Volledige tekst van de Kerstboodschap van de Heilige Vader (II)
P
t
3
l!
1
'l
8&SS" A ,3» ,?pg.
SS, "fU™ ..!«»- g»;-
DINSDAG 24 DECEMBER 1957
PAGINA 16
A
F
r
a
HIERONDER VOLGT HET SLOT
VAN DE KERSTREDE VAN DE
PAUSWAARVAN WIJ GISTEREN
REEDS EEN GEDEELTE PUBLI
CEERDEN:
Niet anders dan de mens in het verleden,
voelt de hedendaagse mens zich heen en
weer geslingerd tussen bewondering voor
de wereld der natuur, waarvan de diepste
schuilhoeken en de uiterste grenzen zijn
verkend en de bitterheid van de ontmoedi
ging. die veroorzaakt wordt door zijn cha
otisch bestaan, dat hijzelf zo heeft ge
maakt. De tegenstelling tussen de geordend
heid van de natuur en de ongeordendheid
van het leven schijnt, eerder dan afgezwakt
te zijn door de toegenomen macht van we
ten en kunnen, het leven als een zwarte
schaduw te volgen. In de beslotenheid,
waarmede hij zich omringt, doet de heden
daagse mens niet anders dan de klacht van
Job herhalen: ,,Zie ik roep tegen het ge
weid, maar vind geen verhoring, ik roep
om hulp, mij geschiedt geen tfecht". Welnu,
laten wij ons zelf veroorloven te luisteren
naar zijn klacht, om beter zijn innerlijke
gevoelens te begrijpen en om hem degene
aan te wijzen, die werkelijk zijn duister
nissen kan verdrijven en die de harmonie
weer kan herstellen in de tegenstellingen
van het bestaan.
Een absoluut pessimisme is
niet gerechtvaardigd
Een deel van het menselijk geslacht
meent thans in de aanblik van onenigheden
het kenmerkende element van de wereld
te zien. een onontkoombaar lot, waar te
genover de mens niets anders overblijft dan
zijn armen te kruisen en te berusten en
zich op zijn hoogst nog te vermaken met één-
dagsgenoegens, die hij dank zij de allesover
heersende wanorde weet te bemachtigen.
Dit totale pessimisme, dat zich voorname
lijk meester maakt van de gemoederen, die
openstaan voor het grootste en zelfs meest
dwaze optimisme, komt hiervandaan, dat
men zich de onloochenbare onsamenhan
gendheid, die het wereldbeeld ons laat zien,
gaat voorstellen als uitgebreid over het
ganse heelal en de wetmatigheden, die
daaraan ten grondslag liggen, en dat men
de schuld daarvan dan gaat schuiven op
de Schepper zelf. Zij, die op die manier
wijken voor de aanvallen van het totale
pessimisme, zijn diegenen, die de wereld
niet anders kunnen zien dan als een af
grond van wreedheden en smarten, van
mensen en naties die elkander verscheu
ren, en die menen, dat dit alles rechtstreeks
of onrechtstreeks de werkelijke resultaten
begeleidt van de uitwendige vooruitgang.
Anderen worden tot wanhoop gebracht over
de mogelijkheid van een herstelde harmonie
door het op zichzelf genomen ernstige feit,
dat er mensen zijn, die zich zo sterk la
ten aanlokken door de betovering van een
nieuwigheid, dat zij de andere werkelijke
waarden er gering om gaan schatten, voor
al die waarden, welke de menselijke sa
menleving overeind moeten houden. Weer
anderen geven zich bij wijze van spreken
over aan het volledig pessimisme wanneer
zij het betreurenswaardige feit waarnemen,
dat mensen, die uiterlijk vooruitstrevend
zijn, inwendig alle beschaving gaan missen.
De oorzaken hiervan
Wanneer men deze en dergelijke feiten
aan een onderzoek gaat onderwerpen,
wordt alle hoop nog meer de bodem inge
slagen, omdat de oorzaken van die feiten
op nog scherpere disharmonieën wijzen en
ook nog ergere in het vooruitzicht stellen.
Waarom zoveel onverschilligheid voor an
dermans recht op het leven, zoveel minach
ting voor de menselijke waarden en waar
om dat sterke dalen van het oorspronkelij
ke beschavingspeil, als het niet is omdat
de overwegend stoffelijke vooruitgang he
harmonische en gelukkige geheel van de
mens ontwricht heeft, hem in zijn fijnge
voeligheid omtrent die opvattingen en waar
den heeft afgestompt door hem alleen maar
in een bepaalde richting te vervolmaken?
Aan de mens, die geboren en getogen
is in een strikt technisch klimaat, zal inder
daad noodzakelijkerwijze een deel, en
niet het minst belangrijke, van het ge
heel zijner menselijkheid ontbreken, als was
dat deel verschrompeld door omstandighe
den, die de natuurlijke ontwikkeling beleme-
ren. Zoals een plant, die gekweekt wordt
op een voedingsbodem, welke enige nood
zakelijke levenselementen mist, die of die
eigenschap ontwikkelt, maar niet het alzij
dige harmonische type oplevert. Zo ook
loopt de progressieve", dat wil zeggen,
eenzijdig materialistische beschaving hier
op uit, dat zij de mens berooft van zijn
werkelijke manier van denken, oordelen
en handelen, omdat zij enige waarde-ele-
menten, die in het gezins- en volkeren-
leven noodzakelijk zijn, aan banden legt.
I?..wezen Is de breedste scala en een al
zijdige gerichtheid nodig om tot het wa
re, net rechtvaardige, het eerbare te kun-
nei?4i seraken, kortom om volwaardig men
selijk te kunnen zijn. Maar overal, waar
de eenzijdige technische vooruitgang de
beperknigen gekneld houdt,
snijdt hij hem af van de rest van univer
sele, vooral van de geestelijk-inwendige, en
doet hem delen in zijn eigen aard waar-
van de bekendste eigenschappen zijn: op
pervlakkigheid en onbestendigheid. Hoe een
dergelijke vervorming zich voltrekt Is geen
geheim, als men de ingeboren neiging van
de mens in aanmerking neemt het twij
felachtige en het verkeerde te aanvaar
den. indien daar de belofte van een gemak
kelijk leven tegenover staat. Let bijvoor-
beerd eens op de bedrieglijke verwisse
ling van waarden, die veroorzaakt wordt
door de op zichzelf genomen wonderbare
vooruitgang der mechanische snelheid. Ver
leid door de uiterlijke schittering daarvan
neigt de mens van zinneloze snelheden er
toe in het leven te worden als een riet, dat
doo'r de wind heen en weer wordt bewo
gen. ongeschikt om iets dergelijks te ver
richten en niet in staat om zichzelf en an
deren overeind te houden, omdat hij de
waarde van de bewegingssnelheid over
draagt op dingen, die hun vervolmaking niet
moeten hebben van snelle veranderingen,
maar die hun betekenis daarentegen moe
ten krijgen van de duurzaamheid en de
trouw aan tradities.
