Een middeleeuwse traditie in de Brusselse Marollenbuurt c 3 Passiespel in een kelder op honderd meter afstand van Breughels graf Ontroerend naïef en sereen ft' ZATERDAG 5 APRIL 1958 PAGINA 12 Door FRED THOMAS jT'llSl |É|§|fetjfi- i T tiim* 111 mi,-- sn lili» ■mmm te# Oh Ju Ni DE PASSIE DER POESJENELLEN Ja, dat waren de middeleeuwen, die tot ons spraken, de avond vóór Palm zondag, in de Brusselse poesjenellenkelder op het Kapelleplein, waar wij de Vlaamse voorstelling zagen van „De Passie van Onze Heer Jezus Christus, in drie acten met changementen" of zoals de oorspronkelijke Franse titel het iets juister zegt „Les groses farces de Ia Passion de Notre Seigneur". Toone de Vie, de thans 66-jarige Pierre Welleman, die al 52 jaar met de poppen omgaat, sinds 1937 als dynastiek MaroIIenkoning èn theaterdirecteur. Toone had ons tevoren gewaarschuwd: let wel, het is een passie komiek. Dat leek ons een hachelijk experiment: het verhaal van Christus' lijden en opstanding, met grappen doorspekt, moest wel een pro fanatie, een ontluistering zijn, om niet te zeggen een blasfemie. Maar wij hadden de poppen en hun wereld onderschat. Zij presteerden het om De traditie van dit Passiespel is al «eer oud. In de middeleeuwen kende de Marollenbuurt elk jaar tegen Pasen vertoningen in de openlucht, op de hoe ken van de straten, met levende men sen dus. Het was daarbjj de gewoonte, dat een ter dood veroordeelde bij wijze van grote gunst de rol van Christus mocht vervullen, iets wat zeer realis tisch werd opgevat tot en met de kruisi ging toe. Overleefde de veroordeelde deze tour- menten, dan was hij gered. Vlak voor Palmzondag van het jaar 1440 werd bij een volksopstand tegen het Bourgon disch gezag als een van de raddraaiers een zekere Thomas Guys gearresteerd, tegen wie zich de beschuldigingen op stapelden. Guys werd ter dood veroor deeld en alleen door tussenkomst van zijn voorbeeldig brave, invloedrijke zus ter verkreeg hij de gunst van in het Passiespel van dat jaar de Christusrol te mogen vervullen. Hij bracht het er levend af en dat niet alleen, maar hij bleek ook een totaal ander mens ge worden, voortaan een zo voorbeeldig Christen, dat de naam van de straat waar hij woonde in de volksmond werd verbonden aan de rol van zijn leven, en nog vandaag de rue Notre-Seigneur heet. Er is echter ook een andere lezing en wel, dat Thomas Guys, als antwoord op de wreedaardige genadig heid van zijn beulen, een schrikwekkend godslasteraar is geworden en de bewus te straat in de Marollenwijk slechts bij wijze van spot haar schone naam zou hebben gekregen. In de loop van de vijftiende eeuw is aan deze wrede traditie een eind gekomen. Het Passiespel verdween van de straat, de rollen, tot dusver dooi levende mensen vervuld, werden door poppen overgenomen. De Inquisi tie, de Reformatie en al evenzeer de Contra-Reformatie waren de poppen slecht gezind. Zij leidden geruime tijd zowel letterlijk als figuurlijk een on dergronds bestaan in de kelders van de wijk van de Marollen, de van ouds meest kleurige, volkse buurt van Brussel, waar ook Breughel thuis was. Hier handhaafde zich ook de traditie van het Passiespel, elk jaar in de dagen voor Pasen, nog tot het begin van deze eeuw. Toen raakte het van het repertoire en zou waarschijnlijk vergeten en verloren zijn geraakt als niet de Brusselse auteur Michel de Ghelderode met zijn grote belangstel ling voor het Marionettenspel in de jaren '30 de herinnering had weten vast te leggen en de traditie doen her leven. Er bestond namelijk geen ge schreven tekst: generatie na genera tie marionettenspelers