Onzekere gevoelens omtrent korzelige jongelieden TRIOMF ONDER DWANG Jazz contra week en -dof love-gecroon Ze zijn uitgehongerdwant er is overbevolking HAVERMOUT IS EEN WARE TRACTATE VOOR DE ROODBORSTJES EN LIJSTERS E De „barrelhouse"-sfeer wordt geschiedenis Lachen om Kingsley Amis DINSDAG 24 DECEMBER 1957 In verhouding tot andere West- europese landen wordt in Nederland verrassend enthousiast en frequent en door een relatief aanzienlijk aan tal mensen, jonge mensen vooral, jazzmuziek gespeeld. Wanneer wij Eric Krans, de pianist en leider van een van onze gerenommeerde vader landse dixielandorkesten vragen, wat hij van dit toch wel opmerkelijke ver schijnsel denkt, dan raakt zijn ant woord een kernpunt van de jazzbe- oefening. Het verschijnsel wijst erop, zegt hij, dat onze jonge generatie te gen de verdrukking in behoefte heeft aan een persoonlek initiatief. Jazz muziek spelen zo voelt Krans het en zo'voelen het, naar zijn overtui ging, de meesten geeft eindelijk eens wat frisse ruimte aan het dage lijks leven, dat men nauwelijks zelf nog leeft. Het wordt voor-geleefd, voorgekauwd binnen de hokjes en vakjes van conventie en traditie, een ingesnoerde cultuur van C.A.O.'s en vijfentwintig verzekeringen per per soon. En op al die vakjes en hokjes klapt onze Hollandse nuchterheid ten overvloede nog een degelijke deksel. Geen decadente muziek De modernisten JAZZ, GOEDE KANS VOOR EEN PERSOONLIJKE PRESTATIE Ik bedoel, zegt Eric Krans, dat ik bij wijze van sm'eken niet met een deken om naa. het station kan gaan als mijn jas naar de stomerij is en ik geen an dere heb. Goed, dit voorbeeld is mis schien wat te ver gezocht, maar als ik plotseling behoefte kriig om midden op straat een aria aan te heffen dan loop Eric Kran's Dixieland Pipers. Een eigen, opgewekt stuk muziek. WÜ, Nederlanders, levende op het kruispunt der naties, kijken al naar onze aanleg of ons karakter, met een cynisch, kritisch, bewonderend of, om met een terecht achterdochtige Koning Claudius uit Hamlet te spreken, with one auspicious and one dropping eye naar het letterkundige leven in de landen om ons heen. En terecht. Wij zijn onszelf niet genoeg en kunnen dat ook niet zijn, omdat wij als schrijvers ,.aan alle verten zijn blootgesteld" (Roland Holst) en de vele invloeden te verwerken krijgen, die van alle kan ten op ons aandruisen. Druisen is het ware woord, want waar vroeger, heel vroeger, het boek via de post onze binnenkamers binnenkwam of door een vriendenhand meegebracht in de onze werd gelegd met enige welgekozen woorden van overdachte aanbeveling of in kiese termen geklede waarschu wing, daar stormen heden ten dage de reclamekreten haast huis aan huis op ons in door de talrijke communicatie middelen, welke de literaire produktie te gereder consumptie ons opdringen. Wij moeten de laatste, allerlaatste Prix Goncourt kopen koop haar niet lezer, het is een allegaartje dat smaakt als slechte hutspot in blik het zo juist verschenen Engelse boek lezen, ternauwernood aan de censor ontsnapt, dat de boekenkopende happy few in Albion, zowel heeft geschokt als geprik keld; het nog naar de drukpers stin kende geestesprodukt van een zowel beroemde als beruchte Amerikaanse leveraar van schoklectuur ter hand nemen, willen we niet hopeloos achter blijven en aldus de hemel beware ons voor een dergelijke geestelijke schipbreuk de intellectuele modeboot missen. Dat wij in Nederland zo goed als niets weten van de hedendaagse Duitse letterkunde hindert niemand. Duitsland telt in onze Lage_ Landen nog niet mee. Duitse boeken zijn duur, niet duurder weliswaar dan Engelse of Ame rikaanse, maar de boekhandelaar haalt zijn schouders op en zegt: ze gaan er niet in. En dusmet de Duitse schrijvers mogen we nog even wachten. Degeen die een boek van een Neder lands schrijver