Kern van de christelijke levenshouding: de hoop SCHRIJVERS BESCHREVEN BERT VOETEN „Worstelen om een eigen vorm te vinden" Lichte muziek op zwarte schijven Schip in nood W. 3SK3 W W RANG is alleen RANG als er il RANG op staat M Is optimisme geoorloofd Zingende Jezuïet neemt rust Poëtiek Op de eerste plaats: dichter Isolement GODSDIENSTIGE OPVOEDING Met SNELPONzie jeer geenbarst van Geloof en leven KJ In nabije toekomst weer op tournee Jazz-deiicatessen Radio Wereldomroep Pierre Monteux ZATERDAG 29 JUNI 1957 PAGINA 11 Liturgische weekkalender - Hors d'oeuvre De snelste VELPON Vertaald, door JOHAN NI. PALM Violen en cymbalen Marimba's en top-tunes Met het K.L.M.-vliegtuig uit Rome is de dirigent Pierre Monteux op Schip hol aangekomen, vergezeld van zijn echtgenote en de onafscheidelijke poe del „Fifi". Monteux zal op 3 en 4 juli in het Kurhaus te Scheveningen con certen van het Residentieorkest dirige ren, het eerste voor het Holland-Fes tival. het tweede zal een herhaling "n voor het Algemeen Haagse Comité. Advertentie RANG *()e ■msnapaung. pan demst? PANG W(j leven in een tijd van vernieu wing op alle gebied, dus ook op dat van de godsdienst. Niet dat de inhoud van ons geloof zou moe ten veranderd worden; dat kan een voudig onmogelijk, omdat de eeuwige waarheid van God onveranderlijk is. Wel is een andere aanpak van onze geloofs beleving dwingend nood zakelijk. Allen zijn ahet erover eens, dat onze levenshouding al te zeer verzand is in een bloedeloze vormendienst, dat wij teveel nadruk hebben gelegd op de wet als zodanig en te weinig op de innerlijke, vertrouwvolle overgave van de vrije, menselijke persoon aan God en Christus. Het gevolg daarvan is, dat veler hart onberoerd blijft door de grote geloofswaarheden, waardoor dan weer onverschilligheid voor het gods dienstige ontstaat en tenslotte geloofs afval. Overal wordt tegenwoordig hard ge werkt om de geloofsbeleving te ver nieuwen, om de mensen de onvervang bare waarde van een oprecht gods dienstig leven weer te doen begrijpen. Wij bezitten gelukkig uitstekende tijd schriften, die dit probleem in eerlijke openheid Voortdurend van alle kanten belichten en het is verheugend te zien hoeveel goed hierdoor gedaan wordt aan een kern van trouwe lezers. De Bazuin, de Nieuwe Mens, de Hera„t van het H. Hart, Dux en niet te ver geten het voortreffelijke soldatenblad G3 om er maar enkele te noemen doen in dit opdicht uitstekend werk. Het laatste nummer van G3 b.v. is verschenen onder de titel: „geweten en wet" en opent met een beschouwing van aalmoezenier Groenendijk, die in wijde kring ernstige aandacht verdient. De schrijver geeft -- daarin zijn ziens- wijze weer over de opvoeding tot godsdienst Hij constateert vooraf, dat de wijze, waarop de gelovi gen meestal met de godsdienst en de Kerk in aan raking komen, als regel méér op een waarschuwing dan op een bemoediging lijkt méér angstig fakend dan hoop- gev nd is. Zeer terecht maakt hij daartegen be zwaar. Dat getuigt, zegt hij, van een pessimisme, dat mij ronduit gezegd, onchristelijk voorkomt. Heeft Christus ons niet integendeel bemoedigd toen Hij sprak: „Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde: gaat dus heenziet, Ik blijf altijd bij u tot aan het einde der tijden." (Mt. 28). Deze goddelijke belofte van voortduren de, goddelijke bijstand is toch wel zeer (Van onze Parijse correspondent) Het feit, dat de vermaarde „Jésuite- chansonnier" pater Aimé Duval, die het componeren en zelf voordragen met guitaar-begeleiding van groten deels religieuze „chansons" beoefend als een vorm van modern apostolaat (men zie onze uitvoerige brief in De Tijd van 14 maart j.l.) sinds enige tijd niet meer optreedt, heeft aanlei ding gegeven tot een aantal geruch ten, ook ten onzent, waar de platen- opnamen vap zijn liederen groot suc ces behalen. Al wat men in deze ge ruchten als volstrekt overeenkomend met de waarheid kan beschouwen komt hierop neer, dat père Duval, wiens normale „basis" de centrale Jezuïe tenresidentie te Parijs