Onzekere gevoelens omtrent
korzelige jongelieden
TRIOMF ONDER DWANG
Jazz contra
week en -dof
love-gecroon
Ze zijn uitgehongerdwant er is overbevolking
HAVERMOUT IS EEN WARE TRACTATE
VOOR DE ROODBORSTJES EN LIJSTERS
E
De „barrelhouse"-sfeer wordt geschiedenis
Lachen om
Kingsley Amis
DINSDAG 24 DECEMBER 1957
In verhouding tot andere West-
europese landen wordt in Nederland
verrassend enthousiast en frequent
en door een relatief aanzienlijk aan
tal mensen, jonge mensen vooral,
jazzmuziek gespeeld. Wanneer wij
Eric Krans, de pianist en leider van
een van onze gerenommeerde vader
landse dixielandorkesten vragen, wat
hij van dit toch wel opmerkelijke ver
schijnsel denkt, dan raakt zijn ant
woord een kernpunt van de jazzbe-
oefening. Het verschijnsel wijst erop,
zegt hij, dat onze jonge generatie te
gen de verdrukking in behoefte heeft
aan een persoonlek initiatief. Jazz
muziek spelen zo voelt Krans het
en zo'voelen het, naar zijn overtui
ging, de meesten geeft eindelijk
eens wat frisse ruimte aan het dage
lijks leven, dat men nauwelijks zelf
nog leeft. Het wordt voor-geleefd,
voorgekauwd binnen de hokjes en
vakjes van conventie en traditie, een
ingesnoerde cultuur van C.A.O.'s en
vijfentwintig verzekeringen per per
soon. En op al die vakjes en hokjes
klapt onze Hollandse nuchterheid ten
overvloede nog een degelijke deksel.
Geen decadente muziek
De modernisten
JAZZ, GOEDE KANS VOOR
EEN PERSOONLIJKE PRESTATIE
Ik bedoel, zegt Eric Krans, dat ik bij
wijze van sm'eken niet met een deken
om naa. het station kan gaan als mijn
jas naar de stomerij is en ik geen an
dere heb. Goed, dit voorbeeld is mis
schien wat te ver gezocht, maar als ik
plotseling behoefte kriig om midden op
straat een aria aan te heffen dan loop
Eric Kran's Dixieland Pipers. Een eigen, opgewekt stuk muziek.
WÜ, Nederlanders, levende op het
kruispunt der naties, kijken al
naar onze aanleg of ons karakter,
met een cynisch, kritisch, bewonderend
of, om met een terecht achterdochtige
Koning Claudius uit Hamlet te spreken,
with one auspicious and one dropping
eye naar het letterkundige leven in de
landen om ons heen. En terecht. Wij
zijn onszelf niet genoeg en kunnen dat
ook niet zijn, omdat wij als schrijvers
,.aan alle verten zijn blootgesteld"
(Roland Holst) en de vele invloeden
te verwerken krijgen, die van alle kan
ten op ons aandruisen. Druisen is het
ware woord, want waar vroeger, heel
vroeger, het boek via de post onze
binnenkamers binnenkwam of door een
vriendenhand meegebracht in de onze
werd gelegd met enige welgekozen
woorden van overdachte aanbeveling
of in kiese termen geklede waarschu
wing, daar stormen heden ten dage de
reclamekreten haast huis aan huis op
ons in door de talrijke communicatie
middelen, welke de literaire produktie
te gereder consumptie ons opdringen.
Wij moeten de laatste, allerlaatste
Prix Goncourt kopen koop haar niet
lezer, het is een allegaartje dat smaakt
als slechte hutspot in blik het zo
juist verschenen Engelse boek lezen,
ternauwernood aan de censor ontsnapt,
dat de boekenkopende happy few in
Albion, zowel heeft geschokt als geprik
keld; het nog naar de drukpers stin
kende geestesprodukt van een zowel
beroemde als beruchte Amerikaanse
leveraar van schoklectuur ter hand
nemen, willen we niet hopeloos achter
blijven en aldus de hemel beware
ons voor een dergelijke geestelijke
schipbreuk de intellectuele modeboot
missen. Dat wij in Nederland zo goed
als niets weten van de hedendaagse
Duitse letterkunde hindert niemand.
