betekent de liturg
v0or de z
ie
ielzorg?
«r
I
ITALIË
SCHRIJVERS BESCHREVEN
GUILLAUME VAN DER GRAFT
Poëzie als levensopenbaring
iehiP-
in nood
Klassieke muziek
op de plaat
Palestrina 's Missa
Papae MarcellV
i jij Je Boodschap': een boek
ft 0fi eminente waarde
SS
itisF>hetp,°'-
„Venlona" zingt Perosi
mmm
24 olifanten omringen één man...
ARABISCHE LANDEN VRAGEN
AMERIKA OM STEUN
Geloof
en
leven
vf>
9or3Ke
;sbestuur te
fi/ in gebreke
(4 gestebl
A
I
H
jVh1ctePr' dat er geen of"
Vh? aan toevoegt- dat er
P0tS-of. Meijers
Actiecomité Woning
zoekend Nederland
SATERDAG 25 MEI 1957
PAGINA 11
)by «den /-
/ï«>de PraltWk „van het
0» tenden
0 voofêeste^
ft renêeTecht in 's Hert0"
t'e in de zaak betreffende
de geneesheer-direc-
r.if' - v'allsthuis te Goes het gast
al £astig in gebreke gesteld
'fLei te kennen gegeven,
17^
<*S-
8; S'
VV
ÜV"1
e juristen eren
Liturgische weekkalender
Is men een gesprek heeft met de dichter
A Guillaume van der Graftdan is het al
yl spoedig heel duidelijkdat men mét hem
ook ds. W. Barnard tegenover zich heeft. Maar
wij nemen zonder meer aan dat, wanneer men
hem benadert als ds. W. Barnard, al even duide
lijk zal blijken dat men te doen heeft met de
dichter Guillaume van der Graft. Hij toont zich,
ook tijdens een ontmoeting van kortere duur, een
even diep-religieus als „dichterlijk" mens. De
manier waarop hij iets zegt houdt ten nauwste
verband met hetgeen ddt hij zegt. En ziehier
enige van zijn uitspraken: „Een gedicht is levens-
openbaring of het is niks" of ,JEr is, over de
dichtkunst gesproken, verband tussen het Woord
en het woord" of „Het echtstef' gedicht is „Heer,
in Uw handen beveel ik Mijne Geest", want de
Geest, dat is je adem; maar ddt gedicht kan ik
niet schrijven". Guillaume van der Graft is een
gelovige en daaruit is hij een dichter. En weinigen
weten, in hun poëzie, God zo weinig noemende,
Hem zozeer te „beleven", als hij het doet. Hij
streeft in zijn dichterschap, naar zijn eigen zeg
gen, na „een synthese tussen de theologie en de
instinctieve drang".
De derde waarheid
JOHAN M. PALM
fé
V§
KiN
Tot vier tellen
-oVeel gesproken
wordt over de li-
.ll'^TeveO Irnieuwing daar-
(f'>r df vrtaaldelijk vragen,
wordt naar ge-
fXelnt^r dit onderwerp. Bij
~Xfi{0J0*e'Srl) daarom eens
^Vrtf'i<vn«n,**«iet weinig. Toch
."dns huiverig een
Ml'f V*t edif aties over dit on-
rW'ii Pübifilen en wel om de
?e fIf dan de keuze in
ATir-JP^en, didt dat men daar-
1t«
VX b°' rd met des te meer
.„^„twoor een boelt op het
1 W jaaT ïpzer niet met theo-
it de len vermoeit, maar
W,i»te in „laatst en hem van
ftV/kven P1!® leert kijken op
Kb letterlijke zin van
-Iffofije iPverrassende inzichten
W& ne blijde boodschap"
ïlll«V'dati1de Nederlandse
- prachtig boek. De
/Witl'w e »r van Klosternenburg
5|., iffit '>eeich, als liturgist, een
1 K$ft J'rven. In „De blijde
fcv'Ji I1 v«rVl zijn enorme eruditie
WfVkOiPffht misschien wel het
ondertitel van het
.it'.t.o ^.jcche gedachten over
t/m huisbestuur de feiten on-
tendentieus heeft voorge-
motivering waar
deze zaak berust
de partijen is toege-
%\tj tend"'1
heeft het ambtenaren-
«lag van de gene?sheer-
Ji
3*i<.
rn K
Je ïe'
at 'Jt
'Vetii
i«a„>
Ql>ek
PurS
|n, l%
ShV,L*.
