ZMNDA HEEFT VEEL O A MELK U80KKEN De mens in het werk van Felix Timmermans NOG STEEDS, TIEN JAAR NA ZIJN DOOD, ONBEGREPEN l Nederland een protestantse natie? Dappere spuitgast Lichte muziek op zwarte schijven Christendom boüen-nationaal en universeel Geen katholicisme uit traditie r Inspecteur- Geloof Kielstra Herinneringsplaket Van een vriend TUSSEN SCHRIJVER EN LEZER Vlaamse sappigheid Groei naar de stilte en V. J Huzaar G. Koetje ZATERDAG 26 JANUARI 1957 PAGINA 9 Liturgische weekkalender Onderwijs boekhouden door L. J. SCHMIDT Onder het label London is zojuist een langspeelplaat, groot for maat, verschenen, welke de liefhebber van de moderne jazz in hoge mate zal interesseren. Het betreft hier namelijk een acht tal opnamen van het West-Coast-ensemble „Shorty Rogers and his Giants". Bijzonder realistische opnamen van bijzonder gave moderne jazzmuziek. Shorty Rogers wordt beschouwd als een van de pioniers van de West-Coast-school, die zijn afgestapt van de vrij dynamische, nogal explosieve en vaak primitieve „klassieke" jazz en zich nu toe leggen op men zou het kunnen zeggen een min of meer intellec tuele interpretatie van het jazz-idioom, waarbij men zich dan graag ook spiegelt aan de nieuwe muzikale ideeën van moderne componis ten. Terwijl deze moderne jazz allerminst het element ritme verwaar loost er, integendeel, de stuwende, swingende werking van perfec tioneert is Ae aandacht van de musici van de progressieve jazz zeer sterk gericht op de melodiekleur, op nieuwe instrument-combi- naties, nieuwe toontinten, die op het vlak van de abstractie lig gen, bijzondere harmonieën en verrassende wendingen daarin. Shorty Rogers and his Giants leveren op dit stuk knap en boeiend werk. Een fijne, afgedwongen beheersing van hun instrumenten maar voor al ook van het tonenspel, dat zij daaraan ontworstelen, doet de luis teraar naar deze plaat de oren spitsen.Wat zeker niet van iedere jazz plaat gezegd kan worden is, dat men deze langspeler zonder ergens vermoeid te raken, van begin tot eind met interesse zal blijven vol gen, terwijl men dan niet eens een hartstochtelijk jazz-minnaar be hoeft te zijn. Shorty en zijn mannen spelen achtereenvolgens: Isn't romantic Trickleydidlier Oh play that thing Not really the blues Maryians go home My heart stood still Michele's me ditation en That's what I'm talkin' about. De bezetting Shorty Ro gers: trompet; Jimmy Giuffre: clarinet, tenor en baritonsaxofoon; Pete Jolly: piano; Curtis Counce: bas en Shelly Mann: drums; man nen-broeders die voor een goed stuk jazzmuziek instaan. De opnamen dateren uit 1955. Ze werden in Hollywood gemaakt. Achter op de hoes wordt uitvoerig commentaar gegeven op de West-Coast Jazz een zeer serieus artikel. Plaat draagt het bestelnummer LTz-K 15023. Onze tekenaar liet zich deze week in spireren door de voorvallen in Zaan damwaarbij in flessen melk aller hande voorwerpen werden gevonden. Zondag 27 januari: 3e zondag na Drie koningen; eigen mis; 2 geb. H. Joan nes Chrysostomus; credo; pref. van de H. Drieëenheid; groen. BAANDAG: H. Petrus Nolascus, belijder; mis Justus; 3 geb. H. Agnes.; wit. DINSDAG: H. Franciscus van Sales, bis schop-belijder-kerkleraar; mis In medio; credo; wit. WOENSDAG: H. Martina, maagd-martelares; mis Loquebar; rood. Donderdag: H. Joannes Bosco, belij der; eigen mis; wit. VRIJDAG: H. Ignatius van Antiochië, bis schop-martelaar; eigen mis; rood. Of wel vanwege de eerste vrijdag der maand: Votiefmis ter ere van het H. Hart. ZATERDAG: feest van Maria's zuivering; ®igen mis; credo; pref. van Kerstmis; wit. ZONDAG 3 februari: 4e zondag na Drie koningen; eigen mis; 2 geb. H. Blasius; credo; pref. van de H. Drieëénheid; groen. Dezer dagen was het tien jaar ge leden dat Felix Timmer mans overleed, op 24 januari 1947. ,,Den Fé," zoals vrienden hem noemden, was lange tijd de populair ste schrijver van Vlaanderland. Zijn boeken werden en worden nog steeds veel gelezen, ook in het