De christelijke visie op
het leven
Houen zo!
I
SCHRIJVERS BESCHREVEN
MICHEL VAN DER PLAS
Moeilijk te classificeren dichter
Het ldein-seminarie in
discussie
Van horen en zien gesproken
Radio en TV
Oproep tot boetvaardigheid
en vertrouwen op God
F» U ROL
„DE NIEUWE MENS"
Kast vol „jeugdzonden
Geloof
en
leven
r >y
Huidgenezing
Vanavond
Zondag
ZATERDAG 15 JUNI 1957
PAGINA 13
Puistjes verdrogen door Purol-poeder
Liturgische weekkalender
Het laatst verschenen nummer
van „De Nieuwe Mens" (Cen
trale Drukkerij N.V., Armi-
niaanse plaats 9, Nijmegen) brengt
een hoogst actueel thema in discus
sie. De vraag wordt gesteld of de fei
telijke seminarie-opleiding in de
breedste zin van het woord nog in
overeenstemming is met de eisen
van de tijd. Hiermee hangt inder
daad ten nauwste de kwestie samen
of het klein-seminarie als zodanig
(nog) voldoende reden van bestaan
heeft. De bedoeling van „De Nieuwe
Mens" is zijn lezers uit te nodigen
tot een kritische overdenking van
vijf artikelen in het mei-nummer ge
publiceerd om door hun opmerkingen
en suggesties bij te dragen tot het
opbouwen van een optimale klein
seminarie-inrichting. Wij mogen als
bekend veronderstellen, dat zich
sinds de oorlog een ware revolutie
voltrokken heeft in het klein-semi-
narieleven. Nergens echter durft men
aannemen dat de ingevoerde wijzi
gingen nu ideaal zijn. Daarvoor ver
keert alles nog te veel in het expe
rimentele stadium en zijn de ver
anderingen te abrupt en te ingrij
pend geweest. Bovendien kan men
de normen die hierbij gehanteerd
worden niet meer dan een voorlopige
waarde toekennen. Het is daarom
van belang, dat vooral ouders en op
voeders meewerken tot het zuive
ren van inzichten en praktijken om
zodoende gezamenlijk te komen tot
de meest verantwoorde vorm van
seminarie-opleiding.
Zin voor orde
Het Glyndebourne
Festival
De stille wereld
De pauselijke maandintentie voor
juni van het Apostolaat des Ge-
beds luidt als volgt: „dat de
mensen door de erkenning van Gods
barmhartige liefde tot ware boetvaar
digheid mogen komen". Voor wie het
streven van Z.H. Paus Pius XXX ge
volgd heeft, is het duidelijk, dat deze
intentie een wezenlijk deel uitmaakt
van het geestelijk vernieuwingswerk
van de H. Vader. Telkens weer komt
hij in zijn aansporingen en richtlijnen
op deze grote waarheid terug, die de
kern raakt van de christelijke visie op
het leven. Herhaaldelijk heeft hij deze
zelfde gedachte aan alle katholieken
ter wereld als gebedsintentie voorge
houden. Het gaat er n.l. om ons leven
de juiste oriëntatie te geven en zo
doende in staat te zijn, mede door een
goed voorbeeld aan anderen, de ver
betering van de wereld te bewerken.
Dat de wereld hoognodig verbetering
behoeft, daarover zijn allen het gron
dig eens. Er wordt dan ook met alle
kracht daaraan gewerkt, al moeten wij
ook zeggen, dat menige poging daar
toe tot mislukken gedoemd is, omdat
zij van een verkeerd uitgangspunt ver
trekt of middelen gebruikt, die onaan
vaardbaar zijn.
Het is toch feitelijk zo, dat men bij
het overdenken van al het verkeerde
in deze wereld, onmogelijk aan de
vraag kan voorbijgaan, hoe dat alle
maal te verklaren is. Wie een kwaal
wil genezen moet immers eerst de oor
zaak daarvan opsporen, en die dan
trachten weg te
nemen. Laat men
de oorzaak onaan
getast, dan kan
men weliswaar
soms tijdelijk eni
ge gevolgen daar
van voorkomen of
verzachten, zolang
de wortel er ech
ter nog is, moet
men steeds ver-
Wachten, dat zij
nieuwe in dit geval ongewenste
Vruchten draagt.
Over de oorzaak van al het kwaad
ln de wereld heersen nu zeer verschil
lende opvattingen onder de mensen.
