Honderd jaar geleden kreeg Haarlem zijn eerste gemeente-archivaris Gewichtige archivalia liggen thans geordend in de oude Sint Janskerk Onderzoek heeft soms ontluis terende gevolgen TAXI 18000 GERRIT-HANS EEN STER IN DE STERRENBUURT Sint Jacobs Godshuis gaat nieuwe toekomst tegemoet Regenten hebben het interieur belangrijk gemoderniseerd DOOR EEN ZATERDAGSE BRIL w Gemeentelijke steun bij kerkbouw Streven naar een nieuw gebouw SLEUTEL WEG ZATERDAG 9 FEBRUARI 1957 PAGINA 3 Mr. A. J. Enschedé Gereformeerde kerk in Haarlem-Noord dient verzoek in bij B. en W. Onthullingen Familie-kraai brengt schik en schrik in zijn omgeving Trektocht m De toekomst „DE SLEUTELSPECIALIST" Nog dit jaar Rioleringswerken in de Amsterdamstraat Volgend jaar pas asfalteringswerken Gemeentezaken mwrn. delen tellende, inventaris ~i t f ~i «f lemse archief uit. terwijl Op 25 maart van dit jaar zal het een eeuw geleden zijn, dat het Haarlemse gemeentearchief in zijn tegenwoordige vorm werd georganiseerd. De Raad der gemeente Haarlem benoemde namelijk bij besluit van 25 maart 1857 de eerste (onbezoldigde) gemeentearchivaris: mr. A. J. Enschedé, die tot taak kreeg het „in orde schikken" der oude archivalia. Des tijds voor het merendeel reeds van een respectabele ouderdom, verkeerden de Haarlemse archiefstukken honderd jaar geleden in een zeer verwaarloosde toe stand, zodat de gemeenteraad onder invloed van de toen nieuwe Gemeentewet van Thorbecke, die in enige artikelen de bewaring en verzorging van oude archief stukken regelde met algemene stemmen tot de be noeming van een archivaris overging. Tot voor ruim twintig jaar berustte het Haarlemse archief ten stadhuize. In 1936 echter verhuisde dit naar zijn te genwoordige plaats: de voormalige Sint Janskerk en de daarbij behorende kosterij in de Jansstraat his torische monumenten, respectievelijk uit het begin der 14e en der 17e eeuw daterend, en derhalve een waardige bergplaats voor de oude archivalia van een eeuwenoude stad. Kerk en kosterij (vroeger Sint Jans Camer geheten en voor de Reformatie behorend tot het Haarlemse klooster der Ridders van St. Jan) werden voor de huisvesting van het gemeentearchief verbouwd en gerestaureerd. Ongeveer 400.000 kg „oud papier" moest in 1936 van het stadhuis worden over gebracht naar het nieuwe archief, en, hoewel het hier niet gebruikelijk is de kostbare bezittingen op ge zette tijden te wegen, mag niettemin worden aange nomen, dat het „gewicht" van hetgeen er bewaard wordt, sindsdien door uitbreidingen, schenkingen, „veroudering" en andere omstandigheden nog in aanzienlijke mate is toegenomen. Een schier onuitputtelijke bron van gegevens uit het Haarlemse verleden vormt dit gemeentearchief met zijn rijke verzameling archiefstukken door al fabetische registratie gemakkelijk toe- fankelijk gemaakt prenten, foto's en oeken. Men kan er bijvoorbeeld te we ten komen, hoe de stad, en hoe bepaal de straten of huizen er vroeger uitza gen, wie de voormalige bewoners en eigenaren waren van thans nog be staande huizen in de binnenstad: men kan er de persoonlijke gegevens opspo ren van sinds lang overleden Haarlem mers en men kan er zelfs sinds lang vergeten onenigheden of plaatselijke schandaaltjes aan de vergetelheid ont rukken. Er zullen weinig „redelijke" vragen over het Haarlemse verleden zijn, waarop men in het gemeentear chief niet zij het soms na enig zoek- of naslagwerk een antwoord kan ge ven. Naast alle historische bronnen, die „ingewijden" in een gemeentearchief mogen verwachten, zoals oude regis ters van eigendomsovergang, handelin gen van het stadsbestuur, notarisproto collen, doop-, trouw- en begraafregis- ters, kunnen bezoekers er ook een zeer uitgebreide en belangwekkende