Het mensdom 500.000 jaar Natuurweten schappelijke dwalingen in de Bijbel meer dan oud „Ratten krijgen overhand - stuur katten!" T E N' GEVAPAN Prof. Oud - 40 jaar Kamerlid - gehuldigd O Moeten werkzaamheden in het Botlekgebied stilgelegd Schip in nood ISRAËLS VISIE OP HET VERLEDEN Tussen neus en lippen Voor grote vrouwen v. Rotterdams industrialisatie in gevaar Grootkruis O.-N. Samenwerking leger en regering I Krijg je ervan. Geen auto's te koop op straat 1956 topjaar voor het toerisme Het nieuwe geweer van de Hembrug ROLFiLM De mode van straks Het kabinet-Djuanda St.-Adelbertsdag te Egmond G. J. Huizinga wint springconcours VRIJDAG 28 JUNI 1957 PAGINA 9 Prettige vondst 300 staarten rj~11 Examens Vertaald door JOHAN M. PALM De eerste bladzijden van de Bijbel hebben de christenen reeds eeuwen geboeid. Hier vinden zij im mers antwoord op vele levensvragen als de oorsprong van de wereld, de mens, het kwaad en het lijden. En dit antwoord is gekleed in een taal die iedereen verstaat: geen hoge teo- logische bespiegelingen over de schepping uit het niets, over de on dergeschiktheid van de mens aan God, het wezen van de genade of de aard van de oerzonde, maar een con creet tafereel van een kosmos in aan bouw en van een paradijs, bevolkt door mensen van vlees en bloed. Doch het is juist deze konkrete een voud die deze bladzijden tot èen groot exegetisch probleem maakt. Door ge duldig en methodisch onderzoek is de mens er eindelijk in geslaagd een tip op te lichten van de sluier die de tijd over zijn eigen verleden en dat van zijn kosmos heeft uitgespreid. Astronomie, geologie, kosmogonie, paleontologie, pa- leantropologie hebben vraagtekens van groot formaat geplaatst langs de gewij de tekst. Tweehonderd en vijftig jaar geleden verklaarde Galileo Galilei, pro fessor in de astronomie aan de univer siteit te Pisa, dat de voorstelling van de Bijbel als zou de aarde het middel- lunt der wereld zijn, niet klopte met de evindingen van de astronomie. De ont dekking van de stratifikatie van de aard korst scheen slechts verklaarbaar, als onze planeet een geleidelijke ontwikke ling had doorgemaakt, waarvan de duur op ettelijke millioenen jaren moet bere kend worden, wat onverenigbaar was met een ontstaan van de wereld in zes dagen. De schepping van het licht vóór de lichtbronnen scheen een miskenning van de natuur van het licht. Het groei end aantal fossiele resten van dieren en planten suggereerden de waarschijnlijk heid van evolutie, waardoor alle planten en diersoorten uit een of meer oerstam- men zijn voortgekomen. Men heeft zelfs al voldoende materiaal opgegraven om ook de mens, naar zijn lichaam, in dit evo lutie-proces te kunnen opnemen. Wat dan te denken van de vorming van de mens uit het stof van de teelaarde, waarvan de Bijbel spreekt? En als God het lichaam van de mens door evolu tie van een diersoort voor de instorting van een geestelijke ziel heeft klaar ge maakt, ligt het dan niet voor de hand dat Hij dit niet slechts één keer gedaan heeft, maar herhaalde malen? Tegen over de natuur is het menselijk indivi du maar een zwak en kwetsbaar wezen. En wat leert ons nu deze natuur? Daar waar het gaat om het behoud en de vermeerdering van een plant- en dier soort wordt de kwetsbaarheid van het individu gekompenseerd door de kwan titeit. De natuur brengt niet alleen een overvloed van mannelijke elementen voort om de bevruchting van één vrou welijk element te verzekeren, maar ook het aantal vrouwelijke elementen is veel groter dan strikt genomen nodig is voor een gestadige vermeerdering van de soort, en tenslotte zijn de rijpe vruchten gemiddeld een behoorlijk veelvoud van de ouders. Dit alles vindt zijn grond in het materiaalverlies dat in de bestaande wereldorde onvermijdelijk is. Daaren tegen laat de Bijbel heel het menselijk geslacht uit één oerpaar voortkomen en eigenlijk maar uit één mens, want Eva is gevormd uit Adam. Averechtse Schriftverklaring Vele exegeten hebben getracht deze dieper wordende kloof tussen de Bijbel en de wetenschap te doen verdwijnen, door haar voor schijnbaar te verklaren. Mocht er op het eerste gezicht tegen spraak bestaan, voor een goed lezer zei de Bijbel hetzelfde als de wetenschap Maar wat