Douwe Egberts REDDER IN DE NOOD Een natuurlijke ontwikkeling Nasution machtigste man na president Soekarno Parlement heeft niets meer te betekenen N of M sa ■taws rairawr- b» ,..en dat o&AtnAet ïuetMiSe /aa% tabalc In 1958 is er in Indonesië veel veranderd Geen persvrijheid meer ZATERDAG 3 JANUARI 1959 PAGINA 5 Gubaanse ambassadeur in Nederland bepaalt zijn houding door ACATHA CHRISTIE /'Yf y. r de documentaire film, Advertentie Men zou met enige vrijmoedigheid kunnen zeggen, dat de Neder landse documentaire film in 1958 een soort triomf heeft beleefd. Het feit heeft zich voorgedaan dat de documen tarist Haanstra zijn eerste speelfilm eeft gemaakt en dat was tevens de eerste speelfilm door een documentarist vervaardigd. Het is een succes geworden, *oals men weet, een enorm succes zelfs, nisschien wel een te groot succes, als "•en alle normen zou willen aanleggen, die plegen te gelden bij de beoordeling van de grote, de beste films. De grote tvinst van „Fanfare" is in alle geval, dat een nieuw inzicht is doorgebroken, waar van zowel publiek als critiek ais bedrijf aIs filmkunst alleen maar plezier kunnen heieven. Het heeft lang geduurd, voor ®en het aandurfde, een documentaire fümer aan het werk te zetten in de dra matische film. Men heeft nooit willen Seloven dat hun tekort aan studio-er- Varing wel eens vergoed zou kunnen v°rden door de macht van hun talent, en men heeft maar liefst willen ver seten dat alle meesterwerken der cine matografie een zo sterke documentaire inslag hebben dat het heil toch uit die *ant verwacht mocht worden. Daarom eft men doorgaans industrieregisseurs kansen gegeven, die, naar men meen- e' h» de banale scenario's wel aanwezig Waren. Alle experiment vas uit den boze, ölen geloofde er niet in. Laten we hopen dat die dwaling nu voorgoed voorbij is. Na deze korte inleiding is, dunkt ons, «en overzicht van de geschiedenis der documentaire filmkunst in Nederland ^«1 op haar plaats. Net begon met Joris Ivens, de eerste die voor een intelligente manier van filmen aandacht vroeg. EijU films Heien, Nieuwe gronden, Zuiderzee zijn de eer ste proeven van een verantwoord filmen, "waarbij niet langer als hoogste prestatie gold een reeks fotografieën in een mm of meer logische volgorde te vertonen, maar die fotografieën zodanige gevoels- baarde te verlenen, dat zij konden die- nen als montage-objecten. Het waren foto's die a priori ingesteld waren op de evocatie van een filmbeweging. Veel verder is Ivens helaas nooit gekomen. Wat we later hebben gezien in zijn films Indonesia calling en zijn films over Spanje en China was een vrij tamme verzameling van cameranotities, die men als menselijke documenten kon beschou wen zonder dat ze ooit menselijke film documenten zijn geworden. Ivens heeft zijn beste jaren beleefd in de tijd van het experiment. Daarna is hij een inter nationale figuur geworden, die meer om zijn wereldbeschouwing dan om zijn filmtalenten schijnt gezocht te worden. In Ivens' tijd heeft Aafjes zijn speel se film over de Zuiderzee gemaakt, maar daar is het bij gebleven. Ook Dick Laan's naam is blijven voortleven in de filmwereld in verband met zijn voetbal. Over zijn andere korte films spreken we niet meer. Men kent hem sinds jaren als fabrikant en als schrij ver van vele jongensboeken. Samen met Ivens heeft Mannus Fran ken Regen gemaakt, die men nog steeds met bewondering ziet. En al leen heeft Franken zijn Luxembourg gemaakt Uit al deze films spreekt een zuiver inzicht in de eisen van. het me dium, in de condities van een filmkunst, maar nog altijd scheen de camera meer aandacht te vragen