GELOOF en ZELFCRITIEK
Het
spookpaard
Lichte muziek op
zwarte schijven
Bert Haanstra, overdonderd door het succes
Ivan 7ün film „Fanfare"
van zijn
AmEfiV^^
Michael Sweerts
in Rotterdam
Nobelprijs voor
medicijnen
Gelakte meubels opknappen? NED0-MEX Ceta-Bever
Kinderkopjes
Vacht handen JtZTks
MULO A en B
RESA-HILVERSUM
Drie Amerikanen
bekroond
iedere avoi
zondag <-
VRIJDAG 31 OKTOBER 1958
Een Jeroen Bosch
terug naar Portugal
Onderscheiding voor
Theo Swagemakers
Rose Macauley
overleden
Liturgische weekkalender
Oorspronkelijk
detective-verhaal
door MARTIN MONS
PAGINA 15
Volksmuziek
Dansmuziek
Duits repertoire
i p. man die het bestaan heeft, dan eindelijk en
te langen leste de eerste Nederlandse speelfilm
te maken, waarin de wereld, zelfs de critische
Wereld kan geloven, Bert Haanstra, zat er, toen wij hem
dezer dagen in zijn woning in Laren opzochten, een
tikje beduusd bij. Het succes van Fanfare „de
bioscopen zijn meer dan uitverkocht en het publiek
klapt na afloop had hem kennelijk overdonderd;
alhoewel hij de film met genoeg overtuiging had ge
maakt, om van te voren van een redelijk succes over
tuigd te kunnen zijn. Maar het tekent Haanstra,
geloven wij, dat hij toch het meest verheugd is over de
kennelijke bijval van het „grote publiek Want hij
wil met zijn werk de mensen iets „doen Iets goeds
uiteraard, want hij zal nimmer voorbijzien aan de
verplichtingen die zijn artitiek vakmanschap hem
nu eenmaal oplegt. Hij wil zoveel mogelijk mensen
bereiken door een zo goed mogelijke film te maken.
Haanstra zegt: „Ik geloof voor wat de film betreft in
de mogelijkheid van een algemeen goed zijn. Ik geloof
dat je een werk kan maken dat voldoening schenkt
aan de kenner, die zijn oordeel kan beredeneren en dat
tegelijk voldoening geeft aan de leek, die het gewoon
prettig vindt om er naar te kijken". En hij kan dat
geloof zonder gewetensbezwaar frank en vrij uitspreken,
want hij heeft zelf die mogelijkheid bereids in de
practijk waar gemaakt.
Bert Haanstra rechtsen zijn camera-man.
Advertentie
Jen nimmer §È&&r^i
ruw of schraal I|r
Het is de Hamamelis die het 'm doet
Met he m.s. Japan van de Zweedse
Oost-Azië rederij wordt een dezer
dagen het drieluik „De verzoeking van
de Heilige Antonius" van Jeroen Bosch
van Rotterdam naar Lissabon verscheept.
Dit zeer kostbare schilderij, waar
van de waarde op 1.300.000 wordt
geschat, bevindt zich in Portugees bezit.
Het werd gedurende de afgelopen
zomer uitgeleend aan het Rijksmuseum
voor de tentoonstelling „De middel-
eeuwsche kunst der Noordelijke Neder
landen".
Het voortransport van het Rijks
museum naar Rotterdam wordt door
de expediteurs Vogelpoel en Noorwegen
uitgevoerd.
Hoewel de Zweedsche Oost-Azië-rede-
rij normaal slechts lading van Rotterdam
naar Oost-Azië accepteert stelde
directie voor dit doel haar schip
bleek, dat juist
het type schip
voor
beschikking toen
afvaartdatum en
belanghebbenden
zouden passen.
de
ter
de
de
bij het schilderij
Bjj de opening van de St.-Lucasten-
toonstelling in het Stedelijk Museum te
Amsterdam heeft donderdag de voorzit
ter van de vereniging, de heer Bart
Peizel, aan de kunstschilder Theo Swa
gemakers de Therese van Duyl-Schwar-
ze-medaille uitgereikt voor een door
hem gemaakt vrouwenportret.
