Vijf studies van GERARD BROM Product van een breinen in de der meest wijze Nederlanden Van boeken en schrijvers Een teken aan de hemel HET SPEL GA A T WEER BEGINNEN Plannen voor het nieuwe toneelseizoen u Klassieke muziekje op de plaat Symfonische kunst D Unieke stijl Kunnen tüij nog rekenen op Goddelijke Openbaringen? w Duitse gift voor het herstel Vertolking door meester-dirigenten m en '''''iiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiimniiiniiiiiiiiiiiiiimiiMiniiiiiniinii Hoe is hef mogelijk Indringers snijden ScEilderijen aan flarden Geen hoera-katholicisme Brom ten voeten uit Achter de woorden Vliegtuigpassagier telefoneert boven oceaan met New York Voor de St.-Laurens Amerikaans congres wil permanent V.N.-leger ZATERDAG 23 AUGUSTUS 1958 PAGINA 9 ??sta?prHtah?jL^aTyand,aIisme ls P&s* Liturgische weekkalender De affiches kondigen de eerste pre mières na de zomervakanties aan. Het toneelseizoen begint weer. Het kan heel fraai worden, als het de gezelschappen wil lukken hun bes te voornemens te verwezenlijken. In de eerste weken verkeren wij nog in de periode van de blijspelen een genre, dat bijzonder verkwikkend kan wezen als het goed beoefend wordt maar het grotere werk is ook al ter hand genomen. In Rotterdam werkt men onder regie van Ton Lutz al aan de Misantroop van Molière, met Guus Hermus in de titelrol; met de herin nering aan de Don Juan van het vorig jaar is men geneigd van deze voor stelling veel te verwachten. Om enigszins andere redenen kan men nieuwsgierig zijn naar de voorstel ling, die de Hagenaren voorbereiden van de toneelbewerking van Graham Greene's The Power and the Glory. Men kan huiverig staan tegenover dit soort bewerkingen, maar deze is tot stand gekomen met behulp van Pier- he Bost, die samen met Claude Andre Puget „Un nommé Judas" geschre ven heeft, waarin men voldoende blij- ken van dramaturgisch vakmanschap kon aantreffen. De regie is van Al- bert van Dalsum. Y?°rstellingen liggen, voor zo- nnhiie vi ^hans laat overzien, in het "t?1 J?,ISCÜiet In de tweede helft Vrok" kan men Molières Brahms I en lil Debussy en Ravel L. H. Als men een bepaalde groep li- terair-gevoeligen vraagt welke soort lectuur hen het meeste aanstaat of .liever, welk genre let terkunde hen het hevigst boeit, dan Ja' een groot aantal lezers antwoor- Jj®n: biografièën. Zij bedoelen dan ai?t de ,,vies romancées", maar de wetenschappelijk verantwoorde, li terair goed verzorgde levensbeschrij- uhgen. Een andere groep intellec tuelen zal, daarnaar gevraagd, er ""middellijk op laten volgen: en let terkundige studies. Die studies nu "toeten dan ook weer aan zekere eisen van artisticiteit voldoen en zijn niet anders dan artikelen die met weinig veranderingen in een bio grafie van bovengenoemde kwaliteit ?°uden kunnen worden opgenomen, •jet zijn biografieën in het kort; nade re beschouwingen van werken of van «Uteurs onder een bepaalde hoek ge- ?ten, vanuit een bepaald punt b.ke- *e.n. Deze soort boeken zijn dus niet zuiver wetenschappelijk, hoe erudiet, hoe verantwoord zij meestal ook zijn, blaar hebben een bijzondere geur van aunst, een heel speciale letterkundige baarde. Tot dit genre moet men zeker reke- Pen de „Vijf studies", die Gerard Brom ?eeft doen opnemen in de zo terecht Defaamde en zeer voortreffelijke Zwol- reeks van taal- en letterkundige stu- ~.les. Moge deze bundel Studies voor ingewijde een staalkaart zijn van ?°rgvuldig overwogen, uitnemend uitge- °a'anceerde wetenschappelijke menin gen over „Het Wilhelmus", „Wolff en Jjeken en de Katholieken", „Bijbel en fmrnantiek", „De Dominee in onze let terkunde" en ,,De roem van Gezelle", mor de intelligente lezer, die zelden meer een roman leest maar is over geschakeld op de biografie en het boven aangeduide genre, is deze reeks door from uitgegeven, een heerlijk ge denk. liet lezen daarvan betekent een uren- dagenlang genieten van een produkt A" een van de meest wijze breinen in ve Nederlanden. Het is tevens een °°rtdurend proeven van een stijl die persoonlijk is dat, als men eenmaal de specifieke tournure d'esprit ge tobd is geraakt, men een alinea van "rom's hand altijd zal vermogen te in deze studies niet in de ferste^laats een mededeler van al wat 'i aan voortreffelijks heeft gevonden 'f zijn letterkundige reizen-achter-het- Schrijfbureau. Zijn