Stroom van legenden mondde uit in het Eiland van Avalon
Waar
zou
Josef van
hebben en
Arimathea gepredikt
beg
raven zou
zijn
h
witte hagedoorn bloeit
er met Kerstmis
3
Kotov beschrijft Aljechin
Schaaktechnisch schitterend
menselijk een grote teleurstelling
H
3
Hf 11
11 lt
ft fUi
Waar staat dat
in de Bijbel?
Exposé van Sovjet-mythologie in
de slechtste Russische traditie
Het is geen overdrijving Glastonbury de heiligste plek
van Engeland te noemen en misschien de meest myste-
rieuze plek. Het is het schemerachtige droomland van
Koning Arthurwaar het grote toernooi is gehouden
thken -
f:
DINSDAG 24 DECEMBER 1957
PAGINA lo
~M~ ~r et is langlang geleden sedert wij ons voornamen om, zo wij ooit een bezoek zouden
f—J brengen aan Engeland, ons zonder verwijl te begeven naar wat zonder twijfel de
J- heiligste plek is in Engeland en de Britse eilanden. Maar wij hebben dertig
toren moeten wachten voordat wij, tegen betaling van anderhalve schelling, onze voet
toochten plaatsen op het gewijde grasperk, van aanschijn tot aanschijn met wat de
(euwen hebben overgelaten van het heiligdo m. Het was op een morgen in november, een
Windstille, ingetogen herfstmorgen, gehuld in een bleekblauwe mist. De heilige witte hage-
^°orn was zijn bedeesde en ongelooflijke win terbloei begonnen. Diagonaal tegenover ons,
l°orbij de ruïne, stond doodstil wat wij aanstonds bereid waren te beschouwen als een
"book, een gestalte in somber zwart met een cape neerhangend tot op de grond. Eerst toen
^et spook tot leven kwam uit zijn meditatieve onbewogenheid en een sigaret aanstak, ge-
°ofden wij niet langer dat een van de eeuwen geleden gestorven of vermoorde Benediktij-
Hen aan het eind van het toeristenseizoen, op een ogenblik waarop slechts wij zelf op het
asperk stonden bij de overblijfselen van de Mariakapel, teruggekeerd was om te komen
"boken op de heilige plek die op zo barbaarse wijze werd geschonden en op zo misdadige
ze is vervallen tot een schamele ruïne, bestaande uit een enkele kerkboog, een paar
^enen hoekstompen, de muren van de Mariakapel en de daaronder gelegen uitgeholde
*rypte en, merkwaardigerwijze, de particuliere keuken van de abt, welke in ongerepte
5taat alle vandalisme heeft overleefd.
DAAN VAN DER VAT
door
J. H. DONNER
nf A tw
a 6
ede/
9 h.
GLASTONBURY Engelands heiligste plek
Ja fet wt»»ten
overdrijving Glastonbury,
ie i'e' graafschap Somerset,
jy,. «eiiigste plek van Engeland te noe-
en misschien eveneens de meest
l^sterieuze plek. Het gold als heilig
C8 voor onze laartelling, en de ontel-
m 6 legenden verbonden met deze
Chn 5 dateren gedeeltelijk uit vóór-
k 'stelüke dagen. Aan de heiligheid
hypi111 et worden getwijfeld, zelfs indien
'fiip niet bereid is te geloven in een
hen -r®misschien louter legendarische
Op n e'd, en in de romances die alle
ten" n of andere wijze „terug luiste-
0^a zoals men dat in het Engels zegt,
lic?f" Glastonbury, wellicht, wel-
[f niet, de eindbestemming van de
S'a- Eens was Glastonbury een van
Elanden, gelegen in de moerassen
sen Wells en de Bristol Channel en
v'h heeft er overblijfselen gevonden
yi voorhistorische paalwoningen. Eens
ojjjtte het het Eiland van Avalon, en
Ar die naam vindt men het in de
/Ojjances over koning Arthur en de
khrvi& van de Ronde Tafel. Glaston-
Var» s het schemerachtige droomland
Va.T\ lieL nGiiemeittCTiuge aiuomiana
lïlit, °tling Arthur, die misschien wel,
eik clÜen niet, bestaan heeft. En het
van Avalon is de plaats waar
v0i sïote toernooi plaatsgevonden heeft
tw/'hs Malory. Daar waren de edele
ej, jgts Lancelot en Tristan en Parcival
Qr Spinogrus van Northumberland, Sir
tM^timore Gummursum, „een goede
der uit Schotland", en Sir Palamides
Saraceen en zijn broers Sir Sagwa-
jt.rtes en Sir Safere, „maar zij waren
tn ??Pt". en Sir Dinedan de Seneschalk
niet te vergeten Ferguut. Het is vrij
i>e,er dat op deze plek de eerste kerk
ketPUwd werd in de Britse eilanden, een
waar ondanks oorlogen tussen Kel-
lL en Romeinen, en later tussen Kel-
en Saksen, de eredienst ononder-
De ruïne van de Middeleeuwse abdijkerk.
