Zielzorg voor bejaarden
Naar recht
en billijkheid
Polynesiërs vertelden elkaar
eindeloze verhalen
TONEEL EN OPERA GINGEN
HAND IN HAND
B
D
E
Waarheidsliefde een eerste eis
r
en
v._
Stille Zuidzee-
paradijs
Olifanten bestraffen brutale studenten
Molières poppenkast-lijkende vertoningen met
vedelende en trompettende clownfiguren
Inspecteur-
OM ZICH NIET TE VERVELEN
Kielstra
Christelijke bekroning
van het leven
TUSSEN
SCHRIJVER
z
LEZER
De Ruv terherdenking
Mr. Biesheuvel
weigert
ZATERDAG 9 FEBRUARI 1957
PAGINA 9
Ontslag secretaris
Hoge Raad van adel
door L. J. SCHMIDT
Koningin beschermvrouwe
nationaal comité
Liturgische weekkalender
In het streven naar een zuivere be-
leving van het Christendom zou
men zeer zeker te kort schieten,
wanneer daarbij alleen aandacht ge
schonken werd aan de jeugd en de men
sen die nog in de kracht van hun leven
zijn. Ook de bejaarden hebben recht op
belangstelling, en, in zekere zin, nog
meer dan de jongeren. De ouden van
dagen immers staan, normaal ge
sproken, het dichtst bij het einde van
het leven, bij het grote ogenblik, dat
over hun eeuwigheid beslist. Zij die dat
goed begrijpen hebben altijd de jaren
van „welverdiende rust" benut om zich
klaar te maken voor de grote reis.
Om dit „zich-klaar-maken" gaat het
nu. Er zijn er, die zich in het volle besef
van de ernst der zaa"k daarop met
zorg toeleggen; er zijn er ook, die
maar onbezorgd voortleven, zonder er
aan te denken, dat het moment van
rekenschap-geven nabij is. Lang niet
altijd is hun omgeving bereid of in
staat hen te helpen; veeleer worden zij
door een verkeerd begrepen liefde nog
gestijfd in hun zorgeloosheid onder het
goed bedoelde, maar misplaatste voor
wendsel hen niet ongerust te willen
maken. Men zou deze houding kunnen
vergelijken met het verzwijgen van een
dodelijke ziekte aan een dierbaar fami
lielid, waardoor men bij de patiënt valse
hoop wekt en hem de gelegenheid ont
neemt zich passend op de dood voor te
bereiden. Ons menselijk gevoel spreekt
hier gemakkelijk van wreedheid en on
nodig lijden, maar is dat wel zo?
Is dit zwijgen niet veeleer wreed en
liefdeloos omdat
men zodoende de
zieke toch bena
deelt in zijn al
lerhoogste. zijn
eeuwige belan
gen? Men is chris
ten of men is het
niet. Is men het
dan weet men ook
wat de zin is van
het leven, dan
kent men de be
tekenis van de dood en voelt men zich
rijk en sterk in de zekerheid, dat God
ons in dit zware uur bijstaat met Zijn
almachtige genaden om ons naar de
vervulling te leiden, waarop wij, als
christen, heel ons leven hebben gehoopt.
Een christen is iemand, die wacht,
heeft men zeer terecht gezegd. Wij
wachten op het ogenblik, dat wij mogen
ingaan in het eeuwige leven, dat
Christus beloofd heeft aan allen die in
Hem geloven en op Hem hopen. Niet
voor niets legt men tegenwoordig zo
veel nadruk op de deugd van hoop, om
dat allen die geloven, vanv.it de hoop
in staat zijn hun hele leven de juiste
richting te geven. Ligt het dan niet
voor de hand, dat vooral de bejaarden,
die de vervulling van deze hoop nabij
weten, zich welbewust en in het volste
vertrouwen op Gods liefde en barmhar
tigheid moeten voorbereiden op het
allergewichtigste ogenblik, waarop hun
aardse leven voltooid is en zij de
eeuwigheid binnengaan? En dit te meer,
omdat een christen, vertrouwend op
Gods beloften, alle reden heeft om zijn
dood met gerustheid en zelfs met
Vreugde tegemoet te zien. Op voor-
Waarde natuurlijk, dat hij zich goed
heeft voorbereid op dit beslissende uur.
want wij weten, dat, naar Christus'
eigen verklaring, niets dat besmet is,
de hemel kan binnen gaan. Voor allen,
die zich uit hoofde van hun leeftijd ge
reed maken voor de grote reis, stelt de
zielzorg dan ook aparte eisen.
In het reeds geciteerde artikel over dit
(Vervolg van pagina 1)
Het sterke argument waarop minis
ter Struycken naar onze mening
zijn strijd terecht heeft gewonnen
is het feit dat na de oorlog de lonen
van het overheidspersoneel werden af
gestemd op die welke in het vrije be
drijf gelden. Juist in dit verband is er
terecht in de Kamer geklaagd, dat er
nog tal van groepen zijn, die voor een
loon werken waarvan zeker niet gezegd
kan worden dat zij de betrokkenen een
enigszins ruim bestaan garanderen.
