GIACOMO MANZÜ 50 JAAR
Zijn bijdrage tot de moderne beeldhouwkunst
Voortzetter der grote
Florentijnse traditie
De TV op KERSTMIS
Anna, de grootmoeder,
Matige Amerikanen blijken
hun vrijheid waard te zijn
Uit Bergamo
komen
grote mannen
Wat souden we se missende groot
oudersals se er met bij waren
KWART EEUW NA DE
„PROHIBITION"
WOENSDAG 24 DECEMBER 1958 fAGINA 11
T^r schijnt een zekere relatie te be-
staan tussen Bergamo en Rome.
Caravaggio, die er werd geboren,
kreeg in Rome zijn eerste erkenning
en Paus Paulus V zond hem een ge
neraal pardon toen hij later in hevige
moeilijkheden geraakte. Palma
Vecchio, ook van Bergamo, -kreeg
eveneens steun uit Rome, Paus Joan
nes XXIII ontving onlangs een aan
tal pelgrims uit zijn geboorteplaats.
Er werd toen zelfs „Viva Bergamo"
in de St.-Pieter geroepen. Ik weet niet
of de beeldhouwer Manzü zich onder
de aanwezigen bevond, maar de hui
dige Paus zou hem wellicht hartelij
ker begroet hebben dan zijn eminente
Voorganger, alleen al omdat zij de
geboortegrond gemeen hebben. De
Brote opdracht, onder het pontificaat
Van Pius XII aan hem verleend, voor
het maken van de grote deuren van
de St.-Pieter, is destijds nogal met
enige moeilijkheden gepaard gegaan.
Had Manzü immers niet kardinalen
afgebeeld op enkele kruisigings-tafe-
relen
Op 22 december is Giacomo Manzü
Vijftig jaar geworden. Hij stamt uit een
gezin van acht kinderen, die in arme
lijke omstandigheden groot gebracht
werden. Zpn vader paarde het beroep
van schoenmaker aan de werkzaamhe
den als koster, zoals dat op dorpen wel
meer voorkomt, waarbij de diensten
voor de kerk nog slechter gehonoreerd
worden dan de diensten voor de te voet
taande mensheid. Toen de artistieke
egaafdheden van Giacomo zich open
baarden zagen de ouders geen andere
oplossing dan hem in de leer te doen
op een werkplaats waar stucwerk, lak
en verguldsels vervaardigd werden. Een
opleiding in de kitscherige zin scheen
dus wel gewaarborgd, maar Manzü
Werkte zich met. a''e kracht uit het mi-
heu en gebruikte zijn vooropleiding
slechts om zich in een grote verschei
denheid van technieken te bekwamen.
Hij schilderde en lithografeerde in die
tijd, maakte fresco's, aquarellen en et
sen. Leerde het gipsgieten en polychro
meren. In 1930 vestigt hij zich te Milaan
en dan begint pas zjjn werk als beeld
houwer, waarvoor hij een natuurlijke be
gaafdheid aan de dag legt, zoals alleen
oe Italianen schijnen te bezitten. Het is
jfü altijd beginnen met een gro-
letwmuPT°ag waarbij de traditie hun
in de vingers zit.
Hoewel wy ujt cje dertiger jaren
„Slttend meisje" van Manzü (1953).
Manzü: Portret van Fvancesca"
(Van onze TV-redacteur)
De TV biedt op deze Kerstdagen ver
schillende toepasselijke en niet hele
maal toepasselijke uitzendingen die wel
het een en ander beloven. Vanavond
zendt de NCRV ,,De Geest van Kerst
mis" een door David Koning naar
Dickens- „a Christmas Carol" geschre
ven televisie-spel uit. Scrooge ons al
ler Scrooge mogen wij wel zeggen
wordt vertolkt door Herbert Joeks. De
regie heeft Peter Koen. Om 23.55 komt
,,in Eurovisie" een uitzending van de
Nachtmis uit de Ahdij ..Mont St.-Mi
chel", een klein rotseiland in de baai
tussen Bretagne en Normandië. Deze
abdij-kerk is al sinds 1863 niet meer in
gebruik. In deze Kerstnacht zal zij voor
enkele uren weer teruggegeven worden
aan haar bestemming. De h. Mis
wordt opgedragen door mgr. Guyot,
bisschop van Coutances. De gezangen
worden uitgevoerd door seminaristen
van Ducey, St.- Michel en Avranches
en het koor Grimber. De instrumen
tale muziek wordt uitgevoerd door leer
lingen van het Conservatorium in Ren-
nes en van het Groot-Seminarie te Cou
tances. Televisie-commentator is de
weleerw. heer F. de Grijs.
