CAROLUS BORROMEUS
leermeester der bisschoppen
HEINRICH BÖLL OP REIS
-VIYA LA GALA
DE LA
ZAGALA-
Van boeken
en schrijvers
Don Roncalli bleef de grote kerkvorst uit
geboortestreek een leven lang trouw
zijn
Ontdekking in
British Museum
Anekdoten en
tragiek uit Ierland
Door heel Spanje weerklinken
de Villancicos
in de Kerstnacht
Kerstvuurwerk
eist drie doden
Kroniek van Delfts
Nieuwe Kerk
mm
u
WOENSDAG 24 DECEMBER 1958
PAGINA n
(muiiminiiiiiiiinifmiimiiimimiiiiiininniniTnimininni
(Van onze Romeinse correspondent)
Op het einde van zijn preek, die Paus Joannes
XXIII tijdens de Icroningsmis in de Sint Pieter
hield, riep hij de bijzondere bescherming over
zijn pontificaat in van de H. Carolus Borromeus.
„De vierde november", zei de H. Vader, „die voortaan
de verjaardag zal zijn van de kroning van de nieuwe
Paus, valt op de dag, waarop de gehele Kerk het
liturgisch feest van San Carlo Borromeo viert. De
figuur van deze aartsbisschop van Milaan, die tot de
grootste zjeleherders van alle eeuwen in de kerkge
schiedenis behoort, was Ons steeds uitermate dierbaar
en zal dat ook steeds blijven".
Waarom een historicus als de regerende Paus zich
sterk aangetrokken voelt tot Carolus Borromeus, lijkt
duidelijk: het is om de persoon van deze grootse kerk
vorst, om de tijd, waarin hij leefde en om hetgeen hij
voor 's Pausen geboortestreek en voor de gehele Kerk
gedaan heeft.
De H. Carolus Borromeus leefde in
een periode, die mede dank zp hem
een ommekeer betekende in de Kerk,
van verval tot opstanding. In 1538 werd
Borromeus geboren aan de oevers
van het Lago Maggiore, in Arona. Toen
hij twaalf jaar oud was, ontving hij de
tonsuur, twee jaar later ging het jonge
klerkje studeren aan de rechtsgeleerde
faculteit van de universiteit van Pavia.
Wij zijn in de rijd, dat Kinderen van zes
al aardig met latijn overweg konden,
sommige kinderen .an de happy few,
wel te verstaan. Borromeus' oom, Gio-
van Angelo de Medici werd in 1559 on
der de naam van Pius IV tot paus ge
kozen. Hij had zeer veel met zijn neef
op en benoemde hem tot zijn eerste mi
nister, tot kardinaal-nepoot. Carlo, die
overigens geen (hogere) wijdingen ont
vangen had, was toen welgeteld 22 jaar.
Van adel, bijzonder intelligent en bij
zonder lelijk om te zien voerde hij in
Rome naar zijn ambt een vorstelijke
staat. Zijn hof was er echter een van
geleerden. De neerslag van de gesprek
ken te zijnent is bewaard in een werk
„noctes Vaticanae", Vaticaanse nach
ten. De titel is ongetwijfeld een bewus
te parallel met Aulus Gellius' „Noctes
Atticae" uit de Oudheid.
De beste grafoloog van Italië, de oude
Franciscaner pater Moretti, heeft het
handschrift van kardinaal Borromeus
ontleed, zonder overigens te weten, dat
het van hem was. Zie hier enige zinnen
uit de analyse: „Het subject zou een
goede president van een Hof van Cassa
tie kunnen zijn. Hij heeft bovendien ca
paciteiten tot regeren en wel regeren
op enigszins militaire wijze. Ook zou
hij een goede minister van Justitie kun
nen zijn. Zijn karakter is van rustige
standvastigheid. Hij heeft gevoel voor
diplomatie, men zou hem moeilijke in
ternationale taken kunnen opdragen."