Maar, zei minister Struycken, ik be
strijd dit niet, doch dat is op het ogen
blik niet aan de orde. Het gaat nu om
de topfunctionarissen die de laatste
jaren steeds meer achterop zijn ge
raakt. We hebben nu eenmaal een aan
tal jaren geleden gesteld, dat een lei
dinggevende figuur in de sector van
bet overheidswerk aanspraak kan ma
ken op een ongeveer gelijke beloning
als een leidinggevende figuur in het
vrije bedrijf. En zelfs nu deze ver
hoging wordt aanvaard zal menige
hogere ambtenaar nog achter blijven
bij een gelijkwaardige kracht in de
vrije sector.
Voor de K.V.P. was het mm of meer
een erezaak om wat scheefgegroeid
was recht te trekken. Men zal zich
herinneren, dat enkele jaren geleden
de heren Delfgaauw en Massizo een
rapport hebben uitgebracht over de po
sitie van de middengroepen en daarbij
duidelijk hebben aangetoond, dat voor
al de hogere ambtenaren in belangrijke
mate onrechtvaardig waren behandeld.
Het is juist op dat rechtvaardigheids
argument dat naar onze mening de Ka
mer deze voor de hoge ambtenaren
gunstige beslissing heeft genomen.
Dat de Kamer gepoogd heeft om
van deze gelegenheid gebruik te
maken tegelijkertijd iets voor de
lager betaalden te bereiken, is volko
men juist. Indien evenwel minister
Struycken aan alle verlangens had toe
gegeven dan zou hij zonder meer het
bele loonfront in beweging hebben
gebracht. De lonen van het oyerheids-
E?rsoneel worden immers vrij regel-
vergeleken met die van de wer-
*e.rs in het vrije bedrijf en het is dui-
dat als de vele duizenden ar-
in het vrije bedrijf
hoi? (jat ais de vele
he.!? rachten in dienst van de over
val? nu een loonsverhoging zouden ont-
cra?g,en. dat dan loonsverhoging over de
senele ijnie njej tegen is te houden.
inmiddels is er voor de lagere en
magst betaalden toch nog wel iets be-
eikt. Vooreerst zal een aantal „perio
dieken" worden afgeschaft. Dat bete-
"ent dat aan mensen, die in de eerste
zes a zeven loonschalen'zijn tewerkge
steld, onmiddellijk bij aanstelling het
noogste loon zal worden uitbetaald. Ver
volgens zal per 1 januari 1958 het sys
teem van de werkklassificatie en de
merit-rating worden ingevoerd. D.w.z.
boven de bestaande lonen de uit-
wi g van de persoonlijke prestatie-
mogeUik wordt. En op de der-
riat Z?gde minister Struycken toe,
heeft hi? d ook maar enige ruimte
ï/vi v'°°r de middel-hoge en
Io^hr.o?!?T1St?n de verbeteringen zal
aanbrengen die mogelijk zijn. Wij me-
nen dat tengevolge van de beslissing
het nieuw aangekondigde overleg ook
over de laagst betaalden vlotter zal
kunnen verlopen.
onderwerp geeft pater dr. Maltha O.P.
enkele belangrijke richtlijnen.
Op de eerste plaats wijst hij erop,
dat de bejaarden moeten worden
„voorgelicht" over de grote waar
heden en de rijke genademiddelen van
het Christendom. Men moet niet te
gauw denken, dat men dat allemaal
wel weet. Het Christendom is oneindig
veel rijker en dieper dan de traditio
nele, vrij formalistische belevingswijze
zou doen vermoeden. Om practisch te
blijven herinneren wij aan de diepe zin
van de openbaringswoorden: „de ver
giffenis der zonden in Christus". Ook
de bejaarden zijn gewone mensen. Zij
hebban een lang leven achter de rug
jeugd en middelbare leeftijd ook
voor hen is het leven een voortdurende
strijd geweest tegen het kwaad, waarin
zij, eenvoudig omdat zij mensen zijn,
niet altijd staande zijn gebleven. Is het
niet onverantwoord een heel voorbij
leven te idealiseren, omdat bijvoorbeeld
de ouderdom tot bezinning heeft ge
bracht en in zijn geborgenheid soms
geen of weinig gelegenheid meer biedt
tot ernstig zondigen? Waarheidsliefde
is daarom een eerste vereiste in de be
jaardenzielzorg. Wat voorbij is, is
voorbij. Wij kunnen het niet meer on
gedaan maken. Maar wel geeft Gods
goedheid ons de kans door een oprecht
berouw volledige vergiffenis te verkrij
gen voor een zondig verleden. In
het oog van God zijn wij allen zon
daars. Door Christus kunnen wij recht
vaardig worden. En daarom is het zo
belangrijk, dat bejaarden na een gron
dig onderzoek van hun voorbije leven
een algemene biecht spreken en zo
doende in staat zijn weer geheel met
schone lei opnieuw te beginnen. Daar is
voor ieder alle reden toe. Werkelijk
heidszin belet ons het verleden vanuit
het nu te idealiseren. Een ernstige over
weging en goede voorlichting over de
heiligheid Gods doen ons spoedig inzien
dat een ingrijpende schoonmaak ge
boden is.