Het ligt buiten de opzet van dit arti-
kel hier nader op in te gaan. Heel in
het algemeen kan men zeggen, dat er
twee richtingen zijn in het denken
hierover: een gelovige en een niet-ge-
lovige. Wie Gods openbaring aan
vaardt, en bij gevolg de waarheid
kent aangaande oorsprong, aard en
bestemming van de mens heeft van-
Advertentie
Huldzuivterhcld Huidgezondheid
(Vervolg van pagina 1)
bond is met enige moeite te vergelij
ken met de standsorganisatie. Het jaar-
Verslag van het eerstgenoemde ver
bond (dus van de vakcentrale) heeft
dan ook voornamelijk betrekking op de
Nederlandse industriële ontwikkeling
en wat daarmee verband houdt. Welk
een merkwaardig verschil is er nog tus
sen dit jaarverslag en de jaarverslagen
Zoals we die vrij regelmatig ter kennis-
heming ontvangen van de arbeiders
vakbonden. Een jaarboek van de Ka
tholieke Vakcentrale, de K.A.B., hebben
We helaas reeds jaren niet meer ge
zien, zodat een vergelijking daarmee
hiet mogelijk is. Terwijl het werkge
vers-jaarverslag met brede visie en
aanschouwelijk voorgesteld door talrij
ke grafieken een inzicht geeft in de
industriële situatie van ons land, om
Van daaruit te redeneren naar de af
zonderlijke activiteiten die nodig wa
nen en zijn voor de bevordering van die
industriële ontwikkeling, moeten we
Vaststellen dat maar al te dikwijls zulk
een kijk op het geheel in de verslagen
Van arbeidersvakbonden ontbreekt. Het
Zou aanbeveling verdienen dat hier
meer aandacht aan wordt geschonken.
Dan zou het immers duidelijker wor
den waar de maatschappelijke en eco
nomische inzichten uit elkander gaan
°f botsen. En om tot een oplossing van
moeilijkheden te komen dienen die
moeilijkheden eerst te worden geformu
leerd.
Met intense belangstelling hebben
we vooral het verslag '56 van
het Centraal Sociaal Werkge
vers Verbond bestudeerd. Wanneer we
boven de vergelijking maakten van dit
Verbond met de ons vertrouwde stands-
hrganisatie, dan bedoelen we, dat we
hok hier te doen hebben met een cen
traal instituut, dat hulp biedend en
beïnvloedend de totale mens wil bena
deren; daarbij gespecialiseerde deelta
ken. zoals vakbondswerk is, gaarne
fan d'e gespecialiseerde organen over
latend. Wei hebben we hier be doen
met twee volkomen zelfstandige licha
men, al houden die overigens nauw
contact met elkaar. Dat kan ook niet
anders, want we moeten de socioloog
Vrezen die geen econoom is en omge
keerd hebben we bevreesd te zijn voor
de econoom die niet tevens een warm
s°ciaal voelend mens is. De terreinen
tvaarop zich het Centraal Sociaal Werk
gevers Verbond beweegt zijn vele en
t'eelsoortig. Met name denken we daar
bij aan de hoofdstukken 7 tot en met
12 van genoemd verslag waarbij za
ken als de P.B.O. en de Ondernemings
raden. speciale voorlichting, vorming en
hpleiding, algemeen technisch en ho-
6er onderwijs, werkgelegenheid en
^migratie, eigendomsvorming, wlnstde-
'ng en vergeten groepen, enz., enz.
borden behandeld. Wanneer we dan
bog stellen, dat natuurlijk van deze
*jide ook met een naar het eigen in-
?!cht zuivere intentie wordt gewerkt, dan
bggen hier zoveel aanrakingspunten tot
verdere gezondmaking van ons maat
schappijbeeld, dat we eenvoudig niet
kunnen begrijpen dat hier blijvende
tweedracht mogelijk zou zijn. Er is na
tuurlijk ook kritiek op deze activiteiten
J6 leveren. Wanneer ten opzichte van de
icugdbeïnvloeding moet worden vastge-
?.?ld, dat weliswaar grote bedragen zijn
•heengebracht, maar dat ze deze niet ten
Soede komen aan confessioneel gefun
deerde groepen, dan vinden wij dit een
manco waarover op het hoogste niveau
moet worden gesproken. Meningsver
schillen en tegenstellingen zijn oplos
te Nog altijd hebben we de stellige over
using dat we in Nederland op het
-S van de samenwerking van de ver-
Schillende maatschappelijke groepen op
J®, goede weg waren en zijn. Houen
zelfsprekend voor deze problemen een
uitgangspunt en een basis, die wezen
lijk verschillen van de opvattingen van
hen, die geen rekening houden met
Zijn bestaan.
De taak der Christenen nu is het
de geopenbaarde waarheid aangaande
de mens in de wereld uit te dragen.
En overeenkomstig deze waarheid is
al het kwaad ln de wereld op een of
andere manier het gevolg van de zon
de.
n het algemeen leeft de moderne
wereld van medeplichtigheid aan de
zonde. Vandaar die ontstellende
wanorde, die men „de grote wereld-
noden" noemt, zoals oorlog, hongers
nood, huizentekort, sociale achterstand
in onderontwikkelde gebieden, dwang
arbeid, slavenhandel, vrouwenhandel,
concentratiekampen, deportatie, rassen
discriminatie, neomalthusianisme, com
munisme enz. enz. Hierbij enkel van
„noden" te spreken is échter zeer on
volledig. Het zou eerlijker en vrucht
baarder zijn de dingen bij hun ware
naam te noemen; de rampzalige gevol
gen van de overtreding van Gods wet
die liefde en rechtvaardigheid gebiedt
als basis voor een goede menselijke
samenleving.
