Langste man ter wereld voorzitter
van de Klub van Lange Mensen
Het spoorwegstation in het
stadsbeeld
Meer begrip tussen Oost en
West middels onderwijs
m
Mijn zoon wil
niet sterven
ERIC DE NOORMAN
„Hendrick de
Keyser" 40 jaar
rr!l
fel
QSesprekinj
van
en
Oud-Kamerlid contra
de Staat
Zusters van Liefde
naar Afrika
HOGESCHOOLDAG TE DELFT
107 oude panden in
eigendom
Unesco-conferende op Nijenrode
SUS-LOTEN?? UITVERKOCHT!!!
IS U TELEURGESTELD
APPEL 2
N
MAANDAG 13 JANUARI 1958
PAGINA
Begonnen als baby van
zeventien pond
Stichting van tweede
nederzetting
Will Yszma in finale
Béla Bartókprijs
uitknippen en bewaren I
Trekkingen 14 dagen vervroegd,
n.l.: 18,19,21,24en 25 januari 1958
f.i
r-
r°2
SS
au
r»i
Ui
t
door HARRIET H. HOUSEP
Het afscheid van
Fie Carelsen
Zuster Auerbach f
(Van een verslaggever)
In een zowel horizontaal als verticaal
stampvol café aan de Sloterbade in
Amsterdam is zondagmiddag de
..Klub van Lange Mensen" opgericht.
De voorzitter van deze klub is de heer
Albert «ohan Kramer, 2.42 meter, die,
naar hij zegt, de langste man ter we
reld is. „Het is natuurlijk de bedoeling,
dat ik voorzitter word", had hij ons te
voren gezegd. „Uiteraard", hadden wij
geantwoord. Niemand heeft zoveel er
varing als de langste man als de heer
Kramer, die thans zestig jaar is en als
een zeventienponder op de wereld is ge
komen. Met gepaste trots had de heer
Kramer ons verhaald, dat hij 28 jaar
internationaal artiest is geweest met het
onovertroffen nummer: de langste man
ter wereld.
Het voorzitterschap van de klub was
dus spoedig geregeld. De heer Werner
Schneider uit Frankfurt, 1.95 m., de
voorzitter van de Duitse klub van lange
mens»:i, liet in een lange toespraak tot
de verzamelde lange kandidaatleden
weten, dat de heer Kramer voorzitter
zou zijn. Toen de heer Kramer zelf zijn
toespraakje hield, had hij ook gezegd,
dat hij graag op het verzoek om het
voorzitterschap te aanvaarden zou in
gaan. „Nu moeten er nog een secreta
ris en een penningmeester komen", had
hij eraan toegevoegd. Iemand uit de
propvolle cafézaal had luid ge
schreeuwd: „Ik!", maar hij was een
fotograaf, die op een stoel stond en blits-
te toen de heer Kramer zijn hoofd naar
hem toedraaide.
Vóór alle gebeurtenissen had de voor
zitter ons een interview gegeven. Hij
zat aan een tafeltje in een lage stoel.
„Wij moeten minder belasting betalen",
zei hij, „wij hebben toch al veel kos
ten". En hjj zei, dat hij in 1949 in Enge
land als artiest afscheid had genomen
om aan de Sloterkade zijn café te gaan
drijven. „Televisie, radio, toneel, cir
cus, hebben me aanbiedingen gestuurd,
maar ik heb geweigerd. Meestal wor
den mensen met zo'n lengte niet eens
35 jaar. Maar ik ben een bijzonder ge
val. Prof. Strumpfel uit Leipzig heeft
mij in een boek beschreven. Hij is nou
dood, de man. Ik was dus zeventien
pond, toen ik geboren werd. Ik was
twee meter lang toen ik zeven jaar
werd. Ik heb wel geleerd, maar ik kon
natuurlijk niet in de schoolbanken zit
ten. Tot mijn 22ste jaar stond ik stil,
daarna zijn er tot mijn dertigste jaar
nog 42 cm. bijgekomen". Bereidwillig
antwoordde de voorzitter op vragen als:
Welke maat schoenen hebt U? „Maat
62". Hoe zwaar bent U? „325 pond".
Hebt u bijzondere lichaamskracht? „Ik
ben oersterk geweest". Hoe geeft u uw
vrouw een zoen? Zijn echtgenote stond
achter de tapkast. Zij en de speciaal
aangerukte kelners hadden het druk. Zij
was naar schatting 1.60 m. „Ik tilde
haar vroeger op". En nu? Maar de
heer Kramer was al weer verder, ver
telde over zijn ouders, zijn vier zusters
en zijn broer, die van normale grootte
waren. En hij vertelde op onze desbe
treffende vraag ook, dat zijn naaste
concurrent, volgens zijn mening, een
Engelsman is, met zes strekkende
centimeter minder. Zijn artiestennum
mer had aanvankelijk bestaan uit het
„tonen van de langste man ter wereld".