histo- risch-topografische atlas raadplegen, met prenten, foto's of reprodukties van stads- en dorpsgezichten, plattegronden en portretten, betrekking hebbend op Haarlem en onmiddellijke omgeving. Voorts zijn er de verzameling Voor helmSchneevoogt, bestaande uit pren ten van Haarlemse graveurs, de ar chiefstukken van enkele niet-gemeente- lijke Haarlemse instellingen en andere, min of meer „gewichtige" historische bronnen. In de „Verslagen van de Handelin gen van den Gemeenteraad" die (uiter aard) ten gemeentearchieve van Haar lem geraadpleegd kunnen worden, vindt men in het deel over 1857 het „prae- advies" van het toenmalige College voor de benoeming van een archivaris: „Reeds lang, maar in den laatsten tijd meer dringend dan vroeger, heeft zich de behoefte doen kennen, dat de archieven der onderscheidene instellin gen in zoodanige orde mogten worden febragt, dat daaruit het nut kon wor- en getrokken, dat men daarvan op vrij zekeren grond mocht verwachten. Ook in deze gemeente heeft die be hoefte zich menigmaal geopenbaard, want waar het er op aan kwam om tot de oudste in ons bezit zijnde oorkon den door te dringen, werd er meestal op moeilijkheden gestuit, waartoe de ongeordende staat van het oude archief in de voornaamste plaats aanleiding gaf, en bleven daardoor vele zaken, wier opheldering zeer wenschelijk toe scheen, vaak in het duister verborgen. Het is daarom, dat wij het nuttig en noodig hebben geoordeeld dat een be paald persoon met den titel van Ge meente-archivaris werd belast met het in orde schikken van het oude Gemeen- te-archi Gf Wij hebben voor dien ambtenaar eene Advertentie De raad van de gereformeerde kerk In Haarlem-Noord heeft zich tot het college van B. en W. te Haarlem ge richt met het verzoek een regeling te ontwerpen waarbinnen het mogelijk zal zijn een gemeentelijke bijdrage te geven bij de bouw van een nieuw kerkgebouw ten behoeve van de gereformeerde kerk in Haarlem-Noord. Dit nieuwe kerkge bouw, dat volgens de plannen plaats zal bieden aan ongeveer 650 personen, zal gebouwd worden bij de Generaal Spoorlaan in Delftwijk. In Haarlem bestaat nog geen rege ling die gemeentelijke steun bij kerken bouw mogelijk maakt. Reeds herhaal delijk is er in de gemeenteraad op een zodanige regeling aangedrongen. Tijdens de begrotingsbehandeling in februari 1956 hebben B. en W. op aan dringen van de heren Spek (A.R.), Schippers (K.V.P.) en Wensing (C.H.U.) besloten niet langer te wach ten op het rapport van de staatscom missie-Sassen over deze kwestie. Een concrete aanleidng om deze plannen vorm te geven heeft zich in de afge lopen periode echter niet voorgedaan maar thans ligt daar het verzoek van de raad der gereformeerde kerk in Haarlem-Noord en B. en W. stellen de raad dan ook voor het verzoekschrift m handen van het college te stellen Voor het uitbrengen van pre-advies. MR. A. J. ENSCHEDÉ (1829-1896), de eerste gemeentearchivaris van Haar lem, in 1857 benoemd; tevens stads bibliothecaris, advokaat en lid der firma Joh. Enschedé Zonen. De oude Sint Janskerk, waar thans het Haarlems Archief gehuisvest is, gezien vanaf het Begijnhof. instructie ontworpen, die wij tevens aan het oordeel uwer vergadering on derwerpen. Wij mogen niet nalaten hier nog bij te voegen, dat wij juist nu dit voorstel aan uwe vergadering doen, vermits wij geloven u te kunnen verzekeren, dat wij den persoon gevonden hebben, die deze betrekking niet alleen met lust en jjver, maar ook tot nut der Gemeente Haar lem zal willen waarnemen." Opvallend is, bij het lezen van dit „raadsstuk" dat de ambtelijke stijl in een eeuw tijds vrijwel geen verande ringen heeft ondergaan. Tot het „in orde schikken" van het oud-archief had de toenmalige burgemeester van Haar