Katholicisme en Missie
DE „KAMERS" OP HET VELD
r
H
r
„IK GELOOF", adembenemende
tocht over de golven
ZWARTE ROTSEN
Het geheim van een
goede collectie
De Missie een wezenskenmerk
van de Kerk
Een dichter loopt over de zee
EEN BOECXKEN, GEMAKET
VAN BROEDER GABRIËL
B
S'
De zakjurk ver
wekt hilariteit
MODERNE
NEVENPROBLEMEN
DE AVONTUREN VAN KUIFJE EN BOBBIE
Congres van
Katholieke Persunie
in Wenen
f
np
dxe/zxie,
ZATERDAG 28 SEPTEMBER 1957
PAGINA 11
j
Liturgische weekkalender
Sociaal Economische Raad
Eervol ontslag vice-president
gerechtshof Den Haag
Goed voorbeeld doet...
doiyi
Het JS zo hier heb je de
gummistok r/Jdryjn hij
zich bechende.
En hier, in de an -
Here zak, zat de por-
tejeui/le I^myau het
.1offer.
Ik geef U de ver -
zekeringjd'at ik on
schuldig oen.'Het is
een afschuwelijk
misverstanddie
voorwerpen wer
den me geduren
de mijn slaap in
de zakken ge
schoven'.
Niels aan te doenDe
schijn is tegen U
weet
't!s waar,alle feiten zijn tegen me.
Zelfs de getuigenis van de hoofdcon
troleur, die beweert dat ik probeer -
de te vluch -
goed in el-
wie
kaar gei oor
welk di
Verdorie de sleutel van de
boeien'....Vlug,Bobbie,breng hier.
Het uitstekend geredigeerde maand
blad voor beleving van het Chris
tendom ,,De Nieuwe Mens" heeft
dezer dagen een speciaal nummer uit
gegeven, dat geheel aan de missie is
gewijd. Deze uitgave ligt geheel in de
rijn van het door de redactie gevolgde
beleid. Het tijdschrift staat „met hart
en ziel" in dienst van de geestelijke
Vernieuwing, en ieder weet, dat het
Kerkbegrip zich bij dit streven in het
centrum van de aandacht bevindt. Het
allernauwste en wezenlijke verband,
dat er tussen Kerk en Missie bestaat,
ïnaakt het vanzelfsprekend, dat de
Nieuwe Mens hierover ooit het zijne te
Zeggen zou hebben.
De tijd daarvoor is uitstekend geko
zen. Vooreerst staat de Wereldmissie-
zondag voor de deur. Daar komt nog
bij, dat er de laatste weken in ons
land een openbare discussie gevoerd
Wordt naar aanleiding van de plannen
der NOVTB, waarmee ook de Missie
gemoeid is. Het speciale nummer van
de Nieuwe Mens is daarom wel btjzon-
der actueel. Wij achten het onze plicht
onze lezers op deze uitgave attent te
hnaken, omdat zij in de voortreffelijke
artikelen ruime en betrouwbare voor
lichting vinden over wat de Missie en
aanverwante problemen betreft. Nu er
zo druk over al deze zaken gesproken
Wordt, is het van belang, dat men van
de desbetreffende hoofdzaken goed op
de hoogte is.
Het eerste arti
kel beantwoordt
op heldere wijze
de vraag naar het
Waarom van de
missie. Er komen
daarbij zeer ge- 01111
wichtige onder- w-u-n.
werpen ter spra-
ke. waarmee elke II 0"VfP''lHI
katholiek ver- Ut' v tilJl
trouwd dient te V
te zijn, óók omdat
deze zo vaak het thema uitmaken van
gesprekken met andersdenkenden. Het is
niet mogelijk de veelomvattende gedach-
tengang van het artikel samen te vatten.
Men moet het zelf in zijn geheel lezen
om goed te begrijpen dat en waarom
Kerk en missie onverbreekbaar bij el
kaar horen. De schrijver komt tot de
conclusie dat het bij het missioneren
erom gaat het goddelijk leven, dat,
hoewel voorwaarde tot het heil, niet
hoodzakelijk van de directe geloofsver
kondiging afhankelijk- is, de vorm te
doen aannemen van het mystieke Li
chaam van Christus.