door
voortduurde
totdat de onbe-
de Achtste zijn
c.
Vpf'iflijke Hendrik
lijjPse, hebzuchtige en ongewijde blik
4$ „Vallen op deze geheiligde plaats en
V'bt deed vermoorden op de Glaston
«Jride heuvel even buiten de stad,
de een bloedig rijm scheppend met
diyWrechtelijke moord op een onschul-
De bezittingen van de abdij wer-
ij._ op gunstige voorwaarden overge-
M|p? aan Hendriks vrienden en mede-
V Sen. Men importeerde Vlaamse
lh ^ers om hen intrek te- doen nemen
»Je ontluisterde kloostergebouwen,
^aar dit in 1551 begonnen experiment
kn,® 'Teen succes. Spoedig lagen de ge-
jj uvven verlaten en de laatste schennis
b hl een aanvang. Boeren en burgers
alen het hout van de vloeren. De ste-
werden gestolen voor koestallen op
j't land en tuinschuren in de stad. Het
jwer deed de rest. Nu staat er een
„'ogfragment, de overblijfselen van de
^Uurhoeken, de rest van de oude Ma-
j'akapel en de gave abtskeuken, welke
1 vorm heeft van een vierkante lan-
I de vier hoeken kan men nog
Vj Sfote schouwen zien waarin eens het
ee® en wild werd geroosterd voor de
ruïne en de
in particu-
tot dpii x'cl begin van de
Cjdige eeuw, toen het bezit in veiling
gebracht. Het werd tenslotte ge-
V^ht door de Engelse staatskerk, waar-
a het ontstaan verantwoordelijk was
de ondergang van de abdij van
wstonbury en voor het geleidelijk ver
bot van de machtige kerk en het bjj-
ik?le.i van de abdij. De
]j ihorende grond bleven
bezit tot aan het
i^rend klooster.
Va e heiligheid van de plek is historisch
^gelegd, maar het is moeilijk en
'"is onmogelijk duidelijk te zien, waar
de historie ophoudt en de legende be
gint. Volgens de legende was het nie
mand minder dan Josef van Arimathea
die in het jaar 60 van onze jaartelling
met twaalf gezellen vanuit Zuid-Frank
rijk naar Engeland werd gezonden door
St. Phillipus om er het woord Gods te
verkondigen. Josef van Arimathea, die
Engeland bereikte via Wales, zou
volgens dezelfde legende de kelk van
het Laatste Avondmaal, de Graal, mee
genomen hebben en hij zou hem be
graven hebben in de heuvel, die nog
heden de naam draagt van Chalice Hill,
d.w.z. Kelkheuvel. En het is te dan
ken aan deze legende, dat in zovele
Graalromances, die geheel verweven
raakten met de legendes omtrent ko
ning Arthur en Lancelot, de lange
kweeste naar de heilige kelk eindigde
in het eiland van Avalon, d.w.z. Appe
leneiland, Glastonbury.
„From oud old books 1 know
That Joseph came of old to Glaston
bury.
And there he built with wattles from
the marsh
A little loneley church, in days of yore."
