schijn haalde. Met kennelijk genoegen, en duidelijk
hoorbaar, begon ze op een wit schijfje te zuigen.
Van haar vriendelijk aanbod mee te genieten van
het wondere spul, maakte Bruins geen gebruik.
Voor juffrouw Staal was het dé gebeurtenis van
haar leven, toen ze naast de chauffeur plaats nam
in de auto, die het gezelschap naar het adres van
de heer van Vleuten zou brengen.
Ze groette neerbuigend vriendelijk, toen de agent
aan de poort voor de inspecteur salueerde, waarbij
het haarknoedeltje het potsierlijke van de hoofd
beweging accentueerde.
De auto reed met grote snelheid. „As je d'r maar
aan denkt, alsdat ik niet verassereerd ben," hoorde
Kielstra haar tegen de chauffeur zeggen. Toen de
wagen voor het opgegeven adres kwam en stopte,
gnuifde ze en uit de volheid van haar hart kwam:
„Was me, dat effe een fijn tochie."
Kielstra en Bruins bekeken het huis, dat uit een
boven- en en benedenwoning bestond, eens goed. Het
was oud. De hemel weet, hoe lang het daar gestaan
had, geduldig, jaar in, jaar uit. Nu leek het met
zijn verveloze ramen, zijn verweerde stenen, een
rimpelig vrouwtje, dat zich schuil houdt in een we
reld, waarin alles is veranderd en zij niet meer
mee telt.
Kielstra belde aan. De ouderwetse klepelbel galm
de door het huis, maar er gebeurde niets. De tweede
en derde keer klonk het belgerinkel ais honend.
„Maak de deur maar open Bruins," zei Kielstra,
nadat juffrouw Staal had meegedeeld, dat Van Vleu
ten het bovenhuis bewoonde, waartoe een slecht in
de verf zittende en tevens slecht onderhouden deur,
de toegang vormde.
Bruins bekeek eerst het slot, haalde zjjn gereed
schaptas uit de auto en was dadelijk verdiept in
zijn werk, met spanning gadegeslagen door een stel
jeugdige Hagenaars. Het ongewone gedoe had ook
buren gemobiliseerd, die hun nieuwsgierigheid niet
konden bedwingen en in juffrouw Staal een welkome
bron van inlichtingen vonden, waarop deze in niet
geringe mate trots was. Elke minuut werd het aan
tal belangstellenden groter en Kielstra was dan ook
blij, toen de inmiddels opgeroepen motorpolitie ruim
baan maakte en het verkeer regelde. Het duurde niet
lang of de deur moest het afleggen tegen de bekwame
handen van Bruins. Kielstra, gevolgd door Bruins
en juffrouw Staal, betrad het huis waarin een hou
ten trap zonder loper, verveloos, met uitgeholde tre
den, een verwaarloosde indruk maakte. Op de over
loop geen zeil, waardoor hun voetstappen hol door
de verlaten ruimte klonken. Het knarsen van het ka-
merslot deed geheimzinnig aan. Een man lag in zijn
volle lengte over de vloer, de armen gestrekt, de
vuisten gebald. De lijkenlucht, die in de kamer hing,
maakte een onderzoek naar de vraag of de man nog
in leven was, overbodig.
Het geheel maakte een afschuwelijke indruk, want
de kamer was, doordat het daglicht slechts moei
zaam door de erg vuile vitrage kon dringen, in
halfduister gehuld. Het kleed, waarop de man lag,
was tot op de draad versieten. Een stoei lag op zijn
rug, één voorpoot gebroken. De tafel was verscho
ven. Het tafelkleed, dat op de grond lag, had een
glazen vaasje en een glazen plaatje, waarop het
vaasje had gestaan, in z'n val meegesleurd. Aan de
muren, waar het behang ernstige tekenen van ver
val vertoonde, geen enkele plaat of prent, niets, alles
kaal en in zijn verwaarloosde naaktheid, beklem
mend. En dan die man op de vloer, onbeweeglijk,
als rustig afwachtend wat komen zou
Kielstra liep op hem toe, knielde neer zonder
iets aan te raken en bekeek het voorhoofd, waarover
een schram liep even boven de wenkbrauwen. Van
slaap tot slaap.
(Wordt vervolgd;
O
Na de „Songs of the East" zingt
nu op de Philips langspeel
plaat nr. B 07119F het Nor
man Luboff Choir „Songs of the
West" en het koor doet dat, zoals het
dat gewend is, mooi, schoon en tech
nisch in orde, maar wat monotoon.