Hierop gaat het tweede artikel door
*het een zeer interessante en belang
rijke beschouwing, waarin gesteld
Wordt, dat de missie geest onmis
baar is voor het leven der Kerk en der
fifzonderlijke Christenen in die landen,
die geen eigenlijke missiegebieden zijn.
Wil de Kerk in het eigen land bloeien,
dan moeten de missiegeest en de missie-
drang daar een wezenlijke plaats in-
hemen.
Er is een tijd geweest, waarin de
leniging van de stoffelijke en gees
telijke nood in de z.g. onderont-
ud? gebieden zo goed als uitslui
tend het werk was van missie en zen
ding. Die tijd is voorbij. Andere, niet-
kerkelijke instanties bemoeien zich te
genwoordig daarmee op grote schaal.
Hoe staat de Kerk daartegenover?
Welke houding is de juiste tegenover
dit inderdaad zeer grote probleem?
Aan de hand van uitspraken van het
hoogste Kerkelijke, gezag geeft het der
de artikel een zeer heldere verklaring
Van het juiste, verantwoorde standpunt
In deze aangelegenheid.
Voor het eigenlijke missiewerk is een
goede aanpassing van het allergrootste
Zondag 29 september: Kerkwijdingsfeest
van aartsengel Michaël; eigen mis; 2. geb.
van de 16e zondag na Pinksteren; credo;
wit.
Maandag: H. Hieronymus, belijder-kerk
leraar; mis In medio: credo; wit.
DINSDAG: Mis van de 16e zondag na
Pinksteren; 2 geb. H. Remigius; groen.
WOENSDAG: H.H. Engelbewaarders; eigen
mis; wit.
DONDERDAG; H. Theresia van Lisieux,
maagd; eigen mis; wit.
VRIJDAG: H. Franciscus van Assisië, belij
der; eigen mis; wit. Ofwel: vanwege
de eerste vrijdag der maand: votiefmis
ter ere van het H. Hart van Jezus.
ZATERDAG: O. L. Vrouw op zaterdag:
eigen mis; 2 geb. H.H. Placidus en ge
zellen; pref. van O. L. Vr.; wit.
fcONDAG 6 oktober: 17e zondag na Pink
steren; eigen mis- 2 geb. H. Bruno; cre
do; pref. van de H. Drieëenlieid; groen.
belang. Men denke nu niet, dat dit een
zaak is, die alleen praktisch is voor
de missionarissen zelf. Natuurlijk heb
ben zfj er op de eerste plaats mee te
maken. Aanpassing is heel wat meer
dan een louter taktische kwestie. In de
diepste grond betreft de aanpassing het
wezen van de Kerk, die immers voor
alle mensen, van alle tijden, plaatsen
en culturen bestemd is. Een goed be
grip daarvan verruimt aanzienlijk en
op waardevolle wijze ons eigen Kerk
besef.
In drie artikelen wordt dit vraagstuk
behandeld. Het eerste geeft een histo
risch overzicht van de ontwikkeling der
gevolgde methoden. Het tweede en het
derde artikel verduidelijken dit aan de
hand van enkele concrete moeilijkhe
den, die zich op dit gebied voordoen
in China en Japan en in Nederlands
Nieuw-Guinea.
Vanzelfsprekend kan men onmogelijk
aan de vraag voorbij gaan welke taak
de leken in de missie hebben. Dat zij
daar een taak, en wel een zeer belang
rijke, hebben, is in de drie eerste arti
kelen duidelijk aangetoond. Afrika
dient hier als voorbeeld van wat mo
menteel reeds door leken gedaan wordt.
De details hierover zijn zeer interes
sante en inspirerende lectuur.
Het slot van dit belangrijke nummer
van de Nieuwe Mens wordt gevormd
door de „tien geboden" voor een goede
missiepropaganda. Uiteraard zijn deze
„geboden" niet definitief. Opvallend is
echter hoezeer hier de moderne inzich
ten zijn verwerkt, zodat een aandach
tige lezing uitermate verhelderend
werkt.
Het is te hopen, dat talrijke lezers
dit uitstekende nummer van de Nieuwe
Mens zullen bestuderen. Hun eigen ge
loofskennis en geloofsleven zullen er
veel bij winnen. Een katholiek leven,
waarin de grote missieopdracht van
Christus (Mt. 28.16-20) geen wezenlijke
plaats inneemt, is niet volledig.
