Loutere wetsethiek
leidt tot farizeïsme
SCHRIJVERS BESCHREVEN
EDUARD HOORNIK
Dichter uit gemis
fCollectie GUGGENHEIM!
I in Haags Gemeentemuseum
E
Lichte muziek op
zwarte schijven
E
I
H
O
BIJBEL EN LTTUKGIE
Moraliteit reikt Herder dan de wet
Wars van gekunsteldheid
m
PERSOONLIJKE GEW
Bewegingen ontmoeten elkaar
en
J
^p4s°r-
Vocalistenparade
Calypso favoriet
Dromen en dansen Vaderlands fabrikaat
ZATERDAG 27 JULI 1957
PAGINA 9
eenCrett ën persoonlijke,
Dr. Jeanette van den
Bergh van Eysinga
overleden
10.000ste bezoeker bij
collectie-Urvater
zoND^ffSelle weekkalender
In de „Toetssteen", een bundel opstellen, die
Eduard Hoornik schreef over de poëzie van Mars
man, Roland Holst, Nijhoff, Van Hattum, Aafjes,
Achterberg en Den Brabander behandelt hij ook
zijn eigen werk. Hij doet dat in hoofdstuk getiteld:
„Uit gemis". En hij zegt daarin o.m.: „Mijn gedich
ten zijn niet ontstaan uit overvloed, maar uit ge
mis, dat ik telkens weer tracht te vullen met een
alleenspraak. Het is deze bezigheid, die, schoon
altijd ontoereikend, nochtans de zin van mijn be
staan is geworden. Het is dat gemis ook, dat een
leven, hoe gering ook, een zekere rijkdom geeft en
rechtvaardiging". En sprekend over de aard van
zijn dichterschap zegt hij zonder het te willen
verklaren nogmaals dat het wortelt „in een ge
mis" en dat het gedragen wordt „door een roman
tische verbeelding."
Toen Ed. Hoornik zijn eerste gedichten publi
ceerde neem „Het Keerpunt", dat in 1936 ver
scheen bleken zij een sterke sociale inslag te
hebben. Hij worstelde als individu met een niet te
verwezenlijken gemeenschapsideaal. Wellicht met
geen ander resultaat dan dat van een „welhaast
absolute vereenzaming". En enkele jaren bittere
kampervaring in Dachau zullen dat proces nog
versneld hebben.
Eerlijkheid
Toneelschrijver
De vorige week hebben wij betoogd,
dat een welbegrepen plichtsbesef
der n].et 'even zijn diepe zin geeft. On-
bonrto l verstaan wij dan onze ge-
eiser5nl\®'d aan het geheel van de
oog ón onze natuur ste,t met bet
Dit d0p, det bereiken van haar doel.
zijn ook S door God gegeven. bijgevolg
dat dopi de middelen- gegeven die tot
baar voeren. Zij zijn namelijk voel-
ders p de eisen van de natuur; an-
hot (io2e-gd: worden duidelijk in
Ven h 'eder innerlijk gevoelde stre-
zijn 'laar groei en ontwikkeling van
Werk ,®"se"jkheid, zijn persoon. De ver-
Hate"Jking van al die eisen van onze
'uur vormt tezamen het morele leven.
ls het een feit gevolg van de
zondeval dat lang niet alle mensen
leven overeen-
r" -V komstig hun ge-
weten, dat, als het
goed- werkt, die
eisen duidelijk
stelt. Dat is altijd
zo geweest en zal
ook zo blijven
zolang deze we
reld bestaat.
Daarom zijn er
ook altijd wetten
geweest om de
mensen te hei-
eventueel te dwingen, een mini-
Pen,
mum van moreel leven te onderhouden.
Maar die wetten alléén maken het
Zedelijk leven niet. Dit gaat veel ver
der en dieper dan het nakomen van een
voorschrift. Daarop willen wij vandaag
Wat nader ingaan aan de hand van
een voortreffelijke verhandeling over
dit thema van prof. G. Madimer (De
mens en zijn geweten. Het Spectrum,
Utrecht).
Zonder enige twijfel behoort de wet
°f. zo men wil, de verplichting tot. net
gebied van de moraliteit, maar zij
maakt niet het hele gebied daarvan
mt en is zeker niet het wezen van net
2edeUJk leven.
