Het
mensdom
500.000
jaar
Natuurweten schappelijke
dwalingen in de Bijbel
meer dan
oud
„Ratten krijgen overhand -
stuur katten!"
T
E
N'
GEVAPAN
Prof. Oud - 40 jaar Kamerlid -
gehuldigd
O
Moeten werkzaamheden in het
Botlekgebied stilgelegd
Schip
in nood
ISRAËLS VISIE OP HET VERLEDEN
Tussen neus en lippen
Voor grote vrouwen
v.
Rotterdams industrialisatie in gevaar
Grootkruis O.-N.
Samenwerking
leger en regering
I
Krijg je ervan.
Geen auto's te koop
op straat
1956 topjaar voor het
toerisme
Het nieuwe geweer van
de Hembrug
ROLFiLM
De mode van straks
Het kabinet-Djuanda
St.-Adelbertsdag te
Egmond
G. J. Huizinga wint
springconcours
VRIJDAG 28 JUNI 1957
PAGINA 9
Prettige vondst
300 staarten
rj~11
Examens
Vertaald door
JOHAN M. PALM
De eerste bladzijden van de Bijbel
hebben de christenen reeds
eeuwen geboeid. Hier vinden zij im
mers antwoord op vele levensvragen
als de oorsprong van de wereld, de
mens, het kwaad en het lijden. En
dit antwoord is gekleed in een taal
die iedereen verstaat: geen hoge teo-
logische bespiegelingen over de
schepping uit het niets, over de on
dergeschiktheid van de mens aan
God, het wezen van de genade of de
aard van de oerzonde, maar een con
creet tafereel van een kosmos in aan
bouw en van een paradijs, bevolkt
door mensen van vlees en bloed.
Doch het is juist deze konkrete een
voud die deze bladzijden tot èen groot
exegetisch probleem maakt. Door ge
duldig en methodisch onderzoek is de
mens er eindelijk in geslaagd een tip
op te lichten van de sluier die de tijd
over zijn eigen verleden en dat van zijn
kosmos heeft uitgespreid. Astronomie,
geologie, kosmogonie, paleontologie, pa-
leantropologie hebben vraagtekens van
groot formaat geplaatst langs de gewij
de tekst. Tweehonderd en vijftig jaar
geleden verklaarde Galileo Galilei, pro
fessor in de astronomie aan de univer
siteit te Pisa, dat de voorstelling van
de Bijbel als zou de aarde het middel-
lunt der wereld zijn, niet klopte met de
evindingen van de astronomie. De ont
dekking van de stratifikatie van de aard
korst scheen slechts verklaarbaar, als
onze planeet een geleidelijke ontwikke
ling had doorgemaakt, waarvan de duur
op ettelijke millioenen jaren moet bere
kend worden, wat onverenigbaar was
met een ontstaan van de wereld in zes
dagen. De schepping van het licht vóór
de lichtbronnen scheen een miskenning
van de natuur van het licht. Het groei
end aantal fossiele resten van dieren en
planten suggereerden de waarschijnlijk
heid van evolutie, waardoor alle planten
en diersoorten uit een of meer oerstam-
men zijn voortgekomen. Men heeft zelfs
al voldoende materiaal opgegraven om
ook de mens, naar zijn lichaam, in dit evo
lutie-proces te kunnen opnemen. Wat
dan te denken van de vorming van de
mens uit het stof van de teelaarde,
waarvan de Bijbel spreekt? En als God
het lichaam van de mens door evolu
tie van een diersoort voor de instorting
van een geestelijke ziel heeft klaar ge
maakt, ligt het dan niet voor de hand
dat Hij dit niet slechts één keer gedaan
heeft, maar herhaalde malen? Tegen
over de natuur is het menselijk indivi
du maar een zwak en kwetsbaar wezen.
En wat leert ons nu deze natuur? Daar
waar het gaat om het behoud en de
vermeerdering van een plant- en dier
soort wordt de kwetsbaarheid van het
individu gekompenseerd door de kwan
titeit. De natuur brengt niet alleen een
overvloed van mannelijke elementen
voort om de bevruchting van één vrou
welijk element te verzekeren, maar ook
het aantal vrouwelijke elementen is veel
groter dan strikt genomen nodig is voor
een gestadige vermeerdering van de
soort, en tenslotte zijn de rijpe vruchten
gemiddeld een behoorlijk veelvoud van
de ouders. Dit alles vindt zijn grond in
het materiaalverlies dat in de bestaande
wereldorde onvermijdelijk is. Daaren
tegen laat de Bijbel heel het menselijk
geslacht uit één oerpaar voortkomen
en eigenlijk maar uit één mens, want
Eva is gevormd uit Adam.
Averechtse Schriftverklaring
Vele exegeten hebben getracht deze
dieper wordende kloof tussen de Bijbel
en de wetenschap te doen verdwijnen,
door haar voor schijnbaar te verklaren.