Losse nummers van deze aflevering
(no.6) van de Nieuwe Mens zijn ver
krijgbaar bij de administratie; Centrale
Drukkerij N.V. Arminiaanse Plaats 9
te Nijmegen.
Meer dan 400 katholieke journalisten
en publicisten uit dertig landen zullen
aanwezig zijn op het vijfde congres
van de Internationale Katholieke Pers
unie (Union Internationale de la Presse
Catholique), dat maandag in Wenen be
gint en drie dagen zal duren. Voor de
eerste keer sinds de oorlog zal ook een
Oosteuropees lan vertegenwoordigd
zijn; er komt een grote delegatie uit
Polen onder leiding van twee parle
mentsleden, W. Stomma en J. Fran-
kovski. Grote delegaties worden ook
verwacht uit Zuid- en Noord-Amerika,
Australië, Afrika en Formosa.
Het doel van het congres is de inter
nationale samenwerking te bevorderen,
speciaal die tussen de Zuid-Amerikaan
se landen. De grote toespraken worden
gehouden door bekende politici. De
Fransman Pierre Pflimlin voorzitter
van de M.R.P. zal spreken over „De
katholieke pers met betrekking tot de
nationale en internationale vraagstuk
ken", de Engelse Lord Pakenham, oud
lid van Attlee's socialistische regering,
over „De taak van de katholieke pers
bij het bestrijden van het ongeloof",
het Italiaanse parlementslid Manzini
over „De katholieke publicist en de
spanning tussen waarheid en propagan
da". Verder spreken P. Emile Gabel
uit Parijs, professor J. Dovifat uit Ber
lijn en Franscisco de Luis uit Madrid
Vier speciale commissies zullen spre
ken over de samenwerking tussen ka
tholieke persbureau's kranten, over eco-
tholieke persbureaus en kranten, over
samenwerking en propaganda. De re
soluties van deze commissies zullen
woensdag in de algemene vergadering
besproken worden.
Ter vervulling van de vacature in de
S E.R., ontstaan door het ontslag van
drs J H. Derksen, heeft het Katholiek
Verbond van Werkgeversvakverenigin
gen tot plaatsvervangd lid van de So
ciaal-Economische Raad benoemd mr.
V. G- M. Marijnen, te 's-Gravenhage
(plaatsvervanger van L. A. J. M. van
Heijst).
Bij K.B. is mr. J. L. L. Wery op ver
zoek per 1 november eervol ontslagen
als vice-president van het gerechtshof
te 's-Gravenhage.
(Van onze parlementaire redactie)
De kandidaten voor het Nederlands
parlementair voetbalelftal zijn in trai
ning gegaan. Vrijdag waren acht
leden van de Tweede Kamer op het
HVV-terrein te Den Haag aanwezig om
daar onder grote belangstelling van
journalisten en fotografen de spieren
wat los te trappen. Het waren de heren
Reehorst en Vrolijk (P.v.d.A.), Hazen-
bosch (A.R.), Blaisse (K.V.P.), Van
der Mei (C.H.U.), Nederhorst (P.v.d.A.)
Van Doorn (K.V.P.) en Biesheuvel
(A.R.). Het ging kalmaan, deze eerste
keer. Of was het om de vertegenwoor
diger van het Belgisch persbureau „Bei-
ga" niet al te wijs te maken dat er
nogal wat ballen hoog over gingen? Eén
ding heeft ons teleurgesteld. De voor
zitter van de K.V.P. mr. Van Doorn
Vrijdagochtend vond de eerste veld
training plaats van het Nederlandse
parlementaire elftal, dat een dezer da
gen een wedstrijd tegen de Belgische
ambtgenoten gaat spelen. Een aantal
leden werd tijdens de training door
onze fotograaf met de nog steeds on
willige bal vereeuwigd. V. I. n. r.:
de heren J. Reehorst, M. Vrolijk, G.
Hazenbosch, P. Blaisse, W. v. d. Mei,
G. Nederhorst en H. van Doorn.
had zich niet alleen in rood tenue ge
stoken, maar bleek bovendien links
te zijn. Mr. Blaisse vertelde dat de spe
lers de aanmaning hebben gekregen
ook thuis nog wat te oefenen. En als
dan bij de volgende trainingsbijeen
komst de opkomst wat groter is, dan
zit er een kansje in.