Men.kan dit op de volgende manier
Kchrfft maken. Wie wetten en voor
dat dp,? g?®!^ bekijkt, ziet onmiddellijk,
lijk eëwii J,d algemeen en onpersoon-
de hi^leera zijn Dat ligt voor
dragsiijn' vr^,-a 1 ze een algemene ge
nder meer nSiCpriiven- die als zodanig
l??.toegeDaët 1 bruikbaar is. Ze moe-
altijd jn hiTorden en dat geschiedt
een richtlijn, di ?e Wet is derhalve
wanneer het përsg**,*01 Wen komt,
hem die zichpedr0s00°nlijk gew|ëen van
eerlijk rekening houden,?r 'aat leiden,
ciale omstandigheden met alle spe-
geest, die de wet u d°0rdringt tot de
In deze terugkeer H geïnspireerd,
alle wetten die gefn- de bronnen van
waarden die vast[>potn?u'eerd, van alle
den, vindt het suhip .ld kunnen wor
de moraal met d/S het middel om
eeuwige met het t mische situatie, het
den. loevaliige te verbin-
Verder mag m0
bot hoofd zien düt ^51 gevaar niet over
ëënë g' dat het besloten ligt in de
anders zou zijn morele leven mets
aan wetten. w) d?h gehoorzaamheid
aven nadenkt hierover ook maar
de verleiding'w, onmiddellijk in, dat
menen, dat n n V00r de hand ligt te
m«n maar geen itl" orde is zo'ang
^makkelijk ko j f" overtreedt. Heel
biet het minimum tevredëë Ut0? ,fch
jh een dergelijke louter negatfevë Koü'
ding is beslist geen plaats voor pos"-
deve deugdbeoefening. En dan zeggen
Wij nog niets van ,,de stap-verder",
hamelijk het zich beroemen op het stipt
onderhouden van de letter van de wet
Hoeveel onrecht is er met gepleegd
met op deze manier de wet in
de hand?
Het is duidelijk, dat men aldus zijn
geweten op ontoelaatbare wijze
misvormt. Wie zich, zoals ge-
egd, beroemt op het nakomen Van de
ttter van de wet, vindt zichzelf voor-
mtfelijke, en bijgevolg anderen, die
Kort na de dood van haar man, prof.
G- A. van den Bergh van Eysinga,
ls 'n Zwitserland, waarheen zij voor
een rustkuur was vertrokken, op 19
mii dr. Jeanette van den Bergh van
Kysinga-Elias overleden. Zij is 77 jaar
geworden. De crematie is in Lausanne
geschied.
Mevrouw van den Bergh van Eysinga
"eeft zich hoofdzakelijk aan het onder-
u,bs gewijd. Na haar huwelijk in 1906
b'eef zij letterkundige en wijsgerige
cursussen geven. Zij richtte de inter
nationale school voor wijsbegeerte te
Amersfoort mee op en had zitting in
net bestuur daarvan. Ook was zij leid
ster van de volksuniversiteit te Haar
lem. Van de stichting van het Kenne-
mer lyceum in 1920 tot haar overlijden
maakte zij deel uit van het curatorium
en de laatste jaren ook van het bestuur
dezer instelling. De vrouwenbeweging
heeft haar bijzondere belangstelling ge
noten.
In 1939 publiceerde zij een studie on
der de titel „Denken en leven, de vrouw
in tijden van kentering." Haar bekend
ste litteraire geschriften betreffen Mul-
tatuli. Veel heeft zij ook verricht voor
de verspreiding van de wijsgerige denk-
beelden van Hegel en Bolland.
XjfVp de tentoonstelling van de collectie-
Mtijjter. in het rijksmuseum Kröller-
deröar 0p de Hoge Veluwe werd don-
lO.OOQsi V'er weken na de opening, de
met i6 bezoeker ontvangen. Tot en
verzarrif^°1)tember blijft de Belgische
om Paul 'ë8 die onder de titel „Rond-
gesteld wo 56 en Mrx Ernst" tentoon-
t *dt- in ons land.
mn; eigen 7e zondag na Pinkste-
«ezellen; CI!?is' 2 geb. H.H. Nazarius en
-eenheid; _1„o; pre£ van de H Drje-
MAAndag- H
2 ppK t» Mar*
geb. H v",-Martha, maagd; eigen mis;
HINsdag JIlx en gezellen; wit.
mis van 7e zondag na Pink-
H.H. Abdon en Sennen;
ster en;
s n2 geb
-.bjder ^AG: R- Ignatius van Loyola, be-
D°NDERnf®n mis: - wit.
mis- j St. Petrus' banden; eigen
Mao'h^K ?eb- H- Paulus; 3 geb. H.H.
Wit "eeen; pref. van de apostelen.
VDt x'
H. Alfonsus. blsschop-beljjder-
Hu,. eraar; eigen mis; 2 geb. H. Stefa-
eer', credo; wit. Ofwel vanwege de
e vrijdag der maand: votiefmis ter
van het H. Hart van Jezus.
IER DAG: O. L. Vrouw op zaterdag;
'gen mis: 2 geb. vinding van H. Ste-
•r-ïdus; pref. van O. L. Vr.; wit.
ti^OAG 4 augustus; 8e zondag na Pink-
•teren; eigen mis; 2 geb. H. Domini-
fc»?i credo; pref. van de H. Drieëen-
®ld; eropn.
zijn gedrag niet volgen, berispelijk of
erger. Van een dergelijke houding heeft
St.-Augustinus eens zeer terecht op
gemerkt, dat er iets ergers is dan de
ondeugd, namelijk de hoogmoed van
de deugd!
Juist omdat men alle waarde legt in
de uiterlijke daad, worden anderen vol
gens deze zelfde maatstaf beoordeeld.
De mensen zijn dan goed of slecht al
naar gelang hun werken goed of slecht
zijn! Als men zó het morele leven af
hankelijk maakt uitsluitend van het
stipte, uitwendige onderhouden van de
wet. vervalt men onvermijdelijk in het
farizeïsme dat Christus zo scherp ver-.
oordeelcT heeft.
