Goede gewetensvorming B SCHRIJVERS BESCHREVEN PATER M. MOLENAAR M.S.C. Vernieuwer van de hagiografie P "*:a" Aardewerk van Picasso in Museum Boymans Klassieke muziek op de plaat Klavierwerken Mos art van „LEVEN MET ATOMEN" Roep der ruimten Geen kennis van beoordelingsnormen, maar vaardigheid tot juist oordelen Limburgse Fries Geloof Heldere en prettige beschrijvingen van ingewikkelde materie J BENDER ZATERDAG li AUGUSTUS 1957 PAGINA 9 Natuurhistorisch museum in N.W.-Overijssel Etruskische haven gevonden Liturgische weekkalender mm Bevattelijk voor de leek onze voorafgaande beschouwingen *s herhaaldelijk over de noodzaak van een goede gewetensvorming ge- lijp ?n- Hoe deze tot stand moet ko gen 's n'et 'n enkple woorden te zeg- tpj1- Al hebben wij dan ook niet de pre- w"«e dit zeer ingewikkelde probleem jftr te behandelen, toch zijn daarover stourote enige beginselen vast te j„'7". die de richting aangeven, waar- d| de ontwikkeling van het gew 'r-L '?nt te verlopen. Dat gewetensvorming veel moeilijker blKtf1 de vorming ven het verstand soil aI hieruit, dat wij voor de laatste vnerp uitgewerkte methoden bezitten, gemakkelijk op een ander zijn toe Passen. De vorming van het geweten da? 's altÖd veel persoonlijker, om- ov m-en daarbij moet uitgaan van de vertuiging, dat de mens tot op zekere °°Rte zelfstandig is en over zichzelf beslissen Óp het zedelijke vlak '*t de mens zijn'eigen wjjze van zijn bestaan, zodat de waarderingsvorm °or de dingen van het leven uit zijn geweten voortkomt. iu5eh tweede oorzaak van de moei- fpu der gewetensvorming ligt in het _j't. dat het geweten zelf verantwoor- aelUk is voor de weg. die het kiest vahdaar zijn grote waarde maar ook, dat het deze weg heeft te kiezen op heel het uitge strekte gebied, waarop zijn leven zich beweegt. Wij mogen hierbij niet uit het oog ver liezen. dat het hier niet gaat om een eens en voor altijd vastgelegde en aanwijsbare waar gevonden worden, om een streven wat het geweten in de zeer verschillende omstandighe- die zou moeten aaar veeleer om v|af datgene de jJ van het l'even ais juist heeft te er- gf en* Hen goed geweten is derhalve d»vn verzameling kant en klare beoor- jjFhngsnormen, maar veeleer de moge /Ikheid tot goed oordelen in de voor komende gevallen. c-en goede opvoeding dient er dus aar te streven de jonge mens zo spoe- ru™ mpBelijk in staat te stellen zelfstan dig zpn eigen lot in handen te nemen Jot Persnoonl1ik Hetgaat.derhalve !^icht omdat wij, zoals Madinierzeèt oTfj goed en kwaad reageren met al wat ?n ons is. Een gezond geweten betekent het ontolooien van een vaste maat van rechtschapenheid, edelmoedigheid en vroomheid, van erkentelijkheid en toe wijding aan God. Hoe nodig dat is ziet ieder in, die be seft, dat de wereld vol is van gevaren voor gewetens m i s vorming. De goede gewetensvorming eist een geschikt ont wikkelingsklimaat en geztnd verstand. Juistheid en zuiverheid in het oordeel vi'n even onmisbaar ais edelmoedigheid m de trouw. Terecht wordt erop gewe- k eerste de kennis van het Bik vaS kl en het tweede de prak- hit r-oeri 1 goede. Beide vormen zij mens u? geweten, m.a.w. de hele waar' h-i? het blijft onomstotelijk hiënc' mA - et gewetensoordeel van de Uit - ft* voortkomt uit wat hij is dan weet. \ich V'sle?h?8 Yan het Keweten, dat Zien Slechts langzaam en aarze lend ontwikkelt, speelt het maat schappelijk leven een essentiële rol. Niet zonder reden heeft men de groei tot geestelijke volwassenheid wel eens öe leerschool voor het samen-leven ge hemd In de samenleving komen inder- "kad de gewetens aan de dag. Daar- °fh is het voor kinderen van zo'n vitaal Te Zwartsluis zal een natuurhistorisch Useuni worden gebouwd voor de huis- j-ppting van de verzameling geprepa- de vogels en dieren, die in