Gemeenschappelijke inspanning van gehele volk nodig Tekort lopende rekening 1957 ongeveer gelijk aan dat van '56 Besteding inkomsten van het Rijk y GRIEP? Defensie-uitgaven 1958 op 1780 miljoen geraamd Spoedeisende problemen bij Nieuwe Waterweg elastingraming voor 1958: 8065 miljoen gulden Overzicht van de belastinggelden Slotbeschouwing miljoenennota Dekking nieuwe kapitaalbehoeften lagere overheid door langlopende leningen tegen marktvoorwaarden Overschot van V2 miljard gewenst Inhaal in 1957 326 miljoen Faciliteiten voor supertankers Nadere raming 1957610 miljoen hoger op 7795 miljoen Belastingdruk in stijgende lijn Overbesteding en betalingsbalans Is Is U Nadelig saldo Staats- balans in '56 gedaald Buitengewone dienst I is verdwenen Ruimtelijke ordening Jubileumgeschenk voor Philips over gedragen Herziening van geschiedenisboeken DINSDAG 17 SEPTEMBER 1957 PAGINA 9 f £2 gjü »i si S| se Oü Adenauer: U tobt toch ook altijd, hè.., Pak 'm aan met 2-s «I o >3 a. Conferentie in Scheveningen begonnen fr worden vermeden. Een voortgaande in flatie is in wezen een sluipende en on gecontroleerde belastingheffing, die op de duur niet slechts de maatschappe lijke structuur ontwricht, doch die ook de spaarzin ondermijnt en die veelal juist de economisch minst weerbaren het zwaarste treft. De regering zal er dan ook met vastberadenheid naar stre ven om, mede door haar financiële poli tiek, aan dit ernstige euvel een krachtig halt toe te roepen. Het stemt de minis ter tot voldoening dat het begrotings beeld, zoals het in deze nota is gepre- Het gaat by net in net jaar 1958 te volgen financiële beleid om belangrijke zaken: om het herstel van het evenwicht tus.s.^nri nationale middelen en de bestedingen, om de verdediging van de gezondheid van ons geld en het vermij den van inflatie, om het financieren van de woningbouw, die moet worden voortgezet, bovenal. Tot het bereiken van al deze doeleinden is een gemeen- mhappelijke inspanning nodig van ons gehele volk, zomede de bereidheid om de maatregelen te aanvaarden, die door de regering worden voorgesteld. Maar deze gemeenschappelijke inspanning en aeze bereidheid, waarop de regering Vertrouwt, worden niet zonder reden gevraagd. Zij kunnen de ernstige gevaren dfwenden, waarmede het veroreken van het evenwicht 'n onze nationale économie ons bedreigt. Herstel van het evenwicht betekent echter meer dan alleen het afwenden van actuele gevaren, die ons bedreigen. Herstel van het evenwicht kan en moet tevens net uitgangspunt zijn voor de verdere verstevi ging van de materiële en geestelijke grondslagen van onze samenleving, waar toe het Nederlandse volk alleszins bekwaam en in staat is, aid us besluit de minister van financiën zyn slotbeschouwing op de miljoenennota 1958. Het voor 1958 verkregen beeld moet borden gezien in het licht van de in dertijd gedane toezegging, bij de voor bereiding van de begroting voor het ko- diende jaar de niogelijkneden van ver dere bezuinigin£en *e onderzoeken. Dit resultaat kon worden bereikt ondanks de onontkoombaarheid van een toene- ming van enkele categorieën van uit gaven, ook m relatie tot het nationale nkomen. Ais duidelijk voorbeeld hier van kunnen die voor onderwijs worden genoemd. Een vermindering van uitgaven, Waar mogelijk, z;et de regering als een noodzakelijke bijdrage tot herstel van het verbroken evenwicht en tot verbe tering van de algemene economische toestand. Doch ook op langere termijn «al een voortzetting van het onderzoek ■"aar de noodzakelijkheid van allerlei Uitgaven geboden blijven, al zou dit slechts geschieden om compensatie te vinden voor de uitbreiding van bestaan de en het opkomen van nieuwe taken, waaraan, in het bijzonder uit structureel Mispunt, niet zal kunnen worden voor- te^gaan. Een hoog