lem, mr. C. J. de Bruyn Kops (een der laatste in Haarlem geboren burge meester van de Spaarnestad) in 1850 overigens een eerste stoot gegeven door het samenstellen van een inventaris van de oudste archivalia. De benoeming van mr. A. J. En schedé, telg uit een oud Haarlems patriciërsgeslacht, was voor het toen malige gemeentebestuur reeds aan trekkelijk, daar de archivaris bereid was zijn werk zonder bezoldiging te verrichten. Gefortuneerd als hij was, kon deze Enschedé dit gebaar maken. Hij was deelgenoot in de be kende boekdrukkersfirma Joh. Ensche dé Zonen, en oefende tevens eni ge tijd in Haarlem de advocatenprak tijk uit. Tot 1896 (en tot zijn dood op 76-jarige leeftijd) bleef de eerste Haarlemse gemeentearchivaris in functie. In genoemd jaar werd tot zijn (wel bezoldigde) opvolger be noemd de heer C. J. Gonnet, tevens P.ijksarchivaris in de provincie Noord- Holland, die tot 1913 in functie bleef. Zijn opvolger was jhr. H. H. Roëll, op zijn beurt in 1915 opgevolgd door de heer H. E. Knappert. Op 11 maart 1936 benoemde de Haarlemse gemeen teraad de tegenwoordige archivaris, mejuffrouw dr. G. H. Kurtz. Overeenkomstig zijn instructie heeft mr. A. J. Enschedé, de eerste gemeen tearchivaris van Haarlem, voor het ar chief in alle opzichten baanbrekend werk geleverd. In 1867 gaf hij een, drie delen tellende, inventaris van het Haar lemse archief uit, terwijl hij in 1857 reeds, het jaar dus van zijn benoeming, schreef het „Verslag van de Geschie denis en den Eigendom van het Sint Elizabeth's of Groote Gasthuis." Dit werk had belangrijke gevolgen, omdat de financiële en administratieve ver houding tussen de gemeente en de Re genten van het Gasthuis zich tot dan toe vrij autonoom gedragend hier door totaal veranderd werd. Ook in la ter jaren heeft het gemeentebestuur wel voor de oplossing van moeilijke, historisch-juridische strijdvragen een beroep kunnen doen op het gemeente archief, dat bijna altijd zonneklaar en aan de hand van authentieke acten de oplossing kon geven. Helaas vallen de oplossingen van his torische kwesties niet altijd even pret tig uit. De aardige legende over de Haarlemse zeeheld Jan de Lapper, de enige zeeheld, die Haarlem zou heb ben opgeleverd werd bijvoorbeeld ontluisterd door de historicus dr. M. G. de Boer, die aan de hand van zijn onder zoek in het Haarlems gemeentearchief onze zeeheld reduceerde tot een geze ten-burgerlijke landrot, ontdaan van al le maritieme romantiek. Zo heeft ook mejuffrouw dr. Kurtz, de tegenwoor dige archivaris, onze Haarlemse Kenau Simonsdochter Hasselaer, ontluisterd van haar Kenau-eigenschappen. Wie weet, wat er in de Haarlemse archivalia nog meer aan voor de ware Haarlem mer ontnuchterende feite verborgen liggen. In de Eenhoornstraat in Haarlem-noord woont de twaalfjarige Yvonne Mar tens, die veel van dieren houdt. Haar grootste gene genheid gaat uit naar Gerrit, een kraai, die Yvonne onge veer een jaar geleden voor het eerst in haar leven ont moette. Zij vond hem toen meer dood dan levend in de poort achteT het ouderlijk huis. Met grote omzichtig heid verzorgde zij het beest, dat zich die genegenheid meer dan vijf maanden liet welgevallen. Ook de twee zusjes van Yvonne, Marian ne en Wilfried, ijverden metterdaad voor het alge heel herstel van Gerrit, die zich scheen te hebben voor genomen zijn kleine wel doensters nimmer te verge ten. De eerste drie dagen na zijn herstel keerde hij tenminste steeds terug naar de Eenhoornstraat, waar na schooltijd een ongeduldig meisje zijn komst verbeid de. De vierde dag wachtte Yvonne tevergeefs. Gerrit kwam niet opdagen. Hij scheen zijn weldoenstertjes in de Eenhoornstraat plotse ling ontrouw te zijn gewor den. Ge begrijpt, dat er die avond ten huize Martens