Op deze situatie nu baseert paus Pius
XII zijn aansporing veel en vurig te
bidden, opdat de mensheid moge in
zien, dat bekering en boete vóór alles
nodig zijn, wil men de wereld verbe
teren. God blijft zijn barmhartigheid
aan de mens openbaren. Als men
maar wil inzien, dat het vóór alles
nodig is zijn schuld te bekennen. De
H. Schrift staat vol van voortdurend
herhaalde vermaningen tot bekering
en boete. Heeft de mens zich eenmaal
naar God teruggewend dan zal hij
Hem steeds bereid vinden Zijn hulp
en genade te schenken.
Maar zelfs zonder de juiste houding
onzerzijds is Gods heilswil onophoude
lijk werkzaam in deze wereld. Altijd
weer opnieuw wekt de H. Geest pries
ters en leken op tot heilzame initia
tieven tot welzijn van allen.
Maar ook hier, helaas, werkt de zon
de verlammend. Veel goede activitei
ten worden brutaal bestreden uit vrees
voor het nieuwe, uit gemakzucht, uit
afgunst. Soms staat men „welwillend
gereserveerd" tegenover hen, die uit
oprechte liefde zich afsloven voor de
medemens. Men is liever „voorzichtig"
en gaat risico's en vergissingen uit de
weg, terwijl deze toch juist het voor
recht en het kenteken zijn van elke moe
dige pionier. Men is skeptisch, heeft op
alles kritiek, spreekt kwaad en houdt
zodoende het goede tegen in plaats
van actief mede te werken.
Ook deze houding is een gevolg van
de zonde. En die zondigheid dient te
worden uitgeboet. Voor alles door een
grondige wijziging van onze houding.
De zwaarste straf en boete voor al
dat kwaad is aan het verkeerde te ver
zaken en zich energiek te geven aan
het goede. Met inzet van onze hele per
soon. Dat vraagt nederigheid, door
braak van individualisme en egoisme,
zich losmaken uit het enge wereldje
van eigen belang. Dat kost offers. Dat
is boete.
Om dit inzicht en die gewetensvor
ming te bekomen vraagt de Paus ons
deze maand vurig te bidden. Hoe kun
nen wij „het zout der aarde" zijn, wan
neer wij als volgelingen van Christus
niet altijd een overtuigend voorbeeld
"even aan anderen? Hier vooral geldt
at, wie de wereld wil verbeteren, met
zichzelf moet beginnen.
ZONDAG 16 juni: H. Drieëenheid; eigen
mis; 2 geb. van zondag; credo; pref. van
H. Drieëenheid; wit.
MAANDAG: mis van eerste zondag na
Pinksteren; gewone pref.; groen.
DINSDAG: H. Ephraem, belijder-kerk
leraar, mis In medio; 2 geb. H.H. Mar
cus en gezellen; credo; wit.
WOENSDAG: H. Juliana, maagd; mis Dl-
lexisti; 2 geb. H. Gervasius en gezel
len; wit.
DONDERDAG: Sacramentsdag; eigen mis;
credo; gewone pref.; wit.
VRIJDAG: H. Aloysius, belijder; eigen
mis; wit. Haarlem: H. Engelmundus,
abt; eigen mis; 2 geb. H. Aloysius;
wit.
ZATERDAG: H. Paullnus, bisschop-belij
der; eigen mis; wit.
ZONDAG 23 juni: tweede zondag na Pink-
STiuy mis; credo; pref. van H.
Drieëenheid; groen.
ff
De heer Philip Young, die, als opvolger van de heer H. Freeman Matthews, ambas
sadeur van de Verenigde Staten in Nederland wordt, is voor zijn vertrek naar
ons land in het Witte Huis te Washington ontvangen door president Eisenhower,
die hem nog enige laatste instructies gaf. Men ziet hier de neer Young (rechts)
in gesprek met de Amerikaanse president.
Materiaal voor dit samen-overleggen
is meer dan voldoende aanwezig in de
mei-aflevering van de Nieuwe Mens.
De schrijvers der artikelen zijn alle
vijf in verschillende functies op semina
ries werkzaam; een directeur, een pre
fect, een geestelijk directeur en twee
leken, zij vertellen van hun ervaringen
met een totaal nieuwe aanpak. De re
dactie, die in deze enigszins als discus
sieleidster optreedt, wil eerst de feite
lijke toestand en zijn eventuele deside
rata bespreken. Daarna en daardoor
komt onvermijdelijk de vraag aan de
orde of het klein-seminarie als insti
tuut gehandhaafd kan resp. moet blij
ven. Toch zal men, dunkt ons, er goed
aan doen bij het behandelen van de
eerste vraag in het oog te houden, dat
Z.H. de Paus zich uitdrukkelijk heeft
uitgesproken voor het klein-seminarie
als de meest geschikte voorbereiding
voor toekomstige priesters en dat ver.
