betekent de liturg v0or de z ie ielzorg? «r I ITALIË SCHRIJVERS BESCHREVEN GUILLAUME VAN DER GRAFT Poëzie als levensopenbaring iehiP- in nood Klassieke muziek op de plaat Palestrina 's Missa Papae MarcellV i jij Je Boodschap': een boek ft 0fi eminente waarde SS itisF>hetp,°'- „Venlona" zingt Perosi mmm 24 olifanten omringen één man... ARABISCHE LANDEN VRAGEN AMERIKA OM STEUN Geloof en leven vf> 9or3Ke ;sbestuur te fi/ in gebreke (4 gestebl A I H jVh1ctePr' dat er geen of" Vh? aan toevoegt- dat er P0tS-of. Meijers Actiecomité Woning zoekend Nederland SATERDAG 25 MEI 1957 PAGINA 11 )by «den /- /ï«>de PraltWk „van het 0» tenden 0 voofêeste^ ft renêeTecht in 's Hert0" t'e in de zaak betreffende de geneesheer-direc- r.if' - v'allsthuis te Goes het gast al £astig in gebreke gesteld 'fLei te kennen gegeven, 17^ <*S- 8; S' VV ÜV"1 e juristen eren Liturgische weekkalender Is men een gesprek heeft met de dichter A Guillaume van der Graftdan is het al yl spoedig heel duidelijkdat men mét hem ook ds. W. Barnard tegenover zich heeft. Maar wij nemen zonder meer aan dat, wanneer men hem benadert als ds. W. Barnard, al even duide lijk zal blijken dat men te doen heeft met de dichter Guillaume van der Graft. Hij toont zich, ook tijdens een ontmoeting van kortere duur, een even diep-religieus als „dichterlijk" mens. De manier waarop hij iets zegt houdt ten nauwste verband met hetgeen ddt hij zegt. En ziehier enige van zijn uitspraken: „Een gedicht is levens- openbaring of het is niks" of ,JEr is, over de dichtkunst gesproken, verband tussen het Woord en het woord" of „Het echtstef' gedicht is „Heer, in Uw handen beveel ik Mijne Geest", want de Geest, dat is je adem; maar ddt gedicht kan ik niet schrijven". Guillaume van der Graft is een gelovige en daaruit is hij een dichter. En weinigen weten, in hun poëzie, God zo weinig noemende, Hem zozeer te „beleven", als hij het doet. Hij streeft in zijn dichterschap, naar zijn eigen zeg gen, na „een synthese tussen de theologie en de instinctieve drang". De derde waarheid JOHAN M. PALM fé V§ KiN Tot vier tellen -oVeel gesproken wordt over de li- .ll'^TeveO Irnieuwing daar- (f'>r df vrtaaldelijk vragen, wordt naar ge- fXelnt^r dit onderwerp. Bij ~Xfi{0J0*e'Srl) daarom eens ^Vrtf'i<vn«n,**«iet weinig. Toch ."dns huiverig een Ml'f V*t edif aties over dit on- rW'ii Pübifilen en wel om de ?e fIf dan de keuze in ATir-JP^en, didt dat men daar- 1t« VX b°' rd met des te meer .„^„twoor een boelt op het 1 W jaaT ïpzer niet met theo- it de len vermoeit, maar W,i»te in „laatst en hem van ftV/kven P1!® leert kijken op Kb letterlijke zin van -Iffofije iPverrassende inzichten W& ne blijde boodschap" ïlll«V'dati1de Nederlandse - prachtig boek. De /Witl'w e »r van Klosternenburg 5|., iffit '>eeich, als liturgist, een 1 K$ft J'rven. In „De blijde fcv'Ji I1 v«rVl zijn enorme eruditie WfVkOiPffht misschien wel het ondertitel van het .it'.t.o ^.jcche gedachten over t/m huisbestuur de feiten on- tendentieus heeft voorge- motivering waar deze zaak berust de partijen is toege- %\tj tend"'1 heeft het ambtenaren- «lag van de gene?sheer- Ji 3*i<. rn K Je ïe' at 'Jt 'Vetii i«a„> Ql>ek PurS |n, l% ShV,L*. V «iliikheden met het be- -„MKam het ambtenarenge- Mf aid"® den ook de beid<) Weners, toen zy als ge- <VWrZ'ffehOOrd. De beschufdi- tJVfjcn *n brief van de voorzit- V/:, in ?fkenhuisbestuur aan de M z'fTeesheer-directeur zijn SS rit Jften voordele van zijn Pl'V^in die van zi)n vrouw, W, f. voldoende weerlegd V'7f«c"nverklaringen van de r»(' te* .ten Dat de verhouding ii V „cia",® specialisten slecht zou bestuur mededeelde, is n, n peze is juist goed, aldus to% aaf- verwijt het bestuur de (i) efd' bgd bestaan, aldus het 6 behoefte aan was, om» '"f geen goed liep. Uit niets