DE RANDSTAD HOLLAND EEN
TIJDELIJK VOGEL-DORADO
Nederlandse avifauna blijft rijk maar
de ooievaar sterft uit
Afkortingen van heilige namen
in oude papyri
Voordelen van mensen testen
Land zonder
grens
De moderne landbouw niet voor alle
vogels een sta-in-de-weg
NUTTIG BOEKJE VOOR DE LEEK
Goede personeelsadvertenties zijn zeldzaam
MaastrichtLuik
en Aken in één
band
rAGINA 19
petroleum
DE HAARDOLIE
zainig - geen reet - meer «armte
rie de afgelopen dagen een vluchtige blik heeft geworpen op de
polders rond Amsterdam, heeft minstens wel één van de
wolken kieviten gezien, die daar permanent in de lucht
hingen. Vooral in de streek bezuiden de lijn HaarlemAmsterdam
wemelde het in het begin van de week van deze vogels. Ze dreven
in dichte, telkens van vorm wisselende troepen boven het land en
vormden op tal van plaatsen een aaneengesloten, donkere laag op de
weilanden. De gewéldige aantallen die op de percelen langs de weg
naar Utrecht zatenstonden in geen verhouding tot de toch grote
troepen die zich in de lucht bevonden en het ligt dan ook voor de
hand, dat ook de verder van de weg gelegen weilanden, waarboven
donkere wolken vogels hingen, een enorme bezetting van kieviten
hadden. Rond Utrecht kwamen de vogels nog maar in kleine aan
tallen voor en ten zuiden van Utrecht zagen we er nagenoeg geen
meer.
De gewéldige concentratie van kieviten maakte de polders van de
Randstand waar zich ook grote aantallen mantel-, zilver-, storm- en
kapmeeuwen, houtduiven en spreeuwen ophielden, waarschijnlijk tot
de meest vogelrijke gebieden van ons land, misschien zelfs van heel
West-Europa. Bij zoveel weelde lijkt de vrees, dat de mens in de
Hollanden de vogels zou gaan -verdringen, voorlopig ongegrond.
Joegoslavisch straf
stelsel humaner?
Zeepost
i
met bet hoogste rendement
De winterse vogelrijkdom van Hol
land is echter maar tijdelijk: de kievi
ten stammen uit noordelijke landen en
hetzelfde geldt voor de meeste andere
soorten. Enkele jaren geleden waren
die noordelijke kieviten vooral door
trekkers: ze overwinterden in hoofd
zaak zuidelijker en westelijker en ook
nu pleisteren ze hier alleen zolang de
winter het toelaat. Bij een vorstinval,
zeker als deze met sneeuw gepaard
gaat, volgt een spectaculaire uittocht,
de welbekende „rush", een van de
boeiendste verschijnselen die de vogel
waarnemer in dit jaargetijde kan bele
ven. Het tijdelijk pleisteren van de bui
tenlanders houdt geen enkele garantie
in voor een goede broedvogelstand in
de komende lente. Zelfs staat het vast,
dat Holland in die tijd heel wat armer
zal zijn aan kieviten, niet alleen omdat
hun broedvogelstand nooit zo dicht is
als hun concentratie in het trekseizoen,
maar ook omdat de polders, waarin
zich nu honderdduizenden kieviten
thuisvoelen, dan minder geschikt zijn.
De kievit, zo hebben onderzoekingen
aangetoond, is door zijn lichaamsbouw
en leefwijze gebonden aan terreinen
met een korte begroeiing; vandaar, dat
een voedselarfn, maar met laag blij
vende grassen begroeid terrein meer
kieviten huisvest dan een voedselrijk
terrein waarop het gras mals in de
hoogte schiet. En nu is door de verbe
terde landbouwtechniek het Hollandse
gras steeds malser geworden. Dat is
de voornaamste oorzaak van het terug
lopen van de kievitenstand in de afge
lopen decennia. Het is voor het behoud
van onze kievitenstand dan ook van de
grootste betekenis, dat op vele plaat
sen reservaten zijn gesticht, waar min
der malse begroeiingen bewaard blij
ven. Die reservaten zijn helemaal
broodnodig voor soorten die drasland
vragen: de ontwatering van de produk-
tieve graslanden is van die aard, dat
b.v. de kemphanen zich daar niet meer
kunnen handhaven.
