De christelijke visie op het leven Houen zo! I SCHRIJVERS BESCHREVEN MICHEL VAN DER PLAS Moeilijk te classificeren dichter Het ldein-seminarie in discussie Van horen en zien gesproken Radio en TV Oproep tot boetvaardigheid en vertrouwen op God F» U ROL „DE NIEUWE MENS" Kast vol „jeugdzonden Geloof en leven r >y Huidgenezing Vanavond Zondag ZATERDAG 15 JUNI 1957 PAGINA 13 Puistjes verdrogen door Purol-poeder Liturgische weekkalender Het laatst verschenen nummer van „De Nieuwe Mens" (Cen trale Drukkerij N.V., Armi- niaanse plaats 9, Nijmegen) brengt een hoogst actueel thema in discus sie. De vraag wordt gesteld of de fei telijke seminarie-opleiding in de breedste zin van het woord nog in overeenstemming is met de eisen van de tijd. Hiermee hangt inder daad ten nauwste de kwestie samen of het klein-seminarie als zodanig (nog) voldoende reden van bestaan heeft. De bedoeling van „De Nieuwe Mens" is zijn lezers uit te nodigen tot een kritische overdenking van vijf artikelen in het mei-nummer ge publiceerd om door hun opmerkingen en suggesties bij te dragen tot het opbouwen van een optimale klein seminarie-inrichting. Wij mogen als bekend veronderstellen, dat zich sinds de oorlog een ware revolutie voltrokken heeft in het klein-semi- narieleven. Nergens echter durft men aannemen dat de ingevoerde wijzi gingen nu ideaal zijn. Daarvoor ver keert alles nog te veel in het expe rimentele stadium en zijn de ver anderingen te abrupt en te ingrij pend geweest. Bovendien kan men de normen die hierbij gehanteerd worden niet meer dan een voorlopige waarde toekennen. Het is daarom van belang, dat vooral ouders en op voeders meewerken tot het zuive ren van inzichten en praktijken om zodoende gezamenlijk te komen tot de meest verantwoorde vorm van seminarie-opleiding. Zin voor orde Het Glyndebourne Festival De stille wereld De pauselijke maandintentie voor juni van het Apostolaat des Ge- beds luidt als volgt: „dat de mensen door de erkenning van Gods barmhartige liefde tot ware boetvaar digheid mogen komen". Voor wie het streven van Z.H. Paus Pius XXX ge volgd heeft, is het duidelijk, dat deze intentie een wezenlijk deel uitmaakt van het geestelijk vernieuwingswerk van de H. Vader. Telkens weer komt hij in zijn aansporingen en richtlijnen op deze grote waarheid terug, die de kern raakt van de christelijke visie op het leven. Herhaaldelijk heeft hij deze zelfde gedachte aan alle katholieken ter wereld als gebedsintentie voorge houden. Het gaat er n.l. om ons leven de juiste oriëntatie te geven en zo doende in staat te zijn, mede door een goed voorbeeld aan anderen, de ver betering van de wereld te bewerken. Dat de wereld hoognodig verbetering behoeft, daarover zijn allen het gron dig eens. Er wordt dan ook met alle kracht daaraan gewerkt, al moeten wij ook zeggen, dat menige poging daar toe tot mislukken gedoemd is, omdat zij van een verkeerd uitgangspunt ver trekt of middelen gebruikt, die onaan vaardbaar zijn. Het is toch feitelijk zo, dat men bij het overdenken van al het verkeerde in deze wereld, onmogelijk aan de vraag kan voorbijgaan, hoe dat alle maal te verklaren is. Wie een kwaal wil genezen moet immers eerst de oor zaak daarvan opsporen, en die dan trachten weg te nemen. Laat men de oorzaak onaan getast, dan kan men weliswaar soms tijdelijk eni ge gevolgen daar van voorkomen of verzachten, zolang de wortel er ech ter nog is, moet men steeds ver- Wachten, dat zij nieuwe in dit geval ongewenste Vruchten draagt. Over de oorzaak van al het kwaad ln de wereld heersen nu zeer verschil lende opvattingen onder de mensen. Het ligt buiten de opzet van dit arti- kel hier nader op in te gaan. Heel in het algemeen kan men zeggen, dat er twee richtingen zijn in het denken hierover: een gelovige en een niet-ge- lovige. Wie Gods openbaring aan vaardt, en bij gevolg de waarheid kent aangaande oorsprong, aard en bestemming van de mens heeft van- Advertentie Huldzuivterhcld Huidgezondheid (Vervolg van pagina 1) bond is met enige moeite te vergelij ken met de standsorganisatie. Het jaar- Verslag van het eerstgenoemde ver bond (dus van de vakcentrale) heeft dan ook voornamelijk