CAROLUS BORROMEUS leermeester der bisschoppen HEINRICH BÖLL OP REIS -VIYA LA GALA DE LA ZAGALA- Van boeken en schrijvers Don Roncalli bleef de grote kerkvorst uit geboortestreek een leven lang trouw zijn Ontdekking in British Museum Anekdoten en tragiek uit Ierland Door heel Spanje weerklinken de Villancicos in de Kerstnacht Kerstvuurwerk eist drie doden Kroniek van Delfts Nieuwe Kerk mm u WOENSDAG 24 DECEMBER 1958 PAGINA n (muiiminiiiiiiiinifmiimiiimimiiiiiininniniTnimininni (Van onze Romeinse correspondent) Op het einde van zijn preek, die Paus Joannes XXIII tijdens de Icroningsmis in de Sint Pieter hield, riep hij de bijzondere bescherming over zijn pontificaat in van de H. Carolus Borromeus. „De vierde november", zei de H. Vader, „die voortaan de verjaardag zal zijn van de kroning van de nieuwe Paus, valt op de dag, waarop de gehele Kerk het liturgisch feest van San Carlo Borromeo viert. De figuur van deze aartsbisschop van Milaan, die tot de grootste zjeleherders van alle eeuwen in de kerkge schiedenis behoort, was Ons steeds uitermate dierbaar en zal dat ook steeds blijven". Waarom een historicus als de regerende Paus zich sterk aangetrokken voelt tot Carolus Borromeus, lijkt duidelijk: het is om de persoon van deze grootse kerk vorst, om de tijd, waarin hij leefde en om hetgeen hij voor 's Pausen geboortestreek en voor de gehele Kerk gedaan heeft. De H. Carolus Borromeus leefde in een periode, die mede dank zp hem een ommekeer betekende in de Kerk, van verval tot opstanding. In 1538 werd Borromeus geboren aan de oevers van het Lago Maggiore, in Arona. Toen hij twaalf jaar oud was, ontving hij de tonsuur, twee jaar later ging het jonge klerkje studeren aan de rechtsgeleerde faculteit van de universiteit van Pavia. Wij zijn in de rijd, dat Kinderen van zes al aardig met latijn overweg konden, sommige kinderen .an de happy few, wel te verstaan. Borromeus' oom, Gio- van Angelo de Medici werd in 1559 on der de naam van Pius IV tot paus ge kozen. Hij had zeer veel met zijn neef op en benoemde hem tot zijn eerste mi nister, tot kardinaal-nepoot. Carlo, die overigens geen (hogere) wijdingen ont vangen had, was toen welgeteld 22 jaar. Van adel, bijzonder intelligent en bij zonder lelijk om te zien voerde hij in Rome naar zijn ambt een vorstelijke staat. Zijn hof was er echter een van geleerden. De neerslag van de gesprek ken te zijnent is bewaard in een werk „noctes Vaticanae", Vaticaanse nach ten. De titel is ongetwijfeld een bewus te parallel met Aulus Gellius' „Noctes Atticae" uit de Oudheid. De beste grafoloog van Italië, de oude Franciscaner pater Moretti, heeft het handschrift van kardinaal Borromeus ontleed, zonder overigens te weten, dat het van hem was. Zie hier enige zinnen uit de analyse: „Het subject zou een goede president van een Hof van Cassa tie kunnen zijn. Hij heeft bovendien ca paciteiten tot regeren en wel regeren op enigszins militaire wijze. Ook zou hij een goede minister van Justitie kun nen zijn. Zijn karakter is van rustige standvastigheid. Hij heeft gevoel voor diplomatie, men zou hem moeilijke in ternationale taken kunnen opdragen." Borromeus had zich van kind af aan tot de geestelijke stand aangetrokken gevoeld. De functie van kardinaal-ne poot (staatssecretaris) was in zijn tijd eerder een wereldlijke dan een geestelij ke. In 1563 stond hij op een twee sprong: zijn familie wilde hem, na het kinderloos overlijden van zijn broer, tot een huwelijk nopen. Maar hij verkoos zijn roeping te volgen en liet zich pries ter wijden. In zijn verschillende ambten heeft hij tot zijn vroege dood als een vroom en zeer ascetisch priester ge leefd. Pius IV benoemde hem tot aarts bisschop van Milaan. Toen de Paus in 1565 stierf verviel Borromeus' functie