Van groot nut is het voor de bejaar
de zich te leren schamen. Zijn leven
overziende altijd in het licht van
Gods heiligheid en onze eeuwigheids
bestemming zal men niet gauw den
ken, dat dit overbodig is. De enige ob
jectieve mensen zijn zij, die berouw
hebben, d.w.z. die mèt de H. Schrift
weten, dat ,,al onze ongerechtigheden
zijn als een besmeurd kleed" (Is.
64.6). Bovendien behoedt een oprecht
berouw ons voor verbittering, de typisch
subjectieve houding van degenen, die
het leven niet aan kunnen en daarom
een alibi zoeken, in ieder geval met
het minste oog hebben voor de boeten-
de-louterende functie van het lijden.
P. Maltha wijst daar uitdrukkelijk op
en herinnert in dit verband aan het
diepe woord, dat Savonarola eens na
een foltering neerschreef: „Ontferm
U over mij O God, volgens U grote
barmhartigheid, niet volgens Uw kleine
barmhartigheid, waarmee Gij ons het
lijden kunt besparen, maar volgens Uw
grote barmhartigheid, waarmee Gij ons
onze zonden vergeeft."
Hieruit blijkt wel heel duidelijk het
verschil tussen zonden en menselijk
lijden. Wie ernstig de diepe zin van
deze woorden op zich laat inwerken
zal begrijpen, dat op onze levensavond
schaamte en berouw over onze mense
lijke tekortkomingen veel en veel meer
reden van bestaan hebben dan zelfbe
klag over verminderd prestatiever
mogen en een verzwakt lichaam. En
daarom is een algemene biecht van zo
veel belang, waarbij tevens de moge
lijkheid bestaat van de ontdekking dat
er misschien nog iets goed te maken
is van wat men door onrechtvaardig
heid kwaadspreken of lasteren in an
dermans leven heeft bedorven. Het
gaat er immers om zelf zuiver tegen
over God te staan! Dat kan moeite
kosten, zeker, maar is het niet veel
verkieslijker de nog resterende tijd
voor zuivering te benutten dan alles
maar over te laten aan de passieve
loutering in het hiernamaals?
Bij K. B. is mr. J. H. de Bruyn van
Melis en Mariekerke op verzoek eervol
ontslagen als secretaris van de Hoge Raad
van adel, onder dankbetuiging voor de
goede diensten.
„City de Paris" is de naam van een vlot, toch gekleed jurkje voor de vrouwe
lijke „teen-ager", ontworpen door en gedemonstreerd op een show van Vir-
ginie, de Parijse specialist op het gebied van kinderkleding. Het jurkje is
gemaakt van blauwe katoen; een grappig dopje en een paar handschoenen
completeren het geheel.
Polynesië, het uitgestrekte eilanden
rijk in de Stille Zuidzee, heeft de schep
pende verbeelding geprikkeld van schrij
vers als Herman Melviile, Stevenson,
Jack London en Pierre Loti. »et name
Stevenson heeft het Zuidzeeparadijs bij
westerse lezers bekend gemaakt. Steven
son was een romantische ziel met een
avontuurlijk hart. Men kent hem voor
namelijk als de schrijver van „Schat-
eiland" (Treasure Island), dat ook in
Nederland in tal van vertalingen is ver
schenen, laatstelijk nog in de Prisma
reeks, en dat enige tijd geleden in dit
blad als feuilleton is verschenen.
Cultuurmoe
Robert Louis Balfour Ste
ve n s o n was een schot. Hij
werd in 1850 geboren, dus precies op
de helft der eeuw, dat wil zeggen pre
cies op die scheiding tussen het ou
derwetse, tranenrijke levensgevoel der
vroege romantici en het meer realis-
tisch geaarde levensbesef van de cul-
tuurmoede mensen uit het zogenaam
de „fin de siècle," het einde der
eeuw. Ook Stevenson was cultuurmoe.
Advertentie
Toen Sarrasani de eerste maal door
Zuid-Amerika reisde, dreigde een me
nigte brutale studenten zijn voorstelling
tot een fiasco te maken. Zij eisten dat
alle reeds verkochte plaatsen voor hen
gereserveerd zouden worden, zónder be
taling- De politie kon niet tussenbeide
komen, want de studenten van Rio de
Janeiro waren toen oppermachtig.
Terwijl die avond het publiek binnen
stroomde verscheen een joelende massa
van 5 a 6 duizend studenten, die het cir
cus aan alle kanten binnendrongen.
Sarrasani stond bijna machteloos. Maar
bij de achteringang der stallen stonden
de vechtersbazen met hun triomfgejoel
plotseling voor een twintigtal olifanten.
De dieren, altijd aan rust gewend, be
gonnen in paniek te trompetteren en met
de slurven te slaan. Zij trokken de stan
gen, waaraan zij geketend waren, de
grond uit en stormden vooruit
Dit is een van de boeiende geschiede
nissen, welke u kunt lezen in het circus
album ,.De Bonte Droom van het Cir
cus". Een rijk en afwisselend verhaal
met talloze pentekeningen, vele prach
tige kleurenplaten en plaatjes; geschre
ven door de circuskenners bij uitstek J.
van Doveren en Fred Thomas.