was er vereist om een goed lezer te zijn? Dat men erin kon slagen minstens een echo van de wetenschap pelijke hypotesen omtrent de oorsprong van de natuur in de gewijde tekst terug te vinden. Dit was de periode van het exegetisch konformisme, de tijd waarin met het vorderen van het natuurkun dig onderzoek steeds weer nieuwe in terpretaties van die fameuze eerste bladzijden van Genesis in de etalages van de boekhandels verschenen. Een dergelijke methode moest vroeg of laat opbreken, temeer daar men de eigen religieuze boodschap van deze hoofd stukken min of meer uit het oog ver loor. Geen handboek voor astronomie Dat men het in een andere richting moest zoeken wist men in de Kerk ei genlijk al sinds Augustinus. Deze gro te kerkvader beklaagt zich erover dat er in bepaalde kringen gedisputeerd wordt over de vraag wat wij op grond van de H. Schrift te geloven (let wel: te geloven!) hebben omtrent de vorm en struktuur van de hemel. Volgens hem heeft zulks geen zin, om de een voudige reden dat de Geest Gods zul ke dingen, die niets met 's mensen heil te maken hebben, aan de mensen niet heeft willen leren; Hij wilde de mensen niet tot astronomen en matematici ma ken, maar tot christenen. Doch de toe passing en de draagwijdte van deze gul den regel heeft de theologen veel hoofd brekens gekost en doet dat nog, zoals de lezer dit met eigen ogen kan konstate ren in het kostelijk boekje van Pater Renckens 1). Een brandend aktueel probleem is dat van monogenese of po- lygenese: is de mens uit een of uit meer paren afkomstig. In 1950 heeft Pius XII verklaard dat dit probleem voor katho lieken geen vrij probleem is. En inder daad, d° Bijbel veronderstelt de striktste monogenese. Daarom de vraag: leert de Bijbel deze als dogma of gaat het slechts om een denkvorm? Voorzichtig'weegt de schrijver het voor en tegen en wanneer hij tenslotte na een lang onderzoek vast stelt dat de monogenese het best in overeenstemming is met de eigenlijke bedoeling van de gewijde schrijver, wil hij toch nog een deur open houden voor het tegendeel. Ook bij de behandeling van de oorsprong van de eerste vrouw gaat de schrijver met grote omzichtig heid te werk; met pijnlijke nauwkeurig heid wordt een dekreet van de Bijbel kommissie uit 1909, dat hierop betrek king heeft, gewogen. De eindkonklusie valt uit als boven. Toch schijnt op dit laatste punt sinds recente verklaringen van bevoegde personen naar aanlei ding van de tweede uitgave van het Enchiridion Biblicum (verzameling van kerkelijke uitspraken betreffende de Bij bel, uitgegeven op last van de pauselijke Bijbelcommissie) het kerkelijk gezag zulke reserve niet meer te eisen. Schriftinspiratie Een goed begrip en een juiste waar dering van de gewijde tekst en vooral van de eerste bladzijden van de Bijbel is slechts mogelijk in het licht van een verantwoorde opvatting van wat eigen lijk inspiratie is. Het is een grote ver dienste van de geleerde auteur elke misvatting van dit fundamentele dogma geëlimineerd te hebben. Inspiratie is geen openbaring, geen dikteren van een door God gekoncipieerde tekst aan een menselijke schrijver; verre van arbeids besparing te zijn betekent de inspiratie integendeel voor de hagiograaf hoge geestelijke inspanning; hij stelt geheel zijn intellectueel en affektief bezit in dienst van de H. Geest, die niet alleen in zijn taal en stijl, maar ook in zijn beel den, denkvormen en opvattingen de heils boodschap uit het menselijk brein ver wekt. Het mag dan ook niemand ver wonderen in de Bijbel spreekwijze en voorstellingen aan te trefen die ook uit de profane oud-oosterse literatuur be kend zijn; het ontbreken van een eigen tijds karakter zou onverklaarbaar zijn. Van Mozes tot Aaron Onbevangen stelt zich Pater Ren- De commandant van fort Tela-' nok, een Engelse vesting, die verscholen ligt in het diepst van de jungle op Malakka, heeft de- der dagen een s.o.s. naar Kuala Loempoer gestuurd. De ratten krij gen de overhand, stuur ons een paar katten, aldus luidde het ijltelegram. R.A.F.