valt ia» „n gro»" r »i °Pf worden toegewezen. P -<c» rechters en procu- »o P in ons land vertoeft, jfO^gns jpjaats Westerveid i"1V Zlt bij de belangen van het vo pa v7rond van de ambtena- ,ende in het oog had vordering tot schadever- de evangeliën van het kerkelijk jaar". Daarmee is de inhoud precies aange duid. Het evangelie immers is de blij de boodschap, het bevat de waarheid en de leer, heel de inhoud van het geloof, van de zedeleer, van de genade is erin vervat. De liturgische lezingen en gebeden zijn samengesteld uit het Woord Gods. Bij de keuze daaruit is de Kerk zeer zeker bijgestaan door de H. Geest. Om nu dieper door te drin gen in de zin van de liturgie met heel haar openbaringsachtergrond is dit boek geschreven. Het ligt voor de hand, dat Pius Parsch het evangelie heeft geko zen voor zijn uitleg, zoals dat bij gedeelten in de H. Mis wordt ge lezen. Het is het hoogtepunt van de voormis. Daarin komt het leven van Jesus in het centrum van onze belang stelling te staan als een levende les voor het dagelijkse leven der Christenen. De schrijver gaat nu als volgt te werk. Hij neemt de zondagsevangeliën als uit gangspunt en gaat die dan volgens de geest en de zin van de Kerk verklaren. Wij mogen nooit vergeten, dat de keuze van de evangeliedelen zeer op zettelijk en met een scherp bepaald doel gedaan is. Vandaar dat de les, die het evangelie ons voorhoudt, ook nog verder uitgewerkt wordt in de overige teksten van het Misformulier in het brevier. Op de eerste plaats verklaart de schrij ver de letterlijke zin van het evangelie, dat hij vooraf geplaatst heeft in de structuur van het kerkelijk jaar. Daar na houdt hij zich bezig met wat hij noemt de kerkelijke zin. Hij gebruikt deze uitdrukking omdat de evangeliën in de Kerk zijn ontstaan en voor haar bestemd zijn. Daarom is het juist ge zien te trachten de betekenis van het te bespreken evangelie-deel te ontdekken voor de Kerk en het leven der Chris tenen. Het is duidelijk, dat hij bij de uit werking daarvan al heel spoedig de bedoeling van de liturgie raakt. En zo komt hij ertoe te vragen, wat de liturgie voor heeft gehad met de keu ze van juist deze tekst. Vooral hier ver wijst hij telkens naar de overige teksten van de mis en het brevier. Op die ma nier bevat zijn derde wjjze van behan delen de z.g. liturgische zin. Tenslotte legt hij dan verband tussen het evangelie en de H. Eucharistie. Dit is allerminst gezocht. Evangelie en Eucharistie vormen n.l. de beide hoog tepunten van de mis, die in het geheel niet los van elkaar staan. Het evan gelie, zegt de schrijver, zal vaak een verklaring geven van de mis en haar genadewerking, nu en dan ook een beeld zijn van het offer en de offermaaltijd. Dat is de eucharistische zin van het evangelie, die bijzondere aandacht ver dient. Aldus slaagt Parsch er voortreffelijk ln de grote betekenis van de liturgie duidelijk te maken voor het christelijk leven. Dit is zielzorg van het hoogste gehalte. Wie dit boek regelmatig ge bruikt, zal langzamerhand heel de die pe betekenis van de liturgie der Kerk voor zijn ogen zien openbloeien en het betreuren, dat hij niet eerder deze kennis heeft opgedaan. Heel het leven en geloven der Kerk staat hierin uit gedrukt. Wij kunnen dit prachtige boek dan ook niet genoeg aanbevelen, vooral, zoals wij reeds zeiden, omdat het alle ge theoretiseer vermijdt en de lezer direct midden in de praktijk plaatst. ZONDAG 26 mei: 5e zondag na Pasen; eigen mis; 2 geb. H. Philippus: credo; pref. van Pasen: wit. MAANDAG: H. Beda, belijder-kerkleraar; eigen mis; 2 geb. van Kruisdagen; credo; pref. van Pasen; wit. Ofwel: mis van Kruisdagen; paars. DINSDAG: H. Augustinus van Kantelberg, bisschop-belijder; eigen mis; 2 geb. van Kruisdagen; pref. van Pasen; wit. Of wel: mis van Kruisdagen; paars. WOENSDAG: Vigilie van Hemelvaart; eigen mis; 2 geb. H. Maria Magdalena; 3 geb. van Kruisdagen; pref. van Pasen; wit. Ofwel: mis van Kruisdagen; paars. DONDERDAG: Hemelvaart van O. H. J. C.; eigen mis; credo; eigen pref.; wit. VRIJDAG: Maria Koningin; eigen mis: 2 geb. H. Petronilla; pref. van O. L,. Vr.; wit. ZATERDAG: H. Angela, maagd: eigen mis; pref. van Hemelvaart; wit. ZONDAG 2 juni; 6e zondag na Pasen; eigen mis; 2 geb. H.H. Marcellinus en gezel len; 3 geb. voor de missie; credo; pref. van Hemelvaart; wit. Advertentie In de zo rijke natuur der Dolomieten verwacht men U ln prachtige dorpen, om er van een aangename en prettige vakantie te genieten, zoals in de afgelopen jaren. Geen beperkende bepalingen. Sterk gereduceerde benzineprijzen voor buitenlandse toeristen. Inlichtingen: NATIONAAL, ITALIAANS VERKEERSBUREAU (ENIT) Ito kin 52 - Amsterdam - en alle reisbureaus. Met het doel te bevorderen dat de tal loze woningzoekende Nederlanders zich niet beperken tot een individueel oplossen van hun eigen woningprobleem maar dat zij samen handelen ter oplos sing van ons aller nationale probleem is opgericht een actiecomité Woning zoekend Nederland. De leden van het actiecomité zijn zelf geen woningzoe kenden. Het comité zal zich bijzonder richten tot de rijpere jeugd, de jonge mensen, die willen trouwen doch door de woning nood in hun toekomstplannen gehinderd worden en tot de huisvrouwen. Het co mité betreurt het in hoge mate, dat de moeders en vrouwen, die in de oorlog het meest ertoe hebben bijgedragen, het Nederlands gezinsleven in stand te houden, thans, na de oorlog, opnieuw getroffen worden, nu niet door gebrek aan voeding of kleding maar door ge brek aan ruimte om te leven. Schriftelijke adhesiebetuigingen ziet het comité gaarne tegemoet aan een der onderstaande adressen van de le den van het comité: mevrouw C. Abbing Heemann, Obrechtstraat 149, Den Haag, de heer H. Hiemstra, de Carpentier- straat 5a, Den Haag, de heer H. J. J. Spitzen, Adelheidstraat 18, Den Haag, de heer H. M. van der Velde, Zwolse straat 207, Scheveningen. Zijn onmacht tot de volmaaktheid en tegelijk de zuiverheid van zijn streven belijdt Guillaume van der Graft duide lijk in het volgende, naar onze smaak voor zijn dichterschap karakteristieke vers uit zijn bundel „Vogels en vissen". De dichters alleen zeggen de waarheid die onbedwingbaar is, haar eigen afmetingen meebrengt en in vormen zoals die jarenlang geworden zijn niet leven kan. De dichters die droeve anarchisten van de blijdschap vernielen alle muren die in taal zijn opgetrokken, maken van de wereld een groot venster op het zwarte heelal en dat is een uitzicht waarbij de bomen weer verschrompelen tot kiemen op de tong van de wind waarbij de sterren uitgroeien tot vijvers en de mensen zijn scholen kleine doorzichtige vissen de vossen hebben holen en rennen door mijn ogen heen en weer. De dichters liegen de taal uit elkaar en maken logaritmen Advertentie van de vereenzaamde dingen vreemde uitkomsten verrukken ons maar wie zich niet opgeeft wordt ge pijnigd. Nee, de dichters roepen de zee te voor schijn die overal in verborgen ligt en doen de huizen blank staan en de kelders overlopen van wat allang overwonnen was, zij willen niets liever dan de vloed oproepen tot de waarheid iedereen aan de lippen komt. En dan ligt misschien om ook aan deze waarheid te ontkomen een oude versteende leugen gereed die weer zacht wordt als aarde en bloe men wanneer men haar met blote voeten betreedt en die de derde waarheid is te noemen. Guillaume van der Graft werd in 1920 in Rotterdam geboren. Hij studeerde ln Leiden, waar hij op de leeszaal Ter Braak, Du Perron en „Groot Neder land" las. Dat van de poëzie „een roes kan uitgaan" ervoer