Duitsland telt in onze Lage_ Landen nog
niet mee. Duitse boeken zijn duur, niet
duurder weliswaar dan Engelse of Ame
rikaanse, maar de boekhandelaar haalt
zijn schouders op en zegt: ze gaan er
niet in. En dusmet de Duitse
schrijvers mogen we nog even wachten.
Degeen die een boek van een Neder
lands schrijver koopt is een rara avis,
als het tenminste niet gaat om werken
van auteurs die het goede volk telken-
jare weeraan plegen te voorzien van
hun geëiste portie leesvoer. Een Neder
lands boek dat twee jaar oud is kan
alleen nog geleverd worden op bestel
ling. In de uitstalkasten is het niet
meer te vinden. De belangstelling
wordt uitsluitend getrokken naar het
laatst verschenen werk.
De buitenlandse romans hebben even-
Wel iets meer tijd nodig om door te
dringen, daar nog niet iedereen in Ne
derland geabonneerd is op de „Times
Literary Supplement", die bijbel voor
de letterkundige snob of het Franse
weekblad „Arts", dat eenieder met
enige literaire belangstelling voor de
produktie van het ogenblik minstens
om de twee weken behoort in te zien.
De degeljjken onder de literatuurtijgers
verwerken op tjjd hun portie uit de
„Neue Zürcher Zeitung", maar bekopen
deze degelijkheid met een opvallende
achterstand inzake de modesnufjes.
Zelfs de letterkundecriticus moet wel
eens tot zijn droefheid bekennen dat hij
niet „bij" is en dat is dan ook de
reden dat ik, o schande, eerst onlangs
een boek van de Engelsman Kingsley
Amis onder ogen kreeg, terwijl op de
stofomslag luidruchtig vermeld staat
dat dit Amis' „second triumph" is, ter
wijl ik de eerste blijk te hebben gemist.
En die „second triumph" bereikte me
niet, dan in de met evenveel bombarie
aangekondigde „fourth impression".
Het werk heet: That Uncertain
Feeling, (Victor Gollance Ltd, Lon
den) en draagt, eveneens op de flap,
de aanbeveling in vette rode letfers
dat John Betjeman, de gevreesde be-
9°rdelaar van letterkunde, verbon
den aan de „Daily Telegraph", om
deze roman nog meer gelachen heeft
dan om „Lucky Jim", kennelijk de
eerste triomf van Kingsley Amis, een
verhaal dat dadelijk verfilmd is. We
lopen achter, lezer.
Wat mijzelf betreft, onbekend als
ik was met deze jonge heer, en het
boek voor mjjn verjaardag gekregen
hebbende van een mij bevriende
dame, die vele voortreffelijke relaties
bezit op het eiland aan de andere
zijde van het Kanaal, met de woor
den: dat het zo goed moest zijn, be
gon argeloos te lezen in de weinige
ogenblikken, waarin ik mij niet qua-
litate qua heb te verdiepen in een
boek, op zeer nuchtere wijze, zonder
enige aanbeveling, mi) door ons blad
toegezonden. Mijn eerste reactie was
dat het werk zonder enige twijfel
moest behoren tot de romans, ge
schreven voor en door dames. In ons
land immers bestaat een categorie
min of meer beminnelijke wezentjes
die, om een uitspraak van een groot
Nederlands staatsman te parodiëren,
lezen: voor de criticus, over deze en
zonder hem. Ik was reeds halverwege
gevorderd in het mij geschonken
epos, toen een wijzer man dan ik ben,
er mj] op opmerkzaam maakte, dat
Kingsley Amis om de bliksem geen
dame was, maar behoorde tot de let
terkundige groep Engelse mannelijke
schrijvers, die zichzelf de naam en
qualificatie hebben aangemeten: The
Angry Young Men.