Later kon dit een uitbreiding onder
gaan, dank zij de broer van zijn echtge
note. die een lilliputter van 60 cm. en 50
pond is. ,.Ik nam hem in mijn hand,
begrijpt u?"
De Duitse voorzitter kwam zeggen,
dat de tijd begon te dringen. Men
barstte bijna het café uit. Het ieder
Ter civiele zitting van de kantonrech
ter te 's-Gravenhage is bij verstek het
proces behandeld dat het vroegere
Tweede-Kamerlid professor mr. dr.
G. G. v. d. Bergh te Amsterdam aanhan
gig had gemaakt tegen de staat der
Nederlanden over zijn pensioen als
oud-l.amerlid, waarop volgens profes
sor Van den Bergh ten onrechte een
korting zou zijn toegepast. De kanton
rechter zal over veertien dagen vonnis
Wijzen.
Professor Van den Bergh meent dat
de korting op de pensioenen van oud-
Kamerleden berust op een wet van 31
januari 1957, welke niet bindend kan
zijn, omdat deze wet zou zijn aangeno
men zonder hoofdelijke stemming en
arbij zijns inziens niet aan de eisen
die de grondwet stelt is voldaan. De
grondwet schrijft voor dat bij een wets
ontwerp zoals dit tot wijziging van pen
sioenen van gewezen Kamerleden de
Kamers dit niet kunnen aannemen dan
met een gekwalificeerde meerderheid.
Volgens prof. Van den Bergh is in zo'n
geval hoofdelijke stemming nodig om
vast te kunnen stellen dat het wetsont
werp met een tweederde van het to
tale aantal leden wordt aangenomen.
De hoogleraar vindt het niet juist dat
men aanneemt dat het voldoende is in
geval tweederde van het aantal Kamer
leden de presentielijst hebben gete-
tekend ze te beschouwen als voor te
hebben gestemd. Dit zou volgens de in
de grondwet gestelde bepaling niet toe
laatbaar zijn.
Dinsdag vertrekken drie zusters van
Liefde uit Tilburg naar de missie in
Afrika. Het zijn: zustei Marie-José van
der Pol, zuster M. Josephien Gosselink
en zuster M. Maria Goretti Jansen op
de Haar. Het is de bedoeling dat zij te
Chiduku in Zuid-Rhodesia een nieuwe
nederzetting stichten, waar zij zich zul
len wijden aan de opleiding van inland
se onderwijzers en onderwijzeressen.
In 1957 begonnen de Zusters van
Liefde van Tlburg reeds een eerste
huis in de' Regina Caeli-missie eveneens
in zuid-Rhodesia. Daar richtten zij een
ziekenhuis op, waaraar een opleiding
voor inlandse verpleegsters werd ver
bonden, alsmede een lagere school.
De jury van de internationale „Bela
Bartók-prijs in compositie" die door de
violist André GertJer is uitgeschre
ven, heeft, bekend gemaakt, dat
bij de vijf composities die tot de finale
zijn toegelaten, een werk is van onze
landgenoot Will Yszma. Deze compo
nist, die deel uitmaakt van de Gaudea-
musgroep, had een concertstuk voor
viool en orkest voor deze prijsvraag in
gezonden.
voor zich zoeken naar een plekje om
te ademhalen ging met lawaai
gepaard, ,,'t Is goed", zei de heer
Kramer. „Vroeger at ik voor zes,
maar nu ben ik verzadigd kun je
wel zeggen". Toen brak het moment
van de openingstoespraak aan. Aller
ogen waren gericht op de lage stoel,
waarin de heer Kramer gezeten was
en waaruit hij zich nu ging oprichten.
Men volgde aandachtig de onder-
deelsgewijze gebeurtenis. Er klonk
applaus en gejuich, toen het hoofd
van de voorzitter in de dikke wolken
van sigaretten en sigarenrook ver
dween. Zijn stem klonk over allen
heen. We noteerden automatisch:
Maandelijkse contributie 1.- Dames
leden minimaal 1.80 m„ heren 1.90
m. Allen boven zestien jaar en tot 21
toestemming van de ouders.
,,Er zijn er niet die groter zijn dan
ik", zo sprak de voorzitter tenslotte.
„Ja, ik, Kramer", riep een weggemof
felde nieuwsgierige van 1.80 m. „Je
mond zeker", repliceerde de voorzitter.
Het was afgelopen en onder applaus
daalde de voorzitter weer in zijn diepe
stoel. De heer Schneider had thans het
woord. Zijn klub van lange mensen
telt in Duitsland 1150 leden, onder wie
zich bevinden kapelaan Paul Adenauer
(1.96 m„ de zoon van de Bondskanse
lier,) de prins van Saxen-Meiningen
(2.02 m.), en een gravin van 1.94 m.