Morgen, op Eerste Kerstdag, verzorgt
de K.R.O. een opera-uitzending van
betekenis. Men neemt dan van de Duit
se televisie een opvoering van
Friedrich Smetana's meesterwerk
,,Prodana Nevesta" (De verkochte
bruid) over, een komische opera, die
overvloeit van verrukkelijke muziek en
zang. Medewerking verlenen o.m. het
koor van Radio Keulen o.l.v. Bernhard
Zimmermann, het symphonie-orkest
van dezelfde omroep o.l.v. Laszó So-
mogyi en de balletgroep van Boris Pi-
la to.
Tweede Kerstdag is gewijd aan het
lichte, maar daarom bepaald niet te
versmaden amusement. De A.V.R.O.
opvoering van het inder
daad blije blijspel „Je kunt 't toch niet
meenemen", waarin George Kaufman
en Moss Hart terecht de waarde van
alle zeer aardse gewin in twijfel trek
ken. De bezetting lijkt ons veelbe
lovend. Men komt immers namen tegen
als die van Mary Dresselhuys (Penny
Sycamore) John Soer (Paul Sycamo
re) Ko Arnoldi (Meneer de Pruna,
vuurwerkspecialist) en Joan Remmelts
(Meneer Kurby, bankier).
reeds zeer mooie portret-studies, naakt
figuren en ook wel religieus werk van
Manzü kennen, dateert zijn bekendheid
pas van na de oorlog. De eerste kardi
nalen zijn tijdens de oorlog ontstaan,
in die tijd werkte hij ook aan de kruis
wegstaties. Dit religieus werk is zeker
niet ontsproten aan het milieu, waaruit
Manzü voortkwam. Integendeel zou
men haast zeggen, want zijn visie is
zo onafhankelijk en persoonlijk, dat de
kosterszoon er vreemd aan is.
Enige jaren geleden heb ik Manzü
eens opgezocht in zijn atelier te
Milaan. Zijn nieuwe huis met de
werkplaats in een van de buitenwijken
was juist gereed gekomen. Hij ont
ving mij hartelijk maar tegelijk met een
zekere stugheid. Manzü is zeker geen
levendig en druk pratend mens, zoals
men van een Italiaan zou verwachten.
Ook in zijn karakter is hij een antipode
van Marino Marini die zich als een
charmante druk-doende, niet van ijdel-
heid gespeende succes-figuur voordoet.
Manzü heeft een bijna boerse gesloten
heid en het huis ademde de sfeer van
eenzame mensen. Hij droeg een soort
witte vechtpet, zoals Amerikanen wel
plegen te dragen als zij op vakantie
gaan. Die pet viel mij van hem tegen.
In het atelier stonden portret-studies en
er was één kardinaal (de grote zitten
de), verder waren er juist de grot?,
schotten gereed gekomen, waarop hij
het enorme werk van de deuren voor
de St.-Pieter naar ik meen zijn zij
zeven meter hoog moest aanvangen.
Hij vertelde, dat hij meestal met zes
of zeven beelden tegelijk bezig is, en
werkte aan de figuur, waarin hij op het
moment de meeste zin had, maar op
die bewuste dag was er opmerkelijk
weinig te zien. Er waren ook geen
leerlingen, uitvoerders of gipsgieters
aan het werk, zoals men zou verwach
ten bij een man met wereldreputatie.
Hij zei mij bijna al het werk zelf te
doen, een gipsgieter liet hij komen als
hij hem nodig had. Wél had hij stapels
foto's en tekeningen: die hij met groot
geduld toonde. Daarna volgde de rond:
gang door het bescheiden huis, waar hij
ook steeds weer nieuwe foto's en teke
ningen uit kasten opdiepte. Ik kreeg
soms de indruk, dat hjj trotser was op
zijn tekenwerk, dan op zijn beelden.