de loop 1 Jaren is bijeengebracht door de heer Schoonewelle aldaar. Deze ver- v Teling biedt een volledige afspiegeling kom T Noordwest- Overijssel voor rende fauna en avifauna. Reu houw van het museum is mogelijk worden door een belangrijke gift, die E.0r een plaatselijke industrie is toe- Verder dragen gemeente en tati e in de kosten hij. De exploi- een ,Zal in handen worden gelegd van en jStlchting. waarin naast de gemeente ihrt directie van de betreffende kiustrie, ook deskundigen vertegen- Weii tad zullen zijn. De heer Schoone- leiri; za' als directeur met de dagelijkse lng worden belast. De Ca"erp hayen van de Etruskische stad tan/ p de archeologen reeds sedert Vonrtp^T??"' is door opgravingen ge- km ,;h" bevindt zich op een veertig ta cl Home, nabij de badplaats San- Homfi De haven was in de pre- dp a oudheid beroemd, doordat Gripu?6! I jd van de goederen uit 'lekenland daar werd verladen öp», drie geornamenteerd met inoeortft 1? zipzagornament, zil ?,Je biscuit. De kleuren zyn wit en bleek-bruin. belang wanneer zij met het gedrag der volwassenen in contact komen, die zij immers eren en volgen. Eigenlijk is het zo, dat de maatschap pelijke betrekkingen tussen de mensen gebaseerd zijn of op eenzijdig ontzag of op wederzijdse eerbied. Het eerste schept van buiten af opgelegde ver plichtingen, die soms de vorm van dwang aannemen, het tweede mondt uit op samenwerking, waardoor ideale nor men gewekt worden van waaruit men zelf zijn gedrag bepaalt. Een zekere .dwang" mag aanvanke lijk onmisbaar zijn, toch dient deze langzamerhand over te gaan in een „begrepen en beminde plicht". Wan neer men aansluit bij het aangeboren gevoel voor het goede en ware moét dit te verwezenlijken zijn, vooral in ge zinsverband. De opgelegde richtlijnen, die eerst blindelings aanvaard worden vragen om een persoonlijk verwerken, waarbij natuurlijk het eigen milieu, de voorbeel den der volwassenen, de tradities, intel ligentie en -moraliteit een grot'e rol spe len. Hieruit volgt a.h.w. automatisch, dat er verschillende gewetens zijn. Dit is heel natuurlijk en behoeft niemand te verontrusten. Naar gelang van tijd en plaats, zegt Madinier, hebben de men sen verschillende opvattingen van de plicht. Wat o n veranderlijk blijft is de gedachte, dat er een plicht is; wat ver anderen kan is de inhoud van de plicht. Maar „ondanks de variaties in tijd en ruimte is de moraal altijd samengesteld uit een klein aantal wezenlijke beginse len, wezenlijke voorwaarden van het maatschappelijk leven, die in zekere zin het grondthema van de moraliteit uitmaken". Morele opvoeding moet de mens zelf standig maken, maar zij moet hem te vens een ideaal leren beminnen van waaruit hij zijn geweten telkens weer kan vernieuwen. De grootste invloed in deze ondergaat de mens van zijn gezin en zijn beroep. Maar dit is een thema, waarop wij nog afzonderlijk terug ko men. ZONDAG 18 augustus: 10e zondag na Pinksteren; eigen mis; 2e geb. H. Agapitus; (Haarlem; 2e geb. verheffing van H. Bavo); credo; pref. van H. Drieëenheid; groen. MAANDAG: H. Joannes Eudes, belijder; mis Os justi; wit. DINSDAG: H. Bernardus, belijder-kerkleraar; eigen mis; credo; wit. WOENSDAG: H. Joanna de Chantal, wedu- ^e:, ™is Cognovi; wit. DONDERDAG: On- w vJriïi !Lart van Maria; eigen mis; 2e geb. wit VRirmp credo; pref. van O. L. Vr.; Üid'er^ïi"ï? T»P1?ilippus Benitius. be- d nl van de kathl;, W,,t' Utr<?cht: Kerkwii- do; wit zatehdac Terribi,is; cre- apostel; eigen mis; credm pre^ian8 de apostelen; rood. Den Bosch dd kathedraai; mis Te«lbili? credo® Wit. ZONDAG 25 augustus; 11e zondag na Pinksteren: eigen mis; 2e geb. H Grego- rius; (Breda; 2e geb. H. Lodewijk); credo; pref. van H. Drieëenheid; groen. Den Bosch: H. Bartholomeus. aDostel; eigen mis; 2e geb. van