Mocht er op het eerste gezicht tegen
spraak bestaan, voor een goed lezer
zei de Bijbel hetzelfde als de wetenschap
Maar wat was er vereist om een goed
lezer te zijn? Dat men erin kon slagen
minstens een echo van de wetenschap
pelijke hypotesen omtrent de oorsprong
van de natuur in de gewijde tekst terug
te vinden. Dit was de periode van het
exegetisch konformisme, de tijd waarin
met het vorderen van het natuurkun
dig onderzoek steeds weer nieuwe in
terpretaties van die fameuze eerste
bladzijden van Genesis in de etalages
van de boekhandels verschenen. Een
dergelijke methode moest vroeg of laat
opbreken, temeer daar men de eigen
religieuze boodschap van deze hoofd
stukken min of meer uit het oog ver
loor.
Geen handboek voor astronomie
Dat men het in een andere richting
moest zoeken wist men in de Kerk ei
genlijk al sinds Augustinus. Deze gro
te kerkvader beklaagt zich erover dat
er in bepaalde kringen gedisputeerd
wordt over de vraag wat wij op grond
van de H. Schrift te geloven (let wel:
te geloven!) hebben omtrent de vorm
en struktuur van de hemel. Volgens
hem heeft zulks geen zin, om de een
voudige reden dat de Geest Gods zul
ke dingen, die niets met 's mensen heil
te maken hebben, aan de mensen niet
heeft willen leren; Hij wilde de mensen
niet tot astronomen en matematici ma
ken, maar tot christenen. Doch de toe
passing en de draagwijdte van deze gul
den regel heeft de theologen veel hoofd
brekens gekost en doet dat nog, zoals de
lezer dit met eigen ogen kan konstate
ren in het kostelijk boekje van Pater
Renckens 1). Een brandend aktueel
probleem is dat van monogenese of po-
lygenese: is de mens uit een of uit meer
paren afkomstig. In 1950 heeft Pius XII
verklaard dat dit probleem voor katho
lieken geen vrij probleem is. En inder
daad, d° Bijbel veronderstelt de striktste
monogenese. Daarom de vraag: leert de
Bijbel deze als dogma of gaat het slechts
om een denkvorm? Voorzichtig'weegt de
schrijver het voor en tegen en wanneer
hij tenslotte na een lang onderzoek vast
stelt dat de monogenese het best in
overeenstemming is met de eigenlijke
bedoeling van de gewijde schrijver, wil
hij toch nog een deur open houden voor
het tegendeel. Ook bij de behandeling
van de oorsprong van de eerste vrouw
gaat de schrijver met grote omzichtig
heid te werk; met pijnlijke nauwkeurig
heid wordt een dekreet van de Bijbel
kommissie uit 1909, dat hierop betrek
king heeft, gewogen. De eindkonklusie
valt uit als boven. Toch schijnt op dit
laatste punt sinds recente verklaringen
van bevoegde personen naar aanlei
ding van de tweede uitgave van het
Enchiridion Biblicum (verzameling van
kerkelijke uitspraken betreffende de Bij
bel, uitgegeven op last van de pauselijke
Bijbelcommissie) het kerkelijk gezag
zulke reserve niet meer te eisen.
Schriftinspiratie
Een goed begrip en een juiste waar
dering van de gewijde tekst en vooral
van de eerste bladzijden van de Bijbel
is slechts mogelijk in het licht van een
verantwoorde opvatting van wat eigen
lijk inspiratie is. Het is een grote ver
dienste van de geleerde auteur elke
misvatting van dit fundamentele dogma
geëlimineerd te hebben. Inspiratie is
geen openbaring, geen dikteren van een
door God gekoncipieerde tekst aan een
menselijke schrijver; verre van arbeids
besparing te zijn betekent de inspiratie
integendeel voor de hagiograaf hoge
geestelijke inspanning; hij stelt geheel
zijn intellectueel en affektief bezit in
dienst van de H. Geest, die niet alleen in
zijn taal en stijl, maar ook in zijn beel
den, denkvormen en opvattingen de heils
boodschap uit het menselijk brein ver
wekt. Het mag dan ook niemand ver
wonderen in de Bijbel spreekwijze en
voorstellingen aan te trefen die ook
uit de profane oud-oosterse literatuur be
kend zijn; het ontbreken van een eigen
tijds karakter zou onverklaarbaar zijn.
Van Mozes tot Aaron
Onbevangen stelt zich Pater Ren-
De commandant van fort Tela-'
nok, een Engelse vesting, die
verscholen ligt in het diepst
van de jungle op Malakka, heeft de-
der dagen een s.o.s. naar Kuala
Loempoer gestuurd. De ratten krij
gen de overhand, stuur ons een paar
katten, aldus luidde het ijltelegram.
R.A.F.-jongens op het vliegveld van
Kuala Loempoer begonnen prompt
na ontvangst van het noodsein aan
een klopjacht op katten en vingen
na korte tijd twee barbaarse Malei-
se katten, wilde dieren, die niet zon
der handschoenen zijn aan te pakken
en nog voor geen tijger bang zijn.