van staatssecretaris. Hij vestigde zich in zijn reusachtig bisdom, dat ook Ge nua, een deel der Veneto en van Zwit serland omvatte. Zijn kerkprovincie tel de niet minder dan vijftien sufragaan- bisdommen. De zestiende eeuw vormt wellicht onder sommige aspecten een klassiek-humanistisch ideaal, maar was dat allesbehalve voor de Kerk. Een voorbeeld, dat in de verte aan het fa meuze ambt van stovenzetster uit de nadagen der Amsterdamse Heren doet denken, was, dat Borromeus reeds op zijn twaalfde jaar de abdij van S. Gra- tianus te Arona had gekregen, waarbij de abdij er niets en de prebenden er alles toe deden! Wanneer men de opsomming na leest van hetgeen Kardinaal Borro meus in zijn Romeinse tijd en gedu rende de negentien jaren, dat hij „te velde" arbeidde, aan werk heeft ver zet, begrijpt men, dat zijn hart het Carolus Borromeus rijkt de H. Communie aan een groep pestlijders. By het doorzoeken van archiefstuk ken in het Brits museum te Londen trof dr. D. P. Oosterbaan archiva ris van de stad Delft tussen oude koopakten en manuscripten een aantal papieren aan welke beirekking hebben op de Nieuwe Kerk te Delft. Een na der onderzoek wees uit, dat het de ver loren gewaande „Chronycke van Sint Ursulaas-kerk binnen de stad Delft was. Dr. Oosterbaan heefthet docu ment laten opnemen op microfilm en op normale grootte laten afdrukken. De kroniek bestaat uit 40 bladzijden latijn, waaraan een stuk in middelne- derlands is toegevoegd. Dit laatste deel swekt zich uit over de periode van 1381- 1510* er worden liefst vijftienhon derd namen in genoemd. Veel feitenmateriaal omtrent stich ting, afbouw en geschiedenis van dit nationale monument wordt door het waardevolle document geleverd. Te vens gewaagt het van tot dusver onbe kende pauselijke bullen en andere za ken die met de geschiedenis van dit eertijds hoog in aanzien staande heilig dom verweven zpn. Inmiddels heeft dr. Oosterbaan uit- gevorst dat de kroniek in het bezit is geweest van de historicus Michiel Mi- chielsz Vosmeer, een broer van de be kende vicaris-generaal Sasbout Vos meer. In 1632 was het manuscript on vindbaar, maar het kwam tenslotte te recht in handen van de Belg Jean Bap- tiste de Jonghe. Diens bibliotheek werd in 1861 via antiquairs doorverkocht aan het Brits museum. Ten behoeve van verklarende notities moest contact worden opgenomen met vele archieven in binnen- en buitenland, maar thans zal de kroniek, welke in middels is overgetypt en gebundeld, in zeer beperkte oplage aan enkele instan ties en belangstellenden worden toege zonden. De twee katholieke universiteiten in Argentinië, in Buenos Aires en in Cordova, hebben erkenning van hun diploma gekregen. In derde lezing is de oppositie in het parlement er niet in geslaagd de vereiste twee derde meerderheid te behalen, zodat de wel willende beslissing van de senaat van kracht geworden is. begaf, toen hij nauwelijks 47 jaar oud was. Hij is de grote kerkhervormer van Noord-Italie geworden, het voor- beeld voor Italië en de gehele Kerk. Naar de verordeningen van het Con cilie van Trente richtte hij klein- en grootseminaries op, schoolde de cle- rus, hervormde de kloosters en sticht- te congregaties om hem en de Orde der Jezuïeten bij te staan. Voortdu rend op visitatiereis herbouwde hp met eigen handen de Kerk, stelde zich persoonlijk op de hoogte van de toe standen, van de mislukkingen en van de successen der 'ernieuwing. Tege lijk ontpopte hij zich als een grote so ciale figuur. Zo richtte hij huizen op voor de verwaarloosde en de bedreig de jeugd, stichtte overal sociaal-cha ritatieve instellingen. Niet minder dan zeventien synodes heeft hij in 19 jaar gehouden. Zijn „Instructiones" voor de door hem ingevoerde pastora le conferenties vormden een volledige