GIACOMO MANZÜ 50 JAAR Zijn bijdrage tot de moderne beeldhouwkunst Voortzetter der grote Florentijnse traditie De TV op KERSTMIS Anna, de grootmoeder, Matige Amerikanen blijken hun vrijheid waard te zijn Uit Bergamo komen grote mannen Wat souden we se missende groot oudersals se er met bij waren KWART EEUW NA DE „PROHIBITION" WOENSDAG 24 DECEMBER 1958 fAGINA 11 T^r schijnt een zekere relatie te be- staan tussen Bergamo en Rome. Caravaggio, die er werd geboren, kreeg in Rome zijn eerste erkenning en Paus Paulus V zond hem een ge neraal pardon toen hij later in hevige moeilijkheden geraakte. Palma Vecchio, ook van Bergamo, -kreeg eveneens steun uit Rome, Paus Joan nes XXIII ontving onlangs een aan tal pelgrims uit zijn geboorteplaats. Er werd toen zelfs „Viva Bergamo" in de St.-Pieter geroepen. Ik weet niet of de beeldhouwer Manzü zich onder de aanwezigen bevond, maar de hui dige Paus zou hem wellicht hartelij ker begroet hebben dan zijn eminente Voorganger, alleen al omdat zij de geboortegrond gemeen hebben. De Brote opdracht, onder het pontificaat Van Pius XII aan hem verleend, voor het maken van de grote deuren van de St.-Pieter, is destijds nogal met enige moeilijkheden gepaard gegaan. Had Manzü immers niet kardinalen afgebeeld op enkele kruisigings-tafe- relen Op 22 december is Giacomo Manzü Vijftig jaar geworden. Hij stamt uit een gezin van acht kinderen, die in arme lijke omstandigheden groot gebracht werden. Zpn vader paarde het beroep van schoenmaker aan de werkzaamhe den als koster, zoals dat op dorpen wel meer voorkomt, waarbij de diensten voor de kerk nog slechter gehonoreerd worden dan de diensten voor de te voet taande mensheid. Toen de artistieke egaafdheden van Giacomo zich open baarden zagen de ouders geen andere oplossing dan hem in de leer te doen op een werkplaats waar stucwerk, lak en verguldsels vervaardigd werden. Een opleiding in de kitscherige zin scheen dus wel gewaarborgd, maar Manzü Werkte zich met. a''e kracht uit het mi- heu en gebruikte zijn vooropleiding slechts om zich in een grote verschei denheid van technieken te bekwamen. Hij schilderde en lithografeerde in die tijd, maakte fresco's, aquarellen en et sen. Leerde het gipsgieten en polychro meren. In 1930 vestigt hij zich te Milaan en dan begint pas zjjn werk als beeld houwer, waarvoor hij een natuurlijke be gaafdheid aan de dag legt, zoals alleen oe Italianen schijnen te bezitten. Het is jfü altijd beginnen met een gro- letwmuPT°ag waarbij de traditie hun in de vingers zit. Hoewel wy ujt cje dertiger jaren „Slttend meisje" van Manzü (1953). Manzü: Portret van Fvancesca" (Van onze TV-redacteur) De TV biedt op deze Kerstdagen ver schillende toepasselijke en niet hele maal toepasselijke uitzendingen die wel het een en ander beloven. Vanavond zendt de NCRV ,,De Geest van Kerst mis" een door David Koning naar Dickens- „a Christmas Carol" geschre ven televisie-spel uit. Scrooge ons al ler Scrooge mogen wij wel zeggen wordt vertolkt door Herbert Joeks. De regie heeft Peter Koen. Om 23.55 komt ,,in Eurovisie" een uitzending van de Nachtmis uit de Ahdij ..Mont St.-Mi chel", een klein rotseiland in de baai tussen Bretagne en Normandië. Deze abdij-kerk is al sinds 1863 niet meer in gebruik. In deze Kerstnacht zal zij voor enkele uren weer teruggegeven worden aan haar bestemming. De h. Mis wordt opgedragen door mgr. Guyot, bisschop van Coutances. De gezangen worden uitgevoerd door seminaristen van Ducey, St.