In Hulster Ambacht en Land van Waes
Stoet op
niveau
hoog
c
3
Versterkte
twijfel
I Lokeren voste vlijtig mee en I
Aardenburg kijkt spijtig toe j
1
De verhouding tussen de mens
en de techniek
Referaten door ir. J. A. C. Tillema en
prof. dr.R. C. Kwant O.E.S.A.
O
B
Bijtsen?... Prachtbijts Ceta-Bever!
spookpaard
LI
Moderne Jonas in een haai
ZATERDAG 27 SEPTEMBER 1958
PAGINA 11
Door
FRED THOMAS
B"
IM lüü
wil
Studiedag voor ONRI en KAB
Katholiek Contact
bureau huwelijks
bemiddeling bestaat
tien jaar
Georganiseerd overleg
lager onderwijs
Oorspronkelijk
detective-verhaal
door MARTIN MONS
De Reinaert-cultus is een
epidemische ziekte
Morgen trekt de Reinaert-stoet ten tweede male door Hulst. En hopelijk
is de Vos zijn stad nogmaals welgezind met wat zon en zoelte op
het kritieke uur. Hopelijk, want er is geen stadspatroon zó onbetrouw
baar en niets ontziend als de cynische held uit het dierenepos, „de felle
met den rooden baerde", staf en monnikspij ten spijt. Het geestelijk gewaad
geeft hem iets van Sinterklaas, met dit verschil, dat in de Goedheiligman
kinderen geloven, in de Vos volwassenen. Zij geloven in hem en vereren
hem, verdiepen zich in zijn handel en wandel, pelgrimeren naar het pad
zijner schande als naar een gewijde plaats, verheffen hem in de kunst,
maken hem tot middelpunt van velerlei festiviteit, volgen zelfs zijn vaan in
de lokale politiek: een Vossen-Iijst veroverde bij de verkiezingen te Hulst
4 van de 11 zelels en heeft twee wethouders geleverd. Men zou mogen
spreken van een Reinaert-cultus, die zich verbreidt door heel het grens
gebied: Hulster Ambacht en Land van Waes, een epidemische ziekte,
in hoge mate infectueus.
door Reinaert wreed onthalsde hen,
die ten grave wordt gebracht in een
originele, luisterrijke lijkwagen, tot
voor kort te Zaamslag in gebruik.
Aan de wagen is een grote krans ge
hecht, afkomstig van de Eiermijn te
Roermond. Zoals ook thans nog ge-
bru kelijk volgt de naaste familie in
ganzenmars, voorop Canteclcer, de
zwaarbeproefde, allen diep in de
rouw, zelfs kam en lellen zwart. Bij
zonder fraai is de rouwmuziek: treur-
hanen met klarinet en saxofoon, bla
zend de dodenmars van Chopin. De
Het is ongeveer zó, dat Reinaerts
snuit tot Hulst reikt, de stad van zijn
geest, zijn adem vervuld, terwijl Gent
hem nog juist bij de staart heeft, óók
rechten doet gelden. Er waren zondag
te Hulst mensen uit Gent, die plannen
hebben voor eveneens een Reinaert-
stoet. volgend voorjaar of zomer. In
Sint Niklaas Waes resideren de Rei-
naert-topograaf Broeder Aloys, de Rei-
naert-troubadour Anton van Wilderode;
de stad heeft niet voor Hulst willen on
der doen en gaf de Vos zijn tweede
monument. Ook Lokeren vost vlijtig
mee, bezield door oud-advocaat Mr. J.
van Winckel. En van een afstand kijkt
Aardenburg spijtig toe, beschouwt de
Vos al evenzeer als historisch bezit,
maar komt ,er na Hulst en Waes nau
welijks aan te pas. Hier heeft men de
zaak ook grondig aangepakt: Reinaert-
dagen en Academische zittingen, Rei-
naert-tentoonstellingen, tracering van
het Reinaertspad, een soort heilige weg
van Hulst naar Gent, kasteel Nautax
als min of meer een „Ordeburcht",
Reinaert-rally, monumenten te Hulst
en Sint Niklaas, een stoet te Hulst en
straks in Gent.