Tenslotte verdient ook de volgende
oyerweging onze aandacht, als wij goed
willen begrijpen waarom het naleven
van de wet niet het wezen van de
zedelijkheid kan uitmaken. Wanneer
een wet iets voorschrijft, is dat aiti.id
iets dat buiten de persoon- staat, bui
ten degene voor wie de wet gegeven
is.
Om die reden moet de afzonderlijke
mens zich onderscheiden voelen van
die wet. Zij verplicht hem van buiten
af. en daaraan verandert niets, ook als
hij inziet, dat de opgelegde verplichting
pvereenkomt met wat zijn verstand als
juist beschouwt. De wet blijft onder
alle omstandigheden een voorschrift
van buiten de afzonderlijke mens. En
de afzonderlijke mens kan eenvoudig
met aannemen, dat hij geen andere be
stemming zou hebben dan het gehoor
zamen aan de wet. Daarvoor is zijn
wezen te diep, te rijk, te veel-omvat-
Het menselijke wezen nu dat, zo-
a's gezegd, veel wijdere ambities heeft
dan wojke wet ook kan voorschrijven
de, ^et,ten betreffen immers altijd
afzonderlijke, nauw omschreven aspec-
.w-V h,e 1 e 'even kan wel,
en doet dat ook, terwille van de goede
orde geheel achter de wet gaan staan,
innerlijk zijn volle instemming daarmee
betuigen Op dat ogenblik, zegt Madi-
mer, wordt de verplichting door zijn
geestdrift opgenomen en de plicht is
tot liefde geworden.
De liefde en de wet zijn bijgevolg
even noodzakelijk. De liefde, omdat
daardoor het onderhouden van de wet
pas een echt menselijke daad wordt
die innerlijke ontplooiing en vreugde
verschaft de wet, omdat zij door
de eisen, die zij stelt, een minimum van
zedelijk leven garandeert.
Hoezeer de liefde, d.w.z. de vrije,
persoonlijke instemming met de wet,
hier het voornaamste is in verband
met echte moraliteit, blijkt uit de woor
den van JLacroix, die eens geschre
ven heeft in een heldere verhandeling
over de betrekkingen van de liefde en
de wet: ,,De echte liefde wordt in de
eerste plaats daaraan herkend, dat zij
de wet niet komt opheffen maar ver
volmaken."
professor G. J. Renier, die aan
het Oxfordse University College college
in Nederlandse geschiedenis heeft ge
geven, heeft bij gelegenheid van het be
eindigen van zijn taak de titel „profes
sor emeritus" gekregen, aldus meldt
de Times.
De dichter zelf zegt: „Schreef ik
twintig jaar geleden mijn eerste verzen
van uit een sociaal-revolutionnair sen
timent, rijper wordend heb ik begre
pen, dat een waarachtig kunstwerk uit
den aard van zijn wezen nooit een toni
cum of een medicijn kan zijn. De cate
gorieën pessimisme of optimisme zijn op
het dichtstuk of op het schilderij
evenmin van toepassing als op net uni
versum zelf. Altijd zal er een gespan
nen verhouding blijven tusschen kunste
naar en wereld, een verhouding die
nooit anders is geweest. De kloof tus-
schen wat men gemeenschap pleegt te
noemen en dichter kan nooit worden
overbrugd, ook niet in de socialistische
maatschappij, waarnaar ik altijd heb
gehaakt. Het is niet zonder leed en dan
na lang nadenken, dat ik tot deze over
tuiging ben gekomen. De kunstenaar
voelt zich nu eenmaal niet thuis in deze
wereld. Hij staat op een verloren post.
Hij is altijd de Dante, die de kinderen
die hem op straat najouwen met een
mes te lijf gaat of die resigneert". En hij
gewaagt dan van een resignatie „waarbij
de auteur zich nog net bewust is van
zijn tragiek en „van een metaphysisch
verlangen, dat het als zinloos begrepen
bestaan zijn éénigen zin geeft".
Het is duidelijk, dat de man die tót
deze bekentenis moest (en kon) komen
en die in zijn bundel „Het menselijk
Bestaan" schreef:
I(c ben zo blindlings aan mijzelf
verknocht,
pillllllllllllllllllllllllllinilllllllllllllllllllUllllllllllllllillilllllllllllllllllllllllllll!ll!llllllllllllllllil!lllllllflllMlili!imillllll§
„De Klokkemaker" van Paul Cézanne
Feel omvangrijker en veel meer gevarieerd dan de collectie van de Belgische
verzamelaar Urvater, .waarvan de kern op dit ogenblik is te zien in het
Kröller-Müller-Museum op de Hoge Veluwe, is die van de familie Gug
genheim te New York, waarvan men een klein gedeelte thans vindt in het
Haagse Gemeente-Museum. Solomon Guggenheim is moderne kunst gaan verza
melen kort vóór het jaar 1930, hij heeft duizenden werken gekocht, schilderijen,
beelden en graphiek. Daarvoor wordt op het ogenblik een nieuw zeer origineel
opgevat museum gebouwd door de vermaarde architect Frank' Lloyd Wright,
een gebouw op de Fifth Avenue, dat over een paar jaar gereed zal zijn en dan
een heel blok zal beslaan, tussen de 88th en de 89th Street. Daar gebeurt alles
dus nog uit een veel ruimer beurs dan die van de Belgische verzamelaars, de-
twintig mannen, die de phalanx vormen, welke wij in Nederland missen. Men
kan makkelijk begrijpen, hoe groot de invloed is, die van dit fervente -zrzamelen
uitgaat op de „richting", waarin de Hedendaagse kunst gaat. Valt men in de
smaak van de collectionneurs of van degenen, die hun collectie artistiek behe
ren, dan is het bestaan des kunstenaars verzekerd. Zij hebben ook hun tijd
schriften en hun critici, vrije mannen natuurlijk, maar zich er goed thuis voe
lende in de „dwingend" opgeroepen atmosfeer, en uitentreure de als een recla-
mestrook terugkerende slogan herhalend, dat er nu „definitief" een einde is
gekomen aan „de periode der Renaissance Weliswaar valt dit volstrekt niet te
bewijzen, maar men kan trachten het erin te hameren, en misschien gelooft dan
op het laatst iedereen het. Behalve juist de werkelijk onafhankelijke, de chim
pansee, die niet meedoet en óp zijn eentje, met zn tweeën of zijn drieën,
opnieuw begint en precies datgene verricht wat men helemaal niet meer voor
mogelijk had gehouden.