Borromeus had zich van kind af aan
tot de geestelijke stand aangetrokken
gevoeld. De functie van kardinaal-ne
poot (staatssecretaris) was in zijn tijd
eerder een wereldlijke dan een geestelij
ke. In 1563 stond hij op een twee
sprong: zijn familie wilde hem, na het
kinderloos overlijden van zijn broer, tot
een huwelijk nopen. Maar hij verkoos
zijn roeping te volgen en liet zich pries
ter wijden. In zijn verschillende ambten
heeft hij tot zijn vroege dood als een
vroom en zeer ascetisch priester ge
leefd. Pius IV benoemde hem tot aarts
bisschop van Milaan. Toen de Paus in
1565 stierf verviel Borromeus' functie
van staatssecretaris. Hij vestigde zich
in zijn reusachtig bisdom, dat ook Ge
nua, een deel der Veneto en van Zwit
serland omvatte. Zijn kerkprovincie tel
de niet minder dan vijftien sufragaan-
bisdommen. De zestiende eeuw vormt
wellicht onder sommige aspecten een
klassiek-humanistisch ideaal, maar was
dat allesbehalve voor de Kerk. Een
voorbeeld, dat in de verte aan het fa
meuze ambt van stovenzetster uit de
nadagen der Amsterdamse Heren doet
denken, was, dat Borromeus reeds op
zijn twaalfde jaar de abdij van S. Gra-
tianus te Arona had gekregen, waarbij
de abdij er niets en de prebenden er
alles toe deden!
Wanneer men de opsomming na
leest van hetgeen Kardinaal Borro
meus in zijn Romeinse tijd en gedu
rende de negentien jaren, dat hij „te
velde" arbeidde, aan werk heeft ver
zet, begrijpt men, dat zijn hart het
Carolus Borromeus rijkt de H. Communie
aan een groep pestlijders.
By het doorzoeken van archiefstuk
ken in het Brits museum te Londen
trof dr. D. P. Oosterbaan archiva
ris van de stad Delft tussen oude
koopakten en manuscripten een aantal
papieren aan welke beirekking hebben
op de Nieuwe Kerk te Delft. Een na
der onderzoek wees uit, dat het de ver
loren gewaande „Chronycke van Sint
Ursulaas-kerk binnen de stad Delft
was. Dr. Oosterbaan heefthet docu
ment laten opnemen op microfilm en
op normale grootte laten afdrukken.
De kroniek bestaat uit 40 bladzijden
latijn, waaraan een stuk in middelne-
derlands is toegevoegd. Dit laatste deel
swekt zich uit over de periode van
1381- 1510* er worden liefst vijftienhon
derd namen in genoemd.
Veel feitenmateriaal omtrent stich
ting, afbouw en geschiedenis van dit
nationale monument wordt door het
waardevolle document geleverd. Te
vens gewaagt het van tot dusver onbe
kende pauselijke bullen en andere za
ken die met de geschiedenis van dit
eertijds hoog in aanzien staande heilig
dom verweven zpn.
Inmiddels heeft dr. Oosterbaan uit-
gevorst dat de kroniek in het bezit is
geweest van de historicus Michiel Mi-
chielsz Vosmeer, een broer van de be
kende vicaris-generaal Sasbout Vos
meer. In 1632 was het manuscript on
vindbaar, maar het kwam tenslotte te
recht in handen van de Belg Jean Bap-
tiste de Jonghe. Diens bibliotheek werd
in 1861 via antiquairs doorverkocht
aan het Brits museum.
Ten behoeve van verklarende notities
moest contact worden opgenomen met
vele archieven in binnen- en buitenland,
maar thans zal de kroniek, welke in
middels is overgetypt en gebundeld, in
zeer beperkte oplage aan enkele instan
ties en belangstellenden worden toege
zonden.