dan de montage die het ritme te voorschijn moet bren- §en. In de films van Jan Hin en Kees troband valt een poging waar te ne men tot filmdramatiek. Vooral in de speelfilm Kentering, van Jan Hin maar met intermezzo's van Stroband, is een mooie aanloop aanwezig, waarin men BERT HAANSTRA: En de zee was niet meer. de documentaire filmers herkent. Her wonnen Levenskracht (voor het sana torium Berg en Bos), Het licht inwen dig (voor het R.K. Blindeninstituut), Sparen (Stroband voor het R.K. Werk liedenverbond) hebben hun bijzondere verdiensten en gaan verder dan een reportage, door iets voelbaar te maken van wat er achter de beelden en re lazen oprijst aan menselijk pogen. Maar 1936 is het jaar dat onze beste documentaire film tot dan toe te voor schijn brengt, te weten de befaamde Ballade van de hoge hoed van Max de Haas, die voor het eerst en wel op meesterlijke wijze gebruik maakt van het geluid zoals het hoort, dat wil zeg gen door het geluid als een gelijkwaar dige factor met het visuele beeld te be handelen en beeld en geluid geheel van elkaar afhankelijk te stellen. In de Bal lade zitten tientallen voorbeelden van filmmakelij, waarin men de ware film humor herkent, dat is de humor, die resulteert uit het conflict der visuele en auditieve beelden, het conflict dat men jaren later zal terugvinden in films als bijvoorbeeld The Maggie, Whiskey Galore, Jour de fête, Les va- cances de monsieur Hulot en vele an dere, in z.g. speelfilms dus. Hieruit moge blijken dat er geen verschil be staat tussen de wetten die de speel film beheersen en de wetten die voor de documentaire gelden. Zowel bij ons als met nog opvallender resultaat in Engeland, wordt de goed bedoelde speelfilm door de documentaire beïn vloed. Het was al gebleken in de film Jonge Harten, door documentaristen gemaakt. Niet veel meer dan een po ging, maar een eerlijke poging, die meer artistieke waardering verdiende dan verreweg de meeste industrie films van later jaren. De grote vlucht van de documental- re film in ons land is na de Tweede wereldoorlog gekomen. Vr\j plotseling zelfs, want sindsdien kunnen we wijzen toe over te gaan e.n kunnen zich niet meer het standpunt veroorloven van Walter Ruttmann, die steeds gewei gerd heeft speelfilms te maken omdat hy vreesde bij zijn eerste experiment verwijderd te zullen worden uit de filmwereld, waarvan hij een der eer ste ontdekkers is geweest. Hij had waarlijk zijn motieven, die velen niet zouden erkennen. Voor de documenta risten van onze tijd, die aan Ruttmann wel een en ander te danken hebben, bestaan die motieven niet meer. Zij zijn zelfs erkend in het land waar men enige dozijnen overbodigheden heeft gemaakt, hetgeen overigens minder te betreuren valt dan het feit, dat men, gezien de jongste produkten, zo kenne lijk van plan was op de oude en zo ge zapige weg voort te gaan. Het ogenblik van koersverandering is nu wel gekomen. Niemand twijfelt er meer aan, of de werkzaamheid van de documentarist in de produktie van dramatische films zal vruchten afwer pen, die algemeen aanvaard zullen worden. Op voorwaarde natuurlijk dat men niet zit te verlangen naar films van het oude slag, door bekwame man nen gemaakt, op voorwaarde dat de maker beslissen mag over het scena- ri° en over de vorm van de film. In volle vrijheid natuurlijk. Daar beginnen we nu aan toe te komen. Dbg. HERMAN VAN DER HORST: Prijs de zee. op een aantal korte films, die verba zing hebben gewekt niet alleen bij het snobistische publiek der festivals, maar ook bij de internationale filmkri tiek, die haar waardering nooit onder stoelen of banken heeft