In de Vossenstad bij uitnemendheid,
in Hulst, werken twee comité's, het
Reinaert-Comité en het Optocht-co
mité. Men ontmoet er dierenarts Col-
sen in, oomzegger van de Vrije Ve-
ren-Colsen uit Sas van Gent, en min
stens zo actief. Willem Colsen is
autochtoon, evenals secretaris Cyril
Vercauteren, leraar aan de Middel
bare Landbouwschool. De gymnastiek
leraar aan het Lyceum, Dé Stolte, en
de artistiek adviseur, tekenleraar Cor
Verdonschot, zijn Import, maar zo mo
gelijk nog erger van Reinaert bezeten.
En het wonderlijke is: eenmaal in dit
grensland, te Hulst of in het land van
Waes, raakt men ongemerkt in de
ban van de Vos, gebiologeerd door
de rosse schelm, de infame vleier
en intrigant, die toch zo helemaal thuis
is in dit vriendelijke oord, tussen lie
ve mensen, dit hoekje Vlaams Arka-
dië, zoals het op die tsinxen daghe
met groenen loveren was bevaen. En
het wonderlijke is, dat men ook in
derdaad in de Vos gaat geloven, in
zijn baarlijke aanwezigheid, sluipend
in het late uur langs de erven, ver
schietend als een snelle vlam, een
weerlicht tussen de haghedochten. En
dat Maupertuus werkelijk bestaat, niet
slechts een vossenhol, maar de roof
burcht zelf, wijdvermaard, waar Her-
meline troont en de welpen stoeien:
Reinardijn, de oudste zoon 't ste
kelhaar staat reeds zo schoon aan
zijn jonge baard te prijken en Ros-
seel, die kleine dief.
En waar kunnen wij in Hulst beter
wonen dan in het gastvrij huis van Mr.
H. van Son op de Houtmarkt, ook een
Maupertuus vanwege zijn ambt van
r,-'vhtsgeleerde, een huis geheel in Rei
naert» teken' geportretteerd aan de
wand, ai» bééld in de hoek, geconter-
feit in glas en lood en heel de schrif
tuur in de boekenkast. Waar wij uitzien
uit ons_ slaapvertrek op de toren van
de Basiliek, de veel becritiseerde be
kroning in beton, die wy geleidelijk aan
gaan waarderen. En die sinds kort
een stem heeft, een carillon bezit, dat
gehoord mag worden. Al moet men altijd
voorzichtig zijn met de Keus der lied
jes op de trommel. Is het niet onlangs
gebeurd bij een begrafenis, dat juist
terwijl de in groot ornaat gestoken die
naars van het zwarte werk in uiterste
waarneembare gelatenheid stonden te
wachten op de haar, de klokken opeens
de stilte verbraken, hen als het ware
persoonlijk toezongen: „Ferme jongens,
stoere knapen, foei, hoe suffend staat
gij daar!"
Wij zijn echt een beetje thuis in Hulst
en ontvingen dan ook een invitatie voor
de ontvangst, ter ere van Reinaert op
het stadhuis. Burgemeester Lockefeer,
zeer autochtoon, was hier gastheer, het
gesproken woord opwekkend, de ere-
wijn voortreffelijk. En het waren de
woorden van Anton van Wiiderode's
proloog, die ons hier begroetten:
Vrienden van den Vos Reinaerde,
van den feilen metten baerde!
wilt vanwege Tiecelijn,
de gezwinde wijdvermaarde
rave, hier den groet aanvaarden
en in Hulst zéér welkom zijn!"
Helaas was Van Wilderode zelf niet
aanwezig, maar verder waren zij met
velen, de vrienden van de Vos, gekomen
van beide zijden van de grens. Zoals de
monumentale, blozend-blakende Broeder
Aloys uit Sint Niklaas, van wie het ge
rucht gaat, dat zijn studeervertrek is ge
meubeld met alleen maar asbak
ken. Broeder Aloys, literair spoorzoeker
nummer één, kent elke plek tussen Gent
en Hulst waar Reinaert zijn prent heeft
achtergelaten. Wij hadden er ook een
lang gesprek met de Franse Canadees
John Flinn, onlangs aan de Sorbonne
te Parijs gepromoveerd op „Le roman
du Renard", voorloper van de Rei
naert. Hij had een speurtocht beëindigd
langs de kerken van West-Europa en hier
gezocht naar sporen van Reinaert in
de sculptuur der oude koorbanken, met
als verrassend resultaat, dat zij talrijk
bleken in Frankrijk maar ook in Noord-
Italië, in West-Duitsland, in België; het
minst in Nederland. Hij was enthousiast
over de Reinaert-sfeer in Hulst en had
zich met de optocht, de stoet, uitste
kend vermaakt.