buitenland. Men waardeert in hem de ongeëvenaarde verteller. Men bewondert in hem de beste eigenschappen van het Vlaamse volkskarakter. De beste eigenschappen? Het is de vraag. Vast staat dat het buitenland, waaronder ook Nederland, zich uit de boeken van Felix Timmer mans een beeld van de Vlaamse mens heeft opgebouwd, dat niet getrouw aan de werkelijkheid beantwoordt en waar tegen dan ook van Vlaamse zijde verzet is. aangetekend. Timmermans heeft de Vlaamse sappigheid spreekwoordelijk gemaakt. Pallieter, die levensgenieter bjj uitnemendheid, is daar debet aan. Nee, men moet het scherper stellen: het zijn de lezers die er debet aan zijn. Zjj zijn het, die in Pallieter en al die andere beminnelijke personages uit het werk van Felix Timmermans complete Vlaamse mensen hebben gezien. De schrijver kan men niet verant woordelijk stellen voor dit misverstand. Hij is er slechts het slachtoffer van ge worden. Alle boeken die hij na „Pal lieter" uitgaf, werden naar de maat staf van dat populaire levensboek be oordeeld. Men vergat dan, dat „Pallie ter" een jeugdzonde van de schrijver was en dat het verscheen op een tijd stip, waarop de wereld naar iets levens lustigs snakte», namelijk bij het uitbre ken van de eerste wereldoorlog. Pallieter werd een mode. Villa's en kano's werden Pallieter genoemd. Fabrikanten brachten sigaren, tabak, limonade en zelfs gedroogde haring onder het merk van de dagemelker op de markt. Pallieter werd het sym bool van het feestelijk leven, dat ken nelijk alleen nog in Vlaanderen kon worden geleefd. Het is duidelijk, dat dit feest niet kon duren. Het was niet reëel. Het deed ook geen recht aan de ware aard van de Vlaamse mens. Het leidde tot opper vlakkigheid van waarneming, tot een zijdige voorstelling van zaken, en ten slotte, bij wijze van reactie, tot .veroor deling van de kunstenaar Timm'ërmaris door een jonge garde van schrijvers, die definitief wensten af te rekenen met alles wat naar Vlaamse sappigheid riekt. Daarmee werd om zo te zeggen het kind met het badwater weggegooid. Felix Timmermans en Vlaamse sappig heid horen wel bij elkaar, maar Tim mermans is méér dan alleen maar sap pig. Het moet voor hem een stil ver driet zijn geweest, dat men de diepere intenties van zijn werk miskende. Twee mensen, die Felix Timmermans langdurig van zeer nabij hebben gekend, zijn na de dood van de meester een actie van eerherstel begonnen. De ene is zijn dochter L i a Timmer mans, die sinds jaar en dag rond reist om lezingen over hem te houden en die ook een piëteitvol boek over hem heeft geschreven. De andere is drs. José de Ceu- laere, die sinds zijn achttiende jaar, toen hij student werd in Leuven, elke zaterdagmiddag bij de familie overhuis kwam om Felix Timmermans over zijn werk uit te vragen. Ja, letterlijk, uit te vragen, want dat was de enige manier om bij Felix Timmermans iets omtrent de geheime drijfveren van zijn schrij ven aan de weet te komen. Van deze José de Ceulaer is thans, ter gelegenheid van de tiende sterfdag van Felix Timmermans, een boek ver schenen dat te beschouwen is als een loging de lezer zuiverder begrip bij te irengen van de mens in het werk van Felix Timmermans. De Ceulaer rekent af met het sprook je van den Fé als optimist-door-dik-en- dun de schrijver-in-zijn-hemdsmouwen, die zijn volk bekeek door de rook van een smakelijke pijp heen. Hij rekent af met de sappige, leuke folklorist, die men gerust op z'n schouders kon klop- pGn Gn bij z'n voornaam noemen. „Zijn gans scheppingswerk was een groei naar de stilte en de eenzaamheid van de onstoffelijkheid." De Ceulaer weet een lijn in dit werk aan te wpzen, die dwars door een overdaad aan zin- FELIX TIMMERMANS tuiglfjke indrukken heen, naar een bijna mystieke beleving van Gods aanwezig heid in de schepping voert. De laatste woorden die Timmermans op papier bracht, luiden: „Ga zelf opzij staan en God treedt binnen." Déze Timmermans is nog altijd een onbegrepene. Dit boek