zondag; credo: pref. van de apos telen rood. ater M. Molenaar M.S.C. leidt een vrij teruggetrokken leven. Dat is in overeenstemming met zijn priester lijke waardigheid, maar dat is het, geloven wij, ook met zijn innemende bescheiden persoonlijkheid, die overigens niet te scheiden zijn. Pater Molenaar is een Fries hij werd op 12 december 1886 in Sneek geboren maar hij heejt zo lang in Limburg gewoond, dat men in zijn ver schijning een ietwat zuidelijke inslag kan waarnemen, al blijft er een „noordelijke" vastberadenheid in doorsche meren. Pater Molenaar is in de katholieke Nederlandse littera tuur een figuur van niet al te veel benadrukte betekenis. En daar is hij dan wellicht zelf wel enigszins debet aan. Maar vast staat in ieder geval, dat hij samen met dr. H. W. E. Moller de oprichter is van het letterkundig maand schrift „Roeping", waarvan hij tot. op de dag van heden gedurende een tijdsverloop van 35 jaar dus redac teur is. Vast staat ook, dat hij als „Roeping"-reda.cteur leiding en raad heeft gegeven aan tal van jongeren talen ten, die hem daarvoor nog steeds dankbaar zijn. Pater Molenaar deed steeds zijn goede invloed gelden waar het mogelijk was en vooral daar, waar het mogelijk was zulks zonder enige ophef te doen. Maar pater Molenaar was (en is) niet minder zelf een creatief man. Hij begon hagiografieën te schrijven in een tijd, dat de beschrijvers van heiligenlevens er over het algemeen in slaagden minder de heiligheid van de door hen gekozen figuren dan wel hun letterkundige bedre venheid of zelfs het gebrek daaraan te doen schit teren. Pater Molenaar brak radicaal met deze traditie Hij verdiepte zich terdege in het zieleleven van „zijn" heiligen en hij schreef over hen met een fijnzinnige opmerkingsgave en in een lenige, weldoordachte stijl. Hij versmaadde daarbij de gebruikelijke verhaalconstruc tie van „daar - en - daar - werd - hij - geboren -en - zijn - ouders - waren - die - en - die." „Want", zo zegt pater Molenaar: „Dat vind ik zo vervelend". En daarmee is dan wel een heel simpele verklaring gegeven van het feit, dat de schrijver de hagiografie in Nederland krachtig en wezenlijk vernieuwde. PATER M. MOLENAAR M.S.C. De eerste hagiografie, die pater Molenaar het licht deed zien, was die over „Gertrud van Helfba", in wier leven de schrijver zich immer zeer heeft verdiept. Hij had voordien reeds een uitgave verzorgd van een kleine bloemlezing uit haar geschriften en in 1951 kwam hij met een volledige ver taling van haar werken, die hij boven dien voorzag van een zeer intelligent geschreven inleiding. Pater Molenaar beschreef vervolgens de levens van de heilige Mechtildis, van Charles de Foucauld, van Gemma Galgani en van Peter Savelberg en hij herinnert zich nog wel dat hij aan het laatste boek- In Museum Boy mans te Rotter dam wordt een tentoonstelling van Picasso's aar dewerk gehouden, waarover de mees ter zelf de keuze heeft gedaan. Daaraan toege voegd is een keuze uit zijn grafiek. En daar heeft men goed aan gedaan, want afgezien van moeilijk te waar deren moedwillig heden, waarin Pi casso schijnt te willen optreden als moordenaar van illusies, treft men er met name prachtige etsen bij aan. Het aardewerk wekt gemengde gevoelens op, het is een caprice van Picasso waarin hij vaak een pakkend effect bereikt, maar ook dikwijls genoegen neemt met gewilde op pervlakkigheden en met onhandig heden die geraf fineerd (en ook wel eens plomp) zijn uitgebuit. De vormen zijn soms „klassiek", maar meestal herinneren zij aan barbaar se culturen. Mexico, Peru, de land engte van midden-Amerika, komen her en der om de hoek kijken. Ver scheidene malen zijn de vormen der vazen onmogelijk grillig en dan be antwoorden zij in geen enkel opzicht aan de logica van het gebruiksvoor