Katholicisme en Missie DE „KAMERS" OP HET VELD r H r „IK GELOOF", adembenemende tocht over de golven ZWARTE ROTSEN Het geheim van een goede collectie De Missie een wezenskenmerk van de Kerk Een dichter loopt over de zee EEN BOECXKEN, GEMAKET VAN BROEDER GABRIËL B S' De zakjurk ver wekt hilariteit MODERNE NEVENPROBLEMEN DE AVONTUREN VAN KUIFJE EN BOBBIE Congres van Katholieke Persunie in Wenen f np dxe/zxie, ZATERDAG 28 SEPTEMBER 1957 PAGINA 11 j Liturgische weekkalender Sociaal Economische Raad Eervol ontslag vice-president gerechtshof Den Haag Goed voorbeeld doet... doiyi Het JS zo hier heb je de gummistok r/Jdryjn hij zich bechende. En hier, in de an - Here zak, zat de por- tejeui/le I^myau het .1offer. Ik geef U de ver - zekeringjd'at ik on schuldig oen.'Het is een afschuwelijk misverstanddie voorwerpen wer den me geduren de mijn slaap in de zakken ge schoven'. Niels aan te doenDe schijn is tegen U weet 't!s waar,alle feiten zijn tegen me. Zelfs de getuigenis van de hoofdcon troleur, die beweert dat ik probeer - de te vluch - goed in el- wie kaar gei oor welk di Verdorie de sleutel van de boeien'....Vlug,Bobbie,breng hier. Het uitstekend geredigeerde maand blad voor beleving van het Chris tendom ,,De Nieuwe Mens" heeft dezer dagen een speciaal nummer uit gegeven, dat geheel aan de missie is gewijd. Deze uitgave ligt geheel in de rijn van het door de redactie gevolgde beleid. Het tijdschrift staat „met hart en ziel" in dienst van de geestelijke Vernieuwing, en ieder weet, dat het Kerkbegrip zich bij dit streven in het centrum van de aandacht bevindt. Het allernauwste en wezenlijke verband, dat er tussen Kerk en Missie bestaat, ïnaakt het vanzelfsprekend, dat de Nieuwe Mens hierover ooit het zijne te Zeggen zou hebben. De tijd daarvoor is uitstekend geko zen. Vooreerst staat de Wereldmissie- zondag voor de deur. Daar komt nog bij, dat er de laatste weken in ons land een openbare discussie gevoerd Wordt naar aanleiding van de plannen der NOVTB, waarmee ook de Missie gemoeid is. Het speciale nummer van de Nieuwe Mens is daarom wel btjzon- der actueel. Wij achten het onze plicht onze lezers op deze uitgave attent te hnaken, omdat zij in de voortreffelijke artikelen ruime en betrouwbare voor lichting vinden over wat de Missie en aanverwante problemen betreft. Nu er zo druk over al deze zaken gesproken Wordt, is het van belang, dat men van de desbetreffende hoofdzaken goed op de hoogte is. Het eerste arti kel beantwoordt op heldere wijze de vraag naar het Waarom van de missie. Er komen daarbij zeer ge- 01111 wichtige onder- w-u-n. werpen ter spra- ke. waarmee elke II 0"VfP''lHI katholiek ver- Ut' v tilJl trouwd dient te V te zijn, óók omdat deze zo vaak het thema uitmaken van gesprekken met andersdenkenden. Het is niet mogelijk de veelomvattende gedach- tengang van het artikel samen te vatten. Men moet het zelf in zijn geheel lezen om goed te begrijpen dat en waarom Kerk en missie onverbreekbaar bij el kaar horen. De schrijver komt tot de conclusie dat het bij het missioneren erom gaat het goddelijk leven, dat, hoewel voorwaarde tot het heil, niet hoodzakelijk van de directe geloofsver kondiging afhankelijk- is, de vorm te doen aannemen van het mystieke Li chaam van Christus. Hierop gaat het tweede artikel door *het een zeer interessante en belang rijke beschouwing, waarin gesteld Wordt, dat de missie geest onmis baar is voor het leven der Kerk en der fifzonderlijke Christenen in die landen, die geen eigenlijke