Voor slechts 2.50 kunt u dit boekwerk
kopen bij uw roomboterleverancier of
direct bestellen per brief of briefkaart
bij het Kantoor „Roomboteralbum". Post
bus 47, Den Haag. U krijgt het album
dan per omgaande toegezonden onder
rembours. Vermeld vooral duidelijk uw
naam en volledig adres.
De bijbehorende plaatjes ontvangt u
gratis voor rijksbotermerken. U vindt
zo'n merk op elk pakje roomboter. CNa.
tuurlijk ook op koeihuisboter). Neem
een pakje extra voor de zondag!
ROBERT STEVENSON,
schrijver van o.a. „Schateiland".
Hij hield het niet uit in
de Victoriaanse wereld. Hij zocht
de verte, de ruimte, de ongekunstel
de atmosfeer van mensen die nog niet
met de techniek in aanraking waren
gekomen. Die atmosfeer vond hij op
Samoa in de Zuidzee. Hij ging er wo
nen, raakte bevriend met de inheemse
bevolking, werd tot stamhoofd uitge
roepen en voelde zich er met zijn
zwerfzieke natuur redelijk gelukkig:
hij meende het aardse paradijs te
hebben gevonden. Hij stierf er in 1894.
Een soortgelijk aards geluksgevoel
leerde Gauguin kennen, de Fran
se schilder, toen hij na zijn beroemde
botsing met Vincent van Gogh in Ar
ies, anno 1891 naar Tahiti uitweek om
er als natuurmens te gaan leven. In
zijn contact met de primitieve, nog on
bedorven eilandbewoners kreeg zijn
schilderwerk dat levensdriftige karak
ter, hetwelk hem tot een pionier der
moderne kunst in het westen heeft ge
maakt. In zijn boek „Noa Noa" heeft
Gauguin verteld van de felle indruk,
welke de Stille Zuidzeewereld juist
op hem als vermoeide Europeaan
maakte.
Geannexeerd
Sindsdien heeft Europa dit paradijs
„geannexeerd," Europa, zeggen we.
Maar ook in Amerika is in dit ver-
De rood-harige priester zelf, de
begenadigde violist en compo
nist Antonio Vivaldi, was de
muzikale leiding toevertrouwd bij
het eeuwfeest van de Amsterdamse
schouwburg in 1738. De klinkende
naam van „il prete rosso" gaf de
zang- en dansliefhebbers bij voor
baat het idee dat deze kunsten in
de jubileumvoorstelling een behoor
lijk aandeel toebedeeld zouden krij
gen. Zang, dans en toneel, een
graag aanschouwde en beluisterde
drie-eenheid op de planken, in die
da~en nauwelijks te scheiden.
Onze tijd, met zijn duidelijk af
gebakende groepen van bewonde
raars, moge dit vreemd achten,
maar de huidige indeling is slechts
het gevolg van het streven naar
perfectie. De Grieken kenden het
gezongen drama. In de tragedies
van Sophocles en Aeschylos klonk
steeds het gezang van de reien en
de dialogen werden, als dikwijls in
de film, gedragen op instrumentale
achtergrond-muziek. Dat de litur
gische spelen van de middeleeuwen
gezangen kenden, hoeft niet betoogd
te worden. Onze „Gysbreght" had
zijn muzikale onderbrekingen die
hoorden bij het verloop van het ver
haal. En Molière mocht zoveel blij
spelen schrijven als hij wilde, het
was des Zonnekonings wens dat de
geniale acteur ook van tijd tot tijd
iets in elkaar flanste met een ge
zellig huppel-muziekje. Heden ten
dage gaat een blijspel van Molière in
de Parijse Comédie Frangaise mees
tentijds vergezeld van een van zijn
poppenkast-lijkende vertoningen
met vedelende en trompettende
clownfiguren en een luchtig kris-
krasdansje. En waarom ook niet?
De vertier verlangende schouwburg
bezoeker begaf zich naar zijn thea
ter omdat daar iets te zien en te
horen, iet te beleven viel; wat,
kon hem minder schelen.
Men is het dieper en ernstiger
gaan zoeken. Bij een tragedie past
niet het vermaak van zang en dans,
zo dogmatiseerde men. Behoudens
een spaarzame uitzondering drongen
dans en muziek niet meer door tot
de treurspelen van de 17e eeuw. Jan
Hermansz. Krul, die de Academie
van Coster en zijn geleerde vrien
den gesloten vond, wilde dan ook
nie's meer met deze van het ge
sproken woord bezeten lieden uit
staande hebben en richtte zijn Mu-
syck Kamer op. In het buitenland
ging het er aanvankelijk enigszins
anders aan toe. De Italianen Peri
en Monteverdi schreven hun eerste
opera's met vele parlandi alsof zij
de toneelstukken in hun waarde wil
den laten, maar slechts verluchten
met wat muziek. De naar Frank
rijk geëmigreerde koksmaat Giam-
battista Lulli stond Molière bij in de
vervulling van de koninklijke, muzi
kale wensen. Maar ook in deze lan
den namen de opera's hun eigen
vlucht langs en over de notenbal
ken.
