The Spy's Bedside Book BELEVENISSEN VAN GEHEIME AGENTEN Een bloemlezing samengesteld door Graham Greene en Hugh Greene Organisaties werken met te krappe begroting Werkloosheid in november in een niet onbelangrijke mate gestegen I EEN FIJN ORGAAN CM: "ft -:de avonturen van kuifje EN BOBBIE ^4. Foto's mogen niet worden gepubliceerd Onrnr Nasleep van „bliksemactie" Katholieke maatschappelijke zorg Dr. Barclay Acheson overleden Ten dele conjunctuur werkloosheid Ernstige fraude op het ministerie van economische zaken Ambtenaar bekent ZATERDAG 7 DECEMBER 1957 PAGINA 6 Het beroep van spion staat bij de mensen niet in hoog aanzien. In het gunstigste geval beschouwt men het bestaan van dit soort lieden als een nood zakelijk kwaad, en weinigen zouden ooit persoon lijk met een spion in kennis willen komen. Men weet dat er in de hele geschiedenis van de mensheid altijd gespioneerd is, en dat er ook in de toekomst altijd gespioneerd zal worden. Ieder land heeft zijn spionnen, of het nu een dictatoriaal geregeerde staat of een nette parlementaire monarchie is. Maar iedere regering praat er maar liefst zo min mogelijk over, niet alleen om de identiteit van de geheime agenten te verbergen, maar ook omdat het bezit van een geheime of veiligheidsdienst eigenlijk een beetje gênant gevonden wordt. Maar al moeten we dus allemaal niet veel van spionnen hebben, we I e z e n er graag over. De hele wereldliteratuur, van de oudste tijden tot nu toe, wemelt van deze geheimzinnige personages. We vinden ze in de „Hamlet" van Shakespeare en in de ,.fiysbreght" van Vondel, in de werken van de Griekse klassieken en in de romans van Somerset Maugham. Zonder spionnen zouden de auteurs van detective-verhalen geen raad weten, en zelfs in de kinderboeken komen de vermomde verspieders veel vuldig voor. Maar meer fascinerend nog dan de verzonnen vertelsels over spionnen, kunnen de ware verhalen zijn, die ons in de vorm van officiële rapporten of mémoires onder ogen komen. Soms komen ons de verrichtingen van de gefantaseerde spionnen meer aannemelijk voor dan de fantastische activiteiten van de echte geheime agenten. Graham Greene die zelf in zijn romans heel wat spionnen ten tonele voerde heeft, samen met zijn broer Hugh, zojuist een bloemlezing*) sa mengesteld van spionverhalen. Het is een mengsel geworden van „fiction" en „non-fiction", en soms is het bepaald niet gemakkelijk uit te maken, of een bepaalde vertelling nu tot de ene of tot de andere categorie behoort. Slechts de namen van de schrijvers en de bronvermeldingen achter in het boek kunnen ons in twijfelgevallen uitsluitsel geven. Het genot van spijs en drank danken wij niet in de eerste plaats aan de tong. De fijn proever proeft met... zijn neus Wat is er dón de hdnd De trein stopt. Ziezo!..En de finqhouse "heeft ook c/efunctionneerd. Drommels!Ze ontsnappen wéér! Zoveel te beter!Nu kan ik deze gebraden kip ten minste rustig opM peuzelen Voorwaarts'. We mogen geen tijd ver HezenWe wachten niet op de hulplocomotief Prachtig, Bobbie Deze goederentrein komt goed van pas! Baden-Powell vertelt in zijn boek „My Adventures As a Spy" (1915) hoe hij eens zogenaamd op de vlinderjacht ging in Dalmatië, en hoe hij in tekeningen van gefantaseerde vlinders militaire geheimen verborg. De boven- en onderstaande schet sen uit Baden-Powells boek werden door de schrijver van de volgende toelichtingen voorzien: „Deze schets van een vlinder bevat in het centrum van de tekening de contouren van een fort en geeft de positie en de sterkte van het geschut weer. De tekens op de vleugels tussen de lijnen betekenen niets, maar die welke op de lijnen zijn aangebracht duiden de aard en de grootte van de stukken geschut aan, volgens onderstaande aanwijzingen. Fort- geschut Veld geschut Machine geweren ii De positie van ieder stuk geschut is op de plaats binnen de omtrek van het fort op de vlinder waar de lijn, die van een teken is voorzien, eindigt. De kop van de