In een toneelbeoordeling van enige
weken geleden mocht ik u reeds wijzen
op een werk van één van dezen: John
Osborne, wiens eerste toneelstuk een
internationale sensatie veroorzaakte,
hoewel mij, levende In de regionen van
dit pays bas, trés bas, tot op heden
niet duidelijk wil worden waarom.
Maar daj is een andere kindervertel
ling, zoals men vroeger onder een van
de i erst< kinderkrantenstrips kon lezen.
Deze Angry Young Men voelen zich
in hun land, in hun positie, in hun
werk, in hun leven vooral, zeer onbe
haaglijk en menen niet beter te kun
nen doen dan daarvan op hoge toon te
gewagen. Zij voelen zich „miscast" in
de levensfilm en moeten rollen spelen
die hun niet liggen. Daar komt het op
neer. Of het de moeite waard is te
gaan achterhalen waaraan dat ligt, kan
ik u niet zeggen. Misschien wel. Maar
dan toch in de eerste plaats voor onze
sociologen of nog beter, onze weten-
schappeiijken op sociaal-psychologisch
gebied. De letterkundigen hebben, ge
lukkig, slechts te maken met dat wat
zjj schrijven en wat zij wensen aange
merkt te zien als hun kunst.
De „Uncertain Feeling", die de
hoofdpersoon, een zekere Mr. John
Lewis, assistent in een bibliotheek in
een Welsh stadje, bij zich voelt opko
men, wordt allereerst veroorzaakt door
het ontmoeten van een appetijtelijke
dame, die hem komt raadplegen over
een boek, vervaardigd door een auto
riteit in folklore, dat zij nodig meent
te hebben bij de voorbereiding tot een
toneelstuk dat in klederdrachten van
Wales zal moeten worden vertoond.
Lewis is, zoals dat heet, gelukkig ge
trouw met een plezierig uitziende,
prettig gehumeurde jonge vrouw. Zij
hebben een kind, dat niets lastiger is
dan alle kinderen en hun matrimoniale
curve vertoont meer ups dan downs.
Maar de dame van de klederdrachten
bezorgt Lewis dat bepaalde onzekere
gevoel. Het vervolg laat zich raden,
ook door hen die in tientallen jaren
geen roman in handen genomen heb
ben De heer Lewis slaat enige malen
een' welgevallig en daarna zelfs twee
wellustige ogen op mevrouw Elisabeth
Gruffydd-Williams en dan heb je de
poppen aan het dansen. Mevrouw Eli
sabeth is schatrijk en behoort tot een
geheel andere sociale kring dan de
bibliotheek-assistent en hiermee raken
we het probleem dat, volgens een
autoriteit, die bijzonder wel ingelicht
heet te zijn over de Angry Young Men,
het kernpunt is van hun angry zyn.
Volgens deze Geoffrey Gorer is n.l.
de gehele korzelige houding van deze
groep schrijvers te wijten aan het ver
schijnsel dat hfj: hypergamie noemt,
een symptoom dat bij lieden voorkomt
die boven hun stand vrijen of trouwen.
Dit onbehaaglijke gevoel heeft Amis in
geuren en kleuren en vooral in beelden,
die men hier en daar nogal boud zou
kunnen noemen, beschreven. Voor de
rest is er in dit verhaal weinig te be
leven. Nadat de echtgenoot van de
mevrouw met die moeilijke naam boos
is geworden, bezwijkt hfj toch voor haar
aandringen Lewis een betere, wij kun
nen zeggen, beste baan te bezorgen,
maar deze, door het contact met beter-
gevoede kringen, die zich min-
der-goed-opgevoed gedragen, wijs
of tenminste wijzer geworden, weigert.
