Ik ga m il eige baan
Zuster Ursulahet versmade liefje
D
D
Het uitblijven van streekplan brengt
op vele plaatsen teweeg
De tuin wordt
stad
een
Velerlei gevaren bedreigen
Goois natuurschoon
Apie Prins schrijft zijn eigen
levensverhaal
J. J. A. Goeverneur 150
jaar geleden geboren
V
- -
iMü
Boeken-
venster
f
ZATERDAG 14 FEBRUARI 1959 PAGINA 7
(Van onze verslaggever)
De tijd van vrede is voorbij, de brandklok luidt in bet Gooi'. Met
deze alarmerende kreet beeft de voorzitter van de Vereniging vai
Vrienden van bet Gooirservaat mr. J. van Eik uit Blaricum, 01
de jaarvergadering van deze organisatie in Hilversum, de gevoelens va;
velen vertolkt, die zich ernstige zorgen maken over de steeds voortscbri:
dende aantasting van bet Goois natuurschoon, als gevolg van de vei
stedelijking, de snelle aanwas van de bevolking, bet gebrek aan bouwterrein
de verkeerstecbniscbe problemen en het ontbreken van een vastomlijnd pin
om dit recreatiegebied bij uitstek te handhaven. Het feit, dat de bovengi
noemde vereniging bet woordje „reservaat" uit de naam heeft laten ve;
vallen, is dan ook voor de huidige situatie symptomatisch. De brandklok Iuii
echter niet alleen voor de liefhebbers van de vrije natuur, maar ook vod
de Gooise boeren, want uit hun naam heeft de voorzitter van Stad e,
Lande van Gooiland, mr. J. Th. Bonnerman aan bet klokketouw getrokkei
omdat, zoals mr. Bonnerman het noemde, er Gooise gemeentebesturen ziji
die incidentele voorzieningen treffen als het vaststellen van uitbreiding;
plannen, zonder rekening te houden met hetgeen door de Planologisch
Dienst in Haarlem wordt uitgedacht om orde op zaken te stellen. Maar juis
het uitblijven van een beëindigings- of een streekplan, is één van de haarde;
van onrust in brede kringen van de bevolking.
latu? ^eristiek voor het Gooise natuurschoon is de grote verscheidenheid in het
dschap. Bos en heide, merencomplexen, en met geboomte omzoomde weiden
en vaarten. De „trouwe wachteraan het begin van het Ankeveense pad.
In juli van het vorig jaar overleed
te Amsterdam, 73 jaar oud, Apie
Prins. Alleen bezoekers van be
paalde gelegenheden rond het Amster
damse Leidseplein en van de kunste
naarssociëteit „De Kring" kenden hem.
»Met hem stierf de laatste bohémien",
Jei men daar, een uitspraak die al ve
is malen als een devote ruiker aan een
?raf is neergelegd.
In 1956 was Prins begonnen aan het
schrijven van z\jn levensverhaal. Met
de dood op de hielen heeft hij het vol
tooid. Enkele maanden na zijn over
lijden verscheen zijn biografie onder
°e titel „ik ga m'n eige baan", een
Doek van een kleine zeshonderd blad
zijden, waarin Prins zijn hele tegen
draadse leven heeft uitgeschreven.
Want Prins is de titel van het boek
is, naar vorm en inhoud al overtuigend
een non-conformist, niet uit gegre-
Penheid of ideële motieven: hij was
tneer een hardnekkig joy-rider op de
levensbaan. Hij was een onrustige, een
opgejaagde hjj woonde in de grillig
ste uithoeken van de wereld maar
Piet een gekwelde, meer een rusteloos
svonturenzoeker, een opstandeling, een
belhamel, die te recht door zee ging
°m zich in de binnenwateren thuis te
Voelen, te eigengereid was om ver
standig te heten, blijkens zijn boek te
begaafd was, om niet een verkwister
genoemd te worden. In het keurige
Perkje van het nette Heemsteedse dok-
Iersgezin waarin hij in 1885 geboren
Werd, was hij een struik onkruid: hij
draaide zijn vader loeren, had lak aan
oonventies, brak ruiten waar men ge
woonlijk slechts met glazen klinkt,
'tapte altijd op tenen, niet doordat die
steeds te lang waren, maar omdat hij
?ijn voet altijd te ver vooruit stak. En
die kwajongen, die bommen gooit als
Ie bloemen verwacht, voor wie de or
delijke maatschappij een kermisterrein
}s, is Prins altijd gebleven. Zijn leven
Is: eigen ruiten breken, omdat hij te
Eerlijk is om voorzichtig te zijn, maar
°ok: ruiten ingooien, want het geluid
van vallende scherven klinkt hem als
Piuziek.