werp, om van de door velen zo ver eerde „industriële vormgeving" maar niet te gewagen. Picasso permitteert zich grapjes met het materiaal, waar voor een pottenbakkersleerling in China, Korinthe of Delft een draai om zijn oren gekregen zou hebben, hij ziet er niet tegen op de restan ten van de steentjes, als zij in de oven gesmolten zijn, te laten zitten en daar dan met toevoeging van een paar penseelstreken of een propje klei een „gezicht" van te maken, dat leuk lacht, grijnst of slechts een ir ritante aanwezigheid is. Door durf en originaliteit valt al het aardewerk van Picasso op, maar aandachtig toekijkend bespeurt men de verveling, het aflaten van de spanning, die hem soms te machtig worden. Dan wordt het ook de toe schouwer te machtig en hij gevoelt lust enige produkten van authentieke voIkskunst-ceramiek te bekijken, bij voorbeeld kop-vazen in een echt Pe ruaans museum of kleurige bordjes die in de achttiende eeuw in Tege- len werden gebakken. De Grijze Uil, ceramiek van Picasso, zoals zij in de Poterie Madoura te Vallauris gemaakt wordt. De uil is uitgevoerd in witte scherf met donker oppervlak en witte glazuurtoetsen. je zes keer is begonnen voor hij de juiste opzet had gevonden. Op het ogenblik is de pater bezig met het schrijven van een boek over Claude la Colombière, die de geestelijk leids man is geweest van Margaretha Ma ria Alacoque en met name over de bepaalde episode uit zijn leven die op dat geestelijk leiderschap betrekking heeft. En dat is bij ai de uitgebreide studie die het onderwerp vereist ook bijna een wetenschappelijke arbeid. Pater Molenaar schreef een bundel schetsen onder de titel „In koele scha duw die een neo-romantische trant aan enkele karakterschetsen van grote heiliger} geven en die als een aanloop op zijn latere, grotere werk moge wor den gezien. En hij schreef een verhaal onder de titel „De heilige waan", waar over Anton van Duinkerken destijds schreef: „Fijntjes weet de schrijver in dit gevoelige boekje personen en toe standen uit het hedendaagse katholieke leven, ook gelijk dit binnen de klooster muren wordt geleid, te kenschetsen Hierbij geeft hij zonder opdringerig heid soms wijze critiek ten beste. Het belang van zijn verhaal bestaat echter in de doordringende zielkundige be schrijving van een geestelijk bewust wordingsproces". In dienst Pater Molenaar woont reeds jaren in Sittard, waar hij in 1921 tot mode rator van de school voor maatschap pelijk werk werd benoemd. In die kwaliteit onderwees hij ook in psy chologie, pedagogie en geestelijke vor ming. Maar ook in de muziek, met name in volkslied-kunst. Want de pater is een muzikaal man. Men moet hem dat zelf horen vertellen. „Ik ben in dienst van de arme kinderen van de zusters Carmelitessen hier in Sittard", zegt hij, „ze zongen daar allerlei ouder wetse liedjes. Ik heb er toen zelf een Eaar gedicht en op muziek gezet. Nu ebben ze een nieuw repertorium". Men moet hem ook horen vertellen over zijn bewondering voor zijn „col lega" Emile Erens, voor de Vondel portretten van, Thijm, voor van Schen- del en voor Bernanos en over zijn licht misnoegen over Graham Greene, „die zo raar met de genade om springt". Of over een van zijn Friese voorvaderen, die schilder was en van wie een stuk, getiteld „De vijf zintui gen" hangt in het Mauritshuis in Den Haag. „Ik ben er eens naar gaan kij ken", zegt hij „maar het was wél een realist". Pater Molenaar is „in dienst", zo citeerden wij boven, van de arme kin- ders van de zusters Carmelitessen. Dat „in dienst zijn van" is, geloven wij, kenmerkend voor hem. Hij heeft zich zijn ganse leven lang in dienst ge steld van wat goed, waar en schoon is. En hij heeft het immer gedaan met een onbaatzuchtigheid, die het hart verwarmt. HERMAN HOFHUIZEN Advertentie