van zijn jonge vriend, verschenen in de vorm van een herinneringsplaket, kan misschien tot een meer innerlijk ver staan van het menstype in het werk van Felix Timmermans bijdragen. De meeste lezers kijken er nog altijd te „pallieteriaans" tegen aan. Gisteren werd de Internationale Bidweek besloten. Het zou zeer belangrijk zijn te weten aan hoe veel katholieken deze onopgemerkt voorbij is gegaan. En ook: hoevelen, die wel hebben meegebeden zullen de eigenlijke betekenis van die Bidweek hebben begrepen en in de juiste gees tesgesteldheid meegeleefd? Daar komt het n.l. op aan. Want alleen dan blijft er iets „van hangen", zoals overigens de bedoeling is. Het gaat zeer beslist niet om de een of andere devotie, om een gebed voor een goed doel, dat zo vaak van ons gevraagd wordt. Het gaat hier om de kern van ons katholiek-zijn, om het besef van de zending, die Chris tus aan Zijn Kerk, dat zijn wij gegeven heeft. Die Kerk immers is het normale heilsinstituut voor heel de mensheid. Wie in de hemel komt, d.w.z. wie de eeuwige eindbestemming die God voor de mens heeft vastgesteld, bereikt, doet dat door middel van de Kerk, of hij er lid van is of niet. Chris tus immers heeft al de genaden, die Hij door Zijd Verlossingswerk heeft ver diend, aan de Kerk, waarin Hijzelf door de hiërarchie en de sacramenten tot het einde der dagen werkzaam blijft, toevertrouwd om ze toe te passen op de mensheid. Zjjn volgelingen, de chris tenen, moeten de Blijde Boodschap, die het Evangelie is, in de wereld verbrei den en zo alle mensen tot Christus voe ren. Dat betekent: Diens verlossing voortzetten, verbreiden en bestendigen. Nu ligt het voor de hand, dat dit afgezien een ogenblik van de onmisba- alleen kan geschie- José de Ceulaer: „De mens in het werk van Felix Timmermans." Met een inleiding door Lia Timmermans. Uitg. P. N. van Kampen Zoon N.V., Amsterdam 1957. re genade Gods den, wanneer de christenen als één grote eenheid, die taak t.o.v. de we reld op zich ne men en vervullen. Helaas is die een heid ver te zoe ken. De christen heid is afschuwe lijk verscheurd en verdeeld. Geluk kig echter beseft men hoe langer hoe scherper, dat deze verdeeldheid een ernstige ongehoorzaam- Wat hoor ik toch allemaal vertellen over Koetje?", vroeg generaal-majoor P. Gips, com mandant van de 4e divisie, toen hij zich vrijdag 18 januari ter plaatse op de hoogte liet stel len van de brand, die 's mor gens een grote barak in de le gerplaats „De Boskamp" te Amersfoort in de as gelegd had. Men legde de commandant uit, dat huzaar G. Koetje uit Oost wolde (Gr.) met een spuit. de aangrenzeitde btirak had n'at gehouden, totdat het gevaar van overslaan geweken was. Het vuur was zo heet, dat de nevelspuit van de Amersfoort- se brandweer, die de kamp brandweer spoedig kwam as sisteren, nauwelijks nevel kon spuiten, omdat het vocht on middellijk verdampte. In die hitte hield Koetje stand. Hij liet zich niet aflossen en wilde van geen wijken weten. Andere spuitgasten spoten op hem om te voorkomen, dat Koetje zelf in brand vloog. Aldus redde hij de barak, waarin zich het doorlichtingscentrum, een ma gazijn, de onder-officiersmess en een keuken bevonden. Toen de commandant dit alles hoor de, bevorderde hij Koetje on middellijk tot huzaar eerste klas en gaf hij hem drie dagen extra verlof, aansluitend aan het vrije weekend. Toen hij donderdag in de legerplaats terugkeerde, hebben wij er de potige huzaar, tankbestuurder van het B.