vlinder is naar het noorden gericht. Wat bijvoorbeeld te denken van het onderstaande fragment, waarin een spion van zijn werk vertelt: „Als ik een missie in het buiten land moest vervullen, kreeg ik in structie een kunsttand in mijn gebit te laten zetten. Die kunsttand bevat te genoeg vergif om me in dertig se conden te laten sterven, indien ik in handen van de vijand viel. En om he lemaal zeker te zijn, droeg ik een ring, waarin, onder een grote blau we steen, een gouden capsule met cyaankali was verborgen". Dit is geen passage uit een verhaal van Edgar Allen Poe, maar een para graaf uit de mémoires van Schellen berg, die, onder Hitier, hoofd was van de Buitenlandse Afdeling van de Duit se Geheime Dienst. En is bijvoorbeeld het verhaal van de kamerdienaar van de Britse ambas sadeur in Ankara, die midden in de tweede wereldoorlog de Duitsers zijn diensten aanbood, niet veel ongelooflij ker dan de belevenissen van Ashenden. Toch is de eerstgenoemde episode (wel bekend onder de naam „Operation Ci cero") geschiedenis, terwijl Ashenden de titelrol speelt in een van de romans van Somerset Maugham. Graham Greene en diens broer ver gasten ons n un bundel sterke verha len op niet minder dan 73 gruwelijke, humoristische en soms zelfs ontroeren de fragmenten uit langere werken. (Een mooi voorbeeld van een bepaald aangrijpende vertelling is de passage uit Graham Greene's eiven novelle „The Basement Room"; het verhaal van het jongetje dat de ongeziene ge- tuige is van de arrestatie van zijn va der, een gebeurtenis waarvan hij de draagwijdte niet begrijpt maar des te sterker aanvoelt). In de diverse hoofdstukken van het ooek worden een aantal aspecten belicht van het gevarieerde beroep van spion. In het deel „Onverwachte ontmoetingen" worden we bijvoorbeeld getracteerd op de vernietigende be schrijving die de Franse schrijfster Co- lette geeft van haar eerste confrontatie met de beruchte Mata Hari, „een dan seres die niet veel danste" en wier kwa liteiten zich bepaalden tot een goed fi guur en veel raffinement. („Zij een Oosterse? Praat geen onzin! Hamburg, Rotterdam of misschien Berlijn"). In het hoofdstuk over „De foefjes van het beroep" lezen we een historisch verhaal uit de eerste wereldoorlog. Toen in 191o de Britten in moeilijk heden waren gekomen, omdat zij hun strategische plannen niet verder ten uitvoer konden brengen, besloten zij de Duitsers met valse documenten om de tuin te leiden. Zij stuurden een als diplomaat vermomde geheime agent naar een hotel in een Neder landse stad, waar de man zijn tas met „gewichtige papieren" dermate achteloos moest laten rondslingeren, dat zij in handen van een Duitse spi onne zou vallen, die dit hotel placht te frequenteren. De opzet gelukte wonderwel. Niet zonder ironie citeren de ge broeders Greene een gedeelte uit het boek van Baden-Powell „Mijn avontu ren als „spion". In dit verhaal vertelt de vindingrijke Britse „verkenner", hoé hij eens in Dalmatië zogenaamd op vlinderjacht ging. Maar in de teke ningen van „vlinders", waarvan zijn schetsboek volstond, had hij listig de contouren van 'vestingen verborgen, met alle plaatsen waar geschut stond; in de trant van een zoekplaatje. Een avontuur dat de Duitse roman schrijver Thomas Mann overkwam, zou men echter het te genovergestelde kun nen noemen van Ba den-Powells vondst: Toen de tweede wereldoorlog uit brak, probeerde Mann, die zich in Zweden bevond, zo snel mogelijk naar Amerika te komen. Hij vloog met de eerste de beste ge legenheid naar En geland, om zich daar in te schepen op een boot naar de V.S. Maar bij aankomst op het vliegveld van Lon- Eer» Duitse spion maakte kort voor de eerste wereldoorlog deze schets van een Brits vliegtuig. t den werden al zijn manuscripten en boeken aan een uiterst nauwkeurig I onderzoek onderworpen. De douane toonde tenslotte bijzondere belang stelling voor een bepaalde schets, die zij kennelijk van strategische waarde achtte. Zij wilde Mann