GELOOF en ZELFCRITIEK Het spookpaard Lichte muziek op zwarte schijven Bert Haanstra, overdonderd door het succes Ivan 7ün film „Fanfare" van zijn AmEfiV^^ Michael Sweerts in Rotterdam Nobelprijs voor medicijnen Gelakte meubels opknappen? NED0-MEX Ceta-Bever Kinderkopjes Vacht handen JtZTks MULO A en B RESA-HILVERSUM Drie Amerikanen bekroond iedere avoi zondag <- VRIJDAG 31 OKTOBER 1958 Een Jeroen Bosch terug naar Portugal Onderscheiding voor Theo Swagemakers Rose Macauley overleden Liturgische weekkalender Oorspronkelijk detective-verhaal door MARTIN MONS PAGINA 15 Volksmuziek Dansmuziek Duits repertoire i p. man die het bestaan heeft, dan eindelijk en te langen leste de eerste Nederlandse speelfilm te maken, waarin de wereld, zelfs de critische Wereld kan geloven, Bert Haanstra, zat er, toen wij hem dezer dagen in zijn woning in Laren opzochten, een tikje beduusd bij. Het succes van Fanfare „de bioscopen zijn meer dan uitverkocht en het publiek klapt na afloop had hem kennelijk overdonderd; alhoewel hij de film met genoeg overtuiging had ge maakt, om van te voren van een redelijk succes over tuigd te kunnen zijn. Maar het tekent Haanstra, geloven wij, dat hij toch het meest verheugd is over de kennelijke bijval van het „grote publiek Want hij wil met zijn werk de mensen iets „doen Iets goeds uiteraard, want hij zal nimmer voorbijzien aan de verplichtingen die zijn artitiek vakmanschap hem nu eenmaal oplegt. Hij wil zoveel mogelijk mensen bereiken door een zo goed mogelijke film te maken. Haanstra zegt: „Ik geloof voor wat de film betreft in de mogelijkheid van een algemeen goed zijn. Ik geloof dat je een werk kan maken dat voldoening schenkt aan de kenner, die zijn oordeel kan beredeneren en dat tegelijk voldoening geeft aan de leek, die het gewoon prettig vindt om er naar te kijken". En hij kan dat geloof zonder gewetensbezwaar frank en vrij uitspreken, want hij heeft zelf die mogelijkheid bereids in de practijk waar gemaakt. Bert Haanstra rechtsen zijn camera-man. Advertentie Jen nimmer §È&&r^i ruw of schraal I|r Het is de Hamamelis die het 'm doet Met he m.s. Japan van de Zweedse Oost-Azië rederij wordt een dezer dagen het drieluik „De verzoeking van de Heilige Antonius" van Jeroen Bosch van Rotterdam naar Lissabon verscheept. Dit zeer kostbare schilderij, waar van de waarde op 1.300.000 wordt geschat, bevindt zich in Portugees bezit. Het werd gedurende de afgelopen zomer uitgeleend aan het Rijksmuseum voor de tentoonstelling „De middel- eeuwsche kunst der Noordelijke Neder landen". Het voortransport van het Rijks museum naar Rotterdam wordt door de expediteurs Vogelpoel en Noorwegen uitgevoerd. Hoewel de Zweedsche Oost-Azië-rede- rij normaal slechts lading van Rotterdam naar Oost-Azië accepteert stelde directie voor dit doel haar schip bleek, dat juist het type schip voor beschikking toen afvaartdatum en belanghebbenden zouden passen. de ter de de bij het schilderij Bjj de opening van de St.-Lucasten- toonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam heeft donderdag de voorzit ter van de vereniging, de heer Bart Peizel, aan de kunstschilder Theo Swa gemakers de Therese van Duyl-Schwar- ze-medaille uitgereikt voor een door hem gemaakt vrouwenportret. Bert Haanstra (42) is een Twentenaar Van geboorte. Hq bezocht in Goor de Rijkskweekschool voor onderwijzers, kwam er nét niet aan het diploma toe en zag ook helemaal geen heil in een verdere ontwikkeling in de richting van het onderwijzerschap. Zijn duidelijk ar tistieke afkomst zal daaraan niet hele