GRAMOFOON- AFDELING gespecialiseerd in het klassieke repertoire AMSTERDAM SPUI 12 r is goed nieuws van de Mozart- markt, die no galtijd ruim be voorraad wordt, ook al is het Mozart-jaar al voorbij. Er valt mel ding te maken van drie nieuwe publi caties op het gebied van het klavier- oeuvre, waarvan de belangrijkste naar mijn smaak is de grote LP, bevattende de klavierconcerten resp. in C gr. t. (K.V. 467) en Bes gr. t. (K.V. 595), ge speeld door Robert Casadesus met de New-Yorkse Philharmonie Symphony, resp. onder Charles Munch en John Barbirollo. (Philips A 01291 L). Het is niet mogelijk tussen Mozarts pianocon certen kwalitatieve onderscheidingen te maken, maar het concert K.V, 595 neemt voor mijn gevoel toch een heel bijzondere plaats in, niet alleen omdat het 't laatste is, maar bovenal omdat het zich in karakter zo sterk onder scheidt van alle andere. Symphonisch van factuur is het, gelijk zovele van de latere klavierconcerten, maar het heeft daarbij een In zichzelf gekeerde poëtische toon, die menigmaal is ver vuld van een onuitsprekelijke melancho lie, die zich met een wonderlijke liefe lijkheid openbaart. Daarin ligt het bij zondere van dit concert. Het is nergens bitter en heftig, zoals andere concerten, die Mozart uit een soortgelijke ge moedsgesteldheid geschreven heeft. Het heeft een peinzende weemoedig heid, die getuigt van een peilloos diep levensgevoel, waarin smart en vreug de in de nauwste verbondenheid be staan. Daarom is het in zijn werking zo mild vertroostend. En hoor nu, hoe Casadesus dit stuk speelt! Het gemakkelijkst zal men dit begrijpen door het te vergelijken met zijn voordracht van het concert K.V. 467, dat geschreven is in het meest positieve C-dur en met een kracht en brille, die zelfs bij Mozart opmerkelijk zijn. Toch volgt het direct op het nerveuze en duistere d-moll concert K.V. 466. Het is daar de moedwillige reactie op, het zich ver heffen van de geest boven de donkere persoonlijke tragiek uit. In dat con cert is Casadesus briljant en krach tig, fors in de attaques, klaterend in de passages, met fors toucher ge speeld. Maar voor K.V. 595. heeft hij een heel ander palet in zijn vingers. Daar is alles ingehouden, daar is nooit sprake van de brille om de brille, hij speelt het stuk in zekere zin met teruggetrokken vingers en zijn toongeving kent de allerfijnste nuances. Dat Is het onvergelijkelijke van een Casadesus. Voor de aller meeste pianisten is het al mooi als zij een bepaalde manier van Mozart- spelen hebben, die vrijwel stereotyp wordt toegepast. Casadesus kan ieder concert in zijn eigen aard spelen, terwijl hij toch niets anders doet dan musiceren op de strikte muzikale ge gevens van het werk. De opname is jammer genoeg min der evenwichtig in K.V. 595 dan in 467. Barbirolli dirigeert in 595 met een waarschijnlijk te groot bezet orkest, waardoor de tutti er onevenredig luid uitkomen, terwijl de strijkers niet bij zonder fraai van toon zijn. K.V. 467 onder leiding van Munch klinkt veel beter uitgebalanceerd en beter van toon. Men neemt de onvolmaaktheid dan maar als de enige in een wonder schone opname. Klaviersonaten Er zijn voorts niet minder dan twee platen, geheel of grotendeels gewijd aan Mozarts klaviersonaten. Columbia C X1428 is een deel uit de complete serie van de pianowerken, die Walter Gieseking gemaakt heeft. Deze plaat bevat de sonate in C dur K.V. 330, een van de serie Parijse sonaten uit 1778 en een meesterwerl van evenwichtigheid bij een overstelpende stroom van idee- en, alsmede de sonate in C gr. t. K.V. 309, die hij op zijn reis naar Parijs in 1777 te Mannheim geschreven heeft voor de familie van kapelmeester Can- nabich. Het middendeel is het eniga Mr. H. C. M. Edelman: Leven met atomen, de atoomkracht in dienst