Loutere wetsethiek leidt tot farizeïsme SCHRIJVERS BESCHREVEN EDUARD HOORNIK Dichter uit gemis fCollectie GUGGENHEIM! I in Haags Gemeentemuseum E Lichte muziek op zwarte schijven E I H O BIJBEL EN LTTUKGIE Moraliteit reikt Herder dan de wet Wars van gekunsteldheid m PERSOONLIJKE GEW Bewegingen ontmoeten elkaar en J ^p4s°r- Vocalistenparade Calypso favoriet Dromen en dansen Vaderlands fabrikaat ZATERDAG 27 JULI 1957 PAGINA 9 eenCrett ën persoonlijke, Dr. Jeanette van den Bergh van Eysinga overleden 10.000ste bezoeker bij collectie-Urvater zoND^ffSelle weekkalender In de „Toetssteen", een bundel opstellen, die Eduard Hoornik schreef over de poëzie van Mars man, Roland Holst, Nijhoff, Van Hattum, Aafjes, Achterberg en Den Brabander behandelt hij ook zijn eigen werk. Hij doet dat in hoofdstuk getiteld: „Uit gemis". En hij zegt daarin o.m.: „Mijn gedich ten zijn niet ontstaan uit overvloed, maar uit ge mis, dat ik telkens weer tracht te vullen met een alleenspraak. Het is deze bezigheid, die, schoon altijd ontoereikend, nochtans de zin van mijn be staan is geworden. Het is dat gemis ook, dat een leven, hoe gering ook, een zekere rijkdom geeft en rechtvaardiging". En sprekend over de aard van zijn dichterschap zegt hij zonder het te willen verklaren nogmaals dat het wortelt „in een ge mis" en dat het gedragen wordt „door een roman tische verbeelding." Toen Ed. Hoornik zijn eerste gedichten publi ceerde neem „Het Keerpunt", dat in 1936 ver scheen bleken zij een sterke sociale inslag te hebben. Hij worstelde als individu met een niet te verwezenlijken gemeenschapsideaal. Wellicht met geen ander resultaat dan dat van een „welhaast absolute vereenzaming". En enkele jaren bittere kampervaring in Dachau zullen dat proces nog versneld hebben. Eerlijkheid Toneelschrijver De vorige week hebben wij betoogd, dat een welbegrepen plichtsbesef der n].et 'even zijn diepe zin geeft. On- bonrto l verstaan wij dan onze ge- eiser5nl\®'d aan het geheel van de oog ón onze natuur ste,t met bet Dit d0p, det bereiken van haar doel. zijn ook S door God gegeven. bijgevolg dat dopi de middelen- gegeven die tot baar voeren. Zij zijn namelijk voel- ders p de eisen van de natuur; an- hot (io2e-gd: worden duidelijk in Ven h 'eder innerlijk gevoelde stre- zijn 'laar groei en ontwikkeling van Werk ,®"se"jkheid, zijn persoon. De ver- Hate"Jking van al die eisen van onze 'uur vormt tezamen het morele leven. ls het een feit gevolg van de zondeval dat lang niet alle mensen leven overeen- r" -V komstig hun ge- weten, dat, als het goed- werkt, die eisen duidelijk stelt. Dat is altijd zo geweest en zal ook zo blijven zolang deze we reld bestaat. Daarom zijn er ook altijd wetten geweest om de mensen te hei- eventueel te dwingen, een mini- Pen, mum van moreel leven te onderhouden. Maar die wetten alléén maken het Zedelijk leven niet. Dit gaat veel ver der en dieper dan het nakomen van een voorschrift. Daarop willen wij vandaag Wat nader ingaan aan de hand van een voortreffelijke verhandeling over dit thema van prof. G. Madimer (De mens en zijn geweten. Het Spectrum, Utrecht). Zonder enige twijfel behoort de wet °f. zo men wil, de verplichting tot. net gebied van de moraliteit, maar zij maakt niet het hele gebied daarvan mt en is zeker niet het wezen van net 2edeUJk leven. Men.kan dit op de volgende manier Kchrfft maken. Wie wetten en voor dat dp,? g?®!^ bekijkt, ziet onmiddellijk, lijk eëwii J,d algemeen en onpersoon- de hi^leera zijn Dat ligt voor dragsiijn' vr^,-a 1 ze een algemene ge nder meer nSiCpriiven- die als zodanig l??.toegeDaët 1 bruikbaar is. Ze moe- altijd jn hiTorden en dat geschiedt een richtlijn, di ?e Wet is derhalve wanneer het përsg**,*01 Wen komt, hem die zichpedr0s00°nlijk gew|ëen van eerlijk rekening houden,?r 'aat leiden, ciale omstandigheden met alle spe- geest, die de wet u d°0rdringt tot de In deze terugkeer H geïnspireerd, alle wetten die gefn- de bronnen van waarden die vast[>potn?u'eerd, van alle den, vindt het suhip .ld kunnen wor de moraal met d/S het middel om eeuwige met het t mische situatie, het den. loevaliige te verbin- Verder mag m0 bot hoofd zien düt ^51 gevaar niet over ëënë g' dat het besloten ligt in de anders zou zijn morele leven mets aan wetten. w) d?h gehoorzaamheid aven nadenkt hierover ook maar de verleiding'w, onmiddellijk