aanvanke lijk niet geloven toen hij de achter dochtige Britse ambtenaren uitlegde, dat het de tafelopstelling was voor een diner dat Goethe eens in Weimar had gegeven. De bloemlezing bevat nog onnoeme lijk veel andere anecdotes, betrekking hebbende op „De gevaren en de ge neugten van het beroep", „Eenvoudige vermommingen", „Een handvol ver dachten" en „Beroepsmeevallertjes". De lezer vergunne me, deze bespre king te eindigen met nog één fragment uit de mémoires /an de Duitse opperspion uit de tweede we reldoorlog, de even gevaarlijke als in wezen belachelijke Schellenberg: „Het zal u wellicht interesseren", zo schrijft deze dienaar van de Füh- rer in zijn mémoires, „een kijkje te nemen in de kamer waar ik werkte". Hij vertelt dan van de reeks telefoon toestellen, waarover hij de beschik king had, en van de talloze micro foons die overal verborgen waren: „in de muren, onder het schrijfbu reau en zelfs in een van de lampen": microfoons die ieder gesprek automa tisch registreerden. Maar nu komt het mooiste: „Het bureau waaraan ik zat", aldus Schellenberg, „was als het ware een klein fort. Het bevatte twee ingebouwde machine-geweren, die de hele kamer met kogels kon den bezaaien. De beide wapens wa ren gericht op de bezoeker en volg den automatisch diens bewegingen in het vertrek. In geval van nood behoef de ik slechts op een knop te drukken om de geweren tegelijk te laten vu- en Als ik op hetzelfde ogenblik op een andere knop drukte, waarschuw de een sirene de schildwachten die het gebouw omsingelden en iedere uitgang bewaakten". Is dit „non-fic- tion" of „fiction"? Als men niet be ter wist, zou men zeggen dat het een fragment was uit een slecht geschre ven detective-roman. Het is wellicht overbodig op te mer ken dat „De bedlectuur voor de spion" van Graham en Hugh Greene niet aan bevolen kan worden aan hen die bang zijn voor griezelige dromen. Anderen echter zullen rich vóór het slapen gaan prettig kunnen verstrooien met deze al leraardigste bundel. Als zij tenminste niet dermate geboeid raken, dat zü de hele nacht door blijven lezen. HANS BRONKHORST. „The Spy's Bedside Book". An An thology edited by Graham Greene and Hugh Greene. Rupert Hart-Davis. Soho Square, London, 1957. (Van een verslaggever) Er zou de fotograaf Ben Merk een kort geding boven het hoofd kunnen har" en, als hij de drie foto's, die dins dagmiddag door een zestal stevige he- ran van zijn fototentoonstelling in La erve internationale zijn meegenomen, niet voor publikatie terugtrekt. Op de fito's zijn de beeltenissen van vier zo- el hij de recherche als in Ie onder- v ereld goed bekende figuren te zien. op het ogenblik dat zij zich aan een feestmaal vermaken. De foto's zijn door leider van de „bliksemexpeditie", die i vele vechtpartijen als overwinnaar te voorschijn is gekomen, in handen geven van zijn raadsman in Den Haag. m M. H. Huygens. Deze heeft te ken nen gegeven dat hij een kort geding aanhangig zal maken als de foto's wor den gepubliceerd of tentoongesteld. Ook beeft hij laten weten dat zij aan de fotograaf zullen worden teruggegeven aR hij daarom zal vragen. De Maastrichtse recherche heeft aan gehouden een 31-jarige ongehuwde man, zonder beroep, die bij een groot aantal postorderadressen in Nederland allerlei goederen heeft betrokken zonder der zelfs een termijn erop te betalen te betalen. Bij die goederen waren fiet sen en stofzuigers, meubels, en tafel zeil. Verdachte heeft deze goederen zon- direct doorverkocht. De verduisteringen lopen in de tienduizenden guldens en er zijn zeker een 90 a 100 postorder bedrijven gedupeerd. De recherche is nog druk bezig met het onderzoek. Willen de katholieke sociaal-charita tieve organisaties haar particuliere ont vangsten vermeerderen, dan blijft als enige weg een vermeerdering van col lecten open. Het geheel aan opgebrach te collecten wordt echter verdeeld deels over de maatschappelijke zorg en deels over andere doeleinden van het maat