V «iliikheden met het be-
-„MKam het ambtenarenge-
Mf aid"® den ook de beid<)
Weners, toen zy als ge-
<VWrZ'ffehOOrd. De beschufdi-
tJVfjcn *n brief van de voorzit-
V/:, in ?fkenhuisbestuur aan de
M z'fTeesheer-directeur zijn
SS rit Jften voordele van zijn
Pl'V^in die van zi)n vrouw,
W, f. voldoende weerlegd
V'7f«c"nverklaringen van de
r»(' te* .ten Dat de verhouding
ii V „cia",® specialisten slecht zou
bestuur mededeelde, is
n, n peze is juist goed, aldus
to% aaf-
verwijt het bestuur de
(i) efd' bgd bestaan, aldus het
6 behoefte aan was, om»
'"f geen goed liep. Uit niets valt
ia»
„n gro»"
r »i °Pf worden toegewezen.
P -<c» rechters en procu-
»o P in ons land vertoeft,
jfO^gns jpjaats Westerveid
i"1V Zlt bij de belangen van het
vo
pa v7rond van de ambtena-
,ende in het oog had
vordering tot schadever-
de evangeliën van het kerkelijk jaar".
Daarmee is de inhoud precies aange
duid. Het evangelie immers is de blij
de boodschap, het bevat de waarheid
en de leer, heel de inhoud van het
geloof, van de zedeleer, van de genade
is erin vervat. De liturgische lezingen
en gebeden zijn samengesteld uit het
Woord Gods. Bij de keuze daaruit is
de Kerk zeer zeker bijgestaan door de
H. Geest. Om nu dieper door te drin
gen in de zin van de liturgie met heel
haar openbaringsachtergrond is dit
boek geschreven.
Het ligt voor de hand, dat Pius
Parsch het evangelie heeft geko
zen voor zijn uitleg, zoals dat
bij gedeelten in de H. Mis wordt ge
lezen. Het is het hoogtepunt van de
voormis. Daarin komt het leven van
Jesus in het centrum van onze belang
stelling te staan als een levende les voor
het dagelijkse leven der Christenen. De
schrijver gaat nu als volgt te werk. Hij
neemt de zondagsevangeliën als uit
gangspunt en gaat die dan volgens de
geest en de zin van de Kerk verklaren.
Wij mogen nooit vergeten, dat de
keuze van de evangeliedelen zeer op
zettelijk en met een scherp bepaald
doel gedaan is. Vandaar dat de les,
die het evangelie ons voorhoudt, ook
nog verder uitgewerkt wordt in de
overige teksten van het Misformulier
in het brevier.
Op de eerste plaats verklaart de schrij
ver de letterlijke zin van het evangelie,
dat hij vooraf geplaatst heeft in de
structuur van het kerkelijk jaar. Daar
na houdt hij zich bezig met wat hij
noemt de kerkelijke zin. Hij gebruikt
deze uitdrukking omdat de evangeliën
in de Kerk zijn ontstaan en voor haar
bestemd zijn. Daarom is het juist ge
zien te trachten de betekenis van het te
bespreken evangelie-deel te ontdekken
voor de Kerk en het leven der Chris
tenen.
Het is duidelijk, dat hij bij de uit
werking daarvan al heel spoedig de
bedoeling van de liturgie raakt. En zo
komt hij ertoe te vragen, wat de
liturgie voor heeft gehad met de keu
ze van juist deze tekst. Vooral hier ver
wijst hij telkens naar de overige teksten
van de mis en het brevier. Op die ma
nier bevat zijn derde wjjze van behan
delen de z.g. liturgische zin.
Tenslotte legt hij dan verband tussen
het evangelie en de H. Eucharistie. Dit
is allerminst gezocht. Evangelie en
Eucharistie vormen n.l. de beide hoog
tepunten van de mis, die in het geheel
niet los van elkaar staan. Het evan
gelie, zegt de schrijver, zal vaak een
verklaring geven van de mis en haar
genadewerking, nu en dan ook een beeld
zijn van het offer en de offermaaltijd.
Dat is de eucharistische zin van het
evangelie, die bijzondere aandacht ver
dient.
Aldus slaagt Parsch er voortreffelijk
ln de grote betekenis van de liturgie
duidelijk te maken voor het christelijk
leven. Dit is zielzorg van het hoogste
gehalte. Wie dit boek regelmatig ge
bruikt, zal langzamerhand heel de die
pe betekenis van de liturgie der Kerk
voor zijn ogen zien openbloeien en het
betreuren, dat hij niet eerder deze
kennis heeft opgedaan. Heel het leven
en geloven der Kerk staat hierin uit
gedrukt.
Wij kunnen dit prachtige boek dan ook
niet genoeg aanbevelen, vooral, zoals
wij reeds zeiden, omdat het alle ge
theoretiseer vermijdt en de lezer direct
midden in de praktijk plaatst.