Altijd leeftocht
ke wereld, of liever: de hemel
van het toneel is zo'n weidse,
onderdak-biedende ruimte, dat
de opera niet naar andere muzi
sche streken behoefde te vluchten
om een eigen leven te gaan leiden.
Het toneel heeft de opera altijd van
leeftocht kunnen voorzien en deze
heeft op haar beurt later lange tijd
het toneel niet afkerig bejegend.
Toen bij de late 17e- en bij de 18e-
eeuwers de liefde voor al de rheto-
rische dramatiek bekoelde, ontston
den er zangspelletjes en werden de
moeilijk te verteren zinnebeeldige
toneelstukken afgewisseld met zang
en dans. De onbenullige teksten en
melodieën staken soms wel de af-
valprodukten van onze amusement-
spuiende radio naar de bordpapie
ren kroon, maar tenslotte lagen zij
nog enige honderden jaren in be
schaving achterAls het volk
dus naar het toneel in de schouw
burg stroomde, wilde het tevens ge
nieten van de zang- en danskunst.
Men kon in de toneelgeschiedenis
tot even na het begin van de negen
tiende eeuw dan ook moeilijk de
scheidslijnen trekken tussen kluch
ten en blijspelen enerzijds en zang
spelen en lichte opera's anderzijds.
De opera's mochten zich daarbij
nog verheugen in een vrij algeme
ne populariteit.
Er bleven echter wel vage groe-
Theo Majofstci behoorde tot de beste
toneelspelers van zijn tijd en was
een graag beluisterde operazanger.
pen artistiekelingen die met opge
trokken neus neerzagen op de dra-
matiscn-muzikale bedrijvigheden in
ons land. Hieruit zou te verklaren
zijn dat, ondanks de aanwezigdeid
van Antonio Vivaldi op het eeuw
feest van 1738, het zingen en het
dansen een derderangs plaats toe
bedeeld kregen in de jubileumvoor
stelling met haar gelegenheidsstuk
ken. De aspiraties van de grote
Italiaan werden bij wijze van spre
ken in de donkerste rekwisietenkast
verstopt.
Zo uit Parijs
en gezelschap dat indertijd aan
een schouwburg was verbon
den, kon veelal behalve to
neelstukken ook opera's uitvoeren.
In de achttiende eeuw was vooral
Den Haag een plaats waar de ope
ra een bloeiend bestaan vierde. Er
had zich daar een Franse troep ge
ïnstalleerd die onmiddellijk al het
geen in Parijs werd vertoond op de
Haagse planken tot uitvoering
b. ..cht. Toevallig blonken de ar
tiesten van dit gezelschap meer in
het zingen dan in het acteren uit.
Hiermee wil toch ook niet gezegd
zijn, dat mer. daar van grandioze
operavoorstellingen getuige kon
zijn; neen, het peil van het toneel
was verfoeilijk, maar met wat zin
gen kon men veel van de aandacht
voor het stuntelig acteren afleiden.
Men kan het ook zó stellen; de to
neelstukken waren bedroevend
slecht, maa eenmaal tot libretto
uitverkoren, werd hun door begaaf-
de componisten een onvergankelijk
leven ingeblazen.
Het publiek dat zich zo gaarne
de oren liet strelen door de spiritue
le en gevooisde melodieën van een
weergaloze generatie muziekschrij-
vers, wenste echter allerminst het
gespeelde dramatische gebeuren on
dergeschikt te maken aan de rnu
ziek: het kwam zeker ook voor het
toneelspel naar het theater. Het
tweeslachtige divertiment van het
zangspel beantwoordde, zoals ge
zegd, volledig aan het verlangen
naar lichte verstrooiing. Het ge
liefde „Bruiloft van Kloris en Roos
je" werd terstond van nieuwe mu
ziek van Bartholomeus Ruloffs voor
zien toen de oorspronkelijke parti
tuur bij de schouwburgbrand van
1772 verloren ging.
Theo Magofslci
ij dit hand-in-hand gaan van
toneel en opera deed zich het
opmerkelijke verschijnsel
voor, dat bewonderde acteurs en
actrices even toegejuichte zangers
en zangeressen waren. Het kon nau
welijks uitblijven dat veler gezang
bij gebrek aan een werkelijk wel
luidende stem en bij gemis aan
techniek veel weg had van de voca
le verrichtingen in de badkamers
van tegenwoordig en men kan zich
voorstellen dat het bel canto in de
veelvuldig opgevoerde opera's van
Mozart, Grétry, Pergolesi, Gluck en
Rossini ongeveer het karakter droeg
van ons voor-oorlogs straatgezang.
De toneelspelers die vanwege hun
dubbele verdiensten, hun prestaties
in het toneelstuk en in de opera,
hierbij gunstig afstaken, behoren
wel vermeld te worden. In de
toneel-families Sardet, Bouhon en
Snoek kwamen van dergelijke figu
ren voor, die buitendien lang niet
onbedreven waren in de danskunst.