betrekking op de Nederlandse industriële ontwikkeling en wat daarmee verband houdt. Welk een merkwaardig verschil is er nog tus sen dit jaarverslag en de jaarverslagen Zoals we die vrij regelmatig ter kennis- heming ontvangen van de arbeiders vakbonden. Een jaarboek van de Ka tholieke Vakcentrale, de K.A.B., hebben We helaas reeds jaren niet meer ge zien, zodat een vergelijking daarmee hiet mogelijk is. Terwijl het werkge vers-jaarverslag met brede visie en aanschouwelijk voorgesteld door talrij ke grafieken een inzicht geeft in de industriële situatie van ons land, om Van daaruit te redeneren naar de af zonderlijke activiteiten die nodig wa nen en zijn voor de bevordering van die industriële ontwikkeling, moeten we Vaststellen dat maar al te dikwijls zulk een kijk op het geheel in de verslagen Van arbeidersvakbonden ontbreekt. Het Zou aanbeveling verdienen dat hier meer aandacht aan wordt geschonken. Dan zou het immers duidelijker wor den waar de maatschappelijke en eco nomische inzichten uit elkander gaan °f botsen. En om tot een oplossing van moeilijkheden te komen dienen die moeilijkheden eerst te worden geformu leerd. Met intense belangstelling hebben we vooral het verslag '56 van het Centraal Sociaal Werkge vers Verbond bestudeerd. Wanneer we boven de vergelijking maakten van dit Verbond met de ons vertrouwde stands- hrganisatie, dan bedoelen we, dat we hok hier te doen hebben met een cen traal instituut, dat hulp biedend en beïnvloedend de totale mens wil bena deren; daarbij gespecialiseerde deelta ken. zoals vakbondswerk is, gaarne fan d'e gespecialiseerde organen over latend. Wei hebben we hier be doen met twee volkomen zelfstandige licha men, al houden die overigens nauw contact met elkaar. Dat kan ook niet anders, want we moeten de socioloog Vrezen die geen econoom is en omge keerd hebben we bevreesd te zijn voor de econoom die niet tevens een warm s°ciaal voelend mens is. De terreinen tvaarop zich het Centraal Sociaal Werk gevers Verbond beweegt zijn vele en t'eelsoortig. Met name denken we daar bij aan de hoofdstukken 7 tot en met 12 van genoemd verslag waarbij za ken als de P.B.O. en de Ondernemings raden. speciale voorlichting, vorming en hpleiding, algemeen technisch en ho- 6er onderwijs, werkgelegenheid en ^migratie, eigendomsvorming, wlnstde- 'ng en vergeten groepen, enz., enz. borden behandeld. Wanneer we dan bog stellen, dat natuurlijk van deze *jide ook met een naar het eigen in- ?!cht zuivere intentie wordt gewerkt, dan bggen hier zoveel aanrakingspunten tot verdere gezondmaking van ons maat schappijbeeld, dat we eenvoudig niet kunnen begrijpen dat hier blijvende tweedracht mogelijk zou zijn. Er is na tuurlijk ook kritiek op deze activiteiten J6 leveren. Wanneer ten opzichte van de icugdbeïnvloeding moet worden vastge- ?.?ld, dat weliswaar grote bedragen zijn •heengebracht, maar dat ze deze niet ten Soede komen aan confessioneel gefun deerde groepen, dan vinden wij dit een manco waarover op het hoogste niveau moet worden gesproken. Meningsver schillen en tegenstellingen zijn oplos te Nog altijd hebben we de stellige over using dat we in Nederland op het -S van de samenwerking van de ver- Schillende maatschappelijke groepen op J®, goede weg waren en zijn. Houen zelfsprekend voor deze problemen een uitgangspunt en een basis, die wezen lijk verschillen van de opvattingen van hen, die geen rekening houden met Zijn bestaan. De taak der Christenen nu is het de geopenbaarde waarheid aangaande de mens in de wereld uit te dragen. En overeenkomstig deze waarheid is al het kwaad ln de wereld op een of andere manier het gevolg van de zon de. n het algemeen leeft de moderne wereld van medeplichtigheid aan de zonde. Vandaar die ontstellende wanorde, die men „de grote wereld- noden" noemt, zoals oorlog, hongers nood, huizentekort, sociale achterstand in onderontwikkelde gebieden, dwang arbeid, slavenhandel, vrouwenhandel, concentratiekampen, deportatie, rassen discriminatie, neomalthusianisme, com munisme enz. enz. Hierbij enkel van „noden" te spreken is échter zeer on volledig. Het zou eerlijker en vrucht baarder zijn de dingen bij