Gelukkig is de moderne landbouw
niet voor alle vogels een sta-in-de-
weg. Vooral sinds men inziet, dat
houtwallen en andere beplantingen
van groot belang zijn om erosie te
voorkomen en dat men er tevens
goedkope, natuurlijke insectenbestrij-
ders door kan krijgen die welis
waar minder radicaal, maar op de
duur toch doeltreffender zijn dan de
chemische mindelen waartegen het
ongedierte na een aanvankelijke deci
mering telkens weer resistent blijkt
te worden sindsdien hebben met
name vele zangvogels weer kansen
gekregen in de landbouwgebieden.
Ook de stadsuitbreidingen en in
dustriegebieden. die veel vroegere
natuur- en ..cultuurgebieden hebben
opgeslokt, zijn niet uitsluitend nade
lig voor de avitauna. De vele hecta
ren plantsoenen en tuinen, die ge
creëerd zijn, herbergen zelfs veel
meer vogels dan de vroegere polders
of heidegronden. Merels en lijsters,
van oorsprong matig talrijke en vrij
schuwe bosbewoners, hebben er hun
fantastische uitbreiding aan te dan
ken. Zij zijn in onze steden al even
Ingeburgerd als de huismus, die veel
eerder geürbaniseerd, is en die zelfs
volkomen gebonden is aan menselij-
de Bosporus naar hun overwinte-
ringsgebieden in Afrika. Ze leggen hun
route zoveel mogelijk over land af,
waardoor ze gebruik kunnen maken van
de termiek. Nu schijnen de ooievaars
in Groningen, Friesland, Drente en
Overijssel waar in 1958 32 van de
58 broedparen nestelden tot de ooste
lijke populatie te horen, de overige tot
de westelijke. Hoe groot het afschot op
de westelijke route is, wordt geïllu
streerd door het feit, dat van de 180
ooievaars die in de jaren 1928-1953 in
Nederland zijn geringd, 51 exemplaren
in Frankrijk geschoten zijn. Andere
ongunstige factoren zijn vestgevechten
en stormen, waardoor in 1955 drie jon
gen en minstens 37 eieren verloren gin
gen. De nestgevechten vinden hun oor
zaak niet in een absoluut gebrek aan
nesten: ten gerieve van de ooievaars
waren dit jaar 257 nesten, waarvan 22
nieuw gebouwd. Hiervan werden er zo
als gezegd 56 door paren, 14 door soli
tairen en 26 tijdelijk bewoond; de ove
rige bleven verlaten. Het is mogelijk,
dat de onbewoonde nesten in gebieden
staan, die voor de ooievaar ongeschikt
zijn; misschien zijn er ook bij die niet
aan de eisen voldoen. Een nest waar
wèl om gevochten wordt ligt misschien
in een streek, die levensvoorwaarden
biedt aan méér dan één paar; in zo'n
geval kan het oprichten van een nieuw
nest nut hebben. Het is echter ook mo
gelijk, dat een omstreden nest in een
gebied ligt, dat maar voor één ooie
vaarsgezin geschikt is. In zo'n geval
zullen de gevechten voortduren, ook ai
ooievaars in ons land is de verande
ring, die zich heeft voltrokken in de
biotoop. Daardoor zijn steeds minder
ooievaars Nederland tot broedplaats
gaan kiezen. En natuurlijk: als een
vogelstand eenmaal klein is, spreekt
alles mee: dan is ieder schot in
Frankrijk van invloed en ieder ei dat
uitwaait een ramp.