-jongens op het vliegveld van Kuala Loempoer begonnen prompt na ontvangst van het noodsein aan een klopjacht op katten en vingen na korte tijd twee barbaarse Malei- se katten, wilde dieren, die niet zon der handschoenen zijn aan te pakken en nog voor geen tijger bang zijn. Er werd een kist gereed gemaakt, van luchtgaten voorzien en gewat teerd maar op het beslissende ogenblik, toen de katten in de kisten zouden worden gestopt, staken zii hun klauwen uit en verkozen de vrtj- oen monsieur Pascal de la Mo- the uit Preuilly sur Glaise in Frankrijk op een vrije middag en voor de aardigheid een oeroude keldermuur onder zijn woning had gesloopt, ontdekte hij in de ruimte, die daarachter vrij kwam, een com pleet ingerichte wijnkelder, waarin zich vijfhonderd flessen chinon mille- simes anno 1844 en enkele flessen madeira anno 1889 bevonden. Zowel de chinonwijn als de madeira waren in uitstekende staat en hadden hun kostelijke aroma behouden. ivis Presley, of zo u wilt Elvis de Pelvis, de rock and rollcrooner-met-wiebelbenen, is een paar dagen in het ziekenhuis ge weest. Terwijl hij namelijk onlgpgs schreeuwend en wel een paar opna men verzorgde voor de film „Jail- house Rock", slikte hij de porce- leinen kroon van een zijner kiezen door. Die kroon kon het rock-and- roll-gekrijs blijkbaar niet langer ver dragen. Teneinde zich een flink eind weg te verbergen kwam de kroon in een long van de Pelvis terecht. In hel ziekenhuis van Hollywood werd zt verwijderd en werd Elvis intussen begraven onder duizenden brief- er ansichtkaarten met „beterschap". heid. Een R.A.F.-officier, die naar Engeland met verlof ging, stelde zijn twee huiskatten ter beschikking. De ze beesten, die wel voor een uitje ble ken te voelen, lieten zich gedwee in de kist stoppen, echter niet zonder een stevige mondvoorraad aan ver se vis. Boven het fort werd de kist per parachute uitgeworpen. Twee dagen later kwam er weer een bood schap uit het fort Telanok. „Katten in actieve dienst. Thanks folks." og een kattenverhaal. Het korrn van liet eiland Juan Fernan dez in de Stille Oceaan, waai het schijnt te wemelen van de mui zen en de ratten. Het bestuur van het eiland heeft namelijk een decreei uitgevaardigd, waarbij het in ver band met de plaag van ratten en muizen ten strengste verboden is, katten te doden. Hij, die zulks toch doet, kan worden gestraft met de verplichting, driehonderd muize- staarten in te leveren. ekens de vraag hoe de hagiograaf (of het Mozes was of een later auteur maakt in het onderhevige geval geen verschil) wist wat er in de oertijd van de wereld en de mensheid gebeurd was. Op grond van de (slecht overge leverde bijbelse chronologie zou de stokoude Adam zijn ervaringen aan Noë's vader hebben kunnen meedelen, Noë heeft het op zijn beurt aan Abra ham kunnen doen enz. Deze hechte overleveringsketen barst echter uit een, voor de resultaten van de pale- antropologie. Men is het er tegen woordig wel over eens dat een tijds duur van 500.000 jaar voor het bestaan van het mensdom eerder te kort dan te lang is. Houdt men daarbij nog rekening met de primitieve kondi- ties waarin de mens millennia lang geleefd heeft, dan is het zeer onwaar schijnlijk dat zich een enigszins gede tailleerde traditie omtrent de oertijd ongerept heeft kunnen handhaven. De Bijbel schijnt zulks bovendien uit te sluiten Langs normale menselijke weg waren de oerfeiten dus nagenoeg onbe reikbaar. Van de andere kant zijn de ze hoofdstukken niet kant en klaar uit de hemel gevallen. De konklusie is dan onvermijdelijk dat deze hoofd stukken het resultaat zijn van boven natuurlijk geleide en gedeeltelijk ook verlichte refexie op de wereld, de mensheid en het uitverkoren volk. Aldus voorbereid is men in staat om met de auteur het avontuur van de ver klaring van het zesdagenwerk en het paradijsverhaal niet alleen mee te ma ken maar vooral om uit dit stuk oude literatuur het nog altijd levensschenken- de sap van autentieke religiositeit te puren. Hiervoor is dit boekje een onmis bare gids. Deze tweede druk is aan merkelijk beter verzorgd dan de eerste, hoewel nog een aantal storende druk fouten aan de aandacht van de correc tor onsnapt zijn. Drs. J. T. NELIS S.S.S. 1) Drs. H. Renckens S. J., Israëls visie op het verleden. Over Genesis 1-3. Lan- noo, Den Haag. Tweede druk 1957. Ing. ƒ6.50, geb. ƒ8.50 De kantonrechter in Den Haag heeft donderdag in een schriftelijk vonnis