Minister Zijlstra in zesde industrialisatienota (1957- 62): in Investering van minstens 11 miljard Exp nodig ort moet per jaar 5 a 6 procent stijgen If f Industrialisatie had gunstig 1952-57 verloop Werkg e le'gen held Tegen eenzi Spreiding heel Nieuw regionaal industrialisatiebeleid migratie en structurele werkloosheid industrie over ons land Invloed van conjunctuur 241 buitenlandse vestigingen IplM I!® m ïm i it IB 1 - -- •-> 'lip mem DINSDAG 20 MEI 1958 PAGINA 7 iSlll! - - s /v. Speciaal rijksmerk voor boerenkaas mfdfpi andse industrie Twee broers jubileren in Tilburgs Trappistenklooster „Voor 140.000 industrie personen gevonden moet werk worden" Yan het aantal van 295.000 personen, waarvoor in de periode van medio 1937 tot medio 1962 een arbeidsplaats zal moeten worden geschapen, zal voor 140.000 personen in de industrie werkgelegenheid moeten worden gevonden, hetgeen overeenkomt met een stijging van de werk gelegenheid in de in ustrie van 8%, aldus de Zesde Industrialisatienota van de minister van economische zaken. Om deze toeneming te bereiken zal, rekening ou ende met een trendmatige stijging van de arbeids- produktiviteit van \2/o rUjm 2% per jaar de industriële produktie dienen toe te nemen met 21% tot ca. 49% miljard gulden in 1962 (naar schatting 41 mi jard in 1957). De uitbreidingsinvesteringen die voor een derge ij e stijging van de industriële produktie nodig zijn, worden geraamd op ca. 7 miljard gulden. Tezamen met de vervangingsinvesteringen, die wor en geschat op 3,8 miljard, zullen de totale investeringen in de omenc e periode rond 11 miljard gulden dienen te belopen. Dit is het minium dat naar schatting nodig is. Daarbij is niet in de eerste plaats van belang de vraag of de investeringen in 1958 en misschien in 1959 iets verder zullen teruglopen, maar is vóór alles van belang de vraag of de investeringen, na hun uitloop naar beneden, in en na 1959 weer Zullen gaan toenemen. Het is tegen deze achtergrond ook dat het herstel van de investeringsaftrek moet worden gezien. De financiering van deze industriële investeringen vergt jaarlijkse besparin gen van ca. 4 pet van het nationaal inkomen. In het licht van de totale jaarlijkse besparingen in de afgelopen ,„„en (hi 1955 totale besparingen van irV ?,C(- van het nat. inkomen, in 1956: percentage11 in 1957: 19,2 pct) lijkt dit bloem te volmënbijZOnder gr°0t Pr°" Met nadruk waarschuwt de minister echter tegen een lichtvaardige beoor- deling van de bovengenoemde taakstel lingen voor onze industriële ontwikke ling in de komende periode op grond van de bijzonder gunstige resultaten, die in de afgelopen jaren werden be reikt onder invloed van de uitermate gunstige conjunctuur. De bewindsman is van mening dat de taakstellingen slechts met grote inspanning van alle betrokkenen kunnen worden bereikt. De minister geeft enkele van de voor naamste accenten aan welke door de industrialisatietaak in het algemeen Deieid moeten worden aangebracht resp. versterkt. In de eerste plaats onze volkshuishouding een relatief noog besparingspercentage opbrengen. De noodzakelijke Industrialisatie breng» m.a.w. voor het beleid mee het accen tueren van de noodzaak tot een vol doend niveau van nationale besparin gen. Het moet van groot belang worden geacht dat zo breed mogelijke lagen van de bevolking deelnemen aan de spaaractiviteit. Ook kleinere bedragen per hoofd worden van betekenis naar mate bredere lagen van de bevolking dit kunnen opbrengen. Daarbij moge worden gewezen op twee voorwaarden, die tenminste moeten worden vervuld, wil men enige verwachting kunnen koesteren van de spaaractiviteit. In de eerste plaats moet de waardevastheid van het geld het mogelijk maken, dat het rente-inkomen een reële betekenis behoudt en de waarde van de hoofd som niet verloren gaat. In de tweede Plaats is