DE RANDSTAD HOLLAND EEN TIJDELIJK VOGEL-DORADO Nederlandse avifauna blijft rijk maar de ooievaar sterft uit Afkortingen van heilige namen in oude papyri Voordelen van mensen testen Land zonder grens De moderne landbouw niet voor alle vogels een sta-in-de-weg NUTTIG BOEKJE VOOR DE LEEK Goede personeelsadvertenties zijn zeldzaam MaastrichtLuik en Aken in één band rAGINA 19 petroleum DE HAARDOLIE zainig - geen reet - meer «armte rie de afgelopen dagen een vluchtige blik heeft geworpen op de polders rond Amsterdam, heeft minstens wel één van de wolken kieviten gezien, die daar permanent in de lucht hingen. Vooral in de streek bezuiden de lijn HaarlemAmsterdam wemelde het in het begin van de week van deze vogels. Ze dreven in dichte, telkens van vorm wisselende troepen boven het land en vormden op tal van plaatsen een aaneengesloten, donkere laag op de weilanden. De gewéldige aantallen die op de percelen langs de weg naar Utrecht zatenstonden in geen verhouding tot de toch grote troepen die zich in de lucht bevonden en het ligt dan ook voor de hand, dat ook de verder van de weg gelegen weilanden, waarboven donkere wolken vogels hingen, een enorme bezetting van kieviten hadden. Rond Utrecht kwamen de vogels nog maar in kleine aan tallen voor en ten zuiden van Utrecht zagen we er nagenoeg geen meer. De gewéldige concentratie van kieviten maakte de polders van de Randstand waar zich ook grote aantallen mantel-, zilver-, storm- en kapmeeuwen, houtduiven en spreeuwen ophielden, waarschijnlijk tot de meest vogelrijke gebieden van ons land, misschien zelfs van heel West-Europa. Bij zoveel weelde lijkt de vrees, dat de mens in de Hollanden de vogels zou gaan -verdringen, voorlopig ongegrond. Joegoslavisch straf stelsel humaner? Zeepost i met bet hoogste rendement De winterse vogelrijkdom van Hol land is echter maar tijdelijk: de kievi ten stammen uit noordelijke landen en hetzelfde geldt voor de meeste andere soorten. Enkele jaren geleden waren die noordelijke kieviten vooral door trekkers: ze overwinterden in hoofd zaak zuidelijker en westelijker en ook nu pleisteren ze hier alleen zolang de winter het toelaat. Bij een vorstinval, zeker als deze met sneeuw gepaard gaat, volgt een spectaculaire uittocht, de welbekende „rush", een van de boeiendste verschijnselen die de vogel waarnemer in dit jaargetijde kan bele ven. Het tijdelijk pleisteren van de bui tenlanders houdt geen enkele garantie in voor een goede broedvogelstand in de komende lente. Zelfs staat het vast, dat Holland in die tijd heel wat armer zal zijn aan kieviten, niet alleen omdat hun broedvogelstand nooit zo dicht is als hun concentratie in het trekseizoen, maar ook omdat de polders, waarin zich nu honderdduizenden kieviten thuisvoelen, dan minder geschikt zijn. De kievit, zo hebben onderzoekingen aangetoond, is door zijn lichaamsbouw en leefwijze gebonden aan terreinen met een korte begroeiing; vandaar, dat een voedselarfn, maar met laag blij vende grassen begroeid terrein meer kieviten huisvest dan een voedselrijk terrein waarop het gras mals in de hoogte schiet. En nu is door de verbe terde landbouwtechniek het Hollandse gras steeds malser geworden. Dat is de voornaamste oorzaak van het terug lopen van de kievitenstand in de afge lopen decennia. Het is voor het behoud van onze kievitenstand dan ook van de grootste betekenis, dat op vele plaat sen reservaten zijn gesticht, waar min der malse begroeiingen bewaard blij ven. Die reservaten zijn helemaal broodnodig voor soorten die drasland vragen: de ontwatering van de produk- tieve graslanden is van die aard, dat b.v. de kemphanen zich daar niet meer kunnen handhaven. Gelukkig is de moderne landbouw niet voor alle vogels een sta-in-de- weg. Vooral sinds men inziet, dat houtwallen en andere beplantingen van groot belang zijn om