-eskadron van het 4e ba taljon zware tanks, ontmoet. Natuurlijk vond hij het niets bij- Iers. „Iemand moest het toch doen", was zijn korte commentaar. Maar zijn rode streep draagt hij met trots, al scheelt de bevordering hem maar een dubbeltje soldij per dag. Ook de verlofdagen had hij wel leuk gevonden, al had zijn vader, die in Oostwolde een kruidenierswinkel drijft, hem direct aan het werk gezet. Al tien maanden moeten vader en moeder Koetje het zonder hun zoon stellen. „Zij werken van 's mor gens zes tot 's nachts twaalf", zegt de koene huzaar, die thuis eigenlijk niet gemist kan worden. Over acht maanden zal hij weer terug zijn in de kruidenierszaak. Niet dat dit zijn vurigste ideaal is. „Ik was liever parachutist geworden; m'n broer is beroeps bij de luchtmacht". Thuis in Oostwolde stond de telefoon niet stil, nadat de kranten het bericht over de koene Koetje gebracht hadden. Hij zelf zal er ver moedelijk echter even weinig woorden aan besteed hebben als tijdens ons gesprek en de nadrukkelijke verzekering van de commandant van de legerplaats, luitenant-kolonel Nix, dat hij trots op Koetje was, bracht geen extra blos op zijn toch al blozend gezicht. Koetje komt pas los wanneer hij vertelt van die ene avond in Amersfoort, toen hij een glaasje bier te veel gedronken had. „Ik geloof, dat de jongens er een paar citroentjes in gegooid hadden. Afijn, ik ga de gang op en ik denk, wat schommelt dié gang toch heen en weer, totdat ik tegen een wachtmeester opbots". Dat kostte hem vier dagen zwaar en een weekend geen verlof. Sindsdien heeft Koetje geen druppel meer gedronken. „Ook niet op oudejaarsavond?" vroeg de commandant hem met_ een ongelovig lachje. „Geen druppeloverste", herhaalt de stoere Groninger met zo'n ernst, dat wij hem wel moesten geloven. heid inhoudt aan Christus gebod: één te zijn. Vandaar het hedendaagse, zich steeds meer ontwikkelende streven naar her eniging; vandaar ook het ontstaan van de Internationale Bidweek, die immers juist de eenheid der christenen tot doel heeft. Het is immers zó, dat men moei lijk grote wervingskracht mag ver wachten van een verdeelde christen heid. Daarom heeft men met recht en reae opgemerkt, dat het herstel van de eenheid onder de christenen nog be langrijker is dan het missiewerk, om dat oit laatste slechts dan op goed re sultaat mag rekenen, wanneer de chris tenen één zijn. Toch en daar is niets op tegen heeft de intentie van de Bidweek zich uitgestrekt ook tot de niet-christenen. Want Christus' wil is het, dat heel de mensheid zich verza melt in de „ene schaapstal van Pe trus." Er is en wordt voortdurend geschre ven en gesproken over allerlei proble men, die hiermee samenhangen. Bizon der goed heeft het voortreffelijk week blad voor geloofsverkondiging „De Ba zuin" in zijn laatste aflevering dit the ma behandeld. Het ware te wensen, dat dit uitstekende blad in elk katholiek gezin gelezen en besproken werd. Het i§ te bestellen tegen zeer lage prijs bij de administratie, Postbus 100, Nijme gen. Wij hebben niet de bedoeling de hele inhoud van dit goed ge slaagde nummer te bespreken, ofschoon de verleiding daartoe groot is. Het belang ervan ligt juist hierin, dat het de eigenlijke achtergronden dui delijk maakt van alles, wat met de Bid week samenhangt, vooral voor zover deze onze geloofs- en levenshouding raxen. Het gaat er om aan te tonen, dat liet herenigingswerk een oneindig bredere strekking heeft dan de meesten enzer vermoeden. Dit werk is n.l. in wezen „katholiek", d.w.z. algemeen. Hei eerste artikel van bedoelde afle vering wijst al direct met nadruk op dit kenmerk. Het gaat uit van een veel voorKomende foutieve opvatting, n.l. de vereenzelviging van een bepaalde godsdienst met een bepaalde nationali teit op grond van soms eeuwenoude tradities, als gevolg waarvan de over ga'.s naar een andere godsdienst het karakter krijgt van verraad. Er zijn voorbeelden te over te noe men waaruit deze mentaliteit, ook in onze dagen, overtuigend blijkt. Wij hoe ven daarvoor enkel maar naar ons eigen land te kijken. De benoeming van een katholiek tot burgemeester van Den Haag heeft onlangs de kreet „protes tantse natie" tijdelijk weer nieuw leven ingeblazen. Wij willen hierop nu niet verder ingaan. De vraag of Nederland een „protestantse natie" is, interes seert ons in dit verband totaal niet. Al zijn wij ervan overtuigd, dat dit niet zo is, de vraag zelf lijkt ons van geen be lang. En zelfs in de grond helemaal verkeerd, omdat zij het wezen van het Christendom miskent. Dat heeft n.l. niets met een bepaalde natie, welke dan ook, te maken. Het christendom is boven-nationaal en universeel. Zegt St. Paulus niet: „Thans is er geen jood meer of heiden, geen slaaf of vrije geen man en geen vrouw, want allen zijt gij één in Christus Jezus" (Gal. 3. 