schappelijke en godsdienstige leven. Verdeelde rechtvaardigheid in de op brengst tussen maatschappelijke zorg en andere doeleinden is het enige middel om de kerkelijke, maatschappelijke hulpverlening haar ontplooiing mogelijk te maken. Dit kan slechts worden verwezenlijkt indien de dragers van het katholieke maatschappelijke leven zich met elkaar verstaan en begrip tonen voor eikaars belangen. Tot deze conclusie komt drs. J. G. F. Terwindt in een beschouwing in het Katholiek Sociaal Tijdschrift over het financieel niveau der katholie ke maatschappelijke hulpverlening. Drs. Terwindt gaat n zij' beschou wing uit van het sociale maandover zicht van het Centraal Bureau voor de Statistiek van maart 1957, waarin een samenvattend overzicht gegeven wordt van de uitgaven en ontvangsten der ka tholieke. Nederlands-hervormde en ge- refomeerde sociaa -charitatieve organi saties in 1954. Hieruit blijkt, dat de katholieke orga nisaties dat jaar met een begroting hebben gewerkt, welke geen enkele spe ling toeliet, terwijl de hervormde en ge reformeerde organisaties een saldo overschot van respectievelijk ruim 10 en 5 pet. vertoonden. Over de andere jaren zijr. nog geen statistieken bekend. Drs. Terwindt is van mening, dat in deze situatie geen verandering is geko men en dat in 1957 bij de katholieke organisaties voo. maatschappelijke zorg eenzelfde geringe speelruimte be staat om liquide moeilijkheden op te vangen. In 1954 ontvingen vergeleken bij het aantal katholieken in ons land de ka tholieke sociaal-charitatieve organisa ties 16 pet. meer. overheidssubsidie dan de andere. Het is evenwel te ver wachten, aldus drs. Terwindt. dat deze percentuele meer-subsidie na enige tijd zal teruglopen, daar van niet-katholie- ke zijde krachtig aan de uitbouw der organisaties wordt gewerkt. De directeur van de internationale edities van het periodiek „Reader s Digest", dr. Barclay Acheson is m Briarcliff (V.S.) aan een beroerte over leden. Dr. Achson is 68 jaar geworden. Beëindiging van seizoenwerkzaam- heden, een grotere terughoudendheid in het bedrijfsleven en een sterker door werken, ook in andere dan de recht streeks getroffen bedrijfstakken van de maatregelen tot verbetering van de fi nanciële situatie, hebben in de maand november op de cijfers van de gere gistreerde arbeidsreserve een duide lijk aanwijsbare invloed gehad, zo deelt het ministerie van sociale zaken en volksgezondheid mee- Vergeleken met de cijfers van oktober vertoont deze arbeidsreserve, inclusief de bezetting van de aanvullende werken, een stijging van rond 20.000 mannen, n.I. van 40.863 tot 61.384. Dit komt neer op een percen tage van 1,9 pet. van de mannelijke be roepsbevolking. Voor oktober werd een percentage van 1,3 pet. becijferd. In november 1956 beliep het aantal werklozen inclusief de bezetting der aanvullende werken 30.815. Het aantal werkloze vrouwen bedroeg ultimo november 1957: 5799 tegen 3227 op hetzelfde tijdstip in 1956. Tegenover dit aanbod stonden aanvra gen open naar 31.928 mannen en 22.108 vrouwen op het einde van november 1957. (Van onze medische medewerker) n deze tijd van het jaar komt een van onze dierbaarste zin tuigen in het centrum van de belangstelling te staan. Niet dat wij dit zintuig anders verwaar lozen; allerminst, maar in deze en de komende weken wordt dit zintuig op velerlei wijze ge streeld. In de eerste plaats door eigen toe doen, terwijl voorts vele anderen op grote schaal van alles in het werk stel len om ons ertoe te brengen bedoeld zintuig nog meer te verwennen dan wij zelf al geneigd zijn te doen. Die an deren doen het weliswaar met com merciële bedoelingen, maar dat neemt niet weg, dat we blij mogen consta teren dat er in deze wereld vol zor gen en zwarigheden nog mogelijkheden bestaan om de zoete dingen des le vens te savoureren. Vanzelfsprekend met mate, want te veel van het goe de schaadt. Het zal u duidelijk zijn welk zintuig wij bedoelen. Wij zullen beginnen met een