r „reizen" op het ogenblik wel een twintigtal fracties van de rijke Gug-
genheim-colleetie rond. De Haagse keuze bevat een 75-tal werken. Men
vindt er o.a. vertegenwoordigd: Seurat (met een zeer mooi 'childerij: „Zit
tende vrouw"), Monet, Cézanne (met zijn tragische portret „De klokkenma
ker", een machtig schilderij), Bonnard (met het luisterrijke „Maaltijd in de open
lucht). Picasso, Bracque, Chagall, Kardinsky, Leger en Delaunau.
De expositie duurt tot 1 september.
dat ik dit aards bestaan zou
kunnen dragen,
als ijc de dood een oogwenk
overmocht.
Wanneer ik verzen schrijf, is
het alleen
wat zich als leven voordoet uit
te dagen:
het lichaamloze, want de rest is
steen.
het niet al te gemakkelijk kan hebben.
Zoals het duidelijk is dat de zuivere
eerlijkheid men zou haast zeggen: de
schroeiende eerlijkheid waarmee hij
positie kiest, zowel ten opzichte van het
leven als van zichzelf, slechts bewonde
ring kan afdwingen.
Eerlijkheid is ook het kenmerk van
Hoorniks optreden naar buiten. Hij
heeft kennelijk een onbedaarlijke af
keer van elke show en van een speciale
„dichtershow" in het bijzonder. fEn hij
spreekt over niet alledaagse dingen bij
voorkeur in alledaagse, maar duidelijke
termen. Het gebeurt tijdens ons ge
sprek, dat Hoornik een poging doet om
nu eens te zeggen wat er in hem, als
dichter, omgaat. Halverwege zijn tira
de stokt hij ineens en zegt: „Nee, dat
klopt niet. Daar sta ik niet achter.
Streep maar door". Het klonk hem zelf
alles te gekunsteld in de oren. En ge
kunsteldheid is nu eenmaal iets, wat
hem niét afgrijz.en vervult. Hoornik
streeft er naar een eenvoudig mens te
zijn; en wij geloven dat hij zulks doet
in de teisterende wetenschap, dat de
eenvoud pas goed complicaties oproept.
Men kent Ed. Hoornik als de dich
ter van het grote, episch-lyrische vers
„Mattheus", dat geïnspireerd is op
jeugdherinneringen, met dien verstan
de dat hij het heeft gesitueerd in Am
sterdam en niet in Den Haag, waar
hij zijn eerste jaren sleet. Hij her
innert zich nog heel wel hoe hij het
werk schreef, tijdens de pauzes in de
nachtdienst, die hij destijds als jour
nalist aan een dagblad vervulde. Men
kent hem ook als maker van „Ge
boorte", een gedichten-cyclus, die
meer dan zijn ander werk op het
lyrische is afgestemd. De ik-figuur
in dit werk is een vrouw in verwach
ting. „Men heeft zich er over verwon
derd", zo merkt Hoornik in zijn
„Toetssteen" op, „dat een man een
gedicht schreef over wat alleen een
vrouw lijfelijk kan ervaren. Ik heb mij
op mijn beurt over die verwondering
verwonderd, omdat meer het thema
den dichter dan de dichter het thema
pakt, en hier toch sprake is van iden
tificatie met een zielservaring: het
zich zelf voelen in de ander en om
gekeerd. Ik werd er door meegesleept
en het deed mij dingen zeggen, waar
van ik zelfs niet vermoedde, dat ik ze
in mijn bewustzijn droeg. Maar ver
baast niet iedere dichter zich, zodra
de spanning waarin hij zich tijdens
het uitputtende, het hele bestaan ra
kende proces van het dichtende be
vindt, is geluwd, over de diepten die
bovenkwamen en woord werden?" En
dat is dan een poëtische zelfverant-
woording, die in al haar exactheid
vrij onthullend is.