in, dat menen, dat n n V00r de hand ligt te m«n maar geen itl" orde is zo'ang ^makkelijk ko j f" overtreedt. Heel biet het minimum tevredëë Ut0? ,fch jh een dergelijke louter negatfevë Koü' ding is beslist geen plaats voor pos"- deve deugdbeoefening. En dan zeggen Wij nog niets van ,,de stap-verder", hamelijk het zich beroemen op het stipt onderhouden van de letter van de wet Hoeveel onrecht is er met gepleegd met op deze manier de wet in de hand? Het is duidelijk, dat men aldus zijn geweten op ontoelaatbare wijze misvormt. Wie zich, zoals ge- egd, beroemt op het nakomen Van de ttter van de wet, vindt zichzelf voor- mtfelijke, en bijgevolg anderen, die Kort na de dood van haar man, prof. G- A. van den Bergh van Eysinga, ls 'n Zwitserland, waarheen zij voor een rustkuur was vertrokken, op 19 mii dr. Jeanette van den Bergh van Kysinga-Elias overleden. Zij is 77 jaar geworden. De crematie is in Lausanne geschied. Mevrouw van den Bergh van Eysinga "eeft zich hoofdzakelijk aan het onder- u,bs gewijd. Na haar huwelijk in 1906 b'eef zij letterkundige en wijsgerige cursussen geven. Zij richtte de inter nationale school voor wijsbegeerte te Amersfoort mee op en had zitting in net bestuur daarvan. Ook was zij leid ster van de volksuniversiteit te Haar lem. Van de stichting van het Kenne- mer lyceum in 1920 tot haar overlijden maakte zij deel uit van het curatorium en de laatste jaren ook van het bestuur dezer instelling. De vrouwenbeweging heeft haar bijzondere belangstelling ge noten. In 1939 publiceerde zij een studie on der de titel „Denken en leven, de vrouw in tijden van kentering." Haar bekend ste litteraire geschriften betreffen Mul- tatuli. Veel heeft zij ook verricht voor de verspreiding van de wijsgerige denk- beelden van Hegel en Bolland. XjfVp de tentoonstelling van de collectie- Mtijjter. in het rijksmuseum Kröller- deröar 0p de Hoge Veluwe werd don- lO.OOQsi V'er weken na de opening, de met i6 bezoeker ontvangen. Tot en verzarrif^°1)tember blijft de Belgische om Paul 'ë8 die onder de titel „Rond- gesteld wo 56 en Mrx Ernst" tentoon- t *dt- in ons land. mn; eigen 7e zondag na Pinkste- «ezellen; CI!?is' 2 geb. H.H. Nazarius en -eenheid; _1„o; pre£ van de H Drje- MAAndag- H 2 ppK t» Mar* geb. H v",-Martha, maagd; eigen mis; HINsdag JIlx en gezellen; wit. mis van 7e zondag na Pink- H.H. Abdon en Sennen; ster en; s n2 geb -.bjder ^AG: R- Ignatius van Loyola, be- D°NDERnf®n mis: - wit. mis- j St. Petrus' banden; eigen Mao'h^K ?eb- H- Paulus; 3 geb. H.H. Wit "eeen; pref. van de apostelen. VDt x' H. Alfonsus. blsschop-beljjder- Hu,. eraar; eigen mis; 2 geb. H. Stefa- eer', credo; wit. Ofwel vanwege de e vrijdag der maand: votiefmis ter van het H. Hart van Jezus. IER DAG: O. L. Vrouw op zaterdag; 'gen mis: 2 geb. vinding van H. Ste- •r-ïdus; pref. van O. L. Vr.; wit. ti^OAG 4 augustus; 8e zondag na Pink- •teren; eigen mis; 2 geb. H. Domini- fc»?i credo; pref. van de H. Drieëen- ®ld; eropn. zijn gedrag niet volgen, berispelijk of erger. Van een dergelijke houding heeft St.-Augustinus eens zeer terecht op gemerkt, dat er iets ergers is dan de ondeugd, namelijk de hoogmoed van de deugd! Juist omdat men alle waarde legt in de uiterlijke daad, worden anderen vol gens deze zelfde maatstaf beoordeeld. De mensen zijn dan goed of slecht al naar gelang hun werken goed of slecht zijn! Als men zó het morele leven af hankelijk maakt uitsluitend van het stipte, uitwendige onderhouden van de wet. vervalt men onvermijdelijk in het farizeïsme dat Christus zo scherp ver-. oordeelcT heeft. Tenslotte verdient ook de volgende oyerweging onze aandacht, als wij goed willen begrijpen waarom het naleven van de wet niet het wezen van de zedelijkheid kan uitmaken. Wanneer een wet iets voorschrijft, is dat aiti.id iets dat buiten de persoon- staat, bui ten degene voor wie de wet gegeven is. Om die reden moet de afzonderlijke mens zich onderscheiden voelen van die wet. Zij verplicht hem van buiten af. en daaraan verandert niets, ook als hij inziet, dat de opgelegde verplichting pvereenkomt met wat zijn verstand als juist beschouwt. De wet blijft onder alle omstandigheden een voorschrift van buiten de afzonderlijke mens. En de afzonderlijke mens kan eenvoudig met aannemen, dat hij geen andere be stemming zou hebben dan het gehoor zamen aan de