hij overigens voor het eerst door kennisname van twee regels van een epos van ds. J. L. L. ten Kate, dat de „Schepping" heette. Hij was toen zestien jaar. Hij onder ging vervolgens Gorter, rr.aar vergat hem snel voor Marsman, Slauerhoff en Greshoff. En gedurende enige tijd was het zo, dat hij een vers niet mooi dorst te vinden, voordat eerst Du Per ron het al als zodanig had gequalifi- ceerd. Maar zijn eerste twee verzen, die hij in de Schoevers-koerier publi ceerde, waren toch al niet helemaal „Forum"-achtig meer. Het eerste begon had kapitein Godde zich nauwelijks vra had maar even zijn gezicht gezien. .a, Ik.hü pas twee uur kapitein was Omstandigheden. Ja, ik dacht dat list "Vr d'f diehoe zal ik het zeggen O"1 iv3s (j^ *4feme"daar niet Ians opgehouden. Ik 'i i! Jeb ioeken op een groot, my onbekend "(jaf ,veye.L honderden emigranten, die hier I chpengestuurd, naar passagiersgan- (J; tU»Lrden "diei na hun bagage in de tussen- na»r li iPasrneergezet, weer ontsnapten om hun s .ui"-' tibejjn nog eens goede dag te zeggen." I tl>*heD"v'Jpn nog eucuc ic icBBcil. Ae7 vf>e „fatroos naar de andere verwezen rkt e" tf.e TLtfde trappen te zijn opgeklommen ïH had Dufor eindelijk de oudste V of8e(i Vef eter>^lad Je i',t vertrek op de brug." Maar, hem bij 11 attend, had hij willen weten wie hij K°„,def „Haan kwam en had hem met een AAd10 t,ij vjh verteld van de beroerte van iï1 \v9«G{n al „rdracht van het bevel aan Godde, <»s; de "„ordering tot tweede officier en die -itëuen b! eerste. „En hij moest er eigenlijk - Jlitid tol voor geen geld ter wereld." 0fr'tU1>e viel Vox hem ln de rede, „dat 5c vf.to^luen is' Hij en Godde zijn in zee [?e «irir»n„an;ati. Ik was op het achterdek toen 8e>8e" .t «eïi®- .efl En Jean Dufor, die zijn sterke handen ineenge slagen had, ongetwijfeld om het beven te voorkomen, liet ze nu los en hief het hoofd op dat hij gebukt had gehouden. „Hebt u met kapitein Godde gesproken?" vroeg hij. „Ik heb maar een paar woorden tegen hem ge zegd," antwoordde Vox, nadat Mathieu, de matroos die de jonge officier een glas koffie had aangereikt, zich weer verwijderd had. „Drink eens en vertel me wat er met je gebeurd is." Dufor had weer een tijd moeten ronddwalen voordat hy het gordijn opzij geschoven had van de messroom, die vol met in blauwe werkpakken gestoken machi nisten was, die voor het vertrek haastig zaten te eten. Zonder op hem te letten, hadden ze plaats ge maakt voor deze onbekende, deze officier die niet tot de maatschappij behoorde en die daar bij toeval was en waren voortgegaan te eten, volle glazen wijn te drinken en allen tegelijk te spreken zonder naar el kander te luisteren. „Ze schenen erg opgewonden. Ik zat naast Ollivier ik hoorde pas later dat hij zo heette. Hij is aan boord, naar het schijnt, gered." „Ja." „Hij scheen nog meer overstuur dan de anderen. Af en toe sloeg hy met de vuist op tafel. „Hij had er nooit in moeten toestemmen nu te vertrekken." herhaalde hij. Opeens wendde hij zich tot mij. „Van welk schip kom jij af?" „Van de Rigel, maar ik was al drie weken in Napels." „Hij luisterde niet naar mij, had zich reeds tot Laurelle gewend. U zult hem wel kennen, kapitein. Hij is een van de jongeren. (Hij verbeterde dit.) Hij was dat. Nauwelijks een jaar ouder dan ik. We zijn goede vrienden geworden en van hem heb ik veel gehoordHij beweerde: „Waarom zou ik niet van boord gaan? Ik ben pas twee jaar bij de maatschappij en zou bij de Transat du Nord een be tere plaatsing kunnen vinden." „Jij, Laurelle, onmo gelijk. Jij bent de enige aan boord, die de elektri sche installatie kent." „De elektrische installatie? Die zal niemand ooit kennen." „Er werd over en weer gesproken ver een zekere Derieu, die een soort van desertie had gepleegd, die of