missiegebieden zijn. Wil de Kerk in het eigen land bloeien, dan moeten de missiegeest en de missie- drang daar een wezenlijke plaats in- hemen. Er is een tijd geweest, waarin de leniging van de stoffelijke en gees telijke nood in de z.g. onderont- ud? gebieden zo goed als uitslui tend het werk was van missie en zen ding. Die tijd is voorbij. Andere, niet- kerkelijke instanties bemoeien zich te genwoordig daarmee op grote schaal. Hoe staat de Kerk daartegenover? Welke houding is de juiste tegenover dit inderdaad zeer grote probleem? Aan de hand van uitspraken van het hoogste Kerkelijke, gezag geeft het der de artikel een zeer heldere verklaring Van het juiste, verantwoorde standpunt In deze aangelegenheid. Voor het eigenlijke missiewerk is een goede aanpassing van het allergrootste Zondag 29 september: Kerkwijdingsfeest van aartsengel Michaël; eigen mis; 2. geb. van de 16e zondag na Pinksteren; credo; wit. Maandag: H. Hieronymus, belijder-kerk leraar; mis In medio: credo; wit. DINSDAG: Mis van de 16e zondag na Pinksteren; 2 geb. H. Remigius; groen. WOENSDAG: H.H. Engelbewaarders; eigen mis; wit. DONDERDAG; H. Theresia van Lisieux, maagd; eigen mis; wit. VRIJDAG: H. Franciscus van Assisië, belij der; eigen mis; wit. Ofwel: vanwege de eerste vrijdag der maand: votiefmis ter ere van het H. Hart van Jezus. ZATERDAG: O. L. Vrouw op zaterdag: eigen mis; 2 geb. H.H. Placidus en ge zellen; pref. van O. L. Vr.; wit. fcONDAG 6 oktober: 17e zondag na Pink steren; eigen mis- 2 geb. H. Bruno; cre do; pref. van de H. Drieëenlieid; groen. belang. Men denke nu niet, dat dit een zaak is, die alleen praktisch is voor de missionarissen zelf. Natuurlijk heb ben zfj er op de eerste plaats mee te maken. Aanpassing is heel wat meer dan een louter taktische kwestie. In de diepste grond betreft de aanpassing het wezen van de Kerk, die immers voor alle mensen, van alle tijden, plaatsen en culturen bestemd is. Een goed be grip daarvan verruimt aanzienlijk en op waardevolle wijze ons eigen Kerk besef. In drie artikelen wordt dit vraagstuk behandeld. Het eerste geeft een histo risch overzicht van de ontwikkeling der gevolgde methoden. Het tweede en het derde artikel verduidelijken dit aan de hand van enkele concrete moeilijkhe den, die zich op dit gebied voordoen in China en Japan en in Nederlands Nieuw-Guinea. Vanzelfsprekend kan men onmogelijk aan de vraag voorbij gaan welke taak de leken in de missie hebben. Dat zij daar een taak, en wel een zeer belang rijke, hebben, is in de drie eerste arti kelen duidelijk aangetoond. Afrika dient hier als voorbeeld van wat mo menteel reeds door leken gedaan wordt. De details hierover zijn zeer interes sante en inspirerende lectuur. Het slot van dit belangrijke nummer van de Nieuwe Mens wordt gevormd door de „tien geboden" voor een goede missiepropaganda. Uiteraard zijn deze „geboden" niet definitief. Opvallend is echter hoezeer hier de moderne inzich ten zijn verwerkt, zodat een aandach tige lezing uitermate verhelderend werkt. Het is te hopen, dat talrijke lezers dit uitstekende nummer van de Nieuwe Mens zullen bestuderen. Hun eigen ge loofskennis en geloofsleven zullen er veel bij winnen. Een katholiek leven, waarin de grote missieopdracht van Christus (Mt. 28.16-20) geen wezenlijke plaats inneemt, is niet volledig. Losse nummers van deze aflevering (no.6) van de Nieuwe Mens zijn ver krijgbaar bij de administratie; Centrale Drukkerij N.V. Arminiaanse Plaats 9 te Nijmegen. Meer dan 400 katholieke journalisten