Nu is de stoet, die morgen nog
maals uittrekt, inderdaad spectacu
lair. Wij willen hem, na wat wij er
maandag reeds van zeiden, niet vol.
ledig gaan beschrijven. Aan groepen
en wagenscènes is alle zorg besteed,
zij getuigen van ernstige wil en goe
de smaak, zij ademen de geest van
de Reinaert, de Zuidnederlandse,
Vlaamse esprit, zoals die in allerlei
details tot uiting komt. Zo bijvoor
beeld in de begrafenis van Coppe, de
jacht op Bruun de Beer vormt een le
vendige groep: de Breugheliaanse
dorpelingen, die de arme, gemaltrai
teerde beer achtervolgen en te lijf
gaan om telkens op zijn verweer joe
lend van angst terug te wijken. Zoals
ook andere scènes Reinaerts
biecht, de foltering van Bruun en
IJsengrün wordt dit toneel in
voortdurende herhaling gespeeld, ge
acteerd.
Een goede vondst is het zich bewe
gende en in de stoet optrekkende bos,
Shakespeariaans: Macbeth. Het Hul-
sterloo, waar doorheen Reinart, Cu-
waert en Belijn zich naar Maupertuus
begeven. Bomen wandelen mee, padde
stoelen, en wegwijzers met heel de topo
grafie van de Reinaert: Dachnam, Ahs-
dale, Nautax, Gent. De bomen zjjn be
nut voor plaatselijke toespelingen: al te
vrijmoedige opschriften als „Verboden
te wtoch maar geweerd. Er is
trouwens alles gedaan om het niveau,
ook de grappen en grollen, op peil te
houden. De stoet mag niet het aanzien
(Vervolg van pagina 1).
te onderscheiden, van werkverschaf-
fingsobjecten, die met infra-structuur-
verbeteringen weinig van doen hebben.
Men weet, dat onder infra-structuur-
verbeteringen worden verstaan die
maatregelen, welke blijvende werkge
legenheid in bepaalde probleemgebie
den bedoelen te bevorderen.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiii'Ui
Tl lllllllim III lllllimilllHHIIIHIIHUlllllHtinlIMIIIIIIIIIlllHINHIIIIIIHIUIimiUIIIIIMIIHIMIIHMINIIIIKIIMIIIlllllllMIHIIIHIllllfï
Boven rechts: Reinaert biecht „rouw
moedig" zijn zonden op aan Grimbeert,
de das, zijn oom, een scène verzorgd
door de Hulster buurtschap Bierkaai
straat:
„Confiteor tibi. pater mater,
Dat ic den otter ende den cater
Ende alle dieren hebbe mesdaen.
Daer af willic mi in biechten dwaen"
Boven links: Als het woud in Macbeth
zet zich in de Reinaertstoet een heel bos
in beweging. Het is het bos, waardoor
de Vos, reeds in „boetekleed" gestoken,
van het Hof van Koning Nobel terug
keert naar Maupertuus, vergezeld van
Cuwaert, de haas en Belijn, de ram.
Deze groep is verzorgd door de buurt
schap Burgemeester Fr. van Waesberghe-
straat.
Hiernaast links: Een zich ijdel spiege
lende ekster in het gevolg van Ticelijn,
de raaf, uitgaande om de dieren ter
Hofdag te nodigen. Groep, geleverd
door de buurtschap „Tivoli".