Eenzelfde dubbelzinnigheid komt voort
uit het feit, dat de zintuigen nu veel meer
kunnen waarnemen, hoe bewonderenswaar
dig dit laatste ook moge zijn.
Want de moderne, kostbare onder-
zokingsinstrumenten geven aa n de
zintuig en de mogelijkheid om alles
wat er bestaat, wat beweegt en ver
andert in iedere hoek van het heelal op
te zoeken, te beluisteren en te meten. D°°t"
dat een dergelijke groei van zijn macht
hem ligt en hij bijna helemaal opgaat in het
gebruik van de zintuigen, is de alziende
mens zonder hetzelf te bemerken er toe
geneigd zijn gehele geestelijke vermo
gen veel minder te gebruikennamelijk
het verstand, waardoor hij in het inwen
dige der dingen kan doordringen en daar
door is hij steeds minder in staat om de wer
kelijke denkbeelden in hem te laten rijpen,
waaruit het leven gevoed wordt.
Evenzeer draagt de veelvuldige toepas
sing van de buitengewoon opgevoerde uit
wendige energie iedere dag meer het ha
re er toe bij om het menselijk leven in
te kapselen in een mechanisch stelsel, dat
alles automatisch en op eigen kosten
doet en daardoor verzwakt hij de prikkels,
die in vroeger tijd de mens er toe aanzet
ten om zijn eigen persoonlijke energie te
ontwikkelen.
Er bestaan dus grote disharmonieën
in de hed daagse mens. die een produkt
van de vooruitgang zijn. Maar hoe vol
gevaren deze disharmonieën ook mogen zijn,
zij rechtvaardigen de uitzonderlijke wan
hoop der pessimisten toch niet, evenmin
de doffe berusting van hen, die maar werke
loos blijven toezien.
De wereld kan en moet teruggebracht wor
den tot haar oorspronkelijke harmonie, even
als in den beginne het thema van de Schep
per was, toen hij Zijn eigen volkomenheden
aan zijn werken mededeelde. De hechtste
basis van deze verwachting ligt in het ge
heim van Kerstmis. Christus, Godmens, be
werker van alle harmonieën, komt Zijn
werk bezoeken. Hoe zal het schepsel aan de
wereld kunnen wanhopen, als God zelf niet
wanhoopt, ais het Goddelijk Woord, waar
door alles werd geschapen, vlees geworden
is en onder ons gewoond heeft, opdat de
glorie van de eengeborene des Vaders hier
tenslotte weer stralen zou. En hoe zou de
glorie van de Schepper en Vernieuwer aller
Dingen kunnen weerstralen in een wereld,
die noodzakelijkerwijs gegrond zal moeten zijn
op tegenstellingen en disharmonieën. Het
pessimisme van die lieden en hun passieve
berusting zullen door het Christendom nooit
aanvaard kunnen worden, omdat dit strij
dig is met de christelijke opvatting omtrent
de mens. Reeds vanaf het allereerste begin
is St. Paulus opgekomen tegen het vooroor
deel van de Ouden, volgens welke het lot
van de mensen een noodlot was. geleld door
de krachten en de bewegingen van de na
tuur. Daarom merkte hij op: „WIJ zijn niet
onderworpen aan de machten der natuur.
maar aan Christus, die ons bevrijd heeft
en tot erfgenamen van God heeft gemaakt".
Alle verlossing en vrijheid komen derhalve
van Christus, niet van de natuur.
Van zijn kant is de hedendaagse mens
meer aan het gevaar blootgesteld, weer
slaaf van de natuur te worden, omdat hij in
tegenstelling met de mensheid van vroeger,
die haar meer uit onwetendheid en zwakheid
onderworpen was, zich ondergeschikt ge
maakt heeft aan haar sterke dwang, juist
omdat hij zoveel van de natuur te weten
is gekomen en een uitgebreid gebruik maakt
van haar krachten. En vanuit die hoek
dreigt het gevaar, dat de mens haar een ere
dienst van aanbidding dreigt te betonen voor
de wonderen, die hij in haar ontdekt, en een
eredienst van dank om de onmiddellijke wel
daden, die hij er zich van te nutte maakt.
De aansporingen van de Apostel om de
ketenen van dienstbaarheid, die de natuur
heeft aangelegd, te verbreken, door ons uit
te spreken voor Christus en ons in Zijn
gevolg te scharen, hebben daarom meer
werkelijkheidszin dan ooit. Niet de anderen
maar Hij is Uw God, Schepper en Heer
van de natuur. Uw bevrijder en Zaligmaker.
Door Hem zijt gij bestemd om kinderen
van God te worden, en niet de slaven van
de elementen dezer wereld. Gij zijt niet
bestemd tot een gedeeltelijke perfectione
ring van dit of dat vermogen, maar gij zijt
geroepen in heel de mens het volmaakte
beeld van God te herstellen, Hij de har
monie zelf en de bron van iedere orde in
de kosmos. Maar deze schitterende waar
heden zyn inderdaad de geëigende midde-
len om de waardigheid van de mens te her
stellen en om opnieuw zijn hoop te wekken.
Anderzijds worden zij afgewezen door een
ieder, die er niet in slaagt een wezenlijke
betrekking te zien tussen het eeuwige en
het tijdelijke, tussen de Schepper en het
schepsel. Integendeel zij verbreken het con
tact tussen God en de wereld, als twee ge
gevens, die te zeer van elkander verschil
len en te ver van elkander afstaan en die
daarom geen wederzijdse betrekkingen heb
ben. Maar toch toont de komst van Gods
Zoon op aarde heel zichtbaar de nauwe be
trekkingen aan, die de wereld met het eeu
wige verbinden. De wereld en de mens zul
len geen bestaansreden en geen bestaans
mogelijkheid hebben, als zij niet deelgenoot
zouden zijn aan het Eeuwige Wezen van de
Scheppende God. De geschapen en eindige
wereld, die noodzakelijk drijft op de oceaan
van de Goddelijke Eeuwigheid, volgt er bij
wijze van spreken de koers en de wetma
tigheden van. Terecht verzekert St.-Augus-
tinus dan ook en met hem vele andere wij
zen uit vroegere en tegenwoordige tijden,
dat er in de wereld, ofschoon deze maar ge
schapen is en niet noodzakelijkerwijze moet
bestaan, een opperste en eeuwige wet geldt,
waaraan zij haar bestaan en waardigheid te
danken heeft. En dat is juist de eeuwige
wet, die de Schepping op zichzelf genomen
omhoog heft tot de waardigheid, die oneindi
ge en eeuwige macht weerspiegelt. Dit
noemt men terecht de geordendheid, die alle
dingen in wezen ingeschapen is en door
de inwendige samenhang en harmonie, die
er in de wereld is, doorklinkt.
Maar als men het begrip zelf van Gods
eeuwigheid afwijst en de mogelijkheid, dat
God van zichzelf aan de schepselen heeft
medegedeeld, dan is het nutteloos om van
wereldorde en harmonie te spreken.