wet. Daarvoor is zijn wezen te diep, te rijk, te veel-omvat- Het menselijke wezen nu dat, zo- a's gezegd, veel wijdere ambities heeft dan wojke wet ook kan voorschrijven de, ^et,ten betreffen immers altijd afzonderlijke, nauw omschreven aspec- .w-V h,e 1 e 'even kan wel, en doet dat ook, terwille van de goede orde geheel achter de wet gaan staan, innerlijk zijn volle instemming daarmee betuigen Op dat ogenblik, zegt Madi- mer, wordt de verplichting door zijn geestdrift opgenomen en de plicht is tot liefde geworden. De liefde en de wet zijn bijgevolg even noodzakelijk. De liefde, omdat daardoor het onderhouden van de wet pas een echt menselijke daad wordt die innerlijke ontplooiing en vreugde verschaft de wet, omdat zij door de eisen, die zij stelt, een minimum van zedelijk leven garandeert. Hoezeer de liefde, d.w.z. de vrije, persoonlijke instemming met de wet, hier het voornaamste is in verband met echte moraliteit, blijkt uit de woor den van JLacroix, die eens geschre ven heeft in een heldere verhandeling over de betrekkingen van de liefde en de wet: ,,De echte liefde wordt in de eerste plaats daaraan herkend, dat zij de wet niet komt opheffen maar ver volmaken." professor G. J. Renier, die aan het Oxfordse University College college in Nederlandse geschiedenis heeft ge geven, heeft bij gelegenheid van het be eindigen van zijn taak de titel „profes sor emeritus" gekregen, aldus meldt de Times. De dichter zelf zegt: „Schreef ik twintig jaar geleden mijn eerste verzen van uit een sociaal-revolutionnair sen timent, rijper wordend heb ik begre pen, dat een waarachtig kunstwerk uit den aard van zijn wezen nooit een toni cum of een medicijn kan zijn. De cate gorieën pessimisme of optimisme zijn op het dichtstuk of op het schilderij evenmin van toepassing als op net uni versum zelf. Altijd zal er een gespan nen verhouding blijven tusschen kunste naar en wereld, een verhouding die nooit anders is geweest. De kloof tus- schen wat men gemeenschap pleegt te noemen en dichter kan nooit worden overbrugd, ook niet in de socialistische maatschappij, waarnaar ik altijd heb gehaakt. Het is niet zonder leed en dan na lang nadenken, dat ik tot deze over tuiging ben gekomen. De kunstenaar voelt zich nu eenmaal niet thuis in deze wereld. Hij staat op een verloren post. Hij is altijd de Dante, die de kinderen die hem op straat najouwen met een mes te lijf gaat of die resigneert". En hij gewaagt dan van een resignatie „waarbij de auteur zich nog net bewust is van zijn tragiek en „van een metaphysisch verlangen, dat het als zinloos begrepen bestaan zijn éénigen zin geeft". Het is duidelijk, dat de man die tót deze bekentenis moest (en kon) komen en die in zijn bundel „Het menselijk Bestaan" schreef: I(c ben zo blindlings aan mijzelf verknocht, pillllllllllllllllllllllllllinilllllllllllllllllllUllllllllllllllillilllllllllllllllllllllllllll!ll!llllllllllllllllil!lllllllflllMlili!imillllll§ „De Klokkemaker" van Paul Cézanne Feel omvangrijker en veel meer gevarieerd dan de collectie van de Belgische verzamelaar Urvater, .waarvan de kern op dit ogenblik is te zien in het Kröller-Müller-Museum op de Hoge Veluwe, is die van de familie Gug genheim te New York, waarvan men een klein gedeelte thans vindt in het Haagse Gemeente-Museum. Solomon Guggenheim is moderne kunst gaan verza melen kort vóór het jaar 1930, hij heeft duizenden werken gekocht, schilderijen, beelden en graphiek. Daarvoor wordt op het ogenblik een nieuw zeer origineel opgevat museum gebouwd door de vermaarde architect Frank' Lloyd Wright, een gebouw op de Fifth Avenue, dat over een paar jaar gereed zal zijn en dan een heel blok zal beslaan, tussen de 88th en de 89th Street. Daar gebeurt alles dus nog uit een veel ruimer beurs dan die van de Belgische verzamelaars, de- twintig mannen, die de phalanx vormen, welke wij in Nederland missen. Men kan makkelijk begrijpen, hoe groot de invloed is, die van dit fervente -zrzamelen uitgaat op de „richting", waarin de Hedendaagse kunst gaat. Valt men in de smaak van de collectionneurs of van degenen, die hun collectie artistiek behe ren, dan is het bestaan des kunstenaars verzekerd. Zij hebben ook hun tijd schriften en hun critici, vrije mannen natuurlijk, maar zich er goed thuis voe lende in de „dwingend" opgeroepen atmosfeer, en uitentreure de