gestoken. Dat publiek weet van niet veel en reageer de slechts op een sensatie, tot dusver bij dat publiek onbekend. Men voelde dat er iets gaande was, waaraan men een bijzondere intelligentie kon erva ren. Verder ging het inzicht niet. Maar in de kritiek kon men de verantwoor ding der gevoelens lezen en daar werd duidelijke taal gesproken. De beste do cumentaires kwamen uit Nederland. Men kent ze langzamerhand wel: van Herman van der HorstHouen-zo, Het schot is te boord, Vieren maar, Prijs de zee, en binnenkort De zwaan en Land en volk van Suriname. Van Bert HaanstraPanta Rhei, Spiegel van Holland, Strijd zonder einde, En de zee was niet meer, Rembrandt, Glas en tenslotte Fanfare. Van Max de HaasMaskerage en Amsterdam, stad aan het water. Van Theo van Ha ren NomanLeger in gehouwen steen. Naast en na deze voortreffelijke werken kennen we een aantal verdien stelijke films en een nog groter aantal reportages, waarin de dreun van de muziek gelijkwaardig is aan de dreun der gemeenplaatserige beelden. Deze films zijn net niet die bijdragen heb ben geleverd tot de evolutie van onze documentaire filmkunst. Dit overzicht is allerminst volledig. Het wil slechts de aandacht vestigen op de ontwikkeling in de documentaire film, zoals die aan de belangrijkste produkten ervaren kan worden. En dan mag de conclusie luiden, dat die ont wikkeling in een stadium is gekomen, waarin onze documentaire filmers recht hebben gekregen op de vervaar diging van speelfilms, of hoe men ze noemen wil. Zij zijn ook verplicht daar- De ambassadeur van Cuba in Neder land heeft zijn houding bepaald tegen over de gebeurtenissen in zijn land. Hij heeft tegenover het A.N.P. ver klaard: ,,De 26 juli-beweging, die sinds twee jaar strijdt voor de overwinning van de vrijheden van de democratie in Cuba, heeft zojuist na een lange en bloedige strijd overwonnen. De heer Rafael Montoro, ambassa deur, en de heer Julio Kouri, handels attaché in Nederland, wensen hun vol ledige instemming te betuigen met de instelling van de revolutionaire Junta, die thans in Havanna de macht in han den heeft." Er is het laatste jaar veel veran derd in Indonesië. Dat vindt zijn oorzaak in de eerste plaats in de anti-Nederlandse campagne, die leidde tot nationalisatie van alle Nederlandse bedrijven in Indonesië, en daarmee tot een ernstig ingrijpen in de economie van het land. De opstand op Sumatra en Celebes had daarvoor eveneens ern stige gevolgen. Daarnaast ziet men dan een steeds verdere ontwikkeling van het plan van president Soekarno voor de invoering van een geleide de mocratie in het land. Zijn bedoeling was het alle partijen daarin te betrek ken. Nu er echter enkele partijen wa ren die niet mee wensten te doen de Masjumi en de katholieke partij worden deze steeds ineer uitgeran geerd. De zegggimgskracht van het par lement bestaat vrijwel alleen nog for meel en is overgegaan op de Nationale Raad, een soort senaat, waarvan alle leden door president Soekarno persoon lijk zijn benoemd, zodat het uiteinde lijk deze is die aan de touwtjes trekt. Ook het leger wordt in Indonesië ech ter steeds machtiger, waarbij de figuur van de chef-staf, generaal-majoor Na sution, al meer op de voorgrond treedt. Zo ziet men in Indonesië naast presi dent Soekarno deze generaal Nasution steeds meer de leiding van het land in handen nemen, terwijl op steeds meer belangrijke posten militairen ko men. Aan de andere kant droegen de militairen de leiding over de in beslag MAX DE HAAS: Ballade van de noye iioed. GENERAAL NASUTION genomen Nederlandse bedrijven juist weer aan de burgerinstanties over. Het