Maar met dergelijke ontkenningen lost men
in de mens het probleem niet op van zijn
dorst naar harmonie, naar geordendheid en
naar geluk. Dan juist voelt de mens zich
gedwongen om datgene wat overblijft tot de
hoogste waarden te verheffen, dat wil zeg
gen, zijn eigen tastbaar eindig wezen.
Los van de uitwendige orde en van iedere
harmonie in de wereld moet hij zich een le
ven kiezen, dat niets anders is dan een
voortdurende bezorgdheid om zijn bestaan
en als een weg naar de dood. al heeft hij
zijn bestaan dan ook omgeven met een ze
kere ijdele trots op zijn eindige natuur.
De hedendaagse mens die zich niet wezen
lijk met het Eeuwige verbonden voelt, ver
valt tot de aanbidding van het eindige, te
midden waarvan hij voortleeft en werkt,
alsof hij zich bewust is van zichzelf en al
het, bestaande. Maar dat is een verkeerde
weergave van de werkelijkheid, die wel zins
begoochelingen kan geven, maar niet de
dorst naar waarheid en de innigste verlan
gens kan bevredigen. Als de mensen bevre
diging willen vinden, laten zij dan naar
Bethlehem gaan. waar het Eeuwige Mens-
geworden Woord onder ons gewoond heeft
om ons te leren, dat ieder menselijk wer
ken zijn doel, zijn vruchtbaarheid en zeker
heid moet krijgen van uit het Eeuwige. Wan
neer de natuur van de mens naar het beeld
van God geschapen is, dan moeten ook zijn
werken gelijkvormig zijn aan Hem, zoals de
wijsbegeerte leert, als zij ons verzekert, dat
het werk de natuur aanneemt van degene
die werkt. Het doen en laten van de mens
op aarde is dus niet veroordeeld tot dishar
monie, maar bestemd om de eeuwige har
monie van God tot uitdrukking te brengen.
In deze zin bevrijdt het Eeuwige Mensge-
worden Woord de mens van zijn knechtschap.
Hij verlost hem uit zijn onvruchtbare inge-
kapseldheid in zichzelf; hij geeft hem de
hoop terug op de wegen van de vooruitgang.
TWEEDE HOOFDSTUK.
Met de christelijke opvatting van de kos
mos, gevormd door de scheppende wijsheid
van God en daarvandaan één, geordend en
harmonisch, gaat gepaard het uitzicht op
een plechtige vervulling waarin er „in de
hemel en op aarde" een woonstede Gods
bestaat waarin God met de mensen zal
zijn en „God iedere traan zal wegwissen
uit hun ogen". „Nooit zal de dood er meer
zijn, geen rouw, geen geween en geen smart,
want al het vroegere is voorbij". Met ande
re woorden: dan zullen de disharmonieën van
nu worden opgeheven. Maar is hiermede
misschien de verwezenlijking van het har
monische plan der schepping voorgoed uit
gesteld? Heeft God van deze scheppings
daad zelf. van dat harmonisch plan, waarbij
hij de mens de macht gaf over alle dingen,
die hier op aarde zijn, wellicht zijn woord
teruggetrokken? Zeker niet. We zeggen daar
van, dat Hij, die de mensen de heersers-
macht over de aarde afnam, deze beves
tigd heeft op de dag, waarop Hij Zijn Enig
geboren Zoon met het menselijke vlees be
kleedde. toen Hij bij zichzelf vastgesteld
had voor het bestel in de volheid der tlj-
den orn alles, wat in de hemel en op aarde
is, in Christus weer samen te brengen. En
'j Christus, het vleesgeworden
God"M<ms door Zijn komst in de
S^t!^,-,yarL et eerste ogenblik van zijn
lllrllhr-, !?,estaan de getuigenis dat de
k?i ?VeJ ?e wereld in verschillen-
aft rto v?e5ust en bi-i de mens, en
dat de laatste zich deze heerschappij bijge
volg niet kan toeeigenen tenzij in de geest
van God. Waarlijk in Christus heeft zelf
standig deze zelfde geest gewoond, die in
den beginne heeft gezegd: „Het worde licht
en het was licht". Dezelfde goddelijke geest
grift deze als een onuitwisbaar teken in alle
geschapen èn levende én levenloze dingen
waarvan het de eenheidgevende binding
vormt, beginsel van alle ordening en grond-
accoord.
De volmaakte harmonie in de v, reld,
waaraan de aanwezigheid van Christus in
de wereld zo rijk Is.
Maar nog voordat de mens zich een uit
drukkelijk denkbeeld ging vormen van de
volmaakte harmonie, waaraan de aanwezig
heid van Christus in de wereld en Zijn
deelgenootschap aan de menselijke natuur
zo rtik is. kon hij toch in eigen geest, beeld
van de geest van God. die eenheidgevende
band herkennen, die de dingen inwendig
met elkaar verbindt. Tot zo n gelukkige syn
these waren reeds de oude wijsgeren van
Athene en Rome gekomen en met nog groter
helderheid de grote denkers van de christe
lijke wijsbegeerte, onder wie St.-August,imis
en St.-Thomas. Maar hoe dan ook, de tech
niek is op zichzelf alleen niet voldoende om
het Goddelijk beginsel van eenheid en har
monie, dit in alle dingen ingeschapen is,
te herkennen en tot ontwikkeling te brengen.
Er zijn op het ogenblik beoefenaars der we
tenschap mlnseH, die althans in hun me
thodiek deze waarheden buiten beschouwmg
laten, doordat zij namelijk te werk gaan als
of de geest niet zou bestaan, al JOf h« met-
zou hebben in te brengen. Zij uiten dat
door hem de toegang tot de laboratoria en
de aanwezigheid bij de onderzoekingen
ontzeggen.
Doordrongen van materialisme en empi
risme verwachten zij de oplossing der
vraagstukken alleen van hun instrumenten
en hun berekeningen, van een nauwkeurige
waarneming .der feiten van het onderzoek
en de uitwendige nevenschikking der ver
schijnselen. Anderen erkennen wel een zeke
re samenhang, maar dan alleen een logi
sche, of zoals zij dat noemen, een die op
wiskundige betrekkingen berust. Zij menen,
dat de wereldorde onttrokken is aan de om
vatting van de geest en evengoed kan ont
staan zijn uit de kracht van de natuurkun
dige ordening der afzonderlijke delen, zoals
een reusachtige rekenmachine.