erosie te voorkomen en dat men er tevens goedkope, natuurlijke insectenbestrij- ders door kan krijgen die welis waar minder radicaal, maar op de duur toch doeltreffender zijn dan de chemische mindelen waartegen het ongedierte na een aanvankelijke deci mering telkens weer resistent blijkt te worden sindsdien hebben met name vele zangvogels weer kansen gekregen in de landbouwgebieden. Ook de stadsuitbreidingen en in dustriegebieden. die veel vroegere natuur- en ..cultuurgebieden hebben opgeslokt, zijn niet uitsluitend nade lig voor de avitauna. De vele hecta ren plantsoenen en tuinen, die ge creëerd zijn, herbergen zelfs veel meer vogels dan de vroegere polders of heidegronden. Merels en lijsters, van oorsprong matig talrijke en vrij schuwe bosbewoners, hebben er hun fantastische uitbreiding aan te dan ken. Zij zijn in onze steden al even Ingeburgerd als de huismus, die veel eerder geürbaniseerd, is en die zelfs volkomen gebonden is aan menselij- de Bosporus naar hun overwinte- ringsgebieden in Afrika. Ze leggen hun route zoveel mogelijk over land af, waardoor ze gebruik kunnen maken van de termiek. Nu schijnen de ooievaars in Groningen, Friesland, Drente en Overijssel waar in 1958 32 van de 58 broedparen nestelden tot de ooste lijke populatie te horen, de overige tot de westelijke. Hoe groot het afschot op de westelijke route is, wordt geïllu streerd door het feit, dat van de 180 ooievaars die in de jaren 1928-1953 in Nederland zijn geringd, 51 exemplaren in Frankrijk geschoten zijn. Andere ongunstige factoren zijn vestgevechten en stormen, waardoor in 1955 drie jon gen en minstens 37 eieren verloren gin gen. De nestgevechten vinden hun oor zaak niet in een absoluut gebrek aan nesten: ten gerieve van de ooievaars waren dit jaar 257 nesten, waarvan 22 nieuw gebouwd. Hiervan werden er zo als gezegd 56 door paren, 14 door soli tairen en 26 tijdelijk bewoond; de ove rige bleven verlaten. Het is mogelijk, dat de onbewoonde nesten in gebieden staan, die voor de ooievaar ongeschikt zijn; misschien zijn er ook bij die niet aan de eisen voldoen. Een nest waar wèl om gevochten wordt ligt misschien in een streek, die levensvoorwaarden biedt aan méér dan één paar; in zo'n geval kan het oprichten van een nieuw nest nut hebben. Het is echter ook mo gelijk, dat een omstreden nest in een gebied ligt, dat maar voor één ooie vaarsgezin geschikt is. In zo'n geval zullen de gevechten voortduren, ook ai ooievaars in ons land is de verande ring, die zich heeft voltrokken in de biotoop. Daardoor zijn steeds minder ooievaars Nederland tot broedplaats gaan kiezen. En natuurlijk: als een vogelstand eenmaal klein is, spreekt alles mee: dan is ieder schot in Frankrijk van invloed en ieder ei dat uitwaait een ramp. Het is opvallend, dat de ooievaar ach teruitgaat in heel Noord-West-Europa, terwijl de soort zich handhaaft en zelfs toeneemt in Zuid-Oost-Europa en in Spanje: er is geen sprake van uitster ven van de ooievaar in Europa, maar er is een duidelijke verplaatsing. Het zijn de landen met een intensieve bo demcultuur, die de ooievaars zien ver dwijnen. Uit onderzoekingen in Neder land is bekend, dat de ooievaars voor keur hebben voor streken met een ze kere bodemdifferentiatie, samengaan de met grondwatervariatie en ver schillend voedsel onder verschillende omstandigheden. Het gebruik van kunst mest het hoogst in Nederland, Dene marken en Duitsland, waar de ooie vaar achteruitgaat en verdere cul- tuurchemische maatregelen hebben een nivellerende werking op de kwalitatie ve samenstelling van Flora en fauna. Deze houdt o.a. in, dat de veldmuizen worden teruggedrongen en deze vormen een van de voornaamste prooien van de ooievaar. Het is vanzelfsprekend, dat de Nederlandse landbouw niet om wille van de ooievaars kan terugke ren naar een primitief bodemgebruik. Maar