Hij is eerstejaars student in de me
dicijnen, als zijn vader onverwacht
°verlijdt. Geld voor verdere studie is
er niet. Prins' zwerftocht begint: hij
Wordt tabaksplanter op Sumatra,
steekt na enkele jaren over naar Cana
da, waar hij boerenknecht wordt, trekt
een tijd later verder naar New York,
Wordt daar tramconducteur en borden-
Wasser, laat zich door een Amerikaan-
Se tabaksmaatschappij naar Porto Rico
Uitzenden, waar hij, de dwarskijker,
da enkele weken al weer weggeblazen
Wordt, begint dan met andermans geld
|h Amerika zelf een tabaksplantage.
P? onderneming mislukt, in 1911 keert
(Hi terug naar Nederland, waar hij me
de-directeur wordt van een electro-
lechnisch bedrijf. Precies een jaar
blijft hij op zijn stoel zitten, dan
Zwerft hij opnieuw weg, het avontuur
tegemoet. Weer begint een grote trek
tocht, nog wilder, nog ongelooflijker
dan de eerste, geen land ter wereld
Waar hij niet komt alleen Afrika
Omzeilt hij op zijn wilde vaart over-
®1 steekt hij vuurwerk af, brandt zich
zelf de vingers of legt anderen het vuur
ftan de schenen, zet veel op touw,
thaar volbrengt heel weinig. Hij gaat
z n eigen baan, zonder kompas, nooit
omkijkend, een roekeloos speler, een
Puberale rebel.
Dat hele wilde leven heeft hij ge
tracht in een boek te persen. Het is
bem niet helemaal gelukt, de dood
baastte hem. Verreweg het sterkste
deel van zijn biografie is de beschrij-
vjag van de jeugdjaren tevens het
meest gedetailleerde gedeelte. Hier
;'an virtuoze passages in van milieu-
'obening, van observatie, van stijl. Hen
ieued wordt niet herbeleefd, hij wordt
?.eschrcven zoals de jonge Apie Prins
'w onderging; geen herinneringen,
aar een verbeelding.
r-, hgetwijfeld zijn ook de Indische ja-
n?b het meedogenloze milieu van de
'anterswereld uiterst knap beschre-
w-
efi1- Daarna echter wordt „Ik ga m'n
bow. baan" duidelijk een avonturen-
tnpb, een verzameling sterke verhalen
te„ één hoofdfiguur: Apie Prins. En
Stfe n het einde worden die verhalen
thp ds schematischer, de haast wordt
zins aar- de vermoeidheid in de stijl
typi aar. Boeiend blijft Prins even
ed- Want veel heeft hij te vertellen,
pjot in Zijn stijl en woordkeuze blijft
"oor een belhamel, een rebel, die zich
Bpril' fauwheden niet geneert en van
Woorrt den geniet; die zelfs het
bruikt nog §raag als voetzoeker ge-
te ver de argeloze voorbijganger
Sens T.'kken. Zachtzinnig is hij ner-
zichzoi?^ spaart niemand, soms zelfs
„Ik biet.
helft ni t m'n ei®e baan" is voor de
ue' meer dan een boeiend avontu
renboek, weinig lieflijk, met rauwe hu
mor en stekende cynismen, de biogra
fie van een man die zijn leven lang
veel van het straatschennende, onbere
kenbare dokterszoontje heeft gehouden,
die eerst thuis en later in de hele we
reld amok maakte. Zijn eerste kleine
revoluties thuis heeft hij echter in de
eerste helft onvergetelijk voor ons be
schreven. (De Bezige Bij, Amsterdam).
K.F.