Aldus de grote dichter Tennyson in
slecht poëzie, poëzie even twijfelachtig
als de geschiedenis, welke de bouw van
de eerste kerk in Engeland toeschrijft
aan Josef van Arimathea. Waarheid
°f legende? Wij weten het niet, maar
hoogst waarschijnlijk is het waar, dat
hier inderdaad de eerste kerk verrees
op Engelse bodem. De twaalf gezellen
vestigden er een kleine communiteit bij
het hordenkerkje, leefden als kluize
naars en predikten het geloof in het
moerasland en op de naburige heuve
len. Ln hier ontmoeten wij opnieuw de
legende. Toen Josef predikte op de heu
vel, die nog heden Weary-All Hill
heet, d.w.z. Alvermoei Heuvel, (omdat
f er zich bij hun aankomst
dodelijk vermoeid ter ruste legden na
hun lange ommegangen) en men geen
geloof schonk aan zijn woorden, stak
hij verbolgen zijn staf in de grond, wel
ke aanstonds wortel schoot en veran
derde in een hagedoorn, welke seffens
in witte bloei schoot. Waarheid of legen
de? Luister. Op Alvermoei Heuvel,
„Where the winter thorn, Blossoms at
Christmas, mindful of our Lord", ligt
een gedenksteen op de plaats, waar
eens de heilige hagedoorn van Josef
van Arimathea stond en twee keren
per jaar bloeide, ln het voorjaar in al
ler hagedoornen bloeitijd en tegen
Kerstmis als andere hagedoornen ont
luisterd rillen in de wind. De doorn zou
op die plek gestaan hebben tot de beel
denstormers haar ontwortelden en werd
in de gehele omgeving beschouwd als
miraculeus en heilig. Dr. Layton, die
in opdracht voor de hervormers
kloostergoederen inspecteerde, stuur
de twee stekjes van de uagedoorn
aan Cromwell en schreef: „Ik zend u
de relikwieën; in de eerste plaats twee
tonbury te vestigen, in de nabijheid
van haar geestelijk raadsman. Waar
heid of legende? De plaats, waar het
klooster van St. Bridget gestaan zou
hebben heet nog vandaag „Brides".
Wat de geschiedenis van het klooster
in de eerstvolgende eeuwen geweest is
is moeilijk na te gaan. Er zijn redenen
om aan te nemen, dat het klooster een
handvest kreeg van een Keltisch vorst
in het jaar 601. Maar het is zeker, dat
het klooster in deze tijd de naam
„Klein Ierland" droeg vanwege de vele
Ierse heiligen en theologen, die er hun
intrek namen en dat het honderden
godgeleerden van ver buiten Engeland
tot zich trok. Koning Ina, in 708 en ko
ning Canute, in 1032, hernieuwden het
handvest. En het staat vast, dat de hei
lige Dunstanus in de tiende eeuw ge
durende enige jaren abt was van Glas
tonbury. Ook is vrij zeker, dat de eer
der genoemde koning Ina een nieuwe
kerk liet bouwen voor de kloosterge
meenschap. Vanai de twaalfde eeuw
weten wij meer omtrent de geschiede
nis van de abdij. Adam van Domer-
ham bericht, dat in het jaar 1148 vrij
wel het gehele klooster door brand werd
verwoest, mitsgaders de kerk, de reli
kwieën en de kostbare bibliotheek. Ko
ning Hendrik II nam de verantwoorde
lijkheid op zich om een nieuwe kerk en
een nieuw klooster te bouwen. Maar
dank zij herhaaldelijk tegenslag duurde
het honderd jaren, voordat de bouw
voltooid was. In 1275 ondergingen de ab
dijgebouwen een hevige aardbeving, die
veel schade aanrichtte. Onder de ver
dere historische feiten betreffende de
abdij verdient vermelding, dat onze
grote landgenoot Erasmus een bezoek
bracht aan de abdij van Glastonbury
op uitnodiging van zijn vriend Beere,
de toenmalige abt.
Richard Whiting was de laatste abt
van deze heilige en wereldberoemde ab
dij. In 1539 werd het klooster opgehe
ven door Hendrik de Achtste en Abt
Whiting werd het slachtoffer van een
gerechtelijke moord op Glastonbury
Tor.
Er zijn in de loop van de eeuwen
meer heiligen begraven in de nu
verwoeste crypten en in de grond
rond de kerk dan op enige andere plaats
in Engeland. De legende wil zelfs, dat zo
wel St. David, patroonheilige van Wales
en St. Patrick, patroonheilige van Ierland
hier zijn begraven. Koning Ina liet hier
het stoffelijk overschot van de martela
ren St. Indractus en gezellen bijzetten.
William van MalmesDury, die hoogst
waarschijnlijk zelf enige jaren doorge
bracht heeft in de abdij van Glaston
bury, schreef aan het eind van de elfde
eeuw: „Hier liggen begraven de stof
felijke resten van de vele heiligen en
er is geen plek in de gebouwen, zelfs
de zijkanten van het altaar zelf en
daarboven en daaronder, die niet over
vol is dank zij de enorme hoeveelheid
relikwieën. Terecht derhalve noemt
men dit het hemels heiligdom op aarde,
want van zoveel heiligen bewaart het
de stoffelijke resten".