is. momenteel in de provincie een rustkuur doet, zon. der dat dit wil zeggen, dat zijn overi gens van gestel niet al te sterke ge zondheid, werkelijk is geschokt. Hij is alleen maar vermoeid, misschien zelfs wat overspannen van een activiteit die vooral te Parijs van een rijkelijk enerverende aard is geweest: tot dus ver culmineerde deze in zijn optreden, een tweetal maanden geleden, voor een overtalrijk nogal „gemengd" gehoor in de immense, vocaal bijzonder moeilijk te beheersen win terwielerbaan. Dit heeft bijzonder veel van zijn physieke en nerveuze krachten, en van zijn eigen lijk slechts zeer broze stem. gevergd. Er is echter, naar wij vernemen, geenszins sprake van een definitieve beëindiging var père Duval's merk waardig, reeds zeer vruchtbaai geble ken apostolaat en hij zou zelfs al weer plannen smeden voor een voortzetting daarvan in de nabije oekomst. De bevolking van Poznan heeft gis teren op waardige wijze de slachtoffers In de fabrieken werd het werk van de ongeregeldheden, die zich op 28 juni 1956 in deze stad hebben voorge daan, herdacht. drie minuten lang onderbroken en dele gaties legden kransen op de graven der gevallenen. slecht te rijmen met angst en onze kerheid. En is het niet zo, dat de Heer zelf voor de groei zorgt, terwijl wij mensen, priesters en leken, slechts kunnen zaai en en planten. Is dan de raag niet op haar plaats, waarom wij al maar door zo krampachtig blijven doen, als of alles van ons afhangt? In de opvoeding tot ware godsdien stigheid behoort een heel andere houding voorop te staan. In de Paasnacht wenst Sint-Paulus ons geluk met de woorden: „Gij zijt met Christus verrezen." Iedere gedoopte leeft sinds dien in en door God. Kan er dan nog sprake zijn van enkel wantrouwen, moest onze hele houding niet veeleer geheel en al op louter vertrouwen op God steunen? Zeker, er moet af en toe gewaarschuwd Worden. Dat doet de H. Schrift ook: „Wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valt." Maar wie op deze woorden alleen maar met een voortdurende angstige bezorgdheid re ageert, begrijpt het Christendom ver keerd. Willen wij weten hoe, naar Gods be doeling, deze waarschuwing te ver staan is, luisteren wij dan eens naar wat St.-Petrus daarover zegt: „Weest altijd tot verantwoording bereid aan iedereen, die u rekenschap vraagt van de hoop, die in u leeft" (Petr. 3,15). Daar ligt de kern van het Christen dom: leven uit de hoop, die ons ge schonken is door Christus Jezus. Hij is voor ons gestorven, op Zijn verrijzenis is onze hoop gebaseerd, Hij staat ons altijd bij om ons eeuwig doel te be reiken. Wat komt het er dan nog op aan, dat wij zwakke mensen zijn, daar wij immers „alles kunnen in Hem, Die ons. versterkt". Het gaat niet, zegt Groenendijk, om de vervulling van volmaaktheidseisen, maar om de goede richting. Het gaat niet allereerst om de smetteloze, ob jectieve, goede uiterlijke daad, maar om de innerlijke gesteltenis, de hou ding, het zuivere verlangen van het hart. Sint-Petrus vraagt geen verant woording van eigen behaalde resulta ten in eigen streven vanuit een louter menselijk optimisme, maar van de hoop, die in ons leeft. Hij spoort ons aan tot een levenswijze, die in alle omstandigheden, waarin wij verkeren, blijk geeft van een vast vertrouwen op God, Die immers ieder helpt, die zich hoopvol aan Hem overgeeft. Wij zijn maar zwakke mensen, en toch ook on overwinnelijk door de kracht van God. Wij zjjn „als een geramd schip, dat koers zet naar het eeuwige vaderland op het kompas van de Heer". Ondanks builen en gaten, toch de vlag in top! Ondanks al onze zondige gebrekkig heid mogen en moeten wij leven uit de hoop op Gods barmhartigheid. Op die manier, en alléén op die man nier, is een optimistische levenshouding verantwoord. Wij moeten leren veel meer op Gods kracht te vertrouwen dan bevreesd te zijn voor eigen zwak heid. Dit is de grondwaarheid voor een gezonde opvoeding tot godsdienstig le ven. Het Christendom is in wezen lief de en ware vreugde. Echt van binnen uit! Slechts