hun ware naam te noemen; de rampzalige gevol gen van de overtreding van Gods wet die liefde en rechtvaardigheid gebiedt als basis voor een goede menselijke samenleving. Op deze situatie nu baseert paus Pius XII zijn aansporing veel en vurig te bidden, opdat de mensheid moge in zien, dat bekering en boete vóór alles nodig zijn, wil men de wereld verbe teren. God blijft zijn barmhartigheid aan de mens openbaren. Als men maar wil inzien, dat het vóór alles nodig is zijn schuld te bekennen. De H. Schrift staat vol van voortdurend herhaalde vermaningen tot bekering en boete. Heeft de mens zich eenmaal naar God teruggewend dan zal hij Hem steeds bereid vinden Zijn hulp en genade te schenken. Maar zelfs zonder de juiste houding onzerzijds is Gods heilswil onophoude lijk werkzaam in deze wereld. Altijd weer opnieuw wekt de H. Geest pries ters en leken op tot heilzame initia tieven tot welzijn van allen. Maar ook hier, helaas, werkt de zon de verlammend. Veel goede activitei ten worden brutaal bestreden uit vrees voor het nieuwe, uit gemakzucht, uit afgunst. Soms staat men „welwillend gereserveerd" tegenover hen, die uit oprechte liefde zich afsloven voor de medemens. Men is liever „voorzichtig" en gaat risico's en vergissingen uit de weg, terwijl deze toch juist het voor recht en het kenteken zijn van elke moe dige pionier. Men is skeptisch, heeft op alles kritiek, spreekt kwaad en houdt zodoende het goede tegen in plaats van actief mede te werken. Ook deze houding is een gevolg van de zonde. En die zondigheid dient te worden uitgeboet. Voor alles door een grondige wijziging van onze houding. De zwaarste straf en boete voor al dat kwaad is aan het verkeerde te ver zaken en zich energiek te geven aan het goede. Met inzet van onze hele per soon. Dat vraagt nederigheid, door braak van individualisme en egoisme, zich losmaken uit het enge wereldje van eigen belang. Dat kost offers. Dat is boete. Om dit inzicht en die gewetensvor ming te bekomen vraagt de Paus ons deze maand vurig te bidden. Hoe kun nen wij „het zout der aarde" zijn, wan neer wij als volgelingen van Christus niet altijd een overtuigend voorbeeld "even aan anderen? Hier vooral geldt at, wie de wereld wil verbeteren, met zichzelf moet beginnen. ZONDAG 16 juni: H. Drieëenheid; eigen mis; 2 geb. van zondag; credo; pref. van H. Drieëenheid; wit. MAANDAG: mis van eerste zondag na Pinksteren; gewone pref.; groen. DINSDAG: H. Ephraem, belijder-kerk leraar, mis In medio; 2 geb. H.H. Mar cus en gezellen; credo; wit. WOENSDAG: H. Juliana, maagd; mis Dl- lexisti; 2 geb. H. Gervasius en gezel len; wit. DONDERDAG: Sacramentsdag; eigen mis; credo; gewone pref.; wit. VRIJDAG: H. Aloysius, belijder; eigen mis; wit. Haarlem: H. Engelmundus, abt; eigen mis; 2 geb. H. Aloysius; wit. ZATERDAG: H. Paullnus, bisschop-belij der; eigen mis; wit. ZONDAG 23 juni: tweede zondag na Pink- STiuy mis; credo; pref. van H. Drieëenheid; groen. ff De heer Philip Young, die, als opvolger van de heer H. Freeman Matthews, ambas sadeur van de Verenigde Staten in Nederland wordt, is voor zijn vertrek naar ons land in het Witte Huis te Washington ontvangen door president Eisenhower, die hem nog enige laatste instructies gaf. Men ziet hier de neer Young (rechts) in gesprek met de Amerikaanse president. Materiaal voor dit samen-overleggen is meer dan voldoende aanwezig in de mei-aflevering van de Nieuwe Mens. De schrijvers der artikelen zijn alle vijf in verschillende functies op semina ries werkzaam; een directeur, een pre fect, een geestelijk directeur en twee leken, zij vertellen van hun ervaringen met een totaal nieuwe aanpak. De re dactie, die in deze enigszins als discus sieleidster optreedt, wil eerst de feite lijke toestand en zijn eventuele deside rata bespreken. Daarna en daardoor komt onvermijdelijk de vraag aan de orde of het klein-seminarie als insti tuut gehandhaafd kan resp. moet blij ven. Toch zal men, dunkt ons, er goed aan doen bij het behandelen van de eerste vraag in het oog te houden, dat Z.H. de Paus zich uitdrukkelijk heeft uitgesproken voor het klein-seminarie als de meest geschikte voorbereiding voor toekomstige