pastoraaltheologie. In Rome had hij indertijd reeds de totstandkoming der Romeinse Catechismus bewerkt. Aan vankelijk ondervond de kardinaal evenveel tegenstand van het Spaanse stadsbestuur van Milaan, als van ont aarde kloosterlingen. Deze laatsten zetten zelfs een moordaanslag tegen hem op touw. In 1576 brak de pest uit. Toen organiseerde Borromeus militai- rement de bestrijding der epidemie. Hij vroeg en verkreeg van het Vaticaan het gehoorzaamheidsrecht over alle reguliere en seculiere geestelijken, ook al waren zij van een ander bis dom. „Ik wens, dat alles onderwor pen is aan mijn wil." De bisschop zelf, die evenzeer bevelvoerder als zieken verpleger was, bleek „kogelvrij". Meer nog dan door zijn rechtvaardig heid won hp door zijn onbegrensde charitas en liefde het volk van zpn bisdom en Milaan heeft hem nooit meer vergeten. Sint Carolus Borro meus is er naast Sint Ambrosius de roemruchtste bisschop gebleven. De grote verering, welke de huidige Paus voor San Carlo heeft, Is, zo al niet ontstaan, dan toch zeer verdiept door zijn historische studiën. Reeds als jong student voelde Roncalli zich aange trokken tot de avonturenroman bij uit stek, die de Muze Clio ieder, die wil, te lezen geeft. In 1904 werd don Ron calli benoemd tot docent in de kerk geschiedenis aan het grootseminarie van Bergamo, ofschoon zijn hoofdvak eigenlijk theologie was. Naast zijn ar beid als secretaris van de bisschop en op het seminarie vond hij tijd voor on derzoekingen, waarvan toenmalige en latere publicaties getuigen. In 1908 gaf hij een studie uit over de kerkhistoricus en hervormer kardinaal Cesare Baronio en de boeiende tijd der zestiende eeuw lieef hem aantrekken. Nog vlak voor het Conclaaf bezocht kardinaal Roncal li in de S. Maria in Vallicella te Rome het graf van de H. Philippus Nereus en diens volgeling Baronio. De liefde, verder, voor de grond der vaderen en voor de geboortestreek, te kenend voor zovele Italianen, stimu leerde don Roncalli tot het nagaan van het verleden der eigen omgeving. Voor een in 1912 gepubliceerde mono grafie over de weldadigheidsbeoefening in het bisdom Bergamo lagen hem de gegevens in het bisschoppelijk archief onder de hand, maar zijn speurtochten voerden hem dra verder tot naar de ar chieven en bibliotheken van Milaan en Venetië. Daar trad bp zijn vorsen naar het verleden van het Bergamaskische land, uit documenten en vergeelde foli anten, San Carlo Borromeo naar voren. De geleerde reformator met de wijde blik en onverwoestbare apostolische Ijver sprak tot hoofd en hart van de se minarieprofessor en in die tijd rijpte het plan om een grote studie te wijden aan de betrekkingen tussen zijn bisdom en San Carlo. Tot don Roncalli in 1920 naar Rome werd geroepen, heeft hij materi aal verzameld. In de Eeuwige Stad, in Sofia, later in Ankara en nog later in Pa rijs en Venetië, een mensenleven lang, is hij beide trouw gebleven. Het nog nodige snuffel- en speurwerk deed een medewerker ter plaatse, don Pietro For- no, op Mgr. Roncalli's aanwijzingen en zo zagen 'tussen 1936 en 1953 vijf delen der „Atti della visita apostolica di S. Carlo Borromeo a Bergamo" het De Heilige Carolus Borromeus toont het kruis aan een pestlijder. (Bisschoppelijk Museum te Haarlem). licht. Thans legt de 77-jarige Papa Ron calli in Vaticaanstad de laatste hand aan het afsluitende zesde deel. Intussen kwam er in 1939, vanuit Turkije gediri geerd, nog een aparte studie uit over de „Aanvang van het seminarie in Ber gamo en S. Carolus Borromeus". Zoals de historicus Roncalli door alle wisselvalligheden van zijn leven zijn land en zijn kardinaal met zich mee voerde, zo hoopt de man, die als Joan nes XXIII zelf reeds de historie is in getreden, op de blijvende, toewijding zijner