Hij is zo verstandig de vlucht
te nemen naar een ander stadje, uiter
aard ook in Wales, waar hij nog min-
der verdient dan in de bibliotheek,
maar waar hij zich dan ook minder be
laagd voelt door het vrouwvolk, dat
met een zo niet gouden, dan toch hel
der blinkende lepel in de mond werd
geboren, evenals zijn minnares, die
hem dat „onzekere gevoel bezorgde,
zo vaak hij maar in haar nabyheid
was.
Kingsley Amis heeft een, wat wij
gemakshalve: vlot boek zouden wil
len noemen, geschreven. Waarom
John Betjeman zo gelachen heeft, wil
mij niet recht duidelijk worden, maar
er staat dan ook maar op de stofom
slag dat hij er méér om gelachen
heeft dan om „Lucky Jim". Rest de
vraag hoe hard deze bezadigde
Engelsman om de eerste triomf van
Amis gelachen heeft. De stijl is ge
lardeerd met spitse opmerkingen, die
het geheel een sophisticated tintje
verschaffen. Wellicht dat dèt de oor
zaak is van de triomf in Engeland.
In Nederland hebben wij schrijvers
en vooral schrijfsters die ln dit soort
humor belangrijk appetijtelijker stellen
hebben gegeven zonder nu ineens de
pretentie te koesteren tot de arcanen
van de allerhoogste literatuur te zijn
toegelaten. Wilt u namen? Harriët
Freezer, Carmiggelt, Martie Verde-
nius, Henriëtte van Efjk, Eline
CapitEn dan bergen deze, terecht
geliefde auteurs, nog veel meer in
hun mars dan ik uit de „onzekere
gevoelens" van Kingsley Amis heb
kunnen ommaken.
Aan de compositie hangen zoveel
flarden dat het boek de indruk maakt
in een vloek en een zucht geschreven
te zijn. Waarschijnlijk met een vloek
van Amis zelf, omdat zijn uitgever hem
wellicht dwong na zijn eerste, een
tweede triomf te behalen en wel zo
gauw mogelijk, en een zucht van ver
lichting geslaakt door deze heer, dat
hfj hem zo gek gekregen heeft.
Waarom Kingsley Amis voetstoots
zou moeten worden opgenomen in de
illustere galerij van waarachtige kun
stenaars op het verguisde romangebied
waarin Swift, Fielding. Smollett,
Dickens. Thakeray, Hardy, Conrad,
Jane Austen, Elisabeth Bowen, Henry
James, Forster, Waugh, Greene, Ivy
Compton-Burnett, Carey en Angus Wil
son tronen, is bepaald niet duidelijk.
Hieromtrent koestert de criticus min
stens zoveel „uncertain feelings" ais
de heer Lewis omtrent mevrouw Elisa
beth en haar voze vrienden.
J. W. HOFSTRA.
ik evengoed de kans, afgezien van de
kwaliteit van mijn aria, vanwege de
gemeentelijke geneeskundige dienst li-
noa recta naar een psychiater te wor-
den vervoerd. Duizend dingen kunnen
niet en mogen niet en duizend andere
dmeen worden je ongevraagd voorge
schoteld en heb je maar te slikken en
te doen. En dan verbazen pedagogen,
psychologen en gewone vaders en moe
ders er zich nog over, dat de jeugd van
tegenwoordig zo passief is, zo weinig
ondernemend. Er is waarachtig durf
voor nodig om je eigen leven te leven,
anders te zijn en te doen dan je buur
man en je zwager, je eigen party te
blazen. De jazz geeft de jonge muzika
le mens er letterlijk en figuurlijk de
kans toe. Nu kan hij creëren, improvi
seren, het vrjj en zelf en vanuit zich
zelf doen. De ritmiek van de jazz, die
de ritmiek van het jong-zijn is, zal hem
er mede, bewust dan wel onbewust, toe
activeren en inspireren.