koopt is een rara avis, als het tenminste niet gaat om werken van auteurs die het goede volk telken- jare weeraan plegen te voorzien van hun geëiste portie leesvoer. Een Neder lands boek dat twee jaar oud is kan alleen nog geleverd worden op bestel ling. In de uitstalkasten is het niet meer te vinden. De belangstelling wordt uitsluitend getrokken naar het laatst verschenen werk. De buitenlandse romans hebben even- Wel iets meer tijd nodig om door te dringen, daar nog niet iedereen in Ne derland geabonneerd is op de „Times Literary Supplement", die bijbel voor de letterkundige snob of het Franse weekblad „Arts", dat eenieder met enige literaire belangstelling voor de produktie van het ogenblik minstens om de twee weken behoort in te zien. De degeljjken onder de literatuurtijgers verwerken op tjjd hun portie uit de „Neue Zürcher Zeitung", maar bekopen deze degelijkheid met een opvallende achterstand inzake de modesnufjes. Zelfs de letterkundecriticus moet wel eens tot zijn droefheid bekennen dat hij niet „bij" is en dat is dan ook de reden dat ik, o schande, eerst onlangs een boek van de Engelsman Kingsley Amis onder ogen kreeg, terwijl op de stofomslag luidruchtig vermeld staat dat dit Amis' „second triumph" is, ter wijl ik de eerste blijk te hebben gemist. En die „second triumph" bereikte me niet, dan in de met evenveel bombarie aangekondigde „fourth impression". Het werk heet: That Uncertain Feeling, (Victor Gollance Ltd, Lon den) en draagt, eveneens op de flap, de aanbeveling in vette rode letfers dat John Betjeman, de gevreesde be- 9°rdelaar van letterkunde, verbon den aan de „Daily Telegraph", om deze roman nog meer gelachen heeft dan om „Lucky Jim", kennelijk de eerste triomf van Kingsley Amis, een verhaal dat dadelijk verfilmd is. We lopen achter, lezer. Wat mijzelf betreft, onbekend als ik was met deze jonge heer, en het boek voor mjjn verjaardag gekregen hebbende van een mij bevriende dame, die vele voortreffelijke relaties bezit op het eiland aan de andere zijde van het Kanaal, met de woor den: dat het zo goed moest zijn, be gon argeloos te lezen in de weinige ogenblikken, waarin ik mij niet qua- litate qua heb te verdiepen in een boek, op zeer nuchtere wijze, zonder enige aanbeveling, mi) door ons blad toegezonden. Mijn eerste reactie was dat het werk zonder enige twijfel moest behoren tot de romans, ge schreven voor en door dames. In ons land immers bestaat een categorie min of meer beminnelijke wezentjes die, om een uitspraak van een groot Nederlands staatsman te parodiëren, lezen: voor de criticus, over deze en zonder hem. Ik was reeds halverwege gevorderd in het mij geschonken epos, toen een wijzer man dan ik ben, er mj] op opmerkzaam maakte, dat Kingsley Amis om de bliksem geen dame was, maar behoorde tot de let terkundige groep Engelse mannelijke schrijvers, die zichzelf de naam en qualificatie hebben aangemeten: The Angry Young Men. In een toneelbeoordeling van enige weken geleden mocht ik u reeds wijzen op een werk van één van dezen: John Osborne, wiens eerste toneelstuk een internationale sensatie veroorzaakte, hoewel mij, levende In de regionen van dit pays bas, trés bas, tot op heden niet duidelijk wil worden waarom. Maar daj is een andere kindervertel ling, zoals men vroeger onder een van de i erst< kinderkrantenstrips kon lezen. Deze Angry Young Men voelen zich in hun land, in hun positie, in hun werk, in hun leven vooral, zeer onbe haaglijk en menen niet beter te kun nen doen dan daarvan op hoge toon te gewagen. Zij voelen zich „miscast" in de levensfilm en moeten rollen spelen die hun niet liggen. Daar komt het op neer. Of het de moeite waard is te gaan achterhalen waaraan dat ligt, kan ik u niet zeggen. Misschien wel. Maar dan toch in de eerste plaats voor onze sociologen of nog