Het is opvallend, dat de ooievaar ach
teruitgaat in heel Noord-West-Europa,
terwijl de soort zich handhaaft en zelfs
toeneemt in Zuid-Oost-Europa en in
Spanje: er is geen sprake van uitster
ven van de ooievaar in Europa, maar
er is een duidelijke verplaatsing. Het
zijn de landen met een intensieve bo
demcultuur, die de ooievaars zien ver
dwijnen. Uit onderzoekingen in Neder
land is bekend, dat de ooievaars voor
keur hebben voor streken met een ze
kere bodemdifferentiatie, samengaan
de met grondwatervariatie en ver
schillend voedsel onder verschillende
omstandigheden. Het gebruik van kunst
mest het hoogst in Nederland, Dene
marken en Duitsland, waar de ooie
vaar achteruitgaat en verdere cul-
tuurchemische maatregelen hebben een
nivellerende werking op de kwalitatie
ve samenstelling van Flora en fauna.
Deze houdt o.a. in, dat de veldmuizen
worden teruggedrongen en deze vormen
een van de voornaamste prooien van
de ooievaar. Het is vanzelfsprekend,
dat de Nederlandse landbouw niet om
wille van de ooievaars kan terugke
ren naar een primitief bodemgebruik.
Maar dan ligt het voor de tj,and, dat de
kleine, uiterst kwestbare ooievaars
stand, die er nu nog is, ondanks alle
bescherming, een grote kans loopt, op
de duur volledig te verdwijnen. We zul
len dan naar Spanje moeten om deze
vogels in vrijheid te kunnen zien leven.
VIC LANGENHOFF
Jonge ooievaars op het nest. Hoelang zullen wij dit schouwspel in Nederland
nog zien.
ke woningen. Zover is het met de an
dere stadsvogels nog niet: er worden
bij verschillende soorten twee typen
onderscheiden. Naast de stadshout-
duif, die u midden in Amsterdam
voor de voeten loopt, is er de hout
duif van het platteland, die al op gro
te afstand de vleugels neemt. Naast
de stadsmerels, die zomer en winter
rond de huizen leven, zijn er de bos-
merels, die voor het grootste deel
nog trekvogels zijn.
Onze vogelbevolking is de laatste de
cennia ook wat soortenaantal betreft
rijker geworden. De zwarte roodstaart,
oorspronkelijk een bergbewoner, is
thans een gewone broedvogel op fabrie
ken en andere grote gebouwen een
nieuw frappant geval van urbanisering.
De Turkse tortel, die in enkele jaren
naar West-Europa is doorgestoten,
heeft zich in rekordtijd ontwikkeld tot
een vrij algemene tuinbewoner. De
bossen zijn verrijkt met de zwarte
specht, die in het oosten en zuiden van
het land tamelijk algemeen geworden
is etc. Sinds 1860 hebben zich in ons
land 39 nieuwe broedvogelsoorten ge
vestigd, waarvan er nu 25 tot de regel
matige broedvogels behoren.
U mag hieruit niet afleiden, dat de
vogelbeschermers zonder reden op de
bres staan voor natuurreservaten. In
dezelfde periode zijn n.l. ook verliezen
geboekt en het is zeker dank zij onze
natuurreservaten en de vogelbescher
ming, dat ze betrekkelijk beperkt ge
bleven zijn. Volledig verdwenen is de
raaf en van de griel, die zich nog in
de vijftiger jaren als zeldzame duinvo
gel wist te handhaven, kan nu vermoe
delijk hetzelfde worden gezegd. Ook de
goudplevier en de bosruiter beide
nog doortrekkers zijn als broedvo
gel verdwenen.
De volgende soort die op de nomina
tie staat is waarschijnlijk de ooievaar.