Er werd een kist gereed gemaakt,
van luchtgaten voorzien en gewat
teerd maar op het beslissende
ogenblik, toen de katten in de kisten
zouden worden gestopt, staken zii
hun klauwen uit en verkozen de vrtj-
oen monsieur Pascal de la Mo-
the uit Preuilly sur Glaise in
Frankrijk op een vrije middag
en voor de aardigheid een oeroude
keldermuur onder zijn woning had
gesloopt, ontdekte hij in de ruimte,
die daarachter vrij kwam, een com
pleet ingerichte wijnkelder, waarin
zich vijfhonderd flessen chinon mille-
simes anno 1844 en enkele flessen
madeira anno 1889 bevonden. Zowel
de chinonwijn als de madeira waren
in uitstekende staat en hadden hun
kostelijke aroma behouden.
ivis Presley, of zo u wilt
Elvis de Pelvis, de rock and
rollcrooner-met-wiebelbenen, is
een paar dagen in het ziekenhuis ge
weest. Terwijl hij namelijk onlgpgs
schreeuwend en wel een paar opna
men verzorgde voor de film „Jail-
house Rock", slikte hij de porce-
leinen kroon van een zijner kiezen
door. Die kroon kon het rock-and-
roll-gekrijs blijkbaar niet langer ver
dragen.
Teneinde zich een flink eind weg
te verbergen kwam de kroon in een
long van de Pelvis terecht. In hel
ziekenhuis van Hollywood werd zt
verwijderd en werd Elvis intussen
begraven onder duizenden brief- er
ansichtkaarten met „beterschap".
heid. Een R.A.F.-officier, die naar
Engeland met verlof ging, stelde zijn
twee huiskatten ter beschikking. De
ze beesten, die wel voor een uitje ble
ken te voelen, lieten zich gedwee in
de kist stoppen, echter niet zonder
een stevige mondvoorraad aan ver
se vis. Boven het fort werd de kist
per parachute uitgeworpen. Twee
dagen later kwam er weer een bood
schap uit het fort Telanok. „Katten
in actieve dienst. Thanks folks."
og een kattenverhaal. Het korrn
van liet eiland Juan Fernan
dez in de Stille Oceaan, waai
het schijnt te wemelen van de mui
zen en de ratten. Het bestuur van
het eiland heeft namelijk een decreei
uitgevaardigd, waarbij het in ver
band met de plaag van ratten en
muizen ten strengste verboden is,
katten te doden. Hij, die zulks toch
doet, kan worden gestraft met de
verplichting, driehonderd muize-
staarten in te leveren.
ekens de vraag hoe de hagiograaf (of
het Mozes was of een later auteur
maakt in het onderhevige geval geen
verschil) wist wat er in de oertijd van
de wereld en de mensheid gebeurd
was. Op grond van de (slecht overge
leverde bijbelse chronologie zou de
stokoude Adam zijn ervaringen aan
Noë's vader hebben kunnen meedelen,
Noë heeft het op zijn beurt aan Abra
ham kunnen doen enz. Deze hechte
overleveringsketen barst echter uit
een, voor de resultaten van de pale-
antropologie. Men is het er tegen
woordig wel over eens dat een tijds
duur van 500.000 jaar voor het bestaan
van het mensdom eerder te kort dan
te lang is. Houdt men daarbij nog
rekening met de primitieve kondi-
ties waarin de mens millennia lang
geleefd heeft, dan is het zeer onwaar
schijnlijk dat zich een enigszins gede
tailleerde traditie omtrent de oertijd
ongerept heeft kunnen handhaven. De
Bijbel schijnt zulks bovendien uit te
sluiten Langs normale menselijke weg
waren de oerfeiten dus nagenoeg onbe
reikbaar. Van de andere kant zijn de
ze hoofdstukken niet kant en klaar uit
de hemel gevallen. De konklusie is
dan onvermijdelijk dat deze hoofd
stukken het resultaat zijn van boven
natuurlijk geleide en gedeeltelijk ook
verlichte refexie op de wereld, de
mensheid en het uitverkoren volk.
Aldus voorbereid is men in staat om
met de auteur het avontuur van de ver
klaring van het zesdagenwerk en het
paradijsverhaal niet alleen mee te ma
ken maar vooral om uit dit stuk oude
literatuur het nog altijd levensschenken-
de sap van autentieke religiositeit te
puren. Hiervoor is dit boekje een onmis
bare gids. Deze tweede druk is aan
merkelijk beter verzorgd dan de eerste,
hoewel nog een aantal storende druk
fouten aan de aandacht van de correc
tor onsnapt zijn.
Drs. J. T. NELIS S.S.S.
1) Drs. H. Renckens S. J., Israëls visie
op het verleden. Over Genesis 1-3. Lan-
noo, Den Haag. Tweede druk 1957. Ing.
