Langste man ter wereld voorzitter van de Klub van Lange Mensen Het spoorwegstation in het stadsbeeld Meer begrip tussen Oost en West middels onderwijs m Mijn zoon wil niet sterven ERIC DE NOORMAN „Hendrick de Keyser" 40 jaar rr!l fel QSesprekinj van en Oud-Kamerlid contra de Staat Zusters van Liefde naar Afrika HOGESCHOOLDAG TE DELFT 107 oude panden in eigendom Unesco-conferende op Nijenrode SUS-LOTEN?? UITVERKOCHT!!! IS U TELEURGESTELD APPEL 2 N MAANDAG 13 JANUARI 1958 PAGINA Begonnen als baby van zeventien pond Stichting van tweede nederzetting Will Yszma in finale Béla Bartókprijs uitknippen en bewaren I Trekkingen 14 dagen vervroegd, n.l.: 18,19,21,24en 25 januari 1958 f.i r- r°2 SS au r»i Ui t door HARRIET H. HOUSEP Het afscheid van Fie Carelsen Zuster Auerbach f (Van een verslaggever) In een zowel horizontaal als verticaal stampvol café aan de Sloterbade in Amsterdam is zondagmiddag de ..Klub van Lange Mensen" opgericht. De voorzitter van deze klub is de heer Albert «ohan Kramer, 2.42 meter, die, naar hij zegt, de langste man ter we reld is. „Het is natuurlijk de bedoeling, dat ik voorzitter word", had hij ons te voren gezegd. „Uiteraard", hadden wij geantwoord. Niemand heeft zoveel er varing als de langste man als de heer Kramer, die thans zestig jaar is en als een zeventienponder op de wereld is ge komen. Met gepaste trots had de heer Kramer ons verhaald, dat hij 28 jaar internationaal artiest is geweest met het onovertroffen nummer: de langste man ter wereld. Het voorzitterschap van de klub was dus spoedig geregeld. De heer Werner Schneider uit Frankfurt, 1.95 m., de voorzitter van de Duitse klub van lange mens»:i, liet in een lange toespraak tot de verzamelde lange kandidaatleden weten, dat de heer Kramer voorzitter zou zijn. Toen de heer Kramer zelf zijn toespraakje hield, had hij ook gezegd, dat hij graag op het verzoek om het voorzitterschap te aanvaarden zou in gaan. „Nu moeten er nog een secreta ris en een penningmeester komen", had hij eraan toegevoegd. Iemand uit de propvolle cafézaal had luid ge schreeuwd: „Ik!", maar hij was een fotograaf, die op een stoel stond en blits- te toen de heer Kramer zijn hoofd naar hem toedraaide. Vóór alle gebeurtenissen had de voor zitter ons een interview gegeven. Hij zat aan een tafeltje in een lage stoel. „Wij moeten minder belasting betalen", zei hij, „wij hebben toch al veel kos ten". En hjj zei, dat hij in 1949 in Enge land als artiest afscheid had genomen om aan de Sloterkade zijn café te gaan drijven. „Televisie, radio, toneel, cir cus, hebben me aanbiedingen gestuurd, maar ik heb geweigerd. Meestal wor den mensen met zo'n lengte niet eens 35 jaar. Maar ik ben een bijzonder ge val. Prof. Strumpfel uit Leipzig heeft mij in een boek beschreven. Hij is nou dood, de man. Ik was dus zeventien pond, toen ik geboren werd. Ik was twee meter lang toen ik zeven jaar werd. Ik heb wel geleerd, maar ik kon natuurlijk niet in de schoolbanken zit ten. Tot mijn 22ste jaar stond ik stil, daarna zijn er tot mijn dertigste jaar nog 42 cm. bijgekomen". Bereidwillig antwoordde de voorzitter op vragen als: Welke maat schoenen hebt U? „Maat 62". Hoe zwaar bent U? „325 pond". Hebt u bijzondere lichaamskracht? „Ik ben oersterk geweest". Hoe geeft u uw vrouw een zoen? Zijn echtgenote stond achter de tapkast. Zij en de speciaal aangerukte kelners hadden het druk. Zij was naar schatting 1.60 m. „Ik tilde haar vroeger op". En nu? Maar de heer Kramer was al weer verder, ver telde over zijn ouders, zijn vier zusters en zijn broer, die van normale grootte waren. En hij vertelde op onze desbe treffende vraag ook, dat zijn naaste concurrent, volgens zijn mening, een Engelsman is, met zes strekkende centimeter minder. Zijn artiestennum mer had aanvankelijk bestaan uit het „tonen van de langste man ter wereld". Later kon dit een uitbreiding onder gaan, dank zij de broer van zijn echtge note. die een lilliputter van 60 cm. en 50 pond is. ,.Ik nam hem in mijn hand, begrijpt u?" De Duitse voorzitter kwam zeggen, dat de tijd begon te dringen. Men barstte bijna het café uit. Het ieder Ter civiele zitting