Er klonk gemompel, „Stilte", brulde de
heer Albert Johan Kramer uit de diep
te van zijn zetel. De heer Schneider had
het over ervaringen uitwisselen, grote
re bedden, grotere huizen, grotere kle
ding tegen gewone prijs. Hij zei dat de
Klub van lange mensen ook gezellig
heid moet nastreven en dat de Neder
landse klub iedere maand een gezellige
bijeenkomst zal houden. „Donderdag 6
februari", daverde het van onderen. De
heer Schneider zei ook, dat van 16 tot
en met 18 mei in Keulen het „Bundes-
treffen" wordt gehouden, waarop de
Nederlandse klub van harte welkom
zal zijn. „Denk erom", waarschuwde
de heer Schneider, „we zijn geen hu
welijksbureau". De heer Schneider en
zijn minstens zo praatvaardige tolk be
handelden de zaken uitputtend, af en
toe onderbroken door onderaards ge
roep van „stilte!". Dicht onder het pla
fond zocht de tabakswalm moeizaam
zijn weg langs de hoofden. Eindelijk brak
dan het moment aan van de inschrij
ving. Er meldden zich enkele tientallen
leden en een paar damesleden. De klub
en zijn voorzitter mochten zich al di
rect in enige oppositie vergenoegen.
Een groep mannen verklaarde zich on
eens met de gang van zaken bij het kie
zen van de voorzitter. Ze gingen weg.
to?;-?
Grote mannen en kleine mensen
Ook de 116e dies van de Technische
Hogeschool te Delft is zoals de laat
ste jaren gebruikelijk gevierd met
diverse voordrachten en demonstraties
in de laboratoria van de verschillende
afdelingen. Het hoofdaccent viel daar
bij dit jaar op de tentoonstelling „Het
spoorwegstation in het stadsbeeld",
welke werd geopend door prof. ir. H.
K. C. W. van der Veen, nadat ir. H. D.
Koopman, chef afd. Stedebouw en Ne
derlandse Spoorwegen een gedegen in
leiding had gehouden over Moderne
Stationsbouw.
Het railverkeer is sinds 1928 verdub
beld en sinds 1900 verzesvoudigd en
bedroeg in 1956 ruim 7700 millioen km.
Met de intensivering van het overige
verkeer en de stadsuitbreidingen is het
situeren en construeren van het moder
ne station en het daarbijbehorend voor
plein met toevoerwegen, een complex
van ingewikkelde factoren geworden,
dat slechts door samenspel van vele
deskundigen en ten koste van veel geld
tot een bevredigende oplossing is te
brengen.
Dat er in deze door de N.S. een enor
me activiteit aan de dag is (en nog
steeds wordt) gelegd, bewijst deze ex
positie, waarop onder andere de schep
pingen van ir. S. van Ravensteyn, (het
Centraal station van Rotterdam), van
Ir. H. G. J. Schelling (Amstelstation
en Velperpoort te Arnhem), van Ir. J.
van der Gaast (Eindhoven en Venlo)
middels grote maquettes, foto's en
werktekeningen zijn tentoongesteld.
Het station is in de meeste steden een
verkeersknooppunt van de eerste orde.
Voor de hoofdstad betekent dit, dat er
maandelijks gerekend moet worden op
het verstouwen van drie en een half-
miljoen reizigers, wat neerkomt op vier
maal het aantal inwoners van Amster
dam.
De aan- en afvoer van de mensen
massa's moet ook op de spitsuren
snel en doeltreffend verwerkt kunnen
worden en hoe dit in een grote stad
te realiseren is, wordt getoond aan
een ingenieus verlicht modelschema
van een station met bijbehorend ver
keersplein, waar nu letterlijk voor al
les, de stads-, de streek- en verkeers-
bussen, taxi's, trams, kortom voor
het gehele openbaar verkeer de wiel
rijders en voetgangers incluis effici
ënte voorzieningen zijn getroffen,
welke de aan- en afvoer van het rei
zigersverkeer veilig en zonder noe
menswaardig oponthoud regelen.
Naast talrijke foto's en maquettes
van een aantal reeds gerealiseerde ver
keerspleinen geeft deze expositie nog
andere aspecten van het station, zoals
de verlichting, servicebedrijven, esteti-
sche aspecten, tunnels, terwij] ook een
indruk wordt gegeven van het buiten
aanzicht van moderne stations in Brus
sel, Wenen, Perugia Ponte en Rome.
Mi
.tiVv.