een algemene spaaractiviteit Rechts te verwachten op basis van een o°rgaande stijging van het reële in- °gien. Sew tweede accentuering in het al- zaaketl beleid terwille van de nood- in hetVkn v°ldoende industrialisatie ligt peil, irfjWaken van het kosten- en prijs- positie 0:.ler voege dat de concurrentie- op langej, te buitenlandse markten ook Wat betreft ur gewaarborgd blijft, menten w0A,de specifieke beleidinstru- nanciering v tten aanzien van de fi- vesteringen no» de 11 miljard aan in- latief sterke o^wrkt, dat een re dering (80 pct van de zelffinan- alleen mogelijk }s 4e vorige periode) de winstcapaciteit' dlen een voldoen- slag biedt. De ervarinV°or de grond- gaande industralisa,ie''S met de voor door de wisselingen van e is' dat minder gunstige con;jun gunstige en doeld percentage kan worden6!11 -1?! Slechts indien een werkelijk dere,lkt depressie van aanhoudende aa™stl§e winstcapaciteit van t bedrijfsie de zenlijk zou aantasten zou dit oordeel moeten worden herzien. Het woord fi -dan primair aan de conjunctuurpoiitiek Voor de overheid kan nog een belang rijk., aanvullende taak op t gebied Van de financiering zijn weggelegd. Zo za] de garantieverlening ten behoeve van de zgn. industriële '<redl? van de Nederlandse Middenstandsbank worden voortgezet. In 1958 zal evenals m 1957 een bedrag van ca' 3 milj°!n a!"^leu' ontwf4elingskredieten besclukbaar borden gesteld. Voor eventuele kredie ten voor projecten op het gebied van Produktie voor militaire d9?^nde" wordt een bedrag van 5 ^miljoen be schikbaar gehouden. Het industriële g rantiefonds, dat verschaffing van risi codragende middelen aan vnl. middel grote industriële ondernemingen beoogt mogelijk te maken, zal naar verwacht in de loop van dit jaar een Aanvang met zijn werkzaamheden kunnen maken. Speciale aandacht voor export Speciale aandacht zal de opvoering van de export vragen. De export zal m /'.e. gewenste uitbreiding van de in- ustriële produktie tot stand te kunnen jjj?nSen in de naaste toekomst jaar- In o m<4 5 a 6 procent moeten stijgen, steun jaren 1952-1957 heeft men de ge hn 8ekad van een bijzonder gunsti- lijk '0.KC°n,junctuur. Het zou niet rede- zich :'Jn .ervan uit te gaan, dat dit halen n komende vijf jaar zal her- tureló' nd9r een normalere conjunc- uithiou9ntwikkeling zal een dergelijke trote 8.van de export niet dan met sp. moeite kunnen worden gereali- is daarom niet alleen nood- ren«iJ de: verbetering van de concur- entieposiüe na te streven, doch boven- uien om aan het exportbeleid hernieuw- aandacht te schenken. teSj,erschlUende opzichten komen nog delvrnt2rmngeï\ v.oor' vooral bij de mid- die^ en klelnere ondernemingen, narir,,üngend verbetering vereisen. Met een o, wordt erop gewezen dat voor mTrtf cesvolle afzet °P buitenlandse markten een weldoordacht cieel exportbeleid voor de onderneming een eerste vereiste Is. Dit beleid dient gebaseerd te zijn op een degelijke ken nis van deze markten, terwijl het bo vendien moet steunen op een degelij- izetorganisatie, waarbij gebruik wordt gemaakt van moderne verkoop technieken. Het exportbeleid van de overheid m deze moet gericht zijn op het Iteven van adequate voorlichting aaljj bedrijfsleven, met name aan het middelgrote en kleinere bedrijf. De economische en handelsvoorlichting zul len met kracht worden voortgezet. Bo vendien zal in sterkere mate medewer king worden verleend aan het geven van meer bekendheid in het buiten land aan het Nederlandse produkt. In dit verband zijn twee maatregelen van belang n.l. het beschikbaar stellen van ruimere geldmiddelen om de deelne ming aan buitenlandse jaarbeurzen te vergroten en te verbeteren, alsmede het voeren van een voorlichtingsactie over een aantal Nederlandse produkten in de Ver. Staten, ln het bijzonder in die ge bieden (de Westkust van de V.S.), waar tot