van de kantonrech ter te 's-Gravenhage is bij verstek het proces behandeld dat het vroegere Tweede-Kamerlid professor mr. dr. G. G. v. d. Bergh te Amsterdam aanhan gig had gemaakt tegen de staat der Nederlanden over zijn pensioen als oud-l.amerlid, waarop volgens profes sor Van den Bergh ten onrechte een korting zou zijn toegepast. De kanton rechter zal over veertien dagen vonnis Wijzen. Professor Van den Bergh meent dat de korting op de pensioenen van oud- Kamerleden berust op een wet van 31 januari 1957, welke niet bindend kan zijn, omdat deze wet zou zijn aangeno men zonder hoofdelijke stemming en arbij zijns inziens niet aan de eisen die de grondwet stelt is voldaan. De grondwet schrijft voor dat bij een wets ontwerp zoals dit tot wijziging van pen sioenen van gewezen Kamerleden de Kamers dit niet kunnen aannemen dan met een gekwalificeerde meerderheid. Volgens prof. Van den Bergh is in zo'n geval hoofdelijke stemming nodig om vast te kunnen stellen dat het wetsont werp met een tweederde van het to tale aantal leden wordt aangenomen. De hoogleraar vindt het niet juist dat men aanneemt dat het voldoende is in geval tweederde van het aantal Kamer leden de presentielijst hebben gete- tekend ze te beschouwen als voor te hebben gestemd. Dit zou volgens de in de grondwet gestelde bepaling niet toe laatbaar zijn. Dinsdag vertrekken drie zusters van Liefde uit Tilburg naar de missie in Afrika. Het zijn: zustei Marie-José van der Pol, zuster M. Josephien Gosselink en zuster M. Maria Goretti Jansen op de Haar. Het is de bedoeling dat zij te Chiduku in Zuid-Rhodesia een nieuwe nederzetting stichten, waar zij zich zul len wijden aan de opleiding van inland se onderwijzers en onderwijzeressen. In 1957 begonnen de Zusters van Liefde van Tlburg reeds een eerste huis in de' Regina Caeli-missie eveneens in zuid-Rhodesia. Daar richtten zij een ziekenhuis op, waaraar een opleiding voor inlandse verpleegsters werd ver bonden, alsmede een lagere school. De jury van de internationale „Bela Bartók-prijs in compositie" die door de violist André GertJer is uitgeschre ven, heeft, bekend gemaakt, dat bij de vijf composities die tot de finale zijn toegelaten, een werk is van onze landgenoot Will Yszma. Deze compo nist, die deel uitmaakt van de Gaudea- musgroep, had een concertstuk voor viool en orkest voor deze prijsvraag in gezonden. voor zich zoeken naar een plekje om te ademhalen ging met lawaai gepaard, ,,'t Is goed", zei de heer Kramer. „Vroeger at ik voor zes, maar nu ben ik verzadigd kun je wel zeggen". Toen brak het moment van de openingstoespraak aan. Aller ogen waren gericht op de lage stoel, waarin de heer Kramer gezeten was en waaruit hij zich nu ging oprichten. Men volgde aandachtig de onder- deelsgewijze gebeurtenis. Er klonk applaus en gejuich, toen het hoofd van de voorzitter in de dikke wolken van sigaretten en sigarenrook ver dween. Zijn stem klonk over allen heen. We noteerden automatisch: Maandelijkse contributie 1.- Dames leden minimaal 1.80 m„ heren 1.90 m. Allen boven zestien jaar en tot 21 toestemming van de ouders. ,,Er zijn er niet die groter zijn dan ik", zo sprak de voorzitter tenslotte. „Ja, ik, Kramer", riep een weggemof felde nieuwsgierige van 1.80 m. „Je mond zeker", repliceerde de voorzitter. Het was afgelopen en onder applaus daalde de voorzitter weer in zijn diepe stoel. De heer Schneider had thans het woord. Zijn klub van lange mensen telt in Duitsland 1150 leden, onder wie zich bevinden kapelaan Paul Adenauer (1.96 m„ de zoon van de Bondskanse lier,) de prins van Saxen-Meiningen (2.02 m.), en een gravin van 1.94 m. Er klonk gemompel, „Stilte", brulde de heer Albert Johan Kramer uit de diep te van zijn zetel. De heer Schneider had het over ervaringen uitwisselen, grote re bedden, grotere huizen, grotere kle ding tegen gewone prijs. Hij zei dat de Klub van lange mensen ook gezellig heid moet nastreven en dat de Neder landse klub iedere maand een gezellige bijeenkomst zal houden. „Donderdag 6 februari", daverde het van onderen. De heer Schneider zei ook, dat van 16 tot en met 18 mei in Keulen het „Bundes- treffen" wordt gehouden, waarop de Nederlandse klub van harte welkom zal zijn. „Denk erom", waarschuwde de heer Schneider, „we zijn geen hu welijksbureau". De heer Schneider en zijn minstens zo praatvaardige tolk be handelden de zaken uitputtend, af en toe onderbroken door onderaards ge roep van „stilte!". Dicht onder het pla fond zocht de tabakswalm moeizaam zijn weg langs de hoofden. Eindelijk brak dan het moment aan van de inschrij ving. Er meldden zich enkele tientallen leden en een paar damesleden. De klub en zijn voorzitter mochten zich al di rect in enige oppositie vergenoegen. Een groep mannen verklaarde zich on eens met de gang van zaken bij het kie zen van de voorzitter. Ze gingen weg. to?;-? Grote mannen en kleine mensen Ook de 116e dies van de Technische Hogeschool te Delft is zoals de laat ste jaren gebruikelijk gevierd met diverse voordrachten en demonstraties in de laboratoria van de verschillende afdelingen. Het hoofdaccent viel daar bij dit jaar op de tentoonstelling „Het spoorwegstation in het stadsbeeld", welke werd geopend door prof. ir. H. K. C. W. van der Veen, nadat ir. H. D. Koopman, chef afd. Stedebouw en Ne derlandse Spoorwegen een gedegen in leiding had gehouden over Moderne Stationsbouw. Het railverkeer is sinds 1928 verdub beld en sinds 1900 verzesvoudigd en bedroeg in 1956 ruim 7700 millioen km. Met de intensivering van het overige verkeer en de stadsuitbreidingen is het situeren en construeren van het moder ne station en het daarbijbehorend voor plein met toevoerwegen, een complex van ingewikkelde factoren geworden, dat slechts door samenspel van vele deskundigen en ten koste van veel geld tot een bevredigende oplossing is te brengen. Dat er in deze door de N.S. een enor me activiteit aan de dag is (en nog steeds wordt) gelegd, bewijst deze ex positie, waarop onder andere de schep pingen van ir. S. van Ravensteyn, (het Centraal station van Rotterdam), van Ir. H. G. J. Schelling (Amstelstation en Velperpoort te Arnhem), van Ir. J. van der Gaast (Eindhoven en Venlo) middels grote maquettes, foto's en werktekeningen zijn tentoongesteld. Het station is in de meeste steden een verkeersknooppunt van de eerste orde. Voor de hoofdstad betekent dit, dat er maandelijks gerekend moet worden op het verstouwen van drie en een half- miljoen reizigers, wat neerkomt op vier maal het aantal inwoners van Amster dam. De aan- en afvoer van de mensen massa's moet ook op de spitsuren snel en doeltreffend verwerkt kunnen worden en hoe dit in een grote stad te realiseren is, wordt getoond aan een ingenieus verlicht modelschema van een station met bijbehorend ver keersplein, waar nu letterlijk voor al les, de stads-, de streek- en verkeers- bussen, taxi's, trams, kortom voor het gehele openbaar verkeer de wiel rijders en voetgangers incluis effici ënte voorzieningen zijn getroffen, welke de aan- en afvoer van het rei zigersverkeer veilig en zonder noe menswaardig oponthoud regelen. Naast talrijke foto's en maquettes van een aantal reeds gerealiseerde ver keerspleinen geeft deze expositie nog andere aspecten van het station, zoals de verlichting, servicebedrijven, esteti- sche aspecten, tunnels, terwij] ook een indruk wordt gegeven van het buiten aanzicht van moderne stations in Brus sel, Wenen, Perugia Ponte en Rome. Mi .tiVv. 80. „Wat gaat ge doen, Heer!" roept de hoofdman der ruiters verschrikt, als Eric afstijgt. Deze maakt een geruststellend gebaar en wandelt op zijn gemak de vreemde troep krijgsvolk tegemoet. Achter hem richten .twintig bogen zich met dodelijke zekerheid op de voorste rij. Het zijn evenwel niet de bogen, maar het is de rijzige gestalte in de glanzende wapenrusting, die de zwerverstroep achteruit doet schuivelen. Zo goed als de Noorman begrijpt, met mannen van Harald te doen te hebben, zo goed weten ook dezen, wie ze daar voor zich zien. Vlak voor de bende staat de Noorman stil, vouwt bedaard de handen op de rug en zegt: „Ik ben Eric, Koning aller Noren, wie zijn jullie en waar gaat de tocht heen." Diepe stilte. Hier en daar tast een rover slinks naar z'n zwaard, hetgeen de Noorman niet