maal vreemd zijn geweest. De vader van Haanstra is een schilder van bete kenis. Hij verwierf nog niet zo lang ge leden de Terborchprijs; en die onder scheiding viel ook zijn broer ten deel. Bert Haanstra vertoonde al even zeer een zekere neiging in de richting van de beeldende kunst. En hij studeer de zelfs drie jaar op de avondcursus van de Rijksacademie in Amsterdam. Niettemin leek hij niet minder dan ge predestineerd voor de filmerij. Als jon gen van 14 jaar bezocht hij in Goor zo nu en dan een klein bioscoopje; overi gens werd hem zulks slechts toegestaan Wanneer er films van Chaplin, Harold Lloyd of Watt en Half Watt aan de orde waren. Maar reeds toen stond het voor hem vast: „Dat wil ik ook, films ma ken." Dat stond zelfs vast, zonder dat hij zichzelf helemaal kon realiseren hoe ®n waarom. Maar hoe werd men filmer, zijnde «en vak dat, zeker in die dagen en °ok nu nog, niet tot de meest alle- feagse behoorde? Misschien koos transtra, achteraf gezien, wel de meest directe weg: hij werd foto- &aaf, persfotograaf. Hij werkte enige de i5\s, zodanig bij Vaz Dias en bij hpheerrtk Verenigde fotobureaus. Hij Deneerde een eigen fotobureautje en lïiaaKte vele series foto-reportages De oorlog maakte een voortijdig ein de aan zijn aspiraties. Haanstra kreeg een baan bij het Amsterdam se Gemeentelijk Energie-bedrijf, waar hn zün tijd voortreffelijk gebruikte door het maken van illegale foto s die naar Engeland werden gestuurd en die aanwijzingen inhielden, waar op de R.A.F. sommige inrichtingen kon bombarderen. Maar nog tijdens de oorlog maakte hij kennis met een reeds in 1933 uit zijn land gevluchte Duitser, een enthousiast filmer. En er werden tal van plannen Voor na de bevrijding gemaakt. Een daarvan werd verwezenlijkt. In 1947 re- Advertentie ¥a.P„auley, de bekende Engelse den o?eHedenter' iS donderdaS in Lon" vermeldMwordtGyW7lee£tiid nergens (Engeland) geboren^,in Cambridge lector was in de Engek^tJju het grootste .gedeeif?vi» U ,,bT jaren in Italië door. Haar „„5 ,kmder" than „The valley of captives" werd 1911 gepubliceerd. werd in Haar bekendste werken van voor de oorlog waren „Keeping up appe°r de_ ces", „Pottensm" en „Told bij an fdi- °t". Onder haar succesboeken van na dp oorlog noemen wij „The world mv wilderness" en „The towers of Trebi- zond" Advertentie VQHcort Mulo voor P.T.T. en N.S» e kortste en voordeligste opleiding: (Bekende Schriftelijke Cursus) Pi59iJ^AG 2 november: 23e zondag na H rfjei-en: eigen mis; credo; pref. van de Zielen- enheid; groen. MAANDAG: Aller- den eigen missen; pref. van de overle- roS, zwart. DINSDAG: H. Carolus Bor- geb bisschop-belijder; mis Statuit: 2 2 bLc Vitalis en Agricola; (Roermond: Aerinli Perpetuus; 3 geb. H.H. Vitalis en daw 2ia): wit WOENSDAG: Mis van zon- inis' Pen B?sch: H. Ódrada, maagd; ij ti Dilexisti; wit. Breda en Roermond: ÖAi-.rleheken; eigen mis; rood. DONDER- fi winuHS Jan zondag; groen. VRIJDAG: Credni iïS a S^^oP-belijder; eigen mis; Vr ZATERDAG: mis van O. L. r op zaterdag; 2 geb. H.H Vier Ge- jloonden; pref. van O. L Vr ZONDAG L?P°rV=enmber: Kerkwijd.ng van S. Jan van kranen; mis Terribilis: 2 aar, mn rio mis Terribilis; 2 geb. van de zondag na Pinksteren; credo; wit. gisseerde genoemde Duitser een sprookjesfilm, met Bert Haanstra als camera-man. Het product droeg de naam van „Mythen en Demonen". Men ging er mee naar Engeland voor de na- synchronisatie. En de film werd daar ook uitgebracht, maar werd een volko men debacle. De recensies waren eens luidend afwjjzend; slechts vernam men hier en daar het