tranen met tuiten zijn ge huild. Enkele dagen later ge beurde er iets wonderlijks. Elsje van der Glas van de Delftlaan vertelde Yvonne, dat hun kraai „Hans", die zij al enige maanden kwijt waren, terug was. Hij droeg alleen een rood ringetje om een van zijn poten in de plaats van het gele, dat zij er om hadden gedaan. „Dat is mijn kraai", zei Yvonne, toen zij het hoorde, „want die hadden wij een rood ringetje omgedaan". „Nee, het is de onze", zei Elsje van der Glas. Het leek een moeilijke en onverkwikke lijke zaak, maar een vogel kenner sprak tenslotte het verlossende woord. Hij acht te het meer dan waarschijn lijk, dat de kraai, die Yvon ne in de poort gevonden had, dezelfde was, als die mevrouw Van der Glas op mysterieuze wijze enige maanden geleden was kwijt geraakt. Dit incident vermocht niets af te doen aan de vreugde over de te rugkomst van de hoe dan ook geheten kraai. Mevrouw Van der Glas was verrukt dat haar Hans. zoals zij de kraai noemt, zijn oorspron kelijk tehuis had terugge vonden. Zij had de kraai ca deau gekregen van een leer ling en aan de „opvoeding" zeer veel zorg besteed. Yvonne Martens was blij om de terugkomst van een leuk speelkameraadje, want wanneer mevrouw Van der Gerrit-Hans poseerde ter opsiering van bijgaand stukje op de schouder van Elsje van der Glas. Naast Elsje Yvonne Martens. Glas „Hans" loslaat, is diens eerste gang naar Yvonne, met wie hij ravot en speelt. Men kan die twee vaak aan treffen in druk gesprek ge wikkeld, wanneer „Gerrit" Yvonne wegbrengt naar haar school aan de Timorstraat of haar vergezelt als zij boodschappen doet. Intussen is Gerrit (of Hans) meer berucht dan beroemd. De bewoners uit de buurt hebben ook wel re den om boos op hem te zijn, want hij steelt als een gauw dief allerlei glinsterende voorwerpen uit keuken of kamer en hij schrikt er niet voor terug wei eens wat kapot te maken. Bij de jeugd is hij echter geliefd. Zijn kennissenkring strekt zich uit over de voltalige bevol king van de Liduinaschool aan de Timorstraat, het Marnix van Sint Aldegonde Lyceum aan de Planeten- laan en de MULO-school aan het Junoplantsoen. n een van Haarlems oudste stadsbuurten, waar de sfeer van jaren her zich verzet tegen velerlei vormen van modernisme, staat het Sint Jacobs Godshuis. Een oud, historisch, gebouw, waarin ongeveer tachtig bejaarden leven en verzorgd worden, en nog een klein getal kinderen een veilig onderdak vindt. Het leven gaat er met trage tred voort; de bejaar den maken niet meer zo'n haast, en zij slijten hun laatste jaren in een rust, die zij vroeger bijkans niet gekend hebben. Een dezer dagen hebben wij weer eens een bezoek gebracht aan dit gastvrije tehuis, dat een godshuis wil zijn, en wij hebben in gezelschap van twee levensechte, maar niet zo gestrenge regenten, en van de admini strateur een tocht gemaakt door het huis. Een interessante onderneming, vol verrassingen, die tot doel had de vernieuwingen, welke na de oorlog tot in het vorige jaar haar beslag hebben gekregen, te bekijken. Aan een oud gebouw valt niet veel eer te behalen, zegt de volksmond. Maar dat heeft het huidig regentencollege van het Sint Jacobs Godshuis niet verhinderd om belangrijke verbeteringen in de outillage aan te bren gen. Verbeteringen, die gezien de eisen van de tijd niet een defini tieve oplossing kunnen zijn, omdat de regenten met andere, zeer ingrijpen de, plannen rondlopen. Het zou ons niet verbazen, als over een klein aan tal jaren de deur van het Godshuis in de Hagestraat definitief wordt gesloten en de instelling naar elders in de stad vertrekt, waar men ooit een nieuw gebouw hoopt neer te zetten. Zover is het echter nog niet. Wij hebben zelden met zoveel inte resse een godshuis bezocht en