ontgaat. Zonder er acht op te slaan kijkt hij de gezichten langs, stapt dan naar een lange, oude krijger, de enige die zich kan beroemen op een soort tuniek. „Ben jij de hoofdman," vraagt Eric. De oude kerel likt zich de lippen, kijkt schuw rond en knikt. Sedert zijn terugkeer doen de vreemdste verhalen de ronde over Eric, zodat hij in de ogen van bijgelovige lieden ongeveer uitgegroeid is tot een soort driekoppige draak in mensengedaante. En om nu zo ineens oog in oog te staan met deze wel haast legendarische figuur is meer dan de rover verwerken kan. Gedwee als een lam geeft hij antwoord op Eric's vragen. „Wil je je weer bij Harald aansluiten?" „Ja, Heer." „Waarom vecht je tegen je Koning?" De rover kijkt rond en haalt de schouders op. „We kregen ervoor betaald om te vechten." „Betaald heb je gekregen," zegt Eric spot tend „en gevochten heb je ook, dus dat is wel verrekend. Vanaf nu heb je niet meer met Harald te maken, maar met mij, je Koning." En in de loodzware gespannen stilte klinkt Eric's stem onbewogen: Omgekeerd mars! Terug naar de burcht met jullie! Daar heb i k dan een betaling met jullie te regelen." Zijn grijze ogen flitsen heen en weer. Of zijn list lukken zal? De vereniging „Hendrick de Keyser" tot behoud van architectonisch of histo risch belangrijke oude gebouwen heeft zaterdagmiddag in het Rijksmuseum te Amsterdam haar veertigjarig bestaan gevierd. Het bestuurslid mr. H. Westermann gaf een historisch overzicht van het werk der jubilerende vereniging, die 3 januari 1918 te Amsterdam werd opge richt door enkele prominente figuren met het doel bedreigde overblijfselen van Nederlands oude bouwkunst te be hoeden voor afbraak of verminking, aanvankelijk alleen in Amsterdam, la ter ook landelijk. Aan deze vereniging werd toen de naam gegeven van de in 1565 te Utrecht geboren en in 1621 te Amsterdam overleden „beeldt- en steen houwer der stadt Amsterdam", Hen drick de Keyser. In de loop van de veertig jaar van haar bestaan heeft de vereniging 117 panden door aankoop of schenking verworven, waarvan er zes door oorlogsgeweld (drie te Middel burg, een te Sluis en twee in Gronin gen) en vier door andere oorzaken ver loren zijn gegaan. De vereniging bezit dus thans nog 107 oude panden in eigendom, waarvan een groot deel in Amsterdam staat, namelijk 42. Met fi nanciële steun van het rijk, de provin cies en de gemeenten is de vereniging er in geslaagd een belangrijk deel van haar bezit te restaureren en voor verval te behoeden. Mr. Westermann sprak tot slot van zijn lezing de hoop uit, dat het rijk jaarlijks een bedrag van vijf miljoen gulden op de begro ting zal handhaven voor behoud van het historisch cultuurbezit. Hij riep de leden op tot grote financiële steun. Op de receptie behoorden tot de aan wezigen ook de heer Chr. P. van Eeghen, een van de oprichters, die veertig jaar deel van het bestuur heeft uitgemaakt. Op het kasteel Nijenrode te Breukelen is het afgelopen weekeinde een confe rentie gehouden van afgevaardigden van plaatselijke Unesco-comité's en Unesco-jeugdclubs in Nederland. Na een inleidend woord van de voorzitter van het Unesco-centrum Nederland, prof. mr. P. J. Verdam, besprak prof. C. C. Berg het zgn. „majorproject" van de Unesco, waarover onlangs op een in ternationale conferentie te New Delhi overeenstemming is bereikt. Prof. Berg achtte van grote betekenis een voorstel van Indië (dat werd aanvaard) om wederzijdse waardering voor de Oosterse en Westerse culturele waarden te kweken. In dit verband merkte hij op, dat Nederland nooit iets begrepen heeft van Indonesië en na de tweede wereldoorlog hoogst verbaasd was van een zekere koelheid. Prof. Berg acht een betere studie van de Oosterse cultuur van grote be tekenis. De kinderen worden op de middelbare scholen gemarteld met onregelmatige Griekse werkwoorden, aldus prof. Berg, maar van de Griek se grammatica, noch van de Griek se cultuur snappen zij, na hun met goed gevolgd afgelegd eindexamen, ooit maar iets. De leerlingen, die de middelbare scholen verlaten, hebben van de Oosterse beschaving niet de flauwste notie, zo zei hij. Ook van de internationale