De knelpositie waarin het Gooi is
verstrikt geraakt laat zich duidelijk de
monstreren aan de hand van enkele
cijfers, hoewel die getallen berusten
op prognoses waarmee voorzichtig moet
worden omgesprongen. Het rapport van
de Werkcommissie Westen des Lands
spreekt over een tekort aan opnemings
capaciteit van ongeveer 55000 inwoners
in 1980. De stedebouwkundigen hebben
het inwonertal van het Gooi in dat
zelfde jaar geraamd op 325.000 (thans
een kleine 200.000). Dat met dergelijke
prognoses niet het laatste woord is ge
sproken, moge blijken uit de berekening
die destijds door de Planologische Dienst
van de provincie werd opgezet. Men ver
wachtte de komst van de 100.000ste in
woner van Hilversum in1970, maar
deze gebeurtenis werd al in het af
gelopen jaar in de Gooise hoofdstad
gevierd.
De „Tuin van Amsterdam"
Het Gooi nam in de laatste 25 jaar
van de 19e eeuw voor de vermogende
Amsterdamse families de plaats in van
de Vechtstreek. Er verrezen buiten
plaatsen en villa's. Hilversum, dat in
1850 ongeveer 5500 inwoners telde
groeide in 100 jaar, mede door toe
doen van een intensieve industrie-ves
tiging, uit tot een gemeente van 88000
zielen. Bussum maakte in dezelfde pe
riode een geweldige sprong van 100
tot 35.000 inwoners. De dorpen Laren,
Blaricum en Huizen bleven niet achter.
De paar duizend huizen die het Gooi
telde in 1875 zijn er thans ongeveer
50.000 geworden. De bevolkingsaanwas
veroorzaakte een bouwactiviteit niet
alleen op grote, maar ook op onge
hoorde schaal, want zonder enige plan
ning werden grote bosgedeelten en
heidevelden opgeofferd aan speculatie.
Men kan dan ook niet dankbaar
genoeg zjjn, dat mannen als Henri
Polak, dr. Jae. P. Thjjsse, Heimans,
mr. P. G. van Tienhoven en de toen
malige commissaris der koningin
jhr. mr. dr. A. Röell en de voorzit
ter van Stad en Lande van Gooiland,
E. Luden de fundamenten legden
voor de latere „Stichting Gooisch Na
tuurreservaat", waaraan ook de na
men van R. van Leeuwen Boom
kamp en de Gooise oud-burgemees
ters H. Bordes, wijlen jhr. A. L. M.
van Nispen van Sevenaer en J. J.
Klaarenbeek onafscheidelijk verbon
den zijn. De provincie, de stad Am
sterdam en de 6 Gooise gemeenten ga
ven het aanzien aan het Gooireser-
vaat.
Er werd na de oorlog in 1945 opnieuw
gebouwd, weliswaar door de omstan
digheden op beperkte schaal maar toch
ten koste van recreatiegebieden. Wie
thans op het betaamde kruispunt bij
het St. Janskerkhof uitziet over de Lan
ge Heul, constateert met schrik, hoe
dicht de buitenwijken van Hilversum-
Noord de huizenzee van Bussum zijn
genaderd. De na-oorlogse uitbreiding
van Hilversum slokte niet alleen de
heiden op in het noorden, maar ook
in het zuiden, waar de wijken thans
grenzen aan het Goois Natuurreser
vaat; een bedenkelijke situatie. Niette
min heeft Hilversum nog steeds 4000
versum, de zg. groene gordel, te
voorkomen. Protesten tijdens een
openbare zitting van Gedeputeerde
Staten van Noordholland hielpen niet.
B. en W. van Hilversum constateer
den dan ook dat „een oplossing van
het tekort aan bouwterrein op eigen
grondgebied gezocht moest worden".
En iedereen begreep dat dit zou lei
den tot een nieuwe aantasting van
bos en heide. Zelfs de gronden van
het Gooireservaat worden belaagd en
woningzoekenden. En in Bussum zijn
het er niet veel minder.
