In Hulster Ambacht en Land van Waes Stoet op niveau hoog c 3 Versterkte twijfel I Lokeren voste vlijtig mee en I Aardenburg kijkt spijtig toe j 1 De verhouding tussen de mens en de techniek Referaten door ir. J. A. C. Tillema en prof. dr.R. C. Kwant O.E.S.A. O B Bijtsen?... Prachtbijts Ceta-Bever! spookpaard LI Moderne Jonas in een haai ZATERDAG 27 SEPTEMBER 1958 PAGINA 11 Door FRED THOMAS B" IM lüü wil Studiedag voor ONRI en KAB Katholiek Contact bureau huwelijks bemiddeling bestaat tien jaar Georganiseerd overleg lager onderwijs Oorspronkelijk detective-verhaal door MARTIN MONS De Reinaert-cultus is een epidemische ziekte Morgen trekt de Reinaert-stoet ten tweede male door Hulst. En hopelijk is de Vos zijn stad nogmaals welgezind met wat zon en zoelte op het kritieke uur. Hopelijk, want er is geen stadspatroon zó onbetrouw baar en niets ontziend als de cynische held uit het dierenepos, „de felle met den rooden baerde", staf en monnikspij ten spijt. Het geestelijk gewaad geeft hem iets van Sinterklaas, met dit verschil, dat in de Goedheiligman kinderen geloven, in de Vos volwassenen. Zij geloven in hem en vereren hem, verdiepen zich in zijn handel en wandel, pelgrimeren naar het pad zijner schande als naar een gewijde plaats, verheffen hem in de kunst, maken hem tot middelpunt van velerlei festiviteit, volgen zelfs zijn vaan in de lokale politiek: een Vossen-Iijst veroverde bij de verkiezingen te Hulst 4 van de 11 zelels en heeft twee wethouders geleverd. Men zou mogen spreken van een Reinaert-cultus, die zich verbreidt door heel het grens gebied: Hulster Ambacht en Land van Waes, een epidemische ziekte, in hoge mate infectueus. door Reinaert wreed onthalsde hen, die ten grave wordt gebracht in een originele, luisterrijke lijkwagen, tot voor kort te Zaamslag in gebruik. Aan de wagen is een grote krans ge hecht, afkomstig van de Eiermijn te Roermond. Zoals ook thans nog ge- bru kelijk volgt de naaste familie in ganzenmars, voorop Canteclcer, de zwaarbeproefde, allen diep in de rouw, zelfs kam en lellen zwart. Bij zonder fraai is de rouwmuziek: treur- hanen met klarinet en saxofoon, bla zend de dodenmars van Chopin. De Het is ongeveer zó, dat Reinaerts snuit tot Hulst reikt, de stad van zijn geest, zijn adem vervuld, terwijl Gent hem nog juist bij de staart heeft, óók rechten doet gelden. Er waren zondag te Hulst mensen uit Gent, die plannen hebben voor eveneens een Reinaert- stoet. volgend voorjaar of zomer. In Sint Niklaas Waes resideren de Rei- naert-topograaf Broeder Aloys, de Rei- naert-troubadour Anton van Wilderode; de stad heeft niet voor Hulst willen on der doen en gaf de Vos zijn tweede monument. Ook Lokeren vost vlijtig mee, bezield door oud-advocaat Mr. J. van Winckel. En van een afstand kijkt Aardenburg spijtig toe, beschouwt de Vos al evenzeer als historisch bezit, maar komt ,er na Hulst en Waes nau welijks aan te pas. Hier heeft men de zaak ook grondig aangepakt: Reinaert- dagen en Academische zittingen, Rei- naert-tentoonstellingen, tracering van het Reinaertspad, een soort heilige weg van Hulst naar Gent, kasteel Nautax als min of meer een „Ordeburcht", Reinaert-rally, monumenten te Hulst en Sint Niklaas, een stoet te Hulst en straks in Gent. In de Vossenstad bij uitnemendheid, in Hulst, werken twee comité's, het Reinaert-Comité en het Optocht-co mité. Men ontmoet er dierenarts Col- sen in, oomzegger van de Vrije Ve- ren-Colsen uit Sas van Gent, en min stens zo