oordeel: „Alleen het camera-werk was goed." En dat was voor Haanstra dan aan leiding genoeg „om het toch nog eens te proberen"; en nu alléén. Zijn eerste min of meer volwaardige produkt was een filmpje over het Muiderslot en de Muiderkring; en het was inderdaad he lemaal een film van hem alleen: de ti tels had hij zelf getekend. Zijn eerste duidelijke succes als fil mer behaalde Bert Haanstra met „Spiegel van Holland", een rolprent, die in feite ontstond op initiatief van Piet v. Moock, directeur van „De Uit kijk", die althans voor de financiën zorgde. Zijn enige materiaal voor de „Spiegel" bestond destijds uit een boot en een camera, zijn enige hulp een stu dent. Maar Haanstra bewees dat men in de filmerij véél met weinig kan doen. Van toen af aan gingen de zaken vlotter. Men ging wat in hem zien. En dat had in de praktijk tot bijzonder nut- tig gevolg, dat zowel subsidies als op drachten los kwamen. Haanstra liet ze j bepaald niet ongebruikt. Ieder die eni- I ge belangstelling voor de filmkunst heeft, f kent zijn „Panta Rhei", zijn film over de Middeleeuwse bouwkunst, zijn „En de zee was niet meer", zijn film over „Rembrandt" en zijn „Glas"-film En persoonlijk bewaren wij dan een onuit wisbare herinnering aan „Strijd zonder einde", een ongelooflijk boeiende film, die Haanstra in opdracht van de Ko ninklijke/Shell maakte over de be strijding van besmettelijke ziekten in Afrika. En nu dus „Fanfare". Men stelt Haanstra de vrij voor de hand liggende vraag of het voor hem een grote over gang is geweest van de documentaire naar de speelfilm. Men krijgt het ant woord dat men feitelijk van een fil mer van zijn portuur kan verwachten: „Neen, want datgene dat elementair is by het vervaardigen van welk soort film dan ook, gaat gewoon door. De ver schillen zijn in wezen bijkomstig Het hoeft nauwelijks verba,z.'ngvpïf wekken dat hij, ingaande op dieV schillen, komt te spreken over ac£ea^s en actrices, of liever over in films op tredende mensen. En bij het maken van documentaires heeft hij daar ook roy aal mee te doen gehad. „Bij met-ac teurs", zo zegt Bert Haanstra, „gaat het er ook terdege om of zij camera- bewust zijn; maar paradoxaal genoeg, blijkt die camera-bewustheid het meest sprekende bij hen, die het koud liet, dat zij door de camera werden bespied. Van hen moet ik het altijd hebben. Degenen, die het zuiverst zichzelf blijven, zijn het meest waardevol." En die laatste stel ling wil Haanstra dan ook kennelijk toe gepast zien op het filmen met beroeps acteurs en -actrices. Het „doen zonder complicaties" is ook wat hen betreft ideaal en dat komt dan wel zo onge veer neer op: doen zoals de regisseur het wil. Want alleen hij weet of dat doen past in het totale filmbeeld. „Ieder gebaar, iedere reactie," zo zegt .Haanstra, „wordt in een film enorm vergroot. Een „kleine" reactie „De hongerigen spijzen" een werk van Michael Sweerts, wiens oeuvre nog tot 23 november te zien is in museum Boymans te Rotterdam. Michael Sweerts is geboren te Brus sel, verbleef geruime tijd in Am sterdam en in Rome en stierf in 1664 te Goa in het verre Oosten. Hij was een wonderlijk en zeer per soonlijk kunstenaar, die tijdens zijn verblijf te Rome de school der Caravaggisten nieuw leven inblies. In Amsterdam besloot hij plots om als lekenbroeder te gaan missio neren. Na veel wederwaardigheden stierf hij als een onbekend missio naris in het centrum der Portugese Jezuïeten te Goa. Advertentie Babyderm Haarwater (Haar- groei-fonic) legt reeds in de jeugd de basis voor een gezonde haargroei. Flacon