Bergamasken en op de trouwe protectie van „de leermeester der bis schoppen" Sint Carolus. De Keulse schrijver-journalist Hein- rich Böll is op reis geweest naar Ier land. Daaruit is een bundel schetsen ontstaan, „Irisches Tagebuch", die J. W. F. Werumeus Buning in het Ne derlands heeft vertaald. De titel is ge worden. „Wie gaat er mee naar Ier land varen?" Heeft het boekje, met alle zorg door Ad. Donker te Rotter dam uitgegeven, iets te maken met de sfeer van het kinderliedje, waaraan de titel herinnert? In deze betrekkelijke mate, dat men er een onbevangen verbeeldingskracht in aantreft, waarvan de dichterlijkheid verwant is met de kinderlijke verwondering, die ook de volwassen man in zijn beste ervarin gen kan voelen. Het is geen geordend, geen chro nologisch overzichtelijk reisverslag, dat Heinrich Böll uit de pen is ge vloeid. Hjj heeft in zijn dagboek impressies genoteerd op de wijze van de man, die met scherp observatie vermogen niet bij de uiterlijkheden blijft staan, maar de poëzie en de tragiek van het leven daarachter op merkt. Tragiek is misschien een zwaar woord bij het vermogen van Heinrich Böll om datgene, wat wij met dit woord aanduiden, achter de nuchtere mededeling van kleine fei ten op te doen flitsen. Niet alleen de tragiek overigens, ook de humor, de optimistische gelatenheid, al datgene, dat het typische Ierse volkskarakter uitmaakt. Men zal dat, als men de impressies van Böll gelezen heeft, niet direct in een welomschreven ka rakteristiek kunnen samenvatten. Maar het is wel naderbij gekomen, men heeft er met sympathie de sfeer van geproefd, omdat de merkwaardi ge contrasten er in zijn gaan leven, samenhang hebben gekregen in het sympathiek menselijke. Een van Bölls eerste impressies is gewijd aan zijn overtocht per boot. Hjj hoort een Iers meisje, dat in Londen serveuse is, en nu ij^ Ierland haar fa milie gaat opzoeken, een priester de raad geven op zijn terugreis uit Du blin goed te kijken naar wat er uit Ierland geëxporteerd wordt: „kinderen HEINRICH BÖLL en priesters, nonnen en biscuit, whisky en paarden, bier en honden." Zij ge looft niet aan God, zegt zij met zachte, heldere stem. „Ik ben serveuse in Lon den geweest, twee jaar lang; ik heb ge zien hoeveel lichte meisjes Kathleen ni Houlihan aan Londen geleverd (Van onze correspondent in Spanje) rie de uitbarsting van godsvrucht, harts tocht en boete tijdens de Goede Week in Spanje heeft gezien, die welhaast bizarre pogingen tot persoonlijke deelname in de mystiek van het Lijden, verbaast zich over de ootmoed, de ingetogenheid en mildheid, waarmee de Span jaard het Kerstgebeuren ervaart. Kerstmis be leeft hij, besloten in zijn hart, zonder het wilde gebaar, de retoriek, zonder zijn zo gemakkelijk op te zwepen hartstocht. Op deze dag wordt hij devoot als een kind, vergeet hij zich de barre zondaar te voelen die op Goede Vrijdag met kettingen rond zijn enkels barrevoets door de straten van zijn stad moet gaan. De geboorte van Christus ontroert hem en beweegt hem tot een godsvruchtig deelnemen aan de religieuze plechtigheden waarvan de liturgie hem hevig emotioneert. Zeker, de Spanjaard kan het niet laten ook op Kerstmis te zingen en te dansen, maar het blijft een louter religieus feest, nog niet, of nauwelijks beïnvloed door het snobistisch ritueel van kerstbomen, mistletoe, kerstmanne tjes en slingers. Natuurlijk hebben de Amerikanen die zich sedert een zevental jaren in Spanje heb ben gevestigd, ook hier hun funeste invloed op. Reeds hebben zij het woord „Christmas" geïm porteerd, hetgeen nu door warenhuizen als slag zin wordt gepropageerd. Zij laten een kerstman door het land rijden om geschenken te brengen aan de daar wonende Amerikaanse kindertjes en laten de suikerzoete man ook zo