Na de tweede wereldoorlog hetgeen
voor Hoornik persoonlijk dus betekende
na Dachau zag zijn bundel „Ex Tene-
bris" het licht. In een daarvan zegt hij
zelf: „In deze tijd van collectivisme
enerzijds en elders van een welhaast
absolute vereenzaming, die schijnt uit
te lopen op een haat tegen het bestaan
zelf, in zulk een tijd zal het nauwelijks
verwondering wekken, dat de dichter
spreekt van uit de duisternissen."
Inmiddels echter heeft Hoornik ook
naam gemaakt als toneelschrijver. In
1952 werd „De Bezoeker", een drama
in verzen, opgevoerd. En in het komqn'd
najaar zal de Nederlandse Comedie de
première geven van „Het Water", een
drama, geschreven in ritmisch proza,
waarvan de tekst eerst in „De Gids"
zal worden gepubliceerd en daarna ook
in boekvorm zal verschijnen.
Het stuk is geschreven na en ontstaan
onder de invloed van een bezoek dat
Hoornik kort na de ramp in 1953 aan
het getroffen gebied en met name aan
het dorp Ouwerkerk op Goeree Over-
flakkee bracht. Hoornik brengt een vijf
tal mensen bij elkaar, enige tijd nadat
de catastrophe zich heeft voltrokken en
de bewoners, die geëvacueerd waren,
naar hun woonsteden terugkeren. Hij
confronteert hen met elkaar tegen de
achtergrond van het verschrikkelijke
gebeuren in die nacht. Het water eiste
toen zijn weerloze slachtoffers, maar
er gebeurde meer. Er is n.l. iemand
verdronken, wiens dood achteraf doet
denken aan de misdaad. Deze verdron
kene houdt, mét het water, de vijf dra
matis personae, ook in hun onderlinge
verhoudingen - verhoudingen van harts
tocht, liefde, vriendschap en solidari
teit - in zijn ban. Er is dus alle aanlei
ding tot een dramatisch conflict. Hoor
nik heeft zijn vijf personen samenge
bracht op een klein droog, door het wa
ter omgeven, stuk land. Er is dezelfde
afgeslotenheid-vol-dreiging, die in zijn
na-oorlogs, aan het concentratiekamp
herinnerend, werk meespeelde. Wat
daar het prikkeldraad was, is nu het
water. De situatie is ongeveer hetzelfde,
zegt hij.
Men spreekt dan met Hoornik over
z(jn gedaanteverwisseling van dichter
tot dramaturg. En hü duidt dan aan dat
er sprake is van een logische ontwikke
ling. „Mijn lyrische poëzie," zo zegt
hij, „wordt herhaaldelijk onderbroken
door dramatische momenten. Zozeer
dat Nijhoff er aanleiding in vond om
van sommige van mijn verzen te spreken
als dramatische gedichten." Overigens
is Hoornik ook bereid te overwegen of
zijn overgang van de lyriek naar de
dramatiek misschien het gevolg is van
ouder worden, dat is: van minder ego
centrisch zijn. Hij doet dat echter met
alle voorbehoud, zonder dewelke zo'n
zelfbespiegeling trouwens niet mogelijk
is.
Eduard Hoornik houdt zich met crea
tieve werkzaamheden van allerlei soort
bezig. Hij heeft het scenario geschreven
voor een film over Fokker, die eindigt
met het in 1911 in Haarlem gehouden
vliegfeest.
Hoornik is redacteur van „De Gids"
in het „componeren" waarvan hij elke
maand weeraan een zeer werkzaam
aandeel heeft. En hij is hoofd van de
afdeling Pers en Radio van het Neder
lands Instituut voor Internationale Cul
turele Betrekkingen, waarin hij zich
de Nederlandse cultuur in het buiten
land met hart en ziel propagerend zo
creatief toont als het een „referendaris'
maar vergund is te zijn.',
In overeenstemming met de dichter
schrijven wij tenslotte een vers over
uit „Het menselijk Bestaan", een vers
„dat hijzelf wel mooi vindt".
IK BEN DE KLEINE DOCHTER.
Ik ben dekleine dochter van Jaïrus.
Ik lig hier op een veel te grote baar
De dood zit in mijn ogen en mijn haar,
dat, nu de krul er uit is, zonder zwier is.
Ik mis mijn pop, die, nu zij niet meer
hier is,
slaapt als ik slaap, de vingers in elkaar.
Ik weet dat twee maal twee tezamen
vier is,
maar nu ik dood ben, is dat niet meer
waar.
Waarom had ik daarstraks ook weer
verdriet?
Er zou een man, die toveren kon, ko
men,
mij beter maken, maar toen kwam hij
niet.
De mensen op het dak en in de bomen
gingen naar huis, maar ik blijf van
hem drorhen.
Morgen ben ik de eerste die hem ziet.