f 1.90. Yoor lang» tijd toereikend. Een scène uit „Fanfare". wordt door de toeschouwer „groot" ge voeld. En een regisseur heeft zich dus af te vragen: hoe „dirigeer" ik die re acties. Welnu, dat dirigeren betekent meestal temperen. En hij moet beken nen, dat hij, „Fanfare" regisserende, méér gezegd heeft: „Doe nou niks" dan: „Doe het eens zo." Bjj acteurs, zo zegt Haanstra, moet een filmregis seur praktisch niet voorspelen; hij moet zich beperken tot kleine opmerkingen tussendoor en hij moet de dingen zó aan geven, dat 2(i het gevoel hebben dat alles uit henzelf komt. Deze gang van zaken vereist echter wel een nauwge zette selectie van de acteurs en actri ces vooraf. Want het karakter van de ze of gene kan nét dat facet je verto nen, dat niet „klikt" in het filmbeeld. Bert Haanstra praat over dit alles op een rustige, bezadigde toon. Het onder werp neemt wel beslag van hem, maar dat maakt juist van hem een toonbeeld van haast onaandoenlijke concentratie. Wij mochten hetzelfde verschijnsel bij hem waarnemen, toen wij hem destijds in Giethoorn zagen regisseren. „Fanfare" is dus een doorslaand suc ces geweest. Ook in het buitenland schijnt men meer dan normale belang stelling voor deze Nederlandse speel film te hebben. Men vraagt dus naar plannen vpor nieuw werk; voor een nieuwe speelfilm met name. En dan blijkt overtuigend, dat Haanstra niet van zins is zich door zijn succes te la ten dwingen. Zijn uitgangspunt lijkt ons: „Ik kan wellicht veel, maar ik moet niets." Hij zegt: „Ik begin aan niets of ik moet er voor honderd procent en met mijn hele wezen in ge loven." En: „Iedere nieuwe film bete kent voor mij: helemaal opnieuw be ginnen." Want aan zelfcritiek schort het hem niet, Bert Haanstra. Zjj is bijna even groot als zijn geloof in de goede (film)zaak. HERMAN HOFHUIZEN Het „Karolinska"-instituut te Stock holm heeft heden de Nobelprijs 1958 voor medicijnen toegekend aan drie Amerikaanse geleerden, wegens hun pioniersarbeid op het gebied van de erfeiykheidsleer. De helft van de prijs zal worden ver deeld tussen George Wells Beadle, pro fessor aan de Kerckhoff-laboratoria j voor biologie te Pasadena in Califor- nië, en Edward Lawrie Tatum, pro fessor aan het Rockefeller-instituut te I New York, wegens hun ontdekking dat „genen handelen door regulering van bepaalde chemische gebeurtenissen". De andere helft van de prijs gaat naar Joshua Lederberg, professor aan de universiteit van Wisconsin, voor zijn ontdekkingen betreffende „genetische hercombinatie en de organisatie van genetisch materiaal van bacteriën". Het werk van de drie geleerden be treft de feitelijke basis van de erfelijk heid, namelijk de manier waarop karak teristieken van de ene generatie op de andere overgaan. Dr. Tatum begon er mee in samenwerking met dr. Lederberg. Laatstgenoemde en zijn medewerkers toonden later aan dat hoeveelheden ge netische stof, in bacteriën ingebracht, door deze aangenomen kunnen worden en gecombineerd met hun eigen stof die dan een andere samenstelling krijgt. Dit proces heeft bestudering van het functioneren van organismen onder nor male en pathologische omstandigheden mogelijk gemaakt en aldus de weg ge opend naar een beter begrip van be paalde problemen omtrent het ontstaan van gezwellen. Volgens het Karolinska-instituut zal het kanker-onderzoek stellig sterk be- invloed worden door de ontdekkingen die door deze drie Amerikaanse geleer den gedaan zijn. Advertentie 62) "TTJRs- En dat is nu juist wat de moordenaar d.1£ holms pokus wilde bereiken, de aandacht nnVmi.u