beter, onze weten- schappeiijken op sociaal-psychologisch gebied. De letterkundigen hebben, ge lukkig, slechts te maken met dat wat zjj schrijven en wat zij wensen aange merkt te zien als hun kunst. De „Uncertain Feeling", die de hoofdpersoon, een zekere Mr. John Lewis, assistent in een bibliotheek in een Welsh stadje, bij zich voelt opko men, wordt allereerst veroorzaakt door het ontmoeten van een appetijtelijke dame, die hem komt raadplegen over een boek, vervaardigd door een auto riteit in folklore, dat zij nodig meent te hebben bij de voorbereiding tot een toneelstuk dat in klederdrachten van Wales zal moeten worden vertoond. Lewis is, zoals dat heet, gelukkig ge trouw met een plezierig uitziende, prettig gehumeurde jonge vrouw. Zij hebben een kind, dat niets lastiger is dan alle kinderen en hun matrimoniale curve vertoont meer ups dan downs. Maar de dame van de klederdrachten bezorgt Lewis dat bepaalde onzekere gevoel. Het vervolg laat zich raden, ook door hen die in tientallen jaren geen roman in handen genomen heb ben De heer Lewis slaat enige malen een' welgevallig en daarna zelfs twee wellustige ogen op mevrouw Elisabeth Gruffydd-Williams en dan heb je de poppen aan het dansen. Mevrouw Eli sabeth is schatrijk en behoort tot een geheel andere sociale kring dan de bibliotheek-assistent en hiermee raken we het probleem dat, volgens een autoriteit, die bijzonder wel ingelicht heet te zijn over de Angry Young Men, het kernpunt is van hun angry zyn. Volgens deze Geoffrey Gorer is n.l. de gehele korzelige houding van deze groep schrijvers te wijten aan het ver schijnsel dat hfj: hypergamie noemt, een symptoom dat bij lieden voorkomt die boven hun stand vrijen of trouwen. Dit onbehaaglijke gevoel heeft Amis in geuren en kleuren en vooral in beelden, die men hier en daar nogal boud zou kunnen noemen, beschreven. Voor de rest is er in dit verhaal weinig te be leven. Nadat de echtgenoot van de mevrouw met die moeilijke naam boos is geworden, bezwijkt hfj toch voor haar aandringen Lewis een betere, wij kun nen zeggen, beste baan te bezorgen, maar deze, door het contact met beter- gevoede kringen, die zich min- der-goed-opgevoed gedragen, wijs of tenminste wijzer geworden, weigert. Hij is zo verstandig de vlucht te nemen naar een ander stadje, uiter aard ook in Wales, waar hij nog min- der verdient dan in de bibliotheek, maar waar hij zich dan ook minder be laagd voelt door het vrouwvolk, dat met een zo niet gouden, dan toch hel der blinkende lepel in de mond werd geboren, evenals zijn minnares, die hem dat „onzekere gevoel bezorgde, zo vaak hij maar in haar nabyheid was. Kingsley Amis heeft een, wat wij gemakshalve: vlot boek zouden wil len noemen, geschreven. Waarom John Betjeman zo gelachen heeft, wil mij niet recht duidelijk worden, maar er staat dan ook maar op de stofom slag dat hij er méér om gelachen heeft dan om „Lucky Jim". Rest de vraag hoe hard deze bezadigde Engelsman om de eerste triomf van Amis gelachen heeft. De stijl is ge lardeerd met spitse opmerkingen, die het geheel een sophisticated tintje verschaffen. Wellicht dat dèt de oor zaak is van de triomf in Engeland. In Nederland hebben wij schrijvers en vooral schrijfsters die ln dit soort humor belangrijk appetijtelijker stellen hebben gegeven zonder nu ineens de pretentie te koesteren tot de arcanen van de allerhoogste literatuur te zijn toegelaten. Wilt u namen? Harriët Freezer, Carmiggelt, Martie Verde- nius, Henriëtte van Efjk, Eline CapitEn dan bergen deze, terecht geliefde auteurs, nog veel meer in hun mars dan ik uit de „onzekere gevoelens" van Kingsley Amis heb kunnen ommaken. Aan de compositie hangen zoveel flarden dat het boek de indruk maakt in een vloek en een zucht geschreven te zijn. Waarschijnlijk met een vloek van Amis zelf, omdat