van vrede en welvaart. Meulenhoff, Am sterdam, 241 pag. Voor wie interesse heeft in populaire uiteenzettingen over de nieuwste spec taculaire vondsten van de natuurwe tenschappen, heeft de naam vart mr. Edelman een bekende klank. Zijn arti kelen hierover, gedurende de laatste jaren ook in dit blad verschenen, wer den met grote belangstelling gelezen, en zijn gave om over deze, op zichzelf in gewikkelde materie, helder en prettig te schrijven, wordt allerwege zeer ge waardeerd. Het is daarom een geluk kige gedachte van mr. Edelman ge weest, om nu de tentoonstelling „Het Atoom" te Schiphol tienduizenden be zoekers trekt een boek te schrijven waarin dt betekenis van de atoomwe tenschap en de atoomtechniek voor vre de en welvaart op duidelijke wijze uit eengezet wordt, in een taal die bevat telijk is voor eenieder die op dit gebied volkomen leek is. Uitgaande van de verschillende vormen van energie, be handelt schrijver het dreigend ener gie-tekort, en de fantastische mogelijk heden die de kernenergie gaat bieden. Radio-activiteit, atoomsplitsing, kern fusie komen aan de orde; uitvoerig worden de verschillende kernreactoren behandeld en wordt het beginsel van de deeltjesversnellers, zoals cyclotron en synchotron uiteengezet. De kunst matige radio-actieve stoffen en hun be tekenis voor wetenschap, industrie, ge neeskunst en archeologie komen aan de orde, terwijl ook Nederlands sprong in het atoomtijdperk uitdrukkelijk ver meld wordt. Nu binnen afzienbare tijd in N.W.-Brabant de eerste, door atoomkracht gedreven elektriciteits centrale zal verrijzen, is het van be lang dat eenieder die hier direct of in direct bij betrokken wordt, en geen spe- MR. H. C. M. EDELMAN. ciale kennis heeft op dit gebied, het boek van mr. Edelman eens doorleest. Schrijver noemt bij de verschillende ontdekkingen en vindingen ook de naam van de buitenlandse en Neder- landse geleerden, die deze ontdekkin- gen gedaan hebben. Alleen bij het kernladingsgetal, het z.g. „atoomnummer" vermeldt hij geen naam. Is dit uit bescheidenheid, omdat het „atoomnummer" ontdekt werd door de Utrechtenaar A. van den Broek, die evenals Edelmanjurist was? Hoe dit ook zij, wij kunnen „Leven met Atomen" warm aanbevelen aan ieder die zich op dit gebied wil oriën teren. DR. IR. H. J. A. DE GOEIJ. Een Nederlandse emigratieroman door Dirk van den Brink 15 Terwijl ik me omkeerde en met een paar wilde slagen de baan op reed, werd mijn gemoed verteerd door een gevoel van vertwijfelde jaloezie. 17 Het plezier van het rijden was er voor mij af. Hoe wel ik de lust voelde opkomen tot een wilde rush over de baan, dwong ik mijzelf tot het maken \~n rustige slagen. Ik dwong mijn ogen, zich te sluiten voor hetgeen er om mij heen gebeurde, ik reed met neergeslagen blik, maar telkens weer herinnerden twee paar snel wentelende voeten het éne gesto ken in smetteloos glimmende schaatslaarzen, het an dere in twee vetleren kistjes mij er aan, dat ze nog altijd samen waren. De hele middag bleven ze bijeen. Geen enkel nuchter toeschouwer zou hier ver der iets achter gezocht hebben: op de hele baan waren maar twee schoonrijders van dit formaat, dus vonden ze genoegen in eikaars gezelschap. Maar ik was al lang niet meer een nuchtere toeschouwer. Ik, die gemeend had, Jettie Simons lompweg de rug te kunnen toedraaien, moest spijtig erkennen, dat ze mij niet onverschillig was. Mijn jaloezie gaf me in. dat ik weliswaar niets voor het meisje voelde, maar dat ik haar toch ook niet wilde zien aan de zijde van een sul als Kobi van Gurp. Juist had ik besloten haar aan te spreken, toen mijn aandacht opnieuw getrokken werd door een op eenhoping van nieuwsgierigen. Ditmaal gold het ech ter een jongen van 'n jaar of twaalf, die zich te dicht bij een treksloot had