actief. Willem Colsen is autochtoon, evenals secretaris Cyril Vercauteren, leraar aan de Middel bare Landbouwschool. De gymnastiek leraar aan het Lyceum, Dé Stolte, en de artistiek adviseur, tekenleraar Cor Verdonschot, zijn Import, maar zo mo gelijk nog erger van Reinaert bezeten. En het wonderlijke is: eenmaal in dit grensland, te Hulst of in het land van Waes, raakt men ongemerkt in de ban van de Vos, gebiologeerd door de rosse schelm, de infame vleier en intrigant, die toch zo helemaal thuis is in dit vriendelijke oord, tussen lie ve mensen, dit hoekje Vlaams Arka- dië, zoals het op die tsinxen daghe met groenen loveren was bevaen. En het wonderlijke is, dat men ook in derdaad in de Vos gaat geloven, in zijn baarlijke aanwezigheid, sluipend in het late uur langs de erven, ver schietend als een snelle vlam, een weerlicht tussen de haghedochten. En dat Maupertuus werkelijk bestaat, niet slechts een vossenhol, maar de roof burcht zelf, wijdvermaard, waar Her- meline troont en de welpen stoeien: Reinardijn, de oudste zoon 't ste kelhaar staat reeds zo schoon aan zijn jonge baard te prijken en Ros- seel, die kleine dief. En waar kunnen wij in Hulst beter wonen dan in het gastvrij huis van Mr. H. van Son op de Houtmarkt, ook een Maupertuus vanwege zijn ambt van r,-'vhtsgeleerde, een huis geheel in Rei naert» teken' geportretteerd aan de wand, ai» bééld in de hoek, geconter- feit in glas en lood en heel de schrif tuur in de boekenkast. Waar wij uitzien uit ons_ slaapvertrek op de toren van de Basiliek, de veel becritiseerde be kroning in beton, die wy geleidelijk aan gaan waarderen. En die sinds kort een stem heeft, een carillon bezit, dat gehoord mag worden. Al moet men altijd voorzichtig zijn met de Keus der lied jes op de trommel. Is het niet onlangs gebeurd bij een begrafenis, dat juist terwijl de in groot ornaat gestoken die naars van het zwarte werk in uiterste waarneembare gelatenheid stonden te wachten op de haar, de klokken opeens de stilte verbraken, hen als het ware persoonlijk toezongen: „Ferme jongens, stoere knapen, foei, hoe suffend staat gij daar!" Wij zijn echt een beetje thuis in Hulst en ontvingen dan ook een invitatie voor de ontvangst, ter ere van Reinaert op het stadhuis. Burgemeester Lockefeer, zeer autochtoon, was hier gastheer, het gesproken woord opwekkend, de ere- wijn voortreffelijk. En het waren de woorden van Anton van Wiiderode's proloog, die ons hier begroetten: Vrienden van den Vos Reinaerde, van den feilen metten baerde! wilt vanwege Tiecelijn, de gezwinde wijdvermaarde rave, hier den groet aanvaarden en in Hulst zéér welkom zijn!" Helaas was Van Wilderode zelf niet aanwezig, maar verder waren zij met velen, de vrienden van de Vos, gekomen van beide zijden van de grens. Zoals de monumentale, blozend-blakende Broeder Aloys uit Sint Niklaas, van wie het ge rucht gaat, dat zijn studeervertrek is ge meubeld met alleen maar asbak ken. Broeder Aloys, literair spoorzoeker nummer één, kent elke plek tussen Gent en Hulst waar Reinaert zijn prent heeft achtergelaten. Wij hadden er ook een lang gesprek met de Franse Canadees John Flinn, onlangs aan de Sorbonne te Parijs gepromoveerd op „Le roman du Renard", voorloper van de Rei naert. Hij had een speurtocht beëindigd langs de kerken van West-Europa en hier gezocht naar sporen van Reinaert in de sculptuur der oude koorbanken, met als verrassend resultaat, dat zij talrijk bleken in Frankrijk maar ook in Noord- Italië, in