De twee katholieke universiteiten
in Argentinië, in Buenos Aires en in
Cordova, hebben erkenning van hun
diploma gekregen. In derde lezing is
de oppositie in het parlement er niet
in geslaagd de vereiste twee derde
meerderheid te behalen, zodat de wel
willende beslissing van de senaat van
kracht geworden is.
begaf, toen hij nauwelijks 47 jaar oud
was. Hij is de grote kerkhervormer
van Noord-Italie geworden, het voor-
beeld voor Italië en de gehele Kerk.
Naar de verordeningen van het Con
cilie van Trente richtte hij klein- en
grootseminaries op, schoolde de cle-
rus, hervormde de kloosters en sticht-
te congregaties om hem en de Orde
der Jezuïeten bij te staan. Voortdu
rend op visitatiereis herbouwde hp
met eigen handen de Kerk, stelde zich
persoonlijk op de hoogte van de toe
standen, van de mislukkingen en van
de successen der 'ernieuwing. Tege
lijk ontpopte hij zich als een grote so
ciale figuur. Zo richtte hij huizen op
voor de verwaarloosde en de bedreig
de jeugd, stichtte overal sociaal-cha
ritatieve instellingen. Niet minder dan
zeventien synodes heeft hij in 19 jaar
gehouden. Zijn „Instructiones" voor
de door hem ingevoerde pastora
le conferenties vormden een volledige
pastoraaltheologie. In Rome had hij
indertijd reeds de totstandkoming der
Romeinse Catechismus bewerkt. Aan
vankelijk ondervond de kardinaal
evenveel tegenstand van het Spaanse
stadsbestuur van Milaan, als van ont
aarde kloosterlingen. Deze laatsten
zetten zelfs een moordaanslag tegen
hem op touw. In 1576 brak de pest uit.
Toen organiseerde Borromeus militai-
rement de bestrijding der epidemie. Hij
vroeg en verkreeg van het Vaticaan
het gehoorzaamheidsrecht over alle
reguliere en seculiere geestelijken,
ook al waren zij van een ander bis
dom. „Ik wens, dat alles onderwor
pen is aan mijn wil." De bisschop zelf,
die evenzeer bevelvoerder als zieken
verpleger was, bleek „kogelvrij".
Meer nog dan door zijn rechtvaardig
heid won hp door zijn onbegrensde
charitas en liefde het volk van zpn
bisdom en Milaan heeft hem nooit
meer vergeten. Sint Carolus Borro
meus is er naast Sint Ambrosius de
roemruchtste bisschop gebleven.
De grote verering, welke de huidige
Paus voor San Carlo heeft, Is, zo al
niet ontstaan, dan toch zeer verdiept
door zijn historische studiën. Reeds als
jong student voelde Roncalli zich aange
trokken tot de avonturenroman bij uit
stek, die de Muze Clio ieder, die wil,
te lezen geeft. In 1904 werd don Ron
calli benoemd tot docent in de kerk
geschiedenis aan het grootseminarie
van Bergamo, ofschoon zijn hoofdvak
eigenlijk theologie was. Naast zijn ar
beid als secretaris van de bisschop en
op het seminarie vond hij tijd voor on
derzoekingen, waarvan toenmalige en
latere publicaties getuigen. In 1908 gaf
hij een studie uit over de kerkhistoricus
en hervormer kardinaal Cesare Baronio
en de boeiende tijd der zestiende eeuw
lieef hem aantrekken. Nog vlak voor
het Conclaaf bezocht kardinaal Roncal
li in de S. Maria in Vallicella te Rome
het graf van de H. Philippus Nereus en
diens volgeling Baronio.
De liefde, verder, voor de grond der
vaderen en voor de geboortestreek, te
kenend voor zovele Italianen, stimu
leerde don Roncalli tot het nagaan
van het verleden der eigen omgeving.
Voor een in 1912 gepubliceerde mono
grafie over de weldadigheidsbeoefening
in het bisdom Bergamo lagen hem de
gegevens in het bisschoppelijk archief
onder de hand, maar zijn speurtochten
voerden hem dra verder tot naar de ar
chieven en bibliotheken van Milaan en
Venetië. Daar trad bp zijn vorsen naar
het verleden van het Bergamaskische
land, uit documenten en vergeelde foli
anten, San Carlo Borromeo naar voren.