op die basis kan een goed geestelijk leven opbloeien zonder het welk een goed menselijk leven onmo gelijk is. ZONDAG 30 juni: derde zondag na Pink steren; eigen mis; 2 geb. H. Paulus; 3 geb. H Petrus; (Den Bosch t: 2 geb. voor bis schop, verjaardag van wijding); credo; pref. van H. Drieëenheid; groen. MAANDAG: Kostbaar Bloed van O. H. J. C.; eigen mis; credo; pref. van H. Kruis; rood. DINSDAG: O. L. Vrouw Visitatie; eigen mis; 2 geb. H.H. Processus en gezellen; credo; pref. van O. L. Vr.; wit. WOENSDAG: H. Leo, paus-belijder; mis Si diligis; wit. Den Bosch: H. Rumol- dus, bisschop-martelaar; mis Sacerdotes; 2 geb. H. Leo; rood. Breda: alle H.H. bisschoppen van Breda; eigen mis; 2 geb. H. Leo; wit. DONDERDAG: mis van derde zondag na Pinksteren; groen. Utrecht: Overbren ging van H. Martinus; mis Statuit; wit. Den Bosch: Eucharistisch Hart van Jezus; eigen mis; credo; pref. van H. Hart; wit. VRIJDAG: H. Antonius Maria Zaccaria, be lijder; eigen mis; wit. Ofwel, vanwe ge de eerste vrijdag der maand: votief - mis ter ere van het H. Hart. ZATERDAG: O. L. Vrouw op zaterdag; eigen mis; pref. van O. L. Vr.; wit. ZONDAG 7 juli: vierde zondag na Pink steren; eigen mis; 2 geb. H.H. Cyrillus en Methodius; credo; pref. van H. Drieëenheid; groen. zijn laatste bundel „De zon ojj mijn hand" heeft de dichter Bert Voeten zijn poëtische geloofsbelij denis neergeschreven in het vers dat hij heeft ge noemd: Zo lichamelijk mogelijk schrijven mond aan mond met de taal. Een familie van woorden stichten. Leven in zinsverband. Met de werkelijkheid één ruimte delen, één bed beslapen. Nimmer talen naar gistren - het vers is steeds een begin. Er zijn, geloven wij, maar weinig dichters die zo exact hebben aangeduid wat hen in poëticis voor ogen staat. Er zijn trouwens, menen wij, weinigen, die het zo goed weten als hip Waarmee overigens niet gezegd, wil zijn, dat hij het zo gemakkelijk heeft; en vooral niet dat hij het zo gemakkelijk heeft gehad. Bert Voeten heeft, vol gens zijn eigen getuigenis, moeten „worstelen om een eigen vorm te vinden". Een eigen vorm, die zich ten slotte manifesteerde in „een heldere versobering". Aan dit eindresultaat-tot-op-heden is echter een vrij moeizame ontwikkelingsgang voorafgegaan. Bert Voeten schreef zijn eerste verzen op 17-jarige leeftijd, toen hij werkte op een verzekeringskantoor. „Nimmer heb ik mij meer onzeker gevoeld", zegt hij. Ddt gold echter niet de dichtwerkjes, die hij toen schreef en waar „de invloed van Karei van de Woestijne duimendik óp lag". "Later, als bedrijfsleider van een meubelfabriekje, schreef hij, ge zeten in een glazen hokje midden in de fabriekshal, „Marsmaniaanse verzen, een jongensboek, een beperkt aan tal facturen en zeer veel maanbrieven". En toen hij in 1937 er toe overging werk in te sturen aan „Elsevier's Maandschrift" ontving hij dan ook van Herman Robbers, die destijds de leiding van het blad had, een briefje, waarin te lezen stond: „Uw gedichten hebben mij over tuigd van het feit, dat U Marsman met vrucht gelezen heeft. Met dahk voor de toezending. Hoogachtend...," m Bert Voeten debuteerde nog voor de oorlog in het „Roeping" van Gerard. Knuvelder en kort daarna verschenen van hem drie gedichten in „Criterium" en één in „Groot-Nederland". Tijdens de bezetting zweeg hij uiteraard; afge zien dan van het feit, dat hij een clan destien pamflet uitgaf dat „Babyion herhaald" heette en dat zich keerde te gen de Jodenvervolging. Na de bevrijding werd Voeten redac teur van „Proloog", dat slechts een zeer kortstondig bestaan voerde, en daarna van „Het Woord". Zijn eerste bundel verzen „De blinde passagier" en het oorlogsdagboek „Doortocht" wa ren inmiddels verschenen. Op dat moment begon dus voor Bert Voeten wat men achteraf gezien zijn literaire ontwikkelingsgang kan noe men. Het geestelijk klimaat daarvoor was niet gunstig te noemen. Voeten had niet als vele andere dichters de steun van gelijkgestemde generatie genoten. Zij waren er niet of nauwe lijks. Met de Experimentelen men