beke ken. Een bekwame gids is nodig om de bezoeker wegwijs te maken in het labyrint van gangen en vertrekken. Opstapjes, drempels en trappetjes vor men bijna attractieve obstakels, die er op duiden, dat onze voorouders het zich nooit gemakkelijk gemaakt heb ben. Maar dat was ook hun deugd. Dat wij die deugd nu als een ondeugd ervaren, kan niets afdoen aan het feit, dat wij bewondering moeten hebben voor de ondernemingszin en offergeest van het voorgeslacht, dat de midde len bij elkaar bracht om een tehuis voor ouden van dagen in te richten en in stand te houden. ellicht was het allemaal toe vallig. Maar de afgelopen week heb ik menig uurtje doorgebracht bij bejaarden. Een niet onaangenaam tijdverdrijf, die iedere nog van levenslust bruisen de idealist op het goede ogenblik de betrekkelijkheid der dingen bij brengt. De bejaarden, en zeker die in Haarlem, mag men niet ver wijten, dat zij geen levenslust meer bezitten. Integendeel, zij doen niets anders dan proberen elkaar de loef af te steken in het aantal jaren, dat zij van de honderd verwijderd zijn. Dat is hun speciale sport, welke zij vaak met een bijna grenzenloze passie beoefenen. Bij hen echter wordt die levenslust gedragen door een grote deugd van wijsheid, zorg vuldig gecultiveerd in een lange reeks van jaren. De lust om te le ven vieren zij, waar dat maar even kan, met het grootste genoegen uit. En dan ook ten volle. Als de katho lieke bejaardenbond een feestmid dag organiseert in gebouw „Sint Bavo", kunt u er zeker van zijn, dat een half uur voor het begin een bejaarde rij zich gevormd heeft in de Smedestraat. Na een leven, waarin zij zo vaak tegen de klok hebben moeten werken, zorgen zij op hun oude dag de klok vóór te zijn. Degenen, die toch nog te laat komen, zijn altijd de jongeren, dat wil zeggen, de feestvierders, die pas de zestig zijn gepasseerd. Het is voor ons ter redactie altijd de moeite waard gehoor te geven aan een uitnodiging van de heer Drieman, de secretaris van onze katholieke bejaarden. Zij leidt ons immer een wereld binnen van ge zellige mensen, die het er eens heerlijk van nemen om te luisteren en te kijken, en vooral om mee te zingen, als de harmonika even een melodietje uit lang vervlogen da gen aanstrijkt. Als zij aan het vertellen slaan, wordt er een wonderlijke oude we reld opgebouwd, een merkwaardig leven, dat zich heeft afgespeeld in een rustige stad, waar de zorgen hun stempel drukten op de gezin nen. Maar het was toen een goeie tijd in Haarlem, zeggen ze. Je kon nog zo maar de straat ophollen, en wij maakten in onze armoe vaak het grootste pleizier. Dat was nog in de dagen, dat RDLRMD iemand na zijn vijftigste jaar oud van dagen werd om niet zo heel lang daarna tot de groep der oud jes gerekend te worden. Kom daar nu eens om. Een grootmoeder van vijftig begint pas te leven. Een re gentaal schouderklopje in de geest van „hoe gaat het, oudje" wordt niet meer gewaardeerd, en de eni ge kwalificatie, die men zich zij het node laat aanleunen is die van „bejaarde". En zo is het ook goed. De ouderdom kunnen wij niet ge noeg cultiveren. Heel misschien profiteer ik er zelf van, als ik ooit hoog van jaren langs het Spaarne wandel, en dan aan een springende jeugd vertel, hoe goed het in mijn tijd was, toen niemand zo'n haast had om met een eigen vliegtuig op thee-visite te gaan. En toen je gewoon tegen een ander kon zeggen „vlieg naar de maan" zon der de angst, dat hij het ook zou doen. Het heeft me natuurlijk pleizier gedaan, dat twee belangrijke bejaarden enige dagen gele den hun herkomst in Haarlem meer definitief hebben gemeld. Ik doel hier op Willem II en Floris V, twee stokoude graven, die in ons aller geschiedenisboekje zo'n eigen klank hebben gekregen. Er