Nu zijn de tekeningen van Manzü
ook werkelijk zeer mooi, de sepia
schetsen hebben iets Rembrandtieks
en getuigen van zeer groot beeldend
vermogen. Soms is hij fel, haast als
Daumier, zoals in de dikke, slechts
wet helm en sabel geklede Pruisi
sche officier, die ook voorkomt op een
van de staties. Dan weer is hij zacht
en gevoelig, zoals bij de portret-stu
dies in zwart krijt. Op vele manieren
hebben wjj in ons land reeds kennis
kunnen maken met het oeuvre van
deze merkwaardige beeldhouwer. Op
de tentoonstellingen van Sonsbeek
was Manzü meermalen met
verscheidene werken aanwezig. Op de
„Mostra 1954" te Rotterdam toonde
hij meer dan twintig beelden. Het
Centraal Museum te Utrecht organi
seerde in 1956 een grote expositie
van zijn werken. Tilburg kocht de
staande kardinaal van hem aan, Hel
mond verwierf een van zijn danseres
sen. Zeer mooi kan men Manzü zien
in het park Middelheim te Antwerpen.
Een tweetal van de grote, diepbewo
gen kruiswegstaties, alsmede de
mooiste verstilde dansfiguren beho
ren er tot het vaste bezit.
Manzü, die zich de luxe kan permitte
ren praktisch niet voor opdrachten te
werken, is steeds met een bepaald the
ma bezig. Jarenlang kan hij op dat the
ma moduleren en steeds komt hij met
nieuwe verrassende varianten. Toen ik
destijds bij hem was, zei hij mij „Car-
dinali basta" en hij trok er een gezicht
bij, waaruit duidelijk bleek, dat hij er ge
noeg van had. Dat thema der kardina
len had hij toen overigens al meer dan
tien jaar behandeld. Daarbij moet men
bedenken dat hij nooit meer dan één
gietsel van een beeld laat maken. Al
le kardinalen zijn dus verschillend. Ik
vermoed dat hij het kleibeeld steeds
behoud na het afgieten en dan weer
voortwerkt tot de vormgeving een ander
karakter heeft. In dezelfde tijd heeft
Manzü ook gewerkt aan de kruisweg
staties. Er zijn er bij, waar het reliëf
maar enkele millimeters dik is. Eigen
lijk zijn het tekeningen in klei, maar met
ongeloofwaardig vakmanschap is het
gevoelig modelé aangegeven. De voor
stellingen zjjn absoluut niet conventio
neel en soms hebben zij een surrealis
tische geladenheid, bijvoorbeeld, daar
waar de Christus tot een skelet gew.or-
den is. Elders geschiedt de broeder
moord onder het kruis, ook is de ge
kruiste soms aan één arm opgehangen.
Reeds verscheidene jaren werkt Man
zü aan het thema de danspas. Er zijn
zeer veel verschillende beelden ont
staan, ijle, haast irreële figuurtjes, soms
de zware dos haar met de armen om
hoog houdend, dan weer hangt het haar
als een lange paardestaart af tot het
middel, waardoor de achterzijde een
loodrechte afsnijding krjjgt, die als con
trapunt werkt tegen de welvingen der
voorzijde. Het mooist van al deze figu
ren is wel de „danspas" van Middel
heim te Antwerpen. Hier is de statische
rust, de soepelheid der plastische ele
menten, de noblesse van het rijpende
jonge meisje geworden tot een bijzon
der poëtisch spel. Diezelfde poëzie vindt
men in de vele zittende en liggende
vrouwefiguren. Soms zijn zij naakt,
soms zijn zij gedeeltelijk gedrapeerd. De
draperie is daarbij 20 geraffineerd ge-
modeleerd, dat het geheel soms haast
griezelig naturalistisch aandoet. Het
wordt dan ook wel eens decadent, zo
als bij de vrouwefiguur met de afge
zakte kousen en de figuren liggend op
een peluw, die associaties wekt met een
opblaasbed, waarbij de vormen naast
het lichaam omhoog bollen. Maar steeds
wordt men weer getroffen door de gratie
en de souplesse van dit beeldhouwwerk.
Manzü gaat zeker in het spoor der
grote sculpturale traditie van zijn land.
Donatello en Verocchio zijn zijn grote
voorgangers, maar daarbij verviel hij
niet in een neo-classicisme, neen, de
vormentaal is zeer eigen en zijn esprit is
zeker gebonden aan onze tijd. En hier
mede is ook de waarde die Manzü voor
de moderne beeldhouwkunst heeft ze
ker getekend. Met zijn kunstbroeders
Marini, Mascherini en Minguizzi is hij
toonaangevend voor de grote herleving
der moderne Italiaanse plastiek, die
niet gevlucht is in complete abstractie,
maar vorm wist te geven voor een
eigentijdse beeldhouwkunst, die bijzon
der aanspreekt en tegelijkertijd een gro
te nieuwe vorm-conceptie wist te
scheppen.