blijft een verwarde situatie, die maakt dat iedereen zich afvraagt of het op een gegeven ogenblik toch nog tot een militaire staatsgreep zal komen, of dat generaal Nasution ermee zal volstaan op deze manier langs de wegen der ge leidelijkheid zijn macht steeds verder uit te breiden. Nasution is een man, van wie eigen lijk niemand precies weet wat men aan hem heeft. Zelfs zijn tweede man, de vice-chef-staf van de landmacht, briga dier-generaal Gatot Subroto, zei me een keer Nasution niet goed te kunnen plaatsen. Eén ding staat inmiddels wel vast: Nasution is geen vriend van Soe karno. Toch ziet het er wel naar uit, dat hij diens positie misschien wel wil ondermijnen, maar geen openlijke greep naar de macht wil doen. Daar voor heeft president Soekarno in Indo nesië nog altijd te veel vrienden. En Nasution te weinig. Het gaat in de Indonesische politiek soms zo vreemd toe. Toen op 17 okto ber 1952 het leger rebelleerde tegen de regering en de kanonnen richtte op het paleis van president Soekarno, had JAN HIN: Kentering. JOSSPHSON en VAN DER LINDEN: Jonge harten. 33 Ze zouden naar de stad gaan om een celluloid eend je te kopen, dat in het bad van Betty kon driven. Betty was zo opgewonden en sprong zo wild m het rond, dat het buitengewoon moeilijk was, haar armp jes in de wollen pull-over te krijgen. Beiden vertrokken, terwijl Betty luidkeels snater- de „eendje kopen, eendje kopen voor Betty bad, vooi Betty bad" en er het grootste plezier in had deze be langrijke feiten onophoudelijk te herhalen. TNvee lucifers, die, onopvallend, kruiselings over elkaar lagen op de marmeren tafel in de vestibule, vertelden Tuppence, dat Mr. Meadowes die middag bezig was het spoor van Mrs. Perenna te volgen. Tuppence begaf zich naar de salon en het gezel- schap van Mr. en Mrs. Cayley. Mr. Cayley was in een knorrige bui. Hij was naar Leahampton gekomen, zo zei hij, om absolute rust en kalmte te hebben, en hoe kon het rustig zpn met een kind in huis? Dat ging maar de hele dag door: dat schreeuwde en rende rond en sprong en danste maar van de ene verdieping naar de andere...... Zijn vrouw mompelde sussend, dat Betty toch een lieve, kleine dreumes was, maar die opmerking werd niet gunstig ontvangen. „Ongetwijfeld, ongetwijfeld," zei Mr. Cayley, z n lange nek in allerlei bochten wringend, „maar haar moeder hoort haar rustig te houden. Ze moeten ook met andere mensen rekening houden, met invaliden, mensen wier zenuwen rust nodig hebben." Tuppence zei: ,,'t Is niet makkelijk een kind van die leeftijd rustig te houden, 't Is niet natuurlijk Er zou iets niet in de haak zjjn met het kind, als 't rustig was." Mr. Cayley kakelde boos: „Onzin, onzin, die dwa ze moderne geest: kinderen precies laten doen, waar ze zin in hebben. Men hoort een kind rustig te leren zitten en eh met een pop te spelen of te lezen of zo iets." „Ze is nog geen drie jaar," zei Tuppence glimla chend. „U kunt toch niet van haar verwachten, dat ze al kan lezen." „In ieder geval er moet iets aan gedaan worden. Ik zal er met Mrs. Perenna over spreken, 't Kind was vanmorgen om voor zevenen al in bed aan 't zingenaan 't zingen! Ik had slecht ge slapen en was net tegen de morgen ingedommeld het maakte me opeens klaar wakker." „En Mr. Cayley heeft zoveel mogelijk slaap heus hard nodig," zei Mrs. Cayley bezorgd. „Dat heeft de dokter gezegd." „Dan moet U naar een rusthuis gaan, merkte Tuppence op. M'n beste mevrouw, zulke inrichtingen zyn schan dalig duu en, behalve dat, missen zij de geschikte atmosfeer. Er hangt daar een sfeer van piekte, die ongunstig op m'n onderbewustzijn werkt. Vrolijk