De laatste jaren worden verwoede po
gingen gedaan om deze populaire vogel
voor uitsterven in ons land te behoe
den, maar het is zeer de vraag of dit
zal lukken. De broedresultaten van
1958, die thans bekend geworden zijn
wettigen weinig optimisme. Er werden
dit jaar 56 nesten door paren bewoond
en op slechts 43 nesten is gebroed. In
totaal vlogen 111 jonge ooievaars uit, dat
js 32 minder dan in 1957, toen op 52 nes
ten is gebroed. Het aantal uitgevlogen
jongen ligt wel iets hoger dan in 1955
en 1956, toen resp. 94 en 95 jongen zijn
grootgebracht.
Waaraan is de snelle achteruit
gang van de ooievaar, die in 1939 nog
meer dan 300 broedparen telde, te wij
ten? Het RIVON rijksinstituut voor
veldbiologisch onderzoek ten behoeve
van het natuurbehoud heeft er een
diepgaand onderzoek aan gewijd. Daar
uit blijkt, dat er een complex van oor
zaken is. Tegenover de bescherming,
die de ooievaars in ons land bij de wet,
maar ook daadwerkelijk bij de bevolking
geniet, staat een groot afschot in Frank
rijk, waar een groot deel van onze ooie
vaars op de trek moet passeren. Be
kend is, dat de Europese ooievaars
twee trekroutes volgen: de westelijke
gaan via Gibraltar, de oostelijke via
Ondanks het feit, dat op vele plaatsen in
worden gebouwd, vestigen zich
wordt een tweede nest opgericht.
We zijn hiermee aan de hoofdoor
zaak van de achteruitgang:
het ongeschikt zijn van ons land ais
ooievaarsbiotoop. Als de ooievaars
hier een ideaal levensmilieu zouden
vinden, zouden afschot, verkeersonge
lukken en andere bij-oorzaken van de
achteruitgang van weinig invloed zijn;
zouden de ooievaars, zij het moeizaam
zelf gevechten leveren, maar ver
draagzaam naast elkaar op onze da
ken zitten, zoals in Zuid-Spanje en
Noord-Afrika, waar ze complete kolo
nies vormen. De voornaamste oor
zaak van de achteruitgang van de
het land goede nesten voor de ooievaars
hier steeds minder ooievaars.
De Nederlandse organisatie voor
Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek
heeft, zoals we reeds in het kort heb
ben bericht, prof. dr. A. H. R. E. Paap,
sinds 1954 hoogleraar in de Griekse
en Latijnse taal- en letterkunde aan de
universiteit van Kaapstad, een subsidie
verleend voor de uitgave van zijn pa-
leografische studie „Nomina Sacra"
(„heilige namen").
In een onderhoud met prof. Paap
die thans met een jaar studieverlof in
Nederland vertoeft en in Arnhem woon
achtig is tekende het A.N.P. o.m. het
volgende aan. In de Griekse paleogra
fie komen vijftien woorden voor, die in
de teksten op een ongebruikelijke ma
nier worden afgekort. Dit vooral als het
woord in sacrale zin gebruikt wordt.
Zo bijvoorbeeld bij de termen „God",
„mens" en „geest", als aanduiding van
de christelijke God, de Zoon des men
sen en de Heilige Geest. De afkorting
geschiedt dan in de vorm van een sa
mentrekking, waarbij alleen de eerste
en de laatste letters worden neerge
schreven. De Duitse paleograaf Lud-
wig Traube heeft dit verschijnsel be
studeerd, zich beperkend tot de ma
nuscripten. Prof. Paap ging de papyri
uit de eerste vijf eeuwen onzer jaar
telling na. Hij verzamelde zijn mate
riaal in Oxford, waar hij als bronnen
koos papyri met fragmenten van bij
belboeken, een groot aantal brieven
van christelijke oorsprong, passages uit
de „herder van Hermas", enige amu
letten en magische teksten en het gro
te gedeelte uit het Johannes-evangelie,
dat enkele jaren geleden in Egypte
werd gevonden en dat aangekocht en
uitgegeven is door de Zwitserse Bod-
mcr-bibliotheek. Bovendien betrok hij
in zijn onderzoek de zogenaamde Ches
ter Beatty-verzameling. Dit is een col
lectie papyri, die men in 1930 in Egyp
te vond en welke werd aangekocht door
de Londense verzamelaar van die
naam, die ook zoveel prachtige geïllu
mineerde Arabische handschriften in
eigendom heeft. Bedoelde collectie, die
in de dertiger jaren in elf delen werd
uitgegeven, bevat vele gedeelten uit het
oude - en nieuwe testament, onder
meer Paulinische brieven. Waarschijn
lijk zijn deze fragmenten afkomstig van
een christelijke gemeente in Egypte.