verhoudin gen wordt in de kringen van de a.s. wetenschapsmensen niets begrepen, zo zei prof. Berg. Hij noemde het bescha- e:_dat er in Nederland niet een hoog leraar is die internationale verhoudin gen doceert. Hij pleitte in dit verband voor de instelling van een leerstoel voor internationale verhoudingen. Op de tweede dag sprak ir. F. B. Carbasius Weber, deskundige van de F.A.O. in Indië. „Met het sturen van een overschot aan graan en wat tech nische middelen naar het onvoldoende gevoede en economisch onvoldoende Advertentie HeemraadssingeT 303, Wenst u onmiddellijk na de trekking een lijst van de 5 trek kingen Gireer dan nu f. 0.25 op postrek. 4028, SUS, Rotterdam. Geen geld of postzegels in brieven, geen briefkaarten met extra postzegels, geen postwissels. Over enkele weken start een aktie van hetzelfde formaat ten gunste van de Nederlandse Militaire Oorlogsslachtoffers en nagelaten betrekkingen, genaamd 11 Wederom 5 woonhuizen, ieder van f. 25.000.-, auto's, TV-toe- stellen. Totale waarde der prijzen ruim f. 200.000.-. Loten a f. 1.00 per stuk in 4 kleurenoranje, rood, wit en blauw. Laat reeds nu uw loten reserveren bij uw winkelier of gireer op postrekening 18 t.n.v. Appèl, Rotterdam. Bedenk vooral, dat uw lot het lot van vele nederlandse militaire oorlogsslachtoffers bepaalt. fffSf.dd. 4.12.57 i%x 1.600.000 loten, inlichtingen: Heemraadssingel 303, tc rgj Coi rij r§2 r^i r§i t2i lol t .1 loc 2 Vertaald door l. Gavers van Geuns. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilliliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin 66 Eind februari 1953 vertelde de uroloog ons, dat er een eind moest komen aan de blaasontstekingen van Hentz: tenzij er iets aan gedaan werd om ze te doen ophouden, zou Hentz niet in leven kunnen blijven. Dus werd hij voor de twaalfde keer geopereerd. De dokter bracht de afvoerbuis weer aan we hadden het niet zonder dit apparaat moeten proberen. We dachten, dat Hentz zijn tudies voor een dag of veertien zou onderbreken, maar de ene complicatie volgde op de andere hoofzakelijk omdat Hentz erop stond het ziekenhuis te verlaten voordat de dok ter hem ertoe in staat achtte. Hentz moest weer te rug naar het ziekenhuis voor een verblijf van twee of drie weken. Op een dag zei Hentz: ,,Ik kan mezelf beter niets wijs maken; ik denk niet, dat ik de colleges kan vol gen. Elke keer als ik het probeer moet ik weer uit vallen en raak achterop met mijn werk. Misschien zou het verstandiger zijn mijn studies maar uit te stellen." Na de twaalfde operatie waren de ontstekingen minder erg maar ze kwamen nog steeds voor. Eind 1953 was er een nieuw geneesmiddel te krijgen, waardoor de infecties en de daarbij komende na righeden volkomen ophielden. Het geneesmiddel en de verbeterde methode om de blaas te ledigen gaven Hentz de opluchting waar we om gebeden hadden. Voor het eerst sinds zijn ongeluk werd hij niet meer gekweld door rillingen en hoge koort sen. Nadat Hentz besloten had zijn studies niet meer voort te zetten, vertelde Fred hem, dat hij hem heel goed in zijn bedrijf kon gebruiken. De zaken van waren uitgebreid; hij had 'n medewerker nodig en had liever Hentz dan iemand anders. Fred gaf het groot ste deel van het verzekeringswerk over aan Hentz en Betty Hartley, een meisje, dat een jaar of twee jonger was dan Hentz. Het was een zeer betrouwbaar, intelligent en bekwaam meisje. De eerste tijd dat Hentz naar het kantoor ging, liet hij niet toe, dat Betty hem ook maar met het gering ste behulpzaam was, maar op haar rustige, tact volle wijze hielp ze hem toch en nu doet ze din gen voor hem, die hjj maar van zeer weinig men sen accepteert. Beiden zijn enthousiast over het ver zekeringswerk; ze studeren en volgen cursussen om zoveel mogelijk hierover te leren. Fred staat erop dat Hentz de verantwoording neemt om At lanta te bellen over ingewikkelde dekkingen en ne telige verliesposten. Het kantoortje van Fred is vlak naast het hunne, zodat hp Betty en Hentz kan hel pen als ze hem nodig hebben. Toen zjjn gezondheid met zulke rasse schreden vooruitging, bestelde Hentz een invalidenwagentje met