hadden de in houd en het gesproken woord mon deling doorgegeven, elke tijd ér iets aan wijzigend of toevoegend. De Ghel derode heeft toen rusteloos in de buurt gespeurd, in de café's en cabarets, tot hij de nog levende, inmiddels be- luid, en natuurlijk bijzondere voorzie ningen vanwege de poppen: een rooster van ijzerdraad boven de scène, zodat de acteurs overal kunnen „hangen", en een systeem van verplaatsbare geperfo reerde leren riemen, dat werkt als de vuurhaak in een oude schouw: men kan er de artisten op verschillende hoogte aan inhaken. Voor de voorstellingen van de Passie is een vast gezelschap poppen, half Bijbels, half Breugheliaans gekapt en gekleed. Slechts enkele figuren ko men uit het verdere repertoire, zoals Pitje de Dood, Jef Patate, „de sterkste precies de naïeve kinderlijkheid, de sereniteit op te brengen, die inderdaad rnan van Brussel die hier als de ge- n n i i i i it r i nezen blinde fungeert en nog enkele met grappen en grollen telkens de lachlust wist te wekken zonder ook maar an(ieren, die tot „het volk" behoren en één moment belachelijk te zijn. Integendeel, het eeuwenoude spel, waarvan meer van deze tijd zijn. De rest van de historie teruggaat tot in de vijftiende eeuw, bezat van begin tot einde achtct'6 de^scène" in ruste? de^Leeuw een heel eigen sfeer, een onmiskenbare wijding, de houten acteurs 'een van Vlaanderen en de Bultenaar, de grote waardigheid, men zou haast mogen zeggen iets vergeestelijkt boventijds. vier Heemskinderen, Pardmllan te Jeu- Door de eeuwen heen zijn deze poppen, hier in de kelders der Marollenwijk, Klaane Veeve, Blanche en hoe ze alle- trouw gebleven aan zichzelf, aan hun geest, aan hun formule, zoals ook maal heten mogen, aan hun repertoire, en in het voormalig kloostergewelf, waar Toone s Het is een belevenis op zich Toone Marionettentheater, het laatste van de buurt, is gehuisvest, bleef nog on- tijdens de voorstelling achter de veranderd het geestelijk klimaat van lang teruggeweken dagen, het fluïdum ««hermen te mogen observeren. Met li, i het op- en afgaan van de poppen be- Ket ware van het mysterie. moeit h„ zich niet direct Hjj staat in zjjn hoekje, links vooraan en zegt de tekst, af en toe met vluchtige aan wijzing of wenk aan zijn assistenten. Hij spreekt die tekst niet alleen uit, hij acteert haar volledig, ofschoon niemand van het publiek hem ziet. De dikke man met het alpientje en het vriendelijk gebrilde gezicht gaat helemaal in het spel op, niet slechts met de buigingen en het timbre van zjjn stem, maar ook in houding en gebaar. In zulke ogenblikken is hij als in een lichte extase, er stroomt een bezieling van hem uit, die als het ware de houten acteurs tot leven de wezens maakt, op hetzelfde ogen blik schepsels van vlees en bloed, elk met zijn eigen persoonlijkheid. De as sistenten delen minder in deze ont roering: zij doen vlot en vaardig hun werk, hanteren de poppen, wisselen bij open doek bliksemsnel de decors, maar hebben tussen de scènes door hun eigen conversatie en hun eigen stiekeme pret Toch is ook dat in geen enkel opzicht profanerend, alles blijft opgenomen in een sfeer van wij ding, niets valt wezenlijk uit de toon. „Het stuukske van de Passie van Onze Heer Jezus Christus" speelt zich af te gen de achtergrond van huiselijke moei lijkheden bij de familie Judas, recht uit de Marollenbuurt. Madame Josephi ne Judas verwijt haar echtgenoot, haar kleine Judas, met een reeks van uit gezochte verwensingen, dat er geen eten in de keuken en geen cent in huis is. Waarop Mijnheer Judas antwoordt, dat hij als goed katholiek toch