nu en dan iets aan de Spaanse kleinen geven. En er zijn zelfs in Spanje nog lieden die geloven dat alles wat uit Amerika komt tot de regelrechte godsge schenken behoort en laten zich daardoor tot imi taties verleiden. De waarachtige Spaanse kerst tradities zijn echter zuiver christelijk en van een verrukkelijke betekenis. Met Kerstmis, zodra de nacht van de 24ste december is ingevallen, vergeet de Spanjaard alle geschillen. Er bestaan geen vijanden en tegenstanders meer, allen worden kind met de pas geboren verlosser. In Castillië komen de families bij elkaar en groeperen zich rond de oudste, die voor een groot houtvuur is gezeten. De patriarch begint te vertellen uit zijn herinne ringen rond het Kerstgebeuren. Daarna begeven allen zich naar de Nachtmis, die in Spanje de mis van de haan wordt genoemd, omdat de haan de eerste was, die gezongen heeft bij de ge boorte van Christus. En door heel Spanje weerklinken in de Nacht missen die heerlijke poëtische volksliedjes, die men Villancicos noemt. Later op de dag zullen de gitaren en andere oude snaarinstrumenten te voorschijn worden gehaald en zal men deze sim pele wijsjes in de huizen zingen, tot men de straat op trekt, om op de hoeken en de pleinen in kleine groepjes zijn vreugde, zijn droefenis ook, uit te zingen over de geboorte van Christus. Elke landstreek kent zijn eigen volksliedjes op Kerstmis. Zij zijn eeuwen oud en vele dateren uit de vroege middeleeuwen, uit de negende eeuw en vroeger. Aan de hand van deze volksliedjes, met hun ontelbare varianten zou men tot een juiste beschrijving kunnen komen van de ziel van de verschillende Spaanse landstreken, waar zij zijn ontstaan. Zij zijn van een grote lyrische kracht en de grootste Spaanse dichters, Lope de Vega, Gil Vicente, Juan del Enzina, Garcia Lorca, Alberti, Gerardo Diego en vele anderen hebben er hun bijdragen aan geleverd. Soms zijn de versjes simpel, zoals in Extremadura, waar men zingt: Op, laat ons gaan naar het fleurig dal om te zien dat lieflijk kindje, dat geboren is in een stal. Wij zullen met onze journalistieke pen niet trachten de poëtische zeggingskracht van deze versjes te benaderen. Wij vertalen ze bijna letter lijk om slechts een indruk te geven van de Spaanse ziel, zoals die zich uit op Kerstmis. Hoe zou het ook anders mogelijk zijn bij deze strofe, die slaat op de Eucharistie? „Maria is een broodbakster, Wie zal van haar brood eten." „Ro-ro-ro mijn kindje, Wie zal je wiegen? Ik als je het goedvindt, Toe, sta het me toe!" Andalusië is vrolijk, men danst en zingt, „Voor je lijfje zo mooi, Voor je gezichtje zo lief, Voor je halsje een lintje, Geef ik je cadeau. Maar dan denkt men aan de bestemming van dit lieflijk Kind en het snaarinstrument begint somber te tokkelen, terwijl een bedroefde stem zingt: Ja, zelfs de sterren verlichten het, Herder, waar wil je heen. Zie je dan dat Kruis niet. Het Kindje ligt al op sterven. In Katalonië wordt volgens de traditie in elk huis een Kerststal neergezet. Er zijn er, die hon derden jaren oud zijn en tot de fraaiste kunst werken behoren. Zij beslaan dikwijls een hele kamer en het is geen zeldzaamheid wanneer daar, in een kunstig opgebouwd landschap, rond een pover stalletje twee- tot driehonderd prachtige figuurtjes staan opgesteld. Voor de kerststal zin gen de kindertjes dan in hun zangerig Katalaans' „Ay Joseph, Je zoon maakt me verliefd! Zo klein, Zo klein en hij huilt niet eens1 Ay Joseph. En dan zingt het beroemde knapenkoor van En dan, bij het monotone spel van een enkel- snarig instrument: y. het Benediktijnerklooster op de Montserrat dat juweel van Lope de Vega: Huil toch niet mijn ogen, Godeskind, schrei niet meer, Want, als de hemel schreit, Wie kan er dan nog zingen? Uw lieve moeder, die nu