als een recla- mestrook terugkerende slogan herhalend, dat er nu „definitief" een einde is gekomen aan „de periode der Renaissance Weliswaar valt dit volstrekt niet te bewijzen, maar men kan trachten het erin te hameren, en misschien gelooft dan op het laatst iedereen het. Behalve juist de werkelijk onafhankelijke, de chim pansee, die niet meedoet en óp zijn eentje, met zn tweeën of zijn drieën, opnieuw begint en precies datgene verricht wat men helemaal niet meer voor mogelijk had gehouden. r „reizen" op het ogenblik wel een twintigtal fracties van de rijke Gug- genheim-colleetie rond. De Haagse keuze bevat een 75-tal werken. Men vindt er o.a. vertegenwoordigd: Seurat (met een zeer mooi 'childerij: „Zit tende vrouw"), Monet, Cézanne (met zijn tragische portret „De klokkenma ker", een machtig schilderij), Bonnard (met het luisterrijke „Maaltijd in de open lucht). Picasso, Bracque, Chagall, Kardinsky, Leger en Delaunau. De expositie duurt tot 1 september. dat ik dit aards bestaan zou kunnen dragen, als ijc de dood een oogwenk overmocht. Wanneer ik verzen schrijf, is het alleen wat zich als leven voordoet uit te dagen: het lichaamloze, want de rest is steen. het niet al te gemakkelijk kan hebben. Zoals het duidelijk is dat de zuivere eerlijkheid men zou haast zeggen: de schroeiende eerlijkheid waarmee hij positie kiest, zowel ten opzichte van het leven als van zichzelf, slechts bewonde ring kan afdwingen. Eerlijkheid is ook het kenmerk van Hoorniks optreden naar buiten. Hij heeft kennelijk een onbedaarlijke af keer van elke show en van een speciale „dichtershow" in het bijzonder. fEn hij spreekt over niet alledaagse dingen bij voorkeur in alledaagse, maar duidelijke termen. Het gebeurt tijdens ons ge sprek, dat Hoornik een poging doet om nu eens te zeggen wat er in hem, als dichter, omgaat. Halverwege zijn tira de stokt hij ineens en zegt: „Nee, dat klopt niet. Daar sta ik niet achter. Streep maar door". Het klonk hem zelf alles te gekunsteld in de oren. En ge kunsteldheid is nu eenmaal iets, wat hem niét afgrijz.en vervult. Hoornik streeft er naar een eenvoudig mens te zijn; en wij geloven dat hij zulks doet in de teisterende wetenschap, dat de eenvoud pas goed complicaties oproept. Men kent Ed. Hoornik als de dich ter van het grote, episch-lyrische vers „Mattheus", dat geïnspireerd is op jeugdherinneringen, met dien verstan de dat hij het heeft gesitueerd in Am sterdam en niet in Den Haag, waar hij zijn eerste jaren sleet. Hij her innert zich nog heel wel hoe hij het werk schreef, tijdens de pauzes in de nachtdienst, die hij destijds als jour nalist aan een dagblad vervulde. Men kent hem ook als maker van „Ge boorte", een gedichten-cyclus, die meer dan zijn ander werk op het lyrische is afgestemd. De ik-figuur in dit werk is een vrouw in verwach ting. „Men heeft zich er over verwon derd", zo merkt Hoornik in zijn „Toetssteen" op, „dat een man een gedicht schreef over wat alleen een vrouw lijfelijk kan ervaren. Ik heb mij op mijn beurt over die verwondering verwonderd, omdat meer het thema den dichter dan de dichter het thema pakt, en hier toch sprake is van iden tificatie met een zielservaring: het zich zelf voelen in de ander en om gekeerd. Ik werd er door meegesleept en het deed mij dingen zeggen, waar van ik zelfs niet vermoedde, dat ik ze in mijn bewustzijn droeg. Maar ver baast niet iedere dichter zich, zodra de spanning waarin hij zich tijdens het uitputtende, het hele bestaan ra kende proces van het dichtende be vindt, is geluwd, over de diepten die bovenkwamen en woord werden?" En dat is dan een poëtische zelfverant- woording, die in al haar exactheid vrij onthullend is. Na de tweede wereldoorlog hetgeen voor Hoornik persoonlijk dus betekende na Dachau zag zijn bundel „Ex Tene- bris" het licht. In een daarvan zegt hij zelf: „In deze tijd van collectivisme enerzijds en elders van een welhaast absolute vereenzaming, die schijnt uit te lopen op een haat tegen het bestaan zelf, in zulk een tijd zal het nauwelijks verwondering wekken, dat de dichter spreekt van uit de duisternissen." Inmiddels echter heeft Hoornik ook naam gemaakt als toneelschrijver. In 1952 werd „De Bezoeker", een drama in verzen, opgevoerd. En in het komqn'd najaar zal de Nederlandse Comedie de première geven van „Het Water", een drama, geschreven