- Michel en Avranches en het koor Grimber. De instrumen tale muziek wordt uitgevoerd door leer lingen van het Conservatorium in Ren- nes en van het Groot-Seminarie te Cou tances. Televisie-commentator is de weleerw. heer F. de Grijs. Morgen, op Eerste Kerstdag, verzorgt de K.R.O. een opera-uitzending van betekenis. Men neemt dan van de Duit se televisie een opvoering van Friedrich Smetana's meesterwerk ,,Prodana Nevesta" (De verkochte bruid) over, een komische opera, die overvloeit van verrukkelijke muziek en zang. Medewerking verlenen o.m. het koor van Radio Keulen o.l.v. Bernhard Zimmermann, het symphonie-orkest van dezelfde omroep o.l.v. Laszó So- mogyi en de balletgroep van Boris Pi- la to. Tweede Kerstdag is gewijd aan het lichte, maar daarom bepaald niet te versmaden amusement. De A.V.R.O. opvoering van het inder daad blije blijspel „Je kunt 't toch niet meenemen", waarin George Kaufman en Moss Hart terecht de waarde van alle zeer aardse gewin in twijfel trek ken. De bezetting lijkt ons veelbe lovend. Men komt immers namen tegen als die van Mary Dresselhuys (Penny Sycamore) John Soer (Paul Sycamo re) Ko Arnoldi (Meneer de Pruna, vuurwerkspecialist) en Joan Remmelts (Meneer Kurby, bankier). reeds zeer mooie portret-studies, naakt figuren en ook wel religieus werk van Manzü kennen, dateert zijn bekendheid pas van na de oorlog. De eerste kardi nalen zijn tijdens de oorlog ontstaan, in die tijd werkte hij ook aan de kruis wegstaties. Dit religieus werk is zeker niet ontsproten aan het milieu, waaruit Manzü voortkwam. Integendeel zou men haast zeggen, want zijn visie is zo onafhankelijk en persoonlijk, dat de kosterszoon er vreemd aan is. Enige jaren geleden heb ik Manzü eens opgezocht in zijn atelier te Milaan. Zijn nieuwe huis met de werkplaats in een van de buitenwijken was juist gereed gekomen. Hij ont ving mij hartelijk maar tegelijk met een zekere stugheid. Manzü is zeker geen levendig en druk pratend mens, zoals men van een Italiaan zou verwachten. Ook in zijn karakter is hij een antipode van Marino Marini die zich als een charmante druk-doende, niet van ijdel- heid gespeende succes-figuur voordoet. Manzü heeft een bijna boerse gesloten heid en het huis ademde de sfeer van eenzame mensen. Hij droeg een soort witte vechtpet, zoals Amerikanen wel plegen te dragen als zij op vakantie gaan. Die pet viel mij van hem tegen. In het atelier stonden portret-studies en er was één kardinaal (de grote zitten de), verder waren er juist de grot?, schotten gereed gekomen, waarop hij het enorme werk van de deuren voor de St.-Pieter naar ik meen zijn zij zeven meter hoog moest aanvangen. Hij vertelde, dat hij meestal met zes of zeven beelden tegelijk bezig is, en werkte aan de figuur, waarin hij op het moment de meeste zin had, maar op die bewuste dag was er opmerkelijk weinig te zien. Er waren ook geen leerlingen, uitvoerders of gipsgieters aan het werk, zoals men zou verwach ten bij een man met wereldreputatie. Hij zei mij bijna al het werk zelf te doen, een gipsgieter liet hij komen als hij hem nodig had. Wél had hij stapels foto's en tekeningen: die hij met groot geduld toonde. Daarna volgde de rond: gang door het bescheiden huis, waar hij ook steeds weer nieuwe foto's en teke ningen uit kasten opdiepte. Ik kreeg soms de indruk, dat hjj trotser was op zijn tekenwerk, dan op zijn beelden. Nu zijn de tekeningen van Manzü ook werkelijk zeer mooi, de sepia schetsen hebben iets Rembrandtieks en getuigen van zeer groot beeldend vermogen. Soms is hij fel, haast als Daumier, zoals in de dikke, slechts wet helm en sabel geklede Pruisi sche officier, die ook voorkomt op een van de staties. Dan weer is hij zacht en gevoelig, zoals bij de portret-stu dies in zwart krijt. Op vele manieren hebben wjj in ons land reeds kennis kunnen maken met het oeuvre van deze merkwaardige beeldhouwer. Op de