en publicisten uit dertig landen zullen aanwezig zijn op het vijfde congres van de Internationale Katholieke Pers unie (Union Internationale de la Presse Catholique), dat maandag in Wenen be gint en drie dagen zal duren. Voor de eerste keer sinds de oorlog zal ook een Oosteuropees lan vertegenwoordigd zijn; er komt een grote delegatie uit Polen onder leiding van twee parle mentsleden, W. Stomma en J. Fran- kovski. Grote delegaties worden ook verwacht uit Zuid- en Noord-Amerika, Australië, Afrika en Formosa. Het doel van het congres is de inter nationale samenwerking te bevorderen, speciaal die tussen de Zuid-Amerikaan se landen. De grote toespraken worden gehouden door bekende politici. De Fransman Pierre Pflimlin voorzitter van de M.R.P. zal spreken over „De katholieke pers met betrekking tot de nationale en internationale vraagstuk ken", de Engelse Lord Pakenham, oud lid van Attlee's socialistische regering, over „De taak van de katholieke pers bij het bestrijden van het ongeloof", het Italiaanse parlementslid Manzini over „De katholieke publicist en de spanning tussen waarheid en propagan da". Verder spreken P. Emile Gabel uit Parijs, professor J. Dovifat uit Ber lijn en Franscisco de Luis uit Madrid Vier speciale commissies zullen spre ken over de samenwerking tussen ka tholieke persbureau's kranten, over eco- tholieke persbureaus en kranten, over samenwerking en propaganda. De re soluties van deze commissies zullen woensdag in de algemene vergadering besproken worden. Ter vervulling van de vacature in de S E.R., ontstaan door het ontslag van drs J H. Derksen, heeft het Katholiek Verbond van Werkgeversvakverenigin gen tot plaatsvervangd lid van de So ciaal-Economische Raad benoemd mr. V. G- M. Marijnen, te 's-Gravenhage (plaatsvervanger van L. A. J. M. van Heijst). Bij K.B. is mr. J. L. L. Wery op ver zoek per 1 november eervol ontslagen als vice-president van het gerechtshof te 's-Gravenhage. (Van onze parlementaire redactie) De kandidaten voor het Nederlands parlementair voetbalelftal zijn in trai ning gegaan. Vrijdag waren acht leden van de Tweede Kamer op het HVV-terrein te Den Haag aanwezig om daar onder grote belangstelling van journalisten en fotografen de spieren wat los te trappen. Het waren de heren Reehorst en Vrolijk (P.v.d.A.), Hazen- bosch (A.R.), Blaisse (K.V.P.), Van der Mei (C.H.U.), Nederhorst (P.v.d.A.) Van Doorn (K.V.P.) en Biesheuvel (A.R.). Het ging kalmaan, deze eerste keer. Of was het om de vertegenwoor diger van het Belgisch persbureau „Bei- ga" niet al te wijs te maken dat er nogal wat ballen hoog over gingen? Eén ding heeft ons teleurgesteld. De voor zitter van de K.V.P. mr. Van Doorn Vrijdagochtend vond de eerste veld training plaats van het Nederlandse parlementaire elftal, dat een dezer da gen een wedstrijd tegen de Belgische ambtgenoten gaat spelen. Een aantal leden werd tijdens de training door onze fotograaf met de nog steeds on willige bal vereeuwigd. V. I. n. r.: de heren J. Reehorst, M. Vrolijk, G. Hazenbosch, P. Blaisse, W. v. d. Mei, G. Nederhorst en H. van Doorn. had zich niet alleen in rood tenue ge stoken, maar bleek bovendien links te zijn. Mr. Blaisse vertelde dat de spe lers de aanmaning hebben gekregen ook thuis nog wat te oefenen. En als dan bij de volgende trainingsbijeen komst de opkomst wat groter is, dan zit er een kansje in. Advertentie Zeker, haar grootmoeder en ook haar moeder gebruikten reeds MAÏZENA DURYEA en zij volg de dat goede voorbeeld. Vandaar haar