dusverre op dit punt nog slechts weinig is gedaan, hoewel deze een Interessant afzetgebied kunnen vor men. De mogelijkheden tot exportfinancie ring hebben reeds de gunstige weerslag van de verbetering van de kapitaal markt ondervonden. Pogingen om te komen tot hernieuwde export-financie ringsactiviteit van de zjjde van de Ex- port-Financierings-Mij hebben bevredi gende voortgang. Herstel investeringsaftrek Ook minister Zijlstra gaat in op de achtergronden van het besluit van de regering om de investeringsaftrek weer in werking te stellen. Grote waakzaam heid blijft nog geboden om te voorko men, dat het weer enigermate herstel de evenwicht tussen nationale midde len en bestedingen opnieuw wordt ver stoord. Verdere versterking van de be talingsbalanspositie is bovendien nood zakelijk. Maatregelen die tot vergroting der bestedingen lelden zijn in de huidi ge omstandigheden dan ook alleen ver antwoord indien zij belangen van zeer dringende aard dienen. Daarnaast vraagt in sterkere mate het vraagstuk van de werkgelegenheid op langere termijn de aandacht. Het is niet te loochenen, dat de in dustrie zich reeds heel wat meer in spanning moet getroosten om haar or derportefeuille voldoende gevuld te hou den. Voor de naaste toekomst ver wacht het bedrijfsleven, mede door een toenemende onzekerheid ten aanzien van de ontwikkeling van de interna tionale conjunctuur in het algemeen, dat de moeilijkheden nog wel groter zullen worden. Dit heeft ertoe geleid dat wat de investeringen betreft men niet veel risico durft te nemen. De minister acht het niet onmogelijk dat van 1957 op 1958 een teruggang in het volume van de industriële investerin gen van 10 a 15 pet zal optreden. Wil voorzover dit mogelijk is worden tegengegaan dat de teruggang van de investeringen zich tot in 1960 en mis schien nog verder zou voortzetten, dan verdient het aanbeveling om met ver sterking der stimulerende factoren niet te lang te wachten. In de huidige omstandigheden moet 't ook van betekenis worden geacht, dat een toeneming van opdrachten voor ver nieuwing en uitbreiding der industriële apparatuur reeds op korte termijn tot een zekere vergroting van de activi teit en de werkgelegenheid in de Ne derlandse industrie van investeringsgoe deren en hun toeleveringsbedrijven zal leiden. Een vergroting van het inves- teringspeil wordt bovendien verkregen, die zal leiden tot een produktiestijging, die noodzakelijk voor een belangrijk deel op uitvoer (of Importvervanging) gericht is. Dit zal derhalve eveneens bijdragen tot verdere versterking van de betalingsbalanspositie. In dit licht bezien is de correctie op de bestedings- beperkende maatregelen, teneinde de gevolgen van deze laatste binnen aan vaardbare grenzen te houden, zeker ge makkelijker te aanvaarden dan andere afwijkingen van bedoeld programma. Aan het slot van zijn nota wijst de minister erop, dat ook thans het woord in de eerste plaats aan het bedrijfs leven zelf is. De omvang van de in vesteringen, alsmede de richting waar in wordt geïnvesteerd hangen primair af van de beslissingen, welke daarom trent in de ondernemingen worden ge nomen. Het overheidsbeleid moet in de komende tijd evenals in het verleden het kader scheppen, waarbinnen het bedrijfsleven kan voldoen aan de aan gegeven investeringstaak. Met name ln verband met de tot ontwikkeling ko mende Euromarkt is dit zeker geen lichte zaak. De industrialisatienota j*aat voorts nog in op een aantal factoren, die, naar mag worden aangenomen, een belang rijke invloed zullen hebben op de Indus triële structuur van Nederland. Technische ontwikkeling In de komende jaren zullen ln ver band met de te verwachten verdere technische ontwikkeling hoge eisen wor den gesteld aan het creatief vermo gen van de industrie. Gewezen wordt in dit verband op de grote betekenis van