Nog ver boven hen rees de ster
van Theo Majofski, uit Poolse
ouders geboren. Vlak voor en in
de Napoleontische tijd was hjj een
ac-feur van de eerste orde. Samen
met zijn zwager Andries Snoek en
t Cornelia Ziezenis-Wattier voer
de hij jarenlang het bestuur over
de Amsterdamse schouwburg. Op
zijn veertiende jaar al was hij bij
het toneel gekomen. Zijn karakter
rollen waren bij het publiek zeer
geliefd. Hoewel het blijspel zijn fa
voriete genre was, oogstte hij im
mer veel succes met zijn bisschop
Gozewijn in de „Gysbreght" en voor
zijn typeringen in de „burgerlijke"
drama's. Als Thomasvaêr was hij niet
te evenaren. Deze Majofski beschik
te over een gloedvolle bas-bariton.
Een manco in zijn zangtechniek
wist hij door prachtig toneelspel vol
ledig te doen vergeten. Kostelijke
operafiguren wist hij te scheppen
met zijn Bartolo in Rossini's „Bar
bier van Sevilla" of Sarastro in
Mozarts „Die Zauberflöte". Over
Majofski mag nog geboekstaafd
worden dat hij op de-eeuwige „Büh
ne" is gestorven en dat het opge
voerde blijspel met zijn laatste woor
den „God, wees mijn ziel genadig"
werd afgebroken als een tragedie.
Met zijn dood in 1836 kwam aan
de nauwe relatie opera-toneel wei
ongeveer een einde. Maar nog niet
aan de zangspelen. De voortdurende
publièke bijval voor deze stukken
was dusdanig dat de toneelschrij
ver Jan Nomsz naar aanleiding
daarvan verzuchtte: „Gantsch
Neêrland is thans gek."
HENK SUER
band Europa. Overal waar westerse
mensen wonen, die menen dat het
met de oude beschaving welhaast ge
daan is, wordt Polynesië geroemd als
laatste toevluchtsoord, waar nog zuive
re zeden en natuurlijke levensvreugde
heersen. Of het waar is?
De oorspronkelijke Hawaiian-klan-
ken zijn totaal vercommercialiseerd.
De hoela-hoela-dansen al evenzo. De
oorspronkelijke beschaving is zo goed
LU
als verdwenen. Polynesië is één groot
touristenland aan 't worden.
Men kan de tragedie van dit verlo
ren paradijs tussen de regels lezen
van het boek „Verhalen uit de Stille
Zuidzee"*).
Uit die verhalen waait ons een liefe
lijkheid tegemoet, die niet meer van
deze tijd is. Het zijn romantische on
derwerpen, die door de Polynesische
mens worden bezongen. De stof heeft,
zoals dit bij natuurvolken altijd het
geval is, een mythische inslag. Maar
deze mythe is zelden zwaar of duis
ter, omdat het leven in de archipel
van nature zonnig is, omdat de strijd
om het bestaan niet moeilijk is, om-
Oorspronkelijke politieroman
18
Kielstra had tegen dit moment opgezien en het
zó gekozen, dat Bruins bij zijn uiteenzetting tegen
woordig zou zijn, om hem als getuige te hebben,
maar ook, omdat hij anders alleen zou zijn geweest
in deze geheimzinnige villa en wellicht ook slacht
offer geworden zou zijn. Wel verdacht hij de Derby's
niet, maar de omstandigheden waaronder de moord
was gepleegd, eisten voorzichtigheid.
Tot zijn verbazing en tevens tot zijn vreugde werd
zijn uiteenzetting gunstig ontvangen. Derby antwoord-
de:
„Als ik volkomen eerlijk mag zijn, doet het me
genoegen, dat u hier aanwezig was, toen de daad
gepleegd werd. U heeft daardoor een beter begrip
gekregen van hetgeen zich hier heeft afgespeeld en
dat is mij alles waard. U heeft zelf kunnen con
stateren, dat mijn vrouw en ik aan deze laffe daad
volkomen onschuldig zijn en ik zou u willen zeggen,
inspecteur, dat u ge' eel op mijn medewerking kunt
rekenen bij het opsporen van de schuldige."
„Hoe is het mogelijk," dacht Kielstra, „dat dit
dezelfde man is, die zoeven een afgrijselijke bruut
w: Maar hardop zei hij:
„Ik dank u zeer, meneer Derby. Inderdaad weet
ik nu 'eel meer, dan wanneer ik hier pas na uw
oproep zou zijn gek men. Van uw aanbod, mij in
deze zaak terzijde te willen staan, zal ik heel graag
gebruik maken. Ik ben nu inspecteur in functie.
Wenst u dat ik me legitimeer?"
„Deze formaliteit is niet nodig, ik geloof u zonder
meer."
„Dan moet ik u verzoeken in deze kamer te diij-
von en deze niet te verlaten. Kunt u mij ook een
ander vertrek aanwijzen, meneer Derby, waar ik
verhoren kan afnemen?"
„Zeker, inspecteur, gaat u maar mee."
Derby ging hem voor naar een kamertje, waar
een tafel en een paar stoelen het meubilair van
uitmaakten.
„Ik meen, dat dit kamertje voor uw doel beter
geschikt is dan mijn studeerkamer op de eerste
verdieping."
„Dank u zeer, het is zo in orde."