priesters en dat ver. schillende deskundigen, die in de laat ste tijd hun mening hierover hebben kenbaar gemaakt, hetzelfde standpunt verdedigen. Het lijkt ons dan ook vruchtbaar in een gesprek over het se minarie dit per definitie te beschouwen als een instituut, dat uitsluitend be stemd is voor leerlingen met priester roeping. Met deze opvatting, die voor lopig zeker meer vóór dan tegen heeft, als uitgangspunt zal de discussie onge twijfeld constructiever verlopen dan wanneer het seminarie praktisch op één lijn wordt gesteld met een kost school of internaat. Terecht wijst het eerste artikel er dan ook op, dat de kwestie dient benaderd te worden van uit de overtuiging, dat roeping een ge loofsgegeven is, zodat de opvoeding tot priesterschap nooit uitsluitend in het menselijke, pedagogische en psycholo gische vlak ligt. Dat de seminarie-opleiding een zeer actueel probleem geworden is vindt zijn oorzaak in de algemene geestelijke om wenteling van onze tijd. De onrust in de zielzorg, de verhouding priester-leek de plaats en taak van de priester in de zich vernieuwende samenleving, de hoge eisen, die hem worden gesteld, de moderne verworvenheden van peda gogie, psychologie, sociologie en voor al ook de nieuwe theologische inzich ten, dit alles heeft ertoe geleid de se minarie-opvoeding aan te passen aan de eisen van de tijd, die en heus niet alleen wegens het. dalend getal roepingen een ander patroon verlan gen dan het traditionele. Aan de tragi sche oorlogsomstandigheden is het te danken, dat de zo nodige vernieuwing in hoge mate is versneld. Wil men de veranderingen in één woord samenvatten, dan kan men zeg gen, dat alles gericht is op een tota- lere, de hele mens omvattende ver zorging en vorming, waarin het ge zin zijn natuurlijk aandeel dient te behouden. Hoe men dit op de ver schillende seminaries tracht te verwe zenlijken kan men uitvoerig in de Nieuwe Mens lezen. Men is zich be wust van de hoogst delicate aard de zer taak. Hoe belangrijk dit pro bleem is kwam duidelijk tot uiting op de massale studiebijeenkomst te Utrecht, georganiseerd door de katho. lieke Vereniging voor geestelijke volksgezondheid, waar de geestelijke nood der middelbare schooljeugd diep gaand besproken werd. Het hoofdac cent lag daar op de „éducation des éducateurs", een thema, dat bij de vernieuwing der seminarie-opleiding o.i. meer aandacht verdient dan in de artikelen in de Nieuwe Mens ge schiedt. Er ligt hier nog een uitge breid terrein braak, waarin elk uit stel een ernstig gevaar inhoudt. Over de eigenlijke wetenschappelijke vor ming wordt weinig gezegd. De vraag naar een reorganisatie van het studie program is zeker niet misplaatst. Al met al bevat de laatste aflevering van de Nieuwe Mens rijke stof tot dis cussie. Het is te hopen, dat velen zich geroepen zullen voelen daaraan deel te nemen, want slechts in nauwe samen werking ligt de mogelijkheid tot gunstig resultaat. Aan de redactie van het tijdschrift een eresaluut voor haar nut tig initiatief, dat heel het katholieke volksdeel ten goede komt. Op een gegeven moment neemt Michel van der Plas ons in zijn woning in Aerdenhout mee naar zijn kamer; hij doet de deur van een kast open, wijst op een riante, dub bele stapel schoolschriften en zegt: „Allemaal gedichten" Het zijn er ettelijke duizenden. Hij trekt ergens een schrift uit en begint er met duidelijk afgrijzen in te bladeren. Jeugdzonden uiteraard. Maar er zijn, geloven wij, maar weinig mensen, die op zulk een respectabel aantal kun nen terugzien als Michel van der Plas. Als wij alles goed hebben gezien, zit hij er dan ook een tikje mee in. Sterk overdreven gezégd, zou men zelfs kunnen stellen, dat hij vrij lange tijd nodig heeft gehad om zich er van te „be vrijden", van zijn jeugdzonden, die voor de objectieve buitenstaander overigens toch altijd wel een fleuriger aan zien hebben dan voor de bedrijver er van zelve. Inmiddels wijst het bovenstaande er reeds op, dat er zo het een en ander „gebeurd" is in het nog vrij kortston dige litteraire heven van Michel van der Plas. Men ga maar na. De dichter werd in 1927 in Den Haag geboren, doorliep vijf klassen