De bedoeling van prof. Paaps studie
is geweest om na te gaan, waarom de
bewuste woorden op zo'n bijzondere
manier werden afgekort en In wat voor
soort teksten dit geschied is. Berusten
volgens Traube deze afkortingen gro
tendeels op een gebruik der oude Jood
se rabbijnen, Zweedse paleografen meen.
den, dat dit verschijnsel van Griekse
oorsprong was, daar vele Griekse in
scripties een contraherende vorm ver
tonen. Tegenover deze verklaringen
heeft prof. Paap een eigen theorie ont
wikkeld, die hjj wil bewijzen aan de
hand van zeer omvangrijk materiaal
dat hij bestudeerd heeft en dat hij in
zijn publikatie nauwkeurig met datum,
bron, vindplaats en soort van tekst
vermeldt.
Gezien het feit, dat er steeds weer
nieuwe papyri worden gevonden, heeft
de hoogleraar het plan om over enkele
jaren een supplement op zijn studie te
laten verschijnen en waarin hij de dan
bekend geworden gegevens over de af
kortingen zal behandelen.
In Joegoslavië bestaan thans plan
nen om het strafstelsel humaner te
maken. Men wil gevangenen een maand
vakantie per jaar geven en een week
vrij ingeval van overlijden of ernstige
ziekte van een familielid. Ook wil men
o.m. een straf opschorten indien een
dergelijk besluit door familie-omstandig
heden noodzakelijk is.
Het persbureau Tanjoeg dat dit meldt,
deelt verder mee. dat thans ruim 20.000
mensen in Joegoslavië een gevangenis
straf uitzitten.
De Nederlandse vereniging voor
textieltechniek en de Nederlandse ver
eniging voor textielchemie zullen jaar
lijks drie prijzen van elk f 500 uitloven
voor de beste oorspronkelijke, weten
schappelijke opstellen over een textiel-
technisch, en textielchemisch en een
textieleconomisch onderwerp.
Een enorme vlucht kieviten strijkt neer op een weide.
De neiging tot particularisme is bij
de Nederlandse ondernemers nog
altijd vrij groot. De angst voor
het uitlekken van bedrijfsgeheimen zit
er diep in. In tegenstelling met bijv.
het Amerikaanse bedrijfsleven, waar
een verbluffende openhartigheid be
staat, is de gemiddelde bedrijfsdirec
teur hier helemaal niet scheutig met
mededelingen omtrent zijn fabricage
methoden, al Is zjjn fabriekje ook nog
zo klein. Hij zal ook niet gauw iets ver
tellen over geleden verliezen, over het
verloop onder zijn mensen, of zelfs over
functionarissn die hij dringend nodig
heeft. Daarom ziet men vaak anonieme
advertenties, die de sollicitant uitnodi
gen om alles van zichzelf te vertellen
aan een instantie die zelf achter de
schermen blijft.
Die neiging tot geheimzinnigheid
vertoont zich in zekere mate ook bij
de vele psychologische bureaux, die
de bedrijven van advies dienen. Hoe
wel de bedrijfspsychologie een aca
demisch leervak is en de talrijke
testmethodieken uitvoerig beschreven
zijn, wordt een zekere zwijgzaamheid
in de testpraktijk toch gehandhaafd.