Een voorontwerp van wet tot sa
menvoeging van de gemeenten Weesp
en Weesperkarspel tot een nieuwe ge
meente Weesp en van Ankeveen,
's-Graveland en Kortenhoef tot een
meente 's-Graveland-Kortenhoef ver
oorzaakte in december 1956 grote
ontsteltenis bij het gemeentebestuur
van Hilversum. Men had de hoop ge
vestigd op een samenvoeging van
Hilversum met 's-Graveland en Kor
tenhoef, om op die wijze de aantas
ting van het natuurschoon rond Hil-
D:n 14den Februari a.s., op Sint Valen
tijnsdag, viert „Jan de Rijmer", de ge
liefde kinderdichter, de „Huisvriend"
van zoo menig gezin zijn tachtigsten verjaar
dag." Zo begint een mededeling in de Provin
ciale Groninger Courant, vroeg in het jaar
1889. Het bericht spoort verder alle vrienden
en kennissen van de tachtigjarige aan, een
portret plus een gulden te sturen, opdat men
„den ouden dichter", zoals dat in die dagen
onverbloemd heet, een mooi herinnerings
album aan kan bieden. Jan de Rijmer wordt
al jaren door een pijnlijke ziekte geplaagd;
in de dagen, die aan zijn tachtigste verjaar
dag voorafgaan, kan hij zijn bed nauwelijks
verlaten. De deputatie, die hem geluk wil
komen wensen, zal hij, steunend in de kus
sens, ontvangen. En toch wil Jan de Rijmer
deze keer wèl jarig zijn; hij heeft er geen
bezwaar meer tegen, dat men hem vieren
zal. Tegen een vriend die hem komt be
zoeken zegt hij: Geef er gerust openbaarheid
aan: vertel het eenvoudig aan je vrouw!
Tien jaar eerder, bij zijn zeventigste ver
jaardag, heeft dezelfde Jan de Rijmer laten
weten, dat hij zichzelf uitstekend bedruipen
kan en geen hulp of opgeschroefde belang
stelling van node heeft. Tot die stekelige
houding heeft zeker ook de teleurstelling
bijgedragen, die hij heeft ondervonden toen
miiiiiiiiiiinu!
Televisie anno 1854.
de uitgever van de „Huisvriend", het gezins
blad dat hij placht vol te schrijven en met
welks titel hij zelfs werd geïdentificeerd, van
zijn diensten geen gebruik meer wenste te
maken. Tien jaar later heeft de oude dichter
alle stekeligheid laten varen. Hij lijkt zich
te verheugen op de belangstelling, die Valen
tijnsdag, een dag vol hartelijkheid, hem bren
gen zal. De vrienden hebben niet stilgezeten.
Het foto-album kómt er, „in fraaien band
van pluche, met zilver gemonteerd"; het gaat
vergezeld van veel goede wensen en van een
nieuwe leunstoel, die waarschijnlijk geen
dienst meer zal doen. Het wordt een mooie
dag, en in de Nieuwe Groninger Courant laat
de tachtigjarige een bedankversje opnemen,
dat met de volgende woorden eindigt: Wat
verder dan ook moge komen, Vernietiging?
Onsterfelijkheid, Waarvan ik 's nachts vaak
lig te droomen, 'k Wacht, goede God, ik ben
bereid.
Het is zijn laatste versje en zijn laatste
verjaardag geweest, op 17 maart 1889 neemt
Jan Jacob Antonie Goeverneur, de dominees
zoon uit Hoevelaken, afscheid van het leven.
Lieve zuster Ursula, ik ga naar Amerika"
en „Toen onze mop een mopjen was",
dat is ongeveer alles wat ons op dit
ogenblik, van Goeverneurs letterkundige ar
beid, is overgebleven. De faam, die Jan de
Rijmer, honderdvijftig jaar geleden geboren,
Wie kent hem niet?
vandaag nog geniet, dankt hij dus aan zijn
niet al te getrouwe bewerking van Töpffers
„Monsieur Cryptogame" en aan een half-
onzingbare mop. Wij althans hebben met dat
ellendige woef-waf, waf-woef nooit raad ge
weten. En toch heeft Goeverneur het bestaan
om, na een mislukte theologische studie en
een geslaagd doctoraal-klassieken, alleen van
zijn pen te leven. De stad Groningen, waar
heen hij als zevenjarige werd verhuisd, is hij
bijzonder trouw gebleven. Vijftig jaar lang
heeft hij van daaruit zijn fabels en rijmen
en vooral zijn kinderversjes de wereld in
gestuurd, „aan de Hollandsche Moeders ter
beoordeling. Keuren zij geest en toon er in
goed, het zal mij verheugen. Anders lig.
mijne kinderpen, voor altijd!" Hij hoefde
voor die beoordeling niet beducht te zijn. Zijn
rijmpjes en vertelseltjes werden „gevreten"
niet het minst door de negen kinderen van
zijn hospita, op wie hij ze uitprobeerde.