een autohandelaar naar de wens van de ambtenaar van het openbaar ministerie veroordeeld tot een boete van 20, om dat deze handelaar auto's te koop had aangeboden op de openbare weg. De handelaar, tegen wie dit proef proces was gevoerd, bood zijn wagens aan op een parkeerterrein dat tegen over zijn garage aan de Noordwal in Den Haag ligt. In artikel 25 van de marktverordening is voor de verkoop van tweedehands auto's evenwel een plaats aangewezen bij de Herman Con- sterstraat, waar iedere vrijdagavond een automarkt wordt gehouden. De verdediger van de garagehouder had de rechtsgeldigheid van de bepa ling in de algemene politieverordening, welke nu overtreden is, bestreden om dat deze de rechten van auto-eigenaars te veel zou beknotten. De kantonrech ter kon deze opvatting echter niet de len. Het jaar 1956 betekende voor het toe risme een topjaar. De A.N.W.B. is uit een enquête gebleken, dat 200.000 Ne derlandse motorvoertuigen uitgezon derd bromfietsen aan het internatio nale verkeer buiten het Benelux-gebied hebben deelgenomen. Het totaal aan tal buitenlandse verblijfsdagen buiten het Beneluxgebied bedroeg voor deze voertuigen ongeveer 3 miljoen, waar van 50 pet in Duitsland werd doorge bracht. De A.N.W.B. verwacht, dat het toeristenverkeer in 1957 onder invloed van de bestedingsbeperking zal staan. Het geweer, dat de Artillerie Inrich tingen Hembrug Zaandam zoals gemeld volgens een overeenkomst met Fairchild gaan produceren, draagt de naam „Armalite A R 10". De Artillerie Inrichtingen verwierven de licentierechten voor vele Europese landen. Het wapen is van een geheel nieuw model Het heeft o.a. een magazijn voor twintig gestandaardiseerde NATO-pa- tronen. Als automatisch geweer ge bruikt heeft het een zeer grote vuur- snelheid. Advertentie ussen de streng geschoren bo men van dit zomerpark poseert de mannequin in een ensemble voor de komende win ter. Het is van de Parijse confectie (ontwerp Max Mo zes), die altijd eer der is dan de Hau te Couture, wat niet anders kan, omdat de confectie, die voor iedereen is, bijtijds grote hoeveelheden kle ren klaar moet heb ben, terwijl de pri meurs van de Hau te Couture bij hun verschijnen toch maar voor de en keling zijn. We zullen deze winter aan de af staande kraag die enigszins aan een monnikspij doet denken) moeten ge loven. Bij deze ze venachtste mantel van kameelhaar is die kraag uitste kend in harmonie met de lage grote k lepzakken. Voor kleine vrouwen is dit geheel echter ongeschikt. Wat de nieuwe wintermode betreft, die de couturiers in Parijs voor ons aan het bekokstoven zijn, daarover doen alweer enkele geruchten de ronde, maar meestal zijn die voorspellingen loos alarm. Nu beweert men, dat de taille weer strak aangesloten zal moeten zijn, maar dan vlak onder de buste. Dat is voor de meeste vrouwen ondraagbaar. Laten we echter niet vooruitlopen op wat nog volstrekt onzeker is. Er zal nog steeds veel jersey zijn en voor rokken veel flanel. Voor mantelstof wordt naast rustieke tweed natté verwerkt, dat is de stof, die doet denken, op verkleinde schaal natuurlijk, aan het matjes vlechten op de kleuterschool. Men voorspelt, dat alle tinten bruin en beige er zullen zijn, de kleuren van pruimen en krenten, dus „prune", en verschillende winterpastels. ver modekleuren, die in een bepaalde tijd opgeld doen, zijn de publieke meningen nogal eens verschillend. Dat komt omdat de seizoenen, wat betreft de aanmaak en het verschijnen der mode, door elkaar lopen en ook omdat de haute couture de confectie altijd een seizoen vóór is. De verwarring, die daardoor ontstaat, is de modehandel een doorn in het oog. In Amerika en ook in Frankrijk is daarom een coördinerend instituut gevormd, waarin mode-industrie en modehandel voor kleren, hoeden en schoenen en accessoires, stoffenfabrikanten en de pers elkaar vinden. Ieder nieuw seizoen wordt er voor de insiders een catalogus uitgegeven, waarin kleuren, lijnen en stijlen staan aangegeven. Dat werkt een meer geleide voorlichting in de hand. Mettertijd hoopt men in Nederland tot een soortgelijke coördinatie te komen. De heer Albert Lempereur, de ongekroonde koning van de Parijse ,.prêt d por ter", die voorzitter is van de Franse