heeft ze inmiddels al weer de naam van Vijftigers toebedeeld vond hij niet het juiste contact. Niettemin voel de hij dat er iets nieuws moest komen. En dat had hij dan wel gemeen met hen die zich rond „Het Woord" hadden geschaard; maar zij vormden, naar het inzicht van Voeten toch meer een „werkgroep", dan een groep van dich ters die door het artistieke lot op leven en dood met elkander waren verbon- den. De Woord-poëzie", zo zegt Voeten, „was in feite de poëzie van het grote woord. Wel zochten wij koortsachtig naar nieuwe vormen en uitdrukkings wijzen en naar „de grote adem", maar er was althans in mijn poezie te weinig essentie en te veel rhetoriek. De enige die werkelijk Woord-poëzie van allure schreef was onze „leider" Gerard Diels, maar hij wist de rheto riek dan ook te bezielen Jan Elburg en Bert Schierbeek kozen hun eigen weg in de richting van de Experimen telen en ik bleef alleen over". Het was toen merkwaardigerwijze een man „uit het verleden" die Voeten de weg wees naar wat hij dus noemt „de heldere versobering": Martinus Nijhoff het lichtende voorbeeld overi gens van vele moderne poëten. Bij hem ervoer hij hoe een dichter „kan toveren thet de dingen des dagelijksen levens",. Nijhoff. was dus zijn voor beeld en daarnaast Paul Eluard. Wat allemaal niet wegneemt dat bij Voeten „de overgang naar een nieuw idioom niet zonder vallen en opstaan is verlopen". Hij had vier bundels no dig om te komen tot een vormgeving die hem bevredigde „voor zover je dat van je eigen werk kunt zeggen". Hij schreef „De Ammonshoorn", dat in 1949 verscheen. „De laatste afde ling daarvan, de Etudes," zo zegt Bert Voeten, „heeft iets voor de vorm, waar ik naar toe wilde." Maar als een definitief begin van een nieuwe fase beschouwt hij zijn^ in 1953 verschenen bundel „Met het oog op morgen", die bekroond werd met de Jan Campert-prijs. Daarin bereik te hij dan de versobering, die hij na streefde, niet om der wille van die ver sobering zelve uiteraard, maar omdat hij voelde dat hij in zijn verzen slechts een essentiële spanning zou kunnen op roepen, wanneer hij er in kon slagen alle franje literaire en levensbe schouwelijke weg te snijden. En Voe ten beveelt deze poëtische werkwijze waarachtig niet aan als „handleiding voor het schrijven van gedichten," maar hij ziet haar slechts als onver mijdelijk voor zijn eigen bestaan als dichter. De versobering werkte zelfs door tot in het visuele. Schreef hij vroeger een breed en nu zegt hij ook: breedademig vers, zijn laatste gedichten zijn meer „gebailleerd". Wij mogen dan nu een vers uit „Met het oog op morgen" citeren dat de dichter na aan het hart ligt. Langs het spoor met de lege treinen ligt de sneeuw op hopen gewaaid en de boom heeft bevroren vingers en het asfaltpapier op de loodsen is een bruine gebarsten korst. De wind loopt aan met een scheermes dat trekt op de stijve wang het schampt langs de houten lippen en stoot door vloeidunne pijpen op twee benen van aardewerk. Het is een ijstijd geleden dat de geelrode voorstadbus hier als een fornuis stond te dampen. Sindsdien is allés gestorven ik sla met stijvemanspassen de weg naar de ringdijk in. Men vraagt Bert Voeten naar de sociale functie van de Poëzie. Hij zegt daarin niet te geloven en hij verwijst ons naar een artikel van zijn hand in „Ad Interim", waarin hij destijds schreef: „En bestaat het dichterschap niet bij de gratie van deze distantie (bedoeld wordt een distantie van de maatschappij) en van de nooit aflaten de spanning tussen gemeenschap en in dividu. Waar de dichter zich als dichter maatschappelijk engageert houdt hij op dichter te zijn. Elliot heeft in een tijdens de oorlog geschreven essay „The man of letters and the Future of Europe" nog eens beklem' toond, dat de poëzie in wezen geen en kel sociaal effect beoogt. De dichter, zegt hij, aanvaardt alleen dan maat schappelijke verantwoordelijkheid op de ogenblikken dat „he is not as a rule exclusively engaged upon the pro duction of works of art." Men kent Bert Voeten als een