niveau van inves- 8PariSen en dus ook van nationale be- Ver*een is echter onontbeerlijk. Wern u0lgens beziet de minister de ont- rjtpF .'JSroting 1958 op haar eigen me- s- Naar Zijn mening moet hierbij het nieuwe element van de woningbouw- voorschotten nadrukkelijk in de be schouwing worden betrokken. De wens van de regering, de voortgang van de woningbouw zo veel mogelijk te waar borgen, zal immers het komende jaar zijn stempel op de rijksfinanciën druk ken. De minister wijst er dan op, dat in 1956 en ook dit jaar voor de financiering van de woningwetbouw en bovendien nog voor de gemeentelijke investeringen in andere sectoren onvoldoende bespa- langen beschikbaar bleken te zijn. Een ongezonde financiering en een on verantwoord oplopen van de vlottende gemeentelijke schuld waren hiervan het gevolg. De weg, die voor het komende jaar is gekozen ontslaat de gemeenten van de noodzaak voor de in 1958 aan te vangen woningwetbouw zelve naar |uequate financieringsmiddelen om te mM-kri^Si\raakeAïikt dit hun positie aan- helen d-it wil niet ver- na n ei Ie v lak zw n ar tï 2^k in-het band met de omva *aJikb'^n VM" taire gemeentelijke investering voor zover eigen inkomsten niet toereikend zijn, zal hiervoor op de kapitaalmarkt dekking moeten worden gevonden. Daarenboven behoeft de reeds per me dio 1957 tot f 1600 miljoen gestegen vlottende schuld van de gemeenten dringend vermindering door consolida- vDe Positie van het rijk ten opzichte rt.o/ie kapitaalmarkt is daarmede dui- trivu bepaald. Zal enerzijds het aan- ii eKken van langlopende middelen door "tj gemeenten worden bevorderd, ander- karvt het rijk bij zijn beroep op de j^P'taelmarkt een vergaande terughou- t fi toefen blijven betrachten. ■mOatoire financiering is duidelijk in strijd met de eisen van de algemeen- economische situatie en een voortzet- jng van hetgeen te dien aanzien in 1956 n 1957 geschied dient dan ook te senteerd, in overeenstemming is met de eis van vergaande terughoudendheid in het doen van een beroep op de ka pitaalmarkt. De regering meent, dat door het leg gen via de begroting, van een gezon de financiële basis voor 1958 ook de voorwaarden worden geschapen om aan de moeilijkheden die uit de recente ont wikkeling resulteren, met name op het gebied van de gemeentelijke financien, het hoofd te bieden. Zy is er zich van bewust, dat in dit opzicht nog een zware taak voor ons ligt en dat nieuwe kapi taalbehoeften van het komende jaar ons te dezen aanzien nog voor ernstige °Y®r" gangsmoeilijkheden zuilen stellen. Het eerst nodige is, dat nieuwe kapitaalbe hoeften van de lagere publiekrechtelijke lichamen door tegen marktvoorwaarden af te sluiten langlopende leningen kun nen worden gedekt. De regering zal be vorderen, dat deze mogeiykheid op kor te termijn wordt heropend. Aannemen de dat de voorgestelde maatregelen ter nadere verbetering van de rijksbegro ting worden aanvaard en bovendien de lagere overheid haar kapitaalbehoef ten weet te beperken, lijkt het vertrou wen gewettigd, dat, nu de woningwet bouw door het ryk zal worden gefinan cierd, het aanbod van nieuwe besparin gen in de risicomydende sector deze behoeften zal kunnen bevredigen. Daar naast rijst het moeilijke probleem van de consolidatie van de exorbitant noge vlottende schuld, vooral van de gemeen ten. Onafwijsbare voorwaarde ^°°r. oplossen van dit probleem is bet ner- stel van het vertrouwen in de fmancieie stabiliteit van ons land, waartoe ae in gediende begroting een belangruae oy- drage beoogt te geven. De minister van financiën stelt in de miljoenennota, dat de algemene finan- cieel-econom'ische situatie, waarin Ne derland verkeert, wordt gekenmerkt door een voortzetting van de overbe steding. In dit verband wyst de be windsman op de ontwikkeling van het