schillende deskundigen, die in de laat
ste tijd hun mening hierover hebben
kenbaar gemaakt, hetzelfde standpunt
verdedigen. Het lijkt ons dan ook
vruchtbaar in een gesprek over het se
minarie dit per definitie te beschouwen
als een instituut, dat uitsluitend be
stemd is voor leerlingen met priester
roeping. Met deze opvatting, die voor
lopig zeker meer vóór dan tegen heeft,
als uitgangspunt zal de discussie onge
twijfeld constructiever verlopen dan
wanneer het seminarie praktisch op
één lijn wordt gesteld met een kost
school of internaat. Terecht wijst het
eerste artikel er dan ook op, dat de
kwestie dient benaderd te worden van
uit de overtuiging, dat roeping een ge
loofsgegeven is, zodat de opvoeding tot
priesterschap nooit uitsluitend in het
menselijke, pedagogische en psycholo
gische vlak ligt.
Dat de seminarie-opleiding een zeer
actueel probleem geworden is vindt zijn
oorzaak in de algemene geestelijke om
wenteling van onze tijd. De onrust in
de zielzorg, de verhouding priester-leek
de plaats en taak van de priester in
de zich vernieuwende samenleving, de
hoge eisen, die hem worden gesteld,
de moderne verworvenheden van peda
gogie, psychologie, sociologie en voor
al ook de nieuwe theologische inzich
ten, dit alles heeft ertoe geleid de se
minarie-opvoeding aan te passen aan
de eisen van de tijd, die en heus
niet alleen wegens het. dalend getal
roepingen een ander patroon verlan
gen dan het traditionele. Aan de tragi
sche oorlogsomstandigheden is het te
danken, dat de zo nodige vernieuwing
in hoge mate is versneld.
Wil men de veranderingen in één
woord samenvatten, dan kan men zeg
gen, dat alles gericht is op een tota-
lere, de hele mens omvattende ver
zorging en vorming, waarin het ge
zin zijn natuurlijk aandeel dient
te behouden. Hoe men dit op de ver
schillende seminaries tracht te verwe
zenlijken kan men uitvoerig in de
Nieuwe Mens lezen. Men is zich be
wust van de hoogst delicate aard de
zer taak. Hoe belangrijk dit pro
bleem is kwam duidelijk tot uiting op
de massale studiebijeenkomst te
Utrecht, georganiseerd door de katho.
lieke Vereniging voor geestelijke
volksgezondheid, waar de geestelijke
nood der middelbare schooljeugd diep
gaand besproken werd. Het hoofdac
cent lag daar op de „éducation des
éducateurs", een thema, dat bij de
vernieuwing der seminarie-opleiding
o.i. meer aandacht verdient dan in
de artikelen in de Nieuwe Mens ge
schiedt. Er ligt hier nog een uitge
breid terrein braak, waarin elk uit
stel een ernstig gevaar inhoudt. Over
de eigenlijke wetenschappelijke vor
ming wordt weinig gezegd. De vraag
naar een reorganisatie van het studie
program is zeker niet misplaatst.
Al met al bevat de laatste aflevering
van de Nieuwe Mens rijke stof tot dis
cussie. Het is te hopen, dat velen zich
geroepen zullen voelen daaraan deel
te nemen, want slechts in nauwe samen
werking ligt de mogelijkheid tot gunstig
resultaat. Aan de redactie van het
tijdschrift een eresaluut voor haar nut
tig initiatief, dat heel het katholieke
volksdeel ten goede komt.
Op een gegeven moment neemt Michel van der Plas ons
in zijn woning in Aerdenhout mee naar zijn kamer; hij
doet de deur van een kast open, wijst op een riante, dub
bele stapel schoolschriften en zegt: „Allemaal gedichten"
Het zijn er ettelijke duizenden. Hij trekt ergens een schrift
uit en begint er met duidelijk afgrijzen in te bladeren.
Jeugdzonden uiteraard. Maar er zijn, geloven wij, maar
weinig mensen, die op zulk een respectabel aantal kun
nen terugzien als Michel van der Plas. Als wij alles goed
hebben gezien, zit hij er dan ook een tikje mee in. Sterk
overdreven gezégd, zou men zelfs kunnen stellen, dat hij
vrij lange tijd nodig heeft gehad om zich er van te „be
vrijden", van zijn jeugdzonden, die voor de objectieve
buitenstaander overigens toch altijd wel een fleuriger aan
zien hebben dan voor de bedrijver er van zelve.
Inmiddels wijst het bovenstaande er reeds op, dat er zo
het een en ander „gebeurd" is in het nog vrij kortston
dige litteraire heven van Michel van der Plas. Men ga maar
na. De dichter werd in 1927 in Den Haag geboren, doorliep
vijf klassen van het Klein Seminarie Hageveld en deed daar
na Staatsexamen gymnasium. Er volgden twee jaar studie
aan het Nederlands Opleidingsinstituut voor het Buiten
land, want men had hem voorbestemd voor de handel.