gewaagd, en door het Ijs was gezakt. Met drie man werd hij op het droge getrokken, zijn ijspret zat er voor die middag op. In ruil voor het water, dat hij mee naar huis nam, liet hij een wak in het ijs achter van zeker twee me ter doorsnee. Enkele waaghalzen waren het er on middellijk over eens, dat ook zij een nat pak moes ten riskeren door te proberen, over het wak heen te springen. Ik houd niet van deze sport en daarom keerde ik me omop zoek naar Jettie Simons. Ze stond even uit te blazen bij het koffietentje. Naast Kobi. Ze dronk een kop koffie. Van Kobi natuurlijk. Waar haalde die vlegel de moed vandaan? Ik bedacht mij niet lang. Met een scherpe kras van mijn schaatsen, om indruk te maken, stopte ik vlak voor het meisje. Overmoedig zei ik: „Mag ik U vriendelijk uitnodigen, een baantje met mij te maken, juffrouw Simons?" Welk antwoord verwachtte ik op dat moment? Zeker niet een passieve inwilliging van mjjn verzoek. Daarvoor kende ik haar reeds te goed! Ik verwachtte tegenstand veel tegenstand wel licht. Ik verwachtte een verontwaardigd of boos ge zicht, maar vertrouwde op mijn overredingskracht om mijn zin te kunnen doordrijven. Maar hoe deer lijk vergiste ik mij! Mijn gedrag in de bioscoop werd afgestraft op een wijze, die mij niet feller had kun nen treffen. Vriendelijk lachend keek Jettie mij een ogenblik aan. Toen legde ze haar hand op Kobi's schouder en zei: „Het spijt me vreselijk, mijnheer Martens, maar ik heb Kobi zojuist mijn ja-woord gegevenvoor deze middag bedoel ik natuurlijknietwaar, Ko bi?" Mijn vriend keek me schichtig aan, vervolgens zijn in zijn omgeving. Hij schokte nerveus met de schou der waarop Jettie's hand rustte, liet zijn grove wan ten naar alle richtingen fladderen en betoogde fluisterend: „Z-zo is het inder-inderdaad, Johan, ik z-zeg, zó is het, en niet anders." Ik voelde hoe het bloed wegtrok uit mijn wangen. Zonder een woord te zeggen keerde ik me om. In twee slagen, die het Ijs onder mijn schaatsen ver pulverden, had ik een woeste vaart bereikt. Zonder me te bedenken reed ik pijlsnel in op de groep kijkers rond het wak. Wat ging er in die luttele seconden in mij om? „Uit de weggilde ik, razend van woede. Ik zag maar één ding voor me: Kobi van Gurp op zijn boerenschaatsen. Dacht die sukkel nu wer kelijk dat hij alleen op het ijs iets te betekenen had? Dan moest hij dit maar eens nadoen..,dit...dit...dit...l Ik zette af vlak voor het wak, gooide mijn beide benen over een verraderlijk stuk prikkeldraad, dat juist boven het ijs uitstak en kwam in gehurkte hou ding aan de overzijde neer. Mijn schaatsen scheur den over het ijs, het leek of al mijn spieren kraakten om hun macht over het evenwicht te kunnen behou- dc t. Ik bleef op de been. Een luid gejuich steeg op achter mpn rug. Ik kwam moeizaam uit mijn hurkende houding overeind, liet me uitdrijven en bereikte zo de rand van het Ijs. Met een droog geluid schoven mijn Ijzers in het bevroren gras. Ik bond de riemen los en liep de wég op zonder nog om te kijken. Later hoorde ik, dat na mü nog vier man de sprong hebben gewaagd. De laatste bracht het er het beste af: hij haalde slechts een paar natte voeten. Wat mijzelf betreft: ik heb de sprong moeten betalen met een diepe wond in mijn ziel. 18 Er zijn ogenblikken, waarop men zich zou willen losrukken uit zijn omgeving. Het contact met aller lei vertrouwde zaken, met familie en kennissen, ja met zijn eigen ouders, lijkt ondraaglijk. Men wil er uit... een ander, nieuw leven beginnen. Op weg naar huis kwam voor het eerst in mijn leven een dergelijk verlangen in mij op. Ik wist met mezelf geen raad, verwenste de omstandigheden waarin ik verkeerde. Letterlijk alles stond me tegen. Het werd er niet beter op, toen ik by mijn thuis komst bemerkte, dat mijn