gezelschap, heeft de dokter gezegd, leg de" Mrs Cayley hulpvaardig uit. „Een normaal le- ven. Hii dacht, dat een pension beter zou zijn dan zo maar een gemeubileerd huis. Mr. Cayley zou dan waarschijnlijk niet zoveel piekeren en het zou een prikkel voor hem zijn om met andere mensen van gedachten te wisselen." Mr. Cayley's methode om van gedachten te wis selen was, voor zover Tuppence kon beoordelen, al leen maar een opsomming van zijn eigen kwalen en de symptomen daarvan; de uitwisseling bestond uit de al of niet sympathieke ontvangst er van. Tuppence bracht het handig on een ander ondei W6rik zou graag eens iets van U willen horen/' zei ove. Uw eigen ideeën over het leven m Duits- land U hebt me verteld, da* U de laatste jaren daar veel gereisd hebt. 't Zou interessant z0n, het standpunt fens te horen van een ervaren man als standpum dat y tQt dje n behoort ze, land. altijd dik worden opgelegd. Mr. Cayley hapte ogen blikkelijk. „Zoals U zegt, m'n beste mevrouw, ben ik in staat, zonder bevooroordeeld te zijn, een duidelijk en objectief beeld te geven. Welnu, volgens mijn mening Wat er nu volgde, vormde een monoloog. Tuppence maakte zo nu en dan een opmerking als „wel, hoe interessant", of „wat hebt U een scherpe opmerkingsgave" en luisterde met een aandacht, die ditmaal niet geveinsd was. Want Mr. Cayley, vervoerd door de sympathie van zijn luisteraar, beschreef zichzelf als een uit gesproken bewonderaar van het Nazi-regiem. Hij zinspeelde er op. al zei hij het misschien niet met zoveel woorden, hoeveel beter het voor Engeland en Duitsland zou zijn geweest, al ze zich tegen de rest van Europa hadden verbonden. De terugkeer van Miss Minton en Betty, die haar celluloid eendje prompt had gekregen, verstoorde de alleenspraak, die, onafgebroken, bijna twee uur had geduurd. Toen Tuppence opkeek, trof haar een nogal eigen aardige uitdrukking op Mrs. Cayley's gelaat. Ze vond het moeilijk, die te omschrijven. Het zou lou ter en alleen vergeeflijke, vrouwelijke jaloezie kun nen zijn. het haar toekomend monopolie op de aandacht van haar echtgenoot, die nu door een an dere vrouw werd opgeëist. 't Zou ook ongerustheid kunnen zijn over het feit, dat Mr. Cayley zijn visie op politiek terrein te openhartig uitte. In ieder geval drukte haar ge zicht ontevredenheid uit. De volgendt handeling was theedrinken, onmid dellijk gevolgd door de terugkeer van Mrs. Sprot uit Londen, die uitriep: „Ik hoop werkelijk, dat Betty lief is geweest en niet lastig. Ben je lief ge weest, Betty?" Waarop Betty laconiek met een enkel woord re pliceerde: „Bah!" Dat moest echter niet als een teken van afkeu ring over moeders thuiskomst worden beschouwd, maar alleen al. een verzoek om bramenjam. Het ontlokte Mrs. O'Rourke een zwaar gegrinnik en de moeder van de jongedame een verwijtend. „Maar Betty toch!" (Wordt vervolgd) chef-staf Nasution daarvan de leiding. Twee maanden later, toen president. Soekarno zijn macht had weten te her stellen, werd Nasution ontslagen. Drie jaar later, in juni 1955, rebelleerde het ieger weer. Men weigerde generaal- majoor Bambang Utoyo te accepteren als chef-staf van de landmacht en boy cotte zpn installatie. Zelfs de stafmu- ziek wilde daarbij niet spelen, zodat het korps van de brandweer moest in vallenPresident Soekarno moest capituleren. Het leger legde hem een lijst voor, waaruit hij kon kiezen voor een nieuwe chef-staf. Daarop stonden de toenmalige vice-chef-staf, kolonel Zulkifli Lubis, de territoriale comman dant van Noord-Sumatra, kolonel Sim- bolon, enkolonel Nasution, die toen al twee en een half jaar gewoon amb