Derby ging terug naar de salon, waar een recher
cheur r .hter bleef.
„Wel inspecteur, u heeft vannacht zo het een en
ander meegemaakt," zei Bruins ernstig.
„Ja, inderdaad. Als ik het niet zelf had beleefd,
zou ik het niet kunnen geloven en nog is het me als
een droom, een nachtmerrie. Maar terzake, heb je
precies gedaan, wat ik je gezegd heb?"
„Ja inspecteur, de H.I. heeft u met het onderzoek
belast en hoopt, dat u spoedig tot een oplossing
zult komen, want dit is nu al het derde geval.
De andere twee moorden zijn nog niet opgehelderd.
Hij moge zich echter realiseren, dat het vinden
van een speld in een hooiberg geen subiete, concrete
resultaten kan produceren, hetgeen ik hem echter
niet via de draad expliceerde."
„Goedgoed," zei Kielstra. „Is het huis om
singeld. is de dokter aanwezig, zijn de anderen er
ook?"
„Ja, inspecteur, uw orders zijn stipt uitgevoerd."
„Zoals ik van je gewend ben! En nu naar het
kamertje, waar de moord gepleegd is. Later zal
ik je wel beter inlichten. Haal de dokter."
Het onderzoek van de dokter wees uit, dat de
dood veroorzaakt was door de messteek.
„Fotoafdeling," gelastte Kielstra.
De foto's waren spoedig genomen, waarna de
okter met het onderzoek verder ging.
„Afschuwelijkze is op dezelfde manier ver
moord als die meneer Van Vleuten, inspecteur, met
kennis van zaken en wonderbaarlijke koelbloedig
heid. Ik zou zegg n met wellust."
„Ja dokter, we staan nog voor talloze raadsels.
Valt u verder nog iets bijzonders op?"
„Ja verduiveldnou u het me vraagtook
hier weer die schram over het voorhoofd," riep de
dokter verbaasd uit.
„Nu zult u toch moeilijk kunnen volhouden, dokter,
dat dit per ongelu- is gebeurd. Ook bij het meisje
dat we in de duinen vonden, zal een tak van een
doornstruik wel geen rol hebben gespeeld. Ook dat
was met opzet gedaan."
„Maar waarom?" vroeg de dokter.
„Van later zorg," zei Kielstra. „We moeten eerst
feiten verzamelen."
De dactyloscopische dienst kreeg opdracht vinger
afdrukken te nemen van de vermoorde en van de
genen, die in de salon wachtten.
„De negerbediende niet vergeten," zei Kielstra.
„Maar ook mü niet want ik heb de knop van
de deur aangeraakt."
Terwijl allen aan het werk togen, bekeken de beide
detectives het slachtoffer.
„Afschuwelijk," zei Bruins. „En wat een griezelig
kamertje is dit met al die monsters en dat moord
tuig om je heen; geen wonder dat in deze sfeer
afs-'.-uwelpke dingen gebeuren."
„Je hebt gelijk, Bruins, maar laten we verder
kjjkenZe ligt voorover met haar voeten naar
de deur, het hoofd bij het raam. Afstand van de
voeten tot de deur twee pas, van het hoofd tot het
raam anderhalve pas. Ze ligt voorover en moet
dus van achteren zijn aangevallen. De eerste vraag
die ik zou stellen is: waarom ging ze naar dit
kamertje, terwijl de anderen in de salon waren?"
„Ik stel me voor, dat ze iemand moest dan wel
wilde spreken, zonder dat de anderen daarvan
mochten weten."
Kielstra dacht verder.
„Als het is zoals we veronderstellen, dan zal ze
de deur achter zich gesloten hebben, in ieder geval
niet hebben laten open staan
„Dat ben ik volkomen met u eens, inspecteur,
vooral wanneer 'e het licht zou hebben aangeknipt
en dat laatste kan wel niets anders."
(Wordt vervolgd)
dat er voor de Polynesiër geen econo
mische reden is zich in te spannen.
Verveling is eigenlijk de ergste vijand
van de eilandbewoners! En om zich
niet te vervelen, vertellen ze elkaar
eindeloze verhalen. Het resultaat is
een weelderige „volksletterkunde",
waaruit in genoemd boek door d r
Herman Wouters en Hugo
R a e s een bloemlezing is samenge
steld: de eerste in Nederland.
De lezer krijgt met dit boek een
„sleutel" in handen tot een ongeken
de wereld, die inderdaad heel veel
op een aards paradijs lijkt, om niet te
zeggen op een luilekkerland. Maar de
geest van dit luilekkerland is alles
behalve triviaal. Deze ongekende we
reld is een innerlijke beschaving rijk,
waar wij westerlingen een voorbeeld
aan kunnen nemen. Men kan zich voor
stellen, dat mensen met „managers
ziekte" daar tot rust komen. Des te
meer jammer, dat handige managers
zónder die ziekte er een exploitatie
centrum van hebben gemaakt. Met als
gevolg, dat de huidige Polynesiërs geen
tijd meer hebben om fantastische ver
halen te bedenken; hun kunst sterft
uit en de onderzoekers hebben zich
moeten haasten om de inhoud van deze
bloemlezing uit de mond van grijs
aards op te tekenen.