een motor, zodat hij kon uitgaan zonder Willie James nodig te hebben om hem in de auto over te brengen of zijn andere rolstoel voort te duwen. Ik heb hem nog nooit zo opgewonden gezien als bij het vooruitzicht, dat de invalidenwagen zou ko men. Elke keer als hij een vrachtwagen hoorde, vroeg hij een van ons te gaan kijken of de invaliden- wagen misschien werd bezorgd. Toen deze eindelijk kwam, bestond er geen gelukkiger mens dan Hentz. Hier was zijn vrijheid! Kwaaltjes zijn niet zo erg, zolang ze de bewegingsvrijheid maar niet aantasten en een persoonlijkheid als Hentz moest vrij zijn en zal die vrijheid ook- ondanks alle belemme ringen weten te vinden. Hentz en Willie James to gen meteen aan het werk om de invalidenwagen rijvaardig te maken. Omdat zijn linkerarm het krachtigst was, had hij een wagen besteld met de stuurinrichting aan de linkerkant. Het sturen ge beurt door een beweging met de arm. Hentz stak nu een staafje in de schakelaar en door een gleuf in een leren riem, die weer aan zijn hand was vastge maakt. Op deze manier kon hij de hefboom op en neer bewegen. Ik heb nooit iemand gezien, die zo glunderde als hij toen hij van zijn eerste tocht terug kwam. Hij zei: „Dit is geweldig! Nu kan ik alleen de stad in. Stel je eens goed voor alleen!" Op een dag kwam hq in zijn invalidenwagen uit de stad terug en kondigde aan, dat hij iets bijzonders voor me had. Ik was in de eetkamer en hij ma noeuvreerde zijn wagen zodanig, dat hij recht tegen over me stond. De namiddagzon scheen door het raam op het grenehouten wapenbord en op het haar van Hentz. Hij vroeg me in de kleine berg ruimte achterin de wagen te kijken en er een gram mofoonplaat uit te halen en deze te laten spelen zonder eerst naar de titel te kijken. Toen de muziek begon, herkende ik de melodie van een van onze favorieten ook toen Hentz nog niet gewond was. Het was het aardige liedje uit Carrousel: „You'll never walk alone", en het refrein luidde: „En als je door de regen loopt, hou je hoofd dan opgeheven en vrees de storm niet." Met deze plaat wilde Hentz me laten weten, dat hij zich niet eenzaam voelde en dat de stormen hem niet hadden gedeerd. In de loop van het jaar 1953 begon Hentz les te ge ven op een zondagsschool. Hij had eenentwintig jon gens en meisjes van ongeveer negen a tien jaar. Het was een openbaring voor me, dat hij dol was op kinderen. Als hij thuis kwam, was hij nog ver rukt over de dingen die de kinderen hem hadden verteld en hij ging volkomen in de lessen op. De kinderen vonden dat ze een bevoorrechte groep waren om van hem les te krijgen. Toen een klein meisje op een zondag thuis kwam. vertelde ze adem loos aan haar moeder: „Raad eens, moeder! Ik zat vandaag heel dicht bij hem!" Op een zondagmorgen vertelde Hentz me, dat hij die avond in de kerk wat moest voorlezen. Sinds zijn ongeluk had hij al eens eerder in het publiek gesproken, maar omdat hij toen voor een groep jongeren uit het district sprak, had ik hem niet gehoord. (Wordt vervolgd) ontwikkelde Indië komt men er niet", aldus spreker. „Als het Westen niet de bereidheid heeft zijn evenmens in de minder ont wikkelde gebieden echt te willen hel pen zich zelf te helpen zal men met technische hulp niets bereiken. Wij moeten bereid zijn de andere volken zich op te laten trekken naar ons hogere niveau. Om dit te bereiken moeten wij alle steun aan het onderwijs in die lan den geven". Zondagmiddag kwamen de werkgroe pen na enige uren met een groot aan tal suggesties, die als grondslag voor de activiteiten in de toekomst genomen kunnen worden. Onder meer: de Nederlandse vrou wenorganisaties moeten gezamenlijk een project ter hand nemen om de vrouwen in de Nederlandse Antillen de helpende hand te bieden bij het ontwik kelen van de arbeid op tal van maat schappelijke terreinen. Het Unesco-congres sprak ook over het rassenvraagstuk. Men kwam tot de conclusie, dat in Nederland de buiten landers van allerlei kleur zoveel mo gelijk in het verenigings-, het gezins- en het culturele leven op voet van vol ledige gelijkheid ingeschakeld dienen te worden. Voortzetting van de samen werking met de