eerder had moeten weggaan, of had moeten blijven. Toen vroeg ik: „Wie is Derieu?" zonder te ver moeden dat het de kapitein betrof waarover Rouveyre met mij gesproken had." „Derieu? Wat, ken je Derieu niet?" „Dit is de eerste keer, dat ik zijn naam hoor noe men." „Ollivier wendde zich toen tot zijn kameraden en brulde: „Zeg lui, hij kent Derieu niet!" en toen ver gat hij me maar. „Ik begon met gebogen hoofd te eten en deed moeite te gissen, waarom ze op dat punt zo buiten zichzelf waren. En ik hoorde door het een en ander, dat die ochtend door de chef van de machinekamer een stap was ondernomen om Godde te bewegen het vertrek uit te stellen, waarop Godde had geantwoord: „Derieu is vertrokken en er is geen reden waarom ik niet zou vertrekken." Terwijl Dufor zijn glas op de kaartentafel zette, nam Vox een paar slokken koffie. „Wonderlijk," dacht hij. „Er is geen enkel officier van de maatschappij die niet honderd maal gehoopt heeft dat Derieu zou weggaan. En nu hij ongetwijfeld voor altijd verdwenen is, zijn ze onthutst. En Charrel verlangt van Godde dat hij het vertrek zal uitstellen!" „Weet je nu wie Derieu is?" vroeg hij. „Het werd me later verteld. Niet gemoedelijk, hè? Heel zuur zelfs." Vox hiêld van de manier van spreken van de jon geman, ronduit, zonder overdrijving en niet zonder bescheidenheid, een mannelijke manier. Hij plaatste hem in de klasse van Fetcherin en begreep dat hij hem moest aanmoedigen. „En wat heb je over de Canopus gehoord?" „De Canopus? Een dwaas verhaal over slingeren tussen Londen en Gibraltar." „Dat weet ik, maar behalve dat?" „Ze waren bang voor het schip wegens zekere machineschade in het Kanaal, wegens dat slingeren, bijna zonder reden, ook omdat men wel wist dat verscheidene stoomvaartmaatschappijen het schip van de hand hadden gedaan en omdat het midden in de winter was met de Noord Atlantische Oceaan voor de boeg. Maar dat heb ik niet allemaal dadelijk ge hoord. Men heeft het me niet zo maar verteld; ik heb moeten gissen en daarna uithoren. Ze hielden me niet bepaald eT buiten, maar ik behoorde niet tot de maatschappij." iWurOl vervolge i met de woorden „Achter Samoa ben ik terecht gekomen", het andere met „Het Pierement perst tranen uit zijn ogen". Van der Graft vertelt dit alles met een kernachtig gevoel voor humor en met een even waarneembare behoefte, om ook de „achtergronden" te laten mee spelen. Wanneer hij spreekt over de tijd, dat hij in het Overijsselse Hardenberg het ambt van dominee uitoefende dat was van 1946 tot 1950 dan zegt hij: „Ik heb het de mens daar wel iell gemaakt". En: „De blunders, die ik daar gemaakt heb. worden slechts ge ëvenaard door de blunders, die ik nu nog steeds maak". Maar hij heeft het er ook over, dat hij in die dagen irts is gaan begrijpen van „de diepe bron nen van het leven" en dat hij heeft ge leerd enige „historische bescheiden heid" te betrachten. Hij was bestemd tot de „bediening des Woords" en hij ontdekte al jedig het verband met de „bediening van het woord", die het dichterschap is. En dat heeft tot op de huidige dag ook in de praktijk zijn uit werking. De Amsterdamse dominee W. Barnard bemoeit zich zetr met de ver nieuwing van het kerklied en het valt Guillaume van der Graft niet eens zo heel moeilijk hem op geregelde tijd een „kerklied van eigen tijd" te ver schaffen. Met zijn bundel „Woorden van Brood" was Guillaume dan toe aan „werk van langere adem", waaraan hij behoefte gevoelde, nadat hij zich enigszins aan „poëtische erupties" 1 d overgegeven. „Veel dichters", zo zegt hij, „gaan op dat moment over naar te roman. Ik '*an dat niet; ik ben een dich!