Het ene zangnummer verschilt nau
welijks van het ander. Men hoort een
andere melodie, maar nauwelijks een
andere vertolking daarvan. Alle tek
sten schijnen hetzelfde te zeggen, het
koor schildert ze in almaar dezelfde
kleuren. Het geheel klinkt wat zoe
tig, dromerig vaak, er spreekt wei
nig overtuiging uit, de frisheid van
de liederen gaat teloor in een al te
grote zorg om het technisch verant
woorde zingen. Enfin: een wel mooie,
maar geen uitstekende koorplaat. De
nummers heten: Bury me not on the
lone prairie The old Chisholm
Trail Red River Valley Whoopie
Ti Yi Yo Doney Gal Tumbling
Tumble weeds Poor lonesome
Cowboy Colorade Trail I ride
an old paint Night herding song
Coll water Street of Laredo
en Home on the Range. Geen slecht
woord over de weergave die is
prima.
Columbia presenteert een vol
gende „editie" van de pJaten-
serie „Cabaret Night in Paris",
nummer 4 namelijk, bestelnummer
33 S 1099, ook weer een langspeler
dus. De plaat bevat een verzameling
van al eerder, op 78 en 45 toeren
platen gepubliceerde (cabaret)-chan-
sohs. t.w. „La goulante du pauvre
Jean" (Edith Piaf), Valse de l'om-
bre (Tino Rossi), En écoutant mon
coeur chanter (Charles Trenet), Mon
homme (Mistinguett), Un seul cou
vert, please James (Jean Sablon), Pi-
galle (George Ulmer), J'ai lu dans
les étoiles (Josephine Baker), L'ame
des poétes (Charles Trenet), Em-
brasse-moi (Lucienne Delyle) en
C'est Paris (Tino Rossi). Men ziet,
in geen enkel cabaret in Parijs, kan
men zoveel befaamde artisten bij el
kaar horen als op deze Columbia-
plaat. De welgekozen verscheiden
heid in het repertoire van ook deze
4de Parijse langspeler zal de belang
stelling ervoor wel stimuleren. Geen
plaat voor kinderen, dat is duidelijk.
Voor de kinderen is er de Philips-
plaat 33 toeren nr S 0500 R
met de geschiedenis van het
olifantje Babar, waarvoor Francis
Poulenc de muzikale illustraties
schreef, Jean de Brunhoff de tekst
verzorgde, Annie de Lange de tekst
spreekt en Sas Bunge de partituur
verklankt. Babar is een modem oli
fantje, Muziek en tekst zijn dat ook.
Het sprookje van Babar is een eigen
tijds sprookje, maar daarom niet
minder grappig-kinderlijk. Mogelijk
zullen kleuters en peuters de eerste
keer, dat ze de plaat horen, wel moe
ten wennen aan de suggestieve mu
ziekjes van Poulenc, doch Spoedig
zullen zij plezier gaan krijgen in al
die toonkleurtjes, waarin Poulenc de
avonturen van het olifantje heeft ge
schilderd. Naar ons gevoel had in
tussen de vertelstem wel lichter en
luchtiger kunnen zijn.
Men kan intussen ook weer naar
hartelust grasduinen in de
78 toerenplaatjes Die zijn er
ook deze week weer te kust en te
keur. Natuurlijk is het grappige Ita
liaanse liedje over Marcellino erbij.
Het wordt bijzonder sympathiek ge
zongen door Jenny Roda op Philips
P 17673. De zonnige begeleiding is
zeer charmant. Aan de andere zijde
van de plaat zingt Jenny met ge
sluierde stem „Welkom thuis", een
zeemansliedje. Het koor van Joffers
en Jonkers zorgt nog voor stemmen
op de achtergrond.
Frits Rademacher, de Limburgse
troubadour, en zijn meisje zingen op
Philips P 17671 twee plezierige lied
jes, t.w. „De baby-sitter" en „Op
't sjeutje", het eerste in vier-, het
tweede in driekwartsmaat. Voor de
„babysitter" werd een muziekje ge
componeerd in de Mitch Millerstijl.
Doet het goed.
Philips heeft ook nog via de gram
mofoonplaat het hare willen bijdra
gen tot hulpverlening aan de Hon
gaarse vluchtelingen, namelijk via
de 78 toerenplaat P 17688, waarop
een viertal Hongaarse liedjes zijn
opgenomen, gezongen door de vluch-
telinge mej. Erszebet en gespeeld
door Jaroka en zijn Hongaars orkest.
De opbrengst van deze plaat, waar
aan door de uitvoerenden en door
Philips grote zorg is besteed, is be
stemd voor de hulpfondsen. De num
mers op deze plaat heten: Oda van
a viragos nyar - Egy cica ket cica -
Most van a nap lemenobe en Csitt
Csak roszam.