Zelfs als de wijsbegeerte niet voldoende
zou zijn om de inconsequentie van dergelijke
opvattingen aan te tonen, zou de wetenschap
zichzelf weerleggen. Indien men immers
eens nagaat, hoe de meest vooraanstaande
ónderzoekers te werk zijn gegaan en hoe
de belangrijkste uitvindingen ontstonden, dan
moet men de werkzame aanwezigheid van
i de geest wel aannemen. Daaruit ontstaat het
d
De drie Koningen op weg naar Betlehem, een tekening van Sacha van Beek—'Gerdes.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
inzicht in die wezenlijke samenhang van de
vaak uiteenlopende feiten. Daaruit komt
voort de scherp doordringende blik van de
waarneming en de ontleding. Daaruit spruit
de kracht voort om alles weer als een een
heid te zien, welke aan het verstand de
ware werkelijkheid heeft voorgehouden en
geleid heeft tot het vormen van een eind
oordeel.
Het is duidelijk dat de aanwezigheid van
de geest in de menselijke werkzaamheid on
loochenbaar is. Ook zijn getuigenis in de
wereld kan niet tot zwijgen worden gebracht,
tenzij door vooroordelen en bijgeloof. Het is
een getuigenis van eenheid, van orde, van
harmonie, die van goddelijke herkomst is,
zonder welke ook de wiskundige formules,
die de wetenschappen toepast, niet de werke
lijkheid zouden weergeven. Geest en har
monie zijn derhalve eikaars getuigen over
en weer. Zoals aan de overvloed van de
geest altijd een overvloed van harmonie zal
beantwoorden, zo wijst ook iedere wanklank,
waar hij zich ook voordoet in de wetenschap
op een of andere belemmering van de vol
ledige inwerking van de geest. Deze weder
kerigheid van betrekkingen is een terecht
wijzing voor degenen, die op het gebied
der letterkunde en kunst de eredienst van
de disharmonie bevorderen, en zoals zij zelf
beweren van de ongerijmdheid. Wat zou er
van de wereld en van de mens terecht
komen, wanneer men de smaak en de ach
ting voor de harmonie zou verliezen? Toch
wordt er niet minder dan dit beoogd door
degenen, die het schandelijke, het zondige,
het kwaad proberen te omgeven met de uit
wendige schijn van schoonheid en verlei
ding. Hun stotende houding gaat de grenzen
van de schoonheidsleer te buiten, doordat
zij een wonde trachten toe te brengen aan de
waardigheid van de mens, welke als beeld
van de Goddelijke geest van nature en ln
wezen verwant is met harmonie en orde.
Het valt evenwel niet te ontkennen, dat ook
het kwaad voorgesteld kan worden onder
het licht van ware kunst, als de voorstelling
daarvan zich aan zintuigen en verstand
maar voordoet als een tegenstelling, als in
strijd met de geest, als een teken van zijn
afwezigheid.
De kunst is des te waardiger naarmate
zij meer de geest van de mens als beeld
v5nu weerspiegelt en bijgevolg naarmate
ï-3 u ay,r ,scheppende rijkdom en haar volle
rijpheid in haar ontwikkeling meer belicht
met haar voortbrengselen en met de ver-
??|n®nd® levenshoudingen. En dat is juist
het goddelijke thema van eenheid en har-
monie. Maar hoe duidelijker de geest van de
mensen overtuigt van de harmonie in de
wereld, hoe vruchtbaar haar inwerking ook
moge zijn in de ontwikkeling van de begin
selen der orde, de geschiedenis en het le
ven wijzen op een ongenoegzaamheid en een
zwakheid in haar Inwendige structuur En
om die te genezen wordt het in de plannen
van de oneindige Liefde van de Schepper je
gens zijn werken noodzakelijk, dat de geest
van God zelf zich zichtbaar maakte en in
de tijd kwam leven. En zo komt Christus
het Goddelijke, Mensgeworden Woord in de
wereld als in zijn eigen huis, als „in zijn
eigen bezit". De aanspraak op deze heer
schappij is dat opperste recht: de schep
ping. De wereld weerkaatst „in lengte en
in breedte", zoals St. Thomas zich uitdruk
te de eeuwige waarheid en goedheid van
de Schepper. En op deze wijze verschijnt
de betrekking van Christus met de wereld
als doorstraald van het heerlijkste licht.
De mens beeld van de Goddelijke geest,
heer van de wereld door zijn verstand, wil
en daad.
Op gelijke wijze heeft de Schepper de
mens beeld van Zijn Geest in de w?re'd
geplaatst, om met zijn verstand zijn wil en
ziin daden heer over „aar te zijn, totdat hij
.in kracht en diepte" zich de gelijkenis met
de eeuwige waarheid en goedheid zou eigen
maken, die in lengte en breedte al uitge
breid was in de wereld. Ook hier wordt ce
betrekking van de mens met de wereld dus
overstraald door het klare licht van de
Eeuwige Geest, die door de Schepper aan
de Schepping is medegedeeld.
Op deze wijze bewaart de menswording de
waardigheid van de mens en de adeldom
van de wereld en doet deze beide toene
men op de grondslag van dezelfde oorsprong
in de Goddelijke geest, bron van eenheid
en harmonie.
Wanneer men daarentegen deze grond
slag van de geest wegneemt en daarmede
ook in de geschapen dingen het beeld (na
melijk in de mens), of het voetspoor (in
de redeloze schepselen) van het eeuwig God
delijk leven in de geschapen dingen, dan is
het ook gedaan met de harmonie in de be
trekkingen van de mens tot de wereld. De
mens zal dan worden teruggebracht tot een
louter knooppunt van een naamloze en re
deloze levenskracht. Hij zou niet meer in
de wereld zijn als in zijn eigen huis. Hij
zou zich In de wereld niet meer thuis voe
len. Zij zou vreemd voor hem worden, duis
ter, gevaarlijk. De wereld zou voortdurend
de neiging hebben om niet langer werktuig
van de mens te zijn en zijn vijand worden.
En welke zouden de normale betrekkingen
zijn van het gemeenschapsleven zonder het
licht van de Goddelijke Geest en zonder
rekening te houden met de betrekking tus
sen Christus en de wereld? Op deze vraag
wordt helaas het antwoord gegeven door de
bittere werkelijkheid van degenen, die de
voorkeur geven aan de duisternis der wereld
en openlijk erkennen, dat zij aanbidders zijn
van de uitwendige werken van de mens.
Hun gemeenschap slaagt er alleen maar
in om het naamloze bestaan van de ene
mens naast de andere in stand te houden
met de ijdele tucht van het collectivisme.
Heel anders is het maatschappelijk leven,
dat gegrond is op het voorbeeld van Chris
tus betrekkingen met de wereld en met de
mens: dat is een leven van broederlijke
samenwerking en van wederzijdse achting
voor andermans recht: dat is een leven,
dat het eerste beginsel en het laatste doel
van ieder menselijk schepsel waardig is.
Christus onderpand van verlossing en her
stel.