liefde, zowel als zijn .Wardering, uit hij voornamelijk door P® ernstige toon 'van respect die door blinkt. Lyrische opvluchten zijn er in doze arbeid niet te vinden, maar hun Plaats wordt ingenomen door een pre cieze verwoording van dat, wat zijn e aandacht heeft gevonden kozen ~.?rwerpen welke hij heeft ge- omdat stijl is bijzonder boeiend ken, b unieke definities vindt, tel- nook eeF- In één zinnetje vat hij zijn dat aa' °I vervelend betoog samen, sten? onmiskenbaar .zijn heel eigen biet u draagt, dat men een glimlach kan onderdrukken. Zonrt0til's bumor is van een heel bij- 2iin k e soort- Niet bijtend, maar hij etst bevindingen zo scherp omlijnd en zo Nrt maar krachtig op het brein van 6 lezer, dat deze, of hij het met de ge- ^ncerde mening eens Is of niet, zich i half gewonnen geeft omdat de vorm, t»5ar?.n "bom spreekt hem zo aanstaat k hij er zoveel plezier aan beleeft. Af Ooe lijNt zijn mening apodictisch door k,. bijna ePigrammatische van de L.'bgswijze, maar de goede en voor overgrote deel overtuigende bewij- p 1 die worden opgehoopt, nemen al het lichte onbehagen, dat men V.^htueel mocht ondervinden bij de on- vfholen kritiek of kritische zienswij- volkomen weg. Men is geneigd te rijgen: zo moet het zpn en niet an- L,rs; dit moet de waarheid zijn, hier „1 geen verschil van mening over be- to aan. Maar, en dit is zeer belangrijk, >'nrgens is Brom in deze Studies de Ju- hi. ..Tonans, die over leven of dood zijne meent te moeten zeggen. Hoog- W.ns wordt hij in zijn kritiek op ande- 0 P' die hetzelfde sujet of aanverwante lij werpen hebben besproken, korze- Zin' Cjn ervaring die zich uit in korte 16,,feties. uitroepen bijna, van een te- S?stelde in de bijziendheid van ande- Dan doet Brom niet anders dan kn.Jander uitroepteken schrijven als: bunn erwey dan niet het kinderlijk Sami! de bü de meester (Gezelle), die VVandelen?et z^n vo:lk lust^§ loopt te Bij het nader v, ze waarop Bro?0." van ,de wij- slaakt men vaakV6 werk gaat, Hoe is het mogelijk zovliVerZUchJ;ing,: de meningen, zoveel citatei fanSeh5a?' delijking van de literaire situatie öer te brengen in zulk levend proza' Hoe speelt de hooggeleerde schaver bft klaar om soms bladzijden te vullen ffet oordelen van anderen en desalnilt een zo persoonlijke toon door te lat®o klinken? Qat is een geheim, een van geheimen van Gerard Brom. houd het er voor, dat de j. t bij zijn kunstenaar- kUtuP- Alleen een waarachtige letter- tin^6. een taalsmeder, een taal- der JL speelt dit klaar. Bij ieder an- bare bet betoog verzand in onlees- inen kpCaPitulaties en niet-door-te-ko- bitigp,. Sen van citeringen en ontle- ■r—juist het onberekenbare, een te j afA"e van vandalisme >itoa'efd, bi] een inbraak in ^peldo0rrf n Heydenlaan te WaarT'an de. bewoners op ren Hf, f Politie kreeg van Jnel han P(. datJ m®n s'nachts gestom- £aar nnrig 0<? De politie vond bij 0bP1 ate?rekfeu Hental grammo- aanta ln stukken getrapt en een Sesnede? sebdderijen aan flarden s'gar<? i' Bovendien was een kistje in stukkl®6'^gehaald De sigaren lagen uKken door het huis verspreid. het niet-te-berekenen-elgene van de kunst, geeft Brom het volle pond. Al tijd, zoals ook in zijn studie over „Het Wilhelmus" dat, wetenschappelijk on aantastbaar, eindigt met de voor de ze bijzondere auteur karakteristieke uitspraak: Waarom deze uiterste een voud (van het Wilhelmus) nu geen ér- moe is en de weelde van zoveel rede rijkerij wél op die vraag geeft het leven alleen antwoord. En zo is het bij Brom altijd het ge val. Hij kent de grenzen der weten schappelijke studie en het is zijn en ook PROF. DR. GERARD BROM ons geluk, dat hij die weet te door lichten met het leven. Nergens ver liest hij dat uit het oog. Zijn acribie beoefent hij om der wille van het spel der wetenschap; nergens mist men het- contact, de levende aanraking met het denkende hart van de mens. Brom is Rooms in hart en nie ren, maar zelfs in „Wolff en Deken en de Katholieken" laadt hij nergens het verwijt op zich van een soort hoera-katholicisme. al geeft hij de dames ruimschoots haar deel van zijn kritiek. Het requisitoir is er des te pijnlijker door. Het moet de genen, die zoveel houden van de aar dige, gezellige dames uit de Beem- ster, hoogst onbehaaglijk te moede worden als zij, aan de hand geleid door Brom, nu eens goed