systematisch en permanent speurwerk. Ook de kleinere ondernemingen kun nen hierbij een belangrijke rol spelen. Gezien de toenemende specialisering en mechanisering hebben de kleinere bedrijven in het algemeen een moeilij ker strijd om het bestaan te voeren dan de grote ondernemingen. Dat zal in mindere mate het geval zijn naarmate deze kleinere bedrijven zich meer spe cialiseren en meer tot samenwerking overgaan. Ten aanzien van de kernenergie wordt o.m. opgemerkt, dat de steeds voort gaande snelle uitbreiding van de gebie den waarop radio-actieve isotopen in de industrie toepassing kunnen vinden, de Nederlandse industrie voor de nood zaak plaatst de ontwikkeling op dit ge bied op de voet te volgen. Een grotere belangstelling in industriële kringen dan tot dusver wordt getoond is zeer gewenst. Naar verwacht zullen de mechanise ring en de automatisering op lange ter mijn geen blijvend structureel tekort aan werkgelegenheid ten gevolge heb ben. De minister onderneemt stappen x- '7 i*" .X. In de zesde Industrialisatienota wordt ook een overzicht gegeven van de resul taten, waartoe de industriële ontwikke ling in de periode medio 1952 tot medio 1957 heeft geleid. Evenals in de eerste na-oorlogse industrialisatie-periode (1948 -medio 1952) heeft de industriële ont wikkeling in deze tweede periode een zeer gunstig verloop gehad. Voor een bedrag van 9 miljard gulden (in prijzen van 1952 in lopende prijzen f 9,3 mil jard) werd in de Industrie geïnvesteerd. De werkgelegenheid in de industrie nam toe met 14%, waardoor de personeels bezetting steeg van 1.565.000 in 1952 tot 1.780.000 in 1957. De industriële pro duktie steeg met 40%, de produktie per werknemer was 23% hoger en de uit voer van industriële produkten steeg naar volume met 50%. Deze resultaten liggen niet onbelang rijk boven de taakstelling zoals die voor de periode 1952-'57 werd gegeven, waar bij kan worden opgemerkt dat zij in belangrijke mate beïnvloed zijn door de uitermate gunstige conjunctuur. Wat de werkgelegenheid betreft b.v. was de taakstelling voor het aantal te scheppen arbeidsplaatsen gesteld op 105.000. De MINISTER ZIJLSTRA 1~\er 31 december 1957 was het totaal aantal na-oorlogse bui- tenlandse industriële vestigin gen in ons land gestegen tot 124 dochterondernemingen en 117 deel nemingen in Nederlandse bedrijven- Het grootste deel van deze vestigin gen komt uit de Ver, Staten n.l. 69 dochterondernemingen en 36 deelne mingen; daarna volgt Engeland (17 resp. 24) en België (10 resp. 15), aldus wordt vermeld in de zesde Industrialisatienota. Deze vestigingen dragen zowel in kwantitatief als kwalitatief opzicht in belangrijke mate bij tot de indus triële ontwikkeling van ons land en tot de versterking van onze indus triële export. De meeste vestigingen verkeren nog steeds in een groeifase- Bij benadering kan gesteld worden, dat de totale omzet van de betref fende vestigingen een omvang heeft van ca. 600 miljoen gulden (excl. de olie-industrie) per jaar, waarvan ca. 60 pct. wordt geëxporteerd. De verruiming der werkgelegenheid kan geschat worden op 20.000 arbeids plaatsen. realisatie bedroeg evenwel 215.000. De investeringen hebben de taakstelling met 5 a 6 pct. overtroffen, 80 pct. hier van werd gefinancierd uit afschrijvin gen en ingehouden winst. De gereali seerde stijging van de productiviteit was met ca. 23 pct. belangrijk hoger dan de taakstelling van 15 pct. De toe neming van de industriële productie was 40 pct. tegen een taakstelling van 22 pct. Gedurende 10 jaren, 1948 tot en met 1957, werd in lopende prijzen voor 15,7 miljard gulden in de Nederlandse industrie geïnvesteerd. De productie in de industrie steeg met 79 pct. en de werkgelegenheid met bijna 23 pct. In de periode medio '52medio '57 zijn vooral de investeringen in de me taalindustrie en de chemische