The Spy's Bedside Book
BELEVENISSEN VAN
GEHEIME AGENTEN
Een bloemlezing samengesteld door
Graham Greene en Hugh Greene
Organisaties werken met te
krappe begroting
Werkloosheid in november
in een niet onbelangrijke
mate gestegen
I
EEN FIJN ORGAAN
CM:
"ft -:de avonturen van kuifje EN BOBBIE
^4.
Foto's mogen niet
worden
gepubliceerd
Onrnr
Nasleep van
„bliksemactie"
Katholieke maatschappelijke zorg
Dr. Barclay Acheson
overleden
Ten dele conjunctuur
werkloosheid
Ernstige fraude op
het ministerie van
economische zaken
Ambtenaar bekent
ZATERDAG 7 DECEMBER 1957
PAGINA 6
Het beroep van spion staat bij de mensen niet in
hoog aanzien. In het gunstigste geval beschouwt
men het bestaan van dit soort lieden als een nood
zakelijk kwaad, en weinigen zouden ooit persoon
lijk met een spion in kennis willen komen. Men
weet dat er in de hele geschiedenis van de mensheid
altijd gespioneerd is, en dat er ook in de toekomst
altijd gespioneerd zal worden. Ieder land heeft zijn
spionnen, of het nu een dictatoriaal geregeerde staat
of een nette parlementaire monarchie is. Maar
iedere regering praat er maar liefst zo min mogelijk
over, niet alleen om de identiteit van de geheime
agenten te verbergen, maar ook omdat het bezit van
een geheime of veiligheidsdienst eigenlijk een
beetje gênant gevonden wordt.
Maar al moeten we dus allemaal niet veel van
spionnen hebben, we I e z e n er graag over. De hele
wereldliteratuur, van de oudste tijden tot nu toe,
wemelt van deze geheimzinnige personages. We
vinden ze in de „Hamlet" van Shakespeare en in
de ,.fiysbreght" van Vondel, in de werken van de
Griekse klassieken en in de romans van Somerset
Maugham. Zonder spionnen zouden de auteurs van
detective-verhalen geen raad weten, en zelfs in de
kinderboeken komen de vermomde verspieders veel
vuldig voor.
Maar meer fascinerend nog dan de verzonnen
vertelsels over spionnen, kunnen de ware verhalen
zijn, die ons in de vorm van officiële rapporten of
mémoires onder ogen komen. Soms komen ons de
verrichtingen van de gefantaseerde spionnen meer
aannemelijk voor dan de fantastische activiteiten
van de echte geheime agenten.
Graham Greene die zelf in zijn romans heel
wat spionnen ten tonele voerde heeft, samen
met zijn broer Hugh, zojuist een bloemlezing*) sa
mengesteld van spionverhalen. Het is een mengsel
geworden van „fiction" en „non-fiction", en soms
is het bepaald niet gemakkelijk uit te maken, of
een bepaalde vertelling nu tot de ene of tot de
andere categorie behoort. Slechts de namen van de
schrijvers en de bronvermeldingen achter in het
boek kunnen ons in twijfelgevallen uitsluitsel geven.
Het genot van spijs en drank danken wij niet
in de eerste plaats aan de tong. De fijn
proever proeft met... zijn neus
Wat is er dón de
hdnd De trein
stopt.
Ziezo!..En de
finqhouse "heeft ook
c/efunctionneerd.
Drommels!Ze ontsnappen wéér!
Zoveel te beter!Nu
kan ik deze gebraden
kip ten minste rustig
opM peuzelen
Voorwaarts'. We mogen geen
tijd ver HezenWe wachten niet
op de hulplocomotief
Prachtig, Bobbie Deze
goederentrein komt
goed van pas!