nagaan wat het geloof nu eigenlijk beduidde voor deze twee schrijfsters, in het bijzon der voor de meest aantrekkelijke, de meest getalenteerde van haar bei den. Nadat Professor Brom in glijvlucht de geestelijke en religieuze situatie heeft verkend èn een groot aantal zeer scherpe luchtfoto's heeft genomen, komt hij tot de conclusie: „Geleidelijk trekken de subjectieve schrijfsters zich op het geweten terug. „Indien onze Consciëntie onze troost niet was, er was niet te leven!" (Brieven 5). Hun bevoorrechte figuur, die de sprekende naam Christina de Vrij te dragen krijgt, houdt Avondmaal op haar een tje (Willem Leevend 1, 95; VII, 188 v.). Beiden zijn en blijven de vriendinnen een soort Protestanten, waarvoor de vrijheid zoveel is als „de gezondheid der ziel", niet leerstellig en niet ker kelijk. De meest vrijzinnige persoon la ten ze zeggen: „ik ben eene waare Protestante: geen onfeilbaren Rechter over mijn denken of doen kan ik dus erkennen" (Willem Leevend IV, 119). Petje Wolff, weduwe van een hervormd predikant, eindigt ermee, bij geen en kel kerkgenootschap te horen. „O, ik ben niets niet eens Menist" zegt ze met of zonder spijt. Ze is de Hervorm de Kerk uitgegaan, omdat ze geen Avondmaal meer mocht houden, als ze zo dikwijls een preek bij Doopsgezin den hoorde; en die eis lijkt haar alles behalve protestants (Naber, 184). Heeft Vondel toen hij zich bedrogen voelde door de Hervorming, die gezag in plaats van vrijheid gaf, principieel de traditie van de Moederkerk gekozen, Betje Wolff is op een andere manier consequent, door de vrijheid tot het einde toe te volgen, tot haar weg dood loopt. Kalvinisten houden Socrates, Erasmus en Hugo de Groot, waarvan het portret de tuinkoepel in Beverwijk versierde, voor verloren of verdachte geesten, maar deze drie staan Katho lieken nader. Met dat al blijken Wolff en Deken onder Christendom iets an ders te verstaan dan Katholieken, want de schrijfsters kennen geen Kerk, geen leer, geen eredienst". Dat is Brom ten voeten uit. Met een klinische blik beschouwt hij de fei ten en kiest met een griezelige ze kerheid het mes dat het diepst snijdt: Christina de Vrij houdt Avondmaal op haar eentje. Niet „alleen", maar ,,op haar eentje" (de formulering is karak teristiek voor het doel dat hij wil berei ken). Hier zegt Brom al dat „zij niet leerstellig en niet kerkelijk zijn". Dan haalt hij de „meest vrijzinnige per soon" aan, ook weer zo'n punctie. De bijvoeging bij Betje Wolff: „weduwe van een hervormd predikant", alsof we dat niet wisten, laat precies het licht vallen dat Brom nodig heeft voor zijn volgende inkeping: „O, ik ben niets niet eens Menist, zegt ze, met of zonder spijt." Hij laat Betje, toch waarlijk een goede vrouw, die heel veel voor haar medemensen over had en die toch waar achtig wel eens buiten het perk van haar natuurlijke goedheid zal overge sprongen zijn naar de bovennatuurlijke, niet de kleinste marge, als zou zij wel eens spijt kunnen gevoelen over haar vrij-zijn. Niet in wat er staat. Daar staat: dat zij misschien spijt heeft gevoeld, maar Brom formuleert het zo, dat een ieder voelt dat hij zeker weet dat ze er geen spijt, geen enkele spijt over heeft gevoeld. Het is bijna unfair, al heeft hij alles mee wat Betje ooit over dit onderwerp gezegd heeft. Op schrift dan. Want zij zal veel gevoeld en ge dacht hebben dat zij niet heeft opge schreven, al was zij dan ook een van die mensen, die een groot, een overgroot deel van hun leven in de epistolaire of andere stelkunst verdisconteren. Het aanhalen van Vondel is een dolkstoot voor de letterlievende vrouw, die rijm de en schreef zoals een vink slaat. Rijm de is voor wat zij vaak deed nog te veel; soms praatte ze alleen maar in de maat. Och heer, en dan nog even daar boven op: Socrates, Erasmus en Hugo de Groot. Wat wist Betje van de Griek se jeugdbederver? Van een zo uiterst problematische natuur als de Rotter damse renaissancistische humanist en het Delftse wonderbrein, dat oneindig meer kon bevatten dan uit alle boeken te weten viel die hij, mèt Loevesteijn, ontvluchtte? Dat „iets anders verstaan onder christendom dan katholieken" is de genadeslag. Het klinkt afschuwelijk, juist door de negativiteit van de uit spraak. „Betje en Aagje gevonnist" zou een goede titel zijn voor het verslag van deze