West-Duitsland, in België; het minst in Nederland. Hij was enthousiast over de Reinaert-sfeer in Hulst en had zich met de optocht, de stoet, uitste kend vermaakt. Nu is de stoet, die morgen nog maals uittrekt, inderdaad spectacu lair. Wij willen hem, na wat wij er maandag reeds van zeiden, niet vol. ledig gaan beschrijven. Aan groepen en wagenscènes is alle zorg besteed, zij getuigen van ernstige wil en goe de smaak, zij ademen de geest van de Reinaert, de Zuidnederlandse, Vlaamse esprit, zoals die in allerlei details tot uiting komt. Zo bijvoor beeld in de begrafenis van Coppe, de jacht op Bruun de Beer vormt een le vendige groep: de Breugheliaanse dorpelingen, die de arme, gemaltrai teerde beer achtervolgen en te lijf gaan om telkens op zijn verweer joe lend van angst terug te wijken. Zoals ook andere scènes Reinaerts biecht, de foltering van Bruun en IJsengrün wordt dit toneel in voortdurende herhaling gespeeld, ge acteerd. Een goede vondst is het zich bewe gende en in de stoet optrekkende bos, Shakespeariaans: Macbeth. Het Hul- sterloo, waar doorheen Reinart, Cu- waert en Belijn zich naar Maupertuus begeven. Bomen wandelen mee, padde stoelen, en wegwijzers met heel de topo grafie van de Reinaert: Dachnam, Ahs- dale, Nautax, Gent. De bomen zjjn be nut voor plaatselijke toespelingen: al te vrijmoedige opschriften als „Verboden te wtoch maar geweerd. Er is trouwens alles gedaan om het niveau, ook de grappen en grollen, op peil te houden. De stoet mag niet het aanzien (Vervolg van pagina 1). te onderscheiden, van werkverschaf- fingsobjecten, die met infra-structuur- verbeteringen weinig van doen hebben. Men weet, dat onder infra-structuur- verbeteringen worden verstaan die maatregelen, welke blijvende werkge legenheid in bepaalde probleemgebie den bedoelen te bevorderen. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiii'Ui Tl lllllllim III lllllimilllHHIIIHIIHUlllllHtinlIMIIIIIIIIIlllHINHIIIIIIHIUIimiUIIIIIMIIHIMIIHMINIIIIKIIMIIIlllllllMIHIIIHIllllfï Boven rechts: Reinaert biecht „rouw moedig" zijn zonden op aan Grimbeert, de das, zijn oom, een scène verzorgd door de Hulster buurtschap Bierkaai straat: „Confiteor tibi. pater mater, Dat ic den otter ende den cater Ende alle dieren hebbe mesdaen. Daer af willic mi in biechten dwaen" Boven links: Als het woud in Macbeth zet zich in de Reinaertstoet een heel bos in beweging. Het is het bos, waardoor de Vos, reeds in „boetekleed" gestoken, van het Hof van Koning Nobel terug keert naar Maupertuus, vergezeld van Cuwaert, de haas en Belijn, de ram. Deze groep is verzorgd door de buurt schap Burgemeester Fr. van Waesberghe- straat. Hiernaast links: Een zich ijdel spiege lende ekster in het gevolg van Ticelijn, de raaf, uitgaande om de dieren ter Hofdag te nodigen. Groep, geleverd door de buurtschap „Tivoli". Uit Medan meldt het A.N.P. een merkwaardig bericht dat in het blad „Peristiwa" is verschenen. Een visser uit Atjeh, die na het vergaan van zijn zeilboot in de Indische Oceaan tijdens een hevige storm als verloren werd beschouwd, zou volgens het blad vijf dagen later weer levend aan wal zijn teruggekeerd... in de maag van een enorme haai. Het blad, dat in Koetaradja, de hoofdplaats van Atjeh, verschijnt, meldt dat Bajeun met een desa-genoot in de Indische Oceaan aan het vissen was, toen zij door een hevige storm werden overvallen. Het bootje verdween in de diepte en de beide vissers werden verloren gewaand Groot was de verbazing