Baden-Powell vertelt in zijn boek „My Adventures As a Spy"
(1915) hoe hij eens zogenaamd op de vlinderjacht ging in
Dalmatië, en hoe hij in tekeningen van gefantaseerde vlinders
militaire geheimen verborg. De boven- en onderstaande schet
sen uit Baden-Powells boek werden door de schrijver van de
volgende toelichtingen voorzien: „Deze schets van een vlinder
bevat in het centrum van de tekening de contouren van
een fort en geeft de positie en de sterkte van het geschut
weer. De tekens op de vleugels tussen de lijnen betekenen
niets, maar die welke op de lijnen zijn aangebracht duiden
de aard en de grootte van de stukken geschut aan, volgens
onderstaande aanwijzingen.
Fort-
geschut
Veld
geschut
Machine
geweren
ii
De positie van ieder stuk geschut is op de plaats binnen de
omtrek van het fort op de vlinder waar de lijn, die van een
teken is voorzien, eindigt. De kop van de vlinder is naar het
noorden gericht.
Wat bijvoorbeeld te denken van het
onderstaande fragment, waarin een
spion van zijn werk vertelt:
„Als ik een missie in het buiten
land moest vervullen, kreeg ik in
structie een kunsttand in mijn gebit
te laten zetten. Die kunsttand bevat
te genoeg vergif om me in dertig se
conden te laten sterven, indien ik in
handen van de vijand viel. En om he
lemaal zeker te zijn, droeg ik een
ring, waarin, onder een grote blau
we steen, een gouden capsule met
cyaankali was verborgen".
Dit is geen passage uit een verhaal
van Edgar Allen Poe, maar een para
graaf uit de mémoires van Schellen
berg, die, onder Hitier, hoofd was van
de Buitenlandse Afdeling van de Duit
se Geheime Dienst.
En is bijvoorbeeld het verhaal van
de kamerdienaar van de Britse ambas
sadeur in Ankara, die midden in de
tweede wereldoorlog de Duitsers zijn
diensten aanbood, niet veel ongelooflij
ker dan de belevenissen van Ashenden.
Toch is de eerstgenoemde episode (wel
bekend onder de naam „Operation Ci
cero") geschiedenis, terwijl Ashenden
de titelrol speelt in een van de romans
van Somerset Maugham.
Graham Greene en diens broer ver
gasten ons n un bundel sterke verha
len op niet minder dan 73 gruwelijke,
humoristische en soms zelfs ontroeren
de fragmenten uit langere werken.
(Een mooi voorbeeld van een bepaald
aangrijpende vertelling is de passage
uit Graham Greene's eiven novelle
„The Basement Room"; het verhaal
van het jongetje dat de ongeziene ge-
tuige is van de arrestatie van zijn va
der, een gebeurtenis waarvan hij de
draagwijdte niet begrijpt maar des te
sterker aanvoelt).
In de diverse hoofdstukken van het
ooek worden een aantal aspecten
belicht van het gevarieerde beroep
van spion. In het deel „Onverwachte
ontmoetingen" worden we bijvoorbeeld
getracteerd op de vernietigende be
schrijving die de Franse schrijfster Co-
lette geeft van haar eerste confrontatie
met de beruchte Mata Hari, „een dan
seres die niet veel danste" en wier kwa
liteiten zich bepaalden tot een goed fi
guur en veel raffinement. („Zij een
Oosterse? Praat geen onzin! Hamburg,
Rotterdam of misschien Berlijn").
In het hoofdstuk over „De foefjes van
het beroep" lezen we een historisch
verhaal uit de eerste wereldoorlog.
Toen in 191o de Britten in moeilijk
heden waren gekomen, omdat zij hun
strategische plannen niet verder ten
uitvoer konden brengen, besloten zij
de Duitsers met valse documenten
om de tuin te leiden. Zij stuurden een
als diplomaat vermomde geheime
agent naar een hotel in een Neder
landse stad, waar de man zijn tas
met „gewichtige papieren" dermate
achteloos moest laten rondslingeren,
dat zij in handen van een Duitse spi
onne zou vallen, die dit hotel placht
te frequenteren. De opzet gelukte
wonderwel.