saldo van de betalingsbalans op lopende rekening. Dit vormt voorzover ab normale mutaties in de voorraadvor- ming ontbreken een goed criterium voor de beoordeling van de vraag, of het peil van de binnenlandse bestedin gen te hoog is: werd in 1955 op trans actiebasis nog een overschot van 960 miljoen verkregen, in 1956 ontstond een tekort van 650 miljoen; het eer ste halfjaar van 1957 geeft een tekort van f 500 a f 600 miljoen. Indien men aanneemt dat tegenover extra-voor- raadvorming in het eerste halfjaar 1957 niet tot verdere voorraadvorming in het tweede halfjaar wordt overgegaan zal de betalingsbalans over 1957 naar verwachting een ongeveer even ongun stig beeld vertonen als in het afgelopen jaar. Dit is des te bedenkelijker, omdat voor Nederland een overschot op lopen de rekening van de betalingsbalans ?s met het °°g °P de aflossing op de buitenlandse schuld, bijstand aan overzeese rijksdelen, investeringen in net buitenland ter bevordering van de export, hulp aan minder-ontwikkelde gebieden e.d., zomede voor het relatief op peil houden van de goud- en devie zenreserves in verband met de toene ming van de omvang van de buiten landse handel. Naar de mening van de minister is in jaren van normale con- junctuur en van normale voorraadvor ming een overschot van circa een half miljard op de lopende rekening van de betalingsbalans nodig. Daarnaast is het in tijden van hoogconjunctuur wense lijk naar een groter overschot te stre ven, teneinde bij een eventuele omslag over voldoende reserves te beschikken. Teneinde een beeld te geven van de verschillende activiteiten van het rijk zijn de uitgaven voor 1958 ui de Miljoenennota samengevat naar onderwerpen van Staatszorg volgens een van de jncjeling naar depar tementen onafhankelijke groepering, in net onderstaande overzicht worden groepen van uitgaven voor tear vergeleken met die van 1957, enerzijds zoals zij oorspronkelijk rdengeraarn(j en antjerzijds zoals de categorieën van uitgaven vermoedelijk zullen worden gerealiseerd. Defensie Buitenlandse betrekkingen Overzeese rijksdelen Politie en justitie Onderwijs en cultuur Waterstaat Verkeer Handel en nijverheid Land- en tuinbouw, vee teelt en visserij (w.o. voor consumenten subsidies) Sociale voorzieningen, emi- gratie en volksgezondheid volkshuisvesting (w.o. voor huursubsidies en woningwetvoorschot ten) Diensten v. algemene aard Niet toegerekende uitgaven voor pensioenen en wachtgelden Nationale schuld Afschrijvingen Herstel van oorlogsschade Uitgaven verband houden- de met de watersnood Vergoedingen aan provin ciën en gemeenten voor de derving van inkom sten als gevolg van de verlaging van de perso- nele belasting en de grondbelasting Totaal (in miljoen) Gewone Dienst SS 2 M e? <D o> «CS >3 I m C 0) Od 1798,9 82,9 81,5 305,1 1030.9 272,7 118.4 66,3 383.5 (73,0) 762,4 289.6 (267,9) 330,8 262,8 529,3 54,0 209.1 7,9 68,0 6.654,1 1.873,9 99,4 89,6 320.5 1.112,6 271,3 86,2 106,3 626,8 (155,0) 768,2 307.6 (286,3) 323,1 374,4 527.8 54,0 220.9 30,0 61,0 '53.6 1.778,9 147,9 82,9 311,9 1-158,4 292.2 79,3 67,0 534,1 (68,0 762.3 327,1 (306,3) 321,7 270,9 546,5 54,0 139,5 63,5 6.938.1 Buitengewone Dienst y xn ■h r— X O) X T-{ "•=j G 4) ni 3 to(> 1.1 27,0 8,1 0,1 24,8 190.6 135.7 48,6 30,0 237,1 10,2 (10,0) 85,5 249,8 1.048,6 1,1 32,8 7,1 0,1 21,6 191.2 162.3 57,5 30,0 8,6 6,2 (6,0) 159,3 317,5 995,3 0,1 2.0 8.1 36,0 189,4 146,4 44.7 34.8 7,9 540,1 (540,0) 63,8 248,5 1.321,8 .1) Inclusief de niet in de begroting opgenomen te verwachten additionele uitgaven en de voor 1958 voorgestelde verlaging van uitgaven. De bewindsman wijst op de beteke nis van de in- en uitvoer voor ons land. Deze is groter dan voor de oorlog en neemt nog steeds toe. Daardoor is een grotere kwetsbaarheid voor conjunctu rele