Maar de diepe duisternis, die het Mens-
geworden Woord is komen verlichten en de
disharmonie, wortel van alle andere, die hij
is komen bijleggen, berusten op de breuk,
die teweeggebracht is door de erfzonde. De
ze heeft in haar bittere gevolgen heel het
menselijk geslacht meegesleurd en evenzeer
ook de woonplaats van het menselijk ge
slacht: de wereld. De gevallen mens ziet
met zijn verduisterde geest geen onderwor
pen wereld meer om zich heen, geen wereld,
die een handzaam instrument is voor zijn
eeuwige bestemming maar bij ziet -als het
ware het samenspannen van een opstandige
natuur, die zonder dat hij het zich bewust
is het besluit, dat haar oorspronkelijke heer
onterfde, tot uitvoer brengt. Maar toch. noch
in de mens, noch in de wereld kan de
hoop op een terugkeer :ot de oorspronkelijke
toestand, tot de Goddelijke orde, ooit de bo
dem ingeslagen worden.
En deze hoop vindt haar uitdrukking, vol
gens het woord van de Apostel, ..in het
zuchtend verlangen van alle schepselen
Want ondanks de slavernij der zonde Is de
mens altijd beeld van de Goddelijke Geest
gebleven en de wereld bleef eigendom van
het Woord.
Christus kwam weer leven geven aan het
geen door de zon'de was afgestorven.
Hij twam helen wat gewond was. Hij
kwam verlichten wat verduisterd was. Dit
deed hij zowel in de mens als in de wereld.
Aan de mens gaf Hij de heerschappij over
de natuur volgens de Geest van God terug
en de wereld onttrok Hij aan het zondig mis
bruik van de mens. Ofschoon echter de
wond v°lkomen geheeld werd, bleven er als
erfelijke belasting voor het menselijke ge
slacht zeker gevolgenonzekerheden, moei-
lijkheden en smarten. Maar ook van deze
vruchten der zonde is Christus onderpand
van verlossing en herstel. Het bovennatuur
lijk Licht, dat weerstraalt in de Kerstnacht
Doven Bethlehem, spant zich als een nieuwe
regenboog van verzoening over heel de toe
komst van de wereld „Die aan vergankelijk
heid onderworpen is, niet uit eigen wil maar
door de wil van Hem, Die zich daaraan on
derwierp".
Onze hoop blijft toch Christus! Die zoals
Hij de wereld verloste uit de slavernij der
zonde haar ook zal bevrijden van de slaver
nij van het bederf, door haar te herstellen
in de vrijheid van de kinderen Gods. Het
mensenleven en de wereldloop zijn intens be
ïnvloed door deze verwachting. Indien de
mensen vóór het dagen van de eeuwige
dag de harmonie nog niet geheel en al her
steld zullen zien, indien hun dagelijks brood
ook nog doordrenkt zal worden door zweet
en tranen, indien het gezucht der schepselen
zal blijven weerklinken, toch zal hun droef
heid niet een droefheid zijn van de dood,
maar die van de weeën van een moeder, die
volgens de levende uitdrukking van de God
delijke Meester vanzelf alle smart vergeet,
wanneer haar uur gekomen is omdat er een
mens geboren is. De geboorte van een nieuw
leven, zij het ook smartelijk en langzaam,
de geboorte van een mensdom in voortdu
rende vooruitgang van orde en harmonie is
de taak, die door God aan de geschiedenis
is toebedeeld na de geboorte van Christus.
En daaraan zullen de kinderen van God, in
vrijheid hersteld, persoonlijk en werkzaam
hun bijdrage moeten leveren. IJdel is het
daarom volmaaktheid in de ordening van de
wereld te verwachten van een inwendig pro
ces, waar de mens aan de buitenkant toe
schouwer bij blijft, zoals enigen beweren.
Een dergelijk duister immanentisme is een
terugkeer naar het oude bijgeloof, dat aan
de natuur Goddelijke kracht toekende. En
evenmin kan het bevorderd worden, zoals
men zegt, door de geschiedenis,1 tenzij men
op kunstmatige manier de uitleg der feiten
gaat verdraaien. De geschiedenis van de
mensheid in de wereld is iets heel anders
dan de ontwikkelingsgang van blinde krach
ten. Het is een wonderbaar en levenskrach
tig gebeuren in de eigen geschiedenis van
het Goddelijk Woord.
Dat gebeuren is door Hem het eerst in
gang gezet, en zal ook door Hem zijn vol
tooiing bereiken, op de dag van de gemeen
schappelijke terugkeer tot het eerste begin.
Dan zal het Mensgeworden Woord zijn eigen
dom vrijgekocht en verlicht door Geest van
God aan de Vader aanbieden als uiterlijk
blijk van zijn Heerlijkheid. Dan zullen vele
feiten, vooral van de geschiedenis die nu ae
uiterlijke schijn hebben van disharmonieën
zich aan de mensen openbaren als echte nar-
monie; zo bijvoorbeeld het voortdurend -
men van nieuwe dingen en het verdwij
van het oude, omdat zowel het ene ais ne
andere op enigerlei wijze in de Godde j
waarheid en goedheid heeft gedeeld r.
deelt. Wanneer een ding of een feit de w
digheld bezit dat het de Goddelijke gee
uitdrukking brengt, dan neemt zijn ka
van voorbijgaandheid hem deze
heid niet af. Heel de wereld vergaat het ove
rigens niet anders, zoals de aP0St1e4 pt
merkte: „De gedaante van deze wereld gaai
voorbij .n p_
Maar haar eindbestemming tot ae ver
he°rliiking van de Vader en tot de triomf
van het Woord, ei.nddes4e™m4"fwikkelingesn
grondslag ligt aan heel haar ontwikKenngs-
gang geeft aan de wereld haar blijvende
waardigheid van getuige en instrument van
de eeuwige waarheid, goedheid en harmonie.
DERDE HOOFDSTUK
Christus' Licht en Leven voor de mensen,
teneinde de harmonie in de wereld te vesti-
gen
De grote wet van de harmonie die de we
reld doordringt.
,De almacht van Hem die alles doet wat
Hij wil" en zijn oneindige wijsheid waar
van ,,de kracht zich uitstrekt van het ene
einde tot het andere en alles ten beste
schikt" hebben alle grote wetten van de har
monie geschapen die heel de wereld door
dringen en er de gebeurtenissen van verkla
ren.
Gods geest die in den beginne de schep
ping van uit de hoge leidde heeft zich als
het ware overgedragen op haar terwijl het
Eeuwige Woord zelf gedrongen door zijn
barmhartige Liefde zich in de volheid der
tijden persoonlijk bij haar heeft gevoegd door
de Menswording, en er voorgoed een zicht
baar bezit van heeft genomen. „Jezus Chris
tus is dezelfde, gisteren, heden en in de-
eeuwigheid Op deze wijze doet het heelal
zich voor als een wonderbare symphonie,
ingegeven door de geest van God, die haar
grondakkoord dankt aan de uitstorting der
Goddelijke volkomenheden: de Wijsheid, de
Liefde, de Almacht. Heer, onze Heer, hoe
wonderbaar is Uw naam over geheel de aar
de".