De geleerde reformator met de wijde
blik en onverwoestbare apostolische
Ijver sprak tot hoofd en hart van de se
minarieprofessor en in die tijd rijpte het
plan om een grote studie te wijden aan
de betrekkingen tussen zijn bisdom en
San Carlo. Tot don Roncalli in 1920 naar
Rome werd geroepen, heeft hij materi
aal verzameld. In de Eeuwige Stad, in
Sofia, later in Ankara en nog later in Pa
rijs en Venetië, een mensenleven lang,
is hij beide trouw gebleven. Het nog
nodige snuffel- en speurwerk deed een
medewerker ter plaatse, don Pietro For-
no, op Mgr. Roncalli's aanwijzingen en
zo zagen 'tussen 1936 en 1953 vijf delen
der „Atti della visita apostolica di S.
Carlo Borromeo a Bergamo" het
De Heilige Carolus Borromeus toont het
kruis aan een pestlijder. (Bisschoppelijk
Museum te Haarlem).
licht. Thans legt de 77-jarige Papa Ron
calli in Vaticaanstad de laatste hand
aan het afsluitende zesde deel. Intussen
kwam er in 1939, vanuit Turkije gediri
geerd, nog een aparte studie uit over
de „Aanvang van het seminarie in Ber
gamo en S. Carolus Borromeus".
Zoals de historicus Roncalli door alle
wisselvalligheden van zijn leven zijn
land en zijn kardinaal met zich mee
voerde, zo hoopt de man, die als Joan
nes XXIII zelf reeds de historie is in
getreden, op de blijvende, toewijding
zijner Bergamasken en op de trouwe
protectie van „de leermeester der bis
schoppen" Sint Carolus.
De Keulse schrijver-journalist Hein-
rich Böll is op reis geweest naar Ier
land. Daaruit is een bundel schetsen
ontstaan, „Irisches Tagebuch", die J.
W. F. Werumeus Buning in het Ne
derlands heeft vertaald. De titel is ge
worden. „Wie gaat er mee naar Ier
land varen?" Heeft het boekje, met
alle zorg door Ad. Donker te Rotter
dam uitgegeven, iets te maken met de
sfeer van het kinderliedje, waaraan de
titel herinnert? In deze betrekkelijke
mate, dat men er een onbevangen
verbeeldingskracht in aantreft, waarvan
de dichterlijkheid verwant is met de
kinderlijke verwondering, die ook de
volwassen man in zijn beste ervarin
gen kan voelen.
Het is geen geordend, geen chro
nologisch overzichtelijk reisverslag,
dat Heinrich Böll uit de pen is ge
vloeid. Hjj heeft in zijn dagboek
impressies genoteerd op de wijze van
de man, die met scherp observatie
vermogen niet bij de uiterlijkheden
blijft staan, maar de poëzie en de
tragiek van het leven daarachter op
merkt. Tragiek is misschien een
zwaar woord bij het vermogen van
Heinrich Böll om datgene, wat wij
met dit woord aanduiden, achter de
nuchtere mededeling van kleine fei
ten op te doen flitsen. Niet alleen de
tragiek overigens, ook de humor, de
optimistische gelatenheid, al datgene,
dat het typische Ierse volkskarakter
uitmaakt. Men zal dat, als men de
impressies van Böll gelezen heeft,
niet direct in een welomschreven ka
rakteristiek kunnen samenvatten.
Maar het is wel naderbij gekomen,
men heeft er met sympathie de sfeer
van geproefd, omdat de merkwaardi
ge contrasten er in zijn gaan leven,
samenhang hebben gekregen in het
sympathiek menselijke.