invloeden van buiten ontstaan. Ook om deze reden is een versterking van de huidige goud- en deviezenreser ves dringend noodzakeiyk. Zowel ter verbetering van de beta- lingsbalanspositie als met het oog op de zo juist genoemde omstandigheden ligt het dan ook in het stellige voor nemen van de regering met de meeste kracht de vraag naar goederen en dien sten tot een evenwichtiger peil terug te dringen en op deze wyze het mone taire evenwicht spoedig te herstellen. Naar het oordeel van de minister van financiën zal de rijksbegroting voor 1958, indien de hiervoor weergegêven nadere wetteiyke voorzieningen tot ver laging van de uitgaven en verhoging van de middelen worden aanvaard, een belangrijke bijdrage tot dit herstel kun nen leveren. De minister brengt vervolgens de maatregelen in herinnering, die dit jaar zijn genomen om te komen tot een vermindering van de bestedingen, deze hebben niet tot het gewenste ge volg geleid, o.a. als gevolg van de ge leidelijkheid van invoering van de be stedingsbeperking, waardoor de meeste der getroffen maatregelen pas in de tweede helft van dit jaar of later tot resultaten zullen kunnen leiden. Ten dele ook is het effect geneutraliseerd door recente verhogingen van uitga ven b.v. voor onderwijs en woning bouw). Toch is enige verbetering merk baar, b.v. een verschuiving bij ver schillende bedrijfstakken van binnen landse naar buitenlandse orders. Bij een overbesteding, welke thans nog van de orde van grootte van één miljard per jaar is, mag, gezien de eisen, welke de woningbouw stelt, niet worden verwacht, dat de tot dusver genomen maatregelen tot een voldoen de herstel van het evenwicht zullen lei den. De aangekondigde verdere maat regelen op het gebied van de over heidsuitgaven en de overheidsinkom sten zyn daarom onvermijdeiyk. Vervolgens wjjdt de minister een be schouwing aan enkele factoren, waar aan bij het herstel van het evenwicht in de nationale economie aandacht dient te worden geschonken. Een van de belangrijkste van deze factoren is de grote kapitaalbehoefte in Nederland sedert de oorlog, welke heeft geleid tot kapitaalschaarste. De ze wordt weer in het bijzonder ver scherpt door de voortgaande bevolkings aanwas, die het land permanent voor de noodzaak stelt het produktie-appa- raat sterk uit te breiden en een groot aantal woningen te bouwen. Hiervoor zijn grote bedragen nodig, terwijl ook het streven naar een stijging van het reële inkomen per hoofd en de snelle ontwikkeling van de techniek (atoom energie, elektronica) een omvangrijke kapitaalvorming eisen. Van belang is hierbij, dat vele overheidsinvesterin gen direct samenhangen met de expan sie in de particuliere sector; dit geldt met name voor verkeer, onderwijs en research en voor de meeste investe ringen van de overheidsbedrijven. Bij een uitbreiding van de produktiecapa- citeit zullen de overheidsinvesteringen hoog moeten blijven. De voor a| ,|eze investeringen be nodigde financieringsmiddelen zullen besparingen uit het nationale in- Komen moeten worden verkregen. Pe minister is overigens van mening, ®en, ,toeneming van de produktie EeJ. Prooleem van de overbesteding .^otomatisch zal opheffen, omdat fff van de middelen weer ffflfff biedingen zal voeren, af.kdf. «e kan bij een stijgende produktie zelfs dalen. De bewindsman WUSf fJi^t™erband °P dat de spaar quote in 1955 20 pet bedroeg. In 1956 is zy gedaald tot 18 pet, ondanks de sty- ging van het nationale inkomen. Een dergelijk peil is, gezien de grote in vesteringsbehoefte, onvoldoende. Hier uit valt de conclusie te trekken, dat het vraagstuk van de vergroting van de besparingen van primair belang voor onze volkshuishouding is. De besparingen In de particuliere sector lenen zich in het algemeen in mindere mate voor directe beïnvloe ding