Voor degenen evenwel, die met de psal
mist er gevoel voor hebben, om de Godde
lijke symphonie welke in de kosmos weer
klinkt te genieten en te beluisteren en op de
eerste plaats voor de christenen, is de
schepping niet alleen een esthetisch gebeu
ren, aan de mens gegeven om zijn welbeha
gen op te wekken, of alleen maar een lof
lied te verwekken, ten opzichte van zijn
Hoogste Schepper. Door de mens tot een
hogere waardigheid te verheffen dan die
van alle andere werken van zijn handen,
had God reeds vanaf den beginne alles aan
hem onderworpen. Ook het uitspansel, de
maan, de sterren, in één woord: heel de we
reld, opdat hij daarin zou werken en haar
harmonie bewaren zou. Maar Christus zelf
die van deze wereldharmonie getuige en on
derpand is, heeft met het voorbeeld van zijn
leven en dood aangetoond wat voor werkza
me, moeizame en smartelijke bijdrage de
mens moet leveren om haar te behouden,
om haar tot ontwikkeling te brengen en om
haar te herstellen, wanneer er iets aan de
harmonie ontbreken mocht.
Het door Christus volbrachte herstel werd
door Hemzelf een strijd genoemd tegen ,,de
vorst dezer wereld". Maar het einde daarvan
kondigde Hij aan als de overwinning: ,,Ik
heb de wereld overwonnen." Vooral op de
aarde en temidden van de mensen is de
goddelijke symphonie van de kosmos door
de Hoogste Schepper in handen gegeven
yan de mensheid zelf, opdat deze als een
onmetelijk orkest verspreid over afstanden
van tijd en met eenvoudige middelen maar
verenigd onder de leiding van Christus een
getrouwe uitvoering daarvan zal geven door
tvL™°lrnaakt mogelijk het ene en geniale
rvTn a ervan te vertolken. Dit betekent dat
IfJrif* ï1 de me-nsen Zijn plannen in handen
S?fiwiintge+Ven' .°Pdat zij ze persoonlijk en
u mtvoer zouden brengen, met
runtikhlfr? volle zedelijke verantwoor-
«finr dat' moeiten en offers te sparen
vifn Christus TT,mrt°iïht Zi3n in het voetsP°°r
II de eerste rL?' °Pzlch4 's de Christen
Ie rodrieliike eid een bewonderaar van
de Goddelijke orde in de wereld De Chris
ten is een voorstander van orde'en doet er
te ïien° Daarom'zaT h6- erkend beveiligd
te zien. Daarom zal hij er noodzakeliik een
ijverig verdediger van zijn tegende krach"
ten en stromingen die tegen de verwezen
lijking ervan ingaan, hetzij dat die krachte!
verborgen zijn in hemzelf in zijn ver
keerde neigingen hetzij dat zij van buiten
komen Satan en zijn werken.
Niet anders zag St.-Paulus de christen
in de wereld, toen hij hem de tegenstanders
van het front van God aanwees en hem
aanspoorde zich te bekleden met Gods wa
penrusting om te kunnen weerstaan aan
de hinderlagen van de duivel, zijn lendenen
omgord met de waarheid en het pantser
der gerechtigheid.
De roeping tot het Christendom is dus niet
alleen een uitnodiging van God tot een
schoonheidsontroering bij het beschouwen
van Zijn wonderbare orde, maar de oproep
die verplichtingen meebrengt tot onophou
delijk en hard werken in ieder opzicht en
op alle gebieden van het leven. Voor alles
ontplooit Zijn werkzaamheid zich m het
volledig onderhouden van de zedenwetten,
wat het voorwerp daarvan ook moge zijn,
verbod of positief gebod, groot of klein, in
het verborgene of in het openbaar.
Het zedelijke leven behoort niet op een
zodanige wijze alleen tot het inwendige van
de mens, dat het daarnaast in zijn effecten
met de wereldharmonie niets te maken zou
hebben. De mens staat nooit zozeer op zich
zelf. is nooit zozeer individu en afgescheiden
van al het andere, zelfs niet in de uit-
zonderlijkste omstandigheden, dat zijn be
slissingen en daden geen weerklank zouden
hebben in de wereld rondom hem. Als uit
voerder van de Goddelijke symphonie kan
geen enkele mens zijn eigen bijdrage be
schouwen als een zaak die uitsluitend hem
aangaat, die alleen hemzelf betreft. Het
zedelijk leven is wel op de eerste plaats
een persoonlijke en inwendige aangelegen
heid. maar niet in de zin van een soort
„loutere inwendigheid", en „historicisme"
waarmee enigen het algemeen gelden van
de zedelijke normen proberen af te zwakken
en op de achtergrond te plaatsen.
Eis van God aan de Christenen
samenwerking tot het verkrijgen
van de wereldorde.
De medewerking aan de ordening van de
wereld, die God van de christen vraagt,
mag in het algemeen evenmin achterwege
blijven onder invloed van een soort spiri
tualisme, dat hem iedere benadering en
tussenbeide komen in de uitwendige dingen
zou willen beletten en dat waar het reeds
binnengedrongen is in het katholieke kamp,
groot nadeel heeft berokkend aan de zaak
van Christus en van de Goddelijke Schepper
van het heelal.
Maar hoe zou het mogelijk zijn de we
reldordening te handhaven en tot ontwik
keling te brengen, wanneer men volle vrij
heid van handelen laat aan degenen, die
deze wereldordening niet erkennen of niet
willen dat de2e zich bestendigt? De be
moeienis van de christen in de wereld om de
Goddelijke orde te handhaven, is een recht
en een plicht, die samenhangen met zijn
verantwoordelijkheid die hem veroorloven
om op wettige wijze iedere handeling te
ondernemen, voor zichzelf alleen of in het
openbaar of in organisatorisch verband ge
richt op en geschikt voor het doel, dat hij
nastreeft. Spitsvondige beweringen kunnen
een dergelijke verantwoordelijkheid niet op
heffen. Zij worden te berde gebracht als
verontschuldigingen om de passiviteit van
sommige christenen te verbloemen ofwel
zij worden ingegeven door een niet-gerecht-
vaardigde afgunst van de tegenstanders,
vooral wanneer men gaat beweren dat onder
de activiteiten van de christenen in de
wereld machtswellust schuil gaat, welke
vreemd is aan de geest van Christus, en,
dat deze weerzin opwekt tegen het christelijk
geloof bij hen, die daar toch al vijandig
tegenover staan en dat deze een gevaig
van tekort aan vertrouwen op God en
Almachtige Voorzienigheid en dat au da
bijsmaak heeft van verwaandheid v zaIfg
zijde van het schepsel. Enigen S? heid zou
te kennen dat het christelijke sva enaamde
zijn, terug te keren naar de ttijd.
bescheidenheid van de catacom getuigen
Van wijsheid daarentegen z d d00r Go(J
terug te keren naar de J^geven, die met
aan de apostel Haulu®„il zijn grote geest
de stoutmoedigheid tegelijkertijd haar
waardig is, maar die Uedige heerschap-
grondslag vindt in de a£m de chr; aP
De christen, die met de moed zou hebben
zich deze J^J»dai£«S' te maken. ZOU
daarmee Van ,r istus zelf het
voorrecht wf,1® a" kracht waar
mede hd alles aan zich zelf kan onder
lij 6zou het seifs ais een schande moeten
aanvoelen, wanneer hij zich in grote arbeid
zaamheid en ondernenungsijver die met het
offer gepaard gaat door de vijanden van
Godh!hnn(rién n' Er zÜn Seen terreinen
voorbehouden en er bestaat geen „verboden
toegang voor de invloedssfeer van de chris-
tei1-t,n;ir,fwi avensgebied, géén inrichting,
werkers vin r°aIenirlg kan aan de mede'
XÏÏ?nrnm Pod verboden worden, waar
'e' Shat de Goddelijke orde en har
monie in de wereld te handhaven.