Een van Bölls eerste impressies is
gewijd aan zijn overtocht per boot. Hjj
hoort een Iers meisje, dat in Londen
serveuse is, en nu ij^ Ierland haar fa
milie gaat opzoeken, een priester de
raad geven op zijn terugreis uit Du
blin goed te kijken naar wat er uit
Ierland geëxporteerd wordt: „kinderen
HEINRICH BÖLL
en priesters, nonnen en biscuit, whisky
en paarden, bier en honden." Zij ge
looft niet aan God, zegt zij met zachte,
heldere stem. „Ik ben serveuse in Lon
den geweest, twee jaar lang; ik heb ge
zien hoeveel lichte meisjes Kathleen
ni Houlihan aan Londen geleverd
(Van onze correspondent in Spanje)
rie de uitbarsting van godsvrucht, harts
tocht en boete tijdens de Goede Week in
Spanje heeft gezien, die welhaast bizarre
pogingen tot persoonlijke deelname in de mystiek
van het Lijden, verbaast zich over de ootmoed,
de ingetogenheid en mildheid, waarmee de Span
jaard het Kerstgebeuren ervaart. Kerstmis be
leeft hij, besloten in zijn hart, zonder het wilde
gebaar, de retoriek, zonder zijn zo gemakkelijk
op te zwepen hartstocht. Op deze dag wordt hij
devoot als een kind, vergeet hij zich de barre
zondaar te voelen die op Goede Vrijdag met
kettingen rond zijn enkels barrevoets door de
straten van zijn stad moet gaan. De geboorte
van Christus ontroert hem en beweegt hem tot
een godsvruchtig deelnemen aan de religieuze
plechtigheden waarvan de liturgie hem hevig
emotioneert. Zeker, de Spanjaard kan het niet
laten ook op Kerstmis te zingen en te dansen,
maar het blijft een louter religieus feest, nog
niet, of nauwelijks beïnvloed door het snobistisch
ritueel van kerstbomen, mistletoe, kerstmanne
tjes en slingers. Natuurlijk hebben de Amerikanen
die zich sedert een zevental jaren in Spanje heb
ben gevestigd, ook hier hun funeste invloed op.
Reeds hebben zij het woord „Christmas" geïm
porteerd, hetgeen nu door warenhuizen als slag
zin wordt gepropageerd. Zij laten een kerstman
door het land rijden om geschenken te brengen
aan de daar wonende Amerikaanse kindertjes en
laten de suikerzoete man ook zo nu en dan iets
aan de Spaanse kleinen geven. En er zijn zelfs
in Spanje nog lieden die geloven dat alles wat
uit Amerika komt tot de regelrechte godsge
schenken behoort en laten zich daardoor tot imi
taties verleiden. De waarachtige Spaanse kerst
tradities zijn echter zuiver christelijk en van een
verrukkelijke betekenis.
Met Kerstmis, zodra de nacht van de 24ste
december is ingevallen, vergeet de Spanjaard
alle geschillen. Er bestaan geen vijanden en
tegenstanders meer, allen worden kind met de
pas geboren verlosser. In Castillië komen de
families bij elkaar en groeperen zich rond de
oudste, die voor een groot houtvuur is gezeten.
De patriarch begint te vertellen uit zijn herinne
ringen rond het Kerstgebeuren. Daarna begeven
allen zich naar de Nachtmis, die in Spanje de
mis van de haan wordt genoemd, omdat de haan
de eerste was, die gezongen heeft bij de ge
boorte van Christus.
En door heel Spanje weerklinken in de Nacht
missen die heerlijke poëtische volksliedjes, die
men Villancicos noemt. Later op de dag zullen
de gitaren en andere oude snaarinstrumenten te
voorschijn worden gehaald en zal men deze sim
pele wijsjes in de huizen zingen, tot men de
straat op trekt, om op de hoeken en de pleinen
in kleine groepjes zijn vreugde, zijn droefenis
ook, uit te zingen over de geboorte van Christus.