Manzü leidt op het ogenblik met Min
guizzi de beeldhouwklasse aan de Bre-
ra te Milaan. Tevens is hij met Ko-
koschka docent aan „Die Schule des
Sehens" in Salzburg. Dat hij naast de
grote expressionist zijn lessen kan ge
ven, bewijst hoezeer vernieuwend hij is.
Wjj hopen nog veel van deze nog gees
telijk jonge en vitale man te kunnen
verwachten in de toekomst.
MARIUS VAN BEEK.
miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHtiiiiiuiiiiiiiitiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiinHimiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiuiiiiiiiiiititiiiiiiuiiHiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiimiiiiiiinniH^
olgens de legende heeft het
Christuskind toen het in de
Kerstnacht, ver van Naza-
reth, geboren werd, grootouders
gehad. Van de moeder der heilige
Maagd, de heilige Anna, zegt de
zienster uit de achttiende eeuw,
Anna Catharina Emmerich, dat zij
nog leefde toen de heilige Familie
l terugkeerde uit Egypte, waarheen
zij gevlucht waren na de geboorte
van het Kind te Betlehem.
Het valt ook volstrekt niet moei
lijk aan te nemen, dat aan de
grootmoeder van de kleine Jezus,
de heilige Anna, de menselijke
vreugde beschoren is geweest om
het gezegende Kind van haar af
gebeden Dochter te mogen zien.
Want dat haar enig kind, Maria,
tot iets bijzonders was voorbe
stemd, zal Anna, gelouterd door
de beproevingongetwijfeld ge
weten hebben. Hoe was dit kind
door haar en Joachim niet afge
smeekt en voorafgegaan door het
jarenlange schrijnende verdriet der
kinderloosheid. Wie in de apocriefe
boeken Anna's klaagzang leest
over haar onvruchtbaarheid voelt
er zich nog door aangegrepen. Dit
menselijke verdriet is immers van
alle tijden.
Maar toen het kind Maria ge
boren werd, heeft Anna zeker wel
begrepen dat dit meisje tot iets
groots bestemd was en het is heel
aannemelijk dat moeder Anna voor
zij haar aardse leven beëindigde
Maria's uitverkoren moederschap
heeft mogen meebeleven. Anna
Catharina Emmerich geeft in haar
visioenen zelfs zeer veel details
over de voorname uitzet die Anna
behorend tot de welgestelden
als grootmoeder voor de komst
van het Jezuskind zou hebben
klaargemaakt. De zienster had
haar visioenen in de achttiende
eeuw, maar reeds eeuwen voor
dien leefde de legende, dat de
heilige Anna het Jezuskind heef
meegemaakt. Dat bewijzen trou
wens ook wel de talloze afbeel
dingen uit de middeleeuwen van
Anna-te-drieën, Anna als de stam
moeder, de grootmoeder met Ma
ria en de kleine Christus.
Het is merkwaardig dat in deze
tijd, die meer grootmoeders (en
grootvaders) zelfs overgrootouders
kent dan men zich kan heugen.
het grootmoederschap van de hei
lige Anna nauwelijks meer leeft.
Behalve dan in Bretagne waar de
Anna-verering vanuit het oosten,
eerder dan waar ook in Europa,
door kruisvaarders en zeevaren
den is meegebracht en waar de
heilige Anna begin 1600 is ver
schenen. Het plaatsje Sainte Anne
d'auray, vroeger op zijn Bretons
Ker Anna geheten, is er het mid
delpunt van de fervente Anna-
devotie. In Bretagne is de ver
ering van de „Mam goz er Vre-
tonned", de „grootmoeder van de
Bretonners", vergroeid met iedere
klip en ieder stuk heigrond van
dit ruige land met zijn stugge
mensen. En de Bretonse groot
moeders kennen de patrones van
hun land wél. En er zijn in Bre
tagne zoveel oude vrouwtjes, ma
ger en schamel, met een wantrou
wige blik onder hun zwarte muts
je, die man- dapper op het weer
barstige ldnd de kruiwagen ziet
voortduwen. Ze horen daar hele
maal bij het daagse leven, al heb
ben ze het -ongetwijfeld hard. Zo
als veel oude mensen het hard
hebben. Maar in Frankrijk, waar
de grootouders uit het gesloten
familieleven eenvoudig niet zijn
weg te denken en waar de groot-
Anna zit op een zodenbank en neemt met een toegewend gebaar de hand)t
van het Kind, dat op de schoot van Maria staat. Deze Anna-te-drieën is c<
helft van een tweeluik vermoedelijk in 1490 geschilderd door Hendrik ver
Haarlem en thans bezit van het Ulrich-museum in Brunswijk. Het stuk wc
deze zomer te bewonderen in het Rijksmuseum op de tentoonstelling var
middeleeuwse kunst.