80. „Wat gaat ge doen, Heer!" roept de hoofdman der ruiters verschrikt,
als Eric afstijgt. Deze maakt een geruststellend gebaar en wandelt op zijn
gemak de vreemde troep krijgsvolk tegemoet. Achter hem richten .twintig
bogen zich met dodelijke zekerheid op de voorste rij. Het zijn evenwel niet
de bogen, maar het is de rijzige gestalte in de glanzende wapenrusting, die
de zwerverstroep achteruit doet schuivelen. Zo goed als de Noorman begrijpt,
met mannen van Harald te doen te hebben, zo goed weten ook dezen, wie
ze daar voor zich zien. Vlak voor de bende staat de Noorman stil, vouwt
bedaard de handen op de rug en zegt: „Ik ben Eric, Koning aller Noren, wie
zijn jullie en waar gaat de tocht heen." Diepe stilte. Hier en daar tast een
rover slinks naar z'n zwaard, hetgeen de Noorman niet ontgaat. Zonder er
acht op te slaan kijkt hij de gezichten langs, stapt dan naar een lange, oude
krijger, de enige die zich kan beroemen op een soort tuniek. „Ben jij de
hoofdman," vraagt Eric. De oude kerel likt zich de lippen, kijkt schuw rond
en knikt. Sedert zijn terugkeer doen de vreemdste verhalen de ronde over
Eric, zodat hij in de ogen van bijgelovige lieden ongeveer uitgegroeid is
tot een soort driekoppige draak in mensengedaante. En om nu zo ineens oog
in oog te staan met deze wel haast legendarische figuur is meer dan de
rover verwerken kan. Gedwee als een lam geeft hij antwoord op Eric's
vragen. „Wil je je weer bij Harald aansluiten?" „Ja, Heer." „Waarom vecht je
tegen je Koning?" De rover kijkt rond en haalt de schouders op. „We kregen
ervoor betaald om te vechten." „Betaald heb je gekregen," zegt Eric spot
tend „en gevochten heb je ook, dus dat is wel verrekend. Vanaf nu heb
je niet meer met Harald te maken, maar met mij, je Koning." En in de
loodzware gespannen stilte klinkt Eric's stem onbewogen: Omgekeerd mars!
Terug naar de burcht met jullie! Daar heb i k dan een betaling met jullie te
regelen." Zijn grijze ogen flitsen heen en weer. Of zijn list lukken zal?
De vereniging „Hendrick de Keyser"
tot behoud van architectonisch of histo
risch belangrijke oude gebouwen heeft
zaterdagmiddag in het Rijksmuseum te
Amsterdam haar veertigjarig bestaan
gevierd.
Het bestuurslid mr. H. Westermann
gaf een historisch overzicht van het
werk der jubilerende vereniging, die 3
januari 1918 te Amsterdam werd opge
richt door enkele prominente figuren
met het doel bedreigde overblijfselen
van Nederlands oude bouwkunst te be
hoeden voor afbraak of verminking,
aanvankelijk alleen in Amsterdam, la
ter ook landelijk. Aan deze vereniging
werd toen de naam gegeven van de in
1565 te Utrecht geboren en in 1621 te
Amsterdam overleden „beeldt- en steen
houwer der stadt Amsterdam", Hen
drick de Keyser. In de loop van de
veertig jaar van haar bestaan heeft de
vereniging 117 panden door aankoop of
schenking verworven, waarvan er zes
door oorlogsgeweld (drie te Middel
burg, een te Sluis en twee in Gronin
gen) en vier door andere oorzaken ver
loren zijn gegaan. De vereniging bezit
dus thans nog 107 oude panden in
eigendom, waarvan een groot deel in
Amsterdam staat, namelijk 42. Met fi
nanciële steun van het rijk, de provin
cies en de gemeenten is de vereniging
er in geslaagd een belangrijk deel van
haar bezit te restaureren en voor
verval te behoeden. Mr. Westermann
sprak tot slot van zijn lezing de hoop
uit, dat het rijk jaarlijks een bedrag
van vijf miljoen gulden op de begro
ting zal handhaven voor behoud van
het historisch cultuurbezit. Hij riep de
leden op tot grote financiële steun.
Op de receptie behoorden tot de aan
wezigen ook de heer Chr. P. van
Eeghen, een van de oprichters, die
veertig jaar deel van het bestuur heeft
uitgemaakt.
Op het kasteel Nijenrode te Breukelen
is het afgelopen weekeinde een confe
rentie gehouden van afgevaardigden
van plaatselijke Unesco-comité's en
Unesco-jeugdclubs in Nederland. Na
een inleidend woord van de voorzitter
van het Unesco-centrum Nederland,
prof. mr. P. J. Verdam, besprak prof.
C. C. Berg het zgn. „majorproject" van
de Unesco, waarover onlangs op een in
ternationale conferentie te New Delhi
overeenstemming is bereikt.
Prof. Berg achtte van grote betekenis
een voorstel van Indië (dat werd
aanvaard) om wederzijdse waardering
voor de Oosterse en Westerse culturele
waarden te kweken. In dit verband
merkte hij op, dat Nederland nooit iets
begrepen heeft van Indonesië en na de
tweede wereldoorlog hoogst verbaasd
was van een zekere koelheid.
Prof. Berg acht een betere studie
van de Oosterse cultuur van grote be
tekenis. De kinderen worden op de
middelbare scholen gemarteld met
onregelmatige Griekse werkwoorden,
aldus prof. Berg, maar van de Griek
se grammatica, noch van de Griek
se cultuur snappen zij, na hun met
goed gevolgd afgelegd eindexamen,
ooit maar iets. De leerlingen, die de
middelbare scholen verlaten, hebben
van de Oosterse beschaving niet de
flauwste notie, zo zei hij.