ZONDAG 26 mei: 5e zondag na Pasen;
eigen mis; 2 geb. H. Philippus: credo;
pref. van Pasen: wit.
MAANDAG: H. Beda, belijder-kerkleraar;
eigen mis; 2 geb. van Kruisdagen; credo;
pref. van Pasen; wit. Ofwel: mis van
Kruisdagen; paars.
DINSDAG: H. Augustinus van Kantelberg,
bisschop-belijder; eigen mis; 2 geb. van
Kruisdagen; pref. van Pasen; wit. Of
wel: mis van Kruisdagen; paars.
WOENSDAG: Vigilie van Hemelvaart; eigen
mis; 2 geb. H. Maria Magdalena; 3 geb.
van Kruisdagen; pref. van Pasen; wit.
Ofwel: mis van Kruisdagen; paars.
DONDERDAG: Hemelvaart van O. H. J. C.;
eigen mis; credo; eigen pref.; wit.
VRIJDAG: Maria Koningin; eigen mis: 2
geb. H. Petronilla; pref. van O. L,. Vr.;
wit.
ZATERDAG: H. Angela, maagd: eigen mis;
pref. van Hemelvaart; wit.
ZONDAG 2 juni; 6e zondag na Pasen; eigen
mis; 2 geb. H.H. Marcellinus en gezel
len; 3 geb. voor de missie; credo; pref.
van Hemelvaart; wit.
Advertentie
In de zo rijke natuur der Dolomieten
verwacht men U ln prachtige dorpen,
om er van een aangename en prettige
vakantie te genieten, zoals in de afgelopen
jaren. Geen beperkende bepalingen.
Sterk gereduceerde benzineprijzen voor buitenlandse toeristen.
Inlichtingen: NATIONAAL, ITALIAANS VERKEERSBUREAU (ENIT)
Ito kin 52 - Amsterdam - en alle reisbureaus.
Met het doel te bevorderen dat de tal
loze woningzoekende Nederlanders
zich niet beperken tot een individueel
oplossen van hun eigen woningprobleem
maar dat zij samen handelen ter oplos
sing van ons aller nationale probleem
is opgericht een actiecomité Woning
zoekend Nederland. De leden van het
actiecomité zijn zelf geen woningzoe
kenden.
Het comité zal zich bijzonder richten
tot de rijpere jeugd, de jonge mensen,
die willen trouwen doch door de woning
nood in hun toekomstplannen gehinderd
worden en tot de huisvrouwen. Het co
mité betreurt het in hoge mate, dat de
moeders en vrouwen, die in de oorlog
het meest ertoe hebben bijgedragen,
het Nederlands gezinsleven in stand te
houden, thans, na de oorlog, opnieuw
getroffen worden, nu niet door gebrek
aan voeding of kleding maar door ge
brek aan ruimte om te leven.
Schriftelijke adhesiebetuigingen ziet
het comité gaarne tegemoet aan een
der onderstaande adressen van de le
den van het comité: mevrouw C. Abbing
Heemann, Obrechtstraat 149, Den Haag,
de heer H. Hiemstra, de Carpentier-
straat 5a, Den Haag, de heer H. J. J.
Spitzen, Adelheidstraat 18, Den Haag,
de heer H. M. van der Velde, Zwolse
straat 207, Scheveningen.
Zijn onmacht tot de volmaaktheid en
tegelijk de zuiverheid van zijn streven
belijdt Guillaume van der Graft duide
lijk in het volgende, naar onze smaak
voor zijn dichterschap karakteristieke
vers uit zijn bundel „Vogels en vissen".
De dichters alleen zeggen de waarheid
die onbedwingbaar is, haar eigen
afmetingen meebrengt en in vormen
zoals die jarenlang geworden zijn
niet leven kan. De dichters
die droeve anarchisten van de blijdschap
vernielen alle muren die in taal
zijn opgetrokken, maken van de wereld
een groot venster op het zwarte heelal
en dat is een uitzicht
waarbij de bomen weer verschrompelen
tot kiemen op de tong van de wind
waarbij de sterren uitgroeien tot vijvers
en de mensen zijn scholen
kleine doorzichtige vissen
de vossen hebben holen
en rennen door mijn ogen heen en weer.
De dichters liegen de taal uit elkaar
en maken logaritmen
Advertentie
van de vereenzaamde dingen
vreemde uitkomsten verrukken ons
maar wie zich niet opgeeft wordt ge
pijnigd.
Nee, de dichters roepen de zee te voor
schijn
die overal in verborgen ligt
en doen de huizen blank staan
en de kelders overlopen
van wat allang overwonnen was,
zij willen niets liever dan de vloed
oproepen tot de waarheid
iedereen aan de lippen komt.