veel verbreid misverstand recht te zetten. Het proeven namelijk ge schiedt niet alleen met ons smaakzin- tuig, dat in de tong gelocaliseerd is; de reuk speelt ook een zeer belangrij ke rol bij het proeven en genieten van spijs en drank. Met de tong kunnen wij een paar, laten wij ze noemen hoofdsmaken, onderscheiden: zoet, zuur, bitter en zout. Het is wel aardig om dit voor zichzelf proefondervindelijk uit te zoe ken. Hierbij moeten wij werken met in water opgeloste stoffen. Een stof die niet oplosbaar is kunnen wij niet proeven. Sterke koffie zonder melk en suiker is bitter; het. is niet moeilijk vast te stellen dat wij de bittere smaak het best waarnemen midden-achter op de tong. Men zegt wel eens, dat een bittere smaak ook met het gehemelte wordt waargenomen. Dit kan wel eens waar zijn, maar meestal is dit schijn baar. Het midden-achterdeel van de tong komt namelijk het meest intensief met het gehemelte in aanraking, waardoor het kan lijken alsof wij proe ven met het gehemelte. Zoet daarentegen proeven wij het best met de punt van de tong, terwijl een zure vloeistof het scherpst met de zijkant van de tong wordt waargeno men. Keukenzout tenslotte proeven wij met de randen van de tong. Tij dens het eten realiseren wij ons dit al lemaal natuurlijk niet, dat is maar goed ook want het zou ons het plezier van de maaltijd bederven, terwijl dat genoegen toch evenzeer belangrijk is als het loutere voeden van ons li chaam. Een goede gezellige maaltijd geeft immers ook levensvreugde, het glas wordt dooi de warmte van de handen de inspirerende geur vrij ge maakt en opgesnoven. Als dan ten slotte de tong ook aan zijn trekken komt, is dit van secundair belang: het prikkelende effect van de alcohol op de slijmvliezen van de mondholte kan tenslotte ook met een simpeler al- coholprodukt als jenever bereikt wor den. De oorspronkelijk uit de zeemans taal afkomstige term voor een borrel: een „recht op en neer", geeft tref- nuttige moet en kan ook hier met het aangename worden verenigd. Interessant is overigens, dat wij het genot van spijs en drank niet in de eerste plaats danken aan de tong maar veeleer aan ons reukor gaan. De vier elementaire hoofdsma ken en de mengvormen ervan zijn niet voldoende om de voedings- of genot middelen hun volle waarde te geven. Juist het aroma maakt het voedings- of genotmiddel zo lekker en aantrek kelijk. Denkt u maar aan vlees, kaas (vooral de Franse kaas), de geur van vers gebakken brood, het aroma van verse roomboter, de bijzondere smaak van marsepein (zonder de karakteris tieke geur zoudt u het niet van suiker kunnen onderscheiden). De heerlijke smaak van wijn en cognac vooral, door dichters zo vaak in alle talen en alle tijden bezongen, berust geheel en al op de bijzondere geur van deze dran ken. Niet voor niets geniet men cognac bij voorkeur in een breed diep glas met slechts een bodempje van het glas bedekt met het kostbare nat. Bij het rondwalsen van de cognac in dit fend het eerlijke, ongecompliceerde karakter van de vaderlandse borrel aan. Ook bij het genieten van een geu rige de uitdrukking zegt het al kop thee is de reuk van groot belang. Op dit alles is een gehele industrie gegrondvest die zich bezig houdt met het bereiden van al of niet kunstma tige geur- en kleurstoffen. Wat deze laatste betreft, zelfs de kleur is van grote betekenis. Conserven, boter en allerlei andere levensmiddelen worden kunstmatig gekleurd om ze aantrekke lijker en „smakelijker" te maken. Het oog wil ook wat, moge banaal klinken, het is er niet minder juist om. Elke huisvrouw heefi van tijd tot tijd te maken met de kunstmatige aroma's en essences, waarvan eer kleine hoe veelheid voldoende is om een voeding middel de gewenste smaak te geven. Hoe belangrijk ons reukorgaan is om tenvolle van het goede der aarde te kunnen genieten weten wij allen uit ervaring. Tijdens een verkoudheid is het reukorgaan ziek en min of meer uitgeschakeld. Het lijkt ons dan, of