Ook van de internationale verhoudin
gen wordt in de kringen van de a.s.
wetenschapsmensen niets begrepen, zo
zei prof. Berg. Hij noemde het bescha-
e:_dat er in Nederland niet een hoog
leraar is die internationale verhoudin
gen doceert. Hij pleitte in dit verband
voor de instelling van een leerstoel voor
internationale verhoudingen.
Op de tweede dag sprak ir. F. B.
Carbasius Weber, deskundige van de
F.A.O. in Indië. „Met het sturen van
een overschot aan graan en wat tech
nische middelen naar het onvoldoende
gevoede en economisch onvoldoende
Advertentie
HeemraadssingeT 303,
Wenst u onmiddellijk na de trekking een lijst van de 5 trek
kingen Gireer dan nu f. 0.25 op postrek. 4028, SUS, Rotterdam.
Geen geld of postzegels in brieven, geen briefkaarten met
extra postzegels, geen postwissels.
Over enkele weken start een aktie van hetzelfde formaat ten
gunste van de Nederlandse Militaire Oorlogsslachtoffers en
nagelaten betrekkingen, genaamd
11
Wederom 5 woonhuizen, ieder van f. 25.000.-, auto's, TV-toe-
stellen. Totale waarde der prijzen ruim f. 200.000.-.
Loten a f. 1.00 per stuk in 4 kleurenoranje, rood, wit en blauw.
Laat reeds nu uw loten reserveren bij uw winkelier of gireer
op postrekening 18 t.n.v. Appèl, Rotterdam.
Bedenk vooral, dat uw lot het lot van vele nederlandse militaire
oorlogsslachtoffers bepaalt.
fffSf.dd. 4.12.57 i%x 1.600.000 loten, inlichtingen: Heemraadssingel 303,
tc
rgj
Coi
rij
r§2
r^i
r§i
t2i
lol
t .1
loc 2
Vertaald door
l. Gavers
van Geuns.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilliliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
66
Eind februari 1953 vertelde de uroloog ons, dat er
een eind moest komen aan de blaasontstekingen van
Hentz: tenzij er iets aan gedaan werd om ze te doen
ophouden, zou Hentz niet in leven kunnen blijven.
Dus werd hij voor de twaalfde keer geopereerd. De
dokter bracht de afvoerbuis weer aan we hadden
het niet zonder dit apparaat moeten proberen.
We dachten, dat Hentz zijn tudies voor een dag of
veertien zou onderbreken, maar de ene complicatie
volgde op de andere hoofzakelijk omdat Hentz
erop stond het ziekenhuis te verlaten voordat de dok
ter hem ertoe in staat achtte. Hentz moest weer te
rug naar het ziekenhuis voor een verblijf van twee
of drie weken.
Op een dag zei Hentz: ,,Ik kan mezelf beter niets
wijs maken; ik denk niet, dat ik de colleges kan vol
gen. Elke keer als ik het probeer moet ik weer uit
vallen en raak achterop met mijn werk. Misschien
zou het verstandiger zijn mijn studies maar uit te
stellen."
Na de twaalfde operatie waren de ontstekingen
minder erg maar ze kwamen nog steeds voor. Eind
1953 was er een nieuw geneesmiddel te krijgen,
waardoor de infecties en de daarbij komende na
righeden volkomen ophielden. Het geneesmiddel en
de verbeterde methode om de blaas te ledigen
gaven Hentz de opluchting waar we om gebeden
hadden. Voor het eerst sinds zijn ongeluk werd
hij niet meer gekweld door rillingen en hoge koort
sen.
Nadat Hentz besloten had zijn studies niet meer
voort te zetten, vertelde Fred hem, dat hij hem heel
goed in zijn bedrijf kon gebruiken. De zaken van
waren uitgebreid; hij had 'n medewerker nodig en had
liever Hentz dan iemand anders. Fred gaf het groot
ste deel van het verzekeringswerk over aan Hentz
en Betty Hartley, een meisje, dat een jaar of
twee jonger was dan Hentz. Het was een zeer
betrouwbaar, intelligent en bekwaam meisje. De
eerste tijd dat Hentz naar het kantoor ging, liet
hij niet toe, dat Betty hem ook maar met het gering
ste behulpzaam was, maar op haar rustige, tact
volle wijze hielp ze hem toch en nu doet ze din
gen voor hem, die hjj maar van zeer weinig men
sen accepteert. Beiden zijn enthousiast over het ver
zekeringswerk; ze studeren en volgen cursussen
om zoveel mogelijk hierover te leren. Fred staat
erop dat Hentz de verantwoording neemt om At
lanta te bellen over ingewikkelde dekkingen en ne
telige verliesposten. Het kantoortje van Fred is vlak
naast het hunne, zodat hp Betty en Hentz kan hel
pen als ze hem nodig hebben.