nen een gebaar, ze voelen zich
heerlijk zorgeloos vertederd. Er.
als ze te moe zijn hoeven ze niets
te doen dan er te zijn, er te zijn
als iets heel veiligs, als een boom
waar je kunt zitten onder de be
schermende takken.
Ze zijn er om een stuk geschie
denis vast te. houden, het meest
eigene van ieders zeer persoon
lijke geschiedenis, die alleen door
overlevering bewaard wordt. Ze
zijn er ook om te vertellen, dat
er vroeger geen engeltjes van
plastic aan de boom hingen maai
van was, die smolten als ze met
hun vleugels te dicht boven een
kaarsje kwamen En dat toen nog
helemaal niemand elektrische
lichtjes in de boom had en dal
iedereen thuis zelf kerstliedjes
zong en er zelf muziek bij moest
maken, want een radio had oog
niemand. En dat ze vroeger dik
wijls al schaatsen reden mei
Kerstmis en dat de baanveger die
je ijverig vegend bezig zag een
cent kreeg'
Dat er vroeger met zulke wel
gevulde open winkels waren en
dat er een tijd was, dat de winkels
helemaal leeg waren met niets
helemaal niets en je ook geen eten
kon kopen zelfs niet met Kerst
mis, dat ligt nog niet zo heel oer
af. Dat kunnen ook de vaders en
moeders vertellen. Maar voor ze
het weten zijn de jaren voorbij
gegaan en vertellen die het op
hun beurt als grootvader en groot
moeder aan de kinderen van hel
derde geslacht.
A. Bgl
moeders de kinderen grotendeels
plegen op te voeden, zijn ze ook
niet zo'n probleém als wij hier van
de ouderdom gemaakt hebben.
Wij hebben er wel iets heel
navrants van gemaakt, los van elk
idealisme, met al onze statistieken
en berekeningen over de bejaar
den. Want zeg vooral niet „oude
mensen", alles moet in deze maat
schappij met fluwelen handschoe
nen worden aangepakt. Alsof oud
een scheldwoord is en alsof de
ouden er niet bijhoren.
Wat zouden we ze met een feest
als Kerstmis verschrikkelijk mis
sen als ze er niet waren. Van de
twee dagen die Kerstmis duurt is
er meestal één voor de vreugde
tussen grootouders en kleinkinde
ren. Hoe veel intenser maakt dat
dfeestelijkheid En geniet niet
elke generatie mee van die onder
linge vertrouwdheid, die iets on
vervangbaars heeft? En die daar
om. zo lang ze er mag zijn, zo
kostbaar is Het leven is doorge
geven, zo goed mogelijk. De jaren
zijn voorbijgegaan, meestal kun
nen de grootouders „er niet meer
zo goed tegen" Tegen de drukte
van de jonkies. Maar ze zitten en
kijken en luisteren en nemen alles
op. Ze horen een echo. ze herken-
minui
Het tekenwerk van Giacomo Manzü vormt een apart deel in zijn oeuvre. Hij
heeft grote series portretten gemaakt, tekeningen in zwart krijt en inkt. Soms
zijn die tekeningen voorstudies voor beelden, doorgaans zijn ze symptoom van
louter kunstzinnige werkzaamheid zonder verdere bijbedoelingen. Bovenstaande
afbeelding van vrouwen en kinderen in inkt, opgehoogd met krijt, toont het
enigszins Rembrandtiek karakter dat zijn tekenwerk soms heeft. Het tafereel
is zeer lieflijk zonder dat het vervalt in sentimentaliteit.