T~I r is goed nieuws voor de diri- den op de Electrola-langspeler M 33
rl genten van militaire kapellen en WDLP 1509 een selectie van overwe-
voor die van harmonie- en fanfa- gend langzame nummers in het „Per-
rekorpsen van welke burgerlijke plui- len_. Palmen- und Südsee"-genre en ko-
mage dan ook, terwijl het welhaast even men z0 met zoete gulheid tegemoet aan
zeker is, dat tenslotte een ieder, die in de behoeften van diegenen, die bij dro-
die kapellen of korpsen een toontje merige klanken van wenende gitaren
meeblaast dan wel slaat, belangstel- willen mijmeren of dansen. Muziek en
ling zal koesteren voor de kolossale stemmenmateriaal zijn beslist wel te
Decca-plaat LK 4185 en/of het kleine waarderen, de atmosfeer van het geheel
Decca 45 toerenschijfje DFE 6269. Beide ls wat week en sentimenteel. O Heel
uitgaven van huize Phonogram zijn na- wat pittiger is dan het internationale
melijk gewijd aan men mag wel zeg- juke-boxrepertoire, dat de saffier van
gen het „paradepaard" van de Britse de draaitafel aan de lopende band af-
militaire kapellen, de band van de Gre- tovert van de Philips LP B 10184 L.
nadier Guards onder leiding van majoor Zangers en zangeressen worden afge-
F. J. Harris. Een band, ivaar wel wat wisseld door orkesten en solisten van
van te leren valt; de band, die het zich uiteenlopende professie. De plaat telt
niet veroorloven kan, andere dan eer- nIe" minder dan twaalf nummers in een
ste klas muziek aan wie of wat dan riJ'k gevarieerde rangschikking. Wij
ook, laat staan aan een zo publiek me- noemen van de al wel eerder en elders
dium als een grammofoonplaat is toe gepubliceerde werkjes: Tipitin door het
te vertrouwen. Beide platen zijn daar dansorkest van Fehring, Maria Zamora
weer duidelijke getuigenissen van Op 'n Ha Pansé, de hammondorganist Ray
het 45 toerenplaatje beperkt de band Collignon met „Mademoiselle', Henri
zich tot de uitvoering van de marsen Salvador in het kostelijke nummer
Liberty Bell, Manhattan Beach, Sem- "Elle me donne", „Wasvrouwen van
per Fidelis en Washington Post, doch Portugal" in een uitvoering van Henry
via de langspeler en ook deze is Leca en zo verder. Als alle juke-boxen
weer gehuld in een prachtige hoes ^en repertoire als op deze plaat ten
presenteert de kapel een delicieus con- ë^ven, viel het met het doorgaans
eert, een programma van uitgelezen IJselijke lawijt nog wel mee. O De
composities uit 's werelds notenlitera- accordeonist Jo Privat houdt er een
tuur in de afdeling militaire muziek. Na eenvoudige speelwijze op na, maar
het orchestrate werk „The spirit of boeit intussen door zijn muzikaliteit;
die hij uitleeft in zowel verrassende vin
gervlugheid als in fantasierijke impro
visaties bij zijn toonkeuze en de into
natie daarvah. Dat er „Gouden Klan
ken" uit te voorschijn komen is mis
schien wel wat te veel gezegd, doch.
intussen is de Columbia-langspeler 33
HPX 111, waarop van Jo Privat, son
accordeon et son ensemble een dubbele
muzikale trilogie is vastgelegd van wal
sen. marsen en polka's in het musette-
genre, een frisse en plezierige plaat.
n dan de zogeheten vocalistenpara
de, de parade van de mannen
broeders en vrouwenzusters, die
pageantry" van Fletcher volgt een
glanzende vertolking van Verdi's
triomf mars uit de „Aïda". Onmiddel
lijk daarop is de romantische ouverture
„Lustspiel" van Bela aan de beurt, ge
volgd door de Wee Mac Gregor-patrol
van Amers, een feestelijke compositie
van Schotse origine, zoals dat ook de
Hielan'laddie van Kappey is aan de an
dere kant van de plaat. De twee ouver
tures de Lichte Cavalerie van Von
Suppé en The Windjammer van Ansell
worden al even onberispelijk verklankt.
Dit bijzondere album, dat de band van de
Grenadier Guards afwisselend laat ho
ren in haar volle kracht en even ge
disciplineerd jn prachtige afgewogen
decrescendi-fragmenten en fijngenuan-
ceerde solo-partijen, kan van harte
worden aanbevolen, ook al omdat de reeds als jong broekje of rokje door
technische weergave van hoog gehalte is. door de lichte Muze werden begunstigd,
ergens op school feestjes opluisterden
met zang of muziek, tenslotte plotsklaps
werden ontdekt door mijnheer zo of
mevrouw zus, voor de radio, de tele
visie en op de plaat gingen verschijnen
in binnen, en buitenland, stapels post
gingen ontvangen van tien- tot tachtig-
agers, thans boven Jan en boven Mien
zijn, veel of weinig moeite doen om
boven Jan en boven Mien te blijven om
straks door het publiek, dat vandaag
te hoop loopt en morgen zo hard is als
een bikkel, te worden vergeten op die
enkele uitzonderingen na, wier roem als
een klein pitje zal blijven pruttelen op
de Olympus van de Lichte Muze.
Daar zijn dan O Willy Hagara, een
Eduard Hoornik, dichter uit gemis.