Toen zjjn gezondheid met zulke rasse schreden
vooruitging, bestelde Hentz een invalidenwagentje
met een motor, zodat hij kon uitgaan zonder Willie
James nodig te hebben om hem in de auto over
te brengen of zijn andere rolstoel voort te duwen.
Ik heb hem nog nooit zo opgewonden gezien als
bij het vooruitzicht, dat de invalidenwagen zou ko
men. Elke keer als hij een vrachtwagen hoorde,
vroeg hij een van ons te gaan kijken of de invaliden-
wagen misschien werd bezorgd. Toen deze eindelijk
kwam, bestond er geen gelukkiger mens dan Hentz.
Hier was zijn vrijheid! Kwaaltjes zijn niet zo erg,
zolang ze de bewegingsvrijheid maar niet aantasten
en een persoonlijkheid als Hentz moest vrij
zijn en zal die vrijheid ook- ondanks alle belemme
ringen weten te vinden. Hentz en Willie James to
gen meteen aan het werk om de invalidenwagen
rijvaardig te maken. Omdat zijn linkerarm het
krachtigst was, had hij een wagen besteld met de
stuurinrichting aan de linkerkant. Het sturen ge
beurt door een beweging met de arm. Hentz stak
nu een staafje in de schakelaar en door een gleuf in
een leren riem, die weer aan zijn hand was vastge
maakt. Op deze manier kon hij de hefboom op en
neer bewegen. Ik heb nooit iemand gezien, die zo
glunderde als hij toen hij van zijn eerste tocht terug
kwam. Hij zei: „Dit is geweldig! Nu kan ik alleen
de stad in. Stel je eens goed voor alleen!"
Op een dag kwam hq in zijn invalidenwagen uit
de stad terug en kondigde aan, dat hij iets bijzonders
voor me had. Ik was in de eetkamer en hij ma
noeuvreerde zijn wagen zodanig, dat hij recht tegen
over me stond. De namiddagzon scheen door het
raam op het grenehouten wapenbord en op het
haar van Hentz. Hij vroeg me in de kleine berg
ruimte achterin de wagen te kijken en er een gram
mofoonplaat uit te halen en deze te laten spelen
zonder eerst naar de titel te kijken.
Toen de muziek begon, herkende ik de melodie
van een van onze favorieten ook toen Hentz nog
niet gewond was. Het was het aardige liedje uit
Carrousel: „You'll never walk alone", en het refrein
luidde: „En als je door de regen loopt, hou je
hoofd dan opgeheven en vrees de storm niet." Met
deze plaat wilde Hentz me laten weten, dat hij zich
niet eenzaam voelde en dat de stormen hem niet
hadden gedeerd.
In de loop van het jaar 1953 begon Hentz les te ge
ven op een zondagsschool. Hij had eenentwintig jon
gens en meisjes van ongeveer negen a tien jaar.
Het was een openbaring voor me, dat hij dol was
op kinderen. Als hij thuis kwam, was hij nog ver
rukt over de dingen die de kinderen hem hadden
verteld en hij ging volkomen in de lessen op. De
kinderen vonden dat ze een bevoorrechte groep
waren om van hem les te krijgen. Toen een klein
meisje op een zondag thuis kwam. vertelde ze adem
loos aan haar moeder: „Raad eens, moeder! Ik
zat vandaag heel dicht bij hem!"
Op een zondagmorgen vertelde Hentz me, dat
hij die avond in de kerk wat moest voorlezen.
Sinds zijn ongeluk had hij al eens eerder in het
publiek gesproken, maar omdat hij toen voor een
groep jongeren uit het district sprak, had ik hem
niet gehoord.
(Wordt vervolgd)
ontwikkelde Indië komt men er niet",
aldus spreker.
„Als het Westen niet de bereidheid
heeft zijn evenmens in de minder ont
wikkelde gebieden echt te willen hel
pen zich zelf te helpen zal men met
technische hulp niets bereiken. Wij
moeten bereid zijn de andere volken zich
op te laten trekken naar ons hogere
niveau. Om dit te bereiken moeten wij
alle steun aan het onderwijs in die lan
den geven".
Zondagmiddag kwamen de werkgroe
pen na enige uren met een groot aan
tal suggesties, die als grondslag voor
de activiteiten in de toekomst genomen
kunnen worden.
Onder meer: de Nederlandse vrou
wenorganisaties moeten gezamenlijk
een project ter hand nemen om de
vrouwen in de Nederlandse Antillen de
helpende hand te bieden bij het ontwik
kelen van de arbeid op tal van maat
schappelijke terreinen.
Het Unesco-congres sprak ook over
het rassenvraagstuk. Men kwam tot de
conclusie, dat in Nederland de buiten
landers van allerlei kleur zoveel mo
gelijk in het verenigings-, het gezins-
en het culturele leven op voet van vol
ledige gelijkheid ingeschakeld dienen te
worden. Voortzetting van de samen
werking met de N.O.V.I.B. werd aan
bevolen en besloten werd de mogelijk
heden na te laten gaan de Nederlandse
schooljeugd in schoolverband uit te wis
selen met het buitenland, met name
Frankrijk en Duitsland.