van de dorpsgenoten van Bajeun, toen na de storm aan de kust dicht bij hun desa een geweldige doch levenloze haai aanspoelde. Nog groter werd die verbazing echter, toén zij na het opensnijden van het beest, m de maag Bajeun aantroffen, nog steeds in leven en kennelijk moeilijk verteerbaar. wetenschap en praktijk. Deze ontmoe ting was dermate vruchtbaar, dat de mens haar op vele gebieden heeft ver werkelijkt en zo werd de techniek het prototype van een algemene beweging. Zo ontstond een verwetenschappelijkt arbeidsbestel. De mens werd macht hebber en maakte de wereld tot zijn machtsveld. In deze nieuwe bestaans- sfeer moet de mens op nieuwe wijze leven. Hij moet deze snelle en gigan tische ontwikkeling benutten om op een nieuwe manier als mens te bestaan. Spreker constateerde vervolgens met leedwezen, dat de wetenschappen over de mens en de wijsbegeerteen de the- ologie zijn achtergebleven bij deze^ont- wikkeling; daarom werd de technische mens een probleem voor zichzelf. Er is gelukkig in de laatste jaren kente ring in dit opzicht gekomen en zo zien wij tegenwoordig ook de filosofen zich bemoeien met de praktische vraagstuk ken van het leven. Er kunnen honderd en een redenen zijn, waarom een man of een vrouw niet tot een huwelijk komt. Een van de re denen is dikwijls, dat zij niet genoeg ge legenheid hebben tot contact. Tien jaar geleden zagen enkele katholieken in, dat zij een speciale taak hadden op dit ter rein. Zo kwam in september 1948 met goedkeuring van de bisschoppen de op richting tot stand van een Contactbu reau Huwelijksbemiddeling voor Katho lieken. Na de eerste aanloopperiode schoot het ledental met sprongen omhoog. Het beweegt zich thans tussen 1100 en 1400 ingeschrevenen. Vorig jaar ontving het bureau 120 aankondigin gen van huwelijken, die door bemid deling van het bureau tot stand wa ren gekomen. Het Contactbureau Hu welijksbemiddeling voor Katholieken beoogt geen winst te maken. Wanneer er overschotten zijn dan komen deze aan charitatieve instellingen ten goe de. Behalve het hoofdkantoor te De Bilt heeft het Contactbureau kantoren te Amsterdam, Rotterdam, Breda. Nijme gen, Deventer en sinds enkele weken ook te Groningen. In voorbereiding zijn kan toren te Castricum of Bakkum in Noord- Holland en (waarschijnlijk) te Sittard in Zuid-Limburg. Tot dusver hebben minstens 1600 ingeschrevenen, die in hun omgeving niet de man of vrouw hunner keuze vonden, via het Contact bureau elkaar gevonden. Op twee versehillende plaatsen in Utrecht zijn vrijdag referaten gehou den over de techniek en haar verhou ding tot de mens. In de ochtenduren hield ir. J. A. C. Tillema, hoofd-direc- teur van Gemeentewerken te Rotter dam, voor de Orde van Nederlandse Raadgevende Ingenieurs (O.N.R.I.) een inleiding over „Het Technische denken tegen de achtergrond van de westerse beschaving", terwijl in de na middag prof. dr. R. C. Kwant O.E.S.A. voor de gesalarieerde bestuurders van de K.A.B. sprak over de verhouding tussen de mens en de techniek. Ir. Tillema stelde, dat er een onmis kenbare relatie bestaat tussen beide be grippen en dat zich vanaf de vroegste tijden een proces heeft ontwikkeld, dat de samenhang tussen techniek en mens heid steeds hechter deed worden. Men moet het beeld van de techniek, aldus spreker, zien als begeleider, be- invloed en beïnvloedend, van de ont wikkelingsgang, welke zich nu al meer dan anderhalve eeuw voltrekt en welke van de klassieke proletariër een me dewerker