Het kwam er, men mag wel zeggen, uiteraard niet van.
In 1949 werd Van der Plas kunstredacteur van Elseviers
Weekblad.
Men mag dan voor wat zijn letterkun
dig bestaan betreft, wel even teruggrij
pen naar het eerste verleden. Op een nog
zeer prille leeftijd richtte hij als welp
een weekblad op voor een „horde" van
de Charles de Foucauld-groep in Den
Haag. Het periodiekje telde zestien pa
gina's. De jonge Van der Plas schreef,
typte en vermenigvuldigde ze zelf. En
het blaadje heette dan ook niet helemaal
ten onrechte „Doe je best". Van der
Plas schreef zijn eerste versjes op 11-
jarige leeftijd, zo in de trant van „Hol
land wat ben je toch klein". Er volgden
er, zoals gezegd, duizenden. In 1947 dan
de eerste bundel „Dance for you", in
1949 volgt „Going my way", dat de Jan
Campert-prijs verwierf, in 1951 „De
Schelp", in 1952 „Twee emmertjes water
halen" (een bundeltje parodieën, waaraan
ook de tekenaar Doeve en de componist
Badings meewerkten), in 1953 „Ergens-
huizen", in 1955 „Een hemel op aarde",
in 1956 samen met Van Duinkerken
en Gabriël Smit „Onderlinge verstand
houding". Verder bloemlezingen „Onge
rijmde rijmen" en „Religieuze Poëzie der
Nederlanden", vertalingen „De moord in
de Kathedraal" van T. S. Eliot, „Romeo
en Julia" van Shakespeare, „Gelieve de
dame niet te verbranden" van Christo
pher Fry en Christopher Columbus"
van Louis MacNeise. Tenslotte hoor- en
televisiespelen, chansons voor het caba
ret, declamatoria, een onuitgegeven to
neelspel en teksten voor nieuwe kerk
liederen.
Een staat van dienst dus voor iemand,
die nauwelijks tien jaar aan het letter
kundig „bedrijf" deelneemt. Maar Mi
chel van der Plas is bijzonder grondig
in zijn afwijzende kritiek op zijn eerste
officiële litteraire werk. Althans voor
wat zijn poëzie aangaat. „Mijn eerste
drie bundels", zo zegt hij, „beschouw
ik als een kroniek van een verlengde
puberteit." En hij kan er nu „helemaal
geen excuus voor vinden", dat hij des
tijds aan zijn twee eerste publicaties
Engelse titels meegaf. Trouwens, Van der
Plas is er zeer wel van doordrongen, dat
zijn poëtische oeuvre nog geen afgerond
geheel is. Hij wacht zelfs op „dat ene,
dat al het andere overbodig maakt".
Nochtans neemt hij nu reeds zijn
plaats in in de Nederlandse litteratuur.
Alleen, het is moeilijk te zeggen welke.
Hij behoort tot geen groep. En zelfs niet
tot wat men dan wel een litteraire „ge
neratie" noemt. Van der Plas ziet dat
zelf heel scherp. Hij wijst op het typisch
eigentijdse verschijnsel van „de snelle
opeenvolging van generaties", of van
wat men er dan voor aanziet. „Na de
oorlog", zo zegt hij, „had je vrijwel elke
drie of vier jaar een andere. Ik heb nooit
ergens bijgehoord en ik hoor nóg ner
gens bij."
Men heeft hem wel eens het leider
schap van de katholieke „jongeren"
proberen aan te wrijven. Maar hij heeft
nooit gestreefd naar die positie en hij
begeert haar ook niet.
Is Van der Plas niet of nauwelijks te
classificeren, hij is, dunkt ons, wel vrij
nauwkeurig aan te duiden als litteraire
„eenheid". En wij mogen in dit verband
dan wel Gabriël Smit citeren, die In
„Onderlinge verstandhouding" schrijft:
„Men heeft, op grond van zijn eerste
verzenbundels, van Van der Plas dingen
verwacht, die hij nooit zou geven. Daar
enboven is het begrip „na-oorlogse
poëzie" door een luidruchtige campagne
van bepaalde zijde min of meer identiek
verklaard aan het (zeer vage) begrip
„experimentele poëzie". En nu is er voor
wie goed leest, in Van der Plas' verzen,
vooral de laatste, genoeg experiment
geen enkele ware poëzie is trouwens
zonder maar de grondslagen en grond
vormen van het leven zelf tot experi
ment verklaren, komt gelukkig!
niet in hem op. Hij is duidelijk een
katholiek dichter. Dit bepaalt en ver
klaart zijn positie."