Uit Medan meldt het A.N.P. een merkwaardig bericht dat in het blad
„Peristiwa" is verschenen. Een visser uit Atjeh, die na het vergaan van zijn
zeilboot in de Indische Oceaan tijdens een hevige storm als verloren werd
beschouwd, zou volgens het blad vijf dagen later weer levend aan wal
zijn teruggekeerd... in de maag van een enorme haai. Het blad, dat in
Koetaradja, de hoofdplaats van Atjeh, verschijnt, meldt dat Bajeun met
een desa-genoot in de Indische Oceaan aan het vissen was, toen zij door
een hevige storm werden overvallen. Het bootje verdween in de diepte
en de beide vissers werden verloren gewaand Groot was de verbazing
van de dorpsgenoten van Bajeun, toen na de storm aan de kust dicht bij
hun desa een geweldige doch levenloze haai aanspoelde. Nog groter werd
die verbazing echter, toén zij na het opensnijden van het beest, m de maag
Bajeun aantroffen, nog steeds in leven en kennelijk moeilijk verteerbaar.
wetenschap en praktijk. Deze ontmoe
ting was dermate vruchtbaar, dat de
mens haar op vele gebieden heeft ver
werkelijkt en zo werd de techniek het
prototype van een algemene beweging.
Zo ontstond een verwetenschappelijkt
arbeidsbestel. De mens werd macht
hebber en maakte de wereld tot zijn
machtsveld. In deze nieuwe bestaans-
sfeer moet de mens op nieuwe wijze
leven. Hij moet deze snelle en gigan
tische ontwikkeling benutten om op een
nieuwe manier als mens te bestaan.
Spreker constateerde vervolgens met
leedwezen, dat de wetenschappen over
de mens en de wijsbegeerteen de the-
ologie zijn achtergebleven bij deze^ont-
wikkeling; daarom werd de technische
mens een probleem voor zichzelf. Er
is gelukkig in de laatste jaren kente
ring in dit opzicht gekomen en zo zien
wij tegenwoordig ook de filosofen zich
bemoeien met de praktische vraagstuk
ken van het leven.
Er kunnen honderd en een redenen
zijn, waarom een man of een vrouw niet
tot een huwelijk komt. Een van de re
denen is dikwijls, dat zij niet genoeg ge
legenheid hebben tot contact. Tien jaar
geleden zagen enkele katholieken in, dat
zij een speciale taak hadden op dit ter
rein. Zo kwam in september 1948 met
goedkeuring van de bisschoppen de op
richting tot stand van een Contactbu
reau Huwelijksbemiddeling voor Katho
lieken.
Na de eerste aanloopperiode schoot
het ledental met sprongen omhoog.
Het beweegt zich thans tussen 1100
en 1400 ingeschrevenen. Vorig jaar
ontving het bureau 120 aankondigin
gen van huwelijken, die door bemid
deling van het bureau tot stand wa
ren gekomen. Het Contactbureau Hu
welijksbemiddeling voor Katholieken
beoogt geen winst te maken. Wanneer
er overschotten zijn dan komen deze
aan charitatieve instellingen ten goe
de.
Behalve het hoofdkantoor te De Bilt
heeft het Contactbureau kantoren te
Amsterdam, Rotterdam, Breda. Nijme
gen, Deventer en sinds enkele weken ook
te Groningen. In voorbereiding zijn kan
toren te Castricum of Bakkum in Noord-
Holland en (waarschijnlijk) te Sittard
in Zuid-Limburg. Tot dusver hebben
minstens 1600 ingeschrevenen, die in
hun omgeving niet de man of vrouw
hunner keuze vonden, via het Contact
bureau elkaar gevonden.
Op twee versehillende plaatsen in
Utrecht zijn vrijdag referaten gehou
den over de techniek en haar verhou
ding tot de mens. In de ochtenduren
hield ir. J. A. C. Tillema, hoofd-direc-
teur van Gemeentewerken te Rotter
dam, voor de Orde van Nederlandse
Raadgevende Ingenieurs (O.N.R.I.)
een inleiding over „Het Technische
denken tegen de achtergrond van de
westerse beschaving", terwijl in de na
middag prof. dr. R. C. Kwant O.E.S.A.
voor de gesalarieerde bestuurders van
de K.A.B. sprak over de verhouding
tussen de mens en de techniek.
Ir. Tillema stelde, dat er een onmis
kenbare relatie bestaat tussen beide be
grippen en dat zich vanaf de vroegste
tijden een proces heeft ontwikkeld, dat
de samenhang tussen techniek en mens
heid steeds hechter deed worden.