Niet zonder ironie citeren de ge
broeders Greene een gedeelte uit het
boek van Baden-Powell „Mijn avontu
ren als „spion". In dit verhaal vertelt
de vindingrijke Britse „verkenner",
hoé hij eens in Dalmatië zogenaamd
op vlinderjacht ging. Maar in de teke
ningen van „vlinders", waarvan zijn
schetsboek volstond, had hij listig de
contouren van 'vestingen verborgen,
met alle plaatsen waar geschut stond;
in de trant van een zoekplaatje.
Een avontuur dat
de Duitse roman
schrijver Thomas
Mann overkwam, zou
men echter het te
genovergestelde kun
nen noemen van Ba
den-Powells vondst:
Toen de tweede
wereldoorlog uit
brak, probeerde
Mann, die zich in
Zweden bevond, zo
snel mogelijk naar
Amerika te komen.
Hij vloog met de
eerste de beste ge
legenheid naar En
geland, om zich
daar in te schepen
op een boot naar
de V.S. Maar bij
aankomst op het
vliegveld van Lon-
Eer» Duitse spion maakte kort voor de eerste wereldoorlog deze schets van een
Brits vliegtuig. t
den werden al zijn manuscripten en
boeken aan een uiterst nauwkeurig I
onderzoek onderworpen. De douane
toonde tenslotte bijzondere belang
stelling voor een bepaalde schets, die
zij kennelijk van strategische waarde
achtte. Zij wilde Mann aanvanke
lijk niet geloven toen hij de achter
dochtige Britse ambtenaren uitlegde,
dat het de tafelopstelling was voor
een diner dat Goethe eens in Weimar
had gegeven.
De bloemlezing bevat nog onnoeme
lijk veel andere anecdotes, betrekking
hebbende op „De gevaren en de ge
neugten van het beroep", „Eenvoudige
vermommingen", „Een handvol ver
dachten" en „Beroepsmeevallertjes".
De lezer vergunne me, deze bespre
king te eindigen met nog één
fragment uit de mémoires /an
de Duitse opperspion uit de tweede we
reldoorlog, de even gevaarlijke als in
wezen belachelijke Schellenberg:
„Het zal u wellicht interesseren",
zo schrijft deze dienaar van de Füh-
rer in zijn mémoires, „een kijkje te
nemen in de kamer waar ik werkte".
Hij vertelt dan van de reeks telefoon
toestellen, waarover hij de beschik
king had, en van de talloze micro
foons die overal verborgen waren:
„in de muren, onder het schrijfbu
reau en zelfs in een van de lampen":
microfoons die ieder gesprek automa
tisch registreerden. Maar nu komt
het mooiste: „Het bureau waaraan
ik zat", aldus Schellenberg, „was als
het ware een klein fort. Het bevatte
twee ingebouwde machine-geweren,
die de hele kamer met kogels kon
den bezaaien. De beide wapens wa
ren gericht op de bezoeker en volg
den automatisch diens bewegingen in
het vertrek. In geval van nood behoef
de ik slechts op een knop te drukken
om de geweren tegelijk te laten vu-
en Als ik op hetzelfde ogenblik op
een andere knop drukte, waarschuw
de een sirene de schildwachten die
het gebouw omsingelden en iedere
uitgang bewaakten". Is dit „non-fic-
tion" of „fiction"? Als men niet be
ter wist, zou men zeggen dat het een
fragment was uit een slecht geschre
ven detective-roman.
Het is wellicht overbodig op te mer
ken dat „De bedlectuur voor de spion"
van Graham en Hugh Greene niet aan
bevolen kan worden aan hen die bang
zijn voor griezelige dromen. Anderen
echter zullen rich vóór het slapen gaan
prettig kunnen verstrooien met deze al
leraardigste bundel. Als zij tenminste
niet dermate geboeid raken, dat zü de
hele nacht door blijven lezen.
HANS BRONKHORST.
„The Spy's Bedside Book". An An
thology edited by Graham Greene and
Hugh Greene. Rupert Hart-Davis. Soho
Square, London, 1957.