moeilijk uit stelen kan gaan. Zo groeit het be- M - V Het entree van Toone de Vle's keldèrtheater. Als het doek opengaat voor het twee de bedrijf is Christus met Zijn aposte len, allen in lange Bijbelse gewaden, verenigd aan het Avondmaal. De disci pels worden aangeduid en toegesproken als Goede Paters, zodat van Judas, de verrader, wordt gerep' als van „Een van onze Paters". Ook Maria komt naar Jezus toe: „O, mijn zoon, ik ben ongerust. Was maar bij ons in Nazareth geble ven." Maar Christus herinnert Maria aan de boodschap van de engel. „Ik ga veel souffreren", zegt Hij, „maar wees niet triestig. Rejouissez au contraire, M'n heure is gearriveerd." Volgt na een wisseling van decor de scène in de duis ter Hof van Olijven: de Apostelen, die beloofd hebben te zullen surveilleren met ogen wijd open," hoort men snur ken en ronken, terwijl Christus „geaban donneerd" van iedereen en triestig tot de dood", troost vindt bij de Engel Ga- briël, die hem zwevende verschijnt, een engel met een jongenshoofd. Petrus krijgt zijn voorspelling: Eer de coq zal hebben gezongen! En Judas verschijnt om de Meester verraderlijk te embras- seren. Het zwaard van Petrus flitst, Malchus verliest en herkrijgt zijn oor: „Allez Malchusen, 't is voor malkaar." Christus wordt weggeleid naar „de no bele keuning Herodes," een schertsfi guur met hoge heksenhoed, nieuwsgie- Het passiespel der Brusselse Marionetten, waarvan de traditie teruggaat tot in de middeleeuwen, zou men een monu ment mogen noemen van serene naïviteit. RECHTS: Nog altijd levert de buurt, de Marollenwijk, de kern van het publiek, dat trouw de voorstellingen bijwoont in Toone's Theater, vooral van de favoriete stukken op het repertoire jaarde mensen had gevonden, die bij de laatste vertoningen hadden geas sisteerd. De Geuzenlambiek, royaal ge schonken, maakte het geheugen wak ker en de tongen los. Plotseling, in zo'n gesprek, kon een gezicht ver helderen en stond de oud-gediende op om stukken van de tekst, die hem te binnen schoten, te reciteren. En een ander, die jarenlang een trouw bezoeker was geweest, wist nog weer allerlei aanvullende details. En dagen lang heeft De Ghelderode doorge bracht in het ziekenhuis aan het bed van een stokoude man, die jaren ach tereen bij het Passiespel had geas sisteerd en zeer veel bleek te weten. De zusters deden een oogje toe als De Ghelderode met een stiekem glaasje de veteraan animeerde tot het vertellen van ook de kleinste bijzon derheden. Zo kwam na vijf eeuwen de eerste ge schreven tekst, zoveel mogelijk authen tiek tot stand, met alle bijzonderheden Figuren uit het jaarlijks passiespel der poppen in de Marollenwijk te Brussel. In het midden Christus, rechts een der Farizeeërs. over de regie. En het is deze tekst en deze regie, die wij aan de vooravond van Palmzondag in de kelder aan het Kapelleplein, op honderd meter afstand van iiet graf van Brenghel, aan de an dere kant in de Kapellekerk, hebben beluisterd en genoten. Er worden elk jaar acht vertoningen gegeven, vier in het Vlaams en vier in het Frans, de laatste van de reeks op Paaszaterdag. De toegang tot het theater bevindt zich naast het café Lievekenshoek, dat in de pauze als foyer fungeert: door een gang komt men op een schilderachtig binnenplaatsje, waar ook een Judoclub en een cabaret „Le Coup de Lune" zijn gevestigd. Hier is onder openslaan de luiken de kelderingang en bereikt men, een aantal treden af, het lang werpig tongewelf, dat op eenvoudige houten banken een goede 100 plaatsen biedt. Met ons waren er die avond een vijftigtal bezoekers, onder wie op het