dan ligt het voor de tj,and, dat de kleine, uiterst kwestbare ooievaars stand, die er nu nog is, ondanks alle bescherming, een grote kans loopt, op de duur volledig te verdwijnen. We zul len dan naar Spanje moeten om deze vogels in vrijheid te kunnen zien leven. VIC LANGENHOFF Jonge ooievaars op het nest. Hoelang zullen wij dit schouwspel in Nederland nog zien. ke woningen. Zover is het met de an dere stadsvogels nog niet: er worden bij verschillende soorten twee typen onderscheiden. Naast de stadshout- duif, die u midden in Amsterdam voor de voeten loopt, is er de hout duif van het platteland, die al op gro te afstand de vleugels neemt. Naast de stadsmerels, die zomer en winter rond de huizen leven, zijn er de bos- merels, die voor het grootste deel nog trekvogels zijn. Onze vogelbevolking is de laatste de cennia ook wat soortenaantal betreft rijker geworden. De zwarte roodstaart, oorspronkelijk een bergbewoner, is thans een gewone broedvogel op fabrie ken en andere grote gebouwen een nieuw frappant geval van urbanisering. De Turkse tortel, die in enkele jaren naar West-Europa is doorgestoten, heeft zich in rekordtijd ontwikkeld tot een vrij algemene tuinbewoner. De bossen zijn verrijkt met de zwarte specht, die in het oosten en zuiden van het land tamelijk algemeen geworden is etc. Sinds 1860 hebben zich in ons land 39 nieuwe broedvogelsoorten ge vestigd, waarvan er nu 25 tot de regel matige broedvogels behoren. U mag hieruit niet afleiden, dat de vogelbeschermers zonder reden op de bres staan voor natuurreservaten. In dezelfde periode zijn n.l. ook verliezen geboekt en het is zeker dank zij onze natuurreservaten en de vogelbescher ming, dat ze betrekkelijk beperkt ge bleven zijn. Volledig verdwenen is de raaf en van de griel, die zich nog in de vijftiger jaren als zeldzame duinvo gel wist te handhaven, kan nu vermoe delijk hetzelfde worden gezegd. Ook de goudplevier en de bosruiter beide nog doortrekkers zijn als broedvo gel verdwenen. De volgende soort die op de nomina tie staat is waarschijnlijk de ooievaar. De laatste jaren worden verwoede po gingen gedaan om deze populaire vogel voor uitsterven in ons land te behoe den, maar het is zeer de vraag of dit zal lukken. De broedresultaten van 1958, die thans bekend geworden zijn wettigen weinig optimisme. Er werden dit jaar 56 nesten door paren bewoond en op slechts 43 nesten is gebroed. In totaal vlogen 111 jonge ooievaars uit, dat js 32 minder dan in 1957, toen op 52 nes ten is gebroed. Het aantal uitgevlogen jongen ligt wel iets hoger dan in 1955 en 1956, toen resp. 94 en 95 jongen zijn grootgebracht. Waaraan is de snelle achteruit gang van de ooievaar, die in 1939 nog meer dan 300 broedparen telde, te wij ten? Het RIVON rijksinstituut voor veldbiologisch onderzoek ten behoeve van het natuurbehoud heeft er een diepgaand onderzoek aan gewijd. Daar uit blijkt, dat er een complex van oor zaken is. Tegenover de bescherming, die de ooievaars in ons land bij de wet, maar ook daadwerkelijk bij de bevolking geniet, staat een groot afschot in Frank rijk, waar een groot deel van onze ooie vaars op de trek moet passeren. Be kend is, dat de Europese ooievaars twee trekroutes volgen: de westelijke gaan via Gibraltar, de oostelijke via Ondanks het feit, dat op vele plaatsen in worden gebouwd, vestigen zich wordt een tweede nest opgericht. We zijn hiermee aan de hoofdoor zaak van de achteruitgang: het ongeschikt zijn van ons land ais ooievaarsbiotoop. Als de ooievaars hier een ideaal levensmilieu zouden vinden, zouden afschot, verkeersonge lukken en andere bij-oorzaken van de achteruitgang van weinig invloed zijn; zouden de ooievaars, zij het moeizaam zelf gevechten leveren, maar ver draagzaam naast elkaar op onze da ken zitten, zoals in Zuid-Spanje en Noord-Afrika, waar ze complete kolo