zijn uitgever hem wellicht dwong na zijn eerste, een tweede triomf te behalen en wel zo gauw mogelijk, en een zucht van ver lichting geslaakt door deze heer, dat hfj hem zo gek gekregen heeft. Waarom Kingsley Amis voetstoots zou moeten worden opgenomen in de illustere galerij van waarachtige kun stenaars op het verguisde romangebied waarin Swift, Fielding. Smollett, Dickens. Thakeray, Hardy, Conrad, Jane Austen, Elisabeth Bowen, Henry James, Forster, Waugh, Greene, Ivy Compton-Burnett, Carey en Angus Wil son tronen, is bepaald niet duidelijk. Hieromtrent koestert de criticus min stens zoveel „uncertain feelings" ais de heer Lewis omtrent mevrouw Elisa beth en haar voze vrienden. J. W. HOFSTRA. ik evengoed de kans, afgezien van de kwaliteit van mijn aria, vanwege de gemeentelijke geneeskundige dienst li- noa recta naar een psychiater te wor- den vervoerd. Duizend dingen kunnen niet en mogen niet en duizend andere dmeen worden je ongevraagd voorge schoteld en heb je maar te slikken en te doen. En dan verbazen pedagogen, psychologen en gewone vaders en moe ders er zich nog over, dat de jeugd van tegenwoordig zo passief is, zo weinig ondernemend. Er is waarachtig durf voor nodig om je eigen leven te leven, anders te zijn en te doen dan je buur man en je zwager, je eigen party te blazen. De jazz geeft de jonge muzika le mens er letterlijk en figuurlijk de kans toe. Nu kan hij creëren, improvi seren, het vrjj en zelf en vanuit zich zelf doen. De ritmiek van de jazz, die de ritmiek van het jong-zijn is, zal hem er mede, bewust dan wel onbewust, toe activeren en inspireren. De ,,barrelhouse"-sfeer van de jazz, de sfeer van havenkroegen en nog kwa lijker vermaakgelegenheden vindt men zó zoetjes aan nog slechts in de ge schiedenisboeken terug. Het is ook in Nedeiland al leng niet meer zo. dat er alleen maar jazz wordt gespeeld in duistere kelders, dubieuze nachtclubs en bij schreeuwerige buurtfeesten. De echte jazzmusici voelen zich integen deel opgelucht nu hun muziek, die in al lengs bredere kring wordt geaccep teerd en gewaardeerd en op dit ogen- Ruud Jacobs. Naast de bas de saxofoon, die meer melodische mogelijkheden heeft. blik een streng-deskundige en opbou wende kritiek achter zich heeft staan, zich steeds meer los kan maken uit het schemerige milieu van obscure bars en soortgelijke instellingen, waar de mu ziek doorgaans voor commerciële doel einden wordt misbruikt. Eric Krans kan er met zijn vuist bij op afel slaan, „Jazzmuziek is geen decadente mu ziek. Decadent is voor mijn part al dat weke en zinnelijke love-gecroon op de plaat en via de film, maar de jazz is dat niet. Als het om de geestelijke gezondheid van de jeugd gaat lijkt het mij heel wat gezonder, dat een joch bij het horen van een kwiek stuk jazzmu ziek zijn opgeroepen activiteit niet kwijt kan en dan maar een eikenhouten tafel in tweeën slaat, dan dat hij bij een ge prononceerd gekweel over „dreams" en „kirses"-en-de-rest geen raad weet met zijn sentimenten". Krans' gezonde Kijk op de dingen doet ons intussen en bi) deze vast stellen, dat men bij een ontmoeting met onze Nederlandse .jonge mensen, die beroeps- of semiberoepshalve dan De mezen leren van elkaar 71 /f et Kerstmis, als iedereen binnenshuis verwend wordt, moeten ook IVJL de vogels buiten het goed hebben. In Noorwegen en Zweden is het een oud gebruik om een ongedorste korenschoof op het dak te zetten, Zoiets kan in een land, waar vrijwel iedereen buiten woont. Maar de vaderlandse vogeltjes in buiten- en stadtutnen, op de lapjes grond van tuinsteden en op stadsbalcons, voelen zich beel verwend met brood en aardappelen, met kaaskorstjes en alle vette lekkernijen speciaal voor de mezen als pinda-slierten, vetbollen, stukjes zwoerd. Of zijn het deze winter misschien speciaal de mezen in