ganse procedure. Hier wordt de zekerheid van de wetweter uitge speeld tegen de beklaagde die meende niet anders te kunnen doqn dan z;j ge daan heeft. Ook in „De Dominee in onze litera tuur" heeft Brom soms die apodictische houding. Zo, waar hij plompverloren zegt; „en Van Deyssel heeft duidelijk ge noeg gemaakt, dat hij met zijn scheld partijen, toevallig op teksten van de dag uitgeschreeuwd, woordkunst bedoel de zonder meer. Dit „zonder meer" is zonder meer onjuist. Hier rekt hij het elastiek van zijn bewijs zo hevig dat de rek eruit gaat. Maar die handelwijze heeft dit voor, dat men zo niet gesticht, dan toch getroffen wordt door het scherp hanteren van de taal; van dat wat achter de woorden leeft. Tel kens zorgt de schrijver voor verras singen, voor spitse puntigheden, ge formuleerd als hij alleen dat slechts kan. Deze gehele bundel studies leest men dan ook uitermate geboeid door. Later eerst, veel later, overweegt men verscheidene van zijn boude uitspra ken in het hart en dan blijft er veel Befje Wolff en Aagje Deken naar een gravure van A. Cardon. waarover men zou willen discussië ren. Maar of men dat met een zo scherp brein, zulk een monumentale erudiet als Brom zou kunnen, valt sterk te betwijfelen. Hoe dan ook, deze Zwolse herdruk is een spannend lees-, leer- en denk- boek. Van hoevele wetenschappelijke studies kan men dat zeggen? Het past dan ook professor Gerard Brom dank te betuigen voor zijn uitnemend be langrijke en boeiende arbeid in deze bundel neergelegd. J. W. HOFSTRA Van de zijde van de Israëlische lucht vaartmaatschappij „El heeft het A.N.P. vernomen, dat voor de eerste maal in de geschiedenis van de lucht vaart een radio-telefonisch gesprek over zeer lange afstand is gevoerd tus sen een passagier in een vliegtuig en de grond. Gisteren bevond een „Bris tol Britannia" van de „El Al" zich boven de Noord-Atlantische Oceaan ten zuiden van Groenland, toen één dér passagiers radio-telefonisch een ge sprek voerde met zijn echtgenote, die zich op dat ogenblik in een hotel in New York bevond. Een proefgesprek voor een lange af- standsverbinding per radio-telefoon had plaats gevonden, toen het toestel boven Genève vloog en een der leden van de bemanning, die de radio bediende langs deze weg een gesprek voerde met de luchthaven in New York, een afstand van vele duizenden kilometers. ZONDAG 24 aug.H. Bartholomeus, apos tel; eigen mis: 2 geb. v. d. 13e zondag na Pinksteren; credo; pref. v. d. apostelen; rood. Den Bosch: Kerkwijding van de ka thedraal; mis Terribllis; 2 geb. v. d. 13e zondag na Pinksteren; credo; wit. MAAN DAG: H. Z-odewijk, belijder; eigen mis; wit. Utrecht, Groningen, Haarlem, Rotter dam en Roermond: H. Gregorius, bisschop belijder; mis Sacerdotes: 2 geb. H. [.ode wijk wit. Den Bosch; H. Bartholomeus, apostel; eigen mis; 2 geb. H. Lodewijk; credo; pref. van de apostelen; rood. DINS DAG: Mis van de 13e zondag na Pinksteren; 2 geb. H- Zephyrinus: groen. WOENSDAG; H. Josef Calasanctius, belijder; eigen mis; wit. DONDERDAG: H. Augustinus, bis- schop-belijder-kerkleraar; eigen mis; 2 geb. H. Hermes; credo; wit. VRIJDAG: Ont hoofding van de H. Joannes de Doper; eigen mis; 2 geb. H. Sabina; rood. ZATER DAG: H. Rosa van Lima; mis Dilexisti; 2 geb. H.H. Felix en Adauctus; wit. ZON DAG 31 aug. 14e zondag na Pinksteren; eigen mis; 2 geb. H. Raymundus Nonnatus; credo; pref. v. d. H. Drieëenheid; groen. Er is onlangs hij de Spaarnestad te Haarlem een boekje verschenen, dat zo'n actuele betekenis heeft, dat wij ons verplicht voelen onze lezers erop attent te maken. Het heeft tot ti tel: „Aan de hemel een groot teken". De schrijver is de journalist J. W. Hof wijk. Prof. mag. dr. C. Friethoff O.P., de bekende theoloog, heeft er een prij zende inleiding bijgevoegd. Tenslotte is het boekje van het Kerkelijk „Imprima tur" voorzien. Hiermee is wel meer dan voldoende aangegeven, dat men dit werkje met vertrouwen ter hand kan nemen. Het onderwerp, dat behandeld wordt, is de be langrijkste maar ook veel omstre den kwestie van de herhaalde ver schijningen van O.L. Vrouw in de laatste honderd jaar. Daar wordt tegenwoordig, vooral naar aan leiding van het eeuwfeest van Lourdes, heel wat over geschreven en gepraat. En daar om is het ronduit verheugend, dat een leek hierover zijn mening zegt. Ge leerde