industrie zeer aanzienlijk geweest. Doch ook in de textielindustrie en de voedings- en genotmiddelenindustrie blijken niet on aanzienlijke bedragen te zijn geïnves teerd. Metaalindustrie en bouwnijver heid hebben ieder voor ongeveer 1/3 deel tot verruiming van de industriële werkgelegenheid bijgedragen. Opmer kelijk is dat de groei van de personeels bezetting in de algemeen zo kapitaal intensieve chemische industrie relatief het grootste was, n.l. 28 pct. De toene ming van de werkgelegenheid in de textielindustrie bleef beneden de ver wachtingen. De werkgelegenheid in de voedings- en genotmiddelenindustrie liep zelfs iets terug. De krachtige auto matisering en mechanisering in deze beide bedrijfstakken hebben ongetwij feld deze ontwikkeling mede beïnvloed. De grootste stijging van de productie trad op in de metaalindustrie (58 pet.), de chemische industrie (42 pct.), de papierindustrie (53 pct.) en de leder en rubbernijverheid (36 pct.). Van de totale industriële uitvoer namen de chemische industrie, de metaalindustrie, de textielindustrie en de voedings- en genotmiddelenindustrie 90 pct. voor hun rekening. De sterkste groei vertoonde de uitvoer van chemische producten (90 pct.) en van metaalproducten (67 pct.). Binnenkort zal de boerenkaas met een eigen rijksmerk in de handel ko men. Tot mei van dit jaar hadden alle soorten volvette Goudse kaas hetzelfde rijksmerk. Reeds lang leefde echter het verlangen, dat het boerderijprodukt, dat door bijzonder aroma en smaakvarië- teit zich van het fabrieksprodukt onder scheidt, een eigen rijksmerk zou krij gen. Dit verlangen is nu dus ingewil ligd. Boerenkaas, indien graskaas, is een Goudse specialiteit, zoals bijvoor beeld de Franse roquefort en camem bert. Het industrialisatiebeleid van de regering in de periode 1957-1962, is kennelijk geïnspireerd op de vrees, dat de industriële investeringen, die zo uitermate belangrijk zijn voor de 'kerkgelegenheid, verder en lang- auriger zullen teruglopen, dan ver- Wacht werd op grond van de beste- 27f^ePerking. Vandaar dat onver- de i hVer wordt gegaan tot het door stel v' str*e zo vurig bepleite her- Wil'w tnvesteringsajtrek. tegenheid land voldoende werkge- groeiende h^e?,pen voor zijn snel lijke mate g' met een rede' markt en evtnt-,Vei}l9heid de Eur°~ zone instappen pt de vrijhandels ontwikkeling die Met de technische bepalend zijn wat in de '-, e~~~- 1962 bereikt wordt. Men'kan zich dan ook afvragen of het V pelde industrialisatiebeleid weevol" doende is om de belangrijke doel" stellingen te bereiken, zonder dat overigens op deze vraag een ant_ woord kan worden gegeven. Immers het zal o.m. in belangrijke mate van het conjunctuurverloop, dat de vorige industriülisatieperiode zo gunstig be- invloed heeft afhangen hoe de ver dere industrialisatie verloopt. In het algemeen kan een maatregel als de investeringsaftrek, en men mag aan nemen dat deze aftrek per 1 januari 1959 weer in zijn volle omvang van 20% hersteld zal worden, juist in een aarzelende conjunctuur als de hui dige, een gunstige invloed hebben op de investeringen. Maar als de conjunctuur verder inzinkt en de recessie- scherper wordt, dan kan ook de investeringsaftrek niet genoeg bereiken. In verband, met het toe komstig verloop van de conjunctuur commer-1 is het van groot belang hoe lang de recessie in Amerika, die inmiddels diep genoeg is om zijn invloed elders in de wereld te laten voelen, nog zal duren. Dit klemt te meer aangezien de Europese economie niet, als in 1953/1954, krachtig genoeg is de in vloeden uit Amerika te overspoelen. Hoelang de recessie in Amerika nog duurt valt niet te zeggen, maar wel kan een stimulerende invloed op internationale conjunctuur uitgaan van de Euromarkt. Immers het Eu ropese bedrijfsleven zal zich moeten instellen op Euromarkt-omvattende en dus grotere