Een kwart eeuw ge
leden is er een ein
de gekomen aan de
„drooglegging" van Ame
rika, de befaamde „pro
hibition", een maatregel
die het opwindende ritme
van de jaren twintig sti
muleerde en die aanlei
ding is geweest tot een
ongekende bloei van het
bendewezen. Het einde
kwam, om precies te z'm,
op 5 december 1933 's
middags om 5.23 uur,
want toen ratificeerde
Utah als 36ste staat van
de Unie het 21ste amen
dement op de Amerikaan
se grondwet. Op dat
ogenblik behoorde de
drooglegging tot het ver
leden, na overigens veer
tien jaar lang te hebben
geheerst. Het 18e amen
dement op de Amerikaan
se grondwet, dat op 16
januari 1920 was aangeno
men, verbood de verkoop
en de produktie van al
coholische dranken. Deze
„prohibition" was be
doeld om de onmatigheid
aan banden te leggen,
maar zij resulteerde in
een van de natste, vro
lijkste, losbandigste en
meest gewelddadige tijd
perken uit de Amerikaan
se geschiedenis.
Sprekend over de droog
legging zullen de Ameri
kanen altijd terugdenken
aan de heimelijke kroeg
jes, de „speak-easies"
waar men binnen kwam
door het uitspreken van
doorzichtige wachtwoor
den als „Karei heeft me
gestuurd", aan de twij
felachtige kwaliteit van de
dranken die toen werden
geschonken („Grootvaders
eigen recept") en aan de
dranksmokkel. Zo fel was
de strijd om de hegemo
nie in de illegale drank
handel. waarin voor vele
miljarden dollars omging,
dat concurrerende benden
elkaar op straat met ge
weren en mitrailleurs te
lijf gingen. Deze benden-
oorlog bereikte zijn bloe
dige climax op 14 februari
1929. toen de hele Moran-
bende werd afgeslacht in
een garage te Chicago.
Men heeft berekend,
dat de Amerikanen tij
dens het van kracht zijn
van het 18e amendement
in de wandeling „pro
hibition" geheten -er
jaar voor een waarde van
meer dan 200 miljoen
dollar aan allerlei clan
destiene brouwsels heb
ben verzwolgen. Een deel
van deze illegale dran
ken was puur vergif.
bij velen dood of blind-
dat er op het ogenblik in
Amerika per jaar en per
hoofd van de bevolking
ongeveer vjjf liter alco
holica wordt gebruikt;
tijdens de drooglegging
werd er ongeveer negen
liter gedronken.
Het aannemen van het
21ste amendement
maakte een eind an
het „nobele experiment"
en resulteerde in de her
opleving van de stoke
rijen. In de vijfentwintig
jaar. die zi.in gevolgd op
de opheffing van de
drooglegging, hebben de
heid ten gevolge heeft
gehad. De situatie werd
zo ernstig, dat in 1933
wijlen John D. Rockefel
ler, tevoren een van de
voorvechters van de
drooglegging, zich ge
dwongen zag te erkennen:
„Uit de poging om door
een verbod hgt gebruik
van alcohol geheel te
doen eindigen is een
kwaad voortgevloeid, dat
erger is dan onmatigheid,
namelijk een nationale on
verschilligheid voor de
wet, met alle misbruiken
die daar het rechtstreek
se gevolg van zijn. Het
lijkt mij op het ogenblik
belangrijker, dat aan deze
onduldbare situatie een
eind komt dan dat de
matigheid wordt bevor
derd".
Thomas J. Donovan, die
van het verschijnsel een
studie heeft gemaakt, zegt.
lat het intrekken van het
verbod merkwaardiger
wijze meer heeft gedaan
voor het vestigen van een
zekere matigheid dan het
verbod zelf. Hü schat,
stokerijen en brouwerijen
zich ontwikkeld tot een
van de voornaamste in
dustrieën van de Ver
enigde Staten. Zij hebben
1.2 miljoen mensen in
dienst en hun jaarlijkse
inkomen bedraagt meer
dan 4,5 miljard dollars.
Donovan zei, dat deze tak
van industrie de voor
naamste bron van belas
tingen in het land is.
Sinds 1934 zijn aan be
lastingen op alcoholica
meer dan 62 miljard <R'-
lars in de schatkisten ge
vloeid van de Unie en
van de Staten.
Dat kolossale bedrag
komt neer op ongeveer
355 dollar voor iedere
man. vrouw en kind in
de Verenigde Staten. De
46 miljard dollars, die in
de vorm van belastingen
alleen al aan de federale
regering zijn betaald, zou
den genoeg zijn geweest
om alle Amerikaanse be
grotingen te dekken van
1783 tot 1919. aldus Do
novan.