Elke landstreek kent zijn eigen volksliedjes op
Kerstmis. Zij zijn eeuwen oud en vele dateren
uit de vroege middeleeuwen, uit de negende eeuw
en vroeger. Aan de hand van deze volksliedjes,
met hun ontelbare varianten zou men tot een
juiste beschrijving kunnen komen van de ziel
van de verschillende Spaanse landstreken, waar
zij zijn ontstaan. Zij zijn van een grote lyrische
kracht en de grootste Spaanse dichters, Lope de
Vega, Gil Vicente, Juan del Enzina, Garcia Lorca,
Alberti, Gerardo Diego en vele anderen hebben
er hun bijdragen aan geleverd. Soms zijn de
versjes simpel, zoals in Extremadura, waar men
zingt:
Op, laat ons gaan naar het fleurig dal
om te zien dat lieflijk kindje,
dat geboren is in een stal.
Wij zullen met onze journalistieke pen niet
trachten de poëtische zeggingskracht van deze
versjes te benaderen. Wij vertalen ze bijna letter
lijk om slechts een indruk te geven van de Spaanse
ziel, zoals die zich uit op Kerstmis. Hoe zou het
ook anders mogelijk zijn bij deze strofe, die slaat
op de Eucharistie?
„Maria is een broodbakster,
Wie zal van haar brood eten."
„Ro-ro-ro mijn kindje,
Wie zal je wiegen?
Ik als je het goedvindt,
Toe, sta het me toe!"
Andalusië is vrolijk, men danst en zingt,
„Voor je lijfje zo mooi,
Voor je gezichtje zo lief,
Voor je halsje een lintje,
Geef ik je cadeau.
Maar dan denkt men aan de bestemming van
dit lieflijk Kind en het snaarinstrument begint
somber te tokkelen, terwijl een bedroefde stem
zingt:
Ja, zelfs de sterren verlichten het,
Herder, waar wil je heen.
Zie je dan dat Kruis niet.
Het Kindje ligt al op sterven.
In Katalonië wordt volgens de traditie in elk
huis een Kerststal neergezet. Er zijn er, die hon
derden jaren oud zijn en tot de fraaiste kunst
werken behoren. Zij beslaan dikwijls een hele
kamer en het is geen zeldzaamheid wanneer daar,
in een kunstig opgebouwd landschap, rond een
pover stalletje twee- tot driehonderd prachtige
figuurtjes staan opgesteld. Voor de kerststal zin
gen de kindertjes dan in hun zangerig Katalaans'
„Ay Joseph,
Je zoon maakt me verliefd!
Zo klein,
Zo klein en hij huilt niet eens1
Ay Joseph.
En dan zingt het beroemde knapenkoor van
En dan, bij het monotone spel van een enkel-
snarig instrument:
y.
het Benediktijnerklooster op de Montserrat dat
juweel van Lope de Vega:
Huil toch niet mijn ogen,
Godeskind, schrei niet meer,
Want, als de hemel schreit,
Wie kan er dan nog zingen?
Uw lieve moeder,
die nu nog zingt,
zal ook gaan huilen,
als ze ziet dat jij schreit
Is het de warmte of de kou,
Waarom je schreit?
Als het de liefde is, mijn ogen
zeer kleine, dan houd ik van je.
Droog toch die paarlen
Vol hemels paarlemoer,
Want als de Hemel schreit,
Wie kan er dan nog zingen?
En dan tracht het knapenkoor met zijn gouden
toon het Kindje op te monteren, „Hoor de
engelen zingen, zie de herders zingend komen,
heus je hoeft niet te huilen
Kindje van mijn ogen,
Ea, schrei niet meer,
Want als de Hemel schreit,
Wie kan er dan nog zingen?
Gerardo Diego denkt op Kerstmis aan palm
zondag en aan het naderend lijden. Waren wij
dichter, wij zouden U kunnen laten genieten in
de zang van zijn woorden. Wij vertalen sta
melend
Ais de palmboom weer klein zou kunnen
worden als een kindje, Kindje,
zoals hij vroeger was,
met een gordel van palmblaren,
zodat het Kindje hem kon zien.