in ritmisch proza, waarvan de tekst eerst in „De Gids" zal worden gepubliceerd en daarna ook in boekvorm zal verschijnen. Het stuk is geschreven na en ontstaan onder de invloed van een bezoek dat Hoornik kort na de ramp in 1953 aan het getroffen gebied en met name aan het dorp Ouwerkerk op Goeree Over- flakkee bracht. Hoornik brengt een vijf tal mensen bij elkaar, enige tijd nadat de catastrophe zich heeft voltrokken en de bewoners, die geëvacueerd waren, naar hun woonsteden terugkeren. Hij confronteert hen met elkaar tegen de achtergrond van het verschrikkelijke gebeuren in die nacht. Het water eiste toen zijn weerloze slachtoffers, maar er gebeurde meer. Er is n.l. iemand verdronken, wiens dood achteraf doet denken aan de misdaad. Deze verdron kene houdt, mét het water, de vijf dra matis personae, ook in hun onderlinge verhoudingen - verhoudingen van harts tocht, liefde, vriendschap en solidari teit - in zijn ban. Er is dus alle aanlei ding tot een dramatisch conflict. Hoor nik heeft zijn vijf personen samenge bracht op een klein droog, door het wa ter omgeven, stuk land. Er is dezelfde afgeslotenheid-vol-dreiging, die in zijn na-oorlogs, aan het concentratiekamp herinnerend, werk meespeelde. Wat daar het prikkeldraad was, is nu het water. De situatie is ongeveer hetzelfde, zegt hij. Men spreekt dan met Hoornik over z(jn gedaanteverwisseling van dichter tot dramaturg. En hü duidt dan aan dat er sprake is van een logische ontwikke ling. „Mijn lyrische poëzie," zo zegt hij, „wordt herhaaldelijk onderbroken door dramatische momenten. Zozeer dat Nijhoff er aanleiding in vond om van sommige van mijn verzen te spreken als dramatische gedichten." Overigens is Hoornik ook bereid te overwegen of zijn overgang van de lyriek naar de dramatiek misschien het gevolg is van ouder worden, dat is: van minder ego centrisch zijn. Hij doet dat echter met alle voorbehoud, zonder dewelke zo'n zelfbespiegeling trouwens niet mogelijk is. Eduard Hoornik houdt zich met crea tieve werkzaamheden van allerlei soort bezig. Hij heeft het scenario geschreven voor een film over Fokker, die eindigt met het in 1911 in Haarlem gehouden vliegfeest. Hoornik is redacteur van „De Gids" in het „componeren" waarvan hij elke maand weeraan een zeer werkzaam aandeel heeft. En hij is hoofd van de afdeling Pers en Radio van het Neder lands Instituut voor Internationale Cul turele Betrekkingen, waarin hij zich de Nederlandse cultuur in het buiten land met hart en ziel propagerend zo creatief toont als het een „referendaris' maar vergund is te zijn.', In overeenstemming met de dichter schrijven wij tenslotte een vers over uit „Het menselijk Bestaan", een vers „dat hijzelf wel mooi vindt". IK BEN DE KLEINE DOCHTER. Ik ben dekleine dochter van Jaïrus. Ik lig hier op een veel te grote baar De dood zit in mijn ogen en mijn haar, dat, nu de krul er uit is, zonder zwier is. Ik mis mijn pop, die, nu zij niet meer hier is, slaapt als ik slaap, de vingers in elkaar. Ik weet dat twee maal twee tezamen vier is, maar nu ik dood ben, is dat niet meer waar. Waarom had ik daarstraks ook weer verdriet? Er zou een man, die toveren kon, ko men, mij beter maken, maar toen kwam hij niet. De mensen op het dak en in de bomen gingen naar huis, maar ik blijf van hem drorhen. Morgen ben ik de eerste die hem ziet. T~I r is goed nieuws voor de diri- den op de Electrola-langspeler M 33 rl genten van militaire kapellen en WDLP 1509 een selectie van overwe- voor die van harmonie- en fanfa- gend langzame nummers in het „Per- rekorpsen van welke burgerlijke plui- len_. Palmen- und Südsee"-genre en ko- mage dan ook, terwijl het welhaast even men z0 met zoete gulheid tegemoet aan zeker is, dat tenslotte een ieder, die in de behoeften van diegenen, die bij dro- die kapellen of korpsen een toontje merige klanken van wenende gitaren meeblaast dan wel slaat, belangstel- willen mijmeren of dansen. Muziek en ling zal koesteren voor de kolossale stemmenmateriaal zijn beslist wel te Decca-plaat LK 4185 en/of het kleine waarderen, de atmosfeer van het geheel Decca 45 toerenschijfje DFE 6269. Beide ls wat week en sentimenteel. O Heel uitgaven van huize Phonogram zijn na- wat pittiger is dan het internationale melijk gewijd aan men mag wel zeg- juke-boxrepertoire, dat de saffier van gen het „paradepaard" van