onze eigen Gooise tuin, die extra hongerig zijn omdat ze, gewend als ze waren hun voedsel te pikken uit de bast van de vruchtbomen in de nabijgelegen kweek, na de rigoureuze nifspuitin- gen daar niets meer vinden. Wij zijn het gaan vragen bij de Nederlandse Vereniging tot Bescher ming van Vogels die pas een nieuw Kerst-tractatie voor lijsters en roodborstjes. Ze pikken de capsules kapot. r is dit jaar iets met de mezen, zo brutaal zijn ze nog nooit ge weest. Ze pikken niet alleen, wat ze fti jarenlang doen, aan de pakjes boter en margarine (met een duide lijke voorkeur voor de boter) die de melkboer buiten neerlegt, maar ze gaan met hun schérpe snaveltjes ook de doppen van de melkfles te lijf en ze snoepen het bovenste laagje van de yoghurt weg Zijn ze uitgehongerd, zoals wij het waren, in de hongerwinter, zodat wij soms uit puur gebrek wel ln de tafel hadden willen bijten? Het lijkt wel zo als men het boekje van de melk boer, dat buiten is blijven liggen met de aantekening: „niets nodig", s mid dag terugvindt, de kaft in snippers er af gescheurd en vol ronde pik- gaatjes als fel protest, dat er niets lekkerders te halen viel. Een krant, die buiten bleef liggen, onder het afdakje bij de keukendeur, werd compleet in snippers gescheurd en een niet tijdig opgemerkt sinter- kiaaspakje, dat tegen een hoop aan gewaaid blad was blijven liggen, was nieuwsgierig aangepikt toen het ein delijk werd gevonden. Want mezen zijn ook heel nieuwsgierig en ze hebben een onuitblusbare fut Maar wat is de reden, dat ze deze winter zo opdringerig zijn en, zodra ze 's ochtends een deur horen, naar het etenskastje vliegen en tegen het gaas pikken als wilden ze zeggen: „kon je er niet eerder zijn om wat eetbaars te geven?" pand heeft betrokken aan de Regu liersgracht, no. 9 te Amsterdam. Ja, ook de vogelkenners constateren die enorme bedrijvigheid van de mezen. Hun mening is, dat het zachte voor jaar bijzoDder gunstig is geweest voor het gezinsleven van de familie mees. En aangezien mezen veei kin deren krijgen het wijfje van de kool mees legt tweemaal per jaar acht tot twaalf eitjes, is een mezenpaar na twee gunstige broedsels dus uitge dijd van twee tot een familie van over de twintig. En mezen, die heel honkvast zijn, vestigen zich niet overal, ze maken hun nest in een holte en wonen bij voorkeur in tui nen of bossen met veel oud hout. Wanneer nu, tegen de normale gang van zaken in de natuur in, alle jonge meesjes in leven blijven, komt er woningnood. Men heeft de laatste tijd overal erupties waargenomen van zwervende mezen, die waarschijn lijk uit Scandinavië komen. Ze zoeken overal vestiging, ook dwars over de zee, in Engeland, dat overigens een eigen koolmezenbevolking heeft, die, volgens een vogel-expert, even insu lair is als de Britten zelf zijn. Door de internationale mezen- uitwisseling worden, net als bij de landelijke mensen-uit wisseling, (slechte) gewoonten over genomen. Het schijnt, dat de Britse mezen al jaren lang melkflessen aan pikken, waarom de Engelse melk flessen rode doppen hebben gekregen. Rood schrikt ze blijkbaar af. Maar mezen zijn zeer intelligent en ze hebben een groot leervermogen. De gewoonte van het pikken in de dop van de melkfles (het klinkt hol en wie weet, denkt de mees, zit er een larfje onder) breidt zich kringsge wijze uit. De een ziet het de ander doen en doet het na. Als één intel- Honger, honger, er is overbevol king bij de mezen. ligente mees het in zijn kopje krijgt om in de wintertuin op de bijenkast in ruste, te gaan zitten pikken en de ene slaapdronken bij na de andere, die op het onraad afkomt, ophapt, dan is dat een fnuikend voorbeeld voor de andere, dat de bijenhouder wanhopig maakt. Wij weten zelfs van niezen, die markiezen kapot pik ken. Maar dat is misschien speelsigheid. Over de