ƒ6.50, geb. ƒ8.50
De kantonrechter in Den Haag heeft
donderdag in een schriftelijk vonnis een
autohandelaar naar de wens van de
ambtenaar van het openbaar ministerie
veroordeeld tot een boete van 20, om
dat deze handelaar auto's te koop had
aangeboden op de openbare weg.
De handelaar, tegen wie dit proef
proces was gevoerd, bood zijn wagens
aan op een parkeerterrein dat tegen
over zijn garage aan de Noordwal in
Den Haag ligt. In artikel 25 van de
marktverordening is voor de verkoop
van tweedehands auto's evenwel een
plaats aangewezen bij de Herman Con-
sterstraat, waar iedere vrijdagavond
een automarkt wordt gehouden.
De verdediger van de garagehouder
had de rechtsgeldigheid van de bepa
ling in de algemene politieverordening,
welke nu overtreden is, bestreden om
dat deze de rechten van auto-eigenaars
te veel zou beknotten. De kantonrech
ter kon deze opvatting echter niet de
len.
Het jaar 1956 betekende voor het toe
risme een topjaar. De A.N.W.B. is uit
een enquête gebleken, dat 200.000 Ne
derlandse motorvoertuigen uitgezon
derd bromfietsen aan het internatio
nale verkeer buiten het Benelux-gebied
hebben deelgenomen. Het totaal aan
tal buitenlandse verblijfsdagen buiten
het Beneluxgebied bedroeg voor deze
voertuigen ongeveer 3 miljoen, waar
van 50 pet in Duitsland werd doorge
bracht. De A.N.W.B. verwacht, dat het
toeristenverkeer in 1957 onder invloed
van de bestedingsbeperking zal staan.
Het geweer, dat de Artillerie Inrich
tingen Hembrug Zaandam zoals
gemeld volgens een overeenkomst met
Fairchild gaan produceren, draagt de
naam „Armalite A R 10".
De Artillerie Inrichtingen verwierven
de licentierechten voor vele Europese
landen. Het wapen is van een geheel
nieuw model
Het heeft o.a. een magazijn voor
twintig gestandaardiseerde NATO-pa-
tronen. Als automatisch geweer ge
bruikt heeft het een zeer grote vuur-
snelheid.
Advertentie
ussen de streng
geschoren bo
men van dit
zomerpark poseert
de mannequin in
een ensemble voor
de komende win
ter. Het is van de
Parijse confectie
(ontwerp Max Mo
zes), die altijd eer
der is dan de Hau
te Couture, wat
niet anders kan,
omdat de confectie,
die voor iedereen
is, bijtijds grote
hoeveelheden kle
ren klaar moet heb
ben, terwijl de pri
meurs van de Hau
te Couture bij hun
verschijnen toch
maar voor de en
keling zijn.
We zullen deze
winter aan de af
staande kraag die
enigszins aan een
monnikspij doet
denken) moeten ge
loven. Bij deze ze
venachtste mantel
van kameelhaar is
die kraag uitste
kend in harmonie
met de lage grote
k lepzakken. Voor
kleine vrouwen is
dit geheel echter
ongeschikt.
Wat de nieuwe wintermode betreft, die de couturiers in Parijs voor
ons aan het bekokstoven zijn, daarover doen alweer enkele geruchten
de ronde, maar meestal zijn die voorspellingen loos alarm. Nu beweert
men, dat de taille weer strak aangesloten zal moeten zijn, maar dan vlak
onder de buste. Dat is voor de meeste vrouwen ondraagbaar. Laten we
echter niet vooruitlopen op wat nog volstrekt onzeker is. Er zal nog
steeds veel jersey zijn en voor rokken veel flanel. Voor mantelstof wordt
naast rustieke tweed natté verwerkt, dat is de stof, die doet denken, op
verkleinde schaal natuurlijk, aan het matjes vlechten op de kleuterschool.
Men voorspelt, dat alle tinten bruin en beige er zullen zijn, de kleuren
van pruimen en krenten, dus „prune", en verschillende winterpastels.
ver modekleuren, die in een bepaalde tijd opgeld doen, zijn de
publieke meningen nogal eens verschillend. Dat komt omdat de
seizoenen, wat betreft de aanmaak en het verschijnen der mode,
door elkaar lopen en ook omdat de haute couture de confectie altijd een
seizoen vóór is. De verwarring, die daardoor ontstaat, is de modehandel
een doorn in het oog. In Amerika en ook in Frankrijk is daarom een
coördinerend instituut gevormd, waarin mode-industrie en modehandel
voor kleren, hoeden en schoenen en accessoires, stoffenfabrikanten en de
pers elkaar vinden. Ieder nieuw seizoen wordt er voor de insiders een
catalogus uitgegeven, waarin kleuren, lijnen en stijlen staan aangegeven.
Dat werkt een meer geleide voorlichting in de hand. Mettertijd hoopt
men in Nederland tot een soortgelijke coördinatie te komen. De heer
Albert Lempereur, de ongekroonde koning van de Parijse ,.prêt d por
ter", die voorzitter is van de Franse groep, heeft kortgeleden in Am
sterdam over dit onderwerp gesproken. In Nederlandse confectie-kringen
welt men er wel voor.