En er is niets van overgebleven dan
een heilige herinnering. Het gras
groeit en de hagedoorn wortelt in een
grond, die de asse en de skeletten
V'
3::,3
-
P. N. J. van Doornik M.S.C., directeur
van het Una Sancta-werk te Hilversum,
heeft onder de titel „Waar staat dat in
de Bijbel?" bij de N.V. Uitgeversmaat
schappij Pax te Den Haag een boekje
uitgegeven, dat, bij ons weten, enig is
in zijn soort. Aan de hand van teksten
uit de H. Schrift en de getuigenis der
Oude Kerk wordt de katholieke leer in
haar volle continuïteit verantwoord 'en
behoeve van allen, die voor een gesprek
over de godsdienst of voor eigen infor
matie de nodige parate kennis missen.
De rangschikking der onderwerpen is
alfabetisch, echter zo, dat, waar mogelijk,
het onderlinge verband behouden blijft.
Dit boekje is geheel uit de praktijk ge
groeid, die daarom ook de keuze van
de onderwerpen heeft bepaald. Het is
niet alleen analogisch bedoeld, maar het
wil tevens het eigen geloof helpen fun
deren en verdiepen door telkens terug
te grijpen op de H. Schrift en de inter
pretatie daarvan door de Oude Kerk.
Wij achten de samenstelling van dit
boekje een bijzonder gelukkige daad,
die velen van groot nut zal zijn. Voor
een eerste ontwerp lijkt het ons goed
geslaagd. Het zal ons niet verbazen,
wanneer dit boek in volgende drukken,
die zeker niet zullen uitblijven, aan
merkelijk in omvang toeneemt. Zoals
het nu is, munt het over het algemeen
uit door bondige duidelijkheid. Sommige
onderwerpen eisen echter o.i. een min
der summiere behandeling. Had b.v. bij
„duivel" het mystericum iniquitatis geen
plaats moeten hebben? En heeft de psy
chologie de begrippen geweten, vrije wil
err zonde niet waardevol verhelderd?
Een korte verklaring daarvan lijkt ns
geen overbodige weelde. Desondanks
lijkt P. van Doorniks boek ons een werk
vol beloften, nuttig, leerzaam en zeer
bruikbaar. Voor eigen studie zowel als
voor een behandelinr in groepsverband
zeer geschikt. Het moge in veler handen
geraken.
keuken van de abt. Het best bewaarde deel van de abdij.
Enige jaren geleden schreef de
Russische grootmeester A. Kotov een
boek over Aljechin. Uiteraard deed
hij dit in het Russisch en dus konden
wy slechts de partijen en de analyses
daarvan beoordelen. Een enkele poly
glot vertaalde de titel als ongeveer:
„De schaaknalatenschap van Alje
chin".
Uit het gedeelte, dat geschreven
was in het schaakesperanto van „e2-
e4" en „b7-b5" was duidelijk dat hier
een schitterend werk tot stand was
gekomen.
Kotov had zich niet laten verleiden
iiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiHiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimi
iimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiMiiimiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiimmiiiifiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiii
■•■iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiMMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiijiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiniimiiiiiiiiiiiiinniiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiii
bloesems, welke op de vigilie van het
Kerstfeest tot bloei zullen komen hora
ipsa qua Christus natus fuerat".
De boom werd vernield, maar stek
jes van de boom waren geplant bij
de Abdij van Glastonbury in de vallei
en beide in de stad gelegen, maar tot
de Abdij behorende kerk van de Hei
lige Johannes. En beide hagedoornen
bloeien, niet slechts in het voorjaar,
maar ook tegen Kerstmis. Wij hebben
het met eigen og gezie". Het was
op een novembermorgen. Er lag een
blauwe mist. Er was een spook dat
geen spook was. In de verlaten
Abtskeuken loeiden de lege schou
wen om ossen, kapoenen en wild.
En op het grasperk, vlak bij de
Mariakapel, was de witte hagedoorn
zijn aarzelende bleke bloei begonnen
„mindful of our Lord".