--, geen p -e-schrijver". En hij doet dan de bekentenis, dat hij wel moderne romans leest, maar vooral de slechte, en dat hij, wat na Dickens is geschreven, eigenlijk niet helemaal kan volgen. „Ik heb al sinds lan» op"et»ev.5n iets van Vestdijk te lezen". Van der Graft vindt, dat er in een roman iets moet gebeuren, hij zoekt naar het ver haal. Binnenkort komt van Van der Graft een nieuwe bundel uit van twaalf ge dichten, die „De maan over het eiland" zal heten" en ook is hij doende met een een-acter in verzen: „Een ladder tegen de maan". Hij geeft „bezwerings formules tegen het chaotische leven" En wat hij daaronder verstaat moge het volgende gedicht uit „Woorde- van Brood" leren: lk word weer als een kind ik denk niet groot van de wereld twee armen zijn genoeg drie dagen en vier muren daarin kan alles gebeuren wat er toe doet bidden met lijf en brood hopen met wijn en honing liefhebben met melk en bloed dood en opstanding tussen twee vuren binnen drie dagen, vier nuren hemel en aarde buiten bereik hoe overzichtelijk licht en gelukkig ziet alles er uit duizend en dertig sterren zijn er en nog tientallen nullen evenzovele mensen doen aan de hemel mee maar nee, welnee er zijn net zoveel mensen alo woorden i. de taal Ik kan ze allemaal leren in twee naturen drie namen, in vier keren God, vader, moeder, kind. De poëzie als levensopenbaring. Het bestaan van Guillaume van der Graft is er, geloven wij, van doortrokken. HERMAN HOFHUIZEN Uit het onuitputtelijke fonds van oude muziek, dat de Archiv-uit- gave der Deutsche Grammophon Gesellschaft is, komt thans te voorschijn Palestrina's Mis „Papae Marcelli" in een uitvoering door de Aachener Domsing- knaben onder leiding van Theodor B. Rehmann (13032 AP). Men kan de Papae Marcelli-Mis gevoeglijk beschouwen als het beroemdste stuk uit het ontzaglijke oeuvre van de zestiende-eeuwse meester. Een bepaalde muzikale reden is daar nauwelijks voor aan te geven. Weliswaar is de Mis als kerkmuziekstuk een vol maakt kunstwerk, doch die kwaliteit heeft zij in het oeuvre van Palestrina bij lange na niet alleen. Het nageslacht echter heeft niet weinig moeite om in de opera omnia van voor-klassieke com ponisten scherpe identiteiten van afzon derlijke werken waar te nemen en ze in hun individuele karakteristiek in de herinnering te bewaren. Iedere liefheb ber ziet aanstonds het geweldige onder scheid tussen de Vierde en de Derde symphonie van Beethoven, maar ziet men eigenlijk nog verschil tussen de Zesennegentigste en de Zevenennegen- tigste symphonie van Haydn? Toch liggen er maar luttele tientallen jaren tussen Haydn en Beethoven. Hoe verder men nu in de tijd terug gaat, des te meer de onderscheidingen worden uitgewist, niet alleen tussen het karakter der werken van één com ponist, maar evenzeer tussen de com ponisten zelf. Het gehele tijdperk der klassieke polyphonie, dat toch enkele eeuwen omvat en zich in geheel ver schillende cultuurmilieus voltrekt, is voor verreweg de meesten onzer een amorph geheel. Dit komt eensdeels voort uit het karakter van de muziek uit deze oude tijdperken zelf. Zij is niet allerindividueelste expressie der allerindividueelste emotie. De compo nisten leefden dan ook in het geheel niet onder de overmatige druk van de eis oorspronkelijk- te moeten zijn, niet alleen ten opzichte van alle andere componisten, maar bijna evenzeer ten opzichte van elk ander hunner eigen werken. Voor de doorbraak van de geestelijke omwenteling, die de negen tiende eeuw was, schreven componis ten hun muziek gedistancieerd van hun persoonlijke emoties, als een nobel handwerk. Vandaar dan ook, dat zij zo vruchtbaar konden zijn. Zij schre ven in een bepaald algemeen verbreid en verstaan stilistisch idioom, vol gens technieken, die in grondbeginse len eveneens algemeen erkend waren en die zij wel varieerden en uitbreid den, doch die universeel genoeg waren om hen te vrijwaren van de