Wanneer de palmboom zou kunnen hebben,
de poten van een ezeltje
en de vleugels van de kleine Gabriël,
zodat het Kindje, als het zou willen
lopen, zou kunnen vliegen in zijn kroon.
Als de palmboom zou weten
dat zijn takken op zekere dag.
Als de palmboom zou weten,
waarom de Maagd Maria zo
naar hem kijkt.Als hij wist
Als de palmboom zou kunnen.
la palmera
Weer tokkelt in de verte een gitaar en door de
frisse ijle lucht klinken kinderstemmen. De
kleinen hebben het een beetje koud en daarom
zingen zij:
Laten we een jasje maken van bont,
voor het kindje Gods,
Dat wordt als een lammetje,
Dat leeft als een herdertje,
Dat sterft voor de liefde,
Laten we een jasje maken van bont,
voor het Kindje Gods.
De laat-middeleeuwer Gil Vincente, die een
van de meest gezongen Villancicos heeft gedicht,
is bezorgd om Maria, die de Verlosser zonder
smart heeft gebaard, maar nu toch bedroefd zal
worden, omdat zij haar kindje ziet huilen
Ro-ro-ro
Onze God en Verlosser,
Huil toch niet, want je bedroeft
de Maagd die je heeft gebaard.
Ro-ro-ro
Kindje, zoon van God de Vader,
Heerser over alle goed,
Houdt toch op met schreien
Andere zal je moeder huilen,
die je zonder smart heeft gebaard,
ro-ro-ro
Zo zouden wij voort kunnen gaan met bloemen
te plukken uit de rijke Kerstlyriek van Spanje,
uit de honderden poëtische liedjes, waarvan men
de makers al lang niet meer weet. Liedjes waar
bij men dansen kan, die men kan uitjubelen op
de melodie van de Flamengo, liedjes ook waarbij
men kan afdalen tot in de diepste groeven van de
droefheid, omdat Kerstmis immers, naast de
vreugde om de Verlossing en de blijdschap om
de loutere geboorte van het Kind, ook al weer
duidt op het Lijden, waarvan de Spanjaard hui
vert. Sta ons toe te besluiten met het dans-
versje van de zeventiende eeuwer Joseph Valdi-
vieso, die de gitaren, de stemmen en de dansers
laat jubelen:
Viva la gala de la zagala,
viva la gala.
de la gracia Morena,
viva la gala,
la gracia de la gracia,
viva la gala.
Wij kunnen het vrijwel niet vertalen
Leve de tooi van het herderinnetje,
leve de tooi
Dit mooie zwartharige herderinnetje is de
Maagd Maria, die zoals de dichter zingt in de
Kerstnacht de wereld bevrijdde van het kwade.
Viva la gala de la zagala,
viva la gala
heeft; dit eiland der heiligenToch
zal zq, thuis, 's zondags naar de kerk
gaan. denkt u dan, dat ik het
over mijn hart kon krijgen, of het mijn
ouders zou aandoen, om niet naar de
kerk te gaan?" „Ons brave meisje is
vroom gebleven vroom. Het is een
goed kind."
Dit vindt men enkele malen in deze
impressies terug, al die kinderen, die
ieder jaar weer uit Ierland weg moe
ten om ergens anders werk te zoeken.