promi nent vertaler van „groot toneelwerk". Hij vertaalde Shakespeare en Molière; en nadat zijn Nederlandse bewerking van Christopher Fry's „Venus obser ved" in haar opvoering zoveel succes had beleefd, gaf de schrijver hem het „alleenrecht" voor de vertaling van al zijn ander werk. Bert Voeten ziet zichzelf op de eerste plaats als dichter en niet als proza schrijver. Maar dat neemt niet weg dat hij op het ogenblik rondloopt met plannen om zijn jeugdherinneringen die zich afspeelden in Breda te boek te stellen. Hij is het overigens nog niet helemaal met zichzelf eens over de juiste vormgeving. Maar dat is niet het eerste litteraire probleem, dat hij met succes heeft aangepakt. HERMAN HOFHUIZEN Een in zoet-filmische kleuren ge vat minnepaar, dat vanaf het strand dromerig uitziet over de zee, bedoelt op de hoes van de 33 toe renplaat LK 4162 van Decca de sfeer te suggereren en dat doet het ook wel van de muziek die uit de luid spreker komt vloeien, wanneer men deze langspeler met opnamen van het Britse orkest van Cyril Stapleton aan de saffier toevertrouwt. Motieven uit werken van de klassieken (Tschai- kowsky, Chopin, Brahms, Rubinstein e.a.) hebben dienaren der lichte muze geïnspireerd tot het schrijven van ar rangementen, die onder het motto „Music for a starry night" iedereen en speciaal dus diegenen die verzot zijn op starring nights zouden moe ten charmeren. Valt het te betwijfe len, dat zij succes zullen hebben bij diegenen, die onmiddellijk het bloed naar hun hoofd voelen stijgen en hun vpisten ballen, wanneer iemand het waagt, de klassieken te ontwijden, men mag intussen niet zeggen, dat de arrangeurs banaal te werk zijn gegaan. Integendeel, ze hebben de klassieken met eerbied gehanteerd en de instrumentatie zo gekozen fluis terende violen, gestopte trompetten, twinkelende triangels en sonore hoorngeluidjes op de achtergrond dat de Muzen met een grote M er wel goedgunstig door gestemd zullen zijn. Intussen komt de „starry night" in alle opzichten aan haar muzikale trekken. Kort en goed: een plaat boordevol lyrische klanken, met zin voor vloeiende harmonie getoonzet en door Stapletons orchest met vak manschap en verve gepresenteerd. O Zou men in de starry night aan deze langspeler nog niet genoeg hebben, dan zijn er nog altijd de beminnelijke Ween- se walsen: „Walzertraume", „Zwei Her zen im dreiviertel Takt", „Mein liebes- lied" en „Spharenklange", die, uitge licht uit een eerder uitgebrachte lang speelplaat van Philips, nu zijn vastge legd op het Philips 45 toerenplaatje 421023 BE. Ze worden met klassieke Weense gratie en zwier uitgevoerd door het befaamde Robert Stolz-orkest. O Een Parijse „starry night" heeft een aparte bekoring. Wie daarvan proeven wil, schaffe zich de 33-toeren Philips- langspcler P 77311L aan, die „Bonsoir Paris" heet en een weer even onder houdende en boeiende aflevering is als alle voorgaande Philips-publikaties, welke aan het moderne Franse chanson gewijd zijn. De jongste plaat, weer ruimschoots van commentaar voorzien, telt twaalf chansons. Twaalf dichtwerk jes, twaalf stemmingen, twaalf stem men, twaalf karakters, twaalf composi ties niet te vergeten, vaak sublieme specimen van illustratieve toonkunst. U kent de chansonniers en chansonniè- res: Catherine Sauvage, Henri Salva- rimba oproept, is luchtig en levendig en zeer melodieus. Men kan de marim ba's beluisteren in een heet-van-de- naald-repertoire door „The Marimba Chiapas" op Capitol 33 toeren T10043. Het is met dit marimba-orkest als met een jazzensemble, de spelers improvise ren op een gegeven thema. Hoe bijzon der goed hun dit afgaat laat deze plaat, die bijna drie kwartier lang de geïn teresseerde luisteraar vergast op La tijns-Amerikaanse muziek van het zui vere soort, op ondubbelzinnige wijze horen. O Ons Nederlands volksinstrument, de mondharmonica, te bespelen niet al leen, maar er alles uit te halen wat erin zit, is fijne kost voor het Hotcha- Trio. Op Philips 33 toeren P13030 R tonen de Hotcha's hun kunnen wel op