maakte en van de klassieke kapitalist een verantwoording ver schuldigd functionaris. Vervolgens trok spreker een parallel tussen de huidige oosterse cultuur en de westerse be schaving, welke eerste gekenmerkt is door dictatuur en tyrannie, terwijl de westerse zich onderscheidt door het hooghouden van de waarde van het in dividu en van de menselijke waardig heid. Hoewel West-Europa uit een oog punt van wereldmacht naar het twee de plan is teruggedrongen, kan en moet het volgens spreker blijven, wat het altijd was, het zout der aarde en de initiator van een voortdurend wij der wordende ideeënkring. Op vorenbedoelde studiedag van de K.A.B. gaf prof. Kwant eerst in vogel vlucht een schets van de ontwikkeling van de techniek. De techniek, aldus spreker, kan wor den beschreven als ontmoeting van ok de minister constateerde het feit van de stabiel gebleven prij- zijn en merkt dit aan als een gun stige omstandigheid. We hebben zo de indruk, dat ook over dit punt het laatste woord nog niet is gesproken. Wanneer de wereldmarktprijzen een daling te zien geven van ongeveer 5 pet, dan zou het voor de hand liggen, dat de prijzen in Nederland ook gedaald waren. Zon der loonsverhoging zou dan een stijging van de welvaart kunnen zijn geconsta teerd. Is hier interdepartementaal over leg tussen sociale- en economische za ken geen belangrijk middel om het ge stelde doel te bereiken? Wij begrijpen volkomen, dat de minis ter spreekt over „maat houden bij de vervulling van sociale wensen en be hoeften." Er klinkt een rechtstreeks verwijt uit zijn volgende woorden: „De Nederlandse volksgemeenschap is er onvoldoende in geslaagd,dit maat hou den te verwezenlijken en de gevolgen zijn niet uitgebleven. Het is derhalve een eis van algemeen belang, hieruit de les te trékken, voortaan voorzichtiger te zijn." Voor wat het departement van de mi nister betreft beschouwt hij dit als een inleiding op zijn eis tot rust in de lo nen. Wanneer hij dan ook voorzichtig heid en beperking bepleit op andere terreinen laat hij in het midden, welke andere terreinen dit zijn. Hier spreekt naar onze smaak teveel de vakminis ter, die moet zorgen dat zijn zaakje klopt en die bi) een poging daartoe een macro-economische redenering opzet en het belang van enkele tienduizenden minimum-lijders wegwuift met de op merking: Als ik aan al dat soort din gen moet denken, kom ik er nooit uit. Advertentie de sociale wetgeving is ons bij zonder opgevallen, dat geen woord gezegd wordt over de Al gemene Kinderbijslagwet. Toen de hoofdredactie van dit blad een be schouwing leverde op de Troonrede heeft zij herinnerd aan bestaande ge ruchten als zou de Algemene Kinderbij slagwet op de achtergrond zijn geraakt ten behoeve van een Algemene Wedu wen- en Wezenverzekering. Onzerzijds bestaat er geen enkel bezwaar, dat de prioriteit is verwisseld. Waar de nood het grootst is moet het eerst worden geholpen. Maar zou dit betekenen, dat de Algemene Kinderbijslagwet voorlopig van het program is geschrapt, dan komt de zaak toch anders te staan. Met enige spanning hebben we de post tegemoet gezien, welke werd uit getrokken voor de particuliere beroeps keuzevoorlichting. We kunnen niet an ders zeggen dan dat we het stilzwijgen over de verbetering van deze post een beledigend stilzwijgen vinden tegenover de Kamer en tegenover heel het werk, dat op dit terrein wordt ondernomen. Vorig jaar lag er een Kamermotie klaar, d.w.z. dat een grote meerderheid van de