van het Klein Seminarie Hageveld en deed daar na Staatsexamen gymnasium. Er volgden twee jaar studie aan het Nederlands Opleidingsinstituut voor het Buiten land, want men had hem voorbestemd voor de handel. Het kwam er, men mag wel zeggen, uiteraard niet van. In 1949 werd Van der Plas kunstredacteur van Elseviers Weekblad. Men mag dan voor wat zijn letterkun dig bestaan betreft, wel even teruggrij pen naar het eerste verleden. Op een nog zeer prille leeftijd richtte hij als welp een weekblad op voor een „horde" van de Charles de Foucauld-groep in Den Haag. Het periodiekje telde zestien pa gina's. De jonge Van der Plas schreef, typte en vermenigvuldigde ze zelf. En het blaadje heette dan ook niet helemaal ten onrechte „Doe je best". Van der Plas schreef zijn eerste versjes op 11- jarige leeftijd, zo in de trant van „Hol land wat ben je toch klein". Er volgden er, zoals gezegd, duizenden. In 1947 dan de eerste bundel „Dance for you", in 1949 volgt „Going my way", dat de Jan Campert-prijs verwierf, in 1951 „De Schelp", in 1952 „Twee emmertjes water halen" (een bundeltje parodieën, waaraan ook de tekenaar Doeve en de componist Badings meewerkten), in 1953 „Ergens- huizen", in 1955 „Een hemel op aarde", in 1956 samen met Van Duinkerken en Gabriël Smit „Onderlinge verstand houding". Verder bloemlezingen „Onge rijmde rijmen" en „Religieuze Poëzie der Nederlanden", vertalingen „De moord in de Kathedraal" van T. S. Eliot, „Romeo en Julia" van Shakespeare, „Gelieve de dame niet te verbranden" van Christo pher Fry en Christopher Columbus" van Louis MacNeise. Tenslotte hoor- en televisiespelen, chansons voor het caba ret, declamatoria, een onuitgegeven to neelspel en teksten voor nieuwe kerk liederen. Een staat van dienst dus voor iemand, die nauwelijks tien jaar aan het letter kundig „bedrijf" deelneemt. Maar Mi chel van der Plas is bijzonder grondig in zijn afwijzende kritiek op zijn eerste officiële litteraire werk. Althans voor wat zijn poëzie aangaat. „Mijn eerste drie bundels", zo zegt hij, „beschouw ik als een kroniek van een verlengde puberteit." En hij kan er nu „helemaal geen excuus voor vinden", dat hij des tijds aan zijn twee eerste publicaties Engelse titels meegaf. Trouwens, Van der Plas is er zeer wel van doordrongen, dat zijn poëtische oeuvre nog geen afgerond geheel is. Hij wacht zelfs op „dat ene, dat al het andere overbodig maakt". Nochtans neemt hij nu reeds zijn plaats in in de Nederlandse litteratuur. Alleen, het is moeilijk te zeggen welke. Hij behoort tot geen groep. En zelfs niet tot wat men dan wel een litteraire „ge neratie" noemt. Van der Plas ziet dat zelf heel scherp. Hij wijst op het typisch eigentijdse verschijnsel van „de snelle opeenvolging van generaties", of van wat men er dan voor aanziet. „Na de oorlog", zo zegt hij, „had je vrijwel elke drie of vier jaar een andere. Ik heb nooit ergens bijgehoord en ik hoor nóg ner gens bij." Men heeft hem wel eens het leider schap van de katholieke „jongeren" proberen aan te wrijven. Maar hij heeft nooit gestreefd naar die positie en hij begeert haar ook niet. Is Van der Plas niet of nauwelijks te classificeren, hij is, dunkt ons, wel vrij nauwkeurig aan te duiden als litteraire „eenheid". En wij mogen in dit verband dan wel Gabriël Smit citeren, die In „Onderlinge verstandhouding" schrijft: „Men heeft, op grond van zijn eerste verzenbundels, van Van der Plas dingen verwacht, die hij nooit zou geven. Daar enboven is het begrip „na-oorlogse poëzie" door een luidruchtige campagne van bepaalde zijde min of meer identiek verklaard aan het (zeer vage) begrip „experimentele poëzie". En nu is er voor wie goed leest, in Van der Plas' verzen, vooral de laatste, genoeg experiment geen enkele ware poëzie is trouwens zonder maar de grondslagen en grond vormen van het leven zelf tot experi ment verklaren, komt gelukkig! niet in hem op. Hij is duidelijk een katholiek dichter. Dit bepaalt en ver klaart zijn positie." Zijn afkeer van het losgeslagen experi ment belijdt Michel van der Plas tijdens het gesprek inderdaad op een manier, die aan duidelijkheid niets te wensen overlaat. Hij doet het