behoefde naar geen tehuis worden gezocht, noch minder moest de heer van Beek van het huisvestingsbureau ruimte vrij maken. Er waren nog een paar nisjes boven de hofpoort van het stadhuis, en daar hebben de hoge heren in gips model gestaan. Nu was het wel pijnlijk, dat het gezicht van Willem niet meer te achterhalen was, en de beeldhou wer heeft toen de even nederige of pretentieuze inval gehad hoe u het maar wilt bekijken om Wil lem zijn eigen (dus des beeldhou wers) gezicht te geven. Maar wat doet het er toe. In het verleden heeft immers altijd al het heden gelegen. Waarom bij een Haarlemse beeld houwer niet? dl iicl iieueii De laatste jaren vooral is er nogal wat te doen geweest over de huisves ting van bejaarden in het algemeen. Daarbij werd in het bijzonder de toe stand gelaakt, waarin de oude tehui zen verkeren, en met misprijzende woorden gewaagd van de niet zo roos kleurige omstandigheden, waarin de bejaarden onderdak kregen. Men ver gat dan echter, dat de verzorging van bejaarden een diepgaande ontwikke lingsperiode doormaakte, welke op het ogenblik nog niet ten einde is. Van alle kanten wordt het „probleem" be studeerd, en worden de mogelijkheden afgetast om te komen tot een bejaarden verzorging, die aan de moderne be hoeften (zowel geestelijk als materieel) voldoen. Dat men het einde van die ontwikke ling zo er ooit een einde komt niet afwacht, is verheugend, en de bouw bij voorbeeld van Delftweide wijst er op, dat men ook in het katho lieke kamp niet stilzit. Op onze trektocht door het inderdaad verouderde Godshuis hebben wij mogen vaststellen, dat de Regenten niets on gedaan gelaten hebben om belangrij ke correcties op het verleden aan te brengen. Destijds hebben wij al be richt, hoe de vroegere trieste entree verbouwd is tot een royale en gezelli ge hal en hoe door velerlei andere voor zieningen de gestichtssfeer veranderd werd in een gezinssfeer. De vrouwelijke bejaarden kregen een verbeterde ontspanningszaal, en één van haar slaapzalen werd gereorgani seerd, waarbij door middel van gor dijnen afgesloten „slaapcelletjes" inge richt konden worden. Voor de kinderen werd een betere recreatie-gelegenheid geschapen, en voor de mannen kwam een nieuwe recreatiezaal tot stand, waar zij de nodige ontspanning kunnen vinden. Was het in 1949 nog zo, dat er ongeveer zestien mannen op één zaal moesten slapen, daarin kwam spoedig verandering, toen er een zaaltje werd ingericht voor zes mannen, met open slaande ramen, die naar een klein ter ras leidden. Bij die gelegenheid werd ook de wasgelegenheid stevig onderhan den genomen en gemoderniseerd: dou ches, wasfontein enzovoort. Het afge lopen jaar werden twee mannen-slaap zalen gereorganiseerd. De heren slapen nu in chambretjes, een verbetering, die iedereen bijzonder op prijs heeft ge steld. Slechts heel summier hebben wij een overzicht gegeven van de vernieuwin gen, uitgevoerd door de aannemer P. G. M. Ottilini, maar wie tot in alle hoeken en gaten, waar ipen steeds een opgeruimde, altijd zorgende, fran ciscanes van Roosendaal kan aantreffen het Sint Jacobs Godshuis bezoekt, constateert, dat het leven in het oude tehuis een andere kleur heeft gekregen. Natuurlijk zouden de Regenten nog meer willen doen. Vele andere voorzie ningen hadden zij graag getroffen, on der andere de aanleg van een centrale verwarming. De constructie van het huis laat dat echter niet toe. Overtuigd, dat men van goede wil alleen niet kan leven, zijn de Regen ten zich gaan beraden over een afdoen de oplossing. De enige bleek tenslotte te zijn: een geheel nieuw gebouw. Daar zal het ook wel op uitlopen, ofschoon er nog weinig concreet nieuws valt te vertellen. Er zijn, wat een eventuele nieuwbouw betreft, twee