afleiden en de verdenking laten vallen |L„„ „ff. "angst. De plannen voor deze moord da- F van vandaag of gisteren, inspecteur Berg- hekiikT bewjjzen voor mijn theorie be treft, bekijkt u dit zadel maar eens even." teruR160 rgmans doet een Paar stappen ach- „Ik heb helemaal geen verstand van zadels," protesteert hu. „Maar toch wel van vingerafdrukken. Kunt u er een op vinden? „Eens kijken. Neen. Maar daar steekt toch niets vreemds in, dunkt me zo. Die stalknecht, die dat vuile werkje heeft opgeknapt voor freule Hangst of voor wie dan ook, die heeft natuurlijk wel op gepast geen afdrukken na te laten." Waarom zou hij dat hebben gedaan? Het was toch doodnormaal, dat zijn vingerafdrukken op een zadel stonden dat hij gehanteerd had. Hy had lm- mers het paard gezadeld, dat kun je niet doen zon- der afdrukken na te laten." „Nu ja, u moet niet vergeten, mijnheer Perquin, dat u hier niet te doen heeft met een van uw Am sterdamse zware jongens. Die zijn, denk ik zo, wel slim genoeg om te weten wanneer vingeraf drukken gevaarlijk kunnen zijn en wanneer niet. Maar zo'n eenvoudige Weemeroyense pummel, wat weet die daar nu van? Die heeft wel eens gehoord, dat de politie een misdadiger heeft gevonden door achtergelaten vingerafdruken! Dat zal mij niet overkomen," denkt hij en hij poetst het hele zadel schoon." „Juist. En baron Hangst? Had die ook al reden zijn vingerafdrukken te verdonkeremanen. Want hij is toch maar opgestegen, later om te lunchen afge stegen en daarna, toen de honden opeens lucht kre gen, weer opgestegen. Hubert Hangst was een uit stekend ruiter, inspecteur Bergmans, maar van die circus-bravourestukjes als met één zet op de rug van je paard springen zonder het zadel met de hand aan te raken, die heb ik hem nooit ten beste zien geven." „Ja, hoort u eens, dat zijn dingen waar ik mets van af weet, hoe je op een paard klautert en zo. Mijn vader zaliger was een eenvoudige dorpsschool meester, in onze kringen wordt geen paard gere den," zegt inspecteur Bergmans stijfjes. Pieter Auguste Perquin gevoelt grote lust zich zelf een schop te geven. Daar had je het weer. In deze zo vreemd door elkaar gehutselde wereld is niemand meer zeker van zijn plaats en daardoor ontwikkelen sommige mensen van die griezelige lan ge tenen, waarop je trapt voor je het weet. Wat moest hij nu doen, zeggen dat rijden een ge noegen was, dat sterk overschat werd? Daarmee zou hij de zaak nog maar erger maken. Merkwaardig dat het onbetekenende feit, dat je niet deed aan een bepaalde sport iemand een minderwaardigheidsge voel kon bezorgen. Meer dan de helft van zijn vrien den reed niet, maar die hadden toch geen last van dergelijke gevoelens. Zou het er hem misschien in zitten, dat inspecteur Bergmans klein en mollig was en een blozend cherubijnensnoetje had? Dat de r.r- me kerel leed onder dat uiterlijk en er graag had uitgezien als een echte ijzervreter? In dat geval was zijn onbekendheid met de rijkunst alleen maar de druppel, die de emmer had doen overlopen. Pieter Auguste Perquin zucht en vindt het leven lang niet gemakkelijk. „Wat u daar zei over de reacties van die stal knecht, daar zit iets in, daar zit heel wat in," pro beert hij 's mans gevoel van eigenwaarde op te ka lefateren. „U kent de mentaliteit van de mensen hier. Voor rnjj is die een gesloten boek en zodoende loop ik na tuurlijk gevaar hun dezelfde reacties toe te schrij ven als het m\j bekende grotestadstype." „Heel juist, mijnheer Perquin, heel juist. Gelooft u mij, het is die stalknecht en niemand anders. Na tuurlijk heeft hij