De historische heuvel aan de rand van Glastonbury.
oeveel heiligen de kleine horden-
kerk en de kluizen van Glaston
bury in de eerste eeuwen van hun
bestaan hebben voortgebracht is onbe
kend. Zeker is, dat de twaalf oorspron
kelijke gezellen ter plaatse bleven en
werden gevolgd door nieuwelingen, be
keerlingen uit de omgeving of monniken
uit Zuid-Frankrijk of Rome. Toen Josef
van Arimathea volgens de legende was
begraven, onder het altaar van het hor
denkerkje, volgde een onbekende mon
nik hem op als hoofd van de kluize
naarsgemeenschap. De bouw van de
eerste stenen kerk dateert wellicht van
de tweede helft van de vijfde eeuw na
Christus. Maar ook hier is het moeilijk
onderscheid te maken tussen historie en
legende. Want volgens de legende zou
het de Heilige Patricius van Ierland ge
weest zijn, die zich na de bekering van
Ierland hier terug trok en de kluize
naars overhaalde een kloostergemeen
schap te vormen. En dezelfde heilige
zou verantwoordelijk geweest zijn voor
de bouw van de stenen kerk en een bij
behorend klooster. De tegenwoordigheid
van de Heilige Patricius in Glastonbury
zou St. Bridget of Briddet van Ierland
bewogen hebben zich eveneens in Glas-
heeft verteerd van tientallen, mis
schien zelfs honderdtallen heiligen.
Sedert de ruïnes en de bijbehorende
grond zijn overgegaan in het bezit
van de Engelse Staatskerk, hebben
archaeologen uit Glastonbury en de
omgeving jaar-in-jaar-uit opgravin
gen verricht in en rond de resten van
het klooster. In de Abtskeuken kan
men, naast overblijfselen uit de Kel
tische en Romeinse tijd., oude te
gels en wijnkannen en andere ge
schonden resten zien ln de vitrines.
Het waren Giraldus Cambrensis en
Ralph van Coggeshall, die aan het eind
van de twaalfde eeuw Glastonbury iden
tificeerden als Avalon, de plaats, waar
koning Arthur van de Ronde Tafel en
zijn gemalin Guinevere, hoofdfiguren
van de Arthur-cyclus, zouden zijn be
graven. En volgens Giraldus Cambren
sis werd hier op last van Hendrik de
Tweede gezocht naar dit graf, d.w.z. tij
dens het leven van Giraldus zelf. En
dit graf zou zijn gevonden. Volgens de
legende zou koning Arthur zwaarge
wond zijn in de slag bij Camlin in Corn
wall. Hjj begaf zich naar de abdij van
Glastonbury om er genezing te zoeken.
Maar hij stierf en werd ter plaatse be
graven. En later legde men zijn gema
lin ter ruste in hetzelfde graf. Toen
Hendrik de Tweede vërnam, dat men
het koningsgraf had gevonden, gaf hij
last om de resten van Arthur en zijn
gemalin een nieuw graf te geven bin
nen de kloosterkerk en Hendrik zelf
liet een gedenkplaat aanbrengen op het
graf van het koninklijk echtpaar. Tach
tig jaren later brachten Eduard de Eer
ste en zijn gemalin Koningin Eleanor
een bezoek aan de abdij en gaven op
hun beurt last het graf te openen en
het stoffelijk overschot te plaatsen in
een nieuw graf, gelegen onder het hoofd
altaar. Opgravingen hebben uitgewe
zen, dat er zich inderdaad een graf be
vonden heeft op genoemde plaats.
En vandaag kan men in het gras de
ledige grafkuil zien, waarin een op
schrift is aangebracht. Hier heet het:
„Plaats van het graf van Koning Ar
thur: in het jaar 1191 heette het, dat
het gebeente van koning Arthur en zijn
koningin was gevonden aan de zuid
kant van de Mariakapel. Op 19 april
1278, werd het stoffelijke overschot ver
wijdert in tegenwoordigheid van Ko
ning Eduard en zijn gemalin en opnieuw
begraven in een graf van zwart marmer
op deze plaats. Het graf bleef ter plaat
se tot aan de opheffing van de Abdij
in 1539".
egende of waarheid? Wie zal het
J zeggen? Ondanks de rijke Arthur-
literatuur blijft men geneigd te
zeggen met Klim Samgin: „War denn
ein Junge da? Vielleicht war gar kein
Junge da." Men krijgt de indruk dat
de historici van vandaag meer en meer
geneigd zijn te geloven in het bestaan
van een veldheer die Arthur heette.