De ,,barrelhouse"-sfeer van de jazz,
de sfeer van havenkroegen en nog kwa
lijker vermaakgelegenheden vindt men
zó zoetjes aan nog slechts in de ge
schiedenisboeken terug. Het is ook in
Nedeiland al leng niet meer zo. dat er
alleen maar jazz wordt gespeeld in
duistere kelders, dubieuze nachtclubs
en bij schreeuwerige buurtfeesten. De
echte jazzmusici voelen zich integen
deel opgelucht nu hun muziek, die in al
lengs bredere kring wordt geaccep
teerd en gewaardeerd en op dit ogen-
Ruud Jacobs. Naast de bas de saxofoon, die meer melodische mogelijkheden heeft.
blik een streng-deskundige en opbou
wende kritiek achter zich heeft staan,
zich steeds meer los kan maken uit het
schemerige milieu van obscure bars
en soortgelijke instellingen, waar de mu
ziek doorgaans voor commerciële doel
einden wordt misbruikt. Eric Krans kan
er met zijn vuist bij op afel slaan,
„Jazzmuziek is geen decadente mu
ziek. Decadent is voor mijn part al dat
weke en zinnelijke love-gecroon op
de plaat en via de film, maar de jazz
is dat niet. Als het om de geestelijke
gezondheid van de jeugd gaat lijkt het
mij heel wat gezonder, dat een joch bij
het horen van een kwiek stuk jazzmu
ziek zijn opgeroepen activiteit niet kwijt
kan en dan maar een eikenhouten tafel
in tweeën slaat, dan dat hij bij een ge
prononceerd gekweel over „dreams"
en „kirses"-en-de-rest geen raad weet
met zijn sentimenten".
Krans' gezonde Kijk op de dingen
doet ons intussen en bi) deze vast
stellen, dat men bij een ontmoeting
met onze Nederlandse .jonge mensen,
die beroeps- of semiberoepshalve dan
De mezen leren van elkaar
71 /f et Kerstmis, als iedereen binnenshuis verwend wordt, moeten ook
IVJL de vogels buiten het goed hebben. In Noorwegen en Zweden is
het een oud gebruik om een ongedorste korenschoof op het dak
te zetten, Zoiets kan in een land, waar vrijwel iedereen buiten woont.
Maar de vaderlandse vogeltjes in buiten- en stadtutnen, op de lapjes
grond van tuinsteden en op stadsbalcons, voelen zich beel verwend met
brood en aardappelen, met kaaskorstjes en alle vette lekkernijen speciaal
voor de mezen als pinda-slierten, vetbollen, stukjes zwoerd.
Of zijn het deze winter misschien
speciaal de mezen in onze eigen
Gooise tuin, die extra hongerig zijn
omdat ze, gewend als ze waren hun
voedsel te pikken uit de bast van
de vruchtbomen in de nabijgelegen
kweek, na de rigoureuze nifspuitin-
gen daar niets meer vinden.
Wij zijn het gaan vragen bij de
Nederlandse Vereniging tot Bescher
ming van Vogels die pas een nieuw
Kerst-tractatie voor lijsters en roodborstjes.
Ze pikken de capsules kapot.
r is dit jaar iets met de mezen,
zo brutaal zijn ze nog nooit ge
weest. Ze pikken niet alleen, wat
ze fti jarenlang doen, aan de pakjes
boter en margarine (met een duide
lijke voorkeur voor de boter) die
de melkboer buiten neerlegt, maar
ze gaan met hun schérpe snaveltjes
ook de doppen van de melkfles te
lijf en ze snoepen het bovenste laagje
van de yoghurt weg
Zijn ze uitgehongerd, zoals wij het
waren, in de hongerwinter, zodat wij
soms uit puur gebrek wel ln de tafel
hadden willen bijten? Het lijkt wel
zo als men het boekje van de melk
boer, dat buiten is blijven liggen met
de aantekening: „niets nodig", s mid
dag terugvindt, de kaft in snippers
er af gescheurd en vol ronde pik-
gaatjes als fel protest, dat er niets
lekkerders te halen viel.