Zijn afkeer van het losgeslagen experi
ment belijdt Michel van der Plas tijdens
het gesprek inderdaad op een manier,
die aan duidelijkheid niets te wensen
overlaat. Hij doet het echter, sprekend
over eigen werk, in bepaald positieve
zin. Hij praat over wat hem in poëticis
voor ogen staat en hij zegt dan: „Ik wil
een vers dat schoon is in de betekenis
van proper. De zaken moeten er opge
ruimd in zijn. Men moet er in kunnen
wandelen en dan de orde waarnemen."
Hij spreekt over het „scheppen van
klaarheid", over „precisiewerk" en hij
getuigt er van hoe, wanneer hij een vers
maakt, „de vormbepalende elementen
zich onvermijdelijk aan hem opdringen".
Zijn zin voor „ordelijkheid, ordening en
klaarheid is trouwens kennelijk ken
merkend voor heel zijn bestaan. Hij be
lijdt een bijna lijfelijke weerzin tegen de
chaos op elk terrein des levens.
Dit stempelt hem wellicht dan ook
vooral tot de duidelijk „katholieke
dichter", die Gabriël Smit in hem ziet.
Michel van der Plas hecht kennelijk
aan de gevestigde waarden ook en
vooral aan de „oude overgeleverde
waarheden van het Christelijke geloof"
maar hij wil ze voor zichzelf ver
nieuwen." Ziehier z ij n experiment.
Al ordenende zijn poëzie te „laden"
met een persoonlijke aan de grenzen
„rukkende", maar nooit overschrijdende,
emotionaliteit, dat is zijn probleem, zo
als wij het hebben verstaan. Natuurlijk
schrijft Van der Plas een modern vers;
een experimenteel vers zelfs wellicht.
Ook op de basis van een zekerheid kan
men experimenteren. Wij laten de dich
ter zelf spreken in dit vers:
DE PONT
Al de jaren. Ze lijken vandaag
een dag lang op een vont.
Ik sta, ik beweeg niet. Bewegen
doet enkel het water, doet enkel
het plompe vlot, machinaal.
Hoeveel maal op en neer; hoeveel maal
de oever Overkant
met de klok en de grazige weiden,
en terug, het bezige laagland,
de oever. Hier moet je zijn.
In Rome nadert een gran
dioos complex zijn vol
tooiing, het „Oentro TV di
Roma". Het is. een complete
stad (de totale inhoud der ge
bouwen ontloopt die van het
Vaticaan maar zeer weinig)
met een opera, een schouw
burg, een variété-theater, een
eigen elektrische centrale,
enorme garages, een geweldi
ge telefooncentrale, restau
rants, bars, kappers, brand
weer, ziekenhuis, bibliotheek,
discotheek, filmarchief, een ge
weldig kantoorgebouw, een re
dactiebureau als van een grote
krant enz., enz. De „stad
heeft een eigen klimaat, zo
mers is het er koel, in de win
ter behaaglijk warm.
Er werken reeds 80" men
sen, die met 15 liften naar hun
werkruimten vervoerd kunnen
worden. Het gehele complex
moet in het najaar klaar zijn,
maar men twijfelt daar sterk
aan. Het geheel is onderge
bracht in vijf machtige gebou
wen van zes verdiepingen aan
de Plazzale Clodio, bij de Mon
te Mario in het noorden van
de stad. Van de belangrijkste
ruimten, uiteraard de studio's,
zijn er zeven. Vier daarvan
meten 20 bij 30 meter en heb-'
ben een hoogte van 8.5 meter.
Het journaal heeft een eigen
studio van 10 bij 10 en in de
variété-studio is een toeschou
wersruimte. Alle studio's zijn
voorzien van beweegbare loop
bruggen, in twee van deze
ruimten zijn deze ook vertikaal
beweegbaar. Bij alle studio's
behoren drie regieruimten, het
journaal heeft een eigen tele-
rekorder, er zijn tot nog toe
niet minder dan 19 camera's
geïnstalleerd.
De grote schakelruimten vor
men het hart van het com
plex. Hier wordt zowel het
doorgaande, als het binnenko
mende en uitgaande beeld- en
geluidverkeer behandeld. Hier
eindigen de TV-kabels die Ro
me met het noorden, zuiden en
het Vaticaan verbinden, ver
der komen hier alle TV- en
FM-lijnen van het gehele Ita
liaanse net samen.
In een afzonderlijk gebouw
van vijf verdiepingen vindt men
de décorafdeling, het costuurri-
ateher, het costuummagazijn,
waarin nu reeds 6000 costuums
hangen, verder de requisie-
tenopslag en meer van derge
lijke ruimten.
Belangrijk zijn ook de repe-
teerzalen, waarvan er acht
z«n- De. ene helft is in een af
zonderlijk gebouw onderge
bracht, de andere helft in de
onmiddellijke nabijheid van de
studio's. De artiesten staan 81
kleedkamers ter beschikking,
waarvan 10 zeer fraaie voor
de „stars" en enkele massale
voor 170 personen. Het kantoor
gebouw heeft 48 ruimten voor
de programmavoorbereiding,
24 voor de technische afdeling,
28 voor de redactie van het
journaal en 34 voor de admi
nistratie. Men heeft op alles
gerekend, zelfs op stakingen
bi) de energiebedrijven, want
met een centrale kan men zelf
voldoende stroom opwekken.