voorste bankje enkele kinderen. Het poppentheater, van Brussel evenmin als de oude Poesje van Antwerpen, is ove rigens niet voor kinderen, het repertoire in het algemeen niet: te veel geweld van waopens, de l'éoé, zegt Toone. Het is bestemd voor de volwassenen en het heeft nog altijd in de buurt een vaste kern van getrouwen, al is het helaas een feit, dat deze geleidelijk slinkt. Toone werkt achter de coulissen met zeven assistenten. Hy alleen zegt echter de tekst, met lichte stemverbuiging van alle rollen. Alleen by het Hosanna geroep, het gemurmureer van het volk, het „Kruisig hem!" en het collectief gezang springen de assistenten by. Wy hebben hen enige tyd achter de scher men gade geslagen: een prachtig ge zelschap, met Mieleke voorop, een grap pig manneke, vlug en gewiekst, die als eerste requisiteur fungeert en in de pau ze in „de zaal" als ordebewaarder. Er is een mooie oude paai by die tydens de voorstelling geregeld de kwispeldoor benut en verder staan er een paar jonge knapen met stevige armen, want som mige poppen zyn meer dan loodzwaar. Enkele van die jongelui zqn haast zo schilderachtig als de poppen zelf, de een met een los rood hemd en een speels snorretje, de ander een Belze- pet plof plat boven zyn spuuglok, en al lemaal vanwege het rookverbod een koud stompje sigaret in de mondhoek. Het theater is by al zqn primitiviteit modern geoutilleerd, met volledige benodigdheden voor belichting en ge- sluit tot het aanbrengen van Jezus, vol gens madame Judas „ook maar een vagebond". Dit opent zoveel perspec tief, dat het echtpaar Judas in het voor uitzicht van de winst een rondedansje maakt onder het zingen van: „Mien Katoen komt morgen noen, wy zullen een pintje drinken!" Dit schone gezang keert nog enkele malen in het spel te rug: de Farizeeërs, na het verraad van Judas, zullen het al dansende zingen, later Belzebub en de duivels en aan het slot, na de verryzenis van Christus, heel het illustere gezelschap, op dat ogen blik op de scène bijeen, Adam en Eva incluis. Volgt het bezoek van Judas aan de Farizeeërs: drie prachtige, sinistere fi guren in een soort monnikspy, het laat ste een van de anti-clericale trekjes, die het spel onmiskenbaar bezit, overigens zo naïef, dat men er alleen maar om glimlachen kan. Zjj beklagen zich over Christus, die de pastoor uithangt zonder pastoor te zyn en de mensen uit de kerk houdt. En als Judas de „Heren Fariziëns" zyn voorstel doet, gaan zij na langdurig afdingen met 30 Francs accoord. Er wordt prompt uitbetaald, zy het dat Judas nauwkeurig natellend, constateert. Er ontbreekt een Franc!" Nieuwe scène: Marktplein van een Vlaamse stad. Een hellebaardier met een Spaanse helm gewaagt van Chris tus' activiteit, die leidt tot „revoluuse" en ook van de genezing van de blinde en geparalyseerde, die allebei goed katholiek zyn geworden. Hy vraagt zich af wat men in Ruume daar wel van zeggen zal. De Drie Koningen verschy- nen op de Markt en zyn verrast daar ook Johannes de Doper te ontmoeten: Naat in de desert, Jean Baptiste? Naat baptiseren in de Sjordan?" Nee, ook hy komt om de glorieuze intocht van Jezus te zien, vöór zyn hoofd op de zilveren schotel zal pryken, ,,'iyk 'ne kalfskop". Na hen verschynt Judas, zwaar be schonken van zyn verradersloon en Bel zebub komt vast kyken of het al zover is, dat hy hem aan de fourchette kan steken. Maar de Aartsengel Michael in blinkende wapenrusting kruist zijn weg. rig naar het „personnage fameux," dat echter op zyn vragen niets antwoordt, en van hem naar de célèbre Pontius Pilatus, gehuld in een paarse kamerjas, die weten wil