lekkere groenten, smakelijke soepen en smeuïge sausen. En als haar vriendinnen vragen hoe het komt dat zij zo lekker kan koken, dan zegt zij,,Goed voorbeeld dóet goed volgen" en gebruik - zoals ik - MAÏZENA PURYEA voor het binden van groenten, soepen en sausen. Dan zijn mislukkingen by voorbaat uitgesloten. het Spectrum in Utrecht zijn nieuwe gedichten verschenen van Gabriël Smit, onder een titel die in zijn gewoonheid opvalt: „Ik Geloof." Simpeler kon het bijna niet. Het zijn de eerste woorden uit een overbekend ge bedsformulier, woorden die zo vaak door zovelen worden uitgesproken, dat men zich soms moeite moet geven om de betekenis niet te missen. Desondanks vormen ze allerminst een religieuze stoplap, integendeel, ze zijn nog steeds het levende wachtwoord van de chris ten. Juist in deze tijd, nu er steeds meer gevonden worden die zeggen: Ik geloof niet, nu er steeds meer gekweld worden door de vraag: Geloof ik? En zo blijkt dat de titel die Smit zijn ver zen meegaf, veel meer is dan de eerste drie lettergrepen van een verstrooid gebed. Hij is brandend actueel in ons „christelijk" Europa. Het simpele feit reeds dat we van deze titelblad-belijde nis opzien en de korst van de overbe kende vorm moeten doorbreken, bewijst het. Voor hoevelen Is het geloof niet iets vanzelfsprekends, een erfstuk dat van ons is, ja, als er naar gevraagd wordt, maar dat we verder nauwelijks opmerken tussen de meubels waarin we leven. Ik geloof! Nee, simpeler kon het bijna niet. We zien ervan op. Is het nog geloven wat wij doen? En reeds deze vraag maakt het waarschijnlijk dat de dichter zijn geloofsgenoten al met zijn eerste woorden In het hart heeft gegre pen. Het is misschien ongepast de bespre king van deze belangrijke poëzie te be ginnen met opmerkingen over de wijze waarop ze werd uitgegeven. Maar reeds deze biedt ons een bruikbaar uitgangs- unt. Niet zozeer het voor poëzie tegen woordig opvallend royale formaat, het keurige papier en de mooie letter, als- wel het kaftje. Dit is bedrukt met een luchtfoto van een stad die onmiddellijk als Utrecht kan worden herkend. Ook door de niet-Utrechtenaar, want de be roemde Buurkerk beheerst het geheel. Een typografische vondst die volkomen in overeenstemming is met het karak ter van de poëzie die geboden wordt. Van de eerste eeuwen af is Utrecht het hart van de Nederlandse katholiciteit. En in de Buurkerk heeft zuster Bertken het grootste deel van haar leven beslo ten gezeten, ingemetseld, en de jaren door met geen ander vuur om zich aan te warmen dan het zeker weten: de Heer is nabij! Verder hoeven we niet te gaan. Dit is genoeg om de altijd ge haaste, altijd ergens heen op weg zijn de journalist en dichter Smit te verge lijken met de vijftiende-eeuwse „cluser- nerse" die in menig „goed liedeken" haar liefde tot de Eeuwige Bruidegom heeft bezongen. Beider inspiratiebron is dezelfde. Er is geen sprake van eeuwen die hen scheiden, wel van een geloof in de Vader die hen tot elkander voert. Reden waarom we de bundel van Smit zouden willen aanduiden als „een boecxken gemaket ende bescreven van broeder Gabriël." Misschien zijn er die dit een vrijpos- ten. Alles werd GABRIËL SMIT tigheid zouden willen noemen. Maar dan beroepen we ons op de dichter zelf die in het hartstuk van zijn bundel, Utrechts Drieluik, woordelijk zegt: „Vreemd is het leven. Ik ben eeuwen oud. Gisteren stierf Bertken, de zuster die haast vijftig jaar zat ingemetseld bin nen haar nauwe kluis tegen de Buur kerk." En op het einde van