investeringsplannen. Ook de Amerikanen beseffen, dat zij, willen ze voet aan de grond krij gen in de Euromarkt, voort moeten maken met vestiging van bedrijven in het gebied van de Euromarkt. De Euromarkt kan dus een geheel nieu we impuls vormen voor de investe ringsactiviteit en de conjunctuur. Er zijn dus de nodige conjuncturele onzekerheden en er zijn doelstellin gen als werkgelegenheid, Euromarkt en technische ontwikkeling, die het nodig maken dat ons land vooral in de komende jaren goed uit de bus komt. Dit zal het noodzakelijk ma- hen, dat de 'regering op haar beurt uiterst waakzaam blijft en het thans uitgestippelde industrialisatiebeleid zal moeten herzien, indien blijkt dat het niet adequaat is aan de belangen die op spel staan. Als de conjunc tuur zich niet spoedig herstelt zal men zich bovendien nationaal en in ternationaal moeten beraden wat er te doen staat. Evenals het thans gevoerde sociale en economische beleid, zal het indus trialisatiebeleid, dat daarop geen of nagenoeg geen inbreuk maakt en er dus mee te verenigen is, gewijzigd moeten worden als de omstandig heden zulks eisen. teneinde een plan te doen uitwerken om leidinggevende functionarissen van kleine en middelgrote bedrijven in staat te stellen kennis te maken met nieu we automatiseringstechnieken en om uitvoerig te documenteren over nieu we verschijningen op dit gebied. De nieuwe technieken verlagen de arbeidende mens niet tot een nummer in het produktieproces, integendeel men gaat een tijd tegemoet, waarin de kennis, het inzicht en het verant woordelijkheidsgevoel van de arbeider meer dan ooit onmisbaar zullen zijn in de industriële produktie. Dit betekent dat vorming en scholing meer nog dan in het verleden onmisbare elementen gaan vormen van het industrialisatie beleid. Euromarkt De minister heeft destijds al als zijn mening te kennen gegeven dat de Euromarkt met betrekking tot de in dustrialisatie positief moet worden gewaardeerd. Onze industrie heeft de ruimte nodig. De ligging van Neder land bestemt het tot de toegangsweg bij uitnemendheid tot de Euromarkt. Nederland Is Europoort. De vorming van een gemeenschappelijke Europe se markt zal een krachtige stimulans kunnen uitoefenen op de industriële expansie van ons land door de addi tionele afzetmogelijkheden die ont staan. De gunstige geografische posi tie in het geheel van deze markt zal ons land daarenboven voor vestiging van industrieën nog aantrekkelijker kunnen maken. Toch rijzen er met de Euromarkt ook nieuwe problemen. De Nederlandse industrie ziet zich immers voor de noodzaak geplaatst zich op velerlei gebied te heroriënteren. Aan genomen mag worden dat het verkrij gen van een sterkere concurrentieposi tie in de Euromarkt in vele gevallen slechts door een zekere concentratie van bedrijven o.a. door fusie zal kunnen worden verkregen. Mocht blijken dat er met name op fiscaal gebied zekere belemmeringen zouden zijn, die samenwerking van bedrijven in ernstige mate tegengaan, dan zal de minister niet aarzelen om in overleg te treden met de minister van financiën, teneinde na te gaan in hoeverre er mogetjlkhe- den aanwezig zijn om daaraan tege moet te komen. Ondanks de verwachting dat, vooral Amerikaanse, bedrijven zich op het ge bied van de Euromarkt zullen gaan ves tigen, die van meet af aan een Europe se capaciteit hebben, zodat het land van vestiging de volle concurrentie van meet af aan te verwerken krijgt, terwijl de volledige ruimte van een voltooide f plannen met betrekking tot de Nieuwe Euromarkt eerst geruime tijd daarna Waterweg en de kop van Rozenburg werkelijkheid zal worden, is de minis- de denkbeelden die bestaan ten aam De minister van economische zaken kondigt in de Zesde Industrialisatieno ta een nieuw regionaal industrialisatie beleid aan. Tot nu toe had dit beleid zich in