Men moet het beeld van de techniek,
aldus spreker, zien als begeleider, be-
invloed en beïnvloedend, van de ont
wikkelingsgang, welke zich nu al meer
dan anderhalve eeuw voltrekt en welke
van de klassieke proletariër een me
dewerker maakte en van de klassieke
kapitalist een verantwoording ver
schuldigd functionaris. Vervolgens trok
spreker een parallel tussen de huidige
oosterse cultuur en de westerse be
schaving, welke eerste gekenmerkt is
door dictatuur en tyrannie, terwijl de
westerse zich onderscheidt door het
hooghouden van de waarde van het in
dividu en van de menselijke waardig
heid.
Hoewel West-Europa uit een oog
punt van wereldmacht naar het twee
de plan is teruggedrongen, kan en
moet het volgens spreker blijven, wat
het altijd was, het zout der aarde en
de initiator van een voortdurend wij
der wordende ideeënkring.
Op vorenbedoelde studiedag van de
K.A.B. gaf prof. Kwant eerst in vogel
vlucht een schets van de ontwikkeling
van de techniek.
De techniek, aldus spreker, kan wor
den beschreven als ontmoeting van
ok de minister constateerde het
feit van de stabiel gebleven prij-
zijn en merkt dit aan als een gun
stige omstandigheid. We hebben zo de
indruk, dat ook over dit punt het laatste
woord nog niet is gesproken. Wanneer
de wereldmarktprijzen een daling te
zien geven van ongeveer 5 pet, dan zou
het voor de hand liggen, dat de prijzen
in Nederland ook gedaald waren. Zon
der loonsverhoging zou dan een stijging
van de welvaart kunnen zijn geconsta
teerd. Is hier interdepartementaal over
leg tussen sociale- en economische za
ken geen belangrijk middel om het ge
stelde doel te bereiken?
Wij begrijpen volkomen, dat de minis
ter spreekt over „maat houden bij de
vervulling van sociale wensen en be
hoeften." Er klinkt een rechtstreeks
verwijt uit zijn volgende woorden: „De
Nederlandse volksgemeenschap is er
onvoldoende in geslaagd,dit maat hou
den te verwezenlijken en de gevolgen zijn
niet uitgebleven. Het is derhalve een
eis van algemeen belang, hieruit de les
te trékken, voortaan voorzichtiger te
zijn."
Voor wat het departement van de mi
nister betreft beschouwt hij dit als een
inleiding op zijn eis tot rust in de lo
nen. Wanneer hij dan ook voorzichtig
heid en beperking bepleit op andere
terreinen laat hij in het midden, welke
andere terreinen dit zijn. Hier spreekt
naar onze smaak teveel de vakminis
ter, die moet zorgen dat zijn zaakje
klopt en die bi) een poging daartoe een
macro-economische redenering opzet
en het belang van enkele tienduizenden
minimum-lijders wegwuift met de op
merking: Als ik aan al dat soort din
gen moet denken, kom ik er nooit uit.
Advertentie
de sociale wetgeving is ons bij
zonder opgevallen, dat geen
woord gezegd wordt over de Al
gemene Kinderbijslagwet. Toen de
hoofdredactie van dit blad een be
schouwing leverde op de Troonrede
heeft zij herinnerd aan bestaande ge
ruchten als zou de Algemene Kinderbij
slagwet op de achtergrond zijn geraakt
ten behoeve van een Algemene Wedu
wen- en Wezenverzekering. Onzerzijds
bestaat er geen enkel bezwaar, dat de
prioriteit is verwisseld. Waar de nood
het grootst is moet het eerst worden
geholpen. Maar zou dit betekenen, dat de
Algemene Kinderbijslagwet voorlopig
van het program is geschrapt, dan
komt de zaak toch anders te staan.
Met enige spanning hebben we de
post tegemoet gezien, welke werd uit
getrokken voor de particuliere beroeps
keuzevoorlichting. We kunnen niet an
ders zeggen dan dat we het stilzwijgen
over de verbetering van deze post een
beledigend stilzwijgen vinden tegenover
de Kamer en tegenover heel het werk,
dat op dit terrein wordt ondernomen.