Er bestaan in pns land veertien
„psychotechnische" bureaux. Van de
ze hebben slechts enkele een boekje
open gedaan omtrent hun resultaten
en methoden. Daarmee gaat vooraan
het G.I.T.P. te Nijmegen, dat steeds
met een keurig jaarverslag te voor
schijn komt. De Stichting voor Psy-
chotechrfiel te Utrecht heeft, nu al
weer 9 jaren geleden, een lezens
waardig boek samengesteld, waarin
de denkwijze en de observatiemetho
diek van de moderne psychodiagnos-
tici werden uiteengezet. Dr. Ph. van
der Heijden heeft met zijn medewer
kers de „Psychologische Achtergron
den" het licht doen zien. De nieuw
ste aanwinst op dit terrein is onlangs
verschenen. Het heet kortweg „Men
sen testen", en komt uit de keuken
van het Rotterdamse instituut van
Deen en Bokslag.
Dit boekje heeft het grote voordeel,
dat het weinig vaktermen bevat, niet
al te diep op de onderliggende theo
rieën ingaat, maar wel uitvoerig de ex
terne kanten van het hedendaagse test-
bedrijf behandelt. Vele tienduizenden
komen elk jaar met een „psychotech-
nicum" zoals de oude term luidde
of een bedrijfspsychologisch advies
bureau zoals het nu heet in aan
raking. De meesten van hen ondervin
den weerzin, wrevel of angst bij het
vooruitzicht getest te zullen worden.
Ondanks het wederzijdse inzicht dat
een psychologisch onderzoek voor bei
de partijen werkgever en functio
naris de veiligste weg is, wekt het
toch nog veel verzet. Het boekje „Men
sen testen" wil een poging doen die
weerzin op te heffen.
Het is geschreven door de zeven me
dewerkers van het bekende Rotterdam
se instituut, die elk een bepaald onder
deel voor hun rekening genomen heb
ben. Het aardige van dit werkje is, dat
het niet geconcipieerd is van uit voor
opgezette stellingen uit de toegepaste
psychologie, maar van uit de nuchtere
feiten, waarvoor de medewerkers van
een adviesbureau dagelijks komen te
staan.
Een der ervaringen van een psycho
logisch adviseur is, dat er verbazend
onoordeelkundig wordt geadverteerd.
Ondernemers en directeuren denkên
van nature in economische en com
merciële termen, want anders zouden
zij geen zaken kunnen doen. Maar een
gevolg daarvan is, dat zij, wanneer zij
personeel zoeken, een advertentie op
stellen, die meer reclame* dan perso-
neelselementen bevat. Zo'n advertentie
vertelt of te veel, of te weinig van het
bedrijf, en gaat dan heel veel eisen
stellen. Die eisen worden altijd vervat
in afgesléten cliché-termen als: door
zettingsvermogen, initiatief, leidingge
vend vermogen, krachtige persoonlijk
heid, en zo meer. Dergelijke kreten
zeggen de lezer niets over de te ver
richten werkzaamheden, terwijl bijna
iedereen zichzelf een „krachtige per
soonlijkheid met initiatief" acht te zijn.
Het gevolg is een stortvloed van brie
ven, veel teleurstellingen over en weer,
verlies van tijd, en een niet reageren
van de juist geschikte kandidaat, die
wel niet aan alle genoemde eisen vol
doet, maar van de bedoelde functie wel
iets zou kunnen maken. Daarom Is bij
het opstellen van zo'n advertentie enig
advies van een ervaren bedrijfspsycho
loog, die de functie eerst eens grondig
bekeken heeft, lang niet overbodig.
Zo'n advies is altijd goedkoper dan de
investering in een functionaris, die ten
slotte toch niet blijkt te deugen voor
het werk. Die investering kan in de
duizenden lopen.
In vrijwel alle sollicitatiebrieven ge
ven de schrijvers hoog op van hun er
varing. Maar nu is ervaring een rek
baar begrip. Iemand heeft een maand
lang in een drukkerij gestaan, en
schrijft dan stoutweg dat hij „erva
ring heeft in de grafische technieken".