Bert Haanstra (42) is een Twentenaar
Van geboorte. Hq bezocht in Goor de
Rijkskweekschool voor onderwijzers,
kwam er nét niet aan het diploma toe
en zag ook helemaal geen heil in een
verdere ontwikkeling in de richting van
het onderwijzerschap. Zijn duidelijk ar
tistieke afkomst zal daaraan niet hele
maal vreemd zijn geweest. De vader
van Haanstra is een schilder van bete
kenis. Hij verwierf nog niet zo lang ge
leden de Terborchprijs; en die onder
scheiding viel ook zijn broer ten deel.
Bert Haanstra vertoonde al even
zeer een zekere neiging in de richting
van de beeldende kunst. En hij studeer
de zelfs drie jaar op de avondcursus
van de Rijksacademie in Amsterdam.
Niettemin leek hij niet minder dan ge
predestineerd voor de filmerij. Als jon
gen van 14 jaar bezocht hij in Goor zo
nu en dan een klein bioscoopje; overi
gens werd hem zulks slechts toegestaan
Wanneer er films van Chaplin, Harold
Lloyd of Watt en Half Watt aan de orde
waren. Maar reeds toen stond het voor
hem vast: „Dat wil ik ook, films ma
ken." Dat stond zelfs vast, zonder dat
hij zichzelf helemaal kon realiseren hoe
®n waarom.
Maar hoe werd men filmer, zijnde
«en vak dat, zeker in die dagen en
°ok nu nog, niet tot de meest alle-
feagse behoorde? Misschien koos
transtra, achteraf gezien, wel de
meest directe weg: hij werd foto-
&aaf, persfotograaf. Hij werkte enige
de i5\s, zodanig bij Vaz Dias en bij
hpheerrtk Verenigde fotobureaus. Hij
Deneerde een eigen fotobureautje en
lïiaaKte vele series foto-reportages
De oorlog maakte een voortijdig ein
de aan zijn aspiraties. Haanstra
kreeg een baan bij het Amsterdam
se Gemeentelijk Energie-bedrijf, waar
hn zün tijd voortreffelijk gebruikte
door het maken van illegale foto s
die naar Engeland werden gestuurd
en die aanwijzingen inhielden, waar
op de R.A.F. sommige inrichtingen
kon bombarderen.
Maar nog tijdens de oorlog maakte
hij kennis met een reeds in 1933 uit zijn
land gevluchte Duitser, een enthousiast
filmer. En er werden tal van plannen
Voor na de bevrijding gemaakt. Een
daarvan werd verwezenlijkt. In 1947 re-
Advertentie
¥a.P„auley, de bekende Engelse
den o?eHedenter' iS donderdaS in Lon"
vermeldMwordtGyW7lee£tiid nergens
(Engeland) geboren^,in Cambridge
lector was in de Engek^tJju
het grootste .gedeeif?vi» U ,,bT
jaren in Italië door. Haar „„5 ,kmder"
than „The valley of captives" werd
1911 gepubliceerd. werd in
Haar bekendste werken van voor de
oorlog waren „Keeping up appe°r de_
ces", „Pottensm" en „Told bij an fdi-
°t". Onder haar succesboeken van na
dp oorlog noemen wij „The world mv
wilderness" en „The towers of Trebi-
zond"
Advertentie
VQHcort Mulo voor P.T.T. en N.S»
e kortste en voordeligste opleiding:
(Bekende Schriftelijke Cursus)
Pi59iJ^AG 2 november: 23e zondag na
H rfjei-en: eigen mis; credo; pref. van de
Zielen- enheid; groen. MAANDAG: Aller-
den eigen missen; pref. van de overle-
roS, zwart. DINSDAG: H. Carolus Bor-
geb bisschop-belijder; mis Statuit: 2
2 bLc Vitalis en Agricola; (Roermond:
Aerinli Perpetuus; 3 geb. H.H. Vitalis en
daw 2ia): wit WOENSDAG: Mis van zon-
inis' Pen B?sch: H. Ódrada, maagd;
ij ti Dilexisti; wit. Breda en Roermond:
ÖAi-.rleheken; eigen mis; rood. DONDER-
fi winuHS Jan zondag; groen. VRIJDAG:
Credni iïS a S^^oP-belijder; eigen mis;
Vr ZATERDAG: mis van O. L.
r op zaterdag; 2 geb. H.H Vier Ge-
jloonden; pref. van O. L Vr ZONDAG
L?P°rV=enmber: Kerkwijd.ng van S. Jan van
kranen; mis Terribilis: 2 aar, mn rio
mis Terribilis; 2 geb. van de
zondag na Pinksteren; credo; wit.
gisseerde genoemde Duitser een
sprookjesfilm, met Bert Haanstra als
camera-man. Het product droeg de
naam van „Mythen en Demonen". Men
ging er mee naar Engeland voor de na-
synchronisatie. En de film werd daar
ook uitgebracht, maar werd een volko
men debacle. De recensies waren eens
luidend afwjjzend; slechts vernam men
hier en daar het oordeel: „Alleen het
camera-werk was goed."