Vorig jaar lag er een Kamermotie
klaar, d.w.z. dat een grote meerderheid
van de Kamer het tot nu toe gevolgde
beleid van de minister in dit opzicht
afkeurt. De motie is slechts binnen ge
houden na een nadrukkelijke belofte
van de minister, dat de zaak in orde
zou komen. Het is niet voor het eerst,
dat we ons moeten afvragen, wat het
woord van deze minister waard is.
Over het vraagstuk van de werktijd
verkorting wordt niets gezegd, terwijl
toch de staatssecretaris op het congres
van het Internationaal Arbeidsbureau te
Genève namens de regering een be
paald standpunt hééft verkondigd. In
het bovenstaande hebben we slechts
een aantal vragen, eenaantal twijfels
neergeschreven, die ons in steeds ster
kere mate de overtuiging geven, dat
het beleid van minister Suurhoff kri
tisch dient te worden gevolgd. Laat ons
hopen en vertrouwen, dat de komende
begrotingsbehandeling ons terzake geen
teleurstellingen zal brengen.
De bijzondere commissie voor geor
ganiseerd overleg voor het lager on
derwijs is dezer dagen bijeen geweest.
Besproken werd de aanpassing van de
onderwijzerssalarissen aan de verhoging
van de ambtenarensalarissen op 1 april
1958, een onderwerp, dat reeds enkele
malen een punt van bespreking had
uitgemaakt. Het voorstel van de rege
ring de salarisschalen met één perio
dieke verhoging te verlengen werd door
de onderwijzersorganisatie onvoldoende
geacht, omdat zij menen, dat hier
mee geen evenredige aanpassing aan
de voor de ambtenaren geldende ver
hogingen wordt verkregen. Er kon hier
over geen overeenstemming worden be
reikt. Eveneens werd behandeld een re
geling van de beloning voor de oefe
ning in de praktijk van het lesgeven en
de verdere vorming van leerlingen van
kweekscholen. De besprekingen hier
over worden voortgezet- Over een wij
ziging van het verlofbesluit lager on
derwijs werd overeenstemming bereikt.
Ei. vesting uit 't Romeinse tijdperk
van het type „Burgus" is op het grond
gebied van de gemeente Liberchies (ar
rondissement Charleroi) blootgelegd op
de plaats waar de weg van Mellet
naar Liberchies de Romeinse weg Ton-
Tongeren-Keulen kruist.
krijgen van een Carnavalsoptocht: zij
moet groeien tot een gebeurtenis van
allure, een waardevolle traditie. Van
daar ook, dat aan de costumering bijzon
dere zorg is besteed, de koppen der die
ren vaak verrassend gemodeleerd zijn
«d goed afgewerkt. Het ligt in de bedoe
ling meerdere kunstenaars van beide
zijden der grens hiertoe aan te trekken.
De regie zal aan het acteren onderweg
nog veel aandacht moeten geven, hier
zou op de duur een kern van gerouti
neerde deelnemers kunnen worden ge
vormd. Uit de dorpsscene met Bruun is
bijvoorbeeld veel méér te halen.
Het voornaamste probleem lijkt
ons echter de muzikale begeleiding,
in het algemeen: het geluid. Dit is
thans erg zwak. Niet alleen omdat er
te weinig corpsen meetrekken, zodat
het grootste deel van de stoet in on
werkelijke, deprimerende stilte voor
bij komt, maar ook omdat er zo
heel andere mogelijkheden zijn. Het
gesproken woord komt niet tot zijn
recht en kan beter achterwege blijven,
de verschillende scènes toegelicht
door een tekst, die vooruit wordt
gedragen. Maar er zou een composi
tie van geluid en gerucht denkbaar
zijn, scène voor scène, waarin muziek
is verwerkt, maar ook nadrukkelijk
de geluiden der betrokken dieren of
het gerucht van een bepaalde hande
ling. Het gejoel bijvoorbeeld der ach
tervolgde dorpelingen, thans te ijl en
te zwak, het jammerlijk gebrul van
de beer, en dan weer het gegil der
angstig vluchtenden. Het zou de toe
schouwers sterker nog in de ban van
het schouwspel brengen, in elk op
zicht de sfeer suggereren, die een
scène behoeft.