groep, heeft kortgeleden in Am sterdam over dit onderwerp gesproken. In Nederlandse confectie-kringen welt men er wel voor. Donderdagmiddag is prof. mr. P. J. Oud in Den Haag gehuldigd in verband met het feit, dat hij veertig jaar geleden zijn intrede in het parlement deed. Op de foto zien we, hoe prof. Oud uit handen van minister Struycken de versierselen van het grootkruis in de orde van Oranje-Nassau. ontvangtterwijl dr. Korten- horst (midden) toekijkt. jaren en als voorzitter van de staats commissie die de mogelijkheden van herstel der gemeentelijke zelfstandig heid onderzoekt. De voorzitter van de Tweede Kamer, dr. Kortenhorst, prees hem vooral om dat hij een voorbeeld is voor jonge Kamerleden: geestig, spits en trouw aan het parlement. Ook na zijn minis terschap keerde prof. Oud in de Kamer terug, wat helaas vooral de laatste tijd niet van alle ministers kan wor den gezegd, aldus de voorzitter. Hij herinnerde aan de moeilijke beslissin gen die prof. Oud in de politiek met veel bravour heeft genomen. Hij was voor de oorlog lid van de Vrijzinnig Democraten, na de oorlog enige tijd lid van de P.v.d.A. en richtte daarna de V.V.D. op, die zich in de oppositie zeer thuisvoelt en vaak lijnrecht tegen de socialisten ingaat. Prof. Oud heeft destijds de bewondering van dr. Kor tenhorst opgewekt door de wijze waar op hij in zijn partij de overdracht van de soevereiniteit aan Indonesië verde digde, waaraan hij als verantwoordelijk volksvertegenwoordiger in de Kamer zijn stem gaf. (Van onze parlementaire redacteur) De regering heeft zich donderdag van haar loyale zijde betoond, toen de vice-ministerpresident in het Ka mergebouw verscheen om daar prof. P. J. Oud te huldigen, die veertig jaar geleden lid van de Tweede Kamer is geworden, Mr. Struycken heeft hem namens de koningin het Grootkruis in de orde van Oranje Nassau overhan digd: een zeer hoge onderscheiding. Prof. Oud is de leider van wat hij zelf graag „de oppositie" noemt. Don derdag heeft hij ondervonden dat zijn scherpe en zoals dr. Drees wel eens zegt „onvriendelijke" aanvallen op de regering geen beletsel vormen voor een loyale erkenning van zijn verdien sten als staatsman. Mr. Struycken, die met een zevental ambtgenoten en drie staatssecretarissen te midden van de Kamerleden d'eze hoge onderscheiding kwam overhandigen, herinnerde aan de grote verdiensten van prof. Oud ook buiten het parlement als minister van financiën in een van de kabinetten- Colijn, als burgemeester van Rotter dam vooral in de moeilijke na-oorlogse „Ik ben er een beetje weg van", was de eerste reactie van prof. Oud, die De burgemeester van Rotterdam, mr. G. E. van Walsum, maakt zich grote zorgen, of de industrialisatie van het Botlekgebied wel zo vlot zal verlopen als gewenst is. Van deze gevoelens gaf hij donderdag blijk, toen hij een toe spraak hield ter gelegenheid van de in bedrijfstelling van Verolme Dok- en Scheepsbouw Maatschappij. Ik maak mij ernstig ongerust, zo zei hij, over de voltooiing van hetgeen nu in de Bot lek begonnen is. De komende weken zullen vermoedelijk in dit opzicht be langrijke beslissingen brengen, maar ik vrees met grote vreze. Burgemeester Van Walsum doelde zonder twijfel op de mogelijke gevol gen van de heersende bestedingsbeper king voor de Rotterdamse expansie plannen in het nieuwe industrie- en ha vengebied van de Maasstad. Met name is het de vraag, of voortgegaan kan worden met de aanleg van de derde petroleumhaven, waaromheen een groot aantal oliebedrijven zijn gesitueerd in het uitbreidingsplan. Om nog maar he lemaal niet te spreken van de vierde daarna een boeiende schets ga£ van de ontwikkeling van de politiek in de laatste veertig jaar. Hg heeft nog de beslechting van de onderwijsstrijd en van de strijd om het kiesrecht meege maakt. Zelf werd hij nog tijdens het districtenstelsel als „afgevaardigde van Den Helder" gekozen. Ik zal steeds de rechten van het parlement verdedigen. Wie daarom raakt, raakt aan de rechten van het volk", aldus prof. Oud. petroleumhaven, die ontworpen is in de nabijheid van het natuurreservaat De Beer. Mr. Van Walsum sprak nog de hoop uit, dat het gehele Botlekgebied spoe dig tot het Rotterdamse territoir zou behoren, een