En dan ligt misschien
om ook aan deze waarheid te ontkomen
een oude versteende
leugen gereed
die weer zacht wordt als aarde en bloe
men
wanneer men haar met blote voeten
betreedt
en die de derde waarheid is te noemen.
Guillaume van der Graft werd in 1920
in Rotterdam geboren. Hij studeerde ln
Leiden, waar hij op de leeszaal Ter
Braak, Du Perron en „Groot Neder
land" las. Dat van de poëzie „een roes
kan uitgaan" ervoer hij overigens voor
het eerst door kennisname van twee
regels van een epos van ds. J. L. L.
ten Kate, dat de „Schepping" heette.
Hij was toen zestien jaar. Hij onder
ging vervolgens Gorter, rr.aar vergat
hem snel voor Marsman, Slauerhoff
en Greshoff. En gedurende enige tijd
was het zo, dat hij een vers niet mooi
dorst te vinden, voordat eerst Du Per
ron het al als zodanig had gequalifi-
ceerd. Maar zijn eerste twee verzen,
die hij in de Schoevers-koerier publi
ceerde, waren toch al niet helemaal
„Forum"-achtig meer. Het eerste begon
had kapitein Godde zich nauwelijks
vra had maar even zijn gezicht gezien.
.a, Ik.hü pas twee uur kapitein was
Omstandigheden. Ja, ik dacht dat
list "Vr d'f diehoe zal ik het zeggen
O"1 iv3s
(j^
*4feme"daar niet Ians opgehouden. Ik
'i i! Jeb ioeken op een groot, my onbekend
"(jaf ,veye.L honderden emigranten, die hier
I chpengestuurd, naar passagiersgan-
(J; tU»Lrden "diei na hun bagage in de tussen-
na»r li iPasrneergezet, weer ontsnapten om hun
s .ui"-' tibejjn nog eens goede dag te zeggen."
I tl>*heD"v'Jpn nog eucuc ic icBBcil.
Ae7 vf>e „fatroos naar de andere verwezen
rkt e" tf.e TLtfde trappen te zijn opgeklommen
ïH had Dufor eindelijk de oudste
V of8e(i
Vef eter>^lad
Je i',t vertrek op de brug." Maar, hem
bij 11 attend, had hij willen weten wie hij
K°„,def „Haan kwam en had hem met een
AAd10 t,ij vjh verteld van de beroerte van
iï1 \v9«G{n al „rdracht van het bevel aan Godde,
<»s; de "„ordering tot tweede officier en die
-itëuen b! eerste. „En hij moest er eigenlijk
- Jlitid tol voor geen geld ter wereld."
0fr'tU1>e viel Vox hem ln de rede, „dat
5c vf.to^luen is' Hij en Godde zijn in zee
[?e
«irir»n„an;ati. Ik was op het achterdek toen
8e>8e" .t «eïi®-
.efl
En Jean Dufor, die zijn sterke handen ineenge
slagen had, ongetwijfeld om het beven te voorkomen,
liet ze nu los en hief het hoofd op dat hij gebukt
had gehouden.
„Hebt u met kapitein Godde gesproken?" vroeg hij.
„Ik heb maar een paar woorden tegen hem ge
zegd," antwoordde Vox, nadat Mathieu, de matroos
die de jonge officier een glas koffie had aangereikt,
zich weer verwijderd had. „Drink eens en vertel me
wat er met je gebeurd is."
Dufor had weer een tijd moeten ronddwalen voordat
hy het gordijn opzij geschoven had van de messroom,
die vol met in blauwe werkpakken gestoken machi
nisten was, die voor het vertrek haastig zaten te
eten. Zonder op hem te letten, hadden ze plaats ge
maakt voor deze onbekende, deze officier die niet tot
de maatschappij behoorde en die daar bij toeval was
en waren voortgegaan te eten, volle glazen wijn te
drinken en allen tegelijk te spreken zonder naar el
kander te luisteren.
„Ze schenen erg opgewonden. Ik zat naast Ollivier
ik hoorde pas later dat hij zo heette. Hij is aan
boord, naar het schijnt, gered."
„Ja."
„Hij scheen nog meer overstuur dan de anderen.
Af en toe sloeg hy met de vuist op tafel. „Hij had
er nooit in moeten toestemmen nu te vertrekken."
herhaalde hij. Opeens wendde hij zich tot mij. „Van
welk schip kom jij af?"
„Van de Rigel, maar ik was al drie weken in
Napels."
„Hij luisterde niet naar mij, had zich reeds tot
Laurelle gewend. U zult hem wel kennen, kapitein.