verplich ting om de haverklap iets nieuws te bedenken. Ai deze factoren maken de uiterlijke gelijkenis inderdaad groot. Er zijn natuurlijk tal van verschillen, ook binnen het oeuvre van één com ponist, doch ze zijn subtiel en veel minder van psychologische dan van technische aard. De hedendaagse mu ziekliefhebbers zijn veel te weinig thuis in die lang vervlogen eeuwen om van dergelijke verschillen vee] te kunnen opmerken. De Missa Papae Marcelli geniet die uitverkiezing der individuele beroemd heid in hoofdzaak door het feit, dat zij een zeer opvallende naam heeft. Omgeeit deze haar reeds met de suggestie van feestelijkheid en luister, de romantische geschiedenis, die zich aan haar heett vastgehecht, heeft aan haar roem nog zeer veel bijgedragen. Met deze Mis. zo hebben biografen geslachten lang be weerd, zou Palestrina de polyphone kerkmuziek hebben gered van een totaal verbod, zoal niet door Paus Marcellus, wiens pontificaat veel te kort geduurd heeft om invloed van belang te kunnen uitoefenen, dan toch van Paus Pius IV en het Concilie van Trente. Onwaar verhaal Het is een mooi en treffend verhaal, maar het staat vast, dat het niet waar is. Er is wel een kern van waarheid in. Juis door de makelij en de aard van zyn composities heeft Palestrina grote in vloed gehad op de meningsvorming in zake de kerkmuziek, maar de Papae Marcelli-mis is niet een gelegenheids argument geweest, geschapen om een Paus tot andere gedachten te brengen. Toevallig heeft zij, met andere stukken overigens van andere componisten, wei een zekere rol gespeeld bij een nadere bestudering van het vraagstuk der kerkmuziek, enkele jaren na de sluiting van het Concilie Wat hiervan zij, de Missa Papae Mar celli is inderdaad een voorbeeld van kerkmuziek en een wonderwerk van mBm të w DON LORENZO PEROSI muzikaliteit in het algemeen. Zij Is dit vooral door de toepassing van de ver worvenheden der eigenlijke polyphonie, zoals thematische doorwerking en onaf hankelijke stemvoering, die resulteert in de uiterste ritmische souplesse, ge combineerd met de functionele nuttig heid ener homophonie, die tengevolge van de inwerking der polyphone satz- techniek volledig ontsnapt aan het ge vaar droog en saai te worden. Aldus is er ontstaan een muziek, die in volledige dienstbaarheid aan het woord het ge moed de ruimste expansie verschaft. Haar te horen uitvoeren in deze magni fieke opname door het onvolprezen a cappella-koor uit Aken (slechts met 48 stemmen bezet) is een zeldzame ervaring. Een late naneef van Palestrina ont moeten wij op Telefunken TW 30102: Don Lorenzo Perosi in zijn driestem mige Mis in d kl. t., uitgevoerd door de Kon. Zangvereniging „Venlona" onder leiding van Jos. Vranken jr. met de toegewijde medewerking van P. Hameleers, tenor; J. Timp, bariton, en. A. van Deursen, orgel. Over Perosi kan men onder kerkzangers geen kwaad horen. Hij is zo aangenaam zingbaar, zijn werken zijn zo welge maakt en zo bij uitstek afgestemd op de vocaliteit. Belangrijk en groots, ach Palestrina heeft maar één keer geleefd, maar het grote talent van Don Lorenzo heeft een serie uitmun tende stukken opgeleverd voor een zangkoor, dat zijn vak verstaat. Èn men hoort „Venlona" in deze opname op haar best in een warme, sonore en altijd hartelijk bewogen zang. Deze plaat zal niet weinig tot de faam van Venlona bijdragen. Jesaja Een hedendaags koorwerk deed Philips verschijnen op A 00317 L. Het is het sym- phonische oratorium „Isaïe, le prophéte" voor gemengd koor en orkest alsmede een korte tenorsolo (Cornelis Kalkman) van de Franse Pool Alexander Tansman, uitgevoerd door het Radio Philharmo- nisch Orkest en Koor onder leiding van wijlen Paul van Kempen. Het is een breed opgezet stuk in zeven delen op teksten uit het Boek