Donderdagmiddag is prof. mr. P. J. Oud in Den Haag gehuldigd in verband met
het feit, dat hij veertig jaar geleden zijn intrede in het parlement deed. Op de
foto zien we, hoe prof. Oud uit handen van minister Struycken de versierselen
van het grootkruis in de orde van Oranje-Nassau. ontvangtterwijl dr. Korten-
horst (midden) toekijkt.
jaren en als voorzitter van de staats
commissie die de mogelijkheden van
herstel der gemeentelijke zelfstandig
heid onderzoekt.
De voorzitter van de Tweede Kamer,
dr. Kortenhorst, prees hem vooral om
dat hij een voorbeeld is voor jonge
Kamerleden: geestig, spits en trouw
aan het parlement. Ook na zijn minis
terschap keerde prof. Oud in de Kamer
terug, wat helaas vooral de laatste
tijd niet van alle ministers kan wor
den gezegd, aldus de voorzitter. Hij
herinnerde aan de moeilijke beslissin
gen die prof. Oud in de politiek met
veel bravour heeft genomen. Hij was
voor de oorlog lid van de Vrijzinnig
Democraten, na de oorlog enige tijd
lid van de P.v.d.A. en richtte daarna
de V.V.D. op, die zich in de oppositie
zeer thuisvoelt en vaak lijnrecht tegen
de socialisten ingaat. Prof. Oud heeft
destijds de bewondering van dr. Kor
tenhorst opgewekt door de wijze waar
op hij in zijn partij de overdracht van
de soevereiniteit aan Indonesië verde
digde, waaraan hij als verantwoordelijk
volksvertegenwoordiger in de Kamer
zijn stem gaf.
(Van onze parlementaire redacteur)
De regering heeft zich donderdag
van haar loyale zijde betoond, toen
de vice-ministerpresident in het Ka
mergebouw verscheen om daar prof.
P. J. Oud te huldigen, die veertig jaar
geleden lid van de Tweede Kamer is
geworden, Mr. Struycken heeft hem
namens de koningin het Grootkruis in
de orde van Oranje Nassau overhan
digd: een zeer hoge onderscheiding.
Prof. Oud is de leider van wat hij
zelf graag „de oppositie" noemt. Don
derdag heeft hij ondervonden dat zijn
scherpe en zoals dr. Drees wel eens
zegt „onvriendelijke" aanvallen op
de regering geen beletsel vormen voor
een loyale erkenning van zijn verdien
sten als staatsman. Mr. Struycken, die
met een zevental ambtgenoten en drie
staatssecretarissen te midden van de
Kamerleden d'eze hoge onderscheiding
kwam overhandigen, herinnerde aan
de grote verdiensten van prof. Oud ook
buiten het parlement als minister van
financiën in een van de kabinetten-
Colijn, als burgemeester van Rotter
dam vooral in de moeilijke na-oorlogse
„Ik ben er een beetje weg van", was
de eerste reactie van prof. Oud, die
De burgemeester van Rotterdam, mr.
G. E. van Walsum, maakt zich grote
zorgen, of de industrialisatie van het
Botlekgebied wel zo vlot zal verlopen
als gewenst is. Van deze gevoelens gaf
hij donderdag blijk, toen hij een toe
spraak hield ter gelegenheid van de in
bedrijfstelling van Verolme Dok- en
Scheepsbouw Maatschappij. Ik maak
mij ernstig ongerust, zo zei hij, over
de voltooiing van hetgeen nu in de Bot
lek begonnen is. De komende weken
zullen vermoedelijk in dit opzicht be
langrijke beslissingen brengen, maar
ik vrees met grote vreze.
Burgemeester Van Walsum doelde
zonder twijfel op de mogelijke gevol
gen van de heersende bestedingsbeper
king voor de Rotterdamse expansie
plannen in het nieuwe industrie- en ha
vengebied van de Maasstad. Met name
is het de vraag, of voortgegaan kan
worden met de aanleg van de derde
petroleumhaven, waaromheen een groot
aantal oliebedrijven zijn gesitueerd in
het uitbreidingsplan. Om nog maar he
lemaal niet te spreken van de vierde
daarna een boeiende schets ga£ van de
ontwikkeling van de politiek in de
laatste veertig jaar. Hg heeft nog de
beslechting van de onderwijsstrijd en
van de strijd om het kiesrecht meege
maakt. Zelf werd hij nog tijdens het
districtenstelsel als „afgevaardigde van
Den Helder" gekozen.
Ik zal steeds de rechten van het
parlement verdedigen. Wie daarom
raakt, raakt aan de rechten van het
volk", aldus prof. Oud.
petroleumhaven, die ontworpen is in de
nabijheid van het natuurreservaat De
Beer.