De tussenkomst van de christen
om de Goddelijke orde en har
monie in de wereld te handhaven
h D,eoZe 4mnengmg mag beslist niet het denk-
o.eeld oproepen van een werkzaamheid die
zich afzondert en van een, die maar moei
lijk andermans bijdrage kan toestaan. Reeds
meermalen hebben wij gezegd dat de katho
lieken de samenwerking met anderen kun-
11 en en moeten aanvaarden, waneer hun
weik en de verstandhouding met hen zo
danig zijn, dat zij werkelijk de orde en de
harmonie in de wereld vooruithelpen. Toch
is het noodzakelijk dat de katholieken zich
vóór alles' rekenschap geven waartoe zij in
staat zijn en wat zij willen. Zij moeten nae-
lijk geestelijk en technisch voorbereid zijn
op datgene, wat zij zich voorstellen te doen.
Anders zullen zij geen enkel positieve hulp
kunnen bieden aan de gemeenschappelijke
zaak en nog veel minder het kostbaar ge
schenk van de eeuwige waarheid. Dlt schaadt
de eer van Christus en die van hun eigen
zielen. Het is daarom onrechtvaardig om
het aan een geest van „onverdraagzaam
heid" en van afzondering, die men vaak
„Ghetto" noemt, toe te schrijven als de
katholieken er naar streven hun school, hun
opvoeding en vorming van de Jeugd te
baseren op christelijke grondslag, om ka
tholieke beroepsorganisaties op te richten,
om de georganiseerde invloed van de chris
telijke beginselen ook op het gebied van
de politiek en vakbonden tot gelding te
brengen, wanneer traditie en de omstandig
heden daartoe noden. Het was niet alleen
de louter in de lucht hangende christelijke
„gedachte die in het verleden in staat
was toi het scheppen van een hogere be
schaving, waar dé christelijke naties terecht
zo 'rots op zijn. maar de handelingen waar
door deze „gedachte" in de werkelijkheid
ten uitvoer werd gebracht, dat wil zeggen:
de wetten, de verordeningen, de organisaties
in het leven geroepen en bevorderd door
l mannen die verknocht waren aan de
Kef»
en die onder Haar leiding of althans volg
Haar geest werkten.
Het was er de katholieke hiërarchie
alleen om te doen dat het licht van
geloof niet gedoofd zou worden, maar
de aanwijsbare daden van bestuursbeie
van regelingen, van het kiezen en ben0®JLji.
van mensen heeft zij het veelzijdige samee.
gestelde geheel van levende organismen s
vormd. naast al die andere, welke niet
eigenlijke zin tot haar behoren ten gronasi
liggen aan de burgerlijke samenleving.
christelijke werkzaamheid kan zeker
nu afstand doen van haar eigen weg
aard, alleen omdat de een of ander in -
hedendaagse menselijke samenleving
zogenaamde „pluralistische" gemeenscn
ziet, die ontoegankelijk is voor tegen°yst-
gestelde opvattingen, die onwankelbaar va
houdt aan eenmaal ingenomen standpuni
en die niet genegen is tot welke samemt
king dan ook. tenzij op het zogenaam i
„menselijke vlak".
Wanneer de term
„menselijk" hier
Bé
een
tekent, zoals blijkbaar het geval is.
terzijde schuiven van de godsdienst en v
de werkelijke levenswaarden, dan zal 'edcn
uitnodiging tot samenwerking neerkom^,
op een verzoek tot afwijzing van het g°
dienstige. etl.
Daarmee kan de christen niet instemi":
En overigenswaar zou dat zogenaari^f
de kracht vandaan halen
„menselijke"
een bindende verplichting op te leggen.
een gewetensvrijheid te scheppen voor ai
tenzij op basis van Goddelijke orde eI\.-le"
monie? Juist dit zogenaamde „menselij*,
zou uitlopen op het stichten van een nltM
„ghetto", in die zin dat het de brede
op de dingen mist:
De Goddelijke orde en ha'
in de wereld uitgangspunt
de werkzaamheid van alle m
sen van goede wil.
d»
De Goddelijke orde en harmonie st8
wereld moeten derhalve het voornaa»!
uitgangspunt van werkzaamheid zijn.
alleen van de christenen maar ook j
alle mensen van goede wil. ten bate
het gemeenschappelijk welzijn. En zo nKF
ook het behoud en de groei daarvan
hoogste wens zijn als leidraad bij deneli
langrijke ontmoetingen der mensen. 'p-nS
het tegenwoordig mensdom het niet e^t
kan zijn over het feit dat deze norm, jj
wil zeggen de volstrekte eerbied voor .j
algemene orde en harmonie in de we a
boven alles geldt, dan zou het moeM* 0ii
voorzien zijn, welk het lot der naties
gaan worden.
noodzaak- van overeenstemming
tnol w' zlch tn de practijk doen voel
!2du„^y,i8eieden enige specialisten 0P„:riS
1° moderne wetenschappen ui
„II nnUn twt3fel en innerlijke gev. j
lens van onrust omtrent de ontwikkel'™
van de atoomenergie
gebind li" moderne wetenschappen ui«™
gaven aan hun twlifel en
lens van onrust omtrent
an de atoomenergie „t
Wat ook op dit moment het resultaat»?'
ijn van 'hun ovprwnoiv,^■avoJffkrc
overwegingen en gevolg rdl,
hoogstaande mannen 1 betrekk ng Jl
het probleem van de existPm,e"gde
ed h?5 ovef I
lijke grondslagen van
in de wereld. Men moet
orde
kingen. vaststaat; dat de tw fel
hooestaandc» twijtei had 0p
?rl
LOI
„1 „v- --- er thans V't'l l''.,,-,ri
tuigd zijn, dat, om deze waarden te kudnei
bewaren, iedere beslissing, wanneer er ee"t
discussie gaande is afhankelijk gesteld fl1?.