(Van een verslaggever)
Er zou de fotograaf Ben Merk een
kort geding boven het hoofd kunnen
har" en, als hij de drie foto's, die dins
dagmiddag door een zestal stevige he-
ran van zijn fototentoonstelling in La
erve internationale zijn meegenomen,
niet voor publikatie terugtrekt. Op de
fito's zijn de beeltenissen van vier zo-
el hij de recherche als in Ie onder-
v ereld goed bekende figuren te zien.
op het ogenblik dat zij zich aan een
feestmaal vermaken. De foto's zijn door
leider van de „bliksemexpeditie", die
i vele vechtpartijen als overwinnaar
te voorschijn is gekomen, in handen
geven van zijn raadsman in Den Haag.
m M. H. Huygens. Deze heeft te ken
nen gegeven dat hij een kort geding
aanhangig zal maken als de foto's wor
den gepubliceerd of tentoongesteld. Ook
beeft hij laten weten dat zij aan de
fotograaf zullen worden teruggegeven
aR hij daarom zal vragen.
De Maastrichtse recherche heeft aan
gehouden een 31-jarige ongehuwde
man, zonder beroep, die bij een groot
aantal postorderadressen in Nederland
allerlei goederen heeft betrokken zonder
der zelfs een termijn erop te betalen
te betalen. Bij die goederen waren fiet
sen en stofzuigers, meubels, en tafel
zeil. Verdachte heeft deze goederen zon-
direct doorverkocht. De verduisteringen
lopen in de tienduizenden guldens en
er zijn zeker een 90 a 100 postorder
bedrijven gedupeerd. De recherche is
nog druk bezig met het onderzoek.
Willen de katholieke sociaal-charita
tieve organisaties haar particuliere ont
vangsten vermeerderen, dan blijft als
enige weg een vermeerdering van col
lecten open. Het geheel aan opgebrach
te collecten wordt echter verdeeld deels
over de maatschappelijke zorg en deels
over andere doeleinden van het maat
schappelijke en godsdienstige leven.
Verdeelde rechtvaardigheid in de op
brengst tussen maatschappelijke zorg en
andere doeleinden is het enige middel
om de kerkelijke, maatschappelijke
hulpverlening haar ontplooiing mogelijk
te maken.
Dit kan slechts worden verwezenlijkt
indien de dragers van het katholieke
maatschappelijke leven zich met elkaar
verstaan en begrip tonen voor eikaars
belangen. Tot deze conclusie komt drs.
J. G. F. Terwindt in een beschouwing
in het Katholiek Sociaal Tijdschrift
over het financieel niveau der katholie
ke maatschappelijke hulpverlening.
Drs. Terwindt gaat n zij' beschou
wing uit van het sociale maandover
zicht van het Centraal Bureau voor de
Statistiek van maart 1957, waarin een
samenvattend overzicht gegeven wordt
van de uitgaven en ontvangsten der ka
tholieke. Nederlands-hervormde en ge-
refomeerde sociaa -charitatieve organi
saties in 1954.
Hieruit blijkt, dat de katholieke orga
nisaties dat jaar met een begroting
hebben gewerkt, welke geen enkele spe
ling toeliet, terwijl de hervormde en ge
reformeerde organisaties een saldo
overschot van respectievelijk ruim 10
en 5 pet. vertoonden. Over de andere
jaren zijr. nog geen statistieken bekend.
Drs. Terwindt is van mening, dat in
deze situatie geen verandering is geko
men en dat in 1957 bij de katholieke
organisaties voo. maatschappelijke
zorg eenzelfde geringe speelruimte be
staat om liquide moeilijkheden op te
vangen.
In 1954 ontvingen vergeleken bij het
aantal katholieken in ons land de ka
tholieke sociaal-charitatieve organisa
ties 16 pet. meer. overheidssubsidie dan
de andere. Het is evenwel te ver
wachten, aldus drs. Terwindt. dat deze
percentuele meer-subsidie na enige tijd
zal teruglopen, daar van niet-katholie-
ke zijde krachtig aan de uitbouw der
organisaties wordt gewerkt.