Advertentie
Zeker, haar grootmoeder en ook
haar moeder gebruikten reeds
MAÏZENA DURYEA en zij volg
de dat goede voorbeeld. Vandaar
haar lekkere groenten, smakelijke
soepen en smeuïge sausen. En als
haar vriendinnen vragen hoe het
komt dat zij zo lekker kan koken,
dan zegt zij,,Goed voorbeeld dóet
goed volgen" en gebruik - zoals
ik - MAÏZENA PURYEA voor
het binden van groenten, soepen
en sausen. Dan zijn mislukkingen
by voorbaat uitgesloten.
het Spectrum in Utrecht zijn
nieuwe gedichten verschenen van
Gabriël Smit, onder een titel die
in zijn gewoonheid opvalt: „Ik Geloof."
Simpeler kon het bijna niet. Het zijn de
eerste woorden uit een overbekend ge
bedsformulier, woorden die zo vaak
door zovelen worden uitgesproken, dat
men zich soms moeite moet geven om
de betekenis niet te missen. Desondanks
vormen ze allerminst een religieuze
stoplap, integendeel, ze zijn nog steeds
het levende wachtwoord van de chris
ten. Juist in deze tijd, nu er steeds
meer gevonden worden die zeggen: Ik
geloof niet, nu er steeds meer gekweld
worden door de vraag: Geloof ik? En
zo blijkt dat de titel die Smit zijn ver
zen meegaf, veel meer is dan de eerste
drie lettergrepen van een verstrooid
gebed. Hij is brandend actueel in ons
„christelijk" Europa. Het simpele feit
reeds dat we van deze titelblad-belijde
nis opzien en de korst van de overbe
kende vorm moeten doorbreken, bewijst
het. Voor hoevelen Is het geloof niet
iets vanzelfsprekends, een erfstuk dat
van ons is, ja, als er naar gevraagd
wordt, maar dat we verder nauwelijks
opmerken tussen de meubels waarin we
leven. Ik geloof! Nee, simpeler kon het
bijna niet. We zien ervan op. Is het nog
geloven wat wij doen? En reeds deze
vraag maakt het waarschijnlijk dat de
dichter zijn geloofsgenoten al met zijn
eerste woorden In het hart heeft gegre
pen.
Het is misschien ongepast de bespre
king van deze belangrijke poëzie te be
ginnen met opmerkingen over de wijze
waarop ze werd uitgegeven. Maar reeds
deze biedt ons een bruikbaar uitgangs-
unt. Niet zozeer het voor poëzie tegen
woordig opvallend royale formaat, het
keurige papier en de mooie letter, als-
wel het kaftje. Dit is bedrukt met een
luchtfoto van een stad die onmiddellijk
als Utrecht kan worden herkend. Ook
door de niet-Utrechtenaar, want de be
roemde Buurkerk beheerst het geheel.
Een typografische vondst die volkomen
in overeenstemming is met het karak
ter van de poëzie die geboden wordt.
Van de eerste eeuwen af is Utrecht het
hart van de Nederlandse katholiciteit.
En in de Buurkerk heeft zuster Bertken
het grootste deel van haar leven beslo
ten gezeten, ingemetseld, en de jaren
door met geen ander vuur om zich aan
te warmen dan het zeker weten: de
Heer is nabij! Verder hoeven we niet
te gaan. Dit is genoeg om de altijd ge
haaste, altijd ergens heen op weg zijn
de journalist en dichter Smit te verge
lijken met de vijftiende-eeuwse „cluser-
nerse" die in menig „goed liedeken"
haar liefde tot de Eeuwige Bruidegom
heeft bezongen. Beider inspiratiebron is
dezelfde. Er is geen sprake van eeuwen
die hen scheiden, wel van een geloof
in de Vader die hen tot elkander voert.
Reden waarom we de bundel van Smit
zouden willen aanduiden als „een
boecxken gemaket ende bescreven van
broeder Gabriël."