„Und es wéht der Wind", met hel
dere, open stem gezongen door Wer
ner Overheidt, is de Duitse versie
van een oorspronkelijk Amerikaan
se song. De andere zijde van de
Philipsplaat P 44857 H. vermeldt het
blues-achtige lied „Hotel zur Ein-
samkeit", dat door Werner wordl
gepresenteerd met beheerste vurig
heid en in een goed getroffen ne
groïde voordrachtsstijl. Adalbert
Luczkowski en zijn orkest is de be
geleiding van deze soort liedjes wel
toevertrouwd.
Als men van de nogal scherpe stem
van Olga Lowina houdt, dan kan
men zijn hart ophalen aan de twee
bergliedjes-met-gejodel, t.w. „In 't
dal" en „We gaan naar Zwitser
land", die zijn vastgelegd op de
Philips 78 toerenplaat P 17657 H.
Natuurlijk is de begeleiding voorzien
van het nodige hoempapa-geblaas.
In ieder geval wel een opgewekt
plaatje. Eerste nummer: marstem
po; tweede nummer: walsje.
De Hilltoppers laten zich horen op
de 78 toeren Londonplaat L 571 in
de songs „Faded Rose" en „So ti
red", het eerste nummer in de be
kende Hilltopper-stjjl (pathetische
„close-harmony" tegen een achter
grond van hamerend pianowerk),
het tweede nummer in een sneller
tempo, mede getekend door goede
soli van verscheidene orkestleden.
Plezierig luister- en dansplaatje.
Als Henri Salvador zingt, krijgen
wij altoos de indruk, alsof hij er
eigenlijk geen zin in heeft. Intussen
maakt zjjn dromerige, soms wat
zeurende en een andere keer kinder
lijke stem zijn zang- en ook zijn voor
drachtsstijl uit. Wie daarvan houdt,
schaffe zich dan de 78 toeren Phi-
lipsplaat P 72395 H aan. Henri zingt
„Dors mon petit ange" en „Le loup,
la biche et le chevalier", het laatst
genoemde chanson bij een Zuidame
rikaans muziekje, waarbij een elec-
trische guitaar de voornaamste toon-
kleur uitmaakt.
De 33 toeren Polydorplaat 45110
LPH tintelt van vrolijke, speel
se muziek, waarbij zonnige
klanken uit Italië zijn gecombineerd
met romantische fragmenten „der
beliebtesten Operetten und Filmer-
folge." Aan de ene zijde van de plaat
dus: „Bella Italia", „Eine Italienrei-
se mit Gerhard Winkler", waaraan
medewerken: Herta Talmar, Peter
Alexander, Jörg Maria Berg, Her-
bert Ernst Groh, Willy Hofmann, een
gemengd koor en een groot orkest,
het geheel onder leiding van Franz
Marszalek. Programma: Einleitung,
Frauen und Wein, O mia bella Napo-
li, Neapolutanisches Standchen, Ca
sanova-Lied, Nicolo nicolo nocolino,
Mandolino, Chianti-Wein, Südliche
Nachte, Bella donna, Frühling in
Sorret, Italienischer Salat, Wenn in
Florenz die Rosen blühn, Scampolo
en Capri-Fischer. De andere zijde
van de plaat heet „Tausend Rote
Rosen". Ze worden geplukt en aan
geboden door Kerstion Andersson,
Margot Eskens, Bully Buhlan, Jon
Otnes .Gerhard Wendland, het Sun-
shane-kwartet en het Cornel Trio en
het grote Rias-dansorkest, het geheel
oJ.v. Werner Müller. De „rozen" he
ten: Eine Freundin so goldig wie
du, Tausend rote Rosen blühn, Ein
Walzer für dich, Das Lied der Liebe,
Sei ein bisschen lieb zu mir, Peter,
Weekend, Lustiges Wien, Die Sonne
geht auf, Junger Mann im Frühling,
Schön ist jeder Tag, Fraulein, Par
don, Jede Rose spricht von Liebe en
Wir wollen Freunde sein. Bekoor
lijke muziek en zang, zeer plezierig
gevarieerd en met „schwung" en
charme voorgedragen. Plaat om er
de moed bij in te houden of er alleen
maar gezellig naar te luisteren.
TOM MANDERS
Het liedje „Twee motten", ge
maakt en gezongen door Tom Man-
ders, is, tussen de bedrijven door,
een grappig gevalletje. Tom zingt
het op zijn eigen, wel guitige ma
nier. De muziek, die voor de „Twee
motten" werd geschreven, is vlot en
fris. Het andere nummer op de Phi-
'ips 78 toerenplaat M 64104 ook
een creatie van Manders heet
„De Nachtwacht", is minder origi
neel dan het eerste, maar toch ook
wel amusant.
FRÉDÉRIC.