Hoeveel miljoenen het geheel
zal gaan kosten is onbekend,
waarschijnlijk weten ook de op
drachtgevers en de uitvoerders
het niet. Een volgende maal
zullen wij er iets meer over
vertellen hoe nu uitgerekend
Italië, waar men pas 2jaar
TV uitzendt, tot zulk een pro-
jekt kon komen.
Wanneer men in deze tijd
van het jaar zo omstreeks drie
uur in de middag op Victoria
Station in Londen komt, krijgt
men merkwaardige taferelen
te zien. Enige honderden per
sonen, uitgerust met toneelkij
kers, thermosflessen en para-
pluies, en allen in avondkle
ding, spoeden zich naar een
zelfde trein, die een dorpje in
Sussex, n.l. Glyndebourne tot
doel heeft. In Glyndebourne
staat een niet groot, maar wel
zeer mooi en vooral goed ope
ragebouw en daar wordt iedere
zomer een festival gehouden.
Een particulier festival, want
het wordt georganiseerd door
de grootgrondbezitter John
Christie. Samen met zijn
vrouw, de vroegere zangeres
Audrey Mildmay, begon hi) in
1934 met deze kostbare onder
neming, die echter van meet
af aan een groot succes is ge
weest.
Het uitgangspunt van mr.
Christie is: respect. Om res-
Het „Centro TV di Roma"
peet te verwerven moet men
iets beter doen dan een ander
en moet men ervoor zorgen
dat de toeschouwers hun hoed
afnemen voor het werk, zo zegt
hij. Zij moeten hun respect to
nen en daarom is het voor
schrift dat men in avondtoilet
verschijnt en aan het slot moet
men staande hulde betuigen.
Het festival ontvangt geen
overheidssubsidie, wel veel bij
dragen van particulieren en on
dernemingen.
Men stelt tevoren vast welke
werken zullen worden uitge
voerd. Eerst daarna gaat men
overwegen wie het uit zullen
voeren. Uit wat voorhanden is
op de wereld, stelt men de be
zetting van ieder werk afzon
derlijk vast. In Glyndebourne
worden de werken ook in de
oorspronkelijke taal uitgevoerd;
iets uitzonderlijks in Enge
land. Aan de uitspraak van de
vreemde talen wordt daarnaast
zeer veel zorg besteed.
Het operagebouw biedt aan 750
personen plaats. Het toneel is
wel niet zo breed maar zeker
zo diep als van zeer grote
opera's. Tijdens iedere voorstel
ling is er een pauze van ander
half uur, waarin men dineren
kan. Tussen half juni en half
augustus zullen ditmaal zeven
grote werken worden uitge
voerd. Zij zullen alle via het
Derde Programma te horen
zijn. Zaterdag 22 juni kan men
onder Paul Sachër „Die Zau-
berflöte" van Mozart horen.
Op het filmfestival van Can.
nes in 1956 werd een
schitterende tachtig mi
nuten durende reportage be
kroond, „De stille wereld" ge
heten. Deze film van de Fran
se marineman Jacques Yves
Cousteau werd een wereldsuc
ces. Deze man ontwikkelde de
methode om vrij in zee te dui
ken, zonder een duikpak of een
luchtslang. In de zomer van
1943, in het bezette Frankrijk,
vonden Cousteau en zijn vriend
Emile Gagnan de „onderwa
terlong" uit, een eenvoudig toe
stel met samengeperste lucht,
dat een normale ademhaling
mogelijk maakt. Momenteel is
het met deze toestellen reeds
mogelijk tot 100 -meter diep te
duiken en daar twee uur te blij
ven.
Sedert Cousteau in 1945 zijn
diepzee-onderzoekingsgroep van
de Franse Marine samenstelde
hebben hij en zijn mannen hon
derden kilometers onder de zee
afgelegd, waarbij zij miljoenen
kubieke meters zeewater ex
ploreerden en vele vlerkante
meters zeebodem onderzochten.
Sinds 1951 is de „Calypso" de
basis van de groep, het schip
is een volledig laboratorium,
uitgerust met de modernste
hulpmiddelen. De groep heeft
uiteraard niet tot taak films te
maken. De bedoeling van het
onderzoek is de bevordering
van de wetenschap van de oce
anografie. Maar men heeft ook
geëxperimenteerd met het zoe
ken naar olie, het onschadelijk
maken van mijnen en het on
derzoeken van scheepswrakken.
De B.B.C. en de Franse TV
hebben een uitvoerige reporta
ge voorbereid over al deze
werkzaamheden en gelukkig
kan de N.T.S. door de Eurovi
sie er ons ook iets van laten
zien, zondagavond om half acht
Daarbij zullen met onderwater-
camera's enige wrakken in de
Middellandse Zee bezocht wor
den, waaronder een Griekse
galei, die al wel 2000 jaar op
de bodem van de zee ligt. De
duikers zullen zich voortbewe
gen op onderwater-scooters.