Jesaja, doorschoten met enkele orkestrale fragmenten. De stijl is extatisch, soms zelfs bezwerend, een werking, die Tansman bereikt met een zeer eclectische methodiek uit het hedendaagse post-Strawinsky idioom. De uitvoering door het voortreffelijke en semble wordt door Paul van Kempen met gloed en kracht geleid Liederen van Schubert Tenslotte noem ik nog Decca LX 3154, waarvoor Gérard Souzay, begeleid door de onvolprezen Jacqueline Bonneau tien weigekozen Schubert-liederen heeft ge zongen, in een prettige afwisseling van bekend en minder bekend. Het is een genot te constateren, dat Souzay zich nog steeds verder ontwikkelt. Zijn stem wordt donkerder, zijn voordracht rijper en steeds meer op de muziek geconcen treerd, steeds losser van litteraire tekst declamatie. Een enkele keer ontkomt hij nog niet geheel aan manierismen van een vroegere periode, maar wie liederen als „Der Jüngling und der Tod", „Nacht und Traume", .Ganymed" en „Ihr Biid" zo weet te zingen is een meester. Een plaat, die de belcantisten zich niet moe ten laten ontgaan. L H. Advertentie Een van de grootste persoonlijkheden die de circuswereld ooit gekend heeft, Hans Stosch Sarrasani, was de directeur van het wereldberoemde circus Sarrasani. Persoonlijk leidde hij altijd zijn grootste nummer, de 24 olifanten! Wat een dres suur; wat een geduid en toewijding moet Sarrasani niet gehad hebben om met al de beslommeringen die hij door zijn cir cus had, met deze enorme dieren zo'n prachtig nummer te geven, dat nooit meer geevenaard is. Lees de geschiedenis van het circus vanaf de saltimbanques tot Barnum and Bailey, Strassburger en Carre. Zie de fantastische rij van grote artiesten en beroemde circus-sensaties aan u voorbijtrekken in het prachtige circusalbum „De Bonte Droom van het Circus". Een boeiend en afwisselend verhaal met talloze pentekeningen, vela prachtige kleurenplaten en plaatjes; ge schreven door de circuskenners bij uit stek J. v. Doveren en Fred Thomas. Voor slechts 2.50 kunt u dit boekwerk kopen bij uw roomboterleverancier of rechtstreeks bestellen oer brief of brief kaart bij Kantoor ..Roomboteralbum", Postbus 47 's-Gravenhage. U krijgt het album dan per omgaande toegezonden onder rembours. Vermeld vooral duide lijk uw naam en volledig adres. De bij behorende plaatjes ontvangt u gratis voor rljksbotermerken. U vindt zo'n merk op elk pakje roomboter. Neem een pakje extra voor de zondag! De hoofden van de diplomatieke ver tegenwoordigingen in Amerika van elf Arabische landen, t.w. Libanon, Syrië, Egypte, Tunesië, Marokko, Irak, Soe dan, Saoedi-Arabië, Jordanië, Jemen en Libië hebben, tijdens een ontvangst bij de Amerikaanse minister van bui tenlandse zaken. Dulies, de Franse autoriteiten beschuldigd van „schande lijke terreur en gruweldaden volgens een beleid om de vrijheden van het Al gerijnse volk te onderdrukken." Zij vroegen Dulles, met de Arabische sta ten samen te werken om een onpartij dig internationaal onderzoek van de toestand in Algerije toi stand te bren gen. Zij vroegen de V.S ook om stop zetting van militaire, financiële cn an dere hulp aan Frankrijk, daar Frank rijk deze hulp zou hebben aangewend ten behoeve van zijn kolonialisatiepoli- tiek. De Arabische diplomaten verklaar den reden te hebben oni aan te nemen, dat de Algerijnen bereid zijn tot onder handelingen over een regeling met de Fransen op grondslag van de resoluties van de Verenigde Naties. Dulles zou naar hun mening suggesties moeten doen die zouden bijdrager tot het doen zegevieren van de vrijheid in het ge kwelde Algerije. Tenslotte uerhaalden de diplomaten net Arabische standpunt tegen het ge bruik van het SuezkanaaJ en de Golf van Akaba door Israël.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1957 | | pagina 11