De directeur van de internationale
edities van het periodiek „Reader s
Digest", dr. Barclay Acheson is m
Briarcliff (V.S.) aan een beroerte over
leden. Dr. Achson is 68 jaar geworden.
Beëindiging van seizoenwerkzaam-
heden, een grotere terughoudendheid in
het bedrijfsleven en een sterker door
werken, ook in andere dan de recht
streeks getroffen bedrijfstakken van de
maatregelen tot verbetering van de fi
nanciële situatie, hebben in de maand
november op de cijfers van de gere
gistreerde arbeidsreserve een duide
lijk aanwijsbare invloed gehad, zo
deelt het ministerie van sociale zaken
en volksgezondheid mee- Vergeleken
met de cijfers van oktober vertoont deze
arbeidsreserve, inclusief de bezetting
van de aanvullende werken, een stijging
van rond 20.000 mannen, n.I. van 40.863
tot 61.384. Dit komt neer op een percen
tage van 1,9 pet. van de mannelijke be
roepsbevolking. Voor oktober werd een
percentage van 1,3 pet. becijferd.
In november 1956 beliep het aantal
werklozen inclusief de bezetting der
aanvullende werken 30.815.
Het aantal werkloze vrouwen bedroeg
ultimo november 1957: 5799 tegen 3227
op hetzelfde tijdstip in 1956.
Tegenover dit aanbod stonden aanvra
gen open naar 31.928 mannen en 22.108
vrouwen op het einde van november
1957.
(Van onze medische medewerker)
n deze tijd van het
jaar komt een van
onze dierbaarste zin
tuigen in het centrum
van de belangstelling te
staan. Niet dat wij dit
zintuig anders verwaar
lozen; allerminst, maar
in deze en de komende
weken wordt dit zintuig
op velerlei wijze ge
streeld. In de eerste
plaats door eigen toe
doen, terwijl voorts vele anderen op
grote schaal van alles in het werk stel
len om ons ertoe te brengen bedoeld
zintuig nog meer te verwennen dan wij
zelf al geneigd zijn te doen. Die an
deren doen het weliswaar met com
merciële bedoelingen, maar dat neemt
niet weg, dat we blij mogen consta
teren dat er in deze wereld vol zor
gen en zwarigheden nog mogelijkheden
bestaan om de zoete dingen des le
vens te savoureren. Vanzelfsprekend
met mate, want te veel van het goe
de schaadt.
Het zal u duidelijk zijn welk zintuig
wij bedoelen. Wij zullen beginnen met
een veel verbreid misverstand recht
te zetten. Het proeven namelijk ge
schiedt niet alleen met ons smaakzin-
tuig, dat in de tong gelocaliseerd is;
de reuk speelt ook een zeer belangrij
ke rol bij het proeven en genieten van
spijs en drank.
Met de tong kunnen wij een paar,
laten wij ze noemen hoofdsmaken,
onderscheiden: zoet, zuur, bitter en
zout. Het is wel aardig om dit voor
zichzelf proefondervindelijk uit te zoe
ken. Hierbij moeten wij werken met
in water opgeloste stoffen. Een stof
die niet oplosbaar is kunnen wij niet
proeven. Sterke koffie zonder melk en
suiker is bitter; het. is niet moeilijk
vast te stellen dat wij de bittere smaak
het best waarnemen midden-achter op
de tong. Men zegt wel eens, dat een
bittere smaak ook met het gehemelte
wordt waargenomen. Dit kan wel eens
waar zijn, maar meestal is dit schijn
baar. Het midden-achterdeel van de
tong komt namelijk het meest intensief
met het gehemelte in aanraking,
waardoor het kan lijken alsof wij proe
ven met het gehemelte.