Als ik daar nog begonnen was.
Als ik daar nog de weg had geleerd.
Maar ik ben op het water geboren,
te vondeling gelegd aan een reling.
Ik staar, ik beweeg niet, ik sta.
Soms, naast me, een warmte.
Een hand
die iets wees.
Of een gloeiende stem
die ik over de wiegende steiger
gehoorzaam had kunnen volgen.
Soms, vlakbij, een zucht in het riet.
Al de jaren. Maar geen besluit,
en nergens voet aan wal.
De weifeling ontevreden
en de angst voor de echte reden.
En daarom nooit echt verdriet.
Eén dag lang. En had ik gekund,
de moed gehad, dan woonde ik
aan de lage zijde: de bleekste,
waar altijd kinderen bedelen.
Maar ik heb niet eens geld. Geen ver
haal.
Éénmaal, om een schitterende lach,
was ik bijna gegaan. Maar mijn hand
werd afgeschud als regen.
Zij vluchtte. En nu liggen
er honden rondom haar huis.
Het wordt ochtend op de rivier
De oevers bekennen kleur.
We lijken wel stil te liggen,
beduusd van die duif.
We lijken wel zonder kracht, zonder
koert.
Dat is het licht nog maar.
Maar als straks het geluid begint,
de klok rechts of links de honden,
is er dan voor hulpelozen
een uitweg naar de zee
waar de meeuwen gaan, krijsend, laag
met het water mee souverein:
niet bekommerd om de oevers
met het water mee, naar een ruimte
die groot is als de dood?
Dit vers, dat zoals de schrijver
zelve het uitdrukt de onopgeloste
spanning tussen aards en hemels dra
matiseert, is van zeer recente datum.
Van der Plas spreekt er zich in uit op
de wijze van een modern traditionalist.
Evenals trouwens in dit gedicht dat
van vroeger dateert.
DE BANK
Vlak voorbij Leiden, zuidwaarts, laat
de trein
een bos, behorende bij een gesticht,
links liggen. Maar van ver al komt een
klein
heuveltje met een brede bank in zicht.
De bosrand buigt zich nog als het
refrein
van een psalmodisch ingezet gedicht
over de bank, vrij, altijd leeg naar 't
schijnt,
op de open weide en de weg gericht.
Daar te zitten moet heerlijk zijn: men
zou
ten halve wonen in de wereld en
ten halve in het vogelrijk, getrouw
aan lief en lied. Maar het lijkt wel of
men,
eenmaal in 't bos, die droom niet meer
teweeg
kan brengen, want de bank is altijd
leeg.
Michel van der Plas keert zich tegen
„in zwang zijnde normen, die door tijds
verschijnselen worden bepaald". Hij
maakt het zich daarmee bepaald niet
gemakkelijker. Het is nu eenmaal, ge
loven wij, minder eenvoudig gestalte te
geven aan een ordening in het poëtische
dan aan de chaos in het poëtische.
Michel van der Plas heeft zijn artistiek
doel hoog gesteld. En hij is zich daar
van zelf zeer wel bewust. Evenals van
het onweerlegbare feit, dat er mensen
zijn geweest, die, om het te bereiken, een
leven lang hebben nodig gehad.
HERMAN HOFHUIZEN
Voor de K.R.O. speelt vanavond het
Omroeporkest o.l.v. dr. L. Walther
Boer, waarbij Peter Lukas Graf, fluit,
het Concert van Johann Joachim
Quantz zal spelen. Het orkest voert
verder nog uit het symfonisch gedicht
„Fontana di Roma" van Resphighi
(402 m, 19.17 uur).
Voor het Italiaanse derde program
ma speelt het orkest van Turijn o.l.v.
Paul Klecky de Symfonie nr. 88 van
Haydn en het Concert voor orkest van
Petrassi (219 m, 21.30 uur).
Voor het derde programma wordt
vanuit de Glyndebourne Opera uitge
voerd „L'Italiani in Algeri" van Rossi
ni door de solisten en de ensembles
van deze opera, het geheel onder leiding
van Vittorio Gui (464 m, vanaf 18 uur).
Voor de A.V.R.O. speelt zondagmid
dag ln het kader van het Holland Festi
val het Rotterd. Philh. Orkest en het
Rotterd. Philh. Koor m.m.v. Annette de
la Bije. sopraan, die het werk „Saul en
David voor sopraan en orkest van Sem
Dresden en „Les Evocations" voor so
lo, koor en orkest Op. 15 van Albert
Roussel zullen uitvoeren (298 m, 14.20
uur).
Voor het nationale Franse program
ma speelt het Radio Symfonieorkest
van Parijs o.l.v. Georges Hurst, waar
bij Reine Giannoli het Derde pianocon
cert van Beethoven zal spelen. Het or
kest speelt nog de Eerste symfonie van
Dvorac (347 m, 18 uur).