van iemand zijn orders gekregen. Zo'n type zou zelf niet het nodige initiatief kunnen opbrengen. Maar wie de man achter de schermen is, dat zal ik wel uit hem krijgen en gauw ook. En ik verwed er een lief ding om, dat die man een vx-ouw is." Inspecteur Bergmans lacht voldaan. „O jeetje," denkt Perquin. „Daar heb ik het er me te dik opgelegd. Nu denkt dat alikruukje, dat hij het alleen wel afkan en slaat op hol. Of kunnen alikru- ken niet op hol slaan?" In het brein van inspecteur Bergmans schijnt een dergelijke gedachte te zijn opgekomen, want hij zegt een beetje stijfjes: „Ik hoop, mijnheer Perquin, dat u mij niet kwalijk neemt, maar ik ben hier toch de verantwoordelijke persoon, nietwaar? De verant woordelijke en de leiding gevende persoon. Het on derzoek in deze zaak is mij toevertrouwd en dat maakt het mij tot een plicht om te handelen met...... „De voorzichtigheid, die uw gezond verstand en uw helder brein u raden. Dat ben ik geheel met u eens, inspecteur. U heeft groot gelijk, bij ons m Am sterdam is men wel eens een beetje al te vlug met arresteren en zo. Maar u moet denken, dat daar de kans op verdwijning van de verdachte ook zo ont zettend veel groter is. U heeft volkomen gelijk, er is niets dat presseert. We kunnen rustig even de ge beurtenissen afwachten. Wat zou u er van denken als we intussen eens probeerden de verschillende alibi's vast te stellen? Voor zo yer mogelijk-, natuurlijk." Inspecteur Bergmans knikt genadig en vindt, dat men dat wel kan doen. maar vergeet niet er bij te voegen, dat hij voor zich er eigenlijk weinig nut in ziet. „Och," zegt Pieter Auguste weer vaag, „je kunt nooit weten. Ik geloof ook wel, dat u gelijk heeft als u niets belangrijks verwacht, maarEn tot Toon, die op zjjn bellen verschenen is: „Vraag mijnheer Vermuren of hy zo vriendelyk wil zijn even hier te komen." Tom Vermuren maakt zijn entree als een woeden de stier. (Wordt vervolgd). Terwijl het lied „Volare" zo zoetjes aan wordt dood gespeeld en ge zongen is al weer een nieuwe „hit" van Italiaanse huize de muzikale ge moederen van de „top-en-tunes-fans" aan het beroeren. Het is de song „Come Prima", waarbij de Italiaanse muziek- makers naast de charme en de fleur van het zonnige zuiden nu ook eens het temperament een woordje laten mee spreken. In bescheiden mate evenwel. Nadat de intro van het liedje de indruk heeft gewekt, dat in Italië met terug werkende kracht de rock and roll is losgebarsten, wordt het versje verder /Ofii weliswaar met W43 TsJ gloed, doch ove- TyOf Hf J§iè rigens in de be- 1IL FFF kende frisgetinte IItaliaanse ballade- stijl gepresen- teerd. Via het 45 jF/jc-LFtFjl)j&c/ toeren His Mas- llsZE/lU ter's Voice-plaatje nr- JF 249 doen dat Enzo Gallo en |t| zijn kwartet, een lil ensemble dat op het stuk van de lichte Italiaanse muziek boven aan de ranglijst staat. In het andere nummer op dit plaatje, dat „Sole di Napoli" tot titel draagt en eveneens in vierkwarts maat is getoonzet, is er weer het ver trouwde geluid van tokkelende gitaren en opgewekte pianoklanken, die de stem van Enzo omlijsten. ria's brengen deze twee nummers in een soepele „close-harmony", het orkest van Albrecht zorgt voor een luchtig- strakke muzikale omlijsting: Heliodor 45 toeren nr. 450212, waarop een ge mengd zangensemble, dat zich „Die Sorgenbrecher" noemt, twee walsjes zingt, namelijk het „Bodensee-Lied" en „Die Windmühle dreht sich"; plezierig in het gehoor liggende melodietjes, fris getoonzet en met zorg gespeeld en ge zongen. De heldere uitspraak valt op; Heliodor 45 toeren 