tentoonstellingen van Sonsbeek was Manzü meermalen met verscheidene werken aanwezig. Op de „Mostra 1954" te Rotterdam toonde hij meer dan twintig beelden. Het Centraal Museum te Utrecht organi seerde in 1956 een grote expositie van zijn werken. Tilburg kocht de staande kardinaal van hem aan, Hel mond verwierf een van zijn danseres sen. Zeer mooi kan men Manzü zien in het park Middelheim te Antwerpen. Een tweetal van de grote, diepbewo gen kruiswegstaties, alsmede de mooiste verstilde dansfiguren beho ren er tot het vaste bezit. Manzü, die zich de luxe kan permitte ren praktisch niet voor opdrachten te werken, is steeds met een bepaald the ma bezig. Jarenlang kan hij op dat the ma moduleren en steeds komt hij met nieuwe verrassende varianten. Toen ik destijds bij hem was, zei hij mij „Car- dinali basta" en hij trok er een gezicht bij, waaruit duidelijk bleek, dat hij er ge noeg van had. Dat thema der kardina len had hij toen overigens al meer dan tien jaar behandeld. Daarbij moet men bedenken dat hij nooit meer dan één gietsel van een beeld laat maken. Al le kardinalen zijn dus verschillend. Ik vermoed dat hij het kleibeeld steeds behoud na het afgieten en dan weer voortwerkt tot de vormgeving een ander karakter heeft. In dezelfde tijd heeft Manzü ook gewerkt aan de kruisweg staties. Er zijn er bij, waar het reliëf maar enkele millimeters dik is. Eigen lijk zijn het tekeningen in klei, maar met ongeloofwaardig vakmanschap is het gevoelig modelé aangegeven. De voor stellingen zjjn absoluut niet conventio neel en soms hebben zij een surrealis tische geladenheid, bijvoorbeeld, daar waar de Christus tot een skelet gew.or- den is. Elders geschiedt de broeder moord onder het kruis, ook is de ge kruiste soms aan één arm opgehangen. Reeds verscheidene jaren werkt Man zü aan het thema de danspas. Er zijn zeer veel verschillende beelden ont staan, ijle, haast irreële figuurtjes, soms de zware dos haar met de armen om hoog houdend, dan weer hangt het haar als een lange paardestaart af tot het middel, waardoor de achterzijde een loodrechte afsnijding krjjgt, die als con trapunt werkt tegen de welvingen der voorzijde. Het mooist van al deze figu ren is wel de „danspas" van Middel heim te Antwerpen. Hier is de statische rust, de soepelheid der plastische ele menten, de noblesse van het rijpende jonge meisje geworden tot een bijzon der poëtisch spel. Diezelfde poëzie vindt men in de vele zittende en liggende vrouwefiguren. Soms zijn zij naakt, soms zijn zij gedeeltelijk gedrapeerd. De draperie is daarbij 20 geraffineerd ge- modeleerd, dat het geheel soms haast griezelig naturalistisch aandoet. Het wordt dan ook wel eens decadent, zo als bij de vrouwefiguur met de afge zakte kousen en de figuren liggend op een peluw, die associaties wekt met een opblaasbed, waarbij de vormen naast het lichaam omhoog bollen. Maar steeds wordt men weer getroffen door de gratie en de souplesse van dit beeldhouwwerk. Manzü gaat zeker in het spoor der grote sculpturale traditie van zijn land. Donatello en Verocchio zijn zijn grote voorgangers, maar daarbij verviel hij niet in een neo-classicisme, neen, de vormentaal is zeer eigen en zijn esprit is zeker gebonden aan onze tijd. En hier mede is ook de waarde die Manzü voor de moderne beeldhouwkunst heeft ze ker getekend. Met zijn kunstbroeders Marini, Mascherini en Minguizzi is hij toonaangevend voor de grote herleving der moderne Italiaanse plastiek, die niet gevlucht is in complete abstractie, maar vorm wist te geven voor een eigentijdse beeldhouwkunst, die bijzon der aanspreekt en tegelijkertijd een gro te nieuwe vorm-conceptie wist te scheppen. Manzü leidt op het