Mr. Van Walsum sprak nog de hoop
uit, dat het gehele Botlekgebied spoe
dig tot het Rotterdamse territoir zou
behoren, een aangelegenheid die al eni
ge jaren aan de orde is. Tevoren had
de burgemeester van Rozenburg, de
heer J. Aschoff, met enkele woorden
gewezen op de keerzijde van Verolme's
medaille: de van huis en erf verdre
ven boeren door de industrievestiging.
Hij bepleitte een ruime schadeloosstel
ling voor de gedupeerde landbouwers.
Tevens vroeg hij aandacht voor de so
ciale aspecten, verbonden aan derge
lijke zware industrieën, voorspellend,
dat op Rozenburg dezelfde problemen
zullen gaan heersen als die waarmee
Velsen thans te maken heeft.
LEIDEN, 28 juni Doet. Ned. recht:
P. F. M. Grundemann, Haarlem, E. P.
Bruggeman, Den Haag en E. N. Heems
kerk, Leeuwarden.
's GRAVENHAGE, 28 juni Staats-
bevoegdheid heilgymnastiek en massa
ge: de dames: R. A. V. Eersel, Gronin
gen, A. Eikens, Rotterdam, A. V. Es,
Rotterdam, W. Feenstra-Smith, Utrecht,
M. H. A. Geerts, Eindhoven, A. A. Gla
stra, Hilversum, A. Goedhart-Bogaards,
Rotterdam.
's-GRAVENHAGE. R.-K. Lyceum
voor meisjes. Gymnasium A: Anke
Bak, Anneke Beekman, Isje Coomans,
Madeleine van Galen Last, Maria Kluck,
Ineke van den Oever, Elly Smit, Ma
rijke Teppema, Marlies Vollaers en
Agnes Wijffelman. Gymnasium B: An-
netje Bloem, Nicole Girardot, Mia van
der Kallen, Maria van Velzen en Ria
Zaat.
54
„Wacht even, Charrel", zei Godde opeens, terwijl
de hoofdwerktuigkundige reeds naar de trap liep.
„Nuhij aarzelde een ogenblik, ,,n'- moeten we
een bericht uitzenden". Bertrand knikte instemmend.
„Maar hoe zullen we het inkleden? Denk je, Charrel,
dat het je mogelijk zal zijn de machine weer op
gang te krijgen?"
„Niet zolang we dwarszees liggen, kapitein"
„Hoe wil je dan met gestopte machine uit deze
positie geraken?" viel Godde hem in de rede.
„En als het water blijft binnen stromen", vervolgde
Charrel, alsof hij niets gehoord had.
„We zullen water binnen krijgen, zolang we dwars
zees liggen; tenzij je kunt pompen?"
Charrel schudde het hoofd. „U moet eens komen
zien, wat er beneden gebeurt."
„Goed", zei Godde, wiens trekken ontspanden door
een wrange glimlach. „Goed, we zullen bekend ma
ken in welke situatie zich dit „prachtige" schip,
waarvoor de maatschappij zoveel tamtam heeft ge
maakt, bevindt. We zullen bekend maken, dat het
dwars op de golven gestopt ligt met natte kolen. Wat
een schandaal in Marseille, in Napels, in New York!"
„Schandaal!" Ik schrok even en zag het gezicht van
Charrel met dezelfde uitdrukking van ontsteltenis als
toen ik hem vertelde, dat de Canopus zich niet uit
de dwarszeese ligging kon loswerken. Neen, ik ver
giste me niet: Godde zag de ware toestand niet in.
Hij dacht aan het schandaal. Het idee dat de C
pus daar zou kunnen zinken was J? se
komen. Misschien doordat de romp
machine geen schade had. Er was all®f® „fnfnoin
geschiedenis van het water, dat door alle openingen
in de dekken en de romp doordrong, dat de pompen
verstopt en de kolen nat waren.
„We zullen een bericht uitzenden", voegde hij er
aan toe. „Het een of andere schip zal zijn koers
wijzigen en zal getuige zijn van onze onmacht
Hij keek Charrel aan en vestigde toen zyn blik
op mij ik stond wat meer ter zijde en het kwam
me voor, dat hij alleen de modder opmerkte, die de
hoofdwerktuigkundige bedekte en het zwarte slijk aan
mijn handen, die ik ver van het lichaam hield .on
ook mijn rechter schouder en mouw, die onder de
olie zaten. Hij wendde zich tot de oudste tweede, die
binnenkwam
„Rouveyre", zei hij. „Breng het bericht, dat ik
zal opschrijven naar de marconihut. En jij, Dufor,
maak een rondgang door de tussendekken".
Na zich te hebben gewassen, een blauwe plek op
zijn rechter wang met water te hebben gebet en met
een handdoek de olie van zijn ulster te hebben ge
veegd, had Dufor bij de papieren, zijn monsterboekje
en zijn geld, ook enige brieven, waaraan hij waarde
hechtte, in zijn zakken gestoken. „U denkt misschien
kapitein na hetgeen ik u over Godde verteld
heb, dat ik meende dat de Canopus verloren
was. Neen, in het geheel niet, ten minste op dat
ogenblik niet. Daarenboven was ik door de koorts
uitgeput. De toekomst scheen vervaagd, ik had hoe
genaamd geen idee van wat er in de komende vier
entwintig uur zou voorvallen en het was bijna onbe
wust dat ik die brieven meenam.