het vers de recluse persoonlijk aansprekend, be kent hij haar: ,,U bent mijn geboorte stad." Hij benijdt haar om de gesprek ken die ze in haar nauwe cel voerde met de engelen. Hoe weinig had ze. Een ruw kleed over het naakte lijf, een tafel, een stoel, een spin op de muur. En de dichter, met haar de grenzen der aarde overschrijdend, zucht: „Hoe minder hoe meer." oppervlakkige minnaar van de poëzie, de lezer die vooral uit is op het bevallige woord, het schone rijm en het sappige beeld, zij echter vooraf ge waarschuwd. Het vers van Smit lijkt niet op het spontane, zorgeloos en ge niaal gezongen lied dat bij een eerste lezing reeds vervoert. Het vraagt lang durige aandacht en toewijding, vóór het zijn wezen openbaart. De taal die Smit schrijft, is niet opvallend geniaal. In vele verzen ontbreekt het rijm. De woordkracht, de plasticiteit die Aafjes' In den Beginne b.v. zo typeert, is deze dichter vreemd. Hij loopt dan ook het gevaar door slechts weinigen ten einde gelezen te worden. Daar komt dan nog bij dat in „Ik Geloof" verzen staan die minder voldragen zijn. Hierbij denken we speciaal aan de cyclus Hongarije. Werd deze te vroeg gepubliceerd? Hij bevat naar onze smaak te veel en her haaldelijk ook te dikke woorden, om te ontroeren. De goede fragmenten niet te na gesproken, vinden we het geheel niet voldoende poëzie geworden. Mach tige, diepgaande gevoelens hebben de dichter vorig jaar oktober ongetwijfeld bestormd. Ir de verwoording lijkt hij ons te kort geschoten. Het Is echter een goed gebruik iemand te beoordelen naar zijn beste prestaties. En dan blijkt dat Ik Geloof ver uitstijgt boven het gemiddelde peil van de poëzie-bundels die de laatste ja ren verschijnen. De verzen van Smit hebben iets groots over zich, ze zijn geladen van een innerlijk vuur, van een geestkracht die de uiterlijke poëtische tekorten teniet doet, die de Hollandse, nuchtere zinnen vaart, ritme en over tuigingskracht meegeeft die ze van zich zelf amper hebben. En hier ligt juist de kracht van de dichter: hij is in de letterlijke zin van het woord een en thousiasteling, een man die eenmaal God heeft aanschouwd en verder heel zijn leven van Hem moet spreken. Over de wateren van het beperkte menselij ke taalvermogen snelt hij naar de Heer. Met dit lopen over de zee, zouden we het dichterschap van Smit willen ka rakteriseren. Herhaaldelijk vertrouwt de lezer die bijna pratende, rijmloze re- ;els niet, is dit poëzie, is dit proza? Her- laaldelijk treft hij zinnen die zo zijn overgenomen uit een bekend gebed, uit het Onze Vader, uit de Twaalf Artike len; zinnen die een ontnuchterende me dedeling bevatten, die in prozaïsche bij zonderheden afdalen. Maar ondertussen volbrengt de vermetele zijn adembene tel u voor, dat een architect een huis zou bouwen, waarvan sommigen zeggen, dat het lelijk, is, anderen, dat het mooi is, maar dat onmogelijk is om in te wonen. Of dat er theepotten gemaakt zouden worden, die wel heel bijzonder zijn van vorm, maar waarmee men geen thee kan schen ken. Dan man keert er toch iets aan. Er moet dus ook iets mankeren aan de mode in de regionen, waar haar het aanzijn wordt gegeven, want er is ditmaal ontstellend veel bij, dat ondraag baar is. En kleren moeten, dunkt ons, toch ook nog wel functioneel zijn. Wat doen we met de feestjaponnen van een Hubert Mantel voor kleine vrouwen in Nederland ge- de Givenchy, de maaiit met Amerikaanse patronen Model Lassie. befaamde ontwer per in Parijs, die heel korte, heel ronde tonnetjes