N.O.V.I.B. werd aan bevolen en besloten werd de mogelijk heden na te laten gaan de Nederlandse schooljeugd in schoolverband uit te wis selen met het buitenland, met name Frankrijk en Duitsland. Zoals reeds eerder werd gemeld zal Fie Carelsen, die afscheid van het to neel gaat nemen, zaterdagavond 8 fe bruari in de Koninklijke Schouwburg te 's Gravenhage na een galavoorstelling van „Toontje heeft een paard gete kend", gehuldigd worden. Het voor dit toneeljubileum opgerich te erecomité staat onder ere-voorzitter- schap van Z.K.H. Prins Bernhard. In dit comité hebben onder meer zitting minister J. Cals, mr. J. Klaasesz, com missaris van de koningin in de provin cie Zuid-Holland en de burgemeesters van Amsterdam, Den Haag en Rotter dam. Op het provincialaat van de Doch ters der liefde te Nuth (L.) is uit Su- rabaja bericht ontvangen, dat aldaar is overleden zuster Henriëtte (in de we reld: Johanna Clasina Auerbach). Zus ter Henriëtte Auerbach werd 2 fe bruari 1894 te Amsterdam geboren, trad in bij de Dochters der Liofde van de H. Vincentius en vertrok met de eerste groep zusters van haar insti tuut naar Java in 1931. Op Java was zij werkzaam in de Don Bosco-Stich- ting te Surabaja en in Kediri. Het eerstvolgende wereldcongres van de Internationale Kamer van Koophandel zal van 1824 april 1959 in Washington wor den gehouden. Van de zijde van de Neder landse organisatie voor de I.K.K. verwacht men een grote deelneming aan dit congres, mede omdat vele zakenlieden van deze ge legenheid gebruik zullen willen maken om hun contacten met het Amerikaanse be drijfsleven en wellicht met Amerikaanse autoriteiten te verstevigen. D Bij de uitgeverij „Het Spectrum" in Utrecht is onlangs het bekende Spec trum-missaal in vijfde, geheel opnieuw bewerkte, uitgave verschenen. Op vele punten is het werk verbeterd en uitge breid. De vertaling is nogmaals gecontro leerd, waarbij men gebruik heeft ge maakt van de nieuwste vondsten. Op de viering van de Eucharistie, de bouw van de misplechtigheid, het Kerkelijk Jaar, de kerk en de symboliek van de ere-dienst wordt in de inleiding uitvoe rig ingegaan. Aan het gebruik van het missaal is een apart hoofdstuk gewijd. Het Gewone van de Mis is tweemaal opgenomen, respectievelijk met en zon der verklaringen en toelichtingen. Bij de opneming zonder verklaringen heeft men weggelaten de gebeden, die alleen zin hebben voor de priester. In de plaats daarvan zijn psalmen gezet voor per soonlijk gebed. Achterin vindt men een uitgebreid Kyriale. In de nieuwe uitgave zjjn in verband met nieuwe bepalingen diverse wijzi gingen aangebracht. De liturgie van de Goede Week moest vrijwel in zijn ge heel worden veranderd. Voorts vindt men de nieuwe missen voor het feest van Maria Koningin, van Sint-Jozef, pa troon van de arbeid, en van Pius X. Bij de eigen missen voor de Nederlandse bisdommen zjjn de formulieren aange geven, die in de bisdommen Groningen en Rotterdam moeten worden ge bruikt. Tevens is de nieuwe ritus van de huwelijkssluiting opgenomen. In de nieuwe druk staan ook de bepalingen omtrent het nuchter blijven bij het communiceren en de vastenwet. De il lustraties van dit liturgisch verant woorde, stijlvol uitgevoerde en typogra fisch perfect verzorgde misboek zjjn vervaardigd door dc grafische kunste naar J. B. Sleper. Prisma-juniores. Bjj de uitgeverij „Het Spectrum" zijn onlangs enkele nieuwe Prisma-juniores verschenen. „De wonderlijke reis naar Karbon- kelland", het verhaal van een klein jongetje, Karbonkel, dat met een zelf gemaakt vliegtuigje naar Karbonkel- land vliegt, waar alles van edelsteen is en waar de ogen van alle levende wezens worden gemaakt. Hjj wil in het land een nieuw oog halen voor zijn poes. Karbonkel beleeft op zijn_ reis de wonderlijkste avonturen. Friedrich Feld die het boekje schreef is een verteller met veel fantasie. Het verhaal is een sprookje en tegelijk een avonturen-ver- haal. Jongens en meisjes van acht tot twaalf jaar zullen het ongetwijfeld ge boeid lezen. In „Mijnheer Carlos op avontuur" beschrijft Henriëtte van Ejjk de weder waardigheden van een heer, Carlos, die met zijn zwarte