teloos burger was. Wat niemand had verwacht gebeurde: Soekarno koos Nasution, benoemde hem opnieuw in zijn oude functie en bevorderde hem meteen tot generaal-majoor. Duidelijk was inmiddels wel, dat daaraan een vertrouwelijk overleg tussen Soekarno en Nasution vooraf was gegaan. Al gauw bleek, dat Nasution veel was veranderd. Sympathiseerde hij vroeger met de P.S.I., de socialistische partij van Sjahrir, nu ging zijn sym pathie kennelijk meer uit naar de P.N.I. de nationalistische partij, die in 1927 door ir. Soekarno werd opgericht, en die ook nu nog de warme steun van de president had, al heet deze nu dan ook officieel boven de partijen te staan. Ook in ander opzicht bleek telkens weer dat Nasution van een tegenstan der tot een medestander van Soekarno was geworden. Het laatste jaar heeft zich herhaalde lijk de vraag opgedrongen of Nasution niet weer tot een tegenstander van Soekarno aan het worden is. Aanlei ding tot het stellen van die vraag zijn echter vooral ook de gebeurtenissen in andere Aziatische en Afrikaanse lan den, zoals Thailand, Birma, Pakistan, Libanon en Soedan, waar de macht het afgelopen jaar in militaire handen kwam. Waar het democratische gys- teem in Indonesië zeker niet minder heeft gefaald dan in vele andere Azia tische landen (van het parlement is er nimmer enige kracht uitgegaan) was men geneigd zich af te vragen of het niet in de natuur der dingen zou liggett dat Indonesië dezelfde weg zou gaan. In Indonesië zelf is men er echter trots op dat men een „eigen" oplossing heeft weten te vinden, die in feite neerkomt op een machtsverdeling tussen presi dent Soekarno en zijn nationale raad en generaal Nasution en diens leger. Premier Djuanda is daarbij een onbe tekenende derde. Het is natuurlijk wel mogelijk dat Soekarno en Nasution elkaar op den duur toch naar de macht zullen staan, maar zoals de zaken er nu voorstaan ziet het er wel naar uit dat zij elkaar niet kunnen missen, aangezien de een niet kan regeren zonder de ander. Een andere vraag is welke weg In donesië onder leiding van Soekarno en Nasution zal gaan. Het Nederlandse be drijfsleven is er het afgelopen jaar uit geschakeld en de produktie van fabrie ken en ondernemingen is daarmee be langrijk gedaald, terwijl de verbindin gen nog slechts gebrekkig functioneren. De rebellen op Sumatra en Celebes zijn uit de steden verdreven, maar richten als guerilla's daarbuiten meer schade aan dan voorheen. Het bestaan van de gewone bevolking is moeilijker dan ooit tevoren: overal dreigt de hongersnood. Democratische zekerheden zijn er min der dan ooit. Het parlement bestaat al leen nog pro forma en van persvrijheid is geen sprake meer. Dat zijn dan d« belangrijkste „resultaten", die men het afgelopen jaar heeft bereikt. Toch is Indonesië nog niet helemaal afgegleden. De communisten zijn er machtiger geworden maar de macht hebben zij niet. Het ziet er naar uit dat Nasution en de zijnen er ook wel voor zullen waken, dat dat niet gebeurt. Po litiek is er als het ware een evenwicht bereikt. Ook de opstandelingen in het land betekenen nog wei een voortduren de hinder, maar geen werkelijk gevaar meer voor de machthebbers. Het pro bleem dat in werkelijkheid het groot ste voor hen is, is dat van de econo mische moeilijkheden. Buitenlandse hulp zou in dat opzicht veel goed kun nen doen, maar ook daar staat men in Indonesië argwanend tegenover. Toch zal alleen een verantwoord financieel- economisch beleid Indonesië uit het slop kunnen helpen. Maar wanneer zal dat er komen? C. H. SCHAAP

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1959 | | pagina 5