Kamer het tot nu toe gevolgde beleid van de minister in dit opzicht afkeurt. De motie is slechts binnen ge houden na een nadrukkelijke belofte van de minister, dat de zaak in orde zou komen. Het is niet voor het eerst, dat we ons moeten afvragen, wat het woord van deze minister waard is. Over het vraagstuk van de werktijd verkorting wordt niets gezegd, terwijl toch de staatssecretaris op het congres van het Internationaal Arbeidsbureau te Genève namens de regering een be paald standpunt hééft verkondigd. In het bovenstaande hebben we slechts een aantal vragen, eenaantal twijfels neergeschreven, die ons in steeds ster kere mate de overtuiging geven, dat het beleid van minister Suurhoff kri tisch dient te worden gevolgd. Laat ons hopen en vertrouwen, dat de komende begrotingsbehandeling ons terzake geen teleurstellingen zal brengen. De bijzondere commissie voor geor ganiseerd overleg voor het lager on derwijs is dezer dagen bijeen geweest. Besproken werd de aanpassing van de onderwijzerssalarissen aan de verhoging van de ambtenarensalarissen op 1 april 1958, een onderwerp, dat reeds enkele malen een punt van bespreking had uitgemaakt. Het voorstel van de rege ring de salarisschalen met één perio dieke verhoging te verlengen werd door de onderwijzersorganisatie onvoldoende geacht, omdat zij menen, dat hier mee geen evenredige aanpassing aan de voor de ambtenaren geldende ver hogingen wordt verkregen. Er kon hier over geen overeenstemming worden be reikt. Eveneens werd behandeld een re geling van de beloning voor de oefe ning in de praktijk van het lesgeven en de verdere vorming van leerlingen van kweekscholen. De besprekingen hier over worden voortgezet- Over een wij ziging van het verlofbesluit lager on derwijs werd overeenstemming bereikt. Ei. vesting uit 't Romeinse tijdperk van het type „Burgus" is op het grond gebied van de gemeente Liberchies (ar rondissement Charleroi) blootgelegd op de plaats waar de weg van Mellet naar Liberchies de Romeinse weg Ton- Tongeren-Keulen kruist. krijgen van een Carnavalsoptocht: zij moet groeien tot een gebeurtenis van allure, een waardevolle traditie. Van daar ook, dat aan de costumering bijzon dere zorg is besteed, de koppen der die ren vaak verrassend gemodeleerd zijn «d goed afgewerkt. Het ligt in de bedoe ling meerdere kunstenaars van beide zijden der grens hiertoe aan te trekken. De regie zal aan het acteren onderweg nog veel aandacht moeten geven, hier zou op de duur een kern van gerouti neerde deelnemers kunnen worden ge vormd. Uit de dorpsscene met Bruun is bijvoorbeeld veel méér te halen. Het voornaamste probleem lijkt ons echter de muzikale begeleiding, in het algemeen: het geluid. Dit is thans erg zwak. Niet alleen omdat er te weinig corpsen meetrekken, zodat het grootste deel van de stoet in on werkelijke, deprimerende stilte voor bij komt, maar ook omdat er zo heel andere mogelijkheden zijn. Het gesproken woord komt niet tot zijn recht en kan beter achterwege blijven, de verschillende scènes toegelicht door een tekst, die vooruit wordt gedragen. Maar er zou een composi tie van geluid en gerucht denkbaar zijn, scène voor scène, waarin muziek is verwerkt, maar ook nadrukkelijk de geluiden der betrokken dieren of het gerucht van een bepaalde hande ling. Het gejoel bijvoorbeeld der ach tervolgde dorpelingen, thans te ijl en te zwak, het jammerlijk gebrul van de beer, en dan weer het gegil der angstig vluchtenden. Het zou de toe schouwers