Een ander noemt zijn 25-jarig boek
houderschap op hetzelfde kleine admi
nistratiekantoor „administratieve erva
ring", maar hij weet uiteraard niets
van bedrijfsbudgettering. Een langduri
ge werkkring op dezelfde plaats kan
gunstig worden uitgelegd, maar spreekt
niet ten gunste van 's mans initiatief
en vindingrijkheid. Anderen, die het
nergens lang uithouden, kunnen lastige
mensen zijn, maar het kan ook zijn
dat zij veel drang naar zelfstandigheid
bezitten en snel omhoog zijn geklom
men.
Goede referenties hebben dikwijls du
bieuze waarde. Meestal leggen zij te
veel gewicht in de schaal. Het kan zijn,
dat een voormalige werkgever uitste
kende inlichtingen geeft over de kandi
daat, omdat hij hem graag kwijt wilde.
Het is ook mogelijk, dat er bar slechte
inlichtingen worden gegeven door een
rancuneuze directeur, die boos is dat
zijn employé wil vertrekken, uiteraard
met de „know-how" die hij daar heeft
opgedaan. In ieder geval zegt „de vol
le tevredenheid" van de referent over
het werk van de kandidaat niets over
diens geschiktheid voor de nieuwe func
tie.
Het is ook nog heel gewoon, dat een
directeur, die een instinctieve afkeer
heeft van „psychologisch gewroet" in
Onder de titel „Land zonder grens"
hebben de drie historisch nauw verwan
te steden Maastricht, Luik en Aken ren
bijzonder fraai boekwerk uitgegeven,
dat in woord en beeld de rijke geschie
denis van deze steden schetst. Hoewel
dit driestedenboek geschreven is door
de Luikse historicus prof. dr. Jean Le-
jeune, hoogleraar aan de universiteit
van Luik, is „Land zonder grens" toch
ook een werk van grote internationale
samenwerking te noemen. Van Maas
trichtse zijde verleenden mr. A. Minis,
administrateur ter gemeentesecretarie,
die de Nederlandse vertaling verzorgde
en stadsarchivaris mr. H. Wouters, hun
medewerking aan de totstandkoming
van dit bijzondere boekwerk. De Aken-
se medewerkers waren dr. E. Feld-
busch, conservator van het Suermondt-
museum, dr. B. Pohl, stadsarchivaris,
dr. H. Barckhardt, algemeen directeur
van de mijnen te Eschweiler en de heer
A. Hersch, die de Duitse vertaling redi
geerde. De uitgave werd verzorgd door
de heer Charles Dessart, uit Brussel,
die tevens samen met mevrouw A. Bre-
doi-Lepper en de heer J. Cayet het werk
voorzag van maar liefst 164 foto's.
De tekst van prof. Lejeune, verlucht
met oude gravures, beslaat 68 pagina's
en bevat tal van wetenswaardigheden
over de drie genoemde steden. Ondanks
het feit, dat de historische gegevens
over elk van deze drie steden in het
verleden maar al te vaak uit hun ver
band zijn gerukt, is prof. Lejeune er
toch in geslaagd om nu eens van Maas
tricht, Luik en Aken, eertijds deel uit
makend van één rijk, één historisch
overzicht samen te stellen.
Door middel van fotorijmen is er
naar gestreefd om ook in beeld de nau
we verwantschap van deze drie zuster
steden aan te tonen. De titel van het
werk „Land zonder grens" is een vondst
van de burgemeester van Aken H.
Heusch.
Het idee om te komen tot de uitgave
van een dergelijk werk is afkomstig van
Maastricht. Deze stad probeerde enke
le jaren geleden de Brusselse uitgever
Ch. Dessart te interesseren voor de
uitgave van een werk, geheel gewijd
aan de schoonheid en historische rijk
dom van Limburgs hoofdstad. Charles
Dessart, uitgever van meer van derge
lijke werken o.a. over Brugge, Gent en
Antwerpen, was na een bezoek aan
Maastricht voor dit plan erg enthou
siast. Een kostenberekening toon
de evenwel later aan, dat het plan
moeilijk te realiseren zou zijn. Daarop
ontstond toen het plan om een drieste
denboek uit te geven.