boeken zijn er genoeg over dit thema, maar aan het bestuderen daar van komt de gewone gelovige als regel niet toe. Hofwijk behandelt zijn thema op echt journalistieke wijze, zowel wat de vorm als de aanpak betreft. In tel kens kleine hoofdstukjes, elk van een pakkend opschrift voorzien ontwerpt hij eerst een beeld van de geestelijke si tuatie van de huidige wereld. Dat lijkt op een vrij somber en pessimistisch eindoordeel uit te lopen. Maar daarte gen waarschuwt de schrijver met alle nadruk. Hoe somber de toestand ook schijnt te zijn, Christus' bemoediging „Weest niet bezorgd" (Lc. 12.32) is en blijft de meest betrouwbare basis voor vertrouwen. Overigens blijft dit troostende woord van de Verlosser geheel in de lijn van Gods heils handelen in het Oude Ver bond. Daarop wijst de schrijver op bij zonder overtuigende wijze, die voor me nigeen een openbaring zal zijn. Daarin immers doorbreekt de levende God zo wel de mytische wereldban als de hei dense politieke wereldmachten. Het Oude Testament, zegt Guardini, toont de gelovende mens, wiens leven in over eenstemming met het verbond zin kreeg door het handelen Gods. Dit voortduren de ingrijpen van God, waarvan het Oude Testament vol is, komt tot hoogtepunt in de menswording van Christus. Hoewel bij de afsluiting van het Nieuwe Testament de goddelijke Openbaring alleen heeft meege deeld wat nodig is voor het heil der mensen, betekent dat niet, dat God Zich daarmee verder een „zwijgplicht!' zou hebben o'pgelegd. Trouwens, de geschie denis der Kerk bewijst duidelijk, dat het charismatisch element in haar voortdu rend levend blijft. God blijft Zich ma nifesteren, en Hij doet dat zoals het Hem goeddunkt, zonder daardoor het door Hemzelf in de Kerk ingestelde nor male leergezag ook maar in het minst aan te tasten. De vraag waarmee de schrijver zich bezig houdt is nu of de verschillende Maria-verschijningen belangrijk genoeg zijn voor een plaats in de reeks Gods manifestaties, die wij uit de Openbaring kennen. Hij stelt daarbij voorop, dat de verschillende verschijningen van O. L. Vrouw geen toevallige gebeurtenissen zijn. Zij hangen onderling samen en krij gen bun eigenlijke betekenis eerst, wanneer wij ze leren zien in een veel groter verband, in de samenhang met alle ons bekende Godsopenbaringen. Hof wijk gaat uitvoerig en zeer duidelijk op dit vraagstuk in en concludeert, terecht, dat de hemel voor ons niet „dicht" is. Men kan daaover natuurlijk zeer zwaar redeneren, maar hoe men het wendt of keert, men zal tenslotte moeten toege ven, zoals de schrijver zeer juist op merkt, dat de enig-goede houding tegen over deze „bovennatuurlijke gebeurte nissen" bepaald wordt door de genade, die een grote nederigheid veronderstelt. En vanuit die houding wordt ons dan duidelijk, dat de hele reeks Maria-ver schijningen bijzonder goed past in het "1 zien rij het gezel- w de htelrol zal spelen It ogenblik nog niet bekend. Jan Mr.sch heeft hem, enkele jaren geleden, het laatst in het Nederlands glspeeld. Nadien is Jean Vil„r in deze rol in het Holland-Festival opgetreden. Als het om grote namen uit de toneellite ratuur gaat, dan kunnen wij doorgaan. Voor de liefhebbers van Shakespeare en wie rekent zich daar niet toe is het vermeldenswaard, dat de Haag se Comedie denkt aan een opvoering van De Koopman van Venetië (de .ezetting staat nog niet vast), het nieu we zuidelijke toneelgezelschap „En semble" aan De getemde Feeks, waarvoor ae Engelse regisseur Michaël Warre is uitgenodigd, bekend van de openluchtvoorstellingen van Thea ter. Nederlands klassieke toneelschrij vers hebben ook de aandacht: Ton Lutz, die op dit gebied fraaie prestaties heeft geleverd, vooral met Moortje, denkt ernstig aan Hoofts Warenar; de Ne derlandse Comedie overweegt om be halve Vondels Gysbreght ook diens Adam in Ballingschap op te voeren. Ook komen wij de namen tegen van Henrik Ibsen (De Volksvijand bij En semble), August Strindberg (Freule Ju lie bij de Nederlandse Comedie), Georg Büchner tweemaal (Dantons dood bij alweer Petér Scharoff naar ons land uitnodigde. De Nederlandse Comedie denkt hem dit seizoen Het Landgoed Stepantsjikowo van Doatojeski te laten regisseren. Naar Tsjechow, die men vooral door zijn toed en hier is gaan waarderen, zal dit seizoen ook de aan dacht van het Rotterdams Toneel uit