nies vormen. De voornaamste oor zaak van de achteruitgang van de het land goede nesten voor de ooievaars hier steeds minder ooievaars. De Nederlandse organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek heeft, zoals we reeds in het kort heb ben bericht, prof. dr. A. H. R. E. Paap, sinds 1954 hoogleraar in de Griekse en Latijnse taal- en letterkunde aan de universiteit van Kaapstad, een subsidie verleend voor de uitgave van zijn pa- leografische studie „Nomina Sacra" („heilige namen"). In een onderhoud met prof. Paap die thans met een jaar studieverlof in Nederland vertoeft en in Arnhem woon achtig is tekende het A.N.P. o.m. het volgende aan. In de Griekse paleogra fie komen vijftien woorden voor, die in de teksten op een ongebruikelijke ma nier worden afgekort. Dit vooral als het woord in sacrale zin gebruikt wordt. Zo bijvoorbeeld bij de termen „God", „mens" en „geest", als aanduiding van de christelijke God, de Zoon des men sen en de Heilige Geest. De afkorting geschiedt dan in de vorm van een sa mentrekking, waarbij alleen de eerste en de laatste letters worden neerge schreven. De Duitse paleograaf Lud- wig Traube heeft dit verschijnsel be studeerd, zich beperkend tot de ma nuscripten. Prof. Paap ging de papyri uit de eerste vijf eeuwen onzer jaar telling na. Hij verzamelde zijn mate riaal in Oxford, waar hij als bronnen koos papyri met fragmenten van bij belboeken, een groot aantal brieven van christelijke oorsprong, passages uit de „herder van Hermas", enige amu letten en magische teksten en het gro te gedeelte uit het Johannes-evangelie, dat enkele jaren geleden in Egypte werd gevonden en dat aangekocht en uitgegeven is door de Zwitserse Bod- mcr-bibliotheek. Bovendien betrok hij in zijn onderzoek de zogenaamde Ches ter Beatty-verzameling. Dit is een col lectie papyri, die men in 1930 in Egyp te vond en welke werd aangekocht door de Londense verzamelaar van die naam, die ook zoveel prachtige geïllu mineerde Arabische handschriften in eigendom heeft. Bedoelde collectie, die in de dertiger jaren in elf delen werd uitgegeven, bevat vele gedeelten uit het oude - en nieuwe testament, onder meer Paulinische brieven. Waarschijn lijk zijn deze fragmenten afkomstig van een christelijke gemeente in Egypte. De bedoeling van prof. Paaps studie is geweest om na te gaan, waarom de bewuste woorden op zo'n bijzondere manier werden afgekort en In wat voor soort teksten dit geschied is. Berusten volgens Traube deze afkortingen gro tendeels op een gebruik der oude Jood se rabbijnen, Zweedse paleografen meen. den, dat dit verschijnsel van Griekse oorsprong was, daar vele Griekse in scripties een contraherende vorm ver tonen. Tegenover deze verklaringen heeft prof. Paap een eigen theorie ont wikkeld, die hjj wil bewijzen aan de hand van zeer omvangrijk materiaal dat hij bestudeerd heeft en dat hij in zijn publikatie nauwkeurig met datum, bron, vindplaats en soort van tekst vermeldt. Gezien het feit, dat er steeds weer nieuwe papyri worden gevonden, heeft de hoogleraar het plan om over enkele jaren een supplement op zijn studie te laten verschijnen en waarin hij de dan bekend geworden gegevens over de af kortingen zal behandelen. In Joegoslavië bestaan thans plan nen om het strafstelsel humaner te maken. Men wil gevangenen een maand vakantie per jaar geven en een week vrij ingeval van overlijden of ernstige ziekte van een familielid. Ook wil men o.m. een straf opschorten indien een dergelijk besluit door familie-omstandig heden noodzakelijk is. Het persbureau Tanjoeg dat dit meldt, deelt verder mee. dat thans ruim 20.000 mensen in Joegoslavië een gevangenis straf uitzitten. De Nederlandse vereniging voor textieltechniek en de Nederlandse ver eniging voor textielchemie zullen jaar lijks drie prijzen van elk f 500 uitloven voor de beste