Men kan slechts hopen, al was het maar
uit 'eigenbelang, dat uit het gemis een
overvloed ontspruit.
ntussen is de calypso op alle radio
zenders en op alle platenmerken
favoriet. Philips is uitgekomen met
een 25 centimeter langspeler, die Ca-
lypso-holiday heet en waarvan de bij
zonder suggestieve en knap getekende
en vooral gekleurde hoes al meteen de
sfeer typeert een sfeer van primi
tieve levenskunst en warmbloedig tem
perament die de calypso muziek,
zang en dans alle kanten uitademt. De
verscheidene emoties, die in het achttal
calypso-composities op deze plaat tot
uitdrukking komen, worden door The bedaarde Schlagerzanger met een on-
Norman Luboff Choir met als solisten gekunstelde stem en een prettige voor-
Norman Luboff zelf en voorts nog Bill dracht, die zijn visitekaartje afgeeft via
Lee, met gloed en overtuiging voorge- Philips 45 toeren 42318o PE in een vier-
dragen. Het begeleidend orkest schit- tal Weense liedjes, die bekoorlijk van
tert van exotische tinten, waarbij het melodie, fris van ritme en aardig van
veelzijdige arsenaal van ritme-instru- tekst zijn O Jula de Palma, van Itali-
menten extra reliëf geeft aan de vir- aanse huize, die met lichte stem en met
tuoze solopartijen op trompet, penny- een intieme, soms wat zoetige voor-
whistle en piccolo. De plaat heeft het dracht de walsjes „Domani„Valzer dl
nummer B 47805 R. O Een ander Natascia" en „Que sera", mitsgaders de
Calypso-plaatje van Philips - het 45 slowfox „Canzonetta d'amore" presen-
toerenschyfje 429303 BE, dat The Ca- teert- °P Columbia SEGH 711, 45 toeren,
lypso Carnival heet - laat in de num- O Mary Ford, de Amerikaanse vocalis-
mers Small Island, Unton street, Solas te, die. samen met de gitarist Les Paul,
market en Chicken gumbo and the de liefde en het maanlicht bezingt m
okra water het calypso-idioom in een >.Y°u call it madness", „June in Janu-
meer oorspronkelijke, volkse, minder ary", „Moonlight and shadows" en „I
kunstmatige vorm horen dan die welke can't get started". Allemaal langzame
het Luboff-koor eraan geeft. De im- nummers, ten dienste van de dromerig-
provisatie, welke mede tot de essentie heid. Het plaatje heet Time to dream,
van de calypso behoort, komt hier be- draagt het merk Capitol en het num-
ter tot haar recht. O Naast de calypso mer EAP 3-802. Dat Mary Ford zingen
blijven mambo's, cha-cha-dansen, bo- kan is bekend. O Andy Griffith, een
lero s en guraracha's op het ogenblik de nieuwe verschijning in het genre Elvis
boventoon aangeven in de volks- en Presley en Johnnie Ray, maar dan toch
amusementsmuziek. Een nieuw plaatje wel beheerster van instelling. Hij maakt
"1genre is Telefunken HX 1023 als folk-singer zelfs een innemende in-
m a me de vocaliste Susy Pinto uit druk. Op Capitol 45 tr. EAP 1-863 zingt
Madrid in El mareito (guraracha), hij een viertal songs uit de film „A face
es ieheidad (mambo), Té choco- in the crowd". Het religieus getinte lied
late o cafe (cha-cha) en Piel canela „Just a closer walk with thee" is niet
(mamDo-bolero). In haar timbre vi- gespeend van eerlijke overtuiging O
biem-t de verrukkelijke Spaanse uit- Dave King tenslotte vertolkt met rus-
u u .'L de commentator tige zekerheid en ongedwongen bariton-
op het hoesje. Wij vinden dat Susy toch stem, die plezier in het zingen verraadt,
ar en toe wel een beetje te uitbundig een viertal al wel bekende zang-dans-
ïs, ook ai begrepen we dan wel, dat nummers: Memories are made; You
het opzwepend ritme van bongo's, make nice; You can't be true to two en
claves, maracca s en guiro's als Spaanse Hotto chocolate,
peper werkt.
11° Hawaiians en de Maori-Hawai-
ïans en daarbij nog het Cornel
Trio en het Sunshine-kwartet,
Paulchen am Klavier en het duo Ur-
HERMAN HOFHUIZEN J sula Maury en Peter Manuel verzorg-
hand de geestelijke betekenis van,
are men duidelijker en zuiverder gaat
onderscheiden totdat z\j uitmonden in
hun voltooiing en vervolmaking, het
Evangelie van Christus.
Sindsdien heeft de Bijbel een enorme
verspreiding gekend. Het is opmerke-
HJK, dat in de nieuwere uitgaven de
aantekeningen van zuiver technische
aard archeologische en taaiweten-
schappelijk6 hoe langer hoe meer
hebben plaats gemaakt voor verwijzin
gen, die het mogelijk maken het grote
stramien van die bijbelse thema's te
rug te vinden en zo een inzicht te
krijgen in de wiize waarop God de mens
heeft willen helpen om Hem te leren
kennen.
Het Franse centrum voor pastorale
liturgie, dat in 1943 werd opgericht)
houdt op het ogenblik in Straatsburg
een congres, dat zich bezig houdt met
het onderwerp „Bijbel en Liturgie -
Kanunnik Martimort heeft in de eerste
inleiding dat onderwerp nauwkeuriger
omschreven. Wü beleven, zo betoogde
hij o.m., het ogenblik, dat do liturgi
sche en de bijbel-beweging elkaar nt-
moeten, in één bedding samenvloeien.