Hij is een van de jongeren. (Hij verbeterde dit.)
Hij was dat. Nauwelijks een jaar ouder dan ik. We
zijn goede vrienden geworden en van hem heb ik
veel gehoordHij beweerde: „Waarom zou ik
niet van boord gaan? Ik ben pas twee jaar bij de
maatschappij en zou bij de Transat du Nord een be
tere plaatsing kunnen vinden." „Jij, Laurelle, onmo
gelijk. Jij bent de enige aan boord, die de elektri
sche installatie kent."
„De elektrische installatie? Die zal niemand ooit
kennen."
„Er werd over en weer gesproken ver een zekere
Derieu, die een soort van desertie had gepleegd,
die of eerder had moeten weggaan, of had moeten
blijven. Toen vroeg ik: „Wie is Derieu?" zonder te ver
moeden dat het de kapitein betrof waarover Rouveyre
met mij gesproken had."
„Derieu? Wat, ken je Derieu niet?"
„Dit is de eerste keer, dat ik zijn naam hoor noe
men."
„Ollivier wendde zich toen tot zijn kameraden en
brulde: „Zeg lui, hij kent Derieu niet!" en toen ver
gat hij me maar. „Ik begon met gebogen hoofd te
eten en deed moeite te gissen, waarom ze op dat
punt zo buiten zichzelf waren. En ik hoorde door het
een en ander, dat die ochtend door de chef van de
machinekamer een stap was ondernomen om Godde
te bewegen het vertrek uit te stellen, waarop Godde
had geantwoord: „Derieu is vertrokken en er is geen
reden waarom ik niet zou vertrekken."
Terwijl Dufor zijn glas op de kaartentafel zette,
nam Vox een paar slokken koffie. „Wonderlijk," dacht
hij. „Er is geen enkel officier van de maatschappij
die niet honderd maal gehoopt heeft dat Derieu
zou weggaan. En nu hij ongetwijfeld voor altijd
verdwenen is, zijn ze onthutst. En Charrel verlangt
van Godde dat hij het vertrek zal uitstellen!"
„Weet je nu wie Derieu is?" vroeg hij.
„Het werd me later verteld. Niet gemoedelijk, hè?
Heel zuur zelfs."
Vox hiêld van de manier van spreken van de jon
geman, ronduit, zonder overdrijving en niet zonder
bescheidenheid, een mannelijke manier. Hij plaatste
hem in de klasse van Fetcherin en begreep dat hij
hem moest aanmoedigen.
„En wat heb je over de Canopus gehoord?"
„De Canopus? Een dwaas verhaal over slingeren
tussen Londen en Gibraltar."
„Dat weet ik, maar behalve dat?"
„Ze waren bang voor het schip wegens zekere
machineschade in het Kanaal, wegens dat slingeren,
bijna zonder reden, ook omdat men wel wist dat
verscheidene stoomvaartmaatschappijen het schip van
de hand hadden gedaan en omdat het midden in de
winter was met de Noord Atlantische Oceaan voor
de boeg. Maar dat heb ik niet allemaal dadelijk ge
hoord. Men heeft het me niet zo maar verteld; ik
heb moeten gissen en daarna uithoren. Ze hielden
me niet bepaald eT buiten, maar ik behoorde niet
tot de maatschappij."
iWurOl vervolge i
met de woorden „Achter Samoa ben ik
terecht gekomen", het andere met „Het
Pierement perst tranen uit zijn ogen".
Van der Graft vertelt dit alles met een
kernachtig gevoel voor humor en met
een even waarneembare behoefte, om
ook de „achtergronden" te laten mee
spelen.
Wanneer hij spreekt over de tijd, dat
hij in het Overijsselse Hardenberg het
ambt van dominee uitoefende dat
was van 1946 tot 1950 dan zegt hij:
„Ik heb het de mens daar wel iell
gemaakt". En: „De blunders, die ik
daar gemaakt heb. worden slechts ge
ëvenaard door de blunders, die ik nu
nog steeds maak". Maar hij heeft het
er ook over, dat hij in die dagen irts
is gaan begrijpen van „de diepe bron
nen van het leven" en dat hij heeft ge
leerd enige „historische bescheiden
heid" te betrachten. Hij was bestemd
tot de „bediening des Woords" en hij
ontdekte al jedig het verband met de
„bediening van het woord", die het
dichterschap is. En dat heeft tot op de
huidige dag ook in de praktijk zijn uit
werking. De Amsterdamse dominee W.
Barnard bemoeit zich zetr met de ver
nieuwing van het kerklied en het valt
Guillaume van der Graft niet eens zo
heel moeilijk hem op geregelde tijd
een „kerklied van eigen tijd" te ver
schaffen.