„Zal deze kleine Pius" zo mijmert
Böll bij een wieg „over veertien
jaar, in het jaar 1970, veertien-jarig,
met zijn bordpapieren koffertje in de
hand, behangen met bid-penningen,
met een extra-pak belegde broodjes en
omarmd door zijn snikkende moeder,
aan de bushalte staan om een grote
reis te beginnen naar Cleveland, Ohio,
naar Manchester, Liverpool, Londen of
Sidney
Dit is maar een enkel facet. Er zijn
ook de sloppen van Dublin, waar het
vuil in zwarte vellen tegen de venster
glazen hangt „alsof het er opzettelijk
tegen aan gesmeten was; maar er ge
schiedt hier niet veel met opzet, en ook
om andere redenen niet veel; behalve
dronkenschap, liefde, bidden en vloe-
ken. God wordt heftig bemind en zeker
i even heftig gehaat". Daar zijn ook de
achterkamers voor de eenzame drin
kers: „hier is de man alleen met zijn
whisky, verre van alle ondernemingen,
waarmee hij zich noodgedwongen wel
eens in moet laten, ondernemingen die
familie heten, beroep, eer, gemeen
schap." Daar is ook de kerk, „niet zo
zeer vuil als wel slordig: zo zien kin
derrijke families er in de huiskamer
uit." Daarin de blinde bedelaar, die
met behulp van een paar jongens van
zijn bedelgeld offert: „Hier is men op
de grenzen der rekenkunde, psycholo
gie en sociale wetenschap."
Er zijn geheel andere merkwaardige
verschijnselen. De reiziger heeft niet
bijtijds zijn reiscl.eques kunnen inwis
selen. De stationschef „noteerde mijn
naam en het aantal der op crediet rei
zende personen; drukte mij troostend
de hand en gaf de trein het sein tot ver-
iiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiui
trek". Dit credietsysteem blijkt zich ove
rigens uit te strekken tot de fooien toe,
en zijn tijdelijke gastheer stelt hem zon
der enige aarzeling eigener beweging
zijn hele chequeboek ter beschikking.
Dit is wellicht nog niets vergeleken
bij de houding van de agent, die een
Ierse automobilist naar zijn papieren
vroeg. „Ach, die heb ik vergeten". De
agent van politie verwonderde zich geen
ogenblik. „Ach" zei hij „uw gezicht zal
toch wel van u zelf zijn". Sommige wet
telijke bepalingen komen ons eveneens
vreemd voor: 's zondags tussen twee
en zes dienen de kroegen gesloten te
zijn. De dorstige er kan dan evenwel
naar het volgende dorp rijden. Want de
waard daar moet hem schenken wat de
waard in zijn eigen dorp niet mag. dit
op grond van de paragraaf in de drank
wet, dat men de reiziger, die minstens
drie mijl van zijn dorp is, de koele
drank niet mag weigeren.
De Ierse notities van Heinrich Böll
zijn intussen meer dan een verzame
ling anecdotes; hij brengt die nuttig
aan om 't effect te verlevendigen. Hij
noteert de Ierse werkelijkheid,
zijn visie op de Ierse werkelijkheid,
zoals hij zijn romans schrijft, nuchter
beschrijvend, maar uit de details leeft
op wat er dieper gaande is.
De vertaling iF Werumeus Buning
waardig. Zij is klaarblijkelijk zijn laatste
grote werk geweest. Men weet, dat hij
het Nederlands gevoelig en tekenend
wist te hanteren. Dit blijkt ook hier.
De vrij nuchtere, alhoewel bepaald niet
onbewogen annoterende stijl van Bölls
reisimpressies krijgt zijn suggestieve
kracht door de klank der volzinnen,
die steunen op tekenende woorden.
Daarin is Buning altijd zeer bedreven
geweest. De enige punten, waarop hij
een enkele maal niet helemaal raak
schiet, zijn sommige katholieke termen,
zoals de bidpenningen in een der hier
boven gegeven citaten. Dit moeten wel
medailles zijn. Dit doet nauwelijks iets
af aan de gaafheid, die zijn werk verder
kenmerkt.
R.
Een vrouw en twee meisjes hebben
in een Napelse achterbuurt de dood
gevonden door het ontploffen van kerst
vuurwerk, dat waarschijnlijk vlam vat
te, toen zij de lichtjes van een kerst
boom aanstaken, aldus meldt D.P.I.
Het vuurwerk was zonder wettige ver
gunning gemaakt. De laatste jaren zijn
in Italië herhaaldelijk ongelukken ge
beurd door illegale fabrikage van vuur
werk voor de viering van Kerstmis.