ogenblik met Min guizzi de beeldhouwklasse aan de Bre- ra te Milaan. Tevens is hij met Ko- koschka docent aan „Die Schule des Sehens" in Salzburg. Dat hij naast de grote expressionist zijn lessen kan ge ven, bewijst hoezeer vernieuwend hij is. Wjj hopen nog veel van deze nog gees telijk jonge en vitale man te kunnen verwachten in de toekomst. MARIUS VAN BEEK. miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHtiiiiiuiiiiiiiitiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiinHimiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiuiiiiiiiiiititiiiiiiuiiHiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiimiiiiiiinniH^ olgens de legende heeft het Christuskind toen het in de Kerstnacht, ver van Naza- reth, geboren werd, grootouders gehad. Van de moeder der heilige Maagd, de heilige Anna, zegt de zienster uit de achttiende eeuw, Anna Catharina Emmerich, dat zij nog leefde toen de heilige Familie l terugkeerde uit Egypte, waarheen zij gevlucht waren na de geboorte van het Kind te Betlehem. Het valt ook volstrekt niet moei lijk aan te nemen, dat aan de grootmoeder van de kleine Jezus, de heilige Anna, de menselijke vreugde beschoren is geweest om het gezegende Kind van haar af gebeden Dochter te mogen zien. Want dat haar enig kind, Maria, tot iets bijzonders was voorbe stemd, zal Anna, gelouterd door de beproevingongetwijfeld ge weten hebben. Hoe was dit kind door haar en Joachim niet afge smeekt en voorafgegaan door het jarenlange schrijnende verdriet der kinderloosheid. Wie in de apocriefe boeken Anna's klaagzang leest over haar onvruchtbaarheid voelt er zich nog door aangegrepen. Dit menselijke verdriet is immers van alle tijden. Maar toen het kind Maria ge boren werd, heeft Anna zeker wel begrepen dat dit meisje tot iets groots bestemd was en het is heel aannemelijk dat moeder Anna voor zij haar aardse leven beëindigde Maria's uitverkoren moederschap heeft mogen meebeleven. Anna Catharina Emmerich geeft in haar visioenen zelfs zeer veel details over de voorname uitzet die Anna behorend tot de welgestelden als grootmoeder voor de komst van het Jezuskind zou hebben klaargemaakt. De zienster had haar visioenen in de achttiende eeuw, maar reeds eeuwen voor dien leefde de legende, dat de heilige Anna het Jezuskind heef meegemaakt. Dat bewijzen trou wens ook wel de talloze afbeel dingen uit de middeleeuwen van Anna-te-drieën, Anna als de stam moeder, de grootmoeder met Ma ria en de kleine Christus. Het is merkwaardig dat in deze tijd, die meer grootmoeders (en grootvaders) zelfs overgrootouders kent dan men zich kan heugen. het grootmoederschap van de hei lige Anna nauwelijks meer leeft. Behalve dan in Bretagne waar de Anna-verering vanuit het oosten, eerder dan waar ook in Europa, door kruisvaarders en zeevaren den is meegebracht en waar de heilige Anna begin 1600 is ver schenen. Het plaatsje Sainte Anne d'auray, vroeger op zijn Bretons Ker Anna geheten, is er het mid delpunt van de fervente Anna- devotie. In Bretagne is de ver ering van de „Mam goz er Vre- tonned", de „grootmoeder van de Bretonners", vergroeid met iedere klip en ieder stuk heigrond van dit ruige land met zijn stugge mensen. En de Bretonse groot moeders kennen de patrones van hun land wél. En er zijn in Bre tagne zoveel oude vrouwtjes, ma ger en schamel, met een wantrou wige blik onder hun zwarte muts je, die man- dapper op het weer barstige ldnd de kruiwagen ziet voortduwen. Ze horen daar hele maal bij het daagse leven, al heb ben ze het -ongetwijfeld hard. Zo als veel oude mensen het hard hebben. Maar in Frankrijk, waar de grootouders uit het gesloten familieleven eenvoudig niet zijn weg te denken