Misschien zijn er die dit een vrijpos-
ten. Alles werd
GABRIËL SMIT
tigheid zouden willen noemen. Maar
dan beroepen we ons op de dichter zelf
die in het hartstuk van zijn bundel,
Utrechts Drieluik, woordelijk zegt:
„Vreemd is het leven. Ik ben eeuwen
oud. Gisteren stierf Bertken, de zuster die
haast vijftig jaar zat ingemetseld bin
nen haar nauwe kluis tegen de Buur
kerk." En op het einde van het vers
de recluse persoonlijk aansprekend, be
kent hij haar: ,,U bent mijn geboorte
stad." Hij benijdt haar om de gesprek
ken die ze in haar nauwe cel voerde
met de engelen. Hoe weinig had ze.
Een ruw kleed over het naakte lijf, een
tafel, een stoel, een spin op de muur.
En de dichter, met haar de grenzen
der aarde overschrijdend, zucht: „Hoe
minder hoe meer."
oppervlakkige minnaar van de
poëzie, de lezer die vooral uit is op het
bevallige woord, het schone rijm en het
sappige beeld, zij echter vooraf ge
waarschuwd. Het vers van Smit lijkt
niet op het spontane, zorgeloos en ge
niaal gezongen lied dat bij een eerste
lezing reeds vervoert. Het vraagt lang
durige aandacht en toewijding, vóór het
zijn wezen openbaart. De taal die Smit
schrijft, is niet opvallend geniaal. In
vele verzen ontbreekt het rijm. De
woordkracht, de plasticiteit die Aafjes'
In den Beginne b.v. zo typeert, is deze
dichter vreemd. Hij loopt dan ook het
gevaar door slechts weinigen ten einde
gelezen te worden. Daar komt dan nog
bij dat in „Ik Geloof" verzen staan die
minder voldragen zijn. Hierbij denken
we speciaal aan de cyclus Hongarije.
Werd deze te vroeg gepubliceerd? Hij
bevat naar onze smaak te veel en her
haaldelijk ook te dikke woorden, om te
ontroeren. De goede fragmenten niet te
na gesproken, vinden we het geheel
niet voldoende poëzie geworden. Mach
tige, diepgaande gevoelens hebben de
dichter vorig jaar oktober ongetwijfeld
bestormd. Ir de verwoording lijkt hij
ons te kort geschoten.
Het Is echter een goed gebruik
iemand te beoordelen naar zijn beste
prestaties. En dan blijkt dat Ik Geloof
ver uitstijgt boven het gemiddelde peil
van de poëzie-bundels die de laatste ja
ren verschijnen. De verzen van Smit
hebben iets groots over zich, ze zijn
geladen van een innerlijk vuur, van een
geestkracht die de uiterlijke poëtische
tekorten teniet doet, die de Hollandse,
nuchtere zinnen vaart, ritme en over
tuigingskracht meegeeft die ze van zich
zelf amper hebben. En hier ligt juist
de kracht van de dichter: hij is in de
letterlijke zin van het woord een en
thousiasteling, een man die eenmaal
God heeft aanschouwd en verder heel
zijn leven van Hem moet spreken. Over
de wateren van het beperkte menselij
ke taalvermogen snelt hij naar de Heer.
Met dit lopen over de zee, zouden we
het dichterschap van Smit willen ka
rakteriseren. Herhaaldelijk vertrouwt de
lezer die bijna pratende, rijmloze re-
;els niet, is dit poëzie, is dit proza? Her-
laaldelijk treft hij zinnen die zo zijn
overgenomen uit een bekend gebed, uit
het Onze Vader, uit de Twaalf Artike
len; zinnen die een ontnuchterende me
dedeling bevatten, die in prozaïsche bij
zonderheden afdalen. Maar ondertussen
volbrengt de vermetele zijn adembene
tel u voor, dat
een architect
een huis zou
bouwen, waarvan
sommigen zeggen,
dat het lelijk, is,
anderen, dat het
mooi is, maar dat
onmogelijk is om
in te wonen. Of
dat er theepotten
gemaakt zouden
worden, die wel
heel bijzonder zijn
van vorm, maar
waarmee men geen
thee kan schen
ken. Dan man
keert er toch iets
aan. Er moet dus
ook iets mankeren
aan de mode in de
regionen, waar
haar het aanzijn
wordt gegeven,
want er is ditmaal
ontstellend veel
bij, dat ondraag
baar is. En kleren
moeten, dunkt ons,
toch ook nog wel
functioneel zijn.