de Britse de draaitafel aan de lopende band af- militaire kapellen, de band van de Gre- tovert van de Philips LP B 10184 L. nadier Guards onder leiding van majoor Zangers en zangeressen worden afge- F. J. Harris. Een band, ivaar wel wat wisseld door orkesten en solisten van van te leren valt; de band, die het zich uiteenlopende professie. De plaat telt niet veroorloven kan, andere dan eer- nIe" minder dan twaalf nummers in een ste klas muziek aan wie of wat dan riJ'k gevarieerde rangschikking. Wij ook, laat staan aan een zo publiek me- noemen van de al wel eerder en elders dium als een grammofoonplaat is toe gepubliceerde werkjes: Tipitin door het te vertrouwen. Beide platen zijn daar dansorkest van Fehring, Maria Zamora weer duidelijke getuigenissen van Op 'n Ha Pansé, de hammondorganist Ray het 45 toerenplaatje beperkt de band Collignon met „Mademoiselle', Henri zich tot de uitvoering van de marsen Salvador in het kostelijke nummer Liberty Bell, Manhattan Beach, Sem- "Elle me donne", „Wasvrouwen van per Fidelis en Washington Post, doch Portugal" in een uitvoering van Henry via de langspeler en ook deze is Leca en zo verder. Als alle juke-boxen weer gehuld in een prachtige hoes ^en repertoire als op deze plaat ten presenteert de kapel een delicieus con- ë^ven, viel het met het doorgaans eert, een programma van uitgelezen IJselijke lawijt nog wel mee. O De composities uit 's werelds notenlitera- accordeonist Jo Privat houdt er een tuur in de afdeling militaire muziek. Na eenvoudige speelwijze op na, maar het orchestrate werk „The spirit of boeit intussen door zijn muzikaliteit; die hij uitleeft in zowel verrassende vin gervlugheid als in fantasierijke impro visaties bij zijn toonkeuze en de into natie daarvah. Dat er „Gouden Klan ken" uit te voorschijn komen is mis schien wel wat te veel gezegd, doch. intussen is de Columbia-langspeler 33 HPX 111, waarop van Jo Privat, son accordeon et son ensemble een dubbele muzikale trilogie is vastgelegd van wal sen. marsen en polka's in het musette- genre, een frisse en plezierige plaat. n dan de zogeheten vocalistenpara de, de parade van de mannen broeders en vrouwenzusters, die pageantry" van Fletcher volgt een glanzende vertolking van Verdi's triomf mars uit de „Aïda". Onmiddel lijk daarop is de romantische ouverture „Lustspiel" van Bela aan de beurt, ge volgd door de Wee Mac Gregor-patrol van Amers, een feestelijke compositie van Schotse origine, zoals dat ook de Hielan'laddie van Kappey is aan de an dere kant van de plaat. De twee ouver tures de Lichte Cavalerie van Von Suppé en The Windjammer van Ansell worden al even onberispelijk verklankt. Dit bijzondere album, dat de band van de Grenadier Guards afwisselend laat ho ren in haar volle kracht en even ge disciplineerd jn prachtige afgewogen decrescendi-fragmenten en fijngenuan- ceerde solo-partijen, kan van harte worden aanbevolen, ook al omdat de reeds als jong broekje of rokje door technische weergave van hoog gehalte is. door de lichte Muze werden begunstigd, ergens op school feestjes opluisterden met zang of muziek, tenslotte plotsklaps werden ontdekt door mijnheer zo of mevrouw zus, voor de radio, de tele visie en op de plaat gingen verschijnen in binnen, en buitenland, stapels post gingen ontvangen van tien- tot tachtig- agers, thans boven Jan en boven Mien zijn, veel of weinig moeite doen om boven Jan en boven Mien te blijven om straks door het publiek, dat vandaag te hoop loopt en morgen zo hard is als een bikkel, te worden vergeten op die enkele uitzonderingen na, wier roem als een klein pitje zal blijven pruttelen op de Olympus van de Lichte Muze. Daar zijn dan O Willy Hagara, een Eduard Hoornik, dichter uit gemis. Men kan slechts hopen, al was het maar uit 'eigenbelang, dat uit het gemis een overvloed ontspruit. ntussen is de calypso op alle radio zenders en op alle platenmerken favoriet. Philips is uitgekomen met een 25 centimeter langspeler, die Ca- lypso-holiday heet en waarvan de bij zonder suggestieve en knap getekende en vooral gekleurde hoes al meteen de sfeer typeert een sfeer van primi tieve levenskunst en warmbloedig tem perament die de calypso muziek, zang en dans alle kanten uitademt. De verscheidene emoties, die in het achttal calypso-composities op deze plaat tot uitdrukking komen, worden door