28;. Voor God zijn alle mensen gelijk, Eskimo's zo goéd als Pygmeeën, ne gers en blanken, Nederlanders, Belgen Italianen etc. Voor alle rassen en na tionaliteiten is er plaats in het chris tendom, niet naar hun groepsegoïsme en geslotenheid, maar voor hun eigen, onvervangbare waarden, welke door het christendom niet worden vernietigd of ook maar geminacht, doch erkend, opgenomen, gelouterd en verheven. Er is grote schade toegebracht aan het christendom door een eng en kort zichtig nationalisme, waardoor afbreuk wordl gedaan aan zijn onbegrensde al gemeenheid. Hoe vaak ontmoet men niet de gedachte, dat men, wonend in een katholiek land zich een goed chris ten waant, omdat men een goed vader lander is? Dat komt neer op„katho- iiek-zjjn-uit-traditie," waaraan wij maar zeer weinig echte waarde kunnen toe kennen, daar het zeer de vraag is, of daaraan wel een levende overtuiging ten grondslag ligt. Het christendom heeft absoluut niets gemeen met een beperkte, nationalis tische houding. Het is voor alle men sen bedoeld en de leden van Christus' Kerk moeten hun hele gedrag en hun zienswijze óp deze waarheid baseren. Alle mensen zijn broeders, omdat zjj allen kinderen zijn van de éne Vader in de hemel. Daaruit volgt dan ook onze onderlinge saamhorigheid en weder zijdse verantwoordelijkheid. Als wij dit goed begrijpen dan komt het gebed tij dens de Internationale Bidweek in een veel breder perspectief te staan, in het juiste „katholieke" perspectief n.l. En dan wordt het ook vanzelf duidelijk, dat het gebed voor de bekende intenties zich niet tot die éne week mag beper ken, maar een vaste plaats verdient in onze godsdienstige bewogenheid met de hoogste belangen der hele mensheid. In net Staatsblad is gepubliceerd het Koninklijk Besluit van 8 januari 1957, tot voorlopige regeling van de examens ter verkrijging van de bewijzen van pedagogische en didactische voorberei ding voor het geven van middelbaar onderwijs in het boekhouden en in de handelswetenschappen. Oorspronkelijke poliiieroman 6 „Mijn man zaliger zei altijd, Jans, zei die, als ie me in zijn armen nam, Jans zei die, aan jou ben ik niet bekocht'n beste man was ieen juffrouw Staal verviel in somber gepeins. „Ja," ging ze verder, „nou ben ik al vijf jaar weduwvrouw en wil je geloven, je moet alles maar alleen verhapstukken. Ik zei mens, ik krijg regelier de stuipen ais ik er aan denk, alsdat ik voor de politie moet komen. Maar ze heeft me net zo lang aan mijn kop zitten te mauwen, alsdat ik naar hier gekomen ben en nou heb ik 't gezegd," waarop ze met overwinnaar§blik om zich heen keek. „Waar woonde die meneer van Vleuten," vroeg Kielstra. Op de Zuid-Oost-Buitensingel Het hleef enige ogenblikken stil in de kamer. Toen zeUuffrouw Staal plotseling. Ben ik me daar vanmorgen naar luffrouw Sluiters gegaan, die woont ook op de Hekkelaan. Mens, zei ik tegen 'r, die goosjer, die Van Vleuten is al een paar dagen niet tliuis gekomen, dat klopt niet, want ie blijft nooit langer als een dag Y° jij d'r nou 'ns in de kaarten wat er met die snuiter is gebeurd. U moet weten, alsdat ze met de kaaiten werktkostte me vijftig centen ze ziet alles. Ik gaan er dikwijls heen, 't is een merakel, maar ze vertelt je alles. Nou geef ik jullie te raden wat ze zei Geen antwoord. „Nou, alsdat van Vleuten op de grond lag van zijn kamer, hardstikke doodtoen heb ik maar besloten om naar de politie te gaan en nou heb ik 't gGZGgd." Kielstra keek Bruins vragend aan, maar deze reageerde niet. „Wat u me verteld heeft, juffrouw Staal, is heel belangrijk. U heeft er goed aan gedaan, naar ons toe