Met zijn bundel „Woorden van
Brood" was Guillaume dan toe aan
„werk van langere adem", waaraan hij
behoefte gevoelde, nadat hij zich
enigszins aan „poëtische erupties" 1 d
overgegeven. „Veel dichters", zo zegt
hij, „gaan op dat moment over naar te
roman. Ik '*an dat niet; ik ben een
dich!--, geen p -e-schrijver". En hij
doet dan de bekentenis, dat hij wel
moderne romans leest, maar vooral de
slechte, en dat hij, wat na Dickens is
geschreven, eigenlijk niet helemaal kan
volgen. „Ik heb al sinds lan» op"et»ev.5n
iets van Vestdijk te lezen". Van der
Graft vindt, dat er in een roman iets
moet gebeuren, hij zoekt naar het ver
haal.
Binnenkort komt van Van der Graft
een nieuwe bundel uit van twaalf ge
dichten, die „De maan over het eiland"
zal heten" en ook is hij doende met
een een-acter in verzen: „Een ladder
tegen de maan". Hij geeft „bezwerings
formules tegen het chaotische leven"
En wat hij daaronder verstaat moge het
volgende gedicht uit „Woorde- van
Brood" leren:
lk word weer als een kind
ik denk niet groot van de wereld
twee armen zijn genoeg
drie dagen en vier muren
daarin kan alles gebeuren
wat er toe doet
bidden met lijf en brood
hopen met wijn en honing
liefhebben met melk en bloed
dood en opstanding
tussen twee vuren
binnen drie dagen, vier nuren
hemel en aarde buiten bereik
hoe overzichtelijk licht en gelukkig
ziet alles er uit
duizend en dertig sterren zijn er
en nog tientallen nullen
evenzovele
mensen doen aan de hemel mee
maar nee, welnee
er zijn net zoveel mensen
alo woorden i. de taal
Ik kan ze allemaal
leren in twee naturen
drie namen, in vier keren
God, vader, moeder, kind.
De poëzie als levensopenbaring. Het
bestaan van Guillaume van der Graft
is er, geloven wij, van doortrokken.
HERMAN HOFHUIZEN
Uit het onuitputtelijke fonds van
oude muziek, dat de Archiv-uit-
gave der Deutsche Grammophon
Gesellschaft is, komt thans te voorschijn
Palestrina's Mis „Papae Marcelli" in een
uitvoering door de Aachener Domsing-
knaben onder leiding van Theodor B.
Rehmann (13032 AP). Men kan de Papae
Marcelli-Mis gevoeglijk beschouwen als
het beroemdste stuk uit het ontzaglijke
oeuvre van de zestiende-eeuwse meester.
Een bepaalde muzikale reden is daar
nauwelijks voor aan te geven. Weliswaar
is de Mis als kerkmuziekstuk een vol
maakt kunstwerk, doch die kwaliteit
heeft zij in het oeuvre van Palestrina bij
lange na niet alleen. Het nageslacht
echter heeft niet weinig moeite om in
de opera omnia van voor-klassieke com
ponisten scherpe identiteiten van afzon
derlijke werken waar te nemen en ze
in hun individuele karakteristiek in de
herinnering te bewaren. Iedere liefheb
ber ziet aanstonds het geweldige onder
scheid tussen de Vierde en de Derde
symphonie van Beethoven, maar ziet
men eigenlijk nog verschil tussen de
Zesennegentigste en de Zevenennegen-
tigste symphonie van Haydn? Toch liggen
er maar luttele tientallen jaren tussen
Haydn en Beethoven.
Hoe verder men nu in de tijd terug
gaat, des te meer de onderscheidingen
worden uitgewist, niet alleen tussen
het karakter der werken van één com
ponist, maar evenzeer tussen de com
ponisten zelf. Het gehele tijdperk der
klassieke polyphonie, dat toch enkele
eeuwen omvat en zich in geheel ver
schillende cultuurmilieus voltrekt, is
voor verreweg de meesten onzer een
amorph geheel. Dit komt eensdeels
voort uit het karakter van de muziek
uit deze oude tijdperken zelf. Zij is
niet allerindividueelste expressie der
allerindividueelste emotie. De compo
nisten leefden dan ook in het geheel
niet onder de overmatige druk van de
eis oorspronkelijk- te moeten zijn, niet
alleen ten opzichte van alle andere
componisten, maar bijna evenzeer ten
opzichte van elk ander hunner eigen
werken. Voor de doorbraak van de
geestelijke omwenteling, die de negen
tiende eeuw was, schreven componis
ten hun muziek gedistancieerd van hun
persoonlijke emoties, als een nobel
handwerk. Vandaar dan ook, dat zij
zo vruchtbaar konden zijn. Zij schre
ven in een bepaald algemeen verbreid
en verstaan stilistisch idioom, vol
gens technieken, die in grondbeginse
len eveneens algemeen erkend waren
en die zij wel varieerden en uitbreid
den, doch die universeel genoeg waren
om hen te vrijwaren van de verplich
ting om de haverklap iets nieuws te
bedenken. Ai deze factoren maken de
uiterlijke gelijkenis inderdaad groot.