oorspronkelijke, weten schappelijke opstellen over een textiel- technisch, en textielchemisch en een textieleconomisch onderwerp. Een enorme vlucht kieviten strijkt neer op een weide. De neiging tot particularisme is bij de Nederlandse ondernemers nog altijd vrij groot. De angst voor het uitlekken van bedrijfsgeheimen zit er diep in. In tegenstelling met bijv. het Amerikaanse bedrijfsleven, waar een verbluffende openhartigheid be staat, is de gemiddelde bedrijfsdirec teur hier helemaal niet scheutig met mededelingen omtrent zijn fabricage methoden, al Is zjjn fabriekje ook nog zo klein. Hij zal ook niet gauw iets ver tellen over geleden verliezen, over het verloop onder zijn mensen, of zelfs over functionarissn die hij dringend nodig heeft. Daarom ziet men vaak anonieme advertenties, die de sollicitant uitnodi gen om alles van zichzelf te vertellen aan een instantie die zelf achter de schermen blijft. Die neiging tot geheimzinnigheid vertoont zich in zekere mate ook bij de vele psychologische bureaux, die de bedrijven van advies dienen. Hoe wel de bedrijfspsychologie een aca demisch leervak is en de talrijke testmethodieken uitvoerig beschreven zijn, wordt een zekere zwijgzaamheid in de testpraktijk toch gehandhaafd. Er bestaan in pns land veertien „psychotechnische" bureaux. Van de ze hebben slechts enkele een boekje open gedaan omtrent hun resultaten en methoden. Daarmee gaat vooraan het G.I.T.P. te Nijmegen, dat steeds met een keurig jaarverslag te voor schijn komt. De Stichting voor Psy- chotechrfiel te Utrecht heeft, nu al weer 9 jaren geleden, een lezens waardig boek samengesteld, waarin de denkwijze en de observatiemetho diek van de moderne psychodiagnos- tici werden uiteengezet. Dr. Ph. van der Heijden heeft met zijn medewer kers de „Psychologische Achtergron den" het licht doen zien. De nieuw ste aanwinst op dit terrein is onlangs verschenen. Het heet kortweg „Men sen testen", en komt uit de keuken van het Rotterdamse instituut van Deen en Bokslag. Dit boekje heeft het grote voordeel, dat het weinig vaktermen bevat, niet al te diep op de onderliggende theo rieën ingaat, maar wel uitvoerig de ex terne kanten van het hedendaagse test- bedrijf behandelt. Vele tienduizenden komen elk jaar met een „psychotech- nicum" zoals de oude term luidde of een bedrijfspsychologisch advies bureau zoals het nu heet in aan raking. De meesten van hen ondervin den weerzin, wrevel of angst bij het vooruitzicht getest te zullen worden. Ondanks het wederzijdse inzicht dat een psychologisch onderzoek voor bei de partijen werkgever en functio naris de veiligste weg is, wekt het toch nog veel verzet. Het boekje „Men sen testen" wil een poging doen die weerzin op te heffen. Het is geschreven door de zeven me dewerkers van het bekende Rotterdam se instituut, die elk een bepaald onder deel voor hun rekening genomen heb ben. Het aardige van dit werkje is, dat het niet geconcipieerd is van uit voor opgezette stellingen uit de toegepaste psychologie, maar van uit de nuchtere feiten, waarvoor de medewerkers van een adviesbureau dagelijks komen te staan. Een der ervaringen van een psycho logisch adviseur is, dat er verbazend onoordeelkundig wordt geadverteerd. Ondernemers en directeuren denkên van nature in economische en com merciële termen, want anders zouden zij geen zaken kunnen doen. Maar een gevolg daarvan is, dat zij, wanneer zij personeel zoeken, een advertentie op stellen, die meer reclame* dan perso- neelselementen bevat. Zo'n advertentie vertelt of te veel, of te weinig van het bedrijf, en gaat dan heel veel eisen stellen. Die eisen worden altijd vervat in afgesléten cliché-termen als: door zettingsvermogen, initiatief, leidingge vend vermogen, krachtige persoonlijk heid, en zo meer. Dergelijke kreten zeggen de lezer niets over de te ver richten