aan de dingen die wij anders lekker vinden kraak noch smaak is. Dit be wijst wel dat de fijnproever proeft met.zijn neus. St. Een nadere beschouwing van de cijfers der geregistreerde arbeidsreserve per uit. november leidt tot de. v0^f verdeling: seizoenwerkloosheid 18.uuu (november 1956: 8.000); wrijvingswerk- loosheid 17.000 (7-000); werkloosheid van minder-geschikten 14.000 structuurwerkloosheid 10.000 (7.00U), conjunctuurwerkloosheid 2.000 De vergeleken met 1956 hogere se - zoenwerkloosheid is te verklaren uit «e vroeger beëindigen van de oogstwerK- zaamheden en uit de omstandigheid, dat vorig jaar onder invloed van de krap» op de arbeidsmarkt een groot aanta seizoenarbeiders langer werd vastgehou den of tijdelijk gemakkelijker in mm" seizoengevoelige bedrijven kon worde opgenomen. De beëindiging van seizoen- werkzaamheden deed het aanbod ?9ori„ stijgen in de landbouw, de bouwnijve'_ heid, in de voedings- en genotmiddelen* industrie, in de baksteenindustrie, onder veenarbeiders en onder losse arbeider»* De wrijvingswerkloosheid is toegeno- men, omdat het door de verruiming °P de arbeidsmarkt voor werkloos gewor* den arbeiders langer duurt'een ander® werkkring te vinden. De teruggang in de bedrijvigheid bad werkloosheid tot gevolg, welke voor een deel als conjunctuur-werkloosheid B°e' worden aangemerkt. De doorwerking van de bestedingsbe- perkende maatregelen beperkte zich niet tot de rechtstreeks getroffen bedrijf?" takken. De invloed daarvan begint ook door te dringen in de consumptieve sfeer. Vooral de omzet van duurzaffl® consumptiegoederen en van textielpr°' dukten ondervond er de terugslag van- In de confectie-industrie en in de men* belfabrieken nam dan ook de bedrijvig" heid af. De vermindering van de werkgelegen heid leidde niet in alle gevallen tot ont slag; een aantal bedrijven hield zijn PfF" soneel aan, maar ging over tot werktijd verkorting. Ten opzichte van verleden jaar is de werkloosheid naar verhouding bf sterkst gestegen in de provincies Noord- Brabant, Zeeland, Gelderland en Lim burg. In Zeeland is dit mede een gevolg van het aflopen der herverkaveling5' werkzaamheden. Voor Noord-Brabant en Gelderland is een teruglopen in de pen del naar andere provincies, naast de ver mindering van de werkgelegenheid in eigen provincie, de oorzaak van deze stijging. De grootste werkloosheid bestaat in de provincies Drente (7,6 pet. tegen 4.5 pet. per uit. oktober), Friesland 4,6 pet. tegen 3 pet., Groningen 3,4 pet. tegen 2 pet. en Zeeland 2,6 pet. tegen 1,4 pet* Het laagst in Limburg met 1 pet. (0/ pet.). De officier van justitie bij de recht bank te 's-Gravenhage, mr. J. C. Ma ris, heeft op verzoek van de minis ter van economische zaken een ond®C zoek ingesteld tegen een referent van het ministerie van economise"® zaken terzake van fraudes ten aanzie? van de bestaande voorschriften betref fende de uitvoer van staalschroot. Ver dachte heeft een volledige bekentenis afgelegd. Hierbij is gebleken, dat met behulp van onjuiste verklaringen om trent de origine van het schroot hoe veelheden van een omvang van enige tientallen duizenden tonnen tegen te hoge prjjs zijn verkocht ten laste van de kas van de staalverbruikende industrie in de landen, behorende tot de Euro pese gemeenschap voor kolen en staal. Zo tekende kort na 1900 een agent van de Duitse geheime dienst een Britse duikboot. De letters in de schets verwijzen naar aantekeningen, die ook bewaard gebleven zijn, en die als volgt luiden AA: Commandotoren; BB: Telefoon; CC: Luiken; D; Reddingsboot (afneembaar); EE: Roer; FF Luchtkokers met horizontale propellers; GG: Zijvlakken; H: Luik; 11; Half-afgedekte raderen; K Afneembaar veiligheidsgewicht; L: Roerpen; TT TT: Torpedobuizen; PPPP: Schroeven. 1: Zij-aan zicht (gedeeltelijk onder water). II: Horizontale positie, van boven gezien. Schaal 1:277. I vVy/'WV' CoJJfiJfcl opero mondl

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1957 | | pagina 6