en waar de groot- Anna zit op een zodenbank en neemt met een toegewend gebaar de hand)t van het Kind, dat op de schoot van Maria staat. Deze Anna-te-drieën is c< helft van een tweeluik vermoedelijk in 1490 geschilderd door Hendrik ver Haarlem en thans bezit van het Ulrich-museum in Brunswijk. Het stuk wc deze zomer te bewonderen in het Rijksmuseum op de tentoonstelling var middeleeuwse kunst. nen een gebaar, ze voelen zich heerlijk zorgeloos vertederd. Er. als ze te moe zijn hoeven ze niets te doen dan er te zijn, er te zijn als iets heel veiligs, als een boom waar je kunt zitten onder de be schermende takken. Ze zijn er om een stuk geschie denis vast te. houden, het meest eigene van ieders zeer persoon lijke geschiedenis, die alleen door overlevering bewaard wordt. Ze zijn er ook om te vertellen, dat er vroeger geen engeltjes van plastic aan de boom hingen maai van was, die smolten als ze met hun vleugels te dicht boven een kaarsje kwamen En dat toen nog helemaal niemand elektrische lichtjes in de boom had en dal iedereen thuis zelf kerstliedjes zong en er zelf muziek bij moest maken, want een radio had oog niemand. En dat ze vroeger dik wijls al schaatsen reden mei Kerstmis en dat de baanveger die je ijverig vegend bezig zag een cent kreeg' Dat er vroeger met zulke wel gevulde open winkels waren en dat er een tijd was, dat de winkels helemaal leeg waren met niets helemaal niets en je ook geen eten kon kopen zelfs niet met Kerst mis, dat ligt nog niet zo heel oer af. Dat kunnen ook de vaders en moeders vertellen. Maar voor ze het weten zijn de jaren voorbij gegaan en vertellen die het op hun beurt als grootvader en groot moeder aan de kinderen van hel derde geslacht. A. Bgl moeders de kinderen grotendeels plegen op te voeden, zijn ze ook niet zo'n probleém als wij hier van de ouderdom gemaakt hebben. Wij hebben er wel iets heel navrants van gemaakt, los van elk idealisme, met al onze statistieken en berekeningen over de bejaar den. Want zeg vooral niet „oude mensen", alles moet in deze maat schappij met fluwelen handschoe nen worden aangepakt. Alsof oud een scheldwoord is en alsof de ouden er niet bijhoren. Wat zouden we ze met een feest als Kerstmis verschrikkelijk mis sen als ze er niet waren. Van de twee dagen die Kerstmis duurt is er meestal één voor de vreugde tussen grootouders en kleinkinde ren. Hoe veel intenser maakt dat dfeestelijkheid En geniet niet elke generatie mee van die onder linge vertrouwdheid, die iets on vervangbaars heeft? En die daar om. zo lang ze er mag zijn, zo kostbaar is Het leven is doorge geven, zo goed mogelijk. De jaren zijn voorbijgegaan, meestal kun nen de grootouders „er niet meer zo goed tegen" Tegen de drukte van de jonkies. Maar ze zitten en kijken en luisteren en nemen alles op. Ze horen een echo. ze herken- minui Het tekenwerk van Giacomo Manzü vormt een apart deel in zijn oeuvre. Hij heeft grote series portretten gemaakt, tekeningen in zwart krijt en inkt. Soms zijn die tekeningen voorstudies voor beelden, doorgaans zijn ze symptoom van louter kunstzinnige werkzaamheid zonder verdere bijbedoelingen. Bovenstaande afbeelding van vrouwen en kinderen in inkt, opgehoogd met krijt, toont het enigszins Rembrandtiek karakter dat zijn tekenwerk soms heeft. Het tafereel is zeer lieflijk zonder dat het vervalt in sentimentaliteit. Een kwart eeuw ge leden is er een ein de gekomen aan de „drooglegging" van Ame rika, de befaamde „pro hibition", een maatregel die het opwindende ritme van de jaren twintig sti muleerde en die aanlei ding is geweest tot een ongekende bloei van het bendewezen. Het einde kwam, om precies te z'm, op 5 december 1933 's