maakt van karlt en ruches, die wijd uitstaan met gaas en hoepels en waarin men, zoals iemand be schreef „niet kan dansen, niet kan zitten en niet in een auto stap pen". Die zijn dus pas goed in het tijdperk als iedereen kan zweven.' Maar zover zijn we nog niet. Zal de tijd ooit rijp zijn voor die malle experimentele kleding, die de couturiers nu uitdenken? Het zal er wel net mee gaan als met de hypermoderne schilder kunst, waaraan snobisme niet vreemd is. Daar kijkt men op een tentoonstelling ook met gemeng de gevoelens naar, maar men hangt in zijn eigen huis toch maar liever een klassieke rustige repro- duktie. Zo ook neemt het publiek nu uit de internationale mode bladen kennis van de vreemd soortige ontwerpen, maar men zal toch prefereren de meer gewone modellen te dragen, waar de con fectie die geen risico's neemt mee komt. Het moeilijke is, dat de verwende mensheid altijd en in steeds sneller tempo wat nieuws wil. En als er geen spec taculair nieuws in de Parijse col lecties is, verwijten de machtige snobistische mode-kritici dat aan de couturiers. Er zijn couturiers, die zich daar niet aan storen en die zonder grote schokken de mode langzaam laten evolueren. Dat zijn misschien wel de ver- standigsten maar het zijn niet de genen, die de grootste publiciteit krijgen De mode is langzamerhand zo opgejaagd, dat ze wel mank moet gaan aan spontaniteit. We zijn dan ook terecht gekomen in een typisch cerebrale, beredeneerde mode met de vormloze zak-jur- ken en de afgezakte ceintuur, die alleen maar te harden zijn als er een mooi figuurtje in zit, dat het onflatteuze, schriele model leven weet te geven. Het is de resul tante van een denkwijze, die alles van normale aantrekkelijkheid verworpen heeft, en past in deze tijd van zoeken en ontleden en diepte-psychologie. Dat doodt alle svontaniteit en natuurlijkheid. Wij geloven overigens niet, dat een mode levensvatbaar is, die zo ver van het werkelijke leven af staat. Een mannequin aangekleed in een mouwloze zakjurk heeft De vrouw, die zich niet aan extra vagances waagt, kan nog altijd haar toevlucht nemen tot de vele variaties van rok en blouse zoals dit geklede zwarte jersey lijfje met rok in gobelinpatroon. Model Gerson Dreese. men laten rondwandelen op de Utrechtse jaarbeurs. Ze werd aangestaard door een stomver baasd publiek. Of er een vreemd soortig dier was losgebroken, wa ren ook de reacties op de Parijse Champs Elysées, waar men een zelfde proef heeft genomen. En dat, terwijl in Parijs op straat het publiek nooit erg veel notitie neemt van elkaar. In Londen in de City heeft men ook al een in zakjapon gestoken mannequin la ten rondwandelen, maar het voor zichtig commentaar was, dat men er wel erg aan moest wennen! Het kan niet anders of er is in de mode een avant-garde. Die moet er zijn. Maar het is beden kelijk als er geen verband meer is tussen de avant-garde en de massa, die er achter aan komt. Een belangrijk man op het ge bied van de vormgeving en dat is kleedkunst immers ook heeft eens gezegd, dat er in een goede collectie brood, koek en taartjes moeten zijn. Het kan dan soms gebeuren, dat de koek van het ene jaar het volgend jaar al iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiHiiiiiiiiiiiiiifiiiniiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiii brood blijkt te zijn geworden! Wij zijn heel benieuwd of dat met deze mode het geval zal zijn. In ieder geval houdt de Neder landse mode zich voorlopig nogal op de vlakte. Er zijn wel enkele extreem