werkzaamheden, terwijl bijna iedereen zichzelf een „krachtige per soonlijkheid met initiatief" acht te zijn. Het gevolg is een stortvloed van brie ven, veel teleurstellingen over en weer, verlies van tijd, en een niet reageren van de juist geschikte kandidaat, die wel niet aan alle genoemde eisen vol doet, maar van de bedoelde functie wel iets zou kunnen maken. Daarom Is bij het opstellen van zo'n advertentie enig advies van een ervaren bedrijfspsycho loog, die de functie eerst eens grondig bekeken heeft, lang niet overbodig. Zo'n advies is altijd goedkoper dan de investering in een functionaris, die ten slotte toch niet blijkt te deugen voor het werk. Die investering kan in de duizenden lopen. In vrijwel alle sollicitatiebrieven ge ven de schrijvers hoog op van hun er varing. Maar nu is ervaring een rek baar begrip. Iemand heeft een maand lang in een drukkerij gestaan, en schrijft dan stoutweg dat hij „erva ring heeft in de grafische technieken". Een ander noemt zijn 25-jarig boek houderschap op hetzelfde kleine admi nistratiekantoor „administratieve erva ring", maar hij weet uiteraard niets van bedrijfsbudgettering. Een langduri ge werkkring op dezelfde plaats kan gunstig worden uitgelegd, maar spreekt niet ten gunste van 's mans initiatief en vindingrijkheid. Anderen, die het nergens lang uithouden, kunnen lastige mensen zijn, maar het kan ook zijn dat zij veel drang naar zelfstandigheid bezitten en snel omhoog zijn geklom men. Goede referenties hebben dikwijls du bieuze waarde. Meestal leggen zij te veel gewicht in de schaal. Het kan zijn, dat een voormalige werkgever uitste kende inlichtingen geeft over de kandi daat, omdat hij hem graag kwijt wilde. Het is ook mogelijk, dat er bar slechte inlichtingen worden gegeven door een rancuneuze directeur, die boos is dat zijn employé wil vertrekken, uiteraard met de „know-how" die hij daar heeft opgedaan. In ieder geval zegt „de vol le tevredenheid" van de referent over het werk van de kandidaat niets over diens geschiktheid voor de nieuwe func tie. Het is ook nog heel gewoon, dat een directeur, die een instinctieve afkeer heeft van „psychologisch gewroet" in Onder de titel „Land zonder grens" hebben de drie historisch nauw verwan te steden Maastricht, Luik en Aken ren bijzonder fraai boekwerk uitgegeven, dat in woord en beeld de rijke geschie denis van deze steden schetst. Hoewel dit driestedenboek geschreven is door de Luikse historicus prof. dr. Jean Le- jeune, hoogleraar aan de universiteit van Luik, is „Land zonder grens" toch ook een werk van grote internationale samenwerking te noemen. Van Maas trichtse zijde verleenden mr. A. Minis, administrateur ter gemeentesecretarie, die de Nederlandse vertaling verzorgde en stadsarchivaris mr. H. Wouters, hun medewerking aan de totstandkoming van dit bijzondere boekwerk. De Aken- se medewerkers waren dr. E. Feld- busch, conservator van het Suermondt- museum, dr. B. Pohl, stadsarchivaris, dr. H. Barckhardt, algemeen directeur van de mijnen te Eschweiler en de heer A. Hersch, die de Duitse vertaling redi geerde. De uitgave werd verzorgd door de heer Charles Dessart, uit Brussel, die tevens samen met mevrouw A. Bre- doi-Lepper en de heer J. Cayet het werk voorzag van maar liefst 164 foto's. De tekst van prof. Lejeune, verlucht met oude gravures, beslaat 68 pagina's en bevat tal van wetenswaardigheden over de drie genoemde steden. Ondanks het feit, dat de historische gegevens over elk van deze drie steden in het verleden maar al te vaak uit hun ver band zijn gerukt, is prof. Lejeune er toch in geslaagd om nu eens van Maas tricht, Luik en Aken, eertijds deel uit makend van één rijk, één historisch overzicht samen te stellen. Door middel van fotorijmen is er naar gestreefd om ook in beeld de nau we verwantschap van deze drie zuster steden aan te