aangelegenheid die al eni ge jaren aan de orde is. Tevoren had de burgemeester van Rozenburg, de heer J. Aschoff, met enkele woorden gewezen op de keerzijde van Verolme's medaille: de van huis en erf verdre ven boeren door de industrievestiging. Hij bepleitte een ruime schadeloosstel ling voor de gedupeerde landbouwers. Tevens vroeg hij aandacht voor de so ciale aspecten, verbonden aan derge lijke zware industrieën, voorspellend, dat op Rozenburg dezelfde problemen zullen gaan heersen als die waarmee Velsen thans te maken heeft. LEIDEN, 28 juni Doet. Ned. recht: P. F. M. Grundemann, Haarlem, E. P. Bruggeman, Den Haag en E. N. Heems kerk, Leeuwarden. 's GRAVENHAGE, 28 juni Staats- bevoegdheid heilgymnastiek en massa ge: de dames: R. A. V. Eersel, Gronin gen, A. Eikens, Rotterdam, A. V. Es, Rotterdam, W. Feenstra-Smith, Utrecht, M. H. A. Geerts, Eindhoven, A. A. Gla stra, Hilversum, A. Goedhart-Bogaards, Rotterdam. 's-GRAVENHAGE. R.-K. Lyceum voor meisjes. Gymnasium A: Anke Bak, Anneke Beekman, Isje Coomans, Madeleine van Galen Last, Maria Kluck, Ineke van den Oever, Elly Smit, Ma rijke Teppema, Marlies Vollaers en Agnes Wijffelman. Gymnasium B: An- netje Bloem, Nicole Girardot, Mia van der Kallen, Maria van Velzen en Ria Zaat. 54 „Wacht even, Charrel", zei Godde opeens, terwijl de hoofdwerktuigkundige reeds naar de trap liep. „Nuhij aarzelde een ogenblik, ,,n'- moeten we een bericht uitzenden". Bertrand knikte instemmend. „Maar hoe zullen we het inkleden? Denk je, Charrel, dat het je mogelijk zal zijn de machine weer op gang te krijgen?" „Niet zolang we dwarszees liggen, kapitein" „Hoe wil je dan met gestopte machine uit deze positie geraken?" viel Godde hem in de rede. „En als het water blijft binnen stromen", vervolgde Charrel, alsof hij niets gehoord had. „We zullen water binnen krijgen, zolang we dwars zees liggen; tenzij je kunt pompen?" Charrel schudde het hoofd. „U moet eens komen zien, wat er beneden gebeurt." „Goed", zei Godde, wiens trekken ontspanden door een wrange glimlach. „Goed, we zullen bekend ma ken in welke situatie zich dit „prachtige" schip, waarvoor de maatschappij zoveel tamtam heeft ge maakt, bevindt. We zullen bekend maken, dat het dwars op de golven gestopt ligt met natte kolen. Wat een schandaal in Marseille, in Napels, in New York!" „Schandaal!" Ik schrok even en zag het gezicht van Charrel met dezelfde uitdrukking van ontsteltenis als toen ik hem vertelde, dat de Canopus zich niet uit de dwarszeese ligging kon loswerken. Neen, ik ver giste me niet: Godde zag de ware toestand niet in. Hij dacht aan het schandaal. Het idee dat de C pus daar zou kunnen zinken was J? se komen. Misschien doordat de romp machine geen schade had. Er was all®f® „fnfnoin geschiedenis van het water, dat door alle openingen in de dekken en de romp doordrong, dat de pompen verstopt en de kolen nat waren. „We zullen een bericht uitzenden", voegde hij er aan toe. „Het een of andere schip zal zijn koers wijzigen en zal getuige zijn van onze onmacht Hij keek Charrel aan en vestigde toen zyn blik op mij ik stond wat meer ter zijde en het kwam me voor, dat hij alleen de modder opmerkte, die de hoofdwerktuigkundige bedekte en het zwarte slijk aan mijn handen, die ik ver van het lichaam hield .on ook mijn rechter schouder en mouw, die onder de olie zaten. Hij wendde zich tot de oudste tweede, die binnenkwam „Rouveyre", zei hij. „Breng het bericht, dat ik zal opschrijven naar de marconihut. En jij, Dufor, maak een rondgang door de tussendekken". Na zich te hebben gewassen, een blauwe plek op zijn rechter wang met water te hebben gebet en met een handdoek de olie van zijn ulster te hebben ge veegd, had Dufor bij de papieren, zijn monsterboekje en zijn geld, ook enige brieven, waaraan hij waarde hechtte, in zijn zakken gestoken. „U denkt misschien kapitein na hetgeen ik u over Godde verteld heb, dat ik meende dat de Canopus verloren was. Neen, in het geheel niet, ten minste op dat ogenblik niet. Daarenboven was ik door de koorts uitgeput. De toekomst scheen vervaagd, ik had hoe genaamd geen idee van wat er in de komende vier entwintig uur zou voorvallen en het was bijna onbe wust dat ik die brieven meenam. In de grote middengang