verrassend veelzijdige wijze. In uitste kend samenspel met begeleidende in strumentalisten worden o.a. uitgevoerd: de parade van de tinnen soldaatjes, de nummers Some of thees days en Joy ride, de Donkey serenade en de Bava- rian-polka. O Op de Coral langspeler 96023 LPC zijn eerder op 78- en 45- toerenplaten uitgebrachte „top-hits" verzameld en nieuwe nummers zijn daaraan toegevoegd. Een gevarieerde tunes-selectie uit de veelheid van top- songs van de laatste tijd, geserveerd door bekende vocalisten. Van de negen zang- en dansnummers noemen wij o.a. de Banana boat song (Steve Lawren ce), Don't knock the rock (Alan Dale), Goodnight my love (Mc Guire sisters). Petticoats of Portugal (Dick Jacobs or kest) en Gonna get along (Terese Bre wer). Vocale nummers worden door instrumentale afgewisseld. Plezierige en fris-pittige plaat. Advertentie 55 Terwijl Dufor naar tussendek I ging had hij zich afgevraagd of dat middel hem niet sléchts ingegeven was door de opwinding van zijn geest. Stoken hoe? Waarmee? De toestand scheen niet zo zeer ver slechterd te zijn sedert de schroef niet meer draaide. Er was weinig tijd voor nodig geweest om de Cano- pus, die nu een soort wrak geworden was, een nieuwe evenwichtstoestand te doen innemen. „Het was vooral onheilspellend, kapitein, het stam pen van de machine niet meer te horen, hoe zwak dan ook Men voelde zich verloren, overgeleverd aan de genade van de oceaan. Maar was het niet beter zo, dan verstoken te zijn van electrisch licht met achthonderd emigranten aan boord? Wat zou er niet gebeurd zijn als men in de uitgestrekte tussendekken een paar petroleumlampen had moeten ophangen?" Met het geruis van bergstroompjes drong het wa ter aan alle kanten binnen. Het had de keuken met de gedoofde vuren bereikt; bij elke beweging gutste het door alle afvoeropeningen in de romp naar bin nen. Het drong door de gebroken patrijspoort van een dienstvertrek, die de timmerman trachtte te dichten. Het liep uit de badkamers, de douches, de W.C.'s en stortte zich in de dwarsgang. Na een bij zonder heftige schok had het water in een behoorlijke straal langs de trap, die naar het eerste tussendek voerde, gestroomd, juist op het ogenblik, toen Dufor die afdaalde. Het was niet zo veel water, nauwelijks een paar emmers vol, maar dat het daar kwam, ter wijl de emigranten de golven om het schip hoorden beuken, had hen nog meer van streek gemaakt. Een vrouw had haar kind met de armen omhoog gehou den, alsof ze gevaar liep te verdrinken. Allen waren geneigd geweest een poging te doen om naar de trap te vluchten, maar toen ze zagen, dat Dufor de zware ijzeren deur achter zich sloot en ongehaast naar hen toekwam, waren ze gekalmeerd en waren blijven eten vlees, kaas, brood, melk in blik, wat hun verstrekt was. Het jonge meisje, dat Dufor die ochtend over de Marco Polo had aangesproken, was naar hem toege komen. „Is het waar, meneer de officier, dat een ander schip ons te hulp komt?" had ze gevraagd. Er was nauwelijks een half uur verlopen sedert Godde besloten had het bericht uit te zenden. Enige minuten pas was de machine gestopt en nu reeds wisten ze van het verzoek om hulp af. „Wat vertelt u me daar? We zijn niet in gevaar." „Maar waarom hebt u dan geseind?" „Wie heeft u dat verteld? We hebben machine- schade. Morgen zal die wel gerepareerd zijn en zul len we de reis naar New York vervolgen". „Dat is niet waar, meneer de officier. Ze zeggen dat het de kolen zijn en dat we allen zullen over stappen op het schip dat in aantocht is." Dufor had zich naar het einde van het tussendek begeven, tot hij de ijzeren wand, waartegen de oceaan perste, kon aanraken en waar het water achter het dikke glas van goed aangezette patrijspoorten als een monster in een aquarium te keer ging. Daar, bijna in de duisternis, had een vrouw hem haar kindje van enige weken, dat rood zag en bijna stikte van het schreeuwen, voorgehouden. „Doe de deur open!" werd er geroepen. De deur werd geopend door een soort van zwarte duivel die, door het water wadend, de trap was afgekomen en was begonnen het elec- trische licht uit te draaien. „Bevel van de ouwe", had hij geroepen.