Zo gaat het overal op de wereld met
de anonieme vertelkunst. Ook in Ier
land worden haastig de laatste be-
roepsvertellers geïnterviewd. Niemand
die nog naar hen komt luisteren.
Geen jongeren meer die het beroep
van hen willen leren. De ouden ne
men het geheim van hun volk mee
in het graf.
Overlevering
Wat de lezer in „Verhalen uit de
Stille Zuidzee" te genieten krijgt, is
dus een stuk stervende cultuur. Ster
vend. niet van ouderdom, maar bij
gebrek aan belangstelling. Deze ver
halen drukken een weerloosheid uit,
een onschuld ook, die het de mensen,
over wie het gaat, onmogelijk maakt
zich in deze zakelijke wereld te hand
haven. Heimwee roepen ze bij ons op.
Heimwee, dat, hoe dan ook, 's men
sen wezen schijnt te zijn. Ongetwij
feld zullen deze verhalen uit de we
reld van onze tegenvoeters de schrij
vers van deze tijd inspireren, heel sub
tiel, langs verborgen wegen. Is niet
heel de moderne kunst stilzwijgend
beïnvloed door de geestesscheppingen
van vreemde volken uit verre landen
en tijden? Zo blijft ook een gestorven
cultuur het levend bezit van de mens.
Bij het kennisnemen van deze Zuidzee
verhalen is het goed te bedenken, dat
wij als lezer anno 1957 in contact
staan met een gemeenschap, die geen
schrijvers van naam heeft voortge
bracht, maar die toch de middelen
heeft gevonden om het beste, dat zij be
zat, aan ons over te dragen. Door
overlevering.
NICO VERHOEVEN.
Dr. Herman Wouters en Hugo
Raes: Verhalen uit de Stille Zuidzee.
Met verklarende nota's en een inlei
ding over de Polynesische volken en
hun cultuur. Uitg. Mij. A. Manteau
N.V., Brussel.
H. M. de Koningin heeft het be-
schermvrouwcrhae aanvaard van het Na
tionaal Comité De Ruyter-Herdenking
1957. Prins Bernhard is bereid gevonden
het voorzitterschap van het ere-comité
op zich te nemen.
De volgende autoriteiten hebben op
uitnodiging van het nationaal comité
zitting genomen in het ere-comité: Dr. W.
Drees, minister-president; mr. J. M. L.
Th. Cals, minister van Onderwijs, Kun
sten en Wetenschappen: ir. C. Staf, mi
nister voor defensie; mr. J. Algera, mi
nister van Verkeer en Waterstaat; mr.
dr. R. H. Pos, gevolmachtigde minister
van Suriname; W. F. M. Lampe. gevol
machtigde minister van de Nederlandse
Antillen; vice-admiraal b. d. H. C. W.
Moorman, staatssecretaris van Marine;
mr. J. A. Jonkman, voorzitter Eerste Ka
mer; mr. L. G. Kortenhorst, voorzitter
Tweede Kamer: dr. A. A. L. Rutgers,
vice-president Raad van State; mr dr.
J. Donner. president Hoge Raad der
Nederlanden: vice-admiraal H. H. L.
Pröpper, bevelhebber der zeestrijdkrach
ten; jhr. mr. A. F. C. de Casembroot,
commissaris der Koningin in Zeeland:
dr. M. J. t3rinSen, commissaris der Ko
ningin in Noord-Holland; D. Hudig, oud-
directeur Koninklijke Nederlandsche
Stoombootmij.
De minister van verkeer en water
staat, mr. J. Algera, heeft zich tot een
bekend A.R.-partijgenoot in Friesland
gewend m verband met de vacature van
staatssecretaris van zijn departement.
Het Tweede-Kmerlid mr. B. W. Bies
heuvel heeft de minister laten weten,,
dat hij niet in kan gaan op het vervul
len van deze vacature.
ZONDAG 10 februari: 5e zondag na Drie
koningen; eigen mis; 2 geb. H. Scholasti-
ca; credo; pref. van de H. Drieëenheid;
groen.
MAANDAG: verschijning van O. L. Vrouw
te Lourdes; eigen mis; (Haarlem: 2 geb.
voor de bisschop, verjaardag van wij
ding); credo; pref. van O. L. Vr.;
wit.
DINSDAG: H.H. zeven stichters, belijders;
eigen mis; wit.
WOENSDAG: mis van de 5e zondag na
Driekoningen; geen Gloria of Credo;
groen; Haarlem: H. Amandus, bisschop
belijder; mis Sacerdotes; wit.
DONDERDAG: mis van de 5e zondag na
Driekoningen; geen Gloria; 2 geb. H,
Valentinus; geen credo; groen.
VRIJDAG: mis van de 5e zondag na Drie
koningen; geen gloria; 2 geb. H.H. Fausti-
nus en Jovita; geen credo; groen.
ZATERDAG: mis van O. L. Vr. op zater
dag; pref. van O. L. Vr.; wit.
ZONDAG 17 februari: Septuagesima; eigen
mis; credo; pref. van de H. Drieëenheid;
paars.