te komen. Ik zal de hoofdinspecteur voorstel len, een onderzoek in te stellen in de woning van de heer van Vleuten, misschien heeft uw waarzeg ster wel gelijk." Kielstra stond op en verliet de kamer. Juffrouw Staal maakte van de gelegenheid ge bruik een greep te doen in haar karbies, waaruit ze, na veel zoeken, een rolletje pepermunt te voor schijn haalde. Met kennelijk genoegen, en duidelijk hoorbaar, begon ze op een wit schijfje te zuigen. Van haar vriendelijk aanbod mee te genieten van het wondere spul, maakte Bruins geen gebruik. Voor juffrouw Staal was het dé gebeurtenis van haar leven, toen ze naast de chauffeur plaats nam in de auto, die het gezelschap naar het adres van de heer van Vleuten zou brengen. Ze groette neerbuigend vriendelijk, toen de agent aan de poort voor de inspecteur salueerde, waarbij het haarknoedeltje het potsierlijke van de hoofd beweging accentueerde. De auto reed met grote snelheid. „As je d'r maar aan denkt, alsdat ik niet verassereerd ben," hoorde Kielstra haar tegen de chauffeur zeggen. Toen de wagen voor het opgegeven adres kwam en stopte, gnuifde ze en uit de volheid van haar hart kwam: „Was me, dat effe een fijn tochie." Kielstra en Bruins bekeken het huis, dat uit een boven- en en benedenwoning bestond, eens goed. Het was oud. De hemel weet, hoe lang het daar gestaan had, geduldig, jaar in, jaar uit. Nu leek het met zijn verveloze ramen, zijn verweerde stenen, een rimpelig vrouwtje, dat zich schuil houdt in een we reld, waarin alles is veranderd en zij niet meer mee telt. Kielstra belde aan. De ouderwetse klepelbel galm de door het huis, maar er gebeurde niets. De tweede en derde keer klonk het belgerinkel ais honend. „Maak de deur maar open Bruins," zei Kielstra, nadat juffrouw Staal had meegedeeld, dat Van Vleu ten het bovenhuis bewoonde, waartoe een slecht in de verf zittende en tevens slecht onderhouden deur, de toegang vormde. Bruins bekeek eerst het slot, haalde zjjn gereed schaptas uit de auto en was dadelijk verdiept in zijn werk, met spanning gadegeslagen door een stel jeugdige Hagenaars. Het ongewone gedoe had ook buren gemobiliseerd, die hun nieuwsgierigheid niet konden bedwingen en in juffrouw Staal een welkome bron van inlichtingen vonden, waarop deze in niet geringe mate trots was. Elke minuut werd het aan tal belangstellenden groter en Kielstra was dan ook blij, toen de inmiddels opgeroepen motorpolitie ruim baan maakte en het verkeer regelde. Het duurde niet lang of de deur moest het afleggen tegen de bekwame handen van Bruins. Kielstra, gevolgd door Bruins en juffrouw Staal, betrad het huis waarin een hou ten trap zonder loper, verveloos, met uitgeholde tre den, een verwaarloosde indruk maakte. Op de over loop geen zeil, waardoor hun voetstappen hol door de verlaten ruimte klonken. Het knarsen van het ka- merslot deed geheimzinnig aan. Een man lag in zijn volle lengte over de vloer, de armen gestrekt, de vuisten gebald. De lijkenlucht, die in de kamer hing, maakte een onderzoek naar de vraag of de man nog in leven was, overbodig. Het geheel maakte een afschuwelijke indruk, want de kamer was, doordat het daglicht slechts moei zaam door de erg vuile vitrage kon dringen, in halfduister gehuld. Het kleed, waarop de man lag, was tot op de draad versieten. Een stoei lag op zijn rug, één voorpoot gebroken. De tafel was verscho ven. Het tafelkleed, dat op de grond lag, had een glazen vaasje en een glazen plaatje, waarop het vaasje had gestaan, in z'n val meegesleurd. Aan de muren, waar het behang ernstige tekenen van ver val vertoonde, geen enkele plaat of prent, niets, alles kaal en in zijn verwaarloosde naaktheid, beklem mend. En dan die man op de vloer, onbeweeglijk, als rustig afwachtend wat komen zou Kielstra liep op hem toe, knielde neer zonder iets aan te raken en bekeek het voorhoofd, waarover een schram liep even boven de wenkbrauwen. Van slaap tot slaap. (Wordt vervolgd; O Na de „Songs of the