door de centrale overheid. De re gering zal door het voeren van een beleid, dat met kracht is gericht op gezond geld, het goede klimaat voor de bevordering van deze besparingen scheppen. Voorts zullen enige speci fieke maatregelen 1?er bevordering van het sparen voor bepaalde groepen tot een toeneming van de particuliere be sparingen kunnen bijdragen. Uit de Staatsbalans per 31 december 1956, die in de Ryksbegroting 1958 is opgenomen, blqkt het nadelige balans saldo in 1956 te zijn gedaald met 1126 miljoen gulden n.I. van 6778 miljoen Per ultimo 1955 tot 5652 miljoen per ultimo 1956. De voornaamste wijzigingen in de balansposten, welke tot dit gunstiger saldo hebben geleid, zijn de volgende; de schulden op korte termijn zü'n ge daald met 726 miljoen tot 6051 miljoen, de verplichtingen inzake watersnood- schade en oorlogsschade, zijn, door be taling, gedaald met 388 miljoen tot 752 miljoen, het bezit aan onroerende en roerende goederen is toegenomen met 502 miljoen tot 10.257 miljoen, de post staatsbedrijven en deelnemingen is toe genomen met 350 miljoen tot 4515 mil joen, de kas-, bank- en girosaldi zijn gedaald met 211 miljoen tot 458 miljoen en de vorderingen uit hoofde van be lastingen zijn gedaald met 379 miljoen tot 1168 miljoen. De balans vertoont een totaaltelling van 29.529 (30.903) miljoen. Er wordt de aandacht op gevestigd, dat evenals vorig jaar in de balans geen rekening is gehouden met een niet nakomen door Indonesië van zjjn le ningsverplichtingen. Ten aanzien van het actuariële tekort van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds en het Spoor wegpensioenfonds is uitgegaan van de zelfde raming als vorig jaar. In de indeling van de begroting zijn enige wijzigingen aangebracht. Deze zijn uiteraard niet van invloed op het tekort. De wijzigingen zijn echter ingevoerd ter verbetering en vereenvoudiging van de begrotings presentatie en passen als zodanig in het streven naar ven re efficiency in de rijksdienst. In de eerste plaats is de vroe gere Buitengewone Dienst I, waarin de uitgaven en ontvangsten van af lopend karakter waren samenge bracht, niet langer als afzonderlijke begrotingsdienst gehandhaafd. Aan gezien de afwikkeling van de ver plichtingen wegens oorlogsschade aanzienlijk is gevorderd en die we gens wetersnoodschade vrijwel is voltooid, heeft de Buitengewone Dienst I inmiddels sterk aan beteke nis ingeboet. De in dit verband nog noc dzakelijke begrotingsposten voor 1958 zijn thans in de Gewone Dienst begrepen. Voorts zijn enkele begrotingspos ten van de Buitengewone Dienst (Kapitaaldienst) overgebracht naar de Gewone Dienst. Dit is met name het geval met de militaire begro tingsposten, welke in overeenstem ming met het internationaal gebruik voortaan als consumptieve uitgaven worden beschouwd. Het aantal begrotingsartikelen is van 3300 tot 2300 teruggebracht. Advertentie 99 In de ontwerp-begroting voor 1958 wordt in totaal voor defensiedoelein den rond 1683 miljoen gulden uitgetrok ken, te weten 1647,6 miljoen voor mi litaire uitgaven en 35.3 miljoen voor de civiele verdediging. De werkeiyke uitgaven ten laste van 1958 zullen ech ter voor de militaire sector vermoede- lijk 1745 miljoen bedragen en voor de civiele verdediging 34 miljoen, zodat in 1958 naar verwachting een bedrag van 96 miljoenzal worden betaald uit in vorige begrotingen beschikbaar gestel de gelden. In het aanvankelijk voor 1958 vastge stelde defensieplafond ad 1575 miljoen was 1525 miljoen bestemd voor militai re uitgaven en 50 miljoen voor de ci viele verdediging. Het bedrag ad 1525 miljoen wordt echter verhoogd met een bedrag, gelijk aan de hogere uit gaven als gevolg van algemene loons verhogingen na 31 december 1956, voor lopig geraamd op 65 miljoen, en met de door het ministerie