Er zijn natuurlijk tal van verschillen,
ook binnen het oeuvre van één com
ponist, doch ze zijn subtiel en veel
minder van psychologische dan van
technische aard. De hedendaagse mu
ziekliefhebbers zijn veel te weinig
thuis in die lang vervlogen eeuwen
om van dergelijke verschillen vee] te
kunnen opmerken.
De Missa Papae Marcelli geniet die
uitverkiezing der individuele beroemd
heid in hoofdzaak door het feit, dat zij
een zeer opvallende naam heeft. Omgeeit
deze haar reeds met de suggestie van
feestelijkheid en luister, de romantische
geschiedenis, die zich aan haar heett
vastgehecht, heeft aan haar roem nog
zeer veel bijgedragen. Met deze Mis. zo
hebben biografen geslachten lang be
weerd, zou Palestrina de polyphone
kerkmuziek hebben gered van een totaal
verbod, zoal niet door Paus Marcellus,
wiens pontificaat veel te kort geduurd
heeft om invloed van belang te kunnen
uitoefenen, dan toch van Paus Pius IV
en het Concilie van Trente.
Onwaar verhaal
Het is een mooi en treffend verhaal,
maar het staat vast, dat het niet waar
is. Er is wel een kern van waarheid in.
Juis door de makelij en de aard van zyn
composities heeft Palestrina grote in
vloed gehad op de meningsvorming in
zake de kerkmuziek, maar de Papae
Marcelli-mis is niet een gelegenheids
argument geweest, geschapen om een
Paus tot andere gedachten te brengen.
Toevallig heeft zij, met andere stukken
overigens van andere componisten, wei
een zekere rol gespeeld bij een nadere
bestudering van het vraagstuk der
kerkmuziek, enkele jaren na de sluiting
van het Concilie
Wat hiervan zij, de Missa Papae Mar
celli is inderdaad een voorbeeld van
kerkmuziek en een wonderwerk van
mBm të w
DON LORENZO PEROSI
muzikaliteit in het algemeen. Zij Is dit
vooral door de toepassing van de ver
worvenheden der eigenlijke polyphonie,
zoals thematische doorwerking en onaf
hankelijke stemvoering, die resulteert
in de uiterste ritmische souplesse, ge
combineerd met de functionele nuttig
heid ener homophonie, die tengevolge
van de inwerking der polyphone satz-
techniek volledig ontsnapt aan het ge
vaar droog en saai te worden. Aldus is
er ontstaan een muziek, die in volledige
dienstbaarheid aan het woord het ge
moed de ruimste expansie verschaft.
Haar te horen uitvoeren in deze magni
fieke opname door het onvolprezen a
cappella-koor uit Aken (slechts met 48
stemmen bezet) is een zeldzame ervaring.
Een late naneef van Palestrina ont
moeten wij op Telefunken TW 30102:
Don Lorenzo Perosi in zijn driestem
mige Mis in d kl. t., uitgevoerd door
de Kon. Zangvereniging „Venlona"
onder leiding van Jos. Vranken jr. met
de toegewijde medewerking van P.
Hameleers, tenor; J. Timp, bariton, en.
A. van Deursen, orgel. Over Perosi
kan men onder kerkzangers geen
kwaad horen. Hij is zo aangenaam
zingbaar, zijn werken zijn zo welge
maakt en zo bij uitstek afgestemd op
de vocaliteit. Belangrijk en groots,
ach Palestrina heeft maar één keer
geleefd, maar het grote talent van
Don Lorenzo heeft een serie uitmun
tende stukken opgeleverd voor een
zangkoor, dat zijn vak verstaat. Èn
men hoort „Venlona" in deze opname
op haar best in een warme, sonore en
altijd hartelijk bewogen zang. Deze
plaat zal niet weinig tot de faam van
Venlona bijdragen.