En dat was voor Haanstra dan aan
leiding genoeg „om het toch nog eens
te proberen"; en nu alléén. Zijn eerste
min of meer volwaardige produkt was
een filmpje over het Muiderslot en de
Muiderkring; en het was inderdaad he
lemaal een film van hem alleen: de ti
tels had hij zelf getekend.
Zijn eerste duidelijke succes als fil
mer behaalde Bert Haanstra met
„Spiegel van Holland", een rolprent,
die in feite ontstond op initiatief van
Piet v. Moock, directeur van „De Uit
kijk", die althans voor de financiën
zorgde. Zijn enige materiaal voor de
„Spiegel" bestond destijds uit een boot
en een camera, zijn enige hulp een stu
dent. Maar Haanstra bewees dat men
in de filmerij véél met weinig kan doen.
Van toen af aan gingen de zaken
vlotter. Men ging wat in hem zien. En
dat had in de praktijk tot bijzonder nut-
tig gevolg, dat zowel subsidies als op
drachten los kwamen. Haanstra liet ze j
bepaald niet ongebruikt. Ieder die eni- I
ge belangstelling voor de filmkunst heeft, f
kent zijn „Panta Rhei", zijn film over
de Middeleeuwse bouwkunst, zijn „En
de zee was niet meer", zijn film over
„Rembrandt" en zijn „Glas"-film En
persoonlijk bewaren wij dan een onuit
wisbare herinnering aan „Strijd zonder
einde", een ongelooflijk boeiende film,
die Haanstra in opdracht van de Ko
ninklijke/Shell maakte over de be
strijding van besmettelijke ziekten in
Afrika.
En nu dus „Fanfare". Men stelt
Haanstra de vrij voor de hand liggende
vraag of het voor hem een grote over
gang is geweest van de documentaire
naar de speelfilm. Men krijgt het ant
woord dat men feitelijk van een fil
mer van zijn portuur kan verwachten:
„Neen, want datgene dat elementair is
by het vervaardigen van welk soort film
dan ook, gaat gewoon door. De ver
schillen zijn in wezen bijkomstig
Het hoeft nauwelijks verba,z.'ngvpïf
wekken dat hij, ingaande op dieV
schillen, komt te spreken over ac£ea^s
en actrices, of liever over in films op
tredende mensen. En bij het maken van
documentaires heeft hij daar ook roy
aal mee te doen gehad. „Bij met-ac
teurs", zo zegt Bert Haanstra, „gaat
het er ook terdege om of zij camera-
bewust zijn; maar paradoxaal genoeg,
blijkt die camera-bewustheid het meest
sprekende bij hen, die het koud liet, dat
zij door de camera werden bespied. Van
hen moet ik het altijd hebben. Degenen,
die het zuiverst zichzelf blijven, zijn het
meest waardevol." En die laatste stel
ling wil Haanstra dan ook kennelijk toe
gepast zien op het filmen met beroeps
acteurs en -actrices. Het „doen zonder
complicaties" is ook wat hen betreft
ideaal en dat komt dan wel zo onge
veer neer op: doen zoals de regisseur
het wil. Want alleen hij weet of dat
doen past in het totale filmbeeld.
„Ieder gebaar, iedere reactie," zo
zegt .Haanstra, „wordt in een film
enorm vergroot. Een „kleine" reactie
„De hongerigen spijzen" een werk
van Michael Sweerts, wiens oeuvre
nog tot 23 november te zien is in
museum Boymans te Rotterdam.
Michael Sweerts is geboren te Brus
sel, verbleef geruime tijd in Am
sterdam en in Rome en stierf in
1664 te Goa in het verre Oosten.
Hij was een wonderlijk en zeer per
soonlijk kunstenaar, die tijdens zijn
verblijf te Rome de school der
Caravaggisten nieuw leven inblies.