van Oorlog te betalen belasting op de brandstof voor straalvliegtuigen (geraamd op 44 mil joen). Voorts komt voor 1958 wederom een bedrag boven het plafond beschik baar, voortvloeiende uit een bijdrage van de Ned. Antillen in de defensie- kosten voor dat gebiedsdeel (6 miljoen) een bedrag voor de bijdrage van Ned. Nieuw-Guinea voor door de Koninkiyke Marine aldaar te verrichten hydrogra fische opname-werkzaamheden (2 mil joen), alsmede een bedrag in verband met de stijging van de uitgaven voor het loodswezen (5 miljoen). Vanwege de bestedingsbeperking werd het aan vankelijk uitgetrokken bedrag ad 50 miljoen voor de civiele verdediging met bijna 15 miljoen verlaagd. Het vermoedelijk beloop van de de fensie-uitgaven in 1956 bedraagt 1841 miljoen. De oorspronkelijk vastgestel de defensiebegroting voor 1956 beliep 1360 miljoen, welk bedrag, rekening houdende met reeds vastgestelde als mede met nog in behandeling zijnde suppletoire begrotingen, met circa 110 miljoen zal worden verhoogd. In 1956 werd dus 372 miljoen betaald uit in vorige begrotingen beschikbaar gestel de gelden. In de vermoedelyke uitkomsten voor 1957 ad 1875 miljoen is 57 miljoen be grepen uit loonsverhogingen, waarvoor 45 miljoen was begroot, alsmede 38 miljoen voor belasting op vliegtuigben- zine, welke bedragen boven het defen sieplafond beschikbaar zullen worden gesteld. In verband met de bestedings beperking zal het plafond met 10 mil joen worden verminderd. Een en ander betekent, dat in 1957 35 miljoen meer uit in vorige begrotingen beschikbare gelden zal worden betaald dan volgens de aanvankelijke raming van 291 mil joen. Tenslotte wordt in de begroting ver klaard, dat ondanks het hoge bedrag dat voor de defensie in 1958 wordt aan gevraagd, het nodig zal blijven om be paalde voorzieningen naar een latere periode te verschuiven, terwijl boven dien voortzetting van substantiële hulp van het buitenland voor de voltooiing van de plannen niet ontbeerd kan wor den. In de toelichting op de begroting van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid worden mededelingen gedaan over de noodzaak tot voortzetting van de ruim telijke ordening. Allereerst moeten en kele urgente gevallen geregeld worden. Daarbü staan op de voorgrond maat regelen in het belang van een goede ontwikkeling in het westen des lands en vraagstukken verbonden aan een betere spreiding van de bevolking over geheel Nederland. De minister verwacht nog in 1957 de eerste samenvattende voorstellen van de Werkcommissie Westen Des Lands, waarbij de uitbreiding van stedelijke complexen aan de orde komt. Spreiding kan niet langer gemist worden. Bepaal de functies zullen door kleinere steden moeten worden overgenomen. Nieuwe bestuurlijke vormen kunnen niet gemist worden. Zeer urgent noemt minister Witte be slissingen voor het gebied aan de Nieu we Waterweg. Rotterdam groeit storm- De totale bruto-opbrengst van de be- latingmiddelen wordt op de begroting 1958 geraamd op 8065 miljoen gulden, tegen 7185 miljoen volgens de oor- spronkeiyk vastgestelde begroting 1957 en 7795 miljoen volgens de vermoede- iyke uitkomsten van de begroting 1957. Verwacht wordt dus dat de totale bruto belastingopbrengst t.o.v. de vermoede- ïyke uitkomsten van 1957 met 270 mil joen zal stygen. Hierin is verwerkt een per saldo op- brengstverlagend effect van een aantal belastingmaatregelen, zoals het verval len van het restant van de ontvangsten aan vereveningsheffing ad 75 miljoen, de getemporiseerde vervroegde af schrijving en de investeringsaftrek. Zonder dit effect zou het accres, dat alsdan geheel aan economische facto ren had kunnen worden toegeschreven, globaal 350 miljoen hebben bedragen. De oorspronkelijke raming van de be lastingmiddelen voor 1957 beliep in to taal 7185 