wat nu eigenlijk Christus' schuld is: „Eet 'm iemand bestolen? Eet 'm straatlawaat gemaakt?" Nee, hy noemt zich Koning. Descendent-di rect van de greute David, „zyt gy Keu ning van de Smousen? vraagt Pilatus. En Jhristus bevestigt: „Da ben 'k iek." De voorstelling volgt nauwkeurig het lydensverhaal. Pilatus wordt ge waarschuwd door zijn vrouw Hortense, die hem haar cauchemar vertelt. De landvoogd aarzelt, want de Farizeeërs voor hem en het gepeupel buiten roeren zich. Men hoort geroep. Er wordt ge dreigd met stenen in de ruiten. „Ik krijg flanellen henen," verzucht de ang stige Pilatus, die vergeefs de ruil pre senteert met de brigant Barabas. En terwyi het „Kruisigt hem, cruci- fiez!" steeds luider klinkt, wast hij zich bibberend de handen. Het is dan pau ze, 10 minutes d'entracte, alle tijd voor „une consommntion de Ier choix au „Lievekenshoek." Het ïydensdrama gaat tnans naar zijn hoogtepunt. Christus verschijnt gebukt onder Zqn kruis, men beleeft het ogenblik van Zijn val, tot drie maal toe. Hier zyn alle risico's van banaliteit, van profanatie, maar het is het primitieve, het volkomen naïeve, dat de situatie redt: de sfeer verliest geen moment haar waardig heid en ontroerend effect, verhuld als het ware in een goudbruine gloed van onwerkeiykheid, van mystiek. Zo ondergaat men het althans, met de verwondering van een kind, onwille keurig genaderd to» de bronnen zelf van het toneel als men Christus in het verfranste Marollentaaltje hoort spreken van Zijn „braaf gepeupel." Simon van Cyrene komt Jezus hel pen, maar Ahasverus weigert hem een dronk water: „Nei. niks nie, bri gant da ge zyt!" En hp zal tot straf moeten marcheren tot het einde der tpden. Ook de kruisdoodscène is al leen maar ontroerend. Statisch de kruisen op de achtergrond, die van de goede en de slechte larrön op net tweede plan. Het moment van Chris tus' dood is zeer dramatisch met plotseling de duisternis, het gerom mel van de donder en felle bliksem schichten, een stuk Oberammergau in het klein, maar haast zo fascinerend, juist door het primitieve, het onwer- kelpke aangrppend. De klucht krygt in het verder ver loop nog weer de overhand inde zelf moordscène van Judas, als hij zoekt naar een boom, die hem „convenieert in zqn désespoir." De engel met het jongenshoofd zweeft hem tegemoet om hem te weerhouden: er is ook voor hem nog vergiffenis. Maar Judas ge looft het niet: „Niet meugeljjk, menier den o-.ngel. En dan: „Adieu, klaane vogelkens, adieu, klaane bloemekens." En de poëtisch geworden Judas ver hangt zich, een lange rode tong prompt uit de mond. Dat bevrijdt weer de lach, evenals de aframmeling, de pandoering, in de taal der poppen, die Madame Judas even later dat canaille van een man nog komt geven: „Zijde ge nou duud?" „Ja, ik ben duud," zegt de gehangene. Ook de botsing tussen de Aartsengel Michaël en Pitje de Dood mag vrqeiyk op de lachlust werken: het „Dood waar is Uw overwinning?" aan- schouweiyk gemaakt in het kortstondig handgemeen tussen beide en de gena- deroep van Pitje: „Mak mee nie ka pot!" Zo nadert de slotscène: de op standing van Christus uit Zijn cave tombeau, de algemene vreugde van Zyn getrouwen, van heel het mens dom, vertegenwoordigd door Adam en Eva: Christus is geressusciteerd! De Passie is getermineerdEn allen met elkaar zingen en dansen met veel ge- hosseklos: „Van Mien Katoen komt morgen noen. We zullen een pintje drinken!" Pitje de Dood selse poesjenellen, ep Belzebub, de vorst der duivelen, met T.re der Brus- zijn „fourchette"»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1958 | | pagina 12