- „De verlichting tot op de helft vermin deren". Toen ze de officier naar de trap zagen gaan, had paniek enige vrouwen aangegrepen; ze volgden hem, schreeuwende dat ze niet in het donker wilden zitten. Dufor had getracht hen te kalmeren. „Het wordt hier niet donker gemaakt, de verlichting wordt alleen wat minder," maar ze hadden het niet begrepen en an dere vrouwen en ook mannen hadden zich bij haar aangesloten. Met de noodverlichting, de stilte in de machine kamer het verwijderde donderen van de oceaan, de ingang als een regelmatig water spuwende muil, leek de grote stalen kubus van het tussendek werkelijk een grafkelder waar deze door de slingeringen door- eengeworpen, schreeuwende, zich aan de lijflijnen vastklemmende, vallende en weer opstaande men senmassa zou stikken. In de mening, dat hij weg ging om zich in veiligheid te stellen, hadden vrouwen zich op Dufor geworpen, hadden hem aan zijn jas vastgehouden of hadden hun armen om zijn zeelaar zen geslagen. Toen had hij zich tot het mooie bruine meisje gewend. „Je zweert bij Christus, dat er geen gevaar Is? „En als er geen gevaar is, waarom gaat u dan weg?" „Hebben jullie de reddingboten op het dek met ge zien? Denken jullie, dat we jullie als ratten in hun hol zullen laten verdrinken?" „Je zweer bij Christus, dat er geen gevaar is?" „Ik zweer het". „Zweer je, dat je zodra er gevaar is, ons kpmt halen?" „Ik zweer het". „Bij Christus?" „Ja, bij Christus". De jonge Dufor zweeg om het zweet, dat steeds dikker op zijn gezicht stond weg te vegen en vervolgde toen op zachtere toon, na om zich heen te hebben ge keken „Hier is alles rustig en de woorden, die ik heb gesproken hebben geen weerklank. Paar beneden, te midden van die Italiaanse vrouwen met hun kinderen tegenover het meisje met het madonnagezicht, in dat halfduister met de bijna zwarte schaduwen, met de reuk van de zee, het geruis van het water, de hevige schokken en de in mijn koortsachtige ogen als geëtste taferelen: de gehurkte machinisten, die elkander de brokken droge steenkool aangaven en de golven die over het half gezonken schip sloegen, daar dompelde de driemaal herhaalde naam van Christus me nog dieper in het drama en hield me daar gevangen. (Wordt vervolgd) Mouloudji dor, George Brassens, Mouloudji, Phi lippe Clay enz. Een feest naar deze plaat te luisteren! Capitol en Columbia vragen de aan dacht voor de muziek der Hon garen, respectievelijk via de 33 toerenplaat T10085 (Capitol), waarin authentieke streek- en volksmuziek uit betere dagen is gegroefd, uitgevoerd door befaamde zangers en zangeressen en door temperamentvolle orkesten en het 45 toerenplaatje SEGH20 (Co lumbia), dat de begaafde violist Pal! Lakatos laat horen, zoon uit een muzi kantengeslacht van generatie op gene ratie, hier geëscorteerd en geïnspireerd door de mannen van zijn Hongaars or kest. Het is de muziek van een volk, dat zijn zigeunerbloed laat kruipen waar het niet gaan kan, een volk dat vrij wil zijn, dat zijn passies, zijn ver driet en zijn vreugde wil uitzingen in de zang van violen, naar een climax gevoerd door het fascinerend tempera ment, dat zindert in cymbalen. Twee aanbevolen platen om de melodieuze rijkdom van de composities als zodanig, maar vooral ook om de bewogen ver tolking daarvan. Een marimba is een Midden-Ameri kaans volksinstrument, dat iets weg heeft van onze xylofoon. De marimba bestaat uit een aantal houten toetsen, waarbij kalebassen van ver schillende grootte als klankbord dienen. De makers van dit instrument zwerven soms maandenlang door de bossen om het goede hout en de geschikte kale bassen te vinden. De klank, die de ma- Zeven plaatjes met van alles en nog wat: op Capitol EAP 2-842 vier „swingin" calypsos (Ba chelor's life, I can't cross over, Ca lypso bebop en Pretty woman), strak van ritme en pakkend van sfeer en met gloed vertolkt door het show- en filmorkest „Lord Flea