Een krant, die buiten bleef liggen,
onder het afdakje bij de keukendeur,
werd compleet in snippers gescheurd
en een niet tijdig opgemerkt sinter-
kiaaspakje, dat tegen een hoop aan
gewaaid blad was blijven liggen, was
nieuwsgierig aangepikt toen het ein
delijk werd gevonden. Want mezen
zijn ook heel nieuwsgierig en ze
hebben een onuitblusbare fut Maar
wat is de reden, dat ze deze winter
zo opdringerig zijn en, zodra ze
's ochtends een deur horen, naar het
etenskastje vliegen en tegen het gaas
pikken als wilden ze zeggen: „kon
je er niet eerder zijn om wat eetbaars
te geven?"
pand heeft betrokken aan de Regu
liersgracht, no. 9 te Amsterdam. Ja,
ook de vogelkenners constateren die
enorme bedrijvigheid van de mezen.
Hun mening is, dat het zachte voor
jaar bijzoDder gunstig is geweest
voor het gezinsleven van de familie
mees. En aangezien mezen veei kin
deren krijgen het wijfje van de kool
mees legt tweemaal per jaar acht
tot twaalf eitjes, is een mezenpaar
na twee gunstige broedsels dus uitge
dijd van twee tot een familie van
over de twintig. En mezen, die heel
honkvast zijn, vestigen zich niet
overal, ze maken hun nest in een
holte en wonen bij voorkeur in tui
nen of bossen met veel oud hout.
Wanneer nu, tegen de normale gang
van zaken in de natuur in, alle jonge
meesjes in leven blijven, komt er
woningnood. Men heeft de laatste
tijd overal erupties waargenomen
van zwervende mezen, die waarschijn
lijk uit Scandinavië komen. Ze zoeken
overal vestiging, ook dwars over de
zee, in Engeland, dat overigens een
eigen koolmezenbevolking heeft, die,
volgens een vogel-expert, even insu
lair is als de Britten zelf zijn.
Door de internationale mezen-
uitwisseling worden, net als
bij de landelijke mensen-uit
wisseling, (slechte) gewoonten over
genomen. Het schijnt, dat de Britse
mezen al jaren lang melkflessen aan
pikken, waarom de Engelse melk
flessen rode doppen hebben gekregen.
Rood schrikt ze blijkbaar af. Maar
mezen zijn zeer intelligent en ze
hebben een groot leervermogen. De
gewoonte van het pikken in de dop
van de melkfles (het klinkt hol en
wie weet, denkt de mees, zit er een
larfje onder) breidt zich kringsge
wijze uit. De een ziet het de ander
doen en doet het na. Als één intel-
Honger, honger, er is overbevol
king bij de mezen.
ligente mees het in zijn kopje krijgt
om in de wintertuin op de bijenkast
in ruste, te gaan zitten pikken en de
ene slaapdronken bij na de andere,
die op het onraad afkomt, ophapt,
dan is dat een fnuikend voorbeeld
voor de andere, dat de bijenhouder
wanhopig maakt. Wij weten zelfs
van niezen, die markiezen kapot pik
ken.
Maar dat is misschien speelsigheid.
Over de speelsigheid van de mezen
schrijft de natuurlijk Engelse
publiciste Len Howard in „Birds as
individuals", een pocketboekje, uit
gegeven bij Collins, de meest merk
waardige dingen. Zij kent de mezen,
die zij de meest intelligente vogel
soort noemt, als geen ander. Ze heeft
ze dagelijks om zich heen, ze weet,
hoe ze zich als echtpaar gedragen.
Mezen zijn elkaar trouw tot in de
dood (dat is gemiddeld twee en een
half jaar) en verliezen elkaar geen
minuut uit het oog. Ze heeft weduw
naars en weduwen gadegeslagen, de
reacties op een tweede huwelijk, de
droefheid nadat een van tweeën door
een verkeersongeluk sneuvelde. In
haar werkkamer, als ze achter de
typemachine zit te schrijven, scheuren
ze het papier kapot. Ze zegt, uit lou
ter plezier.