Zoet daarentegen proeven wij het
best met de punt van de tong, terwijl
een zure vloeistof het scherpst met de
zijkant van de tong wordt waargeno
men. Keukenzout tenslotte proeven
wij met de randen van de tong. Tij
dens het eten realiseren wij ons dit al
lemaal natuurlijk niet, dat is maar
goed ook want het zou ons het plezier
van de maaltijd bederven, terwijl dat
genoegen toch evenzeer belangrijk is
als het loutere voeden van ons li
chaam. Een goede gezellige maaltijd
geeft immers ook levensvreugde, het
glas wordt dooi de warmte van de
handen de inspirerende geur vrij ge
maakt en opgesnoven. Als dan ten
slotte de tong ook aan zijn trekken
komt, is dit van secundair belang:
het prikkelende effect van de alcohol
op de slijmvliezen van de mondholte
kan tenslotte ook met een simpeler al-
coholprodukt als jenever bereikt wor
den. De oorspronkelijk uit de zeemans
taal afkomstige term voor een borrel:
een „recht op en neer", geeft tref-
nuttige moet en kan ook hier met
het aangename worden verenigd.
Interessant is overigens, dat wij het
genot van spijs en drank niet in
de eerste plaats danken aan de
tong maar veeleer aan ons reukor
gaan. De vier elementaire hoofdsma
ken en de mengvormen ervan zijn niet
voldoende om de voedings- of genot
middelen hun volle waarde te geven.
Juist het aroma maakt het voedings-
of genotmiddel zo lekker en aantrek
kelijk. Denkt u maar aan vlees, kaas
(vooral de Franse kaas), de geur van
vers gebakken brood, het aroma van
verse roomboter, de bijzondere smaak
van marsepein (zonder de karakteris
tieke geur zoudt u het niet van suiker
kunnen onderscheiden). De heerlijke
smaak van wijn en cognac vooral, door
dichters zo vaak in alle talen en alle
tijden bezongen, berust geheel en al
op de bijzondere geur van deze dran
ken.
Niet voor niets geniet men cognac
bij voorkeur in een breed diep glas
met slechts een bodempje van het
glas bedekt met het kostbare nat. Bij
het rondwalsen van de cognac in dit
fend het eerlijke, ongecompliceerde
karakter van de vaderlandse borrel
aan. Ook bij het genieten van een geu
rige de uitdrukking zegt het al
kop thee is de reuk van groot belang.
Op dit alles is een gehele industrie
gegrondvest die zich bezig houdt met
het bereiden van al of niet kunstma
tige geur- en kleurstoffen. Wat deze
laatste betreft, zelfs de kleur is van
grote betekenis. Conserven, boter en
allerlei andere levensmiddelen worden
kunstmatig gekleurd om ze aantrekke
lijker en „smakelijker" te maken. Het
oog wil ook wat, moge banaal klinken,
het is er niet minder juist om.
Elke huisvrouw heefi van tijd tot tijd
te maken met de kunstmatige aroma's
en essences, waarvan eer kleine hoe
veelheid voldoende is om een voeding
middel de gewenste smaak te geven.
Hoe belangrijk ons reukorgaan is om
tenvolle van het goede der aarde te
kunnen genieten weten wij allen uit
ervaring. Tijdens een verkoudheid is
het reukorgaan ziek en min of meer
uitgeschakeld. Het lijkt ons dan, of
aan de dingen die wij anders lekker
vinden kraak noch smaak is. Dit be
wijst wel dat de fijnproever proeft
met.zijn neus. St.