gaan, dat een opvoering van De Meeuw overweegt, een van zijn eerste stukken. Alexander Ostrowsky's De mooie man behoort tot de plannen van Ensemble. Zuidelijk Toneel van wijlen Louis Saal- born en Lo van Hensbergen het vorig seizoen in Brabant begonnen is. Mede door de opheffing van het Nieuw Neder lands Toneelgezelschap heeft men een aantal speelster en spelers van naam verzameld en een repertoire opgesteld, die beiden in staat zijn het vertrouwen te wekken. Naast Marijke Bakker, die op eigen verzoek van Theater is over gekomen, treft men er Andrea Dom burg, Rie Gilhuys en Nell Koppen aan. iï.JSS Johan Elsensohn Nell Koppen Frits van Dijk „Ensemble". nu bij mmrnrn II ~l j f I nj-|_n I „_l Caro van Eijck „Theater". Rie Gilhuys Andrea Domburg „Ensemble". de Nederlandse Comedie en Woizzek b« het Rotterdams Toneel). Na de suc cessen, die zowel Theater als de Haag se Comedie met stukken van O'Neill hebben geoogst is het niet te verwon deren, dat men opnieuw naar zijn werk grijpt: Theater komt met „The leeman Cometh De Haagse Comedie denkt aan „A touch of a Peet" en Ensemble aan Ah Wilderness, in Nederland reeds eerder gespeeld onder de titel „Een Liefde Anno 1906". Een nieuw stuk van Tennessee Wil liams is van Theater te verwachten: „Orpieus Descending", dat in 1957 in New York zijn première heeft beleefd. Hetzelfde gezelschap overweegt ook een opvoering van een nieuw stuk van Wil liam Inge: Dark at the top of the stabs. Minder nieuw het dateert van 1939 maar in Nederland nog niet eerder gespeeld is „The Family Reunion" van T. S. Eliot, waarvan de Haagse Come die een opvoering beoogt. Het is geschre ven voor de Cocktailparty en na De moord in de Kathedraal. in dit overzicht zjj ook nog het een en ander aangestipt over het Russische toneel, dat in Nederland een apart hoofdstuk is gaan vormen sinds Rika Hopper enkele tientallen jaren geleden Van de hedendaagse schrijvers in de Nederlandse taal zullen, naar het zich laat aanzien, ook enkele stukken worden opgevoerd. Het Rotterdams Toneel noemt een nieuw stuk van Hu- go Claus, dat „Suiker" heet. Theater meent in Jan Staal een veelbelovend Nederlands toneelschrijver gevonden te hebben; het gaat zijn „De laatste Verlofganger" spelen, dat onlangs met de Van der Vies-prijs is bekroond. De Nederlandse Comedie komt met „De zwanen van de Theems" van de jonge schrijver Cees Noote- boom, die enkele jaren geleden succes heeft gehad met zijn vrij lyrische ro man „Philip en de anderen"; hij heeft ook een dichtbundel uitgegeven en publiceert geregeld gedichten in De Gids. Het aanschijn van de gezelschappen, die al deze en nog andere schone plan nen voor ons in petto hebben, is over het algemeen weinig veranderd. Het tableau de la troupe van Ensemble trekt de aandacht. Zoals men zich herinnert is dit een nieuw gezelschap onder directie van Robert de Vries, An- ty Westerling en Marius Kip, dat op steviger basis zal voortzetten wat het Ook Johan Elsensohn heeft zich in de gelederen van dit gezelschap geschaard. Jan Retèl is de vaste regisseur. Theater in Arnhem is versterkt met Caro van Eijck en met Frits van Dijk. Het gezelschap groeit gestadig aan in kracht en artistieke betekenis. Ellen Vogel, die het vorig jaar nog als gast bij de Nederlandse Comedie op trad, is nu wederom vast aan dit ge zelschap verbonden. Guus Hermus blijft gastspeler, o.a. bij het Rotterdams To- neel. Een nieuwe verschijning is het te Am sterdam gevestig le „Kamertoneel", dat zowel reizend theater wil zijn voor kleinere plaatsen als gezelschap, dat zich op het hier weinig gespeelde „ka mertoneel" toelegt. Het vormt geen vast ensemble, maar rekent wel op een vaste kern van speleis, die ook elders, bij radio en televisie en film, optreden, zoals Fien Berghegge, Paul Storm en Robert Sobels. Laten we hiermede volstaan. Zoals steeds aan het begin van "en nieuw sei zoen zijn we wederom vol verwachting, zelfs al heeft de ervaring geleerd, dat juist de mooiste Jannen de neiging hebben plannen te blijven. We zullen zien. universele heilsplan van God, Die wil, dat alle mensen zalig worden. Het komt er dan maar op aan. dat liefdevolle teken van God te willen verstaan en vooral erop te antwoorden overeenkom stig zijn bedoeling. Want die bedoeling is een uitdrukkelijke waarschuwing, een herinnering aan Gods bestaan, die een maal de onverbiddelijke Rechter zal zijn van levenden en doden. Het is een oproep tot geloof, tot boete, tot bekering, zonder welke er geen zalig heid mogelijk is. 