„War denn ein Junge da?" Maar zelfs
indien wij tenslotte toch mogen gelo
ven in Arthur, en een klein beetje in
Guinevere, het zou te ver gaan om ook
te geloven in het bestaan van Sir Laun-
celot du Lake, Sir Tristram de Liones,
Lamorak de Galis, Sir La Cote Male
Taile, Sir Uwaine les Avoutres en Sir
Meliot de Logris, allen ridders met
namen die rinkelen als harnassen in de
legendarische schemer waar zoveel
maagden zoveel behoefte hadden aan
ridderlijke hulp omdat het wemelde van
draken. Maar het is merkwaardig en
zelfs mysterieus dat zoveel uiteenlopen,
de legenden, van Parcival, Tristram,
Lancelot, Arthur, de Graal, samen
vloeiden tot een brede middeleeuwse
stroom die uitmondde in de heilige moe
rassen van Glastonbury, in The Isle of
Avalon, de plaats die de heiligste van
Engeland verdient te heten, de plaats
die reeds in voor-Christelijke tijden in
zekere zin heilig was. Want Avalon was
het Walhalla van de Keltische krijgers,
en naar deze plaats bracht, volgens
het geloof van de voor-Christelijke Kel
ten, de god Gwyn-ap-Nudd de zielen
der gesneuvelde helden. En op deze
plaats hebben wij met eigen ogen de
hagedoorn gezien aan het begin van
zijn winterse bloei.
alles wat Aljechin beweerde over zijn
eigen partijen, klakkeloos over te ne
men. Integendeel, op verschillende
plaatsen toonde hij aan dat in som
mige van de beroemdste combinaties
van de oude wereldkampioen lacunes
voorkomen, die tot nu toe aan de
aandacht waren ontsnapt. Duidelijk
laat hij zien, dat Aljechin over het
algemeen de neiging had, de aanval
te overschatten. Hij vond fraaie ver
dedigingen in stellingen, die door Al
jechin als reeds gewonnen werden
beschouwd.
Wat het schaaktechnisch gedeelte betrof,
was het duidelijk, dat Kotov zich een waar
dig biograaf betoond had van de grote Al
jechin. Nu is er echter onlangs in Oost-
Duitsland een Duitse vertaling van de pers
gekomen. Daardoor is ook voor ons toe
gankelijk geworden wat Kotov "an Aljechin
als schaakspeler en als mens te beweren
heeft. Welk een teleurstelling I Het ls een
exposé van Sovjet-mythologie in de slecht
ste Russische traditie. In de eerste plaats
wordt Aljechin voorgesteld als een typisch
exponent van de „Russische school". Deze
„Russische school" kenmerkt zich door
ALJECHIN
ondogmatische creativiteit. (Dat typisch
Russische „schöpfensche") tegenover de
armzalige oer-dogmatische school van Tar
rasch en consorten.
Dit is al een zeer kinderachtige methode
Men neemt de speler, die misschien de
sterkste schaker was, die ooit leefde. Deze
annexeert men dan voor het eigen groepje
en men stelt er een andere speler tegen
over, wiens opvattingen al sinds lange tijd
als verouderd worden beschouwd, en deze
laatste is dan de representant van „hen die
er niet bij horen".
Zo kan men in Russische kunstbeschou
wingen Michel Angelo horen noemen als
vertegenwoordiger van het „socialistische
naturalisme", terwijl als representant van
de moderne kunst altijd steevast Dall ge
noemd wordt.
Misschien is nog hinderlijker de wijze,
waarop in de levensbeschouwing van Alje
chin de feiten doodeenvoudig worden ver
draaid.
Ook Aljechin had niet altijd succes. Voor
al tegen het eind van zijn leven moest hij
een scherpe daling in zijn resultaten bele'
ven. Dit komt volgens Kotov, omdat hij in
1921 Rusland verliet en sindsdien ronddool
de temidden van mensen, die zijn diepe Rus
sische ziel niet begrepen. Het moest er wel
van komen, ln 1946 benam hij zich het
leven. Dit laatste is niet waar. Kotov heeft
dit echter uit het boek over Aljechin van
de Oostenrijker Hans MiUler, die dit ver
haal verzonnen heeft, waarschijnlijk meege
sleept door duistere „Götterdammerung"-ge-
voclens. Het staat vast dat Aljechin een
natuurlijke dood gestorven is.