had Dufor aan de deur van de messroom Rouveyre ontmoet, die een sand wich liep te eten. De twee officieren liepen een paar passen met elkander op, waarbij ze hun schou ders tegen de beweeglijke schotten en tegen elkan der stootten. „Ik heb het bericht naar Dejean gebracht", had de oudste tweede gezegd. „Kun jU je die man voor stellen, alleen in zijn eenzame hut, die niets ziet dan een uitgestorven dek, een sloep die in de klam pen heen en weer schuift en de geweldige zee, die hem steeds bedreigt?" Dufor had naar het gelaat van zijn kameraad geke ken. Hij had het over Dejean! En over diens eenzaam heid! Met strakke blik ging de officier voort, terwijl hij met de vingers grote stukken brood met ham aftrok en die gulzig opat. „Jij hebt het niet koud", had Rouveyre gezegd. „De stoomverwarming is al lang afgezet. Jij beeft, je hebt koorts. Ik ben hier binnen door gekomen; overal water, het ruikt overal naar water, naar de oceaan. Het is koud en het ruikt naar de oceaan". Dufor had zich daarna de vertrouwelijke woorden herinnerd, die Rouveyre drie, vier uren terug geuit had: de komende nacht zou minder erg zijn dan de vorige. Verklaarde de teleurstelling de opwinding van nu? Maar het was zo. Dufor had het nog niet bemerkt, maar ze baadden in een geur van jodium en zout, maar ook van ijs, vochtigheid en ether. „Het ruikt naar de zware deining van de oceaan", had Rouveyre nog gezegd, „en het schip heeft zijn geuren van verf, van ijzer, houtwerk en vernis, van stoom, van verbrande olie, van steenkool, van de mensen verloren... Het is reeds een kadaver". De twee officieren liepen met de voeten door het water dat bij het slingeren aldoor meer naar het schot aan bakboord stroomde. Opeens waren ze blij ven staan een geluid had opgehouden. „Daar heb je het", had Rouveyre gezegd. „Ze hebben de machine stil gezet. Heb je Godde ge hoord, toen hij zeiMaar hij had de zin niet vol tooid, omdat hij lette op de bewegingen van het schip dat, in zijn geheel door een golf gegrepen, op geheven en op de bakboordszijde gelegd, geen weer stand had geboden. „Een kadaver! Ik heb het je wel gezegd. Godde geeft er zich geen rekening van. Hij had niet behoren te stoppen. Maar als ze geen middel vinden om stoom te maken is de Canopus er geweest. Overigens is er wel een middel. Ik zal het hem zeggen en hij zal me moeten aanhoren... Hij zal me moeten aanhoren," had Rouveyre herhaald terwijl hij de trap, die naar brug leidde, opstormde. (Wordt vervolgd) De Indonesische regering van mi nister-president Djuanda streeft in nauwe samenwerking met het leger onder leiding van generaal-ma- joor Nasution ernstig naar het norma liseren van de situatie in Indonesië. Dat is voorwaar geen lichte taak, want nog nooit heeft een Indonesische rege ring zich bij het aan het bewind komen geconfronteerd gezien met zulk een ver warde toestand als dit keer het geval was. Ook al gebeurde het allemaal met goede bedoelingen. Indonesië was hard bezig uit elkaar te vallen. Territoriale commandanten erkenden het gezag van Djakarta niet meer en begonnen hun eigen handel (lees: smokkel) op het buitenland. Dit geschiedde uit protest tegen het beleid van de regering in Djakarta, die veel te weinig aandacht aan de buitengewesten besteedde en al le fondsen zelf opslokte, maar dat neemt niet weg dat deze protestacties tot ee.i nog veel grotere chaos leidden. De regering van Ali Sastroamidjojo slaagde er niet in een oplossing der moeilijkheden tot stand te brengen. Merkwaardigerwijze ging president Soekamo er pas na het aftreden van deze regering toe over de staat van oor log en beleg voor geheel Indonesië af te kondigen, zodat de nieuw optredende regering van ir. Djuanda in deze voor een fait accompli werd gesteld. Deze door president Soekamo zelf geformeer de regering en de legerleiding blijken echter goed te kunnen samenwerken, zodat er inderdaad reeds vooruitgang is bereikt bij het normaliseren van de situatie in Indonesië. President Soekarno heeft een zeer belangrijke rol gespeeld bij de vor ming van de regering-Djuanda, doch men krijgt inmiddels toch niet de indruk dat men thans in feite van een regering-Soekarno zou moeten spreken. Dit zou misschien wel het geval ge weest