In de grote middengang had Dufor aan de deur
van de messroom Rouveyre ontmoet, die een sand
wich liep te eten. De twee officieren liepen een
paar passen met elkander op, waarbij ze hun schou
ders tegen de beweeglijke schotten en tegen elkan
der stootten.
„Ik heb het bericht naar Dejean gebracht", had
de oudste tweede gezegd. „Kun jU je die man voor
stellen, alleen in zijn eenzame hut, die niets ziet
dan een uitgestorven dek, een sloep die in de klam
pen heen en weer schuift en de geweldige zee, die
hem steeds bedreigt?"
Dufor had naar het gelaat van zijn kameraad geke
ken. Hij had het over Dejean! En over diens eenzaam
heid! Met strakke blik ging de officier voort, terwijl
hij met de vingers grote stukken brood met ham
aftrok en die gulzig opat. „Jij hebt het niet koud", had
Rouveyre gezegd. „De stoomverwarming is al lang
afgezet. Jij beeft, je hebt koorts. Ik ben hier binnen
door gekomen; overal water, het ruikt overal naar
water, naar de oceaan. Het is koud en het ruikt naar
de oceaan".
Dufor had zich daarna de vertrouwelijke woorden
herinnerd, die Rouveyre drie, vier uren terug geuit
had: de komende nacht zou minder erg zijn dan de
vorige. Verklaarde de teleurstelling de opwinding
van nu? Maar het was zo. Dufor had het nog niet
bemerkt, maar ze baadden in een geur van jodium
en zout, maar ook van ijs, vochtigheid en ether.
„Het ruikt naar de zware deining van de oceaan",
had Rouveyre nog gezegd, „en het schip heeft zijn
geuren van verf, van ijzer, houtwerk en vernis, van
stoom, van verbrande olie, van steenkool, van de
mensen verloren... Het is reeds een kadaver".
De twee officieren liepen met de voeten door het
water dat bij het slingeren aldoor meer naar het
schot aan bakboord stroomde. Opeens waren ze blij
ven staan een geluid had opgehouden.
„Daar heb je het", had Rouveyre gezegd. „Ze
hebben de machine stil gezet. Heb je Godde ge
hoord, toen hij zeiMaar hij had de zin niet vol
tooid, omdat hij lette op de bewegingen van het
schip dat, in zijn geheel door een golf gegrepen, op
geheven en op de bakboordszijde gelegd, geen weer
stand had geboden. „Een kadaver! Ik heb het je
wel gezegd. Godde geeft er zich geen rekening van.
Hij had niet behoren te stoppen. Maar als ze geen
middel vinden om stoom te maken is de Canopus
er geweest. Overigens is er wel een middel. Ik zal
het hem zeggen en hij zal me moeten aanhoren... Hij
zal me moeten aanhoren," had Rouveyre herhaald
terwijl hij de trap, die naar brug leidde, opstormde.
(Wordt vervolgd)
De Indonesische regering van mi
nister-president Djuanda streeft
in nauwe samenwerking met het
leger onder leiding van generaal-ma-
joor Nasution ernstig naar het norma
liseren van de situatie in Indonesië.
Dat is voorwaar geen lichte taak, want
nog nooit heeft een Indonesische rege
ring zich bij het aan het bewind komen
geconfronteerd gezien met zulk een ver
warde toestand als dit keer het geval
was. Ook al gebeurde het allemaal met
goede bedoelingen. Indonesië was hard
bezig uit elkaar te vallen. Territoriale
commandanten erkenden het gezag van
Djakarta niet meer en begonnen hun
eigen handel (lees: smokkel) op het
buitenland. Dit geschiedde uit protest
tegen het beleid van de regering in
Djakarta, die veel te weinig aandacht
aan de buitengewesten besteedde en al
le fondsen zelf opslokte, maar dat
neemt niet weg dat deze protestacties
tot ee.i nog veel grotere chaos leidden.
De regering van Ali Sastroamidjojo
slaagde er niet in een oplossing der
moeilijkheden tot stand te brengen.
Merkwaardigerwijze ging president
Soekamo er pas na het aftreden van
deze regering toe over de staat van oor
log en beleg voor geheel Indonesië af te
kondigen, zodat de nieuw optredende
regering van ir. Djuanda in deze voor
een fait accompli werd gesteld. Deze
door president Soekamo zelf geformeer
de regering en de legerleiding blijken
echter goed te kunnen samenwerken,
zodat er inderdaad reeds vooruitgang
is bereikt bij het normaliseren van de
situatie in Indonesië.