hoofdzaak beperkt tot het sti muleren van de Industrialisatie in een aantal ontwikkelingsgebieden in verband met de in deze gebieden bestaande structurele werkloosheid. Het nieuwe beleid zal in principe zich meer in het algemeen gaan richten op die streken des lands, waar een ernstige acute structurele werkloosheid enof een eenzijdig gerichte migratie zich thans voordoet of in de naaste toekomst dreigt te ontstaan. Een groot gedeelte van de migratie stroom mondt uit in de Randstad Hol land. Ook dit verschijnsel wordt be trokken bij de overwegingen, die ten grondslag liggen aan het nieuwe beleid. Het nieuwe regionale industrialisatiebe leid zal zich meer bewust gaan richten op de spreiding van industriële werkge legenheid over geheel ons land. De verruiming van de mogelijkheden van vestiging aan diep vaarwater vraagt in de eerste plaats de aandacht. In de eerste plaats wordt ln dit verband gedacht 'aan de invloed van het Delta plan, Jat in zijn verwezenlijking een brug zal kannen slaan tussen het ge bied van de Nieuwe Waterweg en dat van de Wester Schelde. Na overleg met de ministers van econo mische zaken en van verkeei en waterstaat is nu beslo ten om naast de uitwerking van de ter van mening, dat het voeren van een beleid, gericht op het bevorderen /an het aantrekken van buitenlandse onder nemingen in Nederland, ongewijzigd in de naaste toekomst dient te worden voortgezet. Bezien in het licht van het tot stand komen van een vrijhandelszone klemt dit nog meer. Men beseffe namelijk wel, dat de vestigingen van dergelijke grootbedrijven wel eens een essentiële factor zal kunnen zijn welke de Euro pese oriëntatie van het bestaande pro- duktieapparaat helpt afdwingen. Daar naast dient men zich af te vragen of het weren van dergelijke vestigingen niet betekent, dat men ze naar een an der Europees land drijft, en dus straks wel de concurrentie van dat bedrijf ont moet doch de positieve kanten van een zodanige vestiging verloren ziet gaan. De totstandkoming van een vrijhan delszone wordt voor de gehele Neder landse economische ontwikkeling van bijzondere betekenis geacht. Een derge lijke zone zal echter de concurrentiepo sitie van de Nederlandse industrie als geheel niet mogen verslechteren. Ruimtelijke ordening Een verantwoorde ruimtelijke sprei ding van de industriële activiteit over geheel ons land, waarop het regionale industrialisatiebeleid zal worden ge richt, wordt voor een optimale benut ting van de mogelijkheden die de Euro markt schept van uitermate groot be lang geacht. Het principieel nieuwe element in het te voeren regionale in dustrialisatiebeleid ligt in de opzet even eens gebieden in Nederland tot verdere ontwikkeling te brengen, welke tot dus ver in industriële ontwikkeling zijn achtergebleven, ook indien er geen spra ke is van acute of toekomstige struc turele werkloosheid. zien van een havencomplex in het Sloe, op korte termijn nader uit te werken. Voorts hebben de provinciale besturen van Zeeland en Noord-Brabant geza menlijk opdracht gegeven voor de be studering van het Wester-Schelde-bek- ben„ met Westelijk Noord-Brabant. De potentiële mogelijkheden, die ln het ge bied van Delftzijl aanwezig zijn, dienen evenzeer zo volledig mogelijk te wor den benut. Vervolgens zal met name aandacht moeten worden geschonken aan het z.g. middengebied van de Randstad-Holland. In het bijzonder verzorgende en toele verende bedrijven zullen in dit gebied een gunstig gelegen vestigingsplaats kunnen vinden. Bij deze ontwikkeling is een belangrijke taak weggelegd voor de provinciale besturen en de betrokken gemeenten. Het is in dit verband n.l. van belang, dat voor de verschillende delen van de Randstad streekplannen worden opgesteld. Na het Westen behandelt de nota ove rig Nederland. De algemene probleem stelling valt te dien aanzien in