450211, eveneens ge wijd aan „Die Sorgenbrecher", nu met twee opgewekte polka's die de charme en wat dies meer zij van Rosen-Rösel en Blondes Gretchen tot onderwerp hebben. De nummers worden met verkwikkende onbezorgdheid gezongen, terwijl de ..lustige Dorfmusik" onder leiding van Delle Haensch met fors koper-geblaas en dartele klarinet- É^k partijtjes voor de nodige „Schwung" JB/BttmF zorgt. Tenslotte neemt het Neder- lands ensemble ..De isgg33"SSHi0*S^ Hartedieven" bij f T het orkest van Coen van Orsouw twee Duitse liedjes voor zijn rekening, te weten „Auf einer Insel im südlichen Meer", een stemmige tan go. en „Sie war unser Schiff", een walsje. De meisjes zingen met overtui ging en een traantje hier en daar. Van Orsouws begeleiding is prettig geva rieerd en zeer beschaafd van toon. Om nog even op „Volare" terug te komen: er is nu ook een soort Neder landse versie verschenen, die op Philips 45 toeren 319451PF wordt opgediend door Johnny Remo, die overigens, aan zijn uitspraak te horen, een Vlaming blijkt te zijn. Het is geen schokkende publikatie. Het zingen van Johnny stelt niet zo erg veel voor. Hij kan de emo ties die hij oproept, niet baas, wes halve „Jouw ogen" dat is dan de „vertaling" van „Volare" alsook het andere liedje, dat „M'n kleine engel" heet en al even sentimenteel berijmeld is, alleen maar geforceerd en vervelend klinken. Veel verder dan de juke-box zal dit plaatje wel niet komen. Andy Wililams gaat intussen ook rus tig door met zijn hik-en-snik-gecroon. De creaties op Heliodor 45 toeren 453903 B heten „Stop teasin' me" en „I liké your kind of love". Wij geloven dat Andy veel meer furore zou maken wanneer hij zijn echt wel goede stern- kwaliteiten wat minder zou richten op nogal goedkope effekten. Overigens heeft dit plaatje ook wel betere kanten. De muziek van het orkest van Archie Bleyer mag er zijn en de samenspraak in het laatstgenoemde liedje is in prin cipe geen onaardige vondst. Guy Mitchell zingt heel wat royaler, mannelijker en sympathieker. Men kan hem beluisteren via het 45 toeren Phi- lipsplaatje 322320 BF in twee vriendelijke liedjes, die respectievelijk heten „Let it shine, let it shine" en „Butterfly doll", beide in vierkwartsmaat en door het orkest van Jimmy Carroll met exotische geluidjes versierd. Op Artone 45 toeren AP 22020 is het weer rock and roll geblazen met zet 'm-op saxofoons en wa-wa-croonende achtergrond-stemmen. De zogeheten „leading voice" van The Cor- vets klinkt wel aan vaardbaar. doch ove rigens heeft dit plaatje niet veel meer te be tekenen dan alle soortgelijke lawaai- stukjes der moderne lichte Muze. De nummers op dit plaatje heten „Don't restrain me" en „String band hop". Duitse volksmuziek kan men intus sen beluisteren via de 33 toeren Philips langspeler P 08601 L, wel ke is volgegroefd met „Bayerische G'schichten" in alle toonaarden en stemmingen. Er komen koren, kleine zanggroepen, afzonderlijke vokalisten, èj odelaars, dorpskapellen, strijkjes, dansorkesten en ga zo maar verder aan te pas, die, samen met het eigen lijke repertoire, voor een goedgekozen afwisseling zorg dragen. De weergave van de plaat is opmerkelijk goed. Bij verscheidene num mers moet het plezierig dan sen zijn. Uiteraard wordt in de meeste nummers op deze bekoor lijke LP het schone land van Beieren bezongen. Hoempapaklanken, die je in de benen schieten, leveren op Polvdor 45 toeren nr. 20359 „Die Böhmische Blasmusikan- ten" in achtereenvolgens: Karlsbader Sprudel (polka), Pilsner Bier (mars), Wer tanzt mit mir (mazurka) en Der letzte