East" zingt nu op de Philips langspeel plaat nr. B 07119F het Nor man Luboff Choir „Songs of the West" en het koor doet dat, zoals het dat gewend is, mooi, schoon en tech nisch in orde, maar wat monotoon. Het ene zangnummer verschilt nau welijks van het ander. Men hoort een andere melodie, maar nauwelijks een andere vertolking daarvan. Alle tek sten schijnen hetzelfde te zeggen, het koor schildert ze in almaar dezelfde kleuren. Het geheel klinkt wat zoe tig, dromerig vaak, er spreekt wei nig overtuiging uit, de frisheid van de liederen gaat teloor in een al te grote zorg om het technisch verant woorde zingen. Enfin: een wel mooie, maar geen uitstekende koorplaat. De nummers heten: Bury me not on the lone prairie The old Chisholm Trail Red River Valley Whoopie Ti Yi Yo Doney Gal Tumbling Tumble weeds Poor lonesome Cowboy Colorade Trail I ride an old paint Night herding song Coll water Street of Laredo en Home on the Range. Geen slecht woord over de weergave die is prima. Columbia presenteert een vol gende „editie" van de pJaten- serie „Cabaret Night in Paris", nummer 4 namelijk, bestelnummer 33 S 1099, ook weer een langspeler dus. De plaat bevat een verzameling van al eerder, op 78 en 45 toeren platen gepubliceerde (cabaret)-chan- sohs. t.w. „La goulante du pauvre Jean" (Edith Piaf), Valse de l'om- bre (Tino Rossi), En écoutant mon coeur chanter (Charles Trenet), Mon homme (Mistinguett), Un seul cou vert, please James (Jean Sablon), Pi- galle (George Ulmer), J'ai lu dans les étoiles (Josephine Baker), L'ame des poétes (Charles Trenet), Em- brasse-moi (Lucienne Delyle) en C'est Paris (Tino Rossi). Men ziet, in geen enkel cabaret in Parijs, kan men zoveel befaamde artisten bij el kaar horen als op deze Columbia- plaat. De welgekozen verscheiden heid in het repertoire van ook deze 4de Parijse langspeler zal de belang stelling ervoor wel stimuleren. Geen plaat voor kinderen, dat is duidelijk. Voor de kinderen is er de Philips- plaat 33 toeren nr S 0500 R met de geschiedenis van het olifantje Babar, waarvoor Francis Poulenc de muzikale illustraties schreef, Jean de Brunhoff de tekst verzorgde, Annie de Lange de tekst spreekt en Sas Bunge de partituur verklankt. Babar is een modem oli fantje, Muziek en tekst zijn dat ook. Het sprookje van Babar is een eigen tijds sprookje, maar daarom niet minder grappig-kinderlijk. Mogelijk zullen kleuters en peuters de eerste keer, dat ze de plaat horen, wel moe ten wennen aan de suggestieve mu ziekjes van Poulenc, doch Spoedig zullen zij plezier gaan krijgen in al die toonkleurtjes, waarin Poulenc de avonturen van het olifantje heeft ge schilderd. Naar ons gevoel had in tussen de vertelstem wel lichter en luchtiger kunnen zijn. Men kan intussen ook weer naar hartelust grasduinen in de 78 toerenplaatjes Die zijn er ook deze week weer te kust en te keur. Natuurlijk is het grappige Ita liaanse liedje over Marcellino erbij. Het wordt bijzonder sympathiek ge zongen door Jenny Roda op Philips P 17673. De zonnige begeleiding is zeer charmant. Aan de andere zijde van de plaat zingt Jenny met ge sluierde stem „Welkom thuis", een zeemansliedje. Het koor van Joffers en Jonkers zorgt nog voor stemmen op de achtergrond. Frits Rademacher, de Limburgse troubadour, en zijn meisje zingen op Philips P 17671 twee plezierige lied jes, t.w. „De baby-sitter" en „Op 't sjeutje", het eerste in vier-, het tweede in driekwartsmaat. Voor de „babysitter" werd een muziekje ge componeerd in de Mitch Millerstijl. Doet het goed. Philips heeft ook nog via de gram mofoonplaat het hare willen bijdra gen tot hulpverlening aan de Hon gaarse vluchtelingen, namelijk via de 78 toerenplaat P 17688, waarop een viertal Hongaarse liedjes zijn opgenomen, gezongen door de vluch- telinge mej. Erszebet en gespeeld door Jaroka en zijn Hongaars orkest. De opbrengst van deze plaat, waar aan door de uitvoerenden en door Philips grote zorg is besteed, is be stemd voor de