mogelijk heden, namelijk het bestaande gebouw afbreken en er een nieuw complex voor in de plaats te laten optrekken, of el ders in de stad een nieuw Sint Jacob Godshuis te bouwen. Het ziet er naar uit, dat de keus op de laatste mogelijk heid zal vallen, omdat de ruimte in de Hagestraat te beperkt zal blijken te zijn, althans voor de opzet, die men zich voor een nieuw tehuis gedacht heeft. Het is immers niet meer zo, dat een tehuis voor bejaarden bedoeld is alleen voor onderdak. De tegenwoordige tijd vraagt veel meer, en in dit verband herinneren wij aan de opname van man en vrouw samen, welke mogelijk moet zijn. En verder aan de noodzaak, dat als een van de echtelieden bedle gerig wordt, de patiënt in het tehuis moet kunnen blijven en een speciale verzorging zal krijgen. Inmiddels hebben de Regenten contact opgenomen met verschillende instanties om de verwezenlijking van hun plannen te kunnen voorbereiden. Men heeft goede hoop, dat eerlang het ideaal van een nieuw tehuis, dat ze ker de bescherming van Sint Jacob zal blijven genieten. bewaarheid wordt. Het verjongde college van Re genten is in ieder geval enthousiast genoeg om door te bijten. Er zal he laas met verschillende tradities ge broken moeten worden, maar het is ook wel eens prettig een nieuwe traditie te beginnen. mmstm Advertentie LANGE VEERS ÏR AA T 10 - VEL. 114*3 B. en W. van Haarlem hebben de raad voorgesteld de nodige kredieten beschikbaar te stellen voor het uitvoe ren van een aantal riolerings- en as falteringswerken. Genoemd worden de Amsterdamstraat, de Verspronckweg, de Santpoorterstraat en een gedeelte van de Kleverlaan. Het moet waar schijnlijk worden geacht, dat met na me de rioleringswerken nog dit jaar worden uitgevoerd, hetgeen noodzake lijk is in verband met bestaande af spraken met het rijk betreffende de fi nanciering van de rioleringswerken. Of de Amsterdamstraat dit jaar al ge asfalteerd, zal kunnen worden, moet worden betwijfeld. Op de eerste plaats is dat technisch zeer bezwaarlijk, aan gezien de rioleringswerken eerst uitge voerd moeten worden en de grond daar na moet worden „ingereden". Vervol gens zullen de leidingen van het Water bedrijf en het G.E.B. verlegd moeten worden. Bij de rioleringswerken zal men tevens betrekken de toegangen tot de zijstraten van de Amsterdamstraat. Maar behalve deze technische moeilijk heden. bestaat er nog de investerings beperking, waardoor de werken slechts geleidelijk uitgevoerd kunnen worden. Er is voor dit doel een urgentielijst opgesteld. Volgens deze urgentielijst zal eerst worden overgegaan tot asfaltering van de Santpoorterstraat, de Verspronck weg en een deel van de Kleverlaan, omdat deze straten behoren tot de toe gangswegen tot de Velsertunnel. Vervol gens zal men de asfaltering ter hand nemen van de Leidsevaart, hetgeen zal kunnen geschieden wanneer de tramlijn opgeheven is. Zoals bekend is dit uiterst noodzakelijk, omdat de Leidsevaart in een deplorabele toestand verkeert. Daarna komt de Amsterdamstraat aan de orde en tenslotte de Willem de Zwij gerlaan. Het is natuurlijk niet onmoge lijk, dat er in deze volgorde nog ver andering komt wanneer de omstandig heden daartoe aanleiding geven. B. en W. van Haarlem stellen de raad voor aan het automobielbedrijf Koks en de Jong ontheffing te verlenen van de bepalingen, waarbij het verboden wordt bepaalde terreinen of erven voor bedrijfsdoeleinden te gebruiken. De fir ma Koks en de Jong exploiteert haar automobielbedrijf aan de Wagenweg. Een kijkje in de mannen-recrea tiezaal van het Sint Jacobs Gods huis. De heren vermaken zich opperbest en een partijtje biljart is een uitstekende ontspanning. mttmm

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1957 | | pagina 3