Jesaja
Een hedendaags koorwerk deed Philips
verschijnen op A 00317 L. Het is het sym-
phonische oratorium „Isaïe, le prophéte"
voor gemengd koor en orkest alsmede
een korte tenorsolo (Cornelis Kalkman)
van de Franse Pool Alexander Tansman,
uitgevoerd door het Radio Philharmo-
nisch Orkest en Koor onder leiding van
wijlen Paul van Kempen. Het is een
breed opgezet stuk in zeven delen op
teksten uit het Boek Jesaja, doorschoten
met enkele orkestrale fragmenten. De
stijl is extatisch, soms zelfs bezwerend,
een werking, die Tansman bereikt met
een zeer eclectische methodiek uit het
hedendaagse post-Strawinsky idioom. De
uitvoering door het voortreffelijke en
semble wordt door Paul van Kempen
met gloed en kracht geleid
Liederen van Schubert
Tenslotte noem ik nog Decca LX 3154,
waarvoor Gérard Souzay, begeleid door
de onvolprezen Jacqueline Bonneau tien
weigekozen Schubert-liederen heeft ge
zongen, in een prettige afwisseling van
bekend en minder bekend. Het is een
genot te constateren, dat Souzay zich
nog steeds verder ontwikkelt. Zijn stem
wordt donkerder, zijn voordracht rijper
en steeds meer op de muziek geconcen
treerd, steeds losser van litteraire tekst
declamatie. Een enkele keer ontkomt hij
nog niet geheel aan manierismen van
een vroegere periode, maar wie liederen
als „Der Jüngling und der Tod", „Nacht
und Traume", .Ganymed" en „Ihr Biid"
zo weet te zingen is een meester. Een
plaat, die de belcantisten zich niet moe
ten laten ontgaan. L H.
Advertentie
Een van de grootste persoonlijkheden die
de circuswereld ooit gekend heeft, Hans
Stosch Sarrasani, was de directeur van
het wereldberoemde circus Sarrasani.
Persoonlijk leidde hij altijd zijn grootste
nummer, de 24 olifanten! Wat een dres
suur; wat een geduid en toewijding moet
Sarrasani niet gehad hebben om met al
de beslommeringen die hij door zijn cir
cus had, met deze enorme dieren zo'n
prachtig nummer te geven, dat nooit
meer geevenaard is. Lees de geschiedenis
van het circus vanaf de saltimbanques tot
Barnum and Bailey, Strassburger en
Carre. Zie de fantastische rij van grote
artiesten en beroemde circus-sensaties
aan u voorbijtrekken in het prachtige
circusalbum „De Bonte Droom van het
Circus". Een boeiend en afwisselend
verhaal met talloze pentekeningen, vela
prachtige kleurenplaten en plaatjes; ge
schreven door de circuskenners bij uit
stek J. v. Doveren en Fred Thomas.
Voor slechts 2.50 kunt u dit boekwerk
kopen bij uw roomboterleverancier of
rechtstreeks bestellen oer brief of brief
kaart bij Kantoor ..Roomboteralbum",
Postbus 47 's-Gravenhage. U krijgt het
album dan per omgaande toegezonden
onder rembours. Vermeld vooral duide
lijk uw naam en volledig adres. De bij
behorende plaatjes ontvangt u gratis
voor rljksbotermerken. U vindt zo'n
merk op elk pakje roomboter. Neem een
pakje extra voor de zondag!
De hoofden van de diplomatieke ver
tegenwoordigingen in Amerika van elf
Arabische landen, t.w. Libanon, Syrië,
Egypte, Tunesië, Marokko, Irak, Soe
dan, Saoedi-Arabië, Jordanië, Jemen
en Libië hebben, tijdens een ontvangst
bij de Amerikaanse minister van bui
tenlandse zaken. Dulies, de Franse
autoriteiten beschuldigd van „schande
lijke terreur en gruweldaden volgens
een beleid om de vrijheden van het Al
gerijnse volk te onderdrukken." Zij
vroegen Dulles, met de Arabische sta
ten samen te werken om een onpartij
dig internationaal onderzoek van de
toestand in Algerije toi stand te bren
gen. Zij vroegen de V.S ook om stop
zetting van militaire, financiële cn an
dere hulp aan Frankrijk, daar Frank
rijk deze hulp zou hebben aangewend
ten behoeve van zijn kolonialisatiepoli-
tiek.
De Arabische diplomaten verklaar
den reden te hebben oni aan te nemen,
dat de Algerijnen bereid zijn tot onder
handelingen over een regeling met de
Fransen op grondslag van de resoluties
van de Verenigde Naties. Dulles zou
naar hun mening suggesties moeten
doen die zouden bijdrager tot het doen
zegevieren van de vrijheid in het ge
kwelde Algerije.
Tenslotte uerhaalden de diplomaten
net Arabische standpunt tegen het ge
bruik van het SuezkanaaJ en de Golf
van Akaba door Israël.