Het Maastrichtse initiatief daartoe
werd door Luik en Aken met grote in
stemming begroet. De drie steden kwa
men overeen dat zij elk 14.000 voor de
ze uitgave zouden voteren. In ruil voor
dit bedrag hebben de drie steden thans
ieder 1500 exemplaren van „Land zon
der grens" ontvangen. Buiten deze
exemplaren is het boek ook in de handel
verkrijgbaar tegen een prijs van zes
tien gulden. In Aken en Maastricht is
de verkoop reeds gestart en speciaal in
Aken met niet gering succes. Hier is
het eerste kwantum boeken al uitver
kocht.
Medio januari zal „Land zonder
grens", een uitgave welke een voorbe
reiding van drie jaar vereiste, in het
bijzijn van de burgemeesters van de drie
steden op feestelijke wijze te Maas
tricht worden ten doop gehouden.
Met de volgende schepen kan zeepost
worden verzonden. De data, waarop de
correspondentie uiterlijk ter post moet
zijn bezorgd, staan achter de naam van
het schip vermeld. Australië ss ,,Orca-
des 27/12; Canada: ss „Rijndam" 27/12;
Chili: via New York 24/12: Ned. Nw.
Guinea: ms „Bengkalis" 23/12; Nw. Zee
land: ss „Gothic" 27/12; Suriname: ms
„Rodenbek" 22/12; Unie van Z.-Afrika
en Z.W.-Afrika: ms „Pendennis Castle"
27/12; Brits Oost-Afrika: s.s. „La Bour-
donnais" 27/12.
Advertentie
zijn bedrijf, zegt, dat hij het aanstellen
van nieuwe krachten liever „op zijn
janboerefluitjes" doet, en afgaat op cij
ferlijsten en getuigschriften, op zijn ge
wone gezonde verstand, en soms op de
intuïtieve blik van een secretaresse.
Zo'n directeur verklaart het voor on
mogelijk, dat een psycholoog in één dag
capaciteiten van de kandidaat kan ont
hullen, die de schoolonderwijzers en vo
rige werkgevers pas na jaren konden
ontdekken. Hij vergeet daarbij, dat het
bedrijfsleven wat anders is dan een
school, en dat rapportcijfers soms erg
toevallig tot stand komen. Dat toeval
wordt juist door de moderne psycholo
gische methoden van onderzoek zoveel
mogelijk geëlimineerd.
Men hoort wel eens zeggen, dat de
objectieve selectiemethode door middel
van een test onmenselijker en koeler zou
zijn dan de oude manier van het solli
citatiegesprek. In het laatste zou een
veel directer en warmer contact moge
lijk zijn tussen beide partijen. Dit is in
derdaad mogelijk, maar meestal niet
het geval. Maar een doorslaggevend
voordèel van het psychologisch onder
zoek is wel, dat hier de kandidaat zich
achteraf ka, laten inlichten over de
uitslag, iets wat na een sollicitatiege
sprek met negatief gevolg praktisch
nooit gebeurt. Van een psychotechnisch
bureau mag dan ook verwacht worden
dat het de proefpersonen althans op
summiere wijze achteraf iets mee
deelt over het verloop van hun presta
ties.
Het boek van Deen en Bokslag is een
geschikte bijdrage om leken inzicht te
geven in de aard van het psychologisch
onderzoek en om het uit de magische
ban te lichten waarin het voor velen lf
komen te verkeren.
„Menser testen" is naast dit alles bij
zonder aardig geïllustreerd.
Drs. H. van EEDEN.
Mensen testen, door Deen en Bokslag.
Geïllustreerde Salamander, Querido,
Amsterdam, 1958.