'Dit alles gaat de schrijver in bijzon derheden na. Telkens plaatst hij zijn verklaringen tegen de achtergrond van de moderne levenshouding der mens heid. Zo wordt zijn boekje een vurige aansporing niet blind te willen zijn voor wat toch onmiskenbaar een goddelijke tussenkomst moet genoemd worden, een liefdevol beroep van God op de mens om zichzelf te beveiligen tegen het gevaar verloren te gaan. Wij kunnen dit mooie boekje van harte aanbevelen. Het stemt tot vruchtbaar en heilzaam nadenken. Het is bovendien uiterst leerzaam als waardevolle hulp om in deze zaken een verstandig ge sprek te voeren. Tijdens een bezoek aan de in de oor log grotendeels erwoeste Grote of St - Laurenskerk te Rotterdam, die wordt gerestaureerd, heeft bisschop dr. Jaco- Di uit Oldenburg in Duitsland vrijdag een bedrag van 90.000 DM overhandigd aan de voorzitter van het college van ge committeerden tot de zaken der n.h. ge meenten te Rotterdam, dr. H. J. Eyk- man. Dit geld was bijeengebracht door de president van de Duitse bondsrepubliek prof. Heuss en de Westduitse Evange lische Landeskirchen als bijdrage in de restauratie van de kerk. De bisschop, die het initiatief hiertoe nam, zei bij het overhandigen van de gift, dat deze bedoeld is om de kloof tussen Nederland en Duitsland uit het verleden te overbruggen. Het geld is bestemd voor twee ra men, maar het is nog niet bekend hoe deze zullen worden uitgevoerd. De Amerikaanse Senaat heeft gisteren een donderdag door het Huis van Af gevaardigden aanvaarde resolutie goed gekeurd, waarin het Congres de V.N. verzoekt een permanente militaire macht der V.N. te vormen welke toezicht zou moeten uitoefenen in gebieden waar „de toestand de vrede en veiligheid in ge vaar brengt". De Senaat had aanvankelijk een V.N.- macht naar het model van de politie- troepen in het Midden-Oosten gewenst. e oogst aan klassieke symfonie- en was de laatste tijd groot. Niet minder dan vier 30 cm- LP's heb ik ditmaal allereerst onder de aandacht van de discophielen te bren gen. Ze bevatten uitsluitend Haydn en Mozart, en de dirigenten zijn resp. Szell, Klemperer en Münchinger. Aan het muziek maken in grote, klassieke stijl is dus geen gebrek. Van George Szell zijn twee Fontana-platen met zijn eigen Cleve land Orchestra. Op 699 504 CL speelt hij twee Haydn-symfonieën, n.l. No. 88 in G (die inzonderheid balletlief hebbers goed kennen van „Quatre mouvements" bij het Ballet van de Ned. Opera) en de zogen. „Londen- se symfonie, No. 104 in D„ twee zeer BRAHMS voortreffelijke specimina van de tin telend geestrijke musiceerstijl die Haydn als symphonicus gevestigd heeft. Voor Szell en zijn uitstekend or kest is Haydn een uitgezochte compo nist, omdat de academische precisie, waarmee Szell dirigeert, juist is wat de puntige droge geestigheid van Haydn vergt. Men kan dus wat Haydn betreft al moeilijk beter terecht dan bij deze vertolkingen. Ook Fontana 699 501 CL, waarvoor Szell met zjjn orkest Mozart speelt, ver dient ernstige overweging bij de toe komstige kopers, met dien verstande, dat men hier nog wel eens met de di rigent van mening kan verschillen. Nu speelt hjj juist de beide laatste sym fonieën. die in g K.V. 550 en de C-dur symfonie K.V.551, oftewel de Jupiter- symfonie. Die zijn niet alleen maar, of ook niet bepaald overwegend geschre ven in een monumentale, als het ware in marmer verwezenlijkte stijl. Ze zijn dermate universeel, dat ze ook een gro te mate van gemoedstederheid bezitten en gevoelsexpressie vereisen, terwijl Szell van huis uit meer is ingesteld op de lijnen en de in vlakken tegen elkaar geplaatste kleuren en onderdelen. Dat geldt ook voor de Jupiter-symfonie, die van een verheven gevoelsnoblesse ge tuigt, gelijk het Andante inzonderheid manifesteert. Szell is daar zeer gespan nen en puntig-ritmisch in, wat men slechts kan bewonderen, doch de diepte van deze bewogenheid peilt hij niet helemaal. De fugatische Finale is daar entegen alleen maar bewonderenswaar dig om zijn tot de laatste noot helder gerealiseerde stemvoering. Wat die Jupiter-symfonie betreft, ben ik dan toch geneigd de erepalm uit te reiken aan