In Amsterdam besloot hij plots om
als lekenbroeder te gaan missio
neren. Na veel wederwaardigheden
stierf hij als een onbekend missio
naris in het centrum der Portugese
Jezuïeten te Goa.
Advertentie
Babyderm Haarwater (Haar-
groei-fonic) legt reeds in de jeugd de
basis voor een gezonde haargroei.
Flacon f 1.90. Yoor lang» tijd toereikend.
Een scène uit „Fanfare".
wordt door de toeschouwer „groot" ge
voeld. En een regisseur heeft zich dus
af te vragen: hoe „dirigeer" ik die re
acties. Welnu, dat dirigeren betekent
meestal temperen. En hij moet beken
nen, dat hij, „Fanfare" regisserende,
méér gezegd heeft: „Doe nou niks"
dan: „Doe het eens zo." Bjj acteurs,
zo zegt Haanstra, moet een filmregis
seur praktisch niet voorspelen; hij moet
zich beperken tot kleine opmerkingen
tussendoor en hij moet de dingen zó aan
geven, dat 2(i het gevoel hebben dat
alles uit henzelf komt. Deze gang van
zaken vereist echter wel een nauwge
zette selectie van de acteurs en actri
ces vooraf. Want het karakter van de
ze of gene kan nét dat facet je verto
nen, dat niet „klikt" in het filmbeeld.
Bert Haanstra praat over dit alles op
een rustige, bezadigde toon. Het onder
werp neemt wel beslag van hem, maar
dat maakt juist van hem een toonbeeld
van haast onaandoenlijke concentratie.
Wij mochten hetzelfde verschijnsel bij
hem waarnemen, toen wij hem destijds
in Giethoorn zagen regisseren.
„Fanfare" is dus een doorslaand suc
ces geweest. Ook in het buitenland
schijnt men meer dan normale belang
stelling voor deze Nederlandse speel
film te hebben. Men vraagt dus naar
plannen vpor nieuw werk; voor een
nieuwe speelfilm met name. En dan
blijkt overtuigend, dat Haanstra niet
van zins is zich door zijn succes te la
ten dwingen. Zijn uitgangspunt lijkt
ons: „Ik kan wellicht veel, maar ik
moet niets." Hij zegt: „Ik begin aan
niets of ik moet er voor honderd
procent en met mijn hele wezen in ge
loven." En: „Iedere nieuwe film bete
kent voor mij: helemaal opnieuw be
ginnen." Want aan zelfcritiek schort het
hem niet, Bert Haanstra. Zjj is bijna
even groot als zijn geloof in de goede
(film)zaak.
HERMAN HOFHUIZEN
Het „Karolinska"-instituut te Stock
holm heeft heden de Nobelprijs 1958
voor medicijnen toegekend aan drie
Amerikaanse geleerden, wegens hun
pioniersarbeid op het gebied van de
erfeiykheidsleer.
De helft van de prijs zal worden ver
deeld tussen George Wells Beadle, pro
fessor aan de Kerckhoff-laboratoria
j voor biologie te Pasadena in Califor-
nië, en Edward Lawrie Tatum, pro
fessor aan het Rockefeller-instituut te
I New York, wegens hun ontdekking dat
„genen handelen door regulering van
bepaalde chemische gebeurtenissen".
De andere helft van de prijs gaat
naar Joshua Lederberg, professor aan
de universiteit van Wisconsin, voor zijn
ontdekkingen betreffende „genetische
hercombinatie en de organisatie van
genetisch materiaal van bacteriën".
Het werk van de drie geleerden be
treft de feitelijke basis van de erfelijk
heid, namelijk de manier waarop karak
teristieken van de ene generatie op de
andere overgaan. Dr. Tatum begon er
mee in samenwerking met dr. Lederberg.
Laatstgenoemde en zijn medewerkers
toonden later aan dat hoeveelheden ge
netische stof, in bacteriën ingebracht,
door deze aangenomen kunnen worden
en gecombineerd met hun eigen stof die
dan een andere samenstelling krijgt.
Dit proces heeft bestudering van het
functioneren van organismen onder nor
male en pathologische omstandigheden
mogelijk gemaakt en aldus de weg ge
opend naar een beter begrip van be
paalde problemen omtrent het ontstaan
van gezwellen.
Volgens het Karolinska-instituut zal
het kanker-onderzoek stellig sterk be-
invloed worden door de ontdekkingen
die door deze drie Amerikaanse geleer
den gedaan zijn.