Zoals reeds eerder werd gemeld zal
Fie Carelsen, die afscheid van het to
neel gaat nemen, zaterdagavond 8 fe
bruari in de Koninklijke Schouwburg te
's Gravenhage na een galavoorstelling
van „Toontje heeft een paard gete
kend", gehuldigd worden.
Het voor dit toneeljubileum opgerich
te erecomité staat onder ere-voorzitter-
schap van Z.K.H. Prins Bernhard. In
dit comité hebben onder meer zitting
minister J. Cals, mr. J. Klaasesz, com
missaris van de koningin in de provin
cie Zuid-Holland en de burgemeesters
van Amsterdam, Den Haag en Rotter
dam.
Op het provincialaat van de Doch
ters der liefde te Nuth (L.) is uit Su-
rabaja bericht ontvangen, dat aldaar
is overleden zuster Henriëtte (in de we
reld: Johanna Clasina Auerbach). Zus
ter Henriëtte Auerbach werd 2 fe
bruari 1894 te Amsterdam geboren,
trad in bij de Dochters der Liofde van
de H. Vincentius en vertrok met de
eerste groep zusters van haar insti
tuut naar Java in 1931. Op Java was
zij werkzaam in de Don Bosco-Stich-
ting te Surabaja en in Kediri.
Het eerstvolgende wereldcongres van de
Internationale Kamer van Koophandel zal
van 1824 april 1959 in Washington wor
den gehouden. Van de zijde van de Neder
landse organisatie voor de I.K.K. verwacht
men een grote deelneming aan dit congres,
mede omdat vele zakenlieden van deze ge
legenheid gebruik zullen willen maken om
hun contacten met het Amerikaanse be
drijfsleven en wellicht met Amerikaanse
autoriteiten te verstevigen.
D
Bij de uitgeverij „Het Spectrum" in
Utrecht is onlangs het bekende Spec
trum-missaal in vijfde, geheel opnieuw
bewerkte, uitgave verschenen. Op vele
punten is het werk verbeterd en uitge
breid.
De vertaling is nogmaals gecontro
leerd, waarbij men gebruik heeft ge
maakt van de nieuwste vondsten. Op
de viering van de Eucharistie, de bouw
van de misplechtigheid, het Kerkelijk
Jaar, de kerk en de symboliek van de
ere-dienst wordt in de inleiding uitvoe
rig ingegaan. Aan het gebruik van het
missaal is een apart hoofdstuk gewijd.
Het Gewone van de Mis is tweemaal
opgenomen, respectievelijk met en zon
der verklaringen en toelichtingen. Bij
de opneming zonder verklaringen heeft
men weggelaten de gebeden, die alleen
zin hebben voor de priester. In de plaats
daarvan zijn psalmen gezet voor per
soonlijk gebed. Achterin vindt men een
uitgebreid Kyriale.
In de nieuwe uitgave zjjn in verband
met nieuwe bepalingen diverse wijzi
gingen aangebracht. De liturgie van de
Goede Week moest vrijwel in zijn ge
heel worden veranderd. Voorts vindt
men de nieuwe missen voor het feest
van Maria Koningin, van Sint-Jozef, pa
troon van de arbeid, en van Pius X. Bij
de eigen missen voor de Nederlandse
bisdommen zjjn de formulieren aange
geven, die in de bisdommen Groningen
en Rotterdam moeten worden ge
bruikt. Tevens is de nieuwe ritus van
de huwelijkssluiting opgenomen. In de
nieuwe druk staan ook de bepalingen
omtrent het nuchter blijven bij het
communiceren en de vastenwet. De il
lustraties van dit liturgisch verant
woorde, stijlvol uitgevoerde en typogra
fisch perfect verzorgde misboek zjjn
vervaardigd door dc grafische kunste
naar J. B. Sleper.
Prisma-juniores.
Bjj de uitgeverij „Het Spectrum" zijn
onlangs enkele nieuwe Prisma-juniores
verschenen.
„De wonderlijke reis naar Karbon-
kelland", het verhaal van een klein
jongetje, Karbonkel, dat met een zelf
gemaakt vliegtuigje naar Karbonkel-
land vliegt, waar alles van edelsteen
is en waar de ogen van alle levende
wezens worden gemaakt. Hjj wil in het
land een nieuw oog halen voor zijn
poes. Karbonkel beleeft op zijn_ reis de
wonderlijkste avonturen. Friedrich Feld
die het boekje schreef is een verteller
met veel fantasie. Het verhaal is een
sprookje en tegelijk een avonturen-ver-
haal. Jongens en meisjes van acht tot
twaalf jaar zullen het ongetwijfeld ge
boeid lezen.