President Soekarno heeft een zeer
belangrijke rol gespeeld bij de vor
ming van de regering-Djuanda,
doch men krijgt inmiddels toch niet de
indruk dat men thans in feite van een
regering-Soekarno zou moeten spreken.
Dit zou misschien wel het geval ge
weest zijn als de vorige kabinetsforma
teur, Suwirjo, premier geworden was,
want deze liet zich volledig door de pre
sident leiden. De regering-Djuanda
daarentegen toont een belangrijke ma
te van onafhankelijkheid. Dit bleek bij
voorbeeld duidelijk bij de vorming van
de Nationale Raad. President Soekar
no had het ontwerp voor deze advies
raad opgesteld, doch dit ontwerp werd
in belangrijke mate door de regering-
Djuanda geamendeerd. Vooral werd er
daarbij op gelet dat de buitengewesten
in deze raad voldoende vertegenwoor
digd zouden zijn, zodat de raad enigs
zins het karakter van een senaat zou
krijgen.
Men krijgt echter zeker niet de in
druk dat het tussen de regering-Djuan
da en president Soekarno hard tegen
haiJ gaat, zoals dat in vroeger jaren
ten tijde van de regering-Natsir wel
eens het geval geweest schijnt te zijn
en zoals dat ook het geval was bij som
mige geschillen tussen het leger dn de
president. Men krijgt de indruk crat de
samenwerking tussen deze regering
en president Soekarno goed genoemd
kan worden, evenals die tussen de re
gering en de legerleiding, zodat de hoog
ste macht in het land tenminste niet
door verdeeldheid verzwakt wordt. De
regering ondervindt dan ook weinig op
positie: in hoofdzaak komt deze nog
van oud-vice-president Hatta en de
Masjumi.
Het moeilijkste probleem voor de
Indonesische regering is waar
schijnlijk wel dat van de financiële
situatie van het land.
Immers een normalisering van
de toestand kan alleen bereikt worden
door tegemoet te komen aan be
paalde gerechtvaardigde verlangens
van de buitengewesten, maar daar is
veel geld mee gemoeid, terwijl juist -u
de monetaire situatie in Indonesië slech
ter is dan ooit. Ook het feit dat presi
dent Soekarno in de door hem gevorm
de regering verschillende nieuwe minis
teries heeft gecreëerd (die van indus
trie, zeevaart, opvoering van de volks
potentie, veteranenzorg en interindone-
sische betrekkingen, alsmede de func
tie van derde vice-premier), die dus
weer hun eigen begroting moeten heb
ben, compliceert de gang van zaken.
Ook hier maakte de nieuwe regering
echter reeds een goede indruk door te
verklaren te willen breken met de door
zoveel voorgaande Indonesische rege
ringen gevolgde methode van „achter
uit werken". Daarom wil men de be
groting voor 1957 nog deze maand en
die voor 1958 een maand later aan het
parlement voorleggen. Inderdaad be
tekent dit een belangrijke verbetering,
want daardoor krijgt het financiële
beleid van de regering tenminste een
basis. Het valt dan nog slechts te ho
pen, dat men de begroting ook inder
daad zal kunnen uitvoeren.
Evenals vorige jaren zal op zondag
na St. Adelbertsdag een plechtige vie
ring plaats hebben bij het graf van de
heilige op de St. Adelbertsakker te Eg-
mond Binnen. Zaterdag is er 's avonds
om 8 uur een H. Mis voor de leden van
de St. Adelbertsvereniging, op te dra
gen door de zeereerw. heer Th. Zwart
kruis, geestelijk adviseur van de afde
ling Haarlem. Voor de nachtelijke be
devaartgangers, die volgens oude ge
woonte te voet of per fiets naar Eg-
mond komen, zal zondag om 6 uur
's morgens een gezongen H. Mis wor
den opgedragen. Pater Gilbertus Lo-
huis O.F.M. zal dan de feestpredikatie
houden.
Om 10.15 uur volgt dan een plechtige
H. Mis met assistentie van de monni
ken van de abdij die de wisselende ge
zangen zullen uitvoeren, ook tijdens de
ze H. Mis zal pater Lohuls preken.
's-Middags om 3 uur is er plechtig
lof met een processie rond de oude
kapel.
Het springconcours om de Prijs van
de tentoonstelling in het raam van het
vijfdaags nationaal concours hippique
te Utrecht heeft een nieuw succes ge
bracht voor de heer G. J. Huizinga uit
Gasthuizen. Na op xde eerste dag met
het paard „Baron" het springconcours
m.a. (de prijs van de jaarbeurs) te
hebben gewonnen, zegevierde hij op de
derde dag met hetzelfde paard, een
Nederlands fokprodukt.
Het parcours was 425 meter lang met
dubbele en meervoudige sprongen (ma
ximum hoogte 1.30 meter). Hoe zwaar
het was moge blijken uit het feit, dat
slechts twee van de zestien combina
ties het parcours foutloos aflegden, nl.
„Baron" met G. J. Huizinga en „Ros-
zy" met Proetske Arts.