Natuurlijk is het een weinig kermis
ter ere van de Vos. Daarvoor zijn wij,
ook binnen Rijksnederlandse grens, op
Vlaamse bodem. Het ruikt naar fpten
op de Markt, goede, beneden-Moer-
dijkse friten, de sappig-gulden stengels
geserveerd met rijkelijk mayonaise oi
pikkels, of prima combinatie met
mosselen uit het zuur, groot en maïs
gedijd. Er zijn harde eieren en gerookte
paling en er staat een kraam met ouder
wetse suiker- en kaneelstokken, impo
sant als maarschalkstaven. Er wordt
ook bier getapt met blaasmuziek, en
morgenavond gaat de Koninklijke Ste
delijke Harmonie het feest besluiten.
Verschillende winkeliers hebben de uit
stalruimte In Reinaerts teken gezet.
De souvenir-industrie ontdekte hem
reeds: Reinaert-vlaggetjes, Reinaert-
bordjes, Reinaert-lepeltjes enz. enz.; al
leen de lepeltjes wel aardig, al
thans die met de scène der biecht, de
rest is kitsch. Kitsch, die in een behoefte
voorziet, naar men zegt. Waarom ech
ter niet, zij het voor de „happy few",
iets goeds in voorraad: een houtsculp-
tuurtje bijvoorbeeld, het object is zo
dankbaar! Of een scène uit het verhaal,
in glas en lood, zoals onze Hulster gast
heer bezit. Een goede tekening of ets.
Wjj hebben tenslotte voor thuis een pak
Vossensprits meegebracht, wij moeten
zeggen: van prima kwaliteit.
33)
Claire Hangst loopt op de weg, die naar Weeme-
royen leidt. Ze loopt heel vlug alsof zij voor iets
vlucht. Manou houdt ze stevig tegen zich aan gedrukt.
Er staan tranen in haar ogen, tranen van erger
nis.
O, dat creatuur, dat ellendige creatuur! Ze had
wel moeten weggaan, wegrennen! Als ze was blij
ven zitten, dan waren er ongelukken gebeurd.
„Huub, zal ik hem nu laten draven?"
„Zal ik hem laten galopperen, Huub?"
„Huub, zal ik nu eens laten zien, hoe hij sprin
gen kan?"
Huub, Huub en nog eens Huub. En Hubert, die
daar maar stond met zijn domme paardegezicht
vol béte adoratie! En al die andere gezichten, die
ook al vol aandacht en bewondering waren. Aan
dacht en bewondering! En voor wie? Voor diedie
pottentrien met haar brede heupen en haar boerinne-
gezicht. Freule Hangst. Als je het niet wist zou je
geen freule achter haar zoeken. Ze zag er uit als
een boeredeern. En al die tijd had zij, Claire, de zo
bewonderde en gevierde Claire van den Andel, ver
geten in een hoekje gezeten.
In haar boosheid drukt ze de grijze poes zo stevig
tegen zich aan, dat het dier miauwend protesteert
en probeert zich los te wringen.
„Wel ja, wil jij misschien ook al weg van me?
Wil je ook al naar dat schepsel toe?"
Geërgerd kijkt ze naar het herfstlandschap om
zich heen. Bomen, water en koeien. O, ja, en na
tuurlijk kinkels. O, wat kan ze verlangen naar Den
Haag. Naar drukke winkelstraten met verleidelijke
etalages. Mama zou nu wel met Lizzy zijn gaan
thee drinken. Of misschien bij de een of andere mo
deshow zitten. Het is Claire Hangst alsof ze de van
parfums verzadigde atmosfeer inademt, het brouha
ha van de talrijke damesstemmen hoort. Ook zij zit
achter een van die zware spiegelruiten en ziet de
lange automobielen voorbij zoeven. Ach, Den Haag.
Waarom was oom Frans ook niet anderhalf jaar
eerder gestorven? Dan zat ze hier nu niet in deze
negorij. O, haar zenuwen hielden het niet langer
uit. Dat paard! Die geschiedenis met dat paard!
Gerrie had goed praten, maar haar maakte het ka
pot!