echter, sprekend over eigen werk, in bepaald positieve zin. Hij praat over wat hem in poëticis voor ogen staat en hij zegt dan: „Ik wil een vers dat schoon is in de betekenis van proper. De zaken moeten er opge ruimd in zijn. Men moet er in kunnen wandelen en dan de orde waarnemen." Hij spreekt over het „scheppen van klaarheid", over „precisiewerk" en hij getuigt er van hoe, wanneer hij een vers maakt, „de vormbepalende elementen zich onvermijdelijk aan hem opdringen". Zijn zin voor „ordelijkheid, ordening en klaarheid is trouwens kennelijk ken merkend voor heel zijn bestaan. Hij be lijdt een bijna lijfelijke weerzin tegen de chaos op elk terrein des levens. Dit stempelt hem wellicht dan ook vooral tot de duidelijk „katholieke dichter", die Gabriël Smit in hem ziet. Michel van der Plas hecht kennelijk aan de gevestigde waarden ook en vooral aan de „oude overgeleverde waarheden van het Christelijke geloof" maar hij wil ze voor zichzelf ver nieuwen." Ziehier z ij n experiment. Al ordenende zijn poëzie te „laden" met een persoonlijke aan de grenzen „rukkende", maar nooit overschrijdende, emotionaliteit, dat is zijn probleem, zo als wij het hebben verstaan. Natuurlijk schrijft Van der Plas een modern vers; een experimenteel vers zelfs wellicht. Ook op de basis van een zekerheid kan men experimenteren. Wij laten de dich ter zelf spreken in dit vers: DE PONT Al de jaren. Ze lijken vandaag een dag lang op een vont. Ik sta, ik beweeg niet. Bewegen doet enkel het water, doet enkel het plompe vlot, machinaal. Hoeveel maal op en neer; hoeveel maal de oever Overkant met de klok en de grazige weiden, en terug, het bezige laagland, de oever. Hier moet je zijn. In Rome nadert een gran dioos complex zijn vol tooiing, het „Oentro TV di Roma". Het is. een complete stad (de totale inhoud der ge bouwen ontloopt die van het Vaticaan maar zeer weinig) met een opera, een schouw burg, een variété-theater, een eigen elektrische centrale, enorme garages, een geweldi ge telefooncentrale, restau rants, bars, kappers, brand weer, ziekenhuis, bibliotheek, discotheek, filmarchief, een ge weldig kantoorgebouw, een re dactiebureau als van een grote krant enz., enz. De „stad heeft een eigen klimaat, zo mers is het er koel, in de win ter behaaglijk warm. Er werken reeds 80" men sen, die met 15 liften naar hun werkruimten vervoerd kunnen worden. Het gehele complex moet in het najaar klaar zijn, maar men twijfelt daar sterk aan. Het geheel is onderge bracht in vijf machtige gebou wen van zes verdiepingen aan de Plazzale Clodio, bij de Mon te Mario in het noorden van de stad. Van de belangrijkste ruimten, uiteraard de studio's, zijn er zeven. Vier daarvan meten 20 bij 30 meter en heb-' ben een hoogte van 8.5 meter. Het journaal heeft een eigen studio van 10 bij 10 en in de variété-studio is een toeschou wersruimte. Alle studio's zijn voorzien van beweegbare loop bruggen, in twee van deze ruimten zijn deze ook vertikaal beweegbaar. Bij alle studio's behoren drie regieruimten, het journaal heeft een eigen tele- rekorder, er zijn tot nog toe niet minder dan 19 camera's geïnstalleerd. De grote schakelruimten vor men het hart van het com plex. Hier wordt zowel het doorgaande, als het binnenko mende en uitgaande beeld- en geluidverkeer behandeld. Hier eindigen de TV-kabels die Ro me met het noorden, zuiden en het Vaticaan verbinden, ver der komen hier alle TV- en FM-lijnen van het gehele Ita liaanse net samen. In een afzonderlijk gebouw van vijf verdiepingen vindt men de décorafdeling, het costuurri- ateher, het costuummagazijn, waarin nu reeds 6000 costuums hangen, verder de requisie- tenopslag en meer van derge lijke ruimten. Belangrijk zijn ook de repe- teerzalen, waarvan er acht z«n- De. ene helft is in een af zonderlijk gebouw onderge bracht, de andere helft in de onmiddellijke nabijheid van de studio's. De artiesten staan 81 kleedkamers ter beschikking, waarvan 10 zeer fraaie voor de „stars" en enkele massale voor 170 personen. Het kantoor gebouw heeft 48 ruimten voor de programmavoorbereiding, 24 voor de technische afdeling, 28 voor de redactie van het journaal en 34 voor de admi