Een nadere beschouwing van de
cijfers der geregistreerde arbeidsreserve
per uit. november leidt tot de. v0^f
verdeling: seizoenwerkloosheid 18.uuu
(november 1956: 8.000); wrijvingswerk-
loosheid 17.000 (7-000); werkloosheid
van minder-geschikten 14.000
structuurwerkloosheid 10.000 (7.00U),
conjunctuurwerkloosheid 2.000
De vergeleken met 1956 hogere se -
zoenwerkloosheid is te verklaren uit «e
vroeger beëindigen van de oogstwerK-
zaamheden en uit de omstandigheid, dat
vorig jaar onder invloed van de krap»
op de arbeidsmarkt een groot aanta
seizoenarbeiders langer werd vastgehou
den of tijdelijk gemakkelijker in mm"
seizoengevoelige bedrijven kon worde
opgenomen. De beëindiging van seizoen-
werkzaamheden deed het aanbod ?9ori„
stijgen in de landbouw, de bouwnijve'_
heid, in de voedings- en genotmiddelen*
industrie, in de baksteenindustrie, onder
veenarbeiders en onder losse arbeider»*
De wrijvingswerkloosheid is toegeno-
men, omdat het door de verruiming °P
de arbeidsmarkt voor werkloos gewor*
den arbeiders langer duurt'een ander®
werkkring te vinden.
De teruggang in de bedrijvigheid bad
werkloosheid tot gevolg, welke voor een
deel als conjunctuur-werkloosheid B°e'
worden aangemerkt.
De doorwerking van de bestedingsbe-
perkende maatregelen beperkte zich niet
tot de rechtstreeks getroffen bedrijf?"
takken. De invloed daarvan begint ook
door te dringen in de consumptieve
sfeer. Vooral de omzet van duurzaffl®
consumptiegoederen en van textielpr°'
dukten ondervond er de terugslag van-
In de confectie-industrie en in de men*
belfabrieken nam dan ook de bedrijvig"
heid af.
De vermindering van de werkgelegen
heid leidde niet in alle gevallen tot ont
slag; een aantal bedrijven hield zijn PfF"
soneel aan, maar ging over tot werktijd
verkorting.
Ten opzichte van verleden jaar is de
werkloosheid naar verhouding bf
sterkst gestegen in de provincies Noord-
Brabant, Zeeland, Gelderland en Lim
burg. In Zeeland is dit mede een gevolg
van het aflopen der herverkaveling5'
werkzaamheden. Voor Noord-Brabant en
Gelderland is een teruglopen in de pen
del naar andere provincies, naast de ver
mindering van de werkgelegenheid in
eigen provincie, de oorzaak van deze
stijging.
De grootste werkloosheid bestaat in
de provincies Drente (7,6 pet. tegen 4.5
pet. per uit. oktober), Friesland 4,6 pet.
tegen 3 pet., Groningen 3,4 pet. tegen 2
pet. en Zeeland 2,6 pet. tegen 1,4 pet*
Het laagst in Limburg met 1 pet. (0/
pet.).
De officier van justitie bij de recht
bank te 's-Gravenhage, mr. J. C. Ma
ris, heeft op verzoek van de minis
ter van economische zaken een ond®C
zoek ingesteld tegen een referent
van het ministerie van economise"®
zaken terzake van fraudes ten aanzie?
van de bestaande voorschriften betref
fende de uitvoer van staalschroot. Ver
dachte heeft een volledige bekentenis
afgelegd. Hierbij is gebleken, dat met
behulp van onjuiste verklaringen om
trent de origine van het schroot hoe
veelheden van een omvang van enige
tientallen duizenden tonnen tegen te
hoge prjjs zijn verkocht ten laste van de
kas van de staalverbruikende industrie
in de landen, behorende tot de Euro
pese gemeenschap voor kolen en staal.
Zo tekende kort na 1900 een agent van de Duitse geheime dienst een Britse duikboot. De letters
in de schets verwijzen naar aantekeningen, die ook bewaard gebleven zijn, en die als volgt luiden
AA: Commandotoren; BB: Telefoon; CC: Luiken; D; Reddingsboot (afneembaar); EE: Roer; FF
Luchtkokers met horizontale propellers; GG: Zijvlakken; H: Luik; 11; Half-afgedekte raderen; K
Afneembaar veiligheidsgewicht; L: Roerpen; TT TT: Torpedobuizen; PPPP: Schroeven. 1: Zij-aan
zicht (gedeeltelijk onder water). II: Horizontale positie, van boven gezien. Schaal 1:277.
I
vVy/'WV' CoJJfiJfcl opero mondl