middags om 5.23 uur, want toen ratificeerde Utah als 36ste staat van de Unie het 21ste amen dement op de Amerikaan se grondwet. Op dat ogenblik behoorde de drooglegging tot het ver leden, na overigens veer tien jaar lang te hebben geheerst. Het 18e amen dement op de Amerikaan se grondwet, dat op 16 januari 1920 was aangeno men, verbood de verkoop en de produktie van al coholische dranken. Deze „prohibition" was be doeld om de onmatigheid aan banden te leggen, maar zij resulteerde in een van de natste, vro lijkste, losbandigste en meest gewelddadige tijd perken uit de Amerikaan se geschiedenis. Sprekend over de droog legging zullen de Ameri kanen altijd terugdenken aan de heimelijke kroeg jes, de „speak-easies" waar men binnen kwam door het uitspreken van doorzichtige wachtwoor den als „Karei heeft me gestuurd", aan de twij felachtige kwaliteit van de dranken die toen werden geschonken („Grootvaders eigen recept") en aan de dranksmokkel. Zo fel was de strijd om de hegemo nie in de illegale drank handel. waarin voor vele miljarden dollars omging, dat concurrerende benden elkaar op straat met ge weren en mitrailleurs te lijf gingen. Deze benden- oorlog bereikte zijn bloe dige climax op 14 februari 1929. toen de hele Moran- bende werd afgeslacht in een garage te Chicago. Men heeft berekend, dat de Amerikanen tij dens het van kracht zijn van het 18e amendement in de wandeling „pro hibition" geheten -er jaar voor een waarde van meer dan 200 miljoen dollar aan allerlei clan destiene brouwsels heb ben verzwolgen. Een deel van deze illegale dran ken was puur vergif. bij velen dood of blind- dat er op het ogenblik in Amerika per jaar en per hoofd van de bevolking ongeveer vjjf liter alco holica wordt gebruikt; tijdens de drooglegging werd er ongeveer negen liter gedronken. Het aannemen van het 21ste amendement maakte een eind an het „nobele experiment" en resulteerde in de her opleving van de stoke rijen. In de vijfentwintig jaar. die zi.in gevolgd op de opheffing van de drooglegging, hebben de heid ten gevolge heeft gehad. De situatie werd zo ernstig, dat in 1933 wijlen John D. Rockefel ler, tevoren een van de voorvechters van de drooglegging, zich ge dwongen zag te erkennen: „Uit de poging om door een verbod hgt gebruik van alcohol geheel te doen eindigen is een kwaad voortgevloeid, dat erger is dan onmatigheid, namelijk een nationale on verschilligheid voor de wet, met alle misbruiken die daar het rechtstreek se gevolg van zijn. Het lijkt mij op het ogenblik belangrijker, dat aan deze onduldbare situatie een eind komt dan dat de matigheid wordt bevor derd". Thomas J. Donovan, die van het verschijnsel een studie heeft gemaakt, zegt. lat het intrekken van het verbod merkwaardiger wijze meer heeft gedaan voor het vestigen van een zekere matigheid dan het verbod zelf. Hü schat, stokerijen en brouwerijen zich ontwikkeld tot een van de voornaamste in dustrieën van de Ver enigde Staten. Zij hebben 1.2 miljoen mensen in dienst en hun jaarlijkse inkomen bedraagt meer dan 4,5 miljard dollars. Donovan zei, dat deze tak van industrie de voor naamste bron van belas tingen in het land is. Sinds 1934 zijn aan be lastingen op alcoholica meer dan 62 miljard <R'- lars in de schatkisten ge vloeid van de Unie en van de Staten. Dat kolossale bedrag komt neer op ongeveer 355 dollar voor iedere man. vrouw en kind in de Verenigde Staten. De 46 miljard dollars, die in de vorm van belastingen alleen al aan de federale regering zijn betaald, zou den genoeg zijn geweest om alle Amerikaanse be grotingen te dekken van 1783 tot 1919. aldus Do novan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1958 | | pagina 11