nistratie. Men heeft op alles gerekend, zelfs op stakingen bi) de energiebedrijven, want met een centrale kan men zelf voldoende stroom opwekken. Hoeveel miljoenen het geheel zal gaan kosten is onbekend, waarschijnlijk weten ook de op drachtgevers en de uitvoerders het niet. Een volgende maal zullen wij er iets meer over vertellen hoe nu uitgerekend Italië, waar men pas 2jaar TV uitzendt, tot zulk een pro- jekt kon komen. Wanneer men in deze tijd van het jaar zo omstreeks drie uur in de middag op Victoria Station in Londen komt, krijgt men merkwaardige taferelen te zien. Enige honderden per sonen, uitgerust met toneelkij kers, thermosflessen en para- pluies, en allen in avondkle ding, spoeden zich naar een zelfde trein, die een dorpje in Sussex, n.l. Glyndebourne tot doel heeft. In Glyndebourne staat een niet groot, maar wel zeer mooi en vooral goed ope ragebouw en daar wordt iedere zomer een festival gehouden. Een particulier festival, want het wordt georganiseerd door de grootgrondbezitter John Christie. Samen met zijn vrouw, de vroegere zangeres Audrey Mildmay, begon hi) in 1934 met deze kostbare onder neming, die echter van meet af aan een groot succes is ge weest. Het uitgangspunt van mr. Christie is: respect. Om res- Het „Centro TV di Roma" peet te verwerven moet men iets beter doen dan een ander en moet men ervoor zorgen dat de toeschouwers hun hoed afnemen voor het werk, zo zegt hij. Zij moeten hun respect to nen en daarom is het voor schrift dat men in avondtoilet verschijnt en aan het slot moet men staande hulde betuigen. Het festival ontvangt geen overheidssubsidie, wel veel bij dragen van particulieren en on dernemingen. Men stelt tevoren vast welke werken zullen worden uitge voerd. Eerst daarna gaat men overwegen wie het uit zullen voeren. Uit wat voorhanden is op de wereld, stelt men de be zetting van ieder werk afzon derlijk vast. In Glyndebourne worden de werken ook in de oorspronkelijke taal uitgevoerd; iets uitzonderlijks in Enge land. Aan de uitspraak van de vreemde talen wordt daarnaast zeer veel zorg besteed. Het operagebouw biedt aan 750 personen plaats. Het toneel is wel niet zo breed maar zeker zo diep als van zeer grote opera's. Tijdens iedere voorstel ling is er een pauze van ander half uur, waarin men dineren kan. Tussen half juni en half augustus zullen ditmaal zeven grote werken worden uitge voerd. Zij zullen alle via het Derde Programma te horen zijn. Zaterdag 22 juni kan men onder Paul Sachër „Die Zau- berflöte" van Mozart horen. Op het filmfestival van Can. nes in 1956 werd een schitterende tachtig mi nuten durende reportage be kroond, „De stille wereld" ge heten. Deze film van de Fran se marineman Jacques Yves Cousteau werd een wereldsuc ces. Deze man ontwikkelde de methode om vrij in zee te dui ken, zonder een duikpak of een luchtslang. In de zomer van 1943, in het bezette Frankrijk, vonden Cousteau en zijn vriend Emile Gagnan de „onderwa terlong" uit, een eenvoudig toe stel met samengeperste lucht, dat een normale ademhaling mogelijk maakt. Momenteel is het met deze toestellen reeds mogelijk tot 100 -meter diep te duiken en daar twee uur te blij ven. Sedert Cousteau in 1945 zijn diepzee-onderzoekingsgroep van de Franse Marine samenstelde hebben hij en zijn mannen hon derden kilometers onder de zee afgelegd, waarbij zij miljoenen kubieke meters zeewater ex ploreerden en vele vlerkante meters zeebodem onderzochten. Sinds 1951 is de „Calypso" de basis van de groep, het schip is een volledig laboratorium, uitgerust met de modernste hulpmiddelen. De groep heeft uiteraard niet tot taak films te maken. De bedoeling van het onderzoek is de bevordering van de wetenschap van de oce anografie. Maar men heeft ook geëxperimenteerd met het zoe ken naar olie, het onschadelijk maken van mijnen en het on derzoeken van scheepswrakken. De B.B.C. en de Franse TV hebben een uitvoerige reporta ge voorbereid over al deze werkzaamheden en gelukkig kan de N.T.S. door de Eurovi sie er ons ook iets van laten zien, zondagavond om half acht Daarbij zullen met onderwater- camera's enige wrakken in de Middellandse Zee bezocht wor den, waaronder