zijn als de vorige kabinetsforma teur, Suwirjo, premier geworden was, want deze liet zich volledig door de pre sident leiden. De regering-Djuanda daarentegen toont een belangrijke ma te van onafhankelijkheid. Dit bleek bij voorbeeld duidelijk bij de vorming van de Nationale Raad. President Soekar no had het ontwerp voor deze advies raad opgesteld, doch dit ontwerp werd in belangrijke mate door de regering- Djuanda geamendeerd. Vooral werd er daarbij op gelet dat de buitengewesten in deze raad voldoende vertegenwoor digd zouden zijn, zodat de raad enigs zins het karakter van een senaat zou krijgen. Men krijgt echter zeker niet de in druk dat het tussen de regering-Djuan da en president Soekarno hard tegen haiJ gaat, zoals dat in vroeger jaren ten tijde van de regering-Natsir wel eens het geval geweest schijnt te zijn en zoals dat ook het geval was bij som mige geschillen tussen het leger dn de president. Men krijgt de indruk crat de samenwerking tussen deze regering en president Soekarno goed genoemd kan worden, evenals die tussen de re gering en de legerleiding, zodat de hoog ste macht in het land tenminste niet door verdeeldheid verzwakt wordt. De regering ondervindt dan ook weinig op positie: in hoofdzaak komt deze nog van oud-vice-president Hatta en de Masjumi. Het moeilijkste probleem voor de Indonesische regering is waar schijnlijk wel dat van de financiële situatie van het land. Immers een normalisering van de toestand kan alleen bereikt worden door tegemoet te komen aan be paalde gerechtvaardigde verlangens van de buitengewesten, maar daar is veel geld mee gemoeid, terwijl juist -u de monetaire situatie in Indonesië slech ter is dan ooit. Ook het feit dat presi dent Soekarno in de door hem gevorm de regering verschillende nieuwe minis teries heeft gecreëerd (die van indus trie, zeevaart, opvoering van de volks potentie, veteranenzorg en interindone- sische betrekkingen, alsmede de func tie van derde vice-premier), die dus weer hun eigen begroting moeten heb ben, compliceert de gang van zaken. Ook hier maakte de nieuwe regering echter reeds een goede indruk door te verklaren te willen breken met de door zoveel voorgaande Indonesische rege ringen gevolgde methode van „achter uit werken". Daarom wil men de be groting voor 1957 nog deze maand en die voor 1958 een maand later aan het parlement voorleggen. Inderdaad be tekent dit een belangrijke verbetering, want daardoor krijgt het financiële beleid van de regering tenminste een basis. Het valt dan nog slechts te ho pen, dat men de begroting ook inder daad zal kunnen uitvoeren. Evenals vorige jaren zal op zondag na St. Adelbertsdag een plechtige vie ring plaats hebben bij het graf van de heilige op de St. Adelbertsakker te Eg- mond Binnen. Zaterdag is er 's avonds om 8 uur een H. Mis voor de leden van de St. Adelbertsvereniging, op te dra gen door de zeereerw. heer Th. Zwart kruis, geestelijk adviseur van de afde ling Haarlem. Voor de nachtelijke be devaartgangers, die volgens oude ge woonte te voet of per fiets naar Eg- mond komen, zal zondag om 6 uur 's morgens een gezongen H. Mis wor den opgedragen. Pater Gilbertus Lo- huis O.F.M. zal dan de feestpredikatie houden. Om 10.15 uur volgt dan een plechtige H. Mis met assistentie van de monni ken van de abdij die de wisselende ge zangen zullen uitvoeren, ook tijdens de ze H. Mis zal pater Lohuls preken. 's-Middags om 3 uur is er plechtig lof met een processie rond de oude kapel. Het springconcours om de Prijs van de tentoonstelling in het raam van het vijfdaags nationaal concours hippique te Utrecht heeft een nieuw succes ge bracht voor de heer G. J. Huizinga uit Gasthuizen. Na op xde eerste dag met het paard „Baron" het springconcours m.a. (de prijs van de jaarbeurs) te hebben gewonnen, zegevierde hij op de derde dag met hetzelfde paard, een Nederlands fokprodukt. Het parcours was 425 meter lang met dubbele en meervoudige sprongen (ma ximum hoogte 1.30 meter). Hoe zwaar het was moge blijken uit het feit, dat slechts twee van de zestien combina ties het parcours foutloos aflegden, nl. „Baron" met G. J. Huizinga en „Ros- zy" met Proetske Arts.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1957 | | pagina 9