gerichte couturiers, die Parijs proberen te interpreteren of alleen maar te imiteren, en wie het durft te dragen, kan dus ook in ons land de bolruggende afge zakte modellen (die wel enige allure van de draagster eisen) aanschaffen en de extremiteiten van de twintiger jaren, die van de vrouw een karikatuur maken. Maar de confectie probeert er voorzichtig tussendoor te laveren, wel wetend, dat men met be houdzucht altijd aan de veilige kant is. Van een van onze voor aanstaande confectionairs hoor den wij, dat hij het vorig seizoen een proef had genomen met een dozijn saharienne-pakken naar het voorbeeld van Dior gemaakt Dat zijn die mantelpakken met lang jasje aan de taille bijeenge- snoerd met een ceintuur. Zelfs in de uitverkoop voor de helft van de prijs gingen ze niet weg in de zaak aan welke ze geleverd wa ren. Nu was dat in Amsterdam en in Den Haag bijvoorbeeld is het publiek meer mode-minded. Maar dat is zeker: gemakkelijk is het op het ogenblik niet voor de confectie, die geen risico's wil nemen. Overigens blijkt er bij onze mode-industrie steeds meer be grip te komen voor de gedifferen tieerde verlangens van de gema tigde vrouw, die nu eenmaal het grootste deel van het kopend pu bliek uitmaakt. Er wordt sinds kort bijvoorbeeld gewerkt aan mantels voor de tenger gebouwde vrouwen sinds dc Amerikaanse „Lassie" mantel hier in licentie wordt gemaakt naar originele Amerikaanse patronen. En de japonnenconfectie Gerson Dreese laat haar aandacht speciaal uit gaan naar de vrouwen van boven de dertig, die blij zullen zijn met een modieus model maar zo inge nieus geconstrueerd, dat de zwak ke plekken aan het figuur geca moufleerd worden. Het specialis me, dat in Amerika zo sterk is doorgevoerd, kan de confectie al leen maar vervolmaken. Maar daarvoor is een groot afzetgebied nodig. Vervagende grenzen zul len er dan ook toe kunnen bij dragen, dat het makkelijker wordt om zich goed te kleden omdat de keuze groter is. A. Bgl. en onvermogen, van aardse gebonden heid en hemels geloof. Smit denkt veel in zijn verzen, voort durend redeneert hij erin, hij leraart zelfs en doceert. Allemaal eigenschap pen die zo op het eerste gezicht kwalijk passen in poëzie. Een innerlijk vuur echter geeft dit denken en doceren gloed en warmte. De schrijver blijft zo doende dichter en wordt geen theoloog. Daardoor wordt zijn twaalfledige ge loofsbelijdenis geen devote meditatie maar een lied voor de Heer. Omdat ik het geloof bezit, heb ik ge sproken! Deze bekende woorden zijn op Smit van toepassing. In alles om hem zen stolp, door bijbelfragmenten, door „het stille sneeuwen" van verzen die P. N. van Eyck schreef, de man, de meester die hem leerde zich te buigen „over de oergrond van de taal." En „Gods eigen recht, zijn onuitsprekelijk heid, te vestigen in het gesprokene." Zelfs een dood, onbelangrijk ding als een stoel richt de blik uiteindelijk on afwendbaar naar de Oneindige. Meer had ook Bertken niet nodig. Een tafel, een stoel, een spin op de muur, een ge wone pen en het geloof dat de eenvou digste dingen waarneemt in een glans van bovenaardse schoonheid. Wie met overgave leest wat Smit in zijn nieuw ste bundel geschreven heeft, bespeurt heen bespeurt hij de aanwezigheid van de Heer. Hij wordt geïnspireerd door de I soms iets van die glans, feesten van het kerkelijk jaar, door een mende tocht over de golven van macht I ouderwets Mariabeeldje onder een gla-1 JAN ELEMANS.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1957 | | pagina 11