speelsigheid van de mezen schrijft de natuurlijk Engelse publiciste Len Howard in „Birds as individuals", een pocketboekje, uit gegeven bij Collins, de meest merk waardige dingen. Zij kent de mezen, die zij de meest intelligente vogel soort noemt, als geen ander. Ze heeft ze dagelijks om zich heen, ze weet, hoe ze zich als echtpaar gedragen. Mezen zijn elkaar trouw tot in de dood (dat is gemiddeld twee en een half jaar) en verliezen elkaar geen minuut uit het oog. Ze heeft weduw naars en weduwen gadegeslagen, de reacties op een tweede huwelijk, de droefheid nadat een van tweeën door een verkeersongeluk sneuvelde. In haar werkkamer, als ze achter de typemachine zit te schrijven, scheuren ze het papier kapot. Ze zegt, uit lou ter plezier. is het waar is, dat wij deze winter uitzwervende Scandi- naafse mezen te gast hebben, dan hoort het bij de Hollandse gast vrijheid om ze met Kerstmis te ont halen en ze het gemis van hun korenschoof te vergoeden. De Neder landse Vereniging tot Bescherming van Vogels geeft een klein vouwblad uit, waarin over de voeding van vogels, ook van mezen, allerlei ver teld wordt. Er is ook een vlugschrif tje over het maken van ncstkastjes, waarin mezen als holenbroeders graag wegkruipen, nu er steeds meer oud hout wordt opgeruimd. Men vindt er aardige wenken in, ook voor voe deren in de sneeuw. Weet u, dat u drinkwater bij vorst ijsvrij kunt houden door een druppel glycerine in het water te doen? Bij het voeren op de grond, bijvoorbeeld op een opengekrabd plekje in de sneeuw, is het wel zaak te zorgen, dat de poes van de buren er niet bij kan. Een poes mag een lief huisdier zijn, wie een tuin met vogels heeft, ont steekt in woede als hij andermans lieveling ziet aansluipen bij de vo- gelvoederplaats. Een goede tip is, te zorgen, dat er dekking voor de vo gels in de buurt is, een stekelige hulststruik of een kluitje meidoorns. En als u, omdat het Kerstmis is. de roodborstjes en de lijsters eens lekker wil verwennen, geef ze 3an een handvol ongekookte havermout. Daar ?ijn ze gek op. A.Bgl. Eric Krans, 31 jaar, in Magetan op Java geboren, is dokterszoon. Hij heeft een gedegen klassieke opleiding geno ten inclusief pianostudie. De laatste jaren verzamelt hij met het compone ren, arrangeren maar vooral spelen van *nuz' en het schrijven erover in dag bladen en tijdschriften de middelen om in eerste instantie zijn scheikundige studies te kunnen afmaken. Voor de oorlog kwam hij met de toen voor Ne derland nog uitzonderlijke jazzmuziek in contact via de grammofoonplaat. Hij was kind aan huis bij een paar platen- verzamelaars, die exclusieve connec ties in Amerika hadden en de jonge Krans de authentieke jazz konden laten horen. Dat was de echte jazz en wel wat anders en beters dan het commer ciële bigbandgeluid, dat nochtans van hel etiket jazz voorzien, uit Amerika naar Europa was komen overwaaien. De vitaal ritmisch en spontaan melo dische muziek fascineerde Krans en is dat blijven doen. De springlevende, op gewekte en directe New Orleans en Dixielandjazz regelrecht geïmprovi seerd, zonder een noot op papier en zonder repetities, is zijn lust en zijn le ven en het plezier van zijn „Dixieland Pipers". Maar dan ook Krans zegt het met nadruk verantwoorde jazz, voor zover ze vooral verantwoord moet zijn n 't evenwicht tussen de technische instrumentvoering en een innerlijke be wogenheid, die tot uitdrukking komt in de persoonlijke muzikale creatie. Er zijn jazzmusici, zegt Krans, die zich voor dat laatste element in de jazz de tijd en de inspiratie niet gunnen. Ze trek ken zich niets aan van de constructie, de cadans, die een bepaald jazzstuk in principe melodisch toch heeft. Ze bla zen maar aan en nemen de rustpunten niet te baat om tot hogere prestaties te komen. Het is die persoonlijke prestatie, de