and his Calyp- sonians O Op London RE-D1075 (45 tr.) zijn vier oude bekenden samen gevoegd: Tab Hunter in het melo dieuze nummer „Young love", The Hiltoppers met „Marianne", Pat Boo ne's aantrekkelijke stem in „Don't forbid me" en tenslotte (en weer) de Banana boat song in een fleurige meerstemmige versie van The Fon- tane Sisters O Begeleid door het or kest van Adalbert Luszkowski en het Monaco-Ball-Orchester zingt Gerhard wendland op Polydor de songs (iw» foxtrot-maat): Bei uns in Laramie en Du Rififi, twee succesnummers uit het filmrepertoire O Vocaliste Erni Bieler zingt „Die Wascherinnen von Portugal", van welk nummer wij ooit wel eens een pittiger interpretatie hebben gehoord en aan de andere kant van het 45 toeren Polydorplaatje 23204 B het liedje „Lass die Welt dar- über reden", dat best met wat meer overtuiging gezongen had kunnen worden. Wat niet zeggen wil, dat het bij deze baiao en foxtrot niet prettig dansen zou zijn O Van Wilma de An- gelis, een nieuwe ster aan het firma ment van de Italiaanse lichte muziek, hebben wij al eerder getuigd, dat zij een sympatieke, blijgeestige en ge- zellig-verhalende stem heeft. Aan de 14 dagen geleden besproken nummers „A venezia in Carrozzella" en „Ca- setta in Canada" zijn op Philips 45 toeren 421817 PE nog twee feeërieke werkjes toegevoegd, vriendelijk licht en luchtig van melodie en ritme. Het zijn: „T'aggio di 'na cosa" en „II primo bacio alchair di luna", aanbe volen plaatje O Uit de film „Der Fremdenführer von Lissabon" zijn de liedjes „Verlieb dich in Lissabon" en „Mannequin aus Paris", die, fris getint van klank door het deskundig orkest van Bela Sanders, op Telefun- ken F 46405, 78 toeren, mogelijk wat al te gedragen, doch overigens toch wel met elegance worden ten beste gegeven door de tenor Vico Torriani O Tenslotte: een nieuw plaatje van Rijk de Gooyer en Johnny Kraay- kamp. Telefunken heeft van hen uit gebracht op 78 toeren AH 229 de pa rodie op Johnnie Jordaan in het lied Die ouwe sopraan uit de Jordaan" en het vlotte en gezellige liedje „Wie wordt er lid", waarbij het begeleidend orkest een gesmeerd Spaans muziekje presenteert. Natuurlijk ontbreekt de komische noot niet. De teksten van de liedjes zijn lang de slechtste niet. Yoor de jazzliefhebbers zijn er twee delicatessen deze week, namelijk de 33 toeren Brunswickplaat nr. 86006/LPB en het 45 toerenplaatje van Philips nr. 429224 BE. De Brunswiclt- langspeler is gewijd aan „amusante parodieën" en „sentimental songs" van het duo Louis Armstrong en Ella Fitz gerald, twee groten van de jazz, die aan elkaar gewaagd zijn en dat op deze LP op. zij het dan niet van enige show business gespeende wijze laten horen, waarbij van Louis het trompetspel en van Ella de stemvoering in het bijzon der zijn tentoongespreid. Moderne songs en klassieke blues wisselen elkaar af en geven zo deze Ella-Louis-uitvoering nu eens een ontroerend, dan weer een geestig of alleen maar een grappig ka rakter O Van een hooggestemde klas sieke allure is het 45 toerenplaatje, waarop vier traditionele blues zijn her opgenomen, die met een tot in alle vezels van haar ziel doorleefde bewo genheid worden gezongen door de .keizerin" van het negerlied, „The Great Bessie Smith". Het zijn: He's got me goin" (1929), One and two blues (1926), Do your duty (1933) en Moan mourners (1930). Bessie wordt begeleid door verscheidene eminente jazzmusici uit die dagen, James P. Johnson, Joe Smith e.a. Een plaatje, dat met name de pure-jazz-verzamelaar zeker niet zal willen missen. FRÉDÉRIC Tot hoofd van de nieuwsdienst van Ra dio Nederland Wereldomroep is met in gang van 1 september a.s. benoemd mr. M. P. Bajetto thans werkzaam als sous chef bij de afdeling radio, televisie en pers van het ministerie van onderwijs, kunsten en wetenschappen. De heer Bajetto volgt als zodanig mr. J. W. Niessink op, die met ingang van dezelfde datum is benoemd tot hoofd redacteur van het Utrechts Nieuwsblad.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1957 | | pagina 11