Wat doen we met
de feestjaponnen
van een Hubert Mantel voor kleine vrouwen in Nederland ge-
de Givenchy, de maaiit met Amerikaanse patronen Model Lassie.
befaamde ontwer
per in Parijs, die
heel korte, heel ronde tonnetjes
maakt van karlt en ruches, die wijd
uitstaan met gaas en hoepels en
waarin men, zoals iemand be
schreef „niet kan dansen, niet kan
zitten en niet in een auto stap
pen". Die zijn dus pas goed in
het tijdperk als iedereen kan
zweven.' Maar zover zijn we nog
niet.
Zal de tijd ooit rijp zijn voor
die malle experimentele kleding,
die de couturiers nu uitdenken?
Het zal er wel net mee gaan als
met de hypermoderne schilder
kunst, waaraan snobisme niet
vreemd is. Daar kijkt men op een
tentoonstelling ook met gemeng
de gevoelens naar, maar men
hangt in zijn eigen huis toch maar
liever een klassieke rustige repro-
duktie. Zo ook neemt het publiek
nu uit de internationale mode
bladen kennis van de vreemd
soortige ontwerpen, maar men zal
toch prefereren de meer gewone
modellen te dragen, waar de con
fectie die geen risico's neemt
mee komt. Het moeilijke is, dat
de verwende mensheid altijd en
in steeds sneller tempo wat
nieuws wil. En als er geen spec
taculair nieuws in de Parijse col
lecties is, verwijten de machtige
snobistische mode-kritici dat aan
de couturiers. Er zijn couturiers,
die zich daar niet aan storen en
die zonder grote schokken de
mode langzaam laten evolueren.
Dat zijn misschien wel de ver-
standigsten maar het zijn niet de
genen, die de grootste publiciteit
krijgen
De mode is langzamerhand zo
opgejaagd, dat ze wel mank moet
gaan aan spontaniteit. We zijn
dan ook terecht gekomen in een
typisch cerebrale, beredeneerde
mode met de vormloze zak-jur-
ken en de afgezakte ceintuur, die
alleen maar te harden zijn als er
een mooi figuurtje in zit, dat het
onflatteuze, schriele model leven
weet te geven. Het is de resul
tante van een denkwijze, die alles
van normale aantrekkelijkheid
verworpen heeft, en past in deze
tijd van zoeken en ontleden en
diepte-psychologie. Dat doodt alle
svontaniteit en natuurlijkheid.
Wij geloven overigens niet, dat
een mode levensvatbaar is, die zo
ver van het werkelijke leven af
staat. Een mannequin aangekleed
in een mouwloze zakjurk heeft
De vrouw, die zich niet aan extra
vagances waagt, kan nog altijd
haar toevlucht nemen tot de vele
variaties van rok en blouse zoals
dit geklede zwarte jersey lijfje
met rok in gobelinpatroon. Model
Gerson Dreese.
men laten rondwandelen op de
Utrechtse jaarbeurs. Ze werd
aangestaard door een stomver
baasd publiek. Of er een vreemd
soortig dier was losgebroken, wa
ren ook de reacties op de Parijse
Champs Elysées, waar men een
zelfde proef heeft genomen. En
dat, terwijl in Parijs op straat het
publiek nooit erg veel notitie
neemt van elkaar. In Londen in
de City heeft men ook al een in
zakjapon gestoken mannequin la
ten rondwandelen, maar het voor
zichtig commentaar was, dat men
er wel erg aan moest wennen!
Het kan niet anders of er is in
de mode een avant-garde. Die
moet er zijn. Maar het is beden
kelijk als er geen verband meer
is tussen de avant-garde en de
massa, die er achter aan komt.
Een belangrijk man op het ge
bied van de vormgeving en
dat is kleedkunst immers ook
heeft eens gezegd, dat er in een
goede collectie brood, koek en
taartjes moeten zijn. Het kan dan
soms gebeuren, dat de koek van
het ene jaar het volgend jaar al
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
iiiiiHiiiiiiiiiiiiiifiiiniiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiii
brood blijkt te zijn geworden!
Wij zijn heel benieuwd of dat met
deze mode het geval zal zijn.