sterker nog in de ban van het schouwspel brengen, in elk op zicht de sfeer suggereren, die een scène behoeft. Natuurlijk is het een weinig kermis ter ere van de Vos. Daarvoor zijn wij, ook binnen Rijksnederlandse grens, op Vlaamse bodem. Het ruikt naar fpten op de Markt, goede, beneden-Moer- dijkse friten, de sappig-gulden stengels geserveerd met rijkelijk mayonaise oi pikkels, of prima combinatie met mosselen uit het zuur, groot en maïs gedijd. Er zijn harde eieren en gerookte paling en er staat een kraam met ouder wetse suiker- en kaneelstokken, impo sant als maarschalkstaven. Er wordt ook bier getapt met blaasmuziek, en morgenavond gaat de Koninklijke Ste delijke Harmonie het feest besluiten. Verschillende winkeliers hebben de uit stalruimte In Reinaerts teken gezet. De souvenir-industrie ontdekte hem reeds: Reinaert-vlaggetjes, Reinaert- bordjes, Reinaert-lepeltjes enz. enz.; al leen de lepeltjes wel aardig, al thans die met de scène der biecht, de rest is kitsch. Kitsch, die in een behoefte voorziet, naar men zegt. Waarom ech ter niet, zij het voor de „happy few", iets goeds in voorraad: een houtsculp- tuurtje bijvoorbeeld, het object is zo dankbaar! Of een scène uit het verhaal, in glas en lood, zoals onze Hulster gast heer bezit. Een goede tekening of ets. Wjj hebben tenslotte voor thuis een pak Vossensprits meegebracht, wij moeten zeggen: van prima kwaliteit. 33) Claire Hangst loopt op de weg, die naar Weeme- royen leidt. Ze loopt heel vlug alsof zij voor iets vlucht. Manou houdt ze stevig tegen zich aan gedrukt. Er staan tranen in haar ogen, tranen van erger nis. O, dat creatuur, dat ellendige creatuur! Ze had wel moeten weggaan, wegrennen! Als ze was blij ven zitten, dan waren er ongelukken gebeurd. „Huub, zal ik hem nu laten draven?" „Zal ik hem laten galopperen, Huub?" „Huub, zal ik nu eens laten zien, hoe hij sprin gen kan?" Huub, Huub en nog eens Huub. En Hubert, die daar maar stond met zijn domme paardegezicht vol béte adoratie! En al die andere gezichten, die ook al vol aandacht en bewondering waren. Aan dacht en bewondering! En voor wie? Voor diedie pottentrien met haar brede heupen en haar boerinne- gezicht. Freule Hangst. Als je het niet wist zou je geen freule achter haar zoeken. Ze zag er uit als een boeredeern. En al die tijd had zij, Claire, de zo bewonderde en gevierde Claire van den Andel, ver geten in een hoekje gezeten. In haar boosheid drukt ze de grijze poes zo stevig tegen zich aan, dat het dier miauwend protesteert en probeert zich los te wringen. „Wel ja, wil jij misschien ook al weg van me? Wil je ook al naar dat schepsel toe?" Geërgerd kijkt ze naar het herfstlandschap om zich heen. Bomen, water en koeien. O, ja, en na tuurlijk kinkels. O, wat kan ze verlangen naar Den Haag. Naar drukke winkelstraten met verleidelijke etalages. Mama zou nu wel met Lizzy zijn gaan thee drinken. Of misschien bij de een of andere mo deshow zitten. Het is Claire Hangst alsof ze de van parfums verzadigde atmosfeer inademt, het brouha ha van de talrijke damesstemmen hoort. Ook zij zit achter een van die zware spiegelruiten en ziet de lange automobielen voorbij zoeven. Ach, Den Haag. Waarom was oom Frans ook niet anderhalf jaar eerder gestorven? Dan zat ze hier nu niet in deze negorij. O, haar zenuwen hielden het niet langer uit. Dat paard! Die geschiedenis met dat paard! Gerrie had goed praten, maar haar maakte het ka pot! Je zou zien, nu liep ze Gerrie ook nog mis, ze