The bedaarde Schlagerzanger met een on- Norman Luboff Choir met als solisten gekunstelde stem en een prettige voor- Norman Luboff zelf en voorts nog Bill dracht, die zijn visitekaartje afgeeft via Lee, met gloed en overtuiging voorge- Philips 45 toeren 42318o PE in een vier- dragen. Het begeleidend orkest schit- tal Weense liedjes, die bekoorlijk van tert van exotische tinten, waarbij het melodie, fris van ritme en aardig van veelzijdige arsenaal van ritme-instru- tekst zijn O Jula de Palma, van Itali- menten extra reliëf geeft aan de vir- aanse huize, die met lichte stem en met tuoze solopartijen op trompet, penny- een intieme, soms wat zoetige voor- whistle en piccolo. De plaat heeft het dracht de walsjes „Domani„Valzer dl nummer B 47805 R. O Een ander Natascia" en „Que sera", mitsgaders de Calypso-plaatje van Philips - het 45 slowfox „Canzonetta d'amore" presen- toerenschyfje 429303 BE, dat The Ca- teert- °P Columbia SEGH 711, 45 toeren, lypso Carnival heet - laat in de num- O Mary Ford, de Amerikaanse vocalis- mers Small Island, Unton street, Solas te, die. samen met de gitarist Les Paul, market en Chicken gumbo and the de liefde en het maanlicht bezingt m okra water het calypso-idioom in een >.Y°u call it madness", „June in Janu- meer oorspronkelijke, volkse, minder ary", „Moonlight and shadows" en „I kunstmatige vorm horen dan die welke can't get started". Allemaal langzame het Luboff-koor eraan geeft. De im- nummers, ten dienste van de dromerig- provisatie, welke mede tot de essentie heid. Het plaatje heet Time to dream, van de calypso behoort, komt hier be- draagt het merk Capitol en het num- ter tot haar recht. O Naast de calypso mer EAP 3-802. Dat Mary Ford zingen blijven mambo's, cha-cha-dansen, bo- kan is bekend. O Andy Griffith, een lero s en guraracha's op het ogenblik de nieuwe verschijning in het genre Elvis boventoon aangeven in de volks- en Presley en Johnnie Ray, maar dan toch amusementsmuziek. Een nieuw plaatje wel beheerster van instelling. Hij maakt "1genre is Telefunken HX 1023 als folk-singer zelfs een innemende in- m a me de vocaliste Susy Pinto uit druk. Op Capitol 45 tr. EAP 1-863 zingt Madrid in El mareito (guraracha), hij een viertal songs uit de film „A face es ieheidad (mambo), Té choco- in the crowd". Het religieus getinte lied late o cafe (cha-cha) en Piel canela „Just a closer walk with thee" is niet (mamDo-bolero). In haar timbre vi- gespeend van eerlijke overtuiging O biem-t de verrukkelijke Spaanse uit- Dave King tenslotte vertolkt met rus- u u .'L de commentator tige zekerheid en ongedwongen bariton- op het hoesje. Wij vinden dat Susy toch stem, die plezier in het zingen verraadt, ar en toe wel een beetje te uitbundig een viertal al wel bekende zang-dans- ïs, ook ai begrepen we dan wel, dat nummers: Memories are made; You het opzwepend ritme van bongo's, make nice; You can't be true to two en claves, maracca s en guiro's als Spaanse Hotto chocolate, peper werkt. 11° Hawaiians en de Maori-Hawai- ïans en daarbij nog het Cornel Trio en het Sunshine-kwartet, Paulchen am Klavier en het duo Ur- HERMAN HOFHUIZEN J sula Maury en Peter Manuel verzorg- hand de geestelijke betekenis van, are men duidelijker en zuiverder gaat onderscheiden totdat z\j uitmonden in hun voltooiing en vervolmaking, het Evangelie van Christus. Sindsdien heeft de Bijbel een enorme verspreiding gekend. Het is opmerke- HJK, dat in de nieuwere uitgaven de aantekeningen van zuiver technische aard archeologische en taaiweten- schappelijk6 hoe langer hoe meer hebben plaats gemaakt voor verwijzin gen, die het mogelijk maken het grote stramien van die bijbelse thema's te rug te vinden en zo een inzicht te krijgen in de wiize waarop God de mens heeft willen helpen om Hem te leren kennen. Het Franse centrum voor pastorale liturgie, dat in 1943 werd opgericht) houdt op het ogenblik in Straatsburg een congres, dat zich bezig houdt met het onderwerp „Bijbel en Liturgie - Kanunnik Martimort heeft in de eerste inleiding dat onderwerp nauwkeuriger omschreven. Wü beleven, zo betoogde hij o.m., het ogenblik, dat do liturgi sche en de bijbel-beweging elkaar nt- moeten, in één bedding samenvloeien. Hü herinnerde aan de oprichting van het centrum voor pastorale liturgie, dat in het leven werd geroepen onder de indruk van de ontkerkelijking