hulpfondsen. De num mers op deze plaat heten: Oda van a viragos nyar - Egy cica ket cica - Most van a nap lemenobe en Csitt Csak roszam. „Und es wéht der Wind", met hel dere, open stem gezongen door Wer ner Overheidt, is de Duitse versie van een oorspronkelijk Amerikaan se song. De andere zijde van de Philipsplaat P 44857 H. vermeldt het blues-achtige lied „Hotel zur Ein- samkeit", dat door Werner wordl gepresenteerd met beheerste vurig heid en in een goed getroffen ne groïde voordrachtsstijl. Adalbert Luczkowski en zijn orkest is de be geleiding van deze soort liedjes wel toevertrouwd. Als men van de nogal scherpe stem van Olga Lowina houdt, dan kan men zijn hart ophalen aan de twee bergliedjes-met-gejodel, t.w. „In 't dal" en „We gaan naar Zwitser land", die zijn vastgelegd op de Philips 78 toerenplaat P 17657 H. Natuurlijk is de begeleiding voorzien van het nodige hoempapa-geblaas. In ieder geval wel een opgewekt plaatje. Eerste nummer: marstem po; tweede nummer: walsje. De Hilltoppers laten zich horen op de 78 toeren Londonplaat L 571 in de songs „Faded Rose" en „So ti red", het eerste nummer in de be kende Hilltopper-stjjl (pathetische „close-harmony" tegen een achter grond van hamerend pianowerk), het tweede nummer in een sneller tempo, mede getekend door goede soli van verscheidene orkestleden. Plezierig luister- en dansplaatje. Als Henri Salvador zingt, krijgen wij altoos de indruk, alsof hij er eigenlijk geen zin in heeft. Intussen maakt zjjn dromerige, soms wat zeurende en een andere keer kinder lijke stem zijn zang- en ook zijn voor drachtsstijl uit. Wie daarvan houdt, schaffe zich dan de 78 toeren Phi- lipsplaat P 72395 H aan. Henri zingt „Dors mon petit ange" en „Le loup, la biche et le chevalier", het laatst genoemde chanson bij een Zuidame rikaans muziekje, waarbij een elec- trische guitaar de voornaamste toon- kleur uitmaakt. De 33 toeren Polydorplaat 45110 LPH tintelt van vrolijke, speel se muziek, waarbij zonnige klanken uit Italië zijn gecombineerd met romantische fragmenten „der beliebtesten Operetten und Filmer- folge." Aan de ene zijde van de plaat dus: „Bella Italia", „Eine Italienrei- se mit Gerhard Winkler", waaraan medewerken: Herta Talmar, Peter Alexander, Jörg Maria Berg, Her- bert Ernst Groh, Willy Hofmann, een gemengd koor en een groot orkest, het geheel onder leiding van Franz Marszalek. Programma: Einleitung, Frauen und Wein, O mia bella Napo- li, Neapolutanisches Standchen, Ca sanova-Lied, Nicolo nicolo nocolino, Mandolino, Chianti-Wein, Südliche Nachte, Bella donna, Frühling in Sorret, Italienischer Salat, Wenn in Florenz die Rosen blühn, Scampolo en Capri-Fischer. De andere zijde van de plaat heet „Tausend Rote Rosen". Ze worden geplukt en aan geboden door Kerstion Andersson, Margot Eskens, Bully Buhlan, Jon Otnes .Gerhard Wendland, het Sun- shane-kwartet en het Cornel Trio en het grote Rias-dansorkest, het geheel oJ.v. Werner Müller. De „rozen" he ten: Eine Freundin so goldig wie du, Tausend rote Rosen blühn, Ein Walzer für dich, Das Lied der Liebe, Sei ein bisschen lieb zu mir, Peter, Weekend, Lustiges Wien, Die Sonne geht auf, Junger Mann im Frühling, Schön ist jeder Tag, Fraulein, Par don, Jede Rose spricht von Liebe en Wir wollen Freunde sein. Bekoor lijke muziek en zang, zeer plezierig gevarieerd en met „schwung" en charme voorgedragen. Plaat om er de moed bij in te houden of er alleen maar gezellig naar te luisteren. TOM MANDERS Het liedje „Twee motten", ge maakt en gezongen door Tom Man- ders, is, tussen de bedrijven door, een grappig gevalletje. Tom zingt het op zijn eigen, wel guitige ma nier. De muziek, die voor de „Twee motten" werd geschreven, is vlot en fris. Het andere nummer op de Phi- 'ips 78 toerenplaat M 64104 ook een creatie van Manders heet „De Nachtwacht", is minder origi neel dan het eerste, maar toch ook wel amusant. FRÉDÉRIC.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1957 | | pagina 9