is het waar is, dat wij deze
winter uitzwervende Scandi-
naafse mezen te gast hebben,
dan hoort het bij de Hollandse gast
vrijheid om ze met Kerstmis te ont
halen en ze het gemis van hun
korenschoof te vergoeden. De Neder
landse Vereniging tot Bescherming
van Vogels geeft een klein vouwblad
uit, waarin over de voeding van
vogels, ook van mezen, allerlei ver
teld wordt. Er is ook een vlugschrif
tje over het maken van ncstkastjes,
waarin mezen als holenbroeders graag
wegkruipen, nu er steeds meer oud
hout wordt opgeruimd. Men vindt er
aardige wenken in, ook voor voe
deren in de sneeuw. Weet u, dat u
drinkwater bij vorst ijsvrij kunt
houden door een druppel glycerine
in het water te doen? Bij het voeren
op de grond, bijvoorbeeld op een
opengekrabd plekje in de sneeuw,
is het wel zaak te zorgen, dat de
poes van de buren er niet bij kan.
Een poes mag een lief huisdier zijn,
wie een tuin met vogels heeft, ont
steekt in woede als hij andermans
lieveling ziet aansluipen bij de vo-
gelvoederplaats. Een goede tip is, te
zorgen, dat er dekking voor de vo
gels in de buurt is, een stekelige
hulststruik of een kluitje meidoorns.
En als u, omdat het Kerstmis is.
de roodborstjes en de lijsters eens
lekker wil verwennen, geef ze 3an
een handvol ongekookte havermout.
Daar ?ijn ze gek op. A.Bgl.
Eric Krans, 31 jaar, in Magetan op
Java geboren, is dokterszoon. Hij heeft
een gedegen klassieke opleiding geno
ten inclusief pianostudie. De laatste
jaren verzamelt hij met het compone
ren, arrangeren maar vooral spelen van
*nuz' en het schrijven erover in dag
bladen en tijdschriften de middelen om
in eerste instantie zijn scheikundige
studies te kunnen afmaken. Voor de
oorlog kwam hij met de toen voor Ne
derland nog uitzonderlijke jazzmuziek in
contact via de grammofoonplaat. Hij
was kind aan huis bij een paar platen-
verzamelaars, die exclusieve connec
ties in Amerika hadden en de jonge
Krans de authentieke jazz konden laten
horen. Dat was de echte jazz en wel
wat anders en beters dan het commer
ciële bigbandgeluid, dat nochtans van
hel etiket jazz voorzien, uit Amerika
naar Europa was komen overwaaien.
De vitaal ritmisch en spontaan melo
dische muziek fascineerde Krans en is
dat blijven doen. De springlevende, op
gewekte en directe New Orleans en
Dixielandjazz regelrecht geïmprovi
seerd, zonder een noot op papier en
zonder repetities, is zijn lust en zijn le
ven en het plezier van zijn „Dixieland
Pipers". Maar dan ook Krans zegt
het met nadruk verantwoorde jazz,
voor zover ze vooral verantwoord moet
zijn n 't evenwicht tussen de technische
instrumentvoering en een innerlijke be
wogenheid, die tot uitdrukking komt in
de persoonlijke muzikale creatie. Er zijn
jazzmusici, zegt Krans, die zich voor
dat laatste element in de jazz de tijd
en de inspiratie niet gunnen. Ze trek
ken zich niets aan van de constructie,
de cadans, die een bepaald jazzstuk in
principe melodisch toch heeft. Ze bla
zen maar aan en nemen de rustpunten
niet te baat om tot hogere prestaties
te komen.
Het is die persoonlijke prestatie,
de eigen vindingrijkheid, de directe
expressie, waartoe de jazz de vrij
heid en de ruimte geeft, die Krans
aan deze muziek verknocht doet zijn.