miljoen. Dit bedrag is voor de vermoedelijke uitkomsten gesteld op 7795 miljoen, een verhoging derhalve van 610 miljoen. Van deze verhoging is 170 miljoen een uitvloeisel van de in het kader der bestedingsbeperking getroffen belastingmaatregelen. Voorts kan 25 miljoen worden toegeschreven aan de extra-invoer van suiker, nodig wegens het tegenvallen van de suiker- oogst en een zelfde bedrag aan de vervroegde inning van loonbelasting. Met betrekking tot de vennootschaps- en vermogensbelasting viel een lichte verhoging te constateren. De verlen ging van de vrijstelling van omzetbe lasting op textiel is als negatieve post verwerkt. Het ruimer vloeien van de belastingopbrengsten rechtvaardigt een verdere bijstelling van de raming voor 1957 in opwaartse richting. Bij het becüferen van het accres van 270 miljoen is men op het punt van de toekomstige economische ontwikkeling uitgegaan van een gematigde verdere expansie van de Nederlandse volkshuis houding onder handhaving, in 1958, van een globaal genomen stabiel prijs niveau. Gëen rekening is gehouden met de nadere voorzieningen op fiscaal ge bied. Tevens is aangenomen dat de in vesteringsaftrek per 1 januari 1958 zal herleven, terwijl het in het voornemen ligt deze nog een jaar op te schorten. Ten aanzien van de getemporiseerde vervroegde afschrijving, die dit jaar zou aflopen, is verlenging in de huidige vorm verondersteld. Wat betreft de belastingdruk, zijnde de totale belastingbaten, uitgedrukt in een percentage van het nationaal inko men (tegen marktprijzen) valt het vol gende beeld waar te nemen: In de ja ren 1951 t.m. 1955 is de belastingdruk voortdurend verminderd, om in 1956 en 1957 een styging te ondergaan, niette- genstaand het feit dat in 1957 een daling tot het laagste niveau van na de oorlog verwacht werd. Voor 1958 is het geraamde percentage van de be lastingdruk 26.4 tegen 26.2 voor 1957 en 26 voor 1956. Van de belastingmiddelen 1958 vloei en 6.828 miljoen in 's rijks kas (ver moedelijk 1957 6603). Aangezien de middelen op de rijksbegroting op 7.538 (vermoedelijk 1957: 7815) miljoen wor den becijferd heeft het rijk nog 710 miljoen (vermoedelijk 1957: 1107) mid delen anders dan uit belastingen. De winsten en andere baten uit bedrijven dragen hiertoe bij tot 78.9 milj. (verm. 1957: 72 miljoen). Hiervan komen 25.3 miljoen (32.3) uit exploitatiebaten van bedrijven in de particuliere sector. (in miljoenen guldens) ■-?io <D OS G tuo é-j ro O IO .-*2 'qj G T3 CL) vi p O tu c CS PS <u XI c CS Kostprysverhogende belastingen: Vereveningsheffing b. Motorrijtuigenbelasting c. Invoerrechten Accijns op gedistilleerd Accyns op bier Accijns op suiker Accijns op tabak Omzetbelasting Rechten van zegel Rechten van registratie Totaal I II. Belastingen op inkomen, winst en vermogen: a. Inkomstenbelasting b. Vermogensbelasting c. Vennootschapsbelasting d. Loonbelasting e. Dividendbelasting f. Commissarissenbelasting g. Rechten van successie Totaal II Totaal I en II Aandeel Gemeentefonds Aandeel Provinciefonds Aandeel Landbouw-Egalisatiefonds Ten bate van de rijksbegroting 80 75 102 112 130 1,6 760 925 950 11,8 128 140 150 1,8 32 37 40 0,5 84 84 87 1,1 420 450 490 6,1 1.475 1.450 1.550 19,2 59 50 50 0,6 78 80 80 1,0 3.218 3.403 3.527 43,7 1.500 1.600 1.625 20,2 95 110 115 1,4 1.075 1.300 1.350 16,7 1.075 l 150 1.200 14,9 95 100 110 1,4 17 17 18 0,2 110 115 120 1,5 3.967 4.392 4.538 56,3 7.185 7.795 8.065 100 1.045 1.129 1.172 14,5 52 57 59 0,7 7 6 6 0,1 1.104 1.192 1.237 15,3 6.081 6.603 6.828 84,7 In het overzicht zijn niet opgenomen de vermogensaanwasbelasting en de ver mogensheffing ineens (geraamde opbrengst voor 1958 respectievelijk 3 en 2 miljoen) en evenmin de niet aan de ryksbegroting ten goede komende rijksbelastingen (grondbelasting en