Je zou zien, nu liep ze Gerrie ook nog mis, ze
was minstens een half uur te vroeg. En dat alles
door dat schepsel, door die Jetje Hangst. O, die Hang-
sten, die haar altijd weer prikkelden, hinderden, hoe
had ze het land aan hen! Die zure oude vrijster van
een Leontine met haar belachelijke zorgzaamheid,
haar „Pas toch op kindje, je zit daar op de tocht!
Claire, lieve, vermoei je je niet te veel? Denk er om,
je bent lang niet zo sterk als Jetje." Neen, gelukkig
niet, zij, Claire Hangst, voelde er niets voor te con
curreren met een struise boeredeern. En intussen
haatte, ondanks al haar lieve zorgzaamheid, haar
dierbare schoonzuster haar als vergif.
Gerrie zei, dat ze haar zenuwen in bedwang moest
houden. Maar Gerrie had makkelijk praten, die
werd niet gesmoord onder eeri dikke watten deken
van plichtmatige zorgzaamheid. Sinds dat met die
hond gebeurd was, was ze zelfs niet vrij en veilig
in haar eigen kamer. Elk ogenblik kon dat lan
ge, stomme paardegezicht van de lieve Leontine
om de hoek van de deur komen gluren: „Ik
kwam eens even kijken, kindje, of alles met je in
orde was!" O, Gerrie had goed praten met zijn rus
tig zijn en zijn „binnenkort is het allemaal voor
bij", zijn „je zult zien, het komt alles in orde."
Gerrie! Wat weet Gerrie er van wat zjj allemaal
uitstaat!
Claire Hangst heeft nu de eerste huizen van
het dorp bereikt. Maar ze merkt het niet. Ze loopt
blindelings verder, geheel verdiept in haar grieven.
Jetje Hangst! Claire's scherpe witte tandjes klap
pen op elkaar alsof ze dat gehate wezentje er tus
sen vermaalt. Jetje Hangst! O, ze zou haar ik weet
niet wat kunnen doen. In stukken scheuren, dat
zou ze haar kunnen en met plezier! Maar dan ineens
staat ze stil en gebaart alsof ze iets onzichtbaars
wegduwt. De losgelaten poes vliegt met een zet
in een boom.
Neen, neen, niet in stukken scheuren! De hond,
die was in stukken gescheurd! Die hond! Nooit in
haar leven zou ze die hond kunnen vergeten. Gerrie
zei, dat ze hem wel vergeten moest. Dat ze die ge
hele ellendige geschiedenis moest vergeten, want dat
zij, als ze haar zenuwen niet beter in bedwang hield,
wel eens werkelijk krankzinnig zou kunnen worden.
Ja, dat kon Gerrie makkelijk zeggen. Niet, dat hij
geen gelijk had, maar hoe kon ze, hoe kon ze!
„Den Heks! Den Heks! Ze heeft hoaren duvels-
kat losgeloaten!"
„Joa! Doar goat ie! Doar goat ie!"
..Sloat 'em dood!"
Het geschreeuw en gekrijs brengen Claire Hangst
met één ruk tot de werkelijkheid terug. Ze ziet
een radeloze, onmachtig blazende Manou in een klei
ne boom, die wordt omsingeld door als dolle derwisjen
gillende en dansende jongens. Een steen vliegt ra
kelings langs haar heen en schampt af tegen het
dunne stammetje. In een paar stappen is zjj bij
de rumoerige bende.
„Willen jullie wel eens dadelijk mijn poes met
rust laten," beveelt ze hooghartig.
Een luid uitdagend gejoel is de enige reactie.
„Alla, Fons, asde gij m'n een zetje geeft, dan
knuppel ik 'em wel noa beneje," roept een zwaar
gebouwde lummel en maakt zich klaar de daad
bij het woord te voegen.
Claire Hangst bedenkt zich geen ogenblik en als
een furie stort ze zich op de jongens, rukt hen
weg van de boom, deelt links en rechts oorvijgen
uit.
„Manou, kom bij het vrouwtje! Gauw dan maar,
wees maar niet bang! Manou! Poes! Poesje! Kom
dan maar! Hou toch op jullie, jullie
„Joagt'em der uit! Sloat 'em zijne hersses in!
'stKat! Lillik soatansbeest dadde ge züt! Kst!
Kst! Kst!
Kst!"
(Wordt vervolgd).