eigen vindingrijkheid, de directe expressie, waartoe de jazz de vrij heid en de ruimte geeft, die Krans aan deze muziek verknocht doet zijn. Intussen is hij niet alleen in de ar tikelen op de hoezen rond de platen, die de „Pipers" voor binnen- en bui tenland maken, maar in feite en in hart en nieren evenzeer een enthousi ast beoefenaar en liefhebber van de klassieke muziek. Muziek is muziek, zegt Krans, en het is dan duidelijk wat hij precies bedoelt te zeggen. Het is evenzeer evident, dat hij alle ver houdingen en alle onderscheid geen geweld wil aandoen als hij durft stel len, dat de jazzmuziek, de jazzbeoefe-. ning, ongewild maar intussen onge twijfeld en gelukkig bezig is tot nieuwe gloed en glans en tot een meer persoonlijke deelname en crea tie te inspireren bij de beleving en de beoefening van de klassieke muziek. Is ook in ons land de beoefening van de kunstmuziek niet te zeer een theo retische aangelegenheid geworden, een kwestie van vertolking zonder veel meer? Hoeveel jonge mensen, die de klassieke muziek beoefenen en afwijzend staan tegenover de jazz, die andere jonge mensen eerder ma ken dan beoefenen, zouden nog mu ziek kunnen spelen wanneer er geen componisten en partituren zouden zijn? En is het niet zo, dat de klas sieke muziekbeleving bii het publiek veelal geworden is tot een luxe zaak voor -on- en feestdagen, waarbij men eigenlijk steeds in feestgewaad gehuld dient te zijn en zich, welke emoties er ook verklankt worden, met geen vin wagen te verroeren? Pim Jacobs, 23 jaar, pianist en lei der van een van de, men mag wel zeg gen knappe moderne jazzensembles, die ons land rijk ls, het Pim Jacobs Trio, en zijn 19-jarige broer Ruud, die de bas hanteert (de derde man is drum mer Rudy Pronk) zijn de zonen van mr. Jacobs uit Hilversum en beiden student aan het Amsterdams conserva torium. Het is alleen maar toevallig dat bij onze interviewkeuze jazzmusici uit in tellectueel milieu aan bod zijn gekomen. Pim en Ruud zijn intussen even gewo ne jongens als de meeste andere, die een vader zonder titel hebben en dik wijls de jazzbeoelening, naast het da gelijks Werk, mede dienstbaar maken aan een „bijspringen" thuis, de betaling van hun eigen studiekosten of die van broer of zuster. Het zijn trouwens niet vader Jacobs rechts- en wetskennis, die Pim en Ruud op het muzikale pad heb ben gebracht, maar diens muzikaliteit hij speelt piano en alles uit het hoofd en nam zijn zonen ai mee naar het concert toen ze de korte broek nog aanhadden en voor wat naast hun liefde voor de klassieke muziek hun en thousiasme voor de jazz betreft: het ritme van moeder, zoals ze dat zelf zeg gen. Mevrouw Jacobs-Mees leidt al jaar en dag een balletschool, waarbij Pim vaak achter de piano zit. (Vervolg op pagina 14) Pim Jacobs. „Er komt meer hersenwerk CLCLTl *6 "pdS wel uit pure liefhebberij zich met de jazzmuziek bezig houden, in het alge meen bepaald niet wordt geconfron teerd met het type jongmens, waar voor vele van degenen, die geen goed woord over de jazz willen horen laat staan spreken, hen niet zelden vanuit een soort van ressentiment plegen te verslijten. De serieuze jazzbeoefenaar is niet het type., dat gebuid in buite nissige kledij niets beters zou weten te doen dan „in het wilde weg" op een trompet of klarinet blazen en tus sen die zogenaamde muzikale bedrij ven door te lanterfanten o." te drin ken in plaats van tenminste eindelijk eens naar een kapper te gaan; de zie- lepoot, die nog nooit van Bach en Beethoven heeft gehoo. d. Eerder krijgt men te doen met ge zonde kerels, die hun muzikaliteit met groot pe-soonlijk plezier creatief bele ven en zich doorgaans hebben ingepast in een veelzijdige geestelijke belang stelling. Eigen directe creatie

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1957 | | pagina 9