tonen. De titel van het werk „Land zonder grens" is een vondst van de burgemeester van Aken H. Heusch. Het idee om te komen tot de uitgave van een dergelijk werk is afkomstig van Maastricht. Deze stad probeerde enke le jaren geleden de Brusselse uitgever Ch. Dessart te interesseren voor de uitgave van een werk, geheel gewijd aan de schoonheid en historische rijk dom van Limburgs hoofdstad. Charles Dessart, uitgever van meer van derge lijke werken o.a. over Brugge, Gent en Antwerpen, was na een bezoek aan Maastricht voor dit plan erg enthou siast. Een kostenberekening toon de evenwel later aan, dat het plan moeilijk te realiseren zou zijn. Daarop ontstond toen het plan om een drieste denboek uit te geven. Het Maastrichtse initiatief daartoe werd door Luik en Aken met grote in stemming begroet. De drie steden kwa men overeen dat zij elk 14.000 voor de ze uitgave zouden voteren. In ruil voor dit bedrag hebben de drie steden thans ieder 1500 exemplaren van „Land zon der grens" ontvangen. Buiten deze exemplaren is het boek ook in de handel verkrijgbaar tegen een prijs van zes tien gulden. In Aken en Maastricht is de verkoop reeds gestart en speciaal in Aken met niet gering succes. Hier is het eerste kwantum boeken al uitver kocht. Medio januari zal „Land zonder grens", een uitgave welke een voorbe reiding van drie jaar vereiste, in het bijzijn van de burgemeesters van de drie steden op feestelijke wijze te Maas tricht worden ten doop gehouden. Met de volgende schepen kan zeepost worden verzonden. De data, waarop de correspondentie uiterlijk ter post moet zijn bezorgd, staan achter de naam van het schip vermeld. Australië ss ,,Orca- des 27/12; Canada: ss „Rijndam" 27/12; Chili: via New York 24/12: Ned. Nw. Guinea: ms „Bengkalis" 23/12; Nw. Zee land: ss „Gothic" 27/12; Suriname: ms „Rodenbek" 22/12; Unie van Z.-Afrika en Z.W.-Afrika: ms „Pendennis Castle" 27/12; Brits Oost-Afrika: s.s. „La Bour- donnais" 27/12. Advertentie zijn bedrijf, zegt, dat hij het aanstellen van nieuwe krachten liever „op zijn janboerefluitjes" doet, en afgaat op cij ferlijsten en getuigschriften, op zijn ge wone gezonde verstand, en soms op de intuïtieve blik van een secretaresse. Zo'n directeur verklaart het voor on mogelijk, dat een psycholoog in één dag capaciteiten van de kandidaat kan ont hullen, die de schoolonderwijzers en vo rige werkgevers pas na jaren konden ontdekken. Hij vergeet daarbij, dat het bedrijfsleven wat anders is dan een school, en dat rapportcijfers soms erg toevallig tot stand komen. Dat toeval wordt juist door de moderne psycholo gische methoden van onderzoek zoveel mogelijk geëlimineerd. Men hoort wel eens zeggen, dat de objectieve selectiemethode door middel van een test onmenselijker en koeler zou zijn dan de oude manier van het solli citatiegesprek. In het laatste zou een veel directer en warmer contact moge lijk zijn tussen beide partijen. Dit is in derdaad mogelijk, maar meestal niet het geval. Maar een doorslaggevend voordèel van het psychologisch onder zoek is wel, dat hier de kandidaat zich achteraf ka, laten inlichten over de uitslag, iets wat na een sollicitatiege sprek met negatief gevolg praktisch nooit gebeurt. Van een psychotechnisch bureau mag dan ook verwacht worden dat het de proefpersonen althans op summiere wijze achteraf iets mee deelt over het verloop van hun presta ties. Het boek van Deen en Bokslag is een geschikte bijdrage om leken inzicht te geven in de aard van het psychologisch onderzoek en om het uit de magische ban te lichten waarin het voor velen lf komen te verkeren. „Menser testen" is naast dit alles bij zonder aardig geïllustreerd. Drs. H. van EEDEN. Mensen testen, door Deen en Bokslag. Geïllustreerde Salamander, Querido, Amsterdam, 1958.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1958 | | pagina 19