Advertentie
62)
"TTJRs- En dat is nu juist wat de moordenaar
d.1£ holms pokus wilde bereiken, de aandacht
nnVmi.u afleiden en de verdenking laten vallen
|L„„ „ff. "angst. De plannen voor deze moord da-
F van vandaag of gisteren, inspecteur Berg-
hekiikT bewjjzen voor mijn theorie be
treft, bekijkt u dit zadel maar eens even."
teruR160 rgmans doet een Paar stappen ach-
„Ik heb helemaal geen verstand van zadels,"
protesteert hu.
„Maar toch wel van vingerafdrukken. Kunt u er
een op vinden?
„Eens kijken. Neen. Maar daar steekt toch niets
vreemds in, dunkt me zo. Die stalknecht, die dat
vuile werkje heeft opgeknapt voor freule Hangst
of voor wie dan ook, die heeft natuurlijk wel op
gepast geen afdrukken na te laten."
Waarom zou hij dat hebben gedaan? Het was
toch doodnormaal, dat zijn vingerafdrukken op een
zadel stonden dat hij gehanteerd had. Hy had lm-
mers het paard gezadeld, dat kun je niet doen zon-
der afdrukken na te laten."
„Nu ja, u moet niet vergeten, mijnheer Perquin,
dat u hier niet te doen heeft met een van uw Am
sterdamse zware jongens. Die zijn, denk ik zo,
wel slim genoeg om te weten wanneer vingeraf
drukken gevaarlijk kunnen zijn en wanneer niet.
Maar zo'n eenvoudige Weemeroyense pummel, wat
weet die daar nu van? Die heeft wel eens gehoord,
dat de politie een misdadiger heeft gevonden door
achtergelaten vingerafdruken! Dat zal mij
niet overkomen," denkt hij en hij poetst het hele
zadel schoon."
„Juist. En baron Hangst? Had die ook al reden
zijn vingerafdrukken te verdonkeremanen. Want hij
is toch maar opgestegen, later om te lunchen afge
stegen en daarna, toen de honden opeens lucht kre
gen, weer opgestegen. Hubert Hangst was een uit
stekend ruiter, inspecteur Bergmans, maar van die
circus-bravourestukjes als met één zet op de rug
van je paard springen zonder het zadel met de
hand aan te raken, die heb ik hem nooit ten beste
zien geven."
„Ja, hoort u eens, dat zijn dingen waar ik mets
van af weet, hoe je op een paard klautert en zo.
Mijn vader zaliger was een eenvoudige dorpsschool
meester, in onze kringen wordt geen paard gere
den," zegt inspecteur Bergmans stijfjes.
Pieter Auguste Perquin gevoelt grote lust zich
zelf een schop te geven. Daar had je het weer.
In deze zo vreemd door elkaar gehutselde wereld
is niemand meer zeker van zijn plaats en daardoor
ontwikkelen sommige mensen van die griezelige lan
ge tenen, waarop je trapt voor je het weet.
Wat moest hij nu doen, zeggen dat rijden een ge
noegen was, dat sterk overschat werd? Daarmee
zou hij de zaak nog maar erger maken. Merkwaardig
dat het onbetekenende feit, dat je niet deed aan een
bepaalde sport iemand een minderwaardigheidsge
voel kon bezorgen. Meer dan de helft van zijn vrien
den reed niet, maar die hadden toch geen last van
dergelijke gevoelens. Zou het er hem misschien in
zitten, dat inspecteur Bergmans klein en mollig was
en een blozend cherubijnensnoetje had? Dat de r.r-
me kerel leed onder dat uiterlijk en er graag had
uitgezien als een echte ijzervreter? In dat geval was
zijn onbekendheid met de rijkunst alleen maar de
druppel, die de emmer had doen overlopen. Pieter
Auguste Perquin zucht en vindt het leven lang niet
gemakkelijk.
„Wat u daar zei over de reacties van die stal
knecht, daar zit iets in, daar zit heel wat in," pro
beert hij 's mans gevoel van eigenwaarde op te ka
lefateren.
„U kent de mentaliteit van de mensen hier. Voor
rnjj is die een gesloten boek en zodoende loop ik na
tuurlijk gevaar hun dezelfde reacties toe te schrij
ven als het m\j bekende grotestadstype."