Hü herinnerde aan de oprichting van
het centrum voor pastorale liturgie,
dat in het leven werd geroepen onder
de indruk van de ontkerkelijking van
de massa. Het centrum wilde alle aan
dacht besteden aan de zielzorg in de
geest van het Concilie van Trente, aat
hü de herziening van de liturgie uit
drukkelijk de aandacht richtte op de
noodzaak om de eenvoudigen de weg
naar de Tafel des Heren te openen.
De eerste moeilijkheid, die men ont
moette, was dat de liturgie ontleend is
aan de Bijbel. Moest men nu de ge
beden, waarin sprake is van Abraham,
Melchisedech en David, die doordrenkt
zijn van een mentaliteit, die ver van
de moderne beschaving afstaat, aan
passen? De zielzorgers aarzelden. Toch
moest er iets gebeuren. Zonder de
Bijbel kan er geen begrip zijn voor de
sacramenten; de Bijbel verklaart ons de
zin van onze geschiedenis, zij spreekt
onze taal.
De bijbelbeweging kon daarin voor
zien. Aanvankelijk was er ontzettend
veel werk te verrichten aan archeo
logische nasporingen en tekstcritiek,
maar na veertig jaren arbeid nader
de men het doel. In zijn encycliek
Divino afflante van 1943 heeft paus
Pius XII ons de sleutel gegeven op
de historische zin van de Bijbel, de
geschiedenis van God die de mensen
verlost. Hij heeft het progressieve
karakter van de Openbaring om
schreven: door ontleding leert men
de grote bijbelse thema's ontdekken;
zij gaan uit van de menselijke reali
teit maar onthullen daar langzamer-
nze rubriek zij dan besloten met
opnamen van Nederlands fabri
kaat O Teddy, Henk (en de kleine
Renée) Scholten zingen bij het orkest
van Ger van Leeuwen het liedje „Kom
lieve kleine meid" op de ene zijde van
het 45 toeren Deccaplaatje FM 264133
en „Zeg, zou je blij zijn met een ton"
op de andere kant, het eerste werkje in
driekwartsmaat, het tweede op het
ritme van een vlugge foxtrot. Het kin
derstemmetje bij het eerste nummer
klinkt geforceerd, de tekst van het
Wij naderen nu, aldus mgr. Marti
mort, het ogenblik, waarop de beide
bewegingen, de liturgische en die van
de Bijbel, gaan samenvallen en tege
lijkertijd uit de beperkte kring van
technici en apostelen treden om ge
meengoed te worden van de gemeen
schap der christenen.
Deze uiteenzetting werd min of meer
aangevuld door de lezing van de zeer-
eerw. heer Jounet, die sprak over de
Bijbel in de liturgie en aantoonde, dat
de Bijbel het stramien voor de liturgie
levert en anderzijds de liturgie ons de
Bijbel naderbij brengt.
Pater Danielou heeft vervolgens be
toogd, dat de heilsgeschiedenis, waarin
de Bijbel ons inwijdt, zich in onze dagen
voortzet in de sacramenten. Tijdens de
Paaswake roept de priester, terwijl
hij het doopwater wijdt, enkele grote
daden Gods met zijn volk in de her
innering: de schepping, de zondvloed,
het water dat uit de rots sprong toen
het Hebreeuwse volk in de woestijn
doolde en het doopsel van Christus in
de Jordaan. Wij leven immers nog
steeds in de gewijde geschiedenis, wij
beleven daadwerkelijk de tijd van de
Kerk, die loopt van de Verrijzenis en
de Hemelvaart van Christus tot aan
Zijn wederkomst op het einde der tijden.
God werkt onder ons door de sacra
menten. Door Christus gaat Zijn grote
werk voor het heil der mensen ook
onder ons voort.
Black and White
tweede liedje is nogal flauw; voor de
rest; wel grappig plaatje. O Bijzonder
fris is het Philips 45 toerenplaatje
317711 PE, waarop Black and White, sa
men met het meisjeskoor Sweet Sixteen
en het orkest van Pierre Wijnobel - het
geheel onder leiding van Lex Karse-
meyer - het pittige en fleurig getoon-
zette nummer „Ay Ay Olga" en de
tango „Wij met z'n twee" ten gehore
brengen. O Van Tom Manders is het op
Decca 45 toeren FM 264109 gepubliceerde
cabaretliedje „Ik loop met veters" raak,
maar het liedje „Met zulke rozen" geen
schokkende vondst te noemen. De or
gelbegeleiding door Cor Steyn blijft het
goed doen. O Kinderliedjes moeten dui
delijk te verstaan zijn. Wat dat betreft
schiet de stem van Hetty Blok technisch
mogelijk te kort. Anderzijds is haar
voordracht verrukkelijk boeiend en
minzaam en treft deze ook precies het
accent, waardoor de teksten van Annie
M. G. Schmidt over de kinderoortjes
heen ook de spannende aandacht en de
glimlach raken van volwassenen. Cor
Lemaire schreef voor die zeven kinder
liedjes, die onder de titel Biebelebom,
zijn samengebracht op het Fhilips-
plaatje 422127 PE (45 toeren) speelse
illustratieve muziekjes. fRéDêRïC