Intussen is hij niet alleen in de ar
tikelen op de hoezen rond de platen,
die de „Pipers" voor binnen- en bui
tenland maken, maar in feite en in
hart en nieren evenzeer een enthousi
ast beoefenaar en liefhebber van de
klassieke muziek. Muziek is muziek,
zegt Krans, en het is dan duidelijk
wat hij precies bedoelt te zeggen. Het
is evenzeer evident, dat hij alle ver
houdingen en alle onderscheid geen
geweld wil aandoen als hij durft stel
len, dat de jazzmuziek, de jazzbeoefe-.
ning, ongewild maar intussen onge
twijfeld en gelukkig bezig is tot
nieuwe gloed en glans en tot een
meer persoonlijke deelname en crea
tie te inspireren bij de beleving en de
beoefening van de klassieke muziek.
Is ook in ons land de beoefening van
de kunstmuziek niet te zeer een theo
retische aangelegenheid geworden,
een kwestie van vertolking zonder
veel meer? Hoeveel jonge mensen,
die de klassieke muziek beoefenen en
afwijzend staan tegenover de jazz, die
andere jonge mensen eerder ma
ken dan beoefenen, zouden nog mu
ziek kunnen spelen wanneer er geen
componisten en partituren zouden
zijn? En is het niet zo, dat de klas
sieke muziekbeleving bii het publiek
veelal geworden is tot een luxe zaak
voor -on- en feestdagen, waarbij men
eigenlijk steeds in feestgewaad gehuld
dient te zijn en zich, welke emoties
er ook verklankt worden, met geen
vin wagen te verroeren?
Pim Jacobs, 23 jaar, pianist en lei
der van een van de, men mag wel zeg
gen knappe moderne jazzensembles,
die ons land rijk ls, het Pim Jacobs
Trio, en zijn 19-jarige broer Ruud, die
de bas hanteert (de derde man is drum
mer Rudy Pronk) zijn de zonen van
mr. Jacobs uit Hilversum en beiden
student aan het Amsterdams conserva
torium.
Het is alleen maar toevallig dat bij
onze interviewkeuze jazzmusici uit in
tellectueel milieu aan bod zijn gekomen.
Pim en Ruud zijn intussen even gewo
ne jongens als de meeste andere, die
een vader zonder titel hebben en dik
wijls de jazzbeoelening, naast het da
gelijks Werk, mede dienstbaar maken
aan een „bijspringen" thuis, de betaling
van hun eigen studiekosten of die van
broer of zuster. Het zijn trouwens niet
vader Jacobs rechts- en wetskennis, die
Pim en Ruud op het muzikale pad heb
ben gebracht, maar diens muzikaliteit
hij speelt piano en alles uit het
hoofd en nam zijn zonen ai mee naar
het concert toen ze de korte broek nog
aanhadden en voor wat naast hun
liefde voor de klassieke muziek hun en
thousiasme voor de jazz betreft: het
ritme van moeder, zoals ze dat zelf zeg
gen. Mevrouw Jacobs-Mees leidt al
jaar en dag een balletschool, waarbij
Pim vaak achter de piano zit.
(Vervolg op pagina 14)
Pim Jacobs. „Er komt meer hersenwerk
CLCLTl *6 "pdS
wel uit pure liefhebberij zich met de
jazzmuziek bezig houden, in het alge
meen bepaald niet wordt geconfron
teerd met het type jongmens, waar
voor vele van degenen, die geen goed
woord over de jazz willen horen laat
staan spreken, hen niet zelden vanuit
een soort van ressentiment plegen te
verslijten. De serieuze jazzbeoefenaar
is niet het type., dat gebuid in buite
nissige kledij niets beters zou weten
te doen dan „in het wilde weg" op
een trompet of klarinet blazen en tus
sen die zogenaamde muzikale bedrij
ven door te lanterfanten o." te drin
ken in plaats van tenminste eindelijk
eens naar een kapper te gaan; de zie-
lepoot, die nog nooit van Bach en
Beethoven heeft gehoo. d.
Eerder krijgt men te doen met ge
zonde kerels, die hun muzikaliteit met
groot pe-soonlijk plezier creatief bele
ven en zich doorgaans hebben ingepast
in een veelzijdige geestelijke belang
stelling.
Eigen directe creatie