In ieder geval houdt de Neder
landse mode zich voorlopig nogal
op de vlakte. Er zijn wel enkele
extreem gerichte couturiers, die
Parijs proberen te interpreteren
of alleen maar te imiteren, en wie
het durft te dragen, kan dus ook
in ons land de bolruggende afge
zakte modellen (die wel enige
allure van de draagster eisen)
aanschaffen en de extremiteiten
van de twintiger jaren, die van
de vrouw een karikatuur maken.
Maar de confectie probeert er
voorzichtig tussendoor te laveren,
wel wetend, dat men met be
houdzucht altijd aan de veilige
kant is. Van een van onze voor
aanstaande confectionairs hoor
den wij, dat hij het vorig seizoen
een proef had genomen met een
dozijn saharienne-pakken naar
het voorbeeld van Dior gemaakt
Dat zijn die mantelpakken met
lang jasje aan de taille bijeenge-
snoerd met een ceintuur. Zelfs in
de uitverkoop voor de helft van
de prijs gingen ze niet weg in de
zaak aan welke ze geleverd wa
ren. Nu was dat in Amsterdam
en in Den Haag bijvoorbeeld is
het publiek meer mode-minded.
Maar dat is zeker: gemakkelijk is
het op het ogenblik niet voor de
confectie, die geen risico's wil
nemen.
Overigens blijkt er bij onze
mode-industrie steeds meer be
grip te komen voor de gedifferen
tieerde verlangens van de gema
tigde vrouw, die nu eenmaal het
grootste deel van het kopend pu
bliek uitmaakt. Er wordt sinds
kort bijvoorbeeld gewerkt aan
mantels voor de tenger gebouwde
vrouwen sinds dc Amerikaanse
„Lassie" mantel hier in licentie
wordt gemaakt naar originele
Amerikaanse patronen. En de
japonnenconfectie Gerson Dreese
laat haar aandacht speciaal uit
gaan naar de vrouwen van boven
de dertig, die blij zullen zijn met
een modieus model maar zo inge
nieus geconstrueerd, dat de zwak
ke plekken aan het figuur geca
moufleerd worden. Het specialis
me, dat in Amerika zo sterk is
doorgevoerd, kan de confectie al
leen maar vervolmaken. Maar
daarvoor is een groot afzetgebied
nodig. Vervagende grenzen zul
len er dan ook toe kunnen bij
dragen, dat het makkelijker wordt
om zich goed te kleden omdat de
keuze groter is.
A. Bgl.
en onvermogen, van aardse gebonden
heid en hemels geloof.
Smit denkt veel in zijn verzen, voort
durend redeneert hij erin, hij leraart
zelfs en doceert. Allemaal eigenschap
pen die zo op het eerste gezicht kwalijk
passen in poëzie. Een innerlijk vuur
echter geeft dit denken en doceren
gloed en warmte. De schrijver blijft zo
doende dichter en wordt geen theoloog.
Daardoor wordt zijn twaalfledige ge
loofsbelijdenis geen devote meditatie
maar een lied voor de Heer.
Omdat ik het geloof bezit, heb ik ge
sproken! Deze bekende woorden zijn op
Smit van toepassing. In alles om hem
zen stolp, door bijbelfragmenten, door
„het stille sneeuwen" van verzen die
P. N. van Eyck schreef, de man, de
meester die hem leerde zich te buigen
„over de oergrond van de taal." En
„Gods eigen recht, zijn onuitsprekelijk
heid, te vestigen in het gesprokene."
Zelfs een dood, onbelangrijk ding als
een stoel richt de blik uiteindelijk on
afwendbaar naar de Oneindige. Meer
had ook Bertken niet nodig. Een tafel,
een stoel, een spin op de muur, een ge
wone pen en het geloof dat de eenvou
digste dingen waarneemt in een glans
van bovenaardse schoonheid. Wie met
overgave leest wat Smit in zijn nieuw
ste bundel geschreven heeft, bespeurt
heen bespeurt hij de aanwezigheid van
de Heer. Hij wordt geïnspireerd door de I soms iets van die glans,
feesten van het kerkelijk jaar, door een
mende tocht over de golven van macht I ouderwets Mariabeeldje onder een gla-1
JAN ELEMANS.