nog zingt, zal ook gaan huilen, als ze ziet dat jij schreit Is het de warmte of de kou, Waarom je schreit? Als het de liefde is, mijn ogen zeer kleine, dan houd ik van je. Droog toch die paarlen Vol hemels paarlemoer, Want als de Hemel schreit, Wie kan er dan nog zingen? En dan tracht het knapenkoor met zijn gouden toon het Kindje op te monteren, „Hoor de engelen zingen, zie de herders zingend komen, heus je hoeft niet te huilen Kindje van mijn ogen, Ea, schrei niet meer, Want als de Hemel schreit, Wie kan er dan nog zingen? Gerardo Diego denkt op Kerstmis aan palm zondag en aan het naderend lijden. Waren wij dichter, wij zouden U kunnen laten genieten in de zang van zijn woorden. Wij vertalen sta melend Ais de palmboom weer klein zou kunnen worden als een kindje, Kindje, zoals hij vroeger was, met een gordel van palmblaren, zodat het Kindje hem kon zien. Wanneer de palmboom zou kunnen hebben, de poten van een ezeltje en de vleugels van de kleine Gabriël, zodat het Kindje, als het zou willen lopen, zou kunnen vliegen in zijn kroon. Als de palmboom zou weten dat zijn takken op zekere dag. Als de palmboom zou weten, waarom de Maagd Maria zo naar hem kijkt.Als hij wist Als de palmboom zou kunnen. la palmera Weer tokkelt in de verte een gitaar en door de frisse ijle lucht klinken kinderstemmen. De kleinen hebben het een beetje koud en daarom zingen zij: Laten we een jasje maken van bont, voor het kindje Gods, Dat wordt als een lammetje, Dat leeft als een herdertje, Dat sterft voor de liefde, Laten we een jasje maken van bont, voor het Kindje Gods. De laat-middeleeuwer Gil Vincente, die een van de meest gezongen Villancicos heeft gedicht, is bezorgd om Maria, die de Verlosser zonder smart heeft gebaard, maar nu toch bedroefd zal worden, omdat zij haar kindje ziet huilen Ro-ro-ro Onze God en Verlosser, Huil toch niet, want je bedroeft de Maagd die je heeft gebaard. Ro-ro-ro Kindje, zoon van God de Vader, Heerser over alle goed, Houdt toch op met schreien Andere zal je moeder huilen, die je zonder smart heeft gebaard, ro-ro-ro Zo zouden wij voort kunnen gaan met bloemen te plukken uit de rijke Kerstlyriek van Spanje, uit de honderden poëtische liedjes, waarvan men de makers al lang niet meer weet. Liedjes waar bij men dansen kan, die men kan uitjubelen op de melodie van de Flamengo, liedjes ook waarbij men kan afdalen tot in de diepste groeven van de droefheid, omdat Kerstmis immers, naast de vreugde om de Verlossing en de blijdschap om de loutere geboorte van het Kind, ook al weer duidt op het Lijden, waarvan de Spanjaard hui vert. Sta ons toe te besluiten met het dans- versje van de zeventiende eeuwer Joseph Valdi- vieso, die de gitaren, de stemmen en de dansers laat jubelen: Viva la gala de la zagala, viva la gala. de la gracia Morena, viva la gala, la gracia de la gracia, viva la gala. Wij kunnen het vrijwel niet vertalen Leve de tooi van het herderinnetje, leve de tooi Dit mooie zwartharige herderinnetje is de Maagd Maria, die zoals de dichter zingt in de Kerstnacht de wereld bevrijdde van het kwade. Viva la gala de la zagala, viva la gala heeft; dit eiland der heiligenToch zal zq, thuis, 's zondags naar de kerk gaan. denkt u dan, dat ik het over mijn hart kon krijgen, of het mijn ouders zou aandoen, om niet naar de kerk te gaan?" „Ons brave meisje is vroom gebleven vroom. Het is een goed kind." Dit vindt men enkele malen in deze impressies terug, al die kinderen, die ieder jaar weer uit Ierland weg moe ten om ergens anders werk te zoeken. „Zal deze kleine Pius" zo mijmert Böll bij een wieg „over veertien jaar, in het jaar 1970, veertien-jarig, met zijn bordpapieren koffertje in de hand, behangen met bid-penningen, met een extra-pak belegde broodjes en omarmd door