personele belasting). achtig naar de zee, hetgeen problemen met zich brengt van economische, wa terstaatkundige en recreatieve aard. Reeds onmiddellijk zal moeten worden voorzien in faciliteiten voor de moder ne supertankers. Over de gebieden buiten de Randstad Holland zegt de minister, dat zy niet alleen zelf aanspraak hebben op een volwaardig aandeel in de nationale vooruitgang, maar dat ook het Westen daar belang bij heeft, omdat het daar door kan worden ontlast. In hoeverre daar ontwikkelingen aan diep vaarwa ter tot stand moeten komen dient met voorrang te worden onderzocht. Daar naast zal het aankomen op spreiding van industrie en opvoering van de func tie van overig Nederland voor het dien stenverkeer. Reeds zijn verkenningen uitgevoerd van de ontwikkelingsmoge lijkheden per provincie. Ambtelijk over leg in de provinciale sfeer is hierover geopend. Het is de bedoeling dat dit zo spoedig mogelijk zal uitmonden in na dere voorstellen. De uitvoering zal voor een groot deel afhangen van de provin ciale en gemeentebesturen en vooral van het bedryfsleven. Maandagavond heeft de heer W. P. L. Spruit als voorzitter van het comité Philips Jubileumgeschenk de monumen tale fontein in het plantsoen vóór de Philips bedrijfsschool overgedragen aan de raad van bestuur der N.V. Philips. Dit geschiedde tijdens een korte bij eenkomst van een aantal genodigden in de hal van het hoge gebouw, waarin de bedrijfsschool is ondergebracht. De overdracht werd o.a. bijgewoond door de weduwe mevrouw Philips-De Jong, burgemeester mr. dr. Ch. van Rooij, de beeldhouwer H. van Lith en de dichter Victor van Vriesland. De heer Spruit memoreerde, dat i.r gelegenheid van de viering van het 60- jarig bestaan der N.V. Philips in mei 1951 het personeel de fontein als jubi leumgeschenk op papier had aangebo den. Het gereedkomen van het kunst werk heeft zolang geduurd, dat een vrouwelyk lid van het comité intussen niet alleen moeder, doch zelfs groot moeder is kunnen worden, zo merkte hij onder grote hilariteit op. Hij bood het monument tenslotte aan als een symbool van wat eendrachtige samen werking vermag. De voorzitter van het presidium van de raad van bestuur, ir. P. Otten, aan vaardde het geschenk met grote erken telijkheid. Hy noemde het een monu ment van nationale waarde. Korte toespraken werden voorts nog gehouden door de beeldhouwer Van Lith ir. F. J. Philips en burgemeester van Rooi). Drs. B. J. M. E. de Hoog, chef bui tenlandse betrekkingen van het minis- Sepuaeui jjasq 'jw ua -yi o uea auaj. namens minister Cals de in Hotel Rauch in Scheveningen te houden internationale conferentie over de herziening van de geschiedenisboeken, die op de scholen van voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs en op de kweekscholen in de bij de raad van Europa aangesloten lan den worden gebruikt geopend. De conferentie is de 5e in een reeks bijeenkomsten die aan het onderwerp wordt gewijd. Op de bijeenkomst in Scheveningen, die tot 25 september zal duren zal van gedachten worden ge wisseld over de inhoud van de geschie denisboeken over de periode van 1789— 1870. Aan de conferentie nemen ver tegenwoordigers deel van de 15 bij ds raad van Europa aangesloten landen. Aan de conferentie is veel voorberei dend werk voorafgegaan. De geschiede nisboeken die in de verschillende landen in gebruik zijn moesten op objectivi teit en juistheid worden beoordeeld. Over de resultaten van deze studie zal in Scheveningen worden gesproken, op dat de geschiedenisboeken kunnen wor den herzien. Tydens de openingszitting werd de heer L. J. M. v.d. Laar, hist, drs., direc teur van het Lodewyk Makeblyde col lege in Delft tot voorzitter van de Scheveningse conferentie gekozen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1957 | | pagina 9