van de massa. Het centrum wilde alle aan dacht besteden aan de zielzorg in de geest van het Concilie van Trente, aat hü de herziening van de liturgie uit drukkelijk de aandacht richtte op de noodzaak om de eenvoudigen de weg naar de Tafel des Heren te openen. De eerste moeilijkheid, die men ont moette, was dat de liturgie ontleend is aan de Bijbel. Moest men nu de ge beden, waarin sprake is van Abraham, Melchisedech en David, die doordrenkt zijn van een mentaliteit, die ver van de moderne beschaving afstaat, aan passen? De zielzorgers aarzelden. Toch moest er iets gebeuren. Zonder de Bijbel kan er geen begrip zijn voor de sacramenten; de Bijbel verklaart ons de zin van onze geschiedenis, zij spreekt onze taal. De bijbelbeweging kon daarin voor zien. Aanvankelijk was er ontzettend veel werk te verrichten aan archeo logische nasporingen en tekstcritiek, maar na veertig jaren arbeid nader de men het doel. In zijn encycliek Divino afflante van 1943 heeft paus Pius XII ons de sleutel gegeven op de historische zin van de Bijbel, de geschiedenis van God die de mensen verlost. Hij heeft het progressieve karakter van de Openbaring om schreven: door ontleding leert men de grote bijbelse thema's ontdekken; zij gaan uit van de menselijke reali teit maar onthullen daar langzamer- nze rubriek zij dan besloten met opnamen van Nederlands fabri kaat O Teddy, Henk (en de kleine Renée) Scholten zingen bij het orkest van Ger van Leeuwen het liedje „Kom lieve kleine meid" op de ene zijde van het 45 toeren Deccaplaatje FM 264133 en „Zeg, zou je blij zijn met een ton" op de andere kant, het eerste werkje in driekwartsmaat, het tweede op het ritme van een vlugge foxtrot. Het kin derstemmetje bij het eerste nummer klinkt geforceerd, de tekst van het Wij naderen nu, aldus mgr. Marti mort, het ogenblik, waarop de beide bewegingen, de liturgische en die van de Bijbel, gaan samenvallen en tege lijkertijd uit de beperkte kring van technici en apostelen treden om ge meengoed te worden van de gemeen schap der christenen. Deze uiteenzetting werd min of meer aangevuld door de lezing van de zeer- eerw. heer Jounet, die sprak over de Bijbel in de liturgie en aantoonde, dat de Bijbel het stramien voor de liturgie levert en anderzijds de liturgie ons de Bijbel naderbij brengt. Pater Danielou heeft vervolgens be toogd, dat de heilsgeschiedenis, waarin de Bijbel ons inwijdt, zich in onze dagen voortzet in de sacramenten. Tijdens de Paaswake roept de priester, terwijl hij het doopwater wijdt, enkele grote daden Gods met zijn volk in de her innering: de schepping, de zondvloed, het water dat uit de rots sprong toen het Hebreeuwse volk in de woestijn doolde en het doopsel van Christus in de Jordaan. Wij leven immers nog steeds in de gewijde geschiedenis, wij beleven daadwerkelijk de tijd van de Kerk, die loopt van de Verrijzenis en de Hemelvaart van Christus tot aan Zijn wederkomst op het einde der tijden. God werkt onder ons door de sacra menten. Door Christus gaat Zijn grote werk voor het heil der mensen ook onder ons voort. Black and White tweede liedje is nogal flauw; voor de rest; wel grappig plaatje. O Bijzonder fris is het Philips 45 toerenplaatje 317711 PE, waarop Black and White, sa men met het meisjeskoor Sweet Sixteen en het orkest van Pierre Wijnobel - het geheel onder leiding van Lex Karse- meyer - het pittige en fleurig getoon- zette nummer „Ay Ay Olga" en de tango „Wij met z'n twee" ten gehore brengen. O Van Tom Manders is het op Decca 45 toeren FM 264109 gepubliceerde cabaretliedje „Ik loop met veters" raak, maar het liedje „Met zulke rozen" geen schokkende vondst te noemen. De or gelbegeleiding door Cor Steyn blijft het goed doen. O Kinderliedjes moeten dui delijk te verstaan zijn. Wat dat betreft schiet de stem van Hetty Blok technisch mogelijk te kort. Anderzijds is haar voordracht verrukkelijk boeiend en minzaam en treft deze ook precies het accent, waardoor de teksten van Annie M. G. Schmidt over de kinderoortjes heen ook de spannende aandacht en de glimlach raken van volwassenen. Cor Lemaire schreef voor die zeven kinder liedjes, die onder de titel Biebelebom, zijn samengebracht op het Fhilips- plaatje 422127 PE (45 toeren) speelse illustratieve muziekjes. fRéDêRïC

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1957 | | pagina 9