Heller (polka), vier nummers die doortinteld zijn van muzikaliteit en levensblijheid. Weense zwier en gratie is verklankt op het 45 toerenplaatje 20387, eveneens een Polydor, dat een viertal Operette-marsen laat horen in een feestelijke, genuanceerde uitvoe ring door het groot-orkest van Hermann Hagestedt. Het zijn de Weibermarsch uit „Die Lustige Witwe" (Lehar), de Einzugmarsch uit ..Zigeunerbaron" van Strauss, de „Fliegermarsch" uit „Der fliegende Rittmeister" van Dostal en de Florentiner Marsch van Fuck. Wat ons betreft doen de Duitsers het op het gebied van de mo derne schlagers stukken beter dan de Amerikanen. Weliswaar heeft ook de inhoud van de Duitse liedjes nauwelijks iets om het lijf hoe ar moedig zijn toch negen van de tien liedjes, die men in onze dagen aan de lopende band op de markt brengt! doch de manier waarop ze worden voorgedragen, de muziek en het stem- menmateriaal staan doorgaans op een wat hoger plan dan het Amerikaans niveau. Als het om de liefde gaat en daar gaat het veelal om prefereren de Duitsers romantiek en tederheid boven de Amerikaanse glamour en sex en zijn zo in hun liedjes minder brutaal en schreeuwerig zinnelijk. Een en an der wil intussen bepaaldelijk niet zeg gen dat de Duitsers minder pittig zou den zijn, integendeel, maar hun instru mentale en vokale pittigheid is er een van nature en zeker niet zo geforceerd en „overdone" als de Amerikaanse door gaans is. Een paar van die opgewekte Duitse plaatjes dus. Polydor 45 toeren nr. 23734 met twee door de kittige Erni Bieler voorgedragen foxtrotjes, het be kende liedje ..Lollipop" en een ode aan de klokkengieters, bij een kwiek muziekje door het orkest van Lutz Albrecht: Polydor 45 toeren 23788 met een militair marsje, dat „Links-rechts" heet en natuurlijk han delt over de lievekens die een oogje aan de troep wagen en voorts een mambo-calypso, die zindert van temperament. Die Glo- Tenslotte nog wat instrumentale dansmuziek en dan zij vooreerst genoemd de selectie van Ameri kaanse nummers oude bekenden al lemaal die op de 33 toeren LP van Polydor nr. 46082 met zorg en met zin voor de aparte „toon" van elk werkje worden gespeeld door het dans- en showorkest van Werner Müller. Bij de arrangementen staat sfeerwerking op de voorgrond. De plaat, via welke men een „roundtrip" door Amerika maakt, ver meldt o.m. „Sentimental journey", „Carolina Moon", „Stars fell on Alabama", „Carry me back to old Vir- giny", ..Indiana" en „Beauti ful Ohio". Een langspeler met stijl. Joss Baselli, een Franse accordeonist van klasse, paart fnet zijn ensemble poëzie aan pittigheid bij de uitvoering van een selectie overwegend Franse melodieën in danstempi. die ge groefd zijn in de 33 toeren Philipsplaat 76139 R. Het gaat er speels en lucht hartig, maar daarom niet minder mu- zikaal-verzorgd san toe. Joss zelf speelt een zeer levendige en fantasierijke par tij met originele vondsten in zijn im provisaties. De dansmuziek op het 45 toeren plaatje 20371EPH van Polydor wordt f alvast gekenschetst door de titel van de publikatie: Lasst uns traumen, waarbij de tekening op het hoes je de rest doet. Het plaatje laat twee En gelse walsen horen, ..Far away places" en de „Tennessee wals", de foxtrot „Sunrise serenade" en tenslotte nog een werkje, waar bij men zittend kan dromen, te weten ..Indian love call". Het orkest van Owen Bradley zorgt voor sfeervolle stemmin gen. die nog eens extra worden opge sierd door kunstfluiter Fred Lowery. FRÉDÉRIC

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1958 | | pagina 15