drie de len uiteen: a. de nazorg" in de huidi ge ontwikkelingsgebieden; b. het vraag stuk van de voortdurende vertrekover- schotten in bepaalde delen des lands en c. het bestrijden van bestaande en het voorkomen van toekomstige structurele werkloosheid. De te treffen maatregelen kunnen worden onderscheiden in: algemeen kli- maatverbeterende en speciale stimule rende maatregelen. Wat de eerste be treft is primair van belang het vraag stuk van de verbindingen tussen de be trokken gewesten en de rest van het land. De minister van verkeer en wa terstaat zal in dit verband in de mate van het mogelijke zijn beleid in over eenstemming brengen met de belangen van de regionale industrialisatie. De trekking op industrieterreinen en indus triegebouwen. De minister stelt zich voor in de bestaande subsidieregeling voor de aanleg van industrieterreinen wijziging te brengen. De nieuwe rege ling zai. erop neer komen, dat de be- {investeringen \PRODUKTlE WFRK- GELEGENHEID Bcisi. 1940= 100 V. PELT 1949 'SO SI SP SS S4 SS SS S7 SB stimulerende maatregelen hebben be trokken ondernemer bij aankoop (of verwerving in erfpacht) van gemeente lijke industrieterreinen in plaatsen die als ontwikkelingskernen zijn aangewezen een reductie ontvangt, doordat het rijk 50 pct. van de prijs van het verworven terrein aan de gemeente betaalt op voorwaarde, dat de ondernemer op zijn minst 20 pct. van het terrein te eigen behoeve direct met industriële bedrijfs ruimte bebouwt. Ook in de bestaande regeling op het stuk van industriegebouwen komt ver andering. De nieuwe regeling zal in te genstelling tot de bestaande geen vaste onveranderlijke premie kennen, maar deze premie zal een stijging vertonen naarmate de te bouwen nuttige vloer oppervlakte groter is. Bovendien zal met de uitkering, die in gedeelten zal geschieden, reeds worden begonnen na aanvang van de bouw. In totaal zal het nieuwe regionale in dustrialisatiebeleid, dat kan worden aangeduid als industriespreidingsbeleld, in de eerstkomende vijf jaar 30 mil joen vergen, hetgeen in vergelijking met het in het afgelopen vijf jaar gevoerde beleid inzake de ontwikkelingsgebieden eer verdubbeling inhoudt. Het ligt in het voornemen op de begroting 1959 hiervoor in totaal 4lA miljoen aan te vragen. Zaterdag hebben de paters Trappisten Cherubinus en Seraphinus Lenssen uit Maastricht, twee broers, in de abdij O. L. Vrouw van Koningshoeven in Til burg hun gouden professiefeest gevierd. Pater Cherubinus heeft bekendheid ven worven doordat hij in 1939 in Canada overste is geweest van het Trappisten klooster, dat in tamelijke moeilijke om standigheden verkeerde. In 1953 waren de moeilijkheden achter de rug en keer de pater Cherubinus naar Tilburg terug. In Berkel werd hij toen rector van het klooster der Ti'appistinnen. Pater Seraphinus heeft altijd in Tilburg ge woond en is geschiedschrijver van de Trappistenorde. Pater Seraphinus is een internationaal bekend hagiograaf. INDUSTRIËLE ONTWIKKELINGSGEBIEDEN i- ZUID wfrST GRONINGEN- 4.6 OOST FRIESLAND- 39.9 BUITENPOST ESTEINOfe STERTILUE 8ERGUM R HUISTER VEEN ORACHTEN CORRECNJX GROTE6A«T rOLPER" WINSCHOTEN «WlESCHELÓO W PÉKELA Ï-M'. stadskanaal ;x: MUSSELKANAAL TER APEL MA RUM HU'ZEN •OOSTER WOLOE appelscha EERENVEEN GROOTEBROEK# HOORN OEMSyAAfl£ °HAftpÉNBERC OOSTELIJK WESTFRIESLAND 11.3 \nOQRD OOST OVERIJSSEL - 6.3 WFST N BRABANT-S.4 DRUTEN CUYK .M,Li BOXMEER 6ÈNNÊP NOORD LIMBURG-IS.- 5HM OUDENBOSCM #ETTEN "bucphen ST N.BRABANT-IS.a :|llS1l|V.PELT ACHT EU Ot NAMEN DER GEBIEDEN HET TOTAAl BE' SCHIKBARE INDUSTRIE TERREIN IN 10.000 MA IN DE CIRKELS IS HET PERCENTAGE NOG BESCHIK- BARE INDUSTRIE TERREIN AANGEGEVEN PER GEBIED TE STIMULEREN INDUSTRIEKERNEN PER GEBIED INCIDENTEEL TE STtMUtEBEM ET*NE* o-i iczn tMusrm

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1958 | | pagina 7