En dan is er de zeer onverkwikkelijke zaak
van Aljechin's gedrag tijdens de oorlog. Het
is niet nodig alles nog eens op tp halen,
maar bij alle bewondering, die. men voor
Aljechin als schaakspeler moet hebben, zal
men toch nooit kunnen vergeten hoe hij
zich in de oorlog door de Nazi's liet ge
bruiken.
Het meest werd hem een artikel kwalijk
genomen, dat in 1941 van zijn hand ver
scheen. Onder het opschrift ..Jüdisch und
Arisch schach" slaagde hij er in al zijn
oude collega's, van Lasker tot Euwe, zo
verschrikkelijk te beledigen, dat in de>
cember 1945 te Londen werd besloten hem
nimmer meer voor enig schaaktoernooi uit
te nodigen.
„Een schandelijke samenzwering onder
leiding van de U.S.A." vindt Kotov dat,
„Maar zijn oude vaderland kwam hem
te hulp".
Tweekamp mei Botwinnik
De Russen nodigden Aljechin uit naar
Moskou te komen om een tweekamp met
Botwinnik te spelen om het wereldkam
pioenschap. Nu had Aljechin reeds lang zijn
oude kracht verloren. In Spaanse en Portu
gese toernooien in 1944—'45 won hij nog
maar zelden eerste prijzen temidden van
spelers van slechts nationale klasse. Een
tweekamp met Botwinnik was een farce.
„Rusland ondersteunde Aljechin, zijn ver
dwaalde kind, in dit voor hem zo moeilijke
ogenblik, als een bezorgde moeder", meent bewijst dat
Kotov. 1 antwoord 1.
Uit het prettige gedeelte van dit boek het
volgende partijfragment:
ZwartHof meister.
s»
Wit: Aljechin.
Wit: Kh2; Da6; Tb3; Tc2; Lgl; pi. a4 a6
c4 d5 £2 h3.
Zwart: Ka8; Dg5; Tc8; Te7; Ld3; Pg3;
pi: a7 b6 f6 h4.
Zwart heeft een stuk meer. Bovendien
dreigt hij zowel 1) Pe4 en daarna 2)
Lc7 als 1P Pflt benevens 2) P
Pg3+ met eeuwig schaak.
Aljechin vond een schitterende combinatie
om toch zijn aanval voort te zetten.
1. c4c5!
Beide dreigingen van zwart zijn afge
weerd.
Ie. 1. Pe4, 2. cb6:l Pd6:, 3. b7t Tb7^
4. ab7:t Pb7:. 5. Tc8: mat.
2e. 1. Pflt, 2. Khl Pg3t, 3. Tg3: 9 g3:,
4. cb6: ën wint. Na 4. Tc2: met 5. Dd8:
Db8, 6. De7: daar wit aanval behoudt en na
4. Dd6: met 5. Tc8t Db8, 6. b7t Tb7:.
7. ab7: Kb7:, 8. Tb8:t Kb8:, 9. Lf2 daar het
eindspel gewonnen is.
1.
2.
3.
4.
a4xb5
b5—b6I
c5xd6
b6b5
Pg3e4
Pe4 x d6
Een fantastische stelling! Zwart heeft een
Dame meer en kan toch de partij niet red
den. Zwart vindt de mooiste manier om ta
verliezen.
4.
5.
6.
7.
b6-b7t
a6d71!
Kh2—hl
Te7c7
Ka8b8
Dg5g3t
Een zeer zeldzame stelling. Zwart gaf op
omdat hij weerloos is tegen de beide witte
pionnen op de 7e rij.
Deze partij werd in 1917 in Petrograd ge
speeld en de daarin voorkomende combina
tie geldt als een van Aljechin's mooiste.
Aljechin zelf was er terecht trots op.
In de beoordeling van de diagramsamen
stelling was hij echter te optimistisch.
Hij zegt dat 1. c4—c5 de partij wint. Kotov
heeft nu echter gevonden dat dit niet juist
is. Hij heeft een verdediging gevonden I
Zwart moet na 1. c5 een tegendreiging vin
den, die sterk genoeg is. Bovendien moet
hij de batterij Tc2 en pion c5 aantasten,
daar daarop de witte combinatie steunt.
Deze opgave lost zwart op met 1. Te2!
want mat dreigt met 2Pflt en 3
Dg2: Wit moet nu de toren ruilen en dit
verandert het gehele beeld. Kotov komt tot
de conclusie dat Wit dan zelfs verliest, maar
de combinatie na Zwarts
b6b5 winnend li.