worden van het verder ontwikkelen of
ledig verwerpen van de resultaten afe^"
nen het bereik van het menselijke
liggen. tjliPd®
Heden ten dage drijft een bijna to®
hartstocht tot vooruitgang de naties vare»
om duidelijk aan de dag tredende 8,.enW»
over het hoofd te zien en om geen ret- ^ef
te nouden met verspillingen, die WjJLitief*
kelljk niet onbelangrijk zijn. Wie ziet m j
niet hoe de ontwikkeling en toepassinji^efl
enige uitvindingen voor militaire doeee«
bijna overal nadelen brengen, die m ui'
verhouding staan tot de voordelen die nl3a!
voortspruiten, al zouden deze oop
van politieke aard alleen zijn, voorae o0j
men met minder kosten en ®ey,eri<rijgeJ
langs andere wegen zou kunnen
of waarmee men zonder meer
wachten tot de tijden meer ger'3P,„ j'-unn«"
Wie zou de economische scna1ae vo0r
becijferen die het gevolg is van „ele'ri
uitgang die niet door wijsheid wordi. s jK»
Welk een hoeveelheid van materiaal,
kapitalen die te danken zijn aan de =>V j[[»
zaamheid en beperkingen en moeiten,
de mens zich getroost heeft, wat een n!ey/J
lijke arbeidskracht onttrokken aan
van dringende noodzaak worden niet be^,
voor de vervaardiging van de aller»^eteni
wapens? Zelfs de rijkste volkeren
zodoende de dag in het verschiet ztfn r
op zij te treuren zullen hebben oye
gevaarlijk verzwakte evenwicht i1]. W
staatshuishouding of in feite treuren zt) jj('
nu reeds over, ofschoon zij proberen
te verdoezelen.
i'
Bewapeningswedloop tussefl
volkeren onderling.
Wanneer men goed nadenkt en met ^e4*
liteitszin oordeelt: de tegenwoordige «gepi
loop tussen de volkeren, om hun Wi'!
vooruitgang in de bewapening te tonen c}it
ten beschouwing gelaten dan altijd het
op zelfverdediging), brengt wel nieuwe
nen voort aan de hemel maar nog 1 jj*
tekenen van hoogmoed, die hoogmoed
op aarde grote verwijdering tussen de aji'
wankkertefen
opent.
wMoov "gadeslaat de feiten toch "tot
wire verhoudingen weten terug te bren«'
en zonder dat ze pogingen tot vredeiieven^
D
v
V
naar confl'c
'PMolge dus degene, die deze hedenda»^
„ndeslaat de feiten toch tot n„<i
immer-begerenswaardige overeenkoms j
afwijzen, zmh niet iaten misleiden ep,
records die vaak maar een ogenblik dure
noch Zich teveel laten beïnvloeden ao
schrikbeelden die handig °PfSSk enWsteU»
om van de ander welvvillendhei denkefl
te verkrijgen En mogen zü «raal waari»
dat zij tot een mensenslag behdr
de werkende mens de „homo 'atieP:pns" d'
meer in tel is dan de „homo sapiedS
mens van de levenswijsheid. „„„s of
Maar moge dan de christelijke nto„müI'.
de voorgrond komen te staan, die g „J
maakt van de vrijheid van geest, on
aan de meest brede kijk op de dinf?' te1
die daardoor in dé on be vooroordeel tw
schouwing der gebeurtenissen die rus»
standvastigheid van geest terugvindt aai
worteld is in de Goddelijke geest, wel*
tijd in de wereld tegenwoordig is en z
Het vraagstuk van de vrede. d'
Maar het terrein waarop degenen Ow
Goddelijke harmonie in de wereld n>o«Lel
handhaven, tenslotte hun grootste kraL,aK
inspanning moeten leveren is het vraag
van de vrede. Voor allen, aan wie onzea
dachtengang bekend is, zal het voldoe
zijn dat wij, bij deze gelegenheid e"
de eerste plaats om gehoor te geven aa»
stem van ons eigen hart, dat de zaak j
de vrede zo zeer is toegedaan de 0
einden die de naties moeten nastreveB^lj
verwezenlijken in herinnering brengen, ^i
doen dit met het hart van een va^ier,
vertolker vao het zwak geschrei van U
Goddelijk Kind van Bethlehem, bewer>0(
en onderpand van iedere vrede hief 2
aarde en in de hemel. De Goddelijke wet y
de harmonie in de wereld legt aan alle 'p
geerders der volkeren de strikte verpl'j,
ting op, om de oorlog te voorkomen met p
daartoe geëigende internationale instelling,-1
de bewapening onder een doelmatig toeziij
te stellen en met de meest hechte saai»"j|
righeid van de volkeren onderling die iwji
de vrede oprecht verlangen, degenen die f
euvele moed zouden hebben deze te verstoy
af te schrikken. Wij zijn er zeker van "j
deze band bij het eerste teken van geva'j;
steeds nauwer zal worden toegehaald, Z0*|
dit nog op duidelijker wijze ook onlangs y
uiting is gekomen. Maar nu gaat het
nog niei zozeer om de verdediging te
sterken alswel om de ordeverstoringen i
ie ai te
ill.
voorkomen, en om de wereld die
geleden heeft een welverdiende adempa",.
te gunnen. Wij die ons meer dan eens j
hachelijke ogenblikken hebben ingespan%
om met vermaningen en raadgevingen J,l
saamhorigheid weer te versterken en die y
als een bijzondere Goddelijke zending v j
ons pontificaat opvatten om de volkeren j
verbroederen en te verenigen, wij herni -
wen onze aansporingen nog eens opdat
der de ware vrienden van de vrede ledy
mogelijkheid van naijver moge verdwij»(j
iedere reden tot wantrouwen verwijd6
moge worden. f
De vrede is een zo kostbaar goed,
vruchtbaar, zo begerenswaard en zo "j
geerd, dat iedere krachtsinspanning om »6|<
in bescherming te nemen goed besteed J
ook wanneer dit aan beide zijden gepayi
gaat met opofferingen van eigen wet»J(
veriangens. Wij zijn er zeker van, dat J
volkeren het van ganser harte met ons e<y
zullen zijn, en dat wij dezelfde gevoel6j
verwachten bij hun bestuurders. „De vy,
des Vredes" moge vanuit zijn kribbe te Byi
lehem deze goede voornemens opwekN,
en versterken en Hij moge zich verwaa'
gen om in de gemeenschap van alle men6,
van goede wil datgene aan te vullen «i
op het ogenblik op grote schaal ontbre
aan de verwezenlijking van de orde en ji
monie die door de Schepper in de tve'
zijn gewild.
EINDE.
(Vertaling K.N.P.)
w
m
re
Zi
w
V'
st
ei
0]
St
Vi
Ir
w
g<
i
Voi
br<
VOi
Zu]
in
in
rnc
ni€
nu
nie
in
goi
me
Va
Vei
de!
Uit
for
Re
ku:
Vei
eei
nig
ha
va:
de:
ge:
rei
ms
zul
len
r
1
1
c
1
s
1
I
r
s
t
i
r
t
r
z
f
c
1
i
IV
c
I
h
hui
aai
Eu
voc
ont
vei
een
der
rne
zijn
col]
ln
relt
ty-
Het
Van