Klemperer, die haar voor Columbia CX 1257 gespeeld heeft met het Philharmonia-orkest, dat ook dit dient in aanmerking genomen een soepeler instrument is dan het Cleve- iand-orkest. De in zijn realiseringen nog al sterk ongelijke Klemperer heeft hier een van zijn beste reproducties ge maakt, die hem weer eens volledig doet verschijnen als de grote man die hij ei genlek is. Zijn grootheid spreekt dan daaruit, dat hg juist de universaliteit van dit unieke werk volledig omvat: zowel het monumentale karakter en de volmaakte evenwichtigheid van de bouw als de wonderbaarlijke gevoelig heid van de muziek, die hij in de fijn ste gradaties van de klank hoorbaar maakt. Zeer fraai is ook Mozarts sym fonie in A K.V. 201,* welke met de Ju- pitersymfonie op deze plaat gekoppeld is. (Ook deze symfonie is zeer bekend geworden door het ballet, dat Rudi van Dantzig voor het Ned. Ballet heeft ge zet). Men krijgt het stuk in een fijne kamermuziekstijl, en hoe magnifiek ook, gehee- doen vergeten kan het mij toch niet, dat Eduard van Beinum deze sym fonie al eens eerder voor Philips met een meer bewogen cantabiliteit gemaakt heeft. Nochtans: met deze Mozart- plaat van Klemperer heeft men nu wel een toppunt op dit gebied bereikt. Karl Münchinger dirigeerde de Wie ner Philharmoniker voor Decca LXT 5369 eveneens in twee Haydn-symfonie ën, n.l. ook de bovengenoemde „Lon- dense" en de Symfonie No. 96 in D. die de bijnaam „Miracle" heeft gekregen. Münchinger is een groot autoriteit op het gebied van de klassieken, maar hij is minder veelzijdig dirigent. Hij past mij wel eens iets te veel een musico logische theorie toe, waarvan het nog de vraag lijkt of die voor Haydn wel hele maal opgaat. Hij laat, ambachtelijk ge zien, ook wel eens een rare steek val len, maar hij ontsteekt daartegenover ook vaak een frappant licht over de partituren. Van de romantische klasslcist Brahms zijn er twee symfonieën, de Eerste eveneens ddbr Klemperer met het Philharmonia-orkest op Columbia CX 1504 en de Derde door het Züricher Tonhalle Örchester onder leiding van Otto Ackermann op MMS-28. Ook in Brahms is Klemperer zeer energiek en krachtig. De spanning verslapt geen ogenblik, maar hij is ook wel enorm Duits, zwaar en hoekig. Dit is een gangbare visie op Brahms en men mag dan zeggen, dat Klemperer deze in een zeer grote vorm vertolkt. Jon gere generaties kennen intussen een meer lichte en vloeiende verklanking en daarvan geeft Ackermann in zijn le zing van de Derde een treffend voor beeld. Natuurlijk: de Eerste is Beetho- veniaans, zij is moeizaam en worste lend. De Derde is veel lyrischer en de meest evenwichtige van Brahms' vier tal. Die evenwichtigheid en dat bezon nen, behaaglijk wezen van het stuk treft Ackermann dan ook prachtig. Met die van Van Beinum behoort deze vertol king tot de beste hedendaagse lezingen. Moderne „klassici" leverde Capitol met P 8395: Debussy, „La Mer" en Ra- vel, tweede suite uit „Daphnis et Chloé", gespeeld door het Los Angeles Philharmonic Orchestra onder leiding DEBUSSY van Erich Leinsdorf. Een uitstekend or kest, dat een soepelheid van toenvor- ming kent, die voor Amerikaanse or kesten zeldzaam is. De klank is heel mooi, de vertolkingen zijn wel goed, maar niet opvallend best. Leinsdorf de tailleert wat veel. waardoor de grote lijnen verbrokkelen en de dynamische spanningen worden aangetast. De toon- vorming die hij nastreeft, lijkt soms overprecieus en dit is dan jammer ge noeg wat schadelijk voor deze uit een oogpunt van beschaafdheid van de klank toch heel opmerkelijke opname, die het grote voordeel van een zeer at tractieve koppeling biedt Een kleine plaat met twee kostelijk heden uit het lichte genre: Philips 45-t 400 059 AE met de eerste entr'acte en de tweede balletmuziek uit Schuberts „Rosamunde" door Szell met het Con certgebouworkest gespeeld in een ver leidelijk helder geluid. Tot slot Decca LW 5326 met de sym- ronische suite „Antar" van Rimsky- Korsakoff door Ernest Ansermet en zijn Orchestre de la Suisse Romande. Oos terse sprookjesmuziek, kleurrijk en af wisselend, breed verteld en tonig ge schilderd. Daarin was Rimsky een meester. Decca maakt zich zeer ver dienstelijk door vele van Rimsky's wer ken in dit genre op de plaat vast te leggen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1958 | | pagina 9