vriend de heer Robbers op bezoek was. CWordt vervolgd) W. A. MOZART karakterstuk van Mozart: een sierlijk en teder portret van Cannabichs der tienjarige dochter. Voorts bevat de plaat nog kleiner werk: de Variaties in F gr. t. K.V. 352, treffend in het ka rakter gehouden van het thema uit Grétry's opera „Les mariages samni- tes", dat er als basis voor dient, als mede het voor een verjaardag van Nannerl Mozart geschreven Capriccio (eigenlijk Preambulum) in C. gr. t. K.V. 395 en het Rondo in D. gr. t. K.V. 435. Beide laatst genoemde stukken zijn hoogst merkwaardig, omdat ze steunen op de klavierstijl van Carl Philipp Emanuel Bach, terwijl het Rondo zijn thema ontleent aan een Kwintet van Johann Christian. Het Capriccio is een zeldzaam voorbeeld van een vrije im provisatie, een fantasie in de galante stijl, die nog niet was beïnvloed door de bestudering van Johann Sebastian Bach. De opname met Giesekings meesterlijke spel is van een buitenge woon goede kwaliteit. Ook Julius Katchen heeft Mozart-so- naten gespeeld voor Decca LXT 5323 en wel een van de late, losse sonaten, voor een leerling geschreven en als „Sonate facile" door de wereld geko men (C dur K.V. 545), en eveneens twee der Parijse sonaten, t.w. A dur K.V. 331, en Bes dur K.V. 333. Ook de laatste behoort tot de kapitale stukken van de meester, een werk dat in be perkt bestek eigenlijk monumentaal is. K.V. 331 is de geliefde sonate met de variaties als eerste deel en het Rondo „alla turca" tot slot. Met al deze een voud weet. de virtuoos Katchen nog niet altijd goed raad. Hü komt vaak niet boven de noten uit. In K.V. 333 nog het best, maar hl) bezit nog niet dat spirituele en genuanceerde toucher en moet soms het gemis aan spanning compenseren door harde accenten, die buiten stijl en toon vallen. José Ifurbi Beethoven horen van José Iturbi is een op de gramofoonplaat niet al te vaak voorkomend genoegen. Men kan het smaken op Columbia (45-t ESBF 162), waarvoor de bejaarde Spaanse meester, die in de V. S. niet afkerig is gebleven van de amusementsmuziek, de Mondscheinsonate heeft gespeeld met zijn typische „harde" toucher en zijn droge stijl, waarin de emotionali teit niet in de toonvorming maar hier en daar in een romantische rubato moet doorbreken. De vitale, naar het hoofse neigende allure, die Iturbi's spel onmiskenbaar heeft, hoort men nog veel beter op Columbia 45-t SEB 3510 in Chopins Octavenpolonaise, knoestig soms maar met een hooghartige chic gespeeld. Aan de keerzijde speelt Iturbi Debussy's „Clair de lune" uit de „Suite Bergamasque" en natuurlijk in het ge heel niet verdroomd maar zeer aards van klank, krachtig en sterk van lijn. Een ontdekking aan het pianisten firmament levert Columbia op FCX 617: de jonge Hongaarse virtuoos Geörgy Cziffra, die vier van Iiszts Hongaarse Rhapsodieën gespeeld heeft (de overbekende No. 2 en voorts 6, 12 en 15). De opname heeft prompt een „Prix du disque" verwor ven, en terecht. Cziffra, die de rhap sodieën in de oorspronkelijke toonaar den speelt, is een verblindende vir tuoos met een spijkerhard en toch zeer genuanceerd toucher, maar hy is te vens een hoogst muzikale man. Kort om: op deze plaat wordt muziek ge maakt, dat de stukken eraf vliegen. Wie daar niet voor bezwijkt moet wel een zuurpruim zijn. Nog één zeer charmant muzikaal ge val: Cor de Groot op Philips N 00761 R met „Pièces espagnoles" van dé Falla, de Malaguena op. 165 No. 3 van Al- beniz en een hele reeks stukken van Federico Mompou, de laatste poëtisch en zeer gevoelig van impressionistisch coloriet. Cor de Groot speelt zulke ple zierige muziekjes altijd uiterst smaak vol en geestig. Ook hierbij kan men alleen maar glimlachen van genoegen. L. H.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1957 | | pagina 9