zijn snikkende moeder, aan de bushalte staan om een grote reis te beginnen naar Cleveland, Ohio, naar Manchester, Liverpool, Londen of Sidney Dit is maar een enkel facet. Er zijn ook de sloppen van Dublin, waar het vuil in zwarte vellen tegen de venster glazen hangt „alsof het er opzettelijk tegen aan gesmeten was; maar er ge schiedt hier niet veel met opzet, en ook om andere redenen niet veel; behalve dronkenschap, liefde, bidden en vloe- ken. God wordt heftig bemind en zeker i even heftig gehaat". Daar zijn ook de achterkamers voor de eenzame drin kers: „hier is de man alleen met zijn whisky, verre van alle ondernemingen, waarmee hij zich noodgedwongen wel eens in moet laten, ondernemingen die familie heten, beroep, eer, gemeen schap." Daar is ook de kerk, „niet zo zeer vuil als wel slordig: zo zien kin derrijke families er in de huiskamer uit." Daarin de blinde bedelaar, die met behulp van een paar jongens van zijn bedelgeld offert: „Hier is men op de grenzen der rekenkunde, psycholo gie en sociale wetenschap." Er zijn geheel andere merkwaardige verschijnselen. De reiziger heeft niet bijtijds zijn reiscl.eques kunnen inwis selen. De stationschef „noteerde mijn naam en het aantal der op crediet rei zende personen; drukte mij troostend de hand en gaf de trein het sein tot ver- iiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiui trek". Dit credietsysteem blijkt zich ove rigens uit te strekken tot de fooien toe, en zijn tijdelijke gastheer stelt hem zon der enige aarzeling eigener beweging zijn hele chequeboek ter beschikking. Dit is wellicht nog niets vergeleken bij de houding van de agent, die een Ierse automobilist naar zijn papieren vroeg. „Ach, die heb ik vergeten". De agent van politie verwonderde zich geen ogenblik. „Ach" zei hij „uw gezicht zal toch wel van u zelf zijn". Sommige wet telijke bepalingen komen ons eveneens vreemd voor: 's zondags tussen twee en zes dienen de kroegen gesloten te zijn. De dorstige er kan dan evenwel naar het volgende dorp rijden. Want de waard daar moet hem schenken wat de waard in zijn eigen dorp niet mag. dit op grond van de paragraaf in de drank wet, dat men de reiziger, die minstens drie mijl van zijn dorp is, de koele drank niet mag weigeren. De Ierse notities van Heinrich Böll zijn intussen meer dan een verzame ling anecdotes; hij brengt die nuttig aan om 't effect te verlevendigen. Hij noteert de Ierse werkelijkheid, zijn visie op de Ierse werkelijkheid, zoals hij zijn romans schrijft, nuchter beschrijvend, maar uit de details leeft op wat er dieper gaande is. De vertaling iF Werumeus Buning waardig. Zij is klaarblijkelijk zijn laatste grote werk geweest. Men weet, dat hij het Nederlands gevoelig en tekenend wist te hanteren. Dit blijkt ook hier. De vrij nuchtere, alhoewel bepaald niet onbewogen annoterende stijl van Bölls reisimpressies krijgt zijn suggestieve kracht door de klank der volzinnen, die steunen op tekenende woorden. Daarin is Buning altijd zeer bedreven geweest. De enige punten, waarop hij een enkele maal niet helemaal raak schiet, zijn sommige katholieke termen, zoals de bidpenningen in een der hier boven gegeven citaten. Dit moeten wel medailles zijn. Dit doet nauwelijks iets af aan de gaafheid, die zijn werk verder kenmerkt. R. Een vrouw en twee meisjes hebben in een Napelse achterbuurt de dood gevonden door het ontploffen van kerst vuurwerk, dat waarschijnlijk vlam vat te, toen zij de lichtjes van een kerst boom aanstaken, aldus meldt D.P.I. Het vuurwerk was zonder wettige ver gunning gemaakt. De laatste jaren zijn in Italië herhaaldelijk ongelukken ge beurd door illegale fabrikage van vuur werk voor de viering van Kerstmis.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1958 | | pagina 13