„Heel juist, mijnheer Perquin, heel juist. Gelooft
u mij, het is die stalknecht en niemand anders. Na
tuurlijk heeft hij van iemand zijn orders gekregen.
Zo'n type zou zelf niet het nodige initiatief kunnen
opbrengen. Maar wie de man achter de schermen
is, dat zal ik wel uit hem krijgen en gauw ook. En
ik verwed er een lief ding om, dat die man een
vx-ouw is." Inspecteur Bergmans lacht voldaan.
„O jeetje," denkt Perquin. „Daar heb ik het er me
te dik opgelegd. Nu denkt dat alikruukje, dat hij het
alleen wel afkan en slaat op hol. Of kunnen alikru-
ken niet op hol slaan?"
In het brein van inspecteur Bergmans schijnt een
dergelijke gedachte te zijn opgekomen, want hij zegt
een beetje stijfjes: „Ik hoop, mijnheer Perquin, dat
u mij niet kwalijk neemt, maar ik ben hier toch de
verantwoordelijke persoon, nietwaar? De verant
woordelijke en de leiding gevende persoon. Het on
derzoek in deze zaak is mij toevertrouwd en dat
maakt het mij tot een plicht om te handelen met......
„De voorzichtigheid, die uw gezond verstand en
uw helder brein u raden. Dat ben ik geheel met u
eens, inspecteur. U heeft groot gelijk, bij ons m Am
sterdam is men wel eens een beetje al te vlug met
arresteren en zo. Maar u moet denken, dat daar de
kans op verdwijning van de verdachte ook zo ont
zettend veel groter is. U heeft volkomen gelijk, er
is niets dat presseert. We kunnen rustig even de ge
beurtenissen afwachten. Wat zou u er van denken als
we intussen eens probeerden de verschillende alibi's
vast te stellen? Voor zo yer mogelijk-, natuurlijk."
Inspecteur Bergmans knikt genadig en vindt, dat
men dat wel kan doen. maar vergeet niet er bij te
voegen, dat hij voor zich er eigenlijk weinig nut in
ziet.
„Och," zegt Pieter Auguste weer vaag, „je kunt
nooit weten. Ik geloof ook wel, dat u gelijk heeft als
u niets belangrijks verwacht, maarEn tot Toon,
die op zjjn bellen verschenen is: „Vraag mijnheer
Vermuren of hy zo vriendelyk wil zijn even hier te
komen."
Tom Vermuren maakt zijn entree als een woeden
de stier.
(Wordt vervolgd).
Terwijl het lied „Volare" zo zoetjes
aan wordt dood gespeeld en ge
zongen is al weer een nieuwe „hit"
van Italiaanse huize de muzikale ge
moederen van de „top-en-tunes-fans"
aan het beroeren. Het is de song „Come
Prima", waarbij de Italiaanse muziek-
makers naast de charme en de fleur
van het zonnige zuiden nu ook eens het
temperament een woordje laten mee
spreken. In bescheiden mate evenwel.
Nadat de intro van het liedje de indruk
heeft gewekt, dat in Italië met terug
werkende kracht de rock and roll is
losgebarsten, wordt het versje verder
/Ofii weliswaar met
W43 TsJ gloed, doch ove-
TyOf Hf J§iè rigens in de be-
1IL FFF kende frisgetinte
IItaliaanse ballade-
stijl gepresen-
teerd. Via het 45
jF/jc-LFtFjl)j&c/ toeren His Mas-
llsZE/lU ter's Voice-plaatje
nr- JF 249 doen
dat Enzo Gallo en
|t| zijn kwartet, een
lil ensemble dat op
het stuk van de
lichte Italiaanse muziek boven aan de
ranglijst staat. In het andere nummer
op dit plaatje, dat „Sole di Napoli" tot
titel draagt en eveneens in vierkwarts
maat is getoonzet, is er weer het ver
trouwde geluid van tokkelende gitaren
en opgewekte pianoklanken, die de
stem van Enzo omlijsten.
ria's brengen deze twee nummers in
een soepele „close-harmony", het orkest
van Albrecht zorgt voor een luchtig-
strakke muzikale omlijsting: Heliodor
45 toeren nr. 450212, waarop een ge
mengd zangensemble, dat zich „Die
Sorgenbrecher" noemt, twee walsjes
zingt, namelijk het „Bodensee-Lied" en
„Die Windmühle dreht sich"; plezierig
in het gehoor liggende melodietjes, fris
getoonzet en met zorg gespeeld en ge
zongen. De heldere uitspraak valt op;
Heliodor 45 toeren 450211, eveneens ge
wijd aan „Die Sorgenbrecher", nu met
twee opgewekte polka's die de charme
en wat dies meer zij van Rosen-Rösel en
Blondes Gretchen tot onderwerp hebben.