een Griekse galei, die al wel 2000 jaar op de bodem van de zee ligt. De duikers zullen zich voortbewe gen op onderwater-scooters. Als ik daar nog begonnen was. Als ik daar nog de weg had geleerd. Maar ik ben op het water geboren, te vondeling gelegd aan een reling. Ik staar, ik beweeg niet, ik sta. Soms, naast me, een warmte. Een hand die iets wees. Of een gloeiende stem die ik over de wiegende steiger gehoorzaam had kunnen volgen. Soms, vlakbij, een zucht in het riet. Al de jaren. Maar geen besluit, en nergens voet aan wal. De weifeling ontevreden en de angst voor de echte reden. En daarom nooit echt verdriet. Eén dag lang. En had ik gekund, de moed gehad, dan woonde ik aan de lage zijde: de bleekste, waar altijd kinderen bedelen. Maar ik heb niet eens geld. Geen ver haal. Éénmaal, om een schitterende lach, was ik bijna gegaan. Maar mijn hand werd afgeschud als regen. Zij vluchtte. En nu liggen er honden rondom haar huis. Het wordt ochtend op de rivier De oevers bekennen kleur. We lijken wel stil te liggen, beduusd van die duif. We lijken wel zonder kracht, zonder koert. Dat is het licht nog maar. Maar als straks het geluid begint, de klok rechts of links de honden, is er dan voor hulpelozen een uitweg naar de zee waar de meeuwen gaan, krijsend, laag met het water mee souverein: niet bekommerd om de oevers met het water mee, naar een ruimte die groot is als de dood? Dit vers, dat zoals de schrijver zelve het uitdrukt de onopgeloste spanning tussen aards en hemels dra matiseert, is van zeer recente datum. Van der Plas spreekt er zich in uit op de wijze van een modern traditionalist. Evenals trouwens in dit gedicht dat van vroeger dateert. DE BANK Vlak voorbij Leiden, zuidwaarts, laat de trein een bos, behorende bij een gesticht, links liggen. Maar van ver al komt een klein heuveltje met een brede bank in zicht. De bosrand buigt zich nog als het refrein van een psalmodisch ingezet gedicht over de bank, vrij, altijd leeg naar 't schijnt, op de open weide en de weg gericht. Daar te zitten moet heerlijk zijn: men zou ten halve wonen in de wereld en ten halve in het vogelrijk, getrouw aan lief en lied. Maar het lijkt wel of men, eenmaal in 't bos, die droom niet meer teweeg kan brengen, want de bank is altijd leeg. Michel van der Plas keert zich tegen „in zwang zijnde normen, die door tijds verschijnselen worden bepaald". Hij maakt het zich daarmee bepaald niet gemakkelijker. Het is nu eenmaal, ge loven wij, minder eenvoudig gestalte te geven aan een ordening in het poëtische dan aan de chaos in het poëtische. Michel van der Plas heeft zijn artistiek doel hoog gesteld. En hij is zich daar van zelf zeer wel bewust. Evenals van het onweerlegbare feit, dat er mensen zijn geweest, die, om het te bereiken, een leven lang hebben nodig gehad. HERMAN HOFHUIZEN Voor de K.R.O. speelt vanavond het Omroeporkest o.l.v. dr. L. Walther Boer, waarbij Peter Lukas Graf, fluit, het Concert van Johann Joachim Quantz zal spelen. Het orkest voert verder nog uit het symfonisch gedicht „Fontana di Roma" van Resphighi (402 m, 19.17 uur). Voor het Italiaanse derde program ma speelt het orkest van Turijn o.l.v. Paul Klecky de Symfonie nr. 88 van Haydn en het Concert voor orkest van Petrassi (219 m, 21.30 uur). Voor het derde programma wordt vanuit de Glyndebourne Opera uitge voerd „L'Italiani in Algeri" van Rossi ni door de solisten en de ensembles van deze opera, het geheel onder leiding van Vittorio Gui (464 m, vanaf 18 uur). Voor de A.V.R.O. speelt zondagmid dag ln het kader van het Holland Festi val het Rotterd. Philh. Orkest en het Rotterd. Philh. Koor m.m.v. Annette de la Bije. sopraan, die het werk „Saul en David voor sopraan en orkest van Sem Dresden en „Les Evocations" voor so lo, koor en orkest Op. 15 van Albert Roussel zullen uitvoeren (298 m, 14.20 uur). Voor het nationale Franse program ma speelt het Radio Symfonieorkest van Parijs o.l.v. Georges Hurst, waar bij Reine Giannoli het Derde pianocon cert van Beethoven zal spelen. Het or kest speelt nog de Eerste symfonie van Dvorac (347 m, 18 uur).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1957 | | pagina 13