In „Mijnheer Carlos op avontuur"
beschrijft Henriëtte van Ejjk de weder
waardigheden van een heer, Carlos, die
met zijn zwarte knecht en zijn schim
mel naar Nederland komt. Hjj vertoont
een sprekende gelijkenis met Sint Nico-
laas. Het gerucht doet de ronde, als
zou Mijnheer Carlos inderdaad de Sint
zelf zijn. Uiteindelijk blijkt dat waar te
zijn, wanneer mijnheer Carlos uit zee
moet worden gered. Uit dank daar
voor organiseert hij voor de goede kin
deren een feest. De ondeugende kinde
ren nemen daarmee echter geen genoe
gen en ontvoeren mijnheer Carlos. Voor
kinderen van negen tot dertien jaar.
Voor jongens die belangstelling heb
ben voor de ruimtevaart heeft Patrick
Moore een boek geschreven, dat geti
teld is: „Vakantie met de Luna". Tom
Meredith, een jongen uit Nieuw-Zee-
land, brengt zijn vakantie door bi) een
ver familielid in Engeland, een atoom
geleerde. Het toeval wil, dat juist een
raket naar de maan zal worden afge
schoten. Tom mag de plaats van een
gewond bemanningslid innemen. Heel
wat benauwde ogenblikken maakt hij
door. Reeds bij de start blijkt, dat hij
aan een bijzonder avontuur is begon
nen, temeer daar ook de Russen on
derweg zijn. Het vaartuig, waarmee
Tom reist, is trouwens gebouwd vol
gens Russische plannen. Spionnen heb
ben er voor gezorgd, dat de gegevens
naar Engeland kwamen. Leeftijd: der
tien tot zeventien jaar.
Jongens van twaalf tot zeventien
jaar, die van avonturen-verhalen hou
den, zullen met belangstelling het boek
van Alfred Hageni „50 Dagen oerwoud"
lezen. Twee jongens trekken na een
weddenschap de wildernis in. Slechts
een paar kledingstukken nemen zij
mee. De rest zoeken zij in het oerwoud.
Vijftig dagen moeten zij het uithouden.
Het gelukt de twee „Robinsons" en op
hun terugtocht naar de bewoonde we
reld helpen zij nog de passagiers van
een in het oerwoud neergekomen vlieg
tuig. De schrijver heeft een spannend
verhaal gemaakt van alles wat de jon
gens bij hun experiment beleefd hebben.
„Ayorama, Zo is het leven der Es
kimo's" door Raymond de Coccola
en Paul King. Uitg. Het Spectrum,
Utrecht/ Antwerpen.
Raymond de Coccola heeft twaalf
jaar tussen de Eskimo's geleefd en ge
werkt. Wat hij daar heeft meegemaakt
en gezien, heeft hij eerlijk en zonder
enige overdrijving of sensatiezucht neer
geschreven. Als leidraad heeft hij het
leven genomen van een meisje, van
haar geboorte tot haar vroege dood toe.
Zjj sterft aan een influenza-epidemie.
„Ayorama, zo is het leven," zeggen
de Eskimo's. De auteurs verschaffen
ons, rondom de biografie, een schat
aan gegevens over het Eskimo-volk:
over de zeden en gewoonten, over de
behandeling van de vrouw, over de
„struggle for life". Zelf ging Raymond
de Coccola met de mensen op jacht,
hij vertelt over de storm, het ijs, de
dieren en over de strijd tegen de na
tuur. Velen zullen zijn boek met be
langstelling lezen, want naast de ont
spanning geeft het ons vele, soms
schokkende inlichtingen over het Eski
mo-leven.
„Het laatste spel" door Bernard
Kemp. Uitg. Desclée de Brouwer,
Brugge/Bussum.
„Het laatste spel" behelst een con
frontatie van een vijftal mensen met
hun gemeenschappelijke ervaring: de
oorlog. Die confrontatie vindt plaats
naar aanleiding van het verhaal over
hun geliefkoosd spel. Het laatste spel
is dat van Marcel en Ria, een jonge
liefde die aan de basis moet liggen van
de nieuwe tijd, het na-oorlogse. Ber
nard Kemp heeft een vertrouwensvolle
roman geschreven, die pessimistisch
aandoet, maar dit nochtans niet is. Da
stijl van Kemp kunnen wij niet volledig
bewonderen. Hij is nog te impulsief en
te zeer de onmiddellijke uitdrukking van
het eigen, chaotische ik. Maar ongetwij
feld is er in deze novelle aanleiding
voldoende om met belangstelling een
volgend werk van Bernard Kemp af te
wachten.
„Beppo de Krantenjongen" door
Nic. van de Burgt. Uitg. Desclée
de Brouwer, Brugge/Bussum.
„Beppo de Krantenjongen" is een ge
noeglijk verhaal voor kinderen, verteld
door Nic van de Burgt. Het verhaal
speelt zich af in Rome, waar de kleine
Beppo een hele reeks wonderlijke avon
turen beleeft. Voor kinderen van 8 tot
12 jaar, en vooral voor jongens natuur
lijk, is het een prachtig verhaal, dat
prettig verteld wordt.