De nummers worden met verkwikkende
onbezorgdheid gezongen, terwijl de
..lustige Dorfmusik" onder leiding van
Delle Haensch met fors koper-geblaas
en dartele klarinet-
É^k partijtjes voor de
nodige „Schwung"
JB/BttmF zorgt. Tenslotte
neemt het Neder-
lands ensemble ..De
isgg33"SSHi0*S^ Hartedieven" bij
f T het orkest van Coen
van Orsouw twee
Duitse liedjes voor
zijn rekening, te weten „Auf einer Insel
im südlichen Meer", een stemmige tan
go. en „Sie war unser Schiff", een
walsje. De meisjes zingen met overtui
ging en een traantje hier en daar. Van
Orsouws begeleiding is prettig geva
rieerd en zeer beschaafd van toon.
Om nog even op „Volare" terug te
komen: er is nu ook een soort Neder
landse versie verschenen, die op Philips
45 toeren 319451PF wordt opgediend
door Johnny Remo, die overigens, aan
zijn uitspraak te horen, een Vlaming
blijkt te zijn. Het is geen schokkende
publikatie. Het zingen van Johnny stelt
niet zo erg veel voor. Hij kan de emo
ties die hij oproept, niet baas, wes
halve „Jouw ogen" dat is dan de
„vertaling" van „Volare" alsook het
andere liedje, dat „M'n kleine engel"
heet en al even sentimenteel berijmeld
is, alleen maar geforceerd en vervelend
klinken. Veel verder dan de juke-box
zal dit plaatje wel niet komen.
Andy Wililams gaat intussen ook rus
tig door met zijn hik-en-snik-gecroon.
De creaties op Heliodor 45 toeren
453903 B heten „Stop teasin' me" en „I
liké your kind of love". Wij geloven dat
Andy veel meer furore zou maken
wanneer hij zijn echt wel goede stern-
kwaliteiten wat minder zou richten op
nogal goedkope effekten. Overigens
heeft dit plaatje ook wel betere kanten.
De muziek van het orkest van Archie
Bleyer mag er zijn en de samenspraak
in het laatstgenoemde liedje is in prin
cipe geen onaardige vondst.
Guy Mitchell zingt heel wat royaler,
mannelijker en sympathieker. Men kan
hem beluisteren via het 45 toeren Phi-
lipsplaatje 322320 BF in twee vriendelijke
liedjes, die respectievelijk heten „Let it
shine, let it shine" en „Butterfly doll",
beide in vierkwartsmaat en door het
orkest van Jimmy Carroll met exotische
geluidjes versierd.
Op Artone 45 toeren AP 22020 is het
weer rock and roll geblazen met zet
'm-op saxofoons en
wa-wa-croonende
achtergrond-stemmen.
De zogeheten „leading
voice" van The Cor-
vets klinkt wel aan
vaardbaar. doch ove
rigens heeft dit plaatje
niet veel meer te be
tekenen dan alle soortgelijke lawaai-
stukjes der moderne lichte Muze. De
nummers op dit plaatje heten „Don't
restrain me" en „String band hop".
Duitse volksmuziek kan men intus
sen beluisteren via de 33 toeren
Philips langspeler P 08601 L, wel
ke is volgegroefd met „Bayerische
G'schichten" in alle toonaarden en
stemmingen. Er komen koren, kleine
zanggroepen, afzonderlijke vokalisten,
èj odelaars, dorpskapellen,
strijkjes, dansorkesten en ga
zo maar verder aan te pas,
die, samen met het eigen
lijke repertoire, voor een
goedgekozen afwisseling
zorg dragen. De weergave
van de plaat is opmerkelijk
goed. Bij verscheidene num
mers moet het plezierig dan
sen zijn. Uiteraard wordt in
de meeste nummers op deze bekoor
lijke LP het schone land van Beieren
bezongen.