was minstens een half uur te vroeg. En dat alles door dat schepsel, door die Jetje Hangst. O, die Hang- sten, die haar altijd weer prikkelden, hinderden, hoe had ze het land aan hen! Die zure oude vrijster van een Leontine met haar belachelijke zorgzaamheid, haar „Pas toch op kindje, je zit daar op de tocht! Claire, lieve, vermoei je je niet te veel? Denk er om, je bent lang niet zo sterk als Jetje." Neen, gelukkig niet, zij, Claire Hangst, voelde er niets voor te con curreren met een struise boeredeern. En intussen haatte, ondanks al haar lieve zorgzaamheid, haar dierbare schoonzuster haar als vergif. Gerrie zei, dat ze haar zenuwen in bedwang moest houden. Maar Gerrie had makkelijk praten, die werd niet gesmoord onder eeri dikke watten deken van plichtmatige zorgzaamheid. Sinds dat met die hond gebeurd was, was ze zelfs niet vrij en veilig in haar eigen kamer. Elk ogenblik kon dat lan ge, stomme paardegezicht van de lieve Leontine om de hoek van de deur komen gluren: „Ik kwam eens even kijken, kindje, of alles met je in orde was!" O, Gerrie had goed praten met zijn rus tig zijn en zijn „binnenkort is het allemaal voor bij", zijn „je zult zien, het komt alles in orde." Gerrie! Wat weet Gerrie er van wat zjj allemaal uitstaat! Claire Hangst heeft nu de eerste huizen van het dorp bereikt. Maar ze merkt het niet. Ze loopt blindelings verder, geheel verdiept in haar grieven. Jetje Hangst! Claire's scherpe witte tandjes klap pen op elkaar alsof ze dat gehate wezentje er tus sen vermaalt. Jetje Hangst! O, ze zou haar ik weet niet wat kunnen doen. In stukken scheuren, dat zou ze haar kunnen en met plezier! Maar dan ineens staat ze stil en gebaart alsof ze iets onzichtbaars wegduwt. De losgelaten poes vliegt met een zet in een boom. Neen, neen, niet in stukken scheuren! De hond, die was in stukken gescheurd! Die hond! Nooit in haar leven zou ze die hond kunnen vergeten. Gerrie zei, dat ze hem wel vergeten moest. Dat ze die ge hele ellendige geschiedenis moest vergeten, want dat zij, als ze haar zenuwen niet beter in bedwang hield, wel eens werkelijk krankzinnig zou kunnen worden. Ja, dat kon Gerrie makkelijk zeggen. Niet, dat hij geen gelijk had, maar hoe kon ze, hoe kon ze! „Den Heks! Den Heks! Ze heeft hoaren duvels- kat losgeloaten!" „Joa! Doar goat ie! Doar goat ie!" ..Sloat 'em dood!" Het geschreeuw en gekrijs brengen Claire Hangst met één ruk tot de werkelijkheid terug. Ze ziet een radeloze, onmachtig blazende Manou in een klei ne boom, die wordt omsingeld door als dolle derwisjen gillende en dansende jongens. Een steen vliegt ra kelings langs haar heen en schampt af tegen het dunne stammetje. In een paar stappen is zjj bij de rumoerige bende. „Willen jullie wel eens dadelijk mijn poes met rust laten," beveelt ze hooghartig. Een luid uitdagend gejoel is de enige reactie. „Alla, Fons, asde gij m'n een zetje geeft, dan knuppel ik 'em wel noa beneje," roept een zwaar gebouwde lummel en maakt zich klaar de daad bij het woord te voegen. Claire Hangst bedenkt zich geen ogenblik en als een furie stort ze zich op de jongens, rukt hen weg van de boom, deelt links en rechts oorvijgen uit. „Manou, kom bij het vrouwtje! Gauw dan maar, wees maar niet bang! Manou! Poes! Poesje! Kom dan maar! Hou toch op jullie, jullie „Joagt'em der uit! Sloat 'em zijne hersses in! 'stKat! Lillik soatansbeest dadde ge züt! Kst! Kst! Kst! Kst!" (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1958 | | pagina 11