knecht en zijn schim mel naar Nederland komt. Hjj vertoont een sprekende gelijkenis met Sint Nico- laas. Het gerucht doet de ronde, als zou Mijnheer Carlos inderdaad de Sint zelf zijn. Uiteindelijk blijkt dat waar te zijn, wanneer mijnheer Carlos uit zee moet worden gered. Uit dank daar voor organiseert hij voor de goede kin deren een feest. De ondeugende kinde ren nemen daarmee echter geen genoe gen en ontvoeren mijnheer Carlos. Voor kinderen van negen tot dertien jaar. Voor jongens die belangstelling heb ben voor de ruimtevaart heeft Patrick Moore een boek geschreven, dat geti teld is: „Vakantie met de Luna". Tom Meredith, een jongen uit Nieuw-Zee- land, brengt zijn vakantie door bi) een ver familielid in Engeland, een atoom geleerde. Het toeval wil, dat juist een raket naar de maan zal worden afge schoten. Tom mag de plaats van een gewond bemanningslid innemen. Heel wat benauwde ogenblikken maakt hij door. Reeds bij de start blijkt, dat hij aan een bijzonder avontuur is begon nen, temeer daar ook de Russen on derweg zijn. Het vaartuig, waarmee Tom reist, is trouwens gebouwd vol gens Russische plannen. Spionnen heb ben er voor gezorgd, dat de gegevens naar Engeland kwamen. Leeftijd: der tien tot zeventien jaar. Jongens van twaalf tot zeventien jaar, die van avonturen-verhalen hou den, zullen met belangstelling het boek van Alfred Hageni „50 Dagen oerwoud" lezen. Twee jongens trekken na een weddenschap de wildernis in. Slechts een paar kledingstukken nemen zij mee. De rest zoeken zij in het oerwoud. Vijftig dagen moeten zij het uithouden. Het gelukt de twee „Robinsons" en op hun terugtocht naar de bewoonde we reld helpen zij nog de passagiers van een in het oerwoud neergekomen vlieg tuig. De schrijver heeft een spannend verhaal gemaakt van alles wat de jon gens bij hun experiment beleefd hebben. „Ayorama, Zo is het leven der Es kimo's" door Raymond de Coccola en Paul King. Uitg. Het Spectrum, Utrecht/ Antwerpen. Raymond de Coccola heeft twaalf jaar tussen de Eskimo's geleefd en ge werkt. Wat hij daar heeft meegemaakt en gezien, heeft hij eerlijk en zonder enige overdrijving of sensatiezucht neer geschreven. Als leidraad heeft hij het leven genomen van een meisje, van haar geboorte tot haar vroege dood toe. Zjj sterft aan een influenza-epidemie. „Ayorama, zo is het leven," zeggen de Eskimo's. De auteurs verschaffen ons, rondom de biografie, een schat aan gegevens over het Eskimo-volk: over de zeden en gewoonten, over de behandeling van de vrouw, over de „struggle for life". Zelf ging Raymond de Coccola met de mensen op jacht, hij vertelt over de storm, het ijs, de dieren en over de strijd tegen de na tuur. Velen zullen zijn boek met be langstelling lezen, want naast de ont spanning geeft het ons vele, soms schokkende inlichtingen over het Eski mo-leven. „Het laatste spel" door Bernard Kemp. Uitg. Desclée de Brouwer, Brugge/Bussum. „Het laatste spel" behelst een con frontatie van een vijftal mensen met hun gemeenschappelijke ervaring: de oorlog. Die confrontatie vindt plaats naar aanleiding van het verhaal over hun geliefkoosd spel. Het laatste spel is dat van Marcel en Ria, een jonge liefde die aan de basis moet liggen van de nieuwe tijd, het na-oorlogse. Ber nard Kemp heeft een vertrouwensvolle roman geschreven, die pessimistisch aandoet, maar dit nochtans niet is. Da stijl van Kemp kunnen wij niet volledig bewonderen. Hij is nog te impulsief en te zeer de onmiddellijke uitdrukking van het eigen, chaotische ik. Maar ongetwij feld is er in deze novelle aanleiding voldoende om met belangstelling een volgend werk van Bernard Kemp af te wachten. „Beppo de Krantenjongen" door Nic. van de Burgt. Uitg. Desclée de Brouwer, Brugge/Bussum. „Beppo de Krantenjongen" is een ge noeglijk verhaal voor kinderen, verteld door Nic van de Burgt. Het verhaal speelt zich af in Rome, waar de kleine Beppo een hele reeks wonderlijke avon turen beleeft. Voor kinderen van 8 tot 12 jaar, en vooral voor jongens natuur lijk, is het een prachtig verhaal, dat prettig verteld wordt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1958 | | pagina 2