Hoempapaklanken, die je in de benen
schieten, leveren op Polvdor 45 toeren
nr. 20359 „Die Böhmische Blasmusikan-
ten" in achtereenvolgens: Karlsbader
Sprudel (polka), Pilsner Bier (mars),
Wer tanzt mit mir (mazurka) en Der
letzte Heller (polka), vier nummers
die doortinteld zijn van muzikaliteit en
levensblijheid. Weense zwier en gratie
is verklankt op het 45 toerenplaatje
20387, eveneens een Polydor, dat een
viertal Operette-marsen laat horen in
een feestelijke, genuanceerde uitvoe
ring door het groot-orkest van Hermann
Hagestedt. Het zijn de Weibermarsch
uit „Die Lustige Witwe" (Lehar), de
Einzugmarsch uit ..Zigeunerbaron" van
Strauss, de „Fliegermarsch" uit „Der
fliegende Rittmeister" van Dostal en de
Florentiner Marsch van Fuck.
Wat ons betreft doen de Duitsers
het op het gebied van de mo
derne schlagers stukken beter
dan de Amerikanen. Weliswaar heeft
ook de inhoud van de Duitse liedjes
nauwelijks iets om het lijf hoe ar
moedig zijn toch negen van de tien
liedjes, die men in onze dagen aan de
lopende band op de markt brengt!
doch de manier waarop ze worden
voorgedragen, de muziek en het stem-
menmateriaal staan doorgaans op een
wat hoger plan dan het Amerikaans
niveau. Als het om de liefde gaat en
daar gaat het veelal om prefereren
de Duitsers romantiek en tederheid
boven de Amerikaanse glamour en sex
en zijn zo in hun liedjes minder brutaal
en schreeuwerig zinnelijk. Een en an
der wil intussen bepaaldelijk niet zeg
gen dat de Duitsers minder pittig zou
den zijn, integendeel, maar hun instru
mentale en vokale pittigheid is er een
van nature en zeker niet zo geforceerd
en „overdone" als de Amerikaanse door
gaans is.
Een paar van die opgewekte Duitse
plaatjes dus. Polydor 45 toeren nr.
23734 met twee door de kittige Erni
Bieler voorgedragen foxtrotjes, het be
kende liedje ..Lollipop" en een ode aan
de klokkengieters, bij
een kwiek muziekje
door het orkest van
Lutz Albrecht: Polydor
45 toeren 23788 met
een militair marsje,
dat „Links-rechts"
heet en natuurlijk han
delt over de lievekens
die een oogje aan de
troep wagen en voorts
een mambo-calypso,
die zindert van temperament. Die Glo-
Tenslotte nog wat instrumentale
dansmuziek en dan zij vooreerst
genoemd de selectie van Ameri
kaanse nummers oude bekenden al
lemaal die op de 33 toeren LP van
Polydor nr. 46082 met zorg en met zin
voor de aparte „toon" van elk werkje
worden gespeeld door het dans- en
showorkest van Werner Müller. Bij de
arrangementen staat sfeerwerking op
de voorgrond. De plaat, via
welke men een „roundtrip"
door Amerika maakt, ver
meldt o.m. „Sentimental
journey", „Carolina Moon",
„Stars fell on Alabama",
„Carry me back to old Vir-
giny", ..Indiana" en „Beauti
ful Ohio". Een langspeler
met stijl.
Joss Baselli, een Franse
accordeonist van klasse, paart fnet zijn
ensemble poëzie aan pittigheid bij de
uitvoering van een selectie overwegend
Franse melodieën in danstempi. die ge
groefd zijn in de 33 toeren Philipsplaat
76139 R. Het gaat er speels en lucht
hartig, maar daarom niet minder mu-
zikaal-verzorgd san toe. Joss zelf speelt
een zeer levendige en fantasierijke par
tij met originele vondsten in zijn im
provisaties.
De dansmuziek op het 45 toeren
plaatje 20371EPH van Polydor wordt
f alvast gekenschetst
door de titel van de
publikatie: Lasst uns
traumen, waarbij de
tekening op het hoes
je de rest doet. Het
plaatje laat twee En
gelse walsen horen,
..Far away places" en
de „Tennessee wals",
de foxtrot „Sunrise
serenade" en tenslotte
nog een werkje, waar
bij men zittend kan dromen, te weten
..Indian love call". Het orkest van Owen
Bradley zorgt voor sfeervolle stemmin
gen. die nog eens extra worden opge
sierd door kunstfluiter Fred Lowery.
FRÉDÉRIC