Honderden fabels en versjes liet hij ver
schijnen o.a. bij Suringar in Leeuwarden,
die ze vlijtig naar de koloniën doorverkocht,
en bij Wolters, die er zijn stoomdrukkerij
voor openstelde. Zijn versjes hadden alle een
pedagogische strekking, maar waren toch
niet zemelig en van een verrassende direct
heid soms. Misschien mogen wij voor u het
begin van een samenspraak tussen een egel
en een hond citeren? „Egel, tsa, ik pak u aan.
Hond, heb ik dan kwaad gedaan? Neen, maar
'k wil u toch eens plagen. Hond, dat zou ik
maar niet wagen." Enfin, de afloop laat zich
raden. En wat te zeggen van Theodoor, woud
loper lang voordat Baden Powell op het idee
kwam? „Staat Theodoor vroeg 's morgens op,
dan neemt hij eerst een spons en kom, en
dompelt daar zijn blonden kop, met hals en
borst in om." Het komt zelfs zover, dat Theo-
dooy, de woudloper, zijn warme hap laai
staan. Hij zegt: Óch neen, geen lekkerheên
ik ben tevreeên met brood alleen
an is er nog de domme mop, die de deur
niet uit wil: „hij kroop bij de kachel,
hij snorkte op het bed, en kon haast
niet loopen, zoo plaagde hem 't vetMet
een tweespraak tussen de kikvorsch en de kin
deren willen we deze bloemlezing besluiten.
„Wat maakt die koe, daar, op het land, voor
een geboe! 't Is zonde en schand; Want
kinderen, kijkt eens hier! ben ik, Niet net
zoo groot en net zoo dik? Nog niet; maar als
je je opblaast maar, en dik maakt, lijkt er 't
wel haast naar. Kijkt zóó dan oef! 't
Scheelt weinig of.... Opeens zei daar de
kikvorsch: Pof! Hij barstte en spatterde uit
zijn vel; Uit was de grap, uit was het spel!
(De moraal liegt er óók niet om): Die grooter
zijn wil dan hij is, Dien gaat het als den
kikvorsch hier; Hijzelf raakt in de droefenis,
En boozen hebben groot pleizier!"
Ook de „reizen en avonturen van Mijnheer
Prikkebeen" heeft Goeverneur als lectuur
voor de jeugd bedoeld. De bewerking, die hij
naar een Duitse vertaling maakte, heeft hij
dan ook aan het kinderlijk bevattingsver
mogen aangepast. En dus weet Nederland
vandaag de dag niet beter, of de ontploffing
van Ursula bij de aanblik van Prikkebeens
pril geluk is alleen te wijten aan haar alles
overheersende zusterliefde. Rodolphe Töpffer
echter, de Zwitserse tekenaar, die zijn „M.
Cryptogame" als beeldverhaal voor volwas
senen liet verschijnen, had Ursel als Priks
liefje bedoeld. Dat verklaart ook wel wat
beter de verwarring, waarin onze vlinder
vanger komt te verkeren, wanneer hij eerst
in de walvis bruiloft heeft gevierd met Peter
nel, de vrolijke weduwe, en later, door Ur
sula in het nauw gedreven, ook haar een
trouwbelofte doet. Voor M. Cryptogame komt
bovengemelde explosie dan ook juist op
tijd
uizenden kinderen heeft Jan Goever
neur in zijn tijd gelukkig gemaakt met
zijn versjes en met Prikkebeen in de
eerste plaats, maar ook met zijn bewerkingen
van Don Quichote, Gulliver, Robinson Cru
soe, Kapitein Maryatt, Andersen en de sprook
jes uit Duizend-en-een-nacht. Hij heeft eens
met het versjes-schrijven op willen houden,
maar kon het eenvoudig niet laten, aangezien
De kikvorsch en de kinderen.
hij op dat moment „op eenige lieve kinderen
eene naauwe, vroeger onbekende betrekking
kreeg...." Hoewel hij zelf nooit getrouwd is
geweest, had hij graag kinderen om zich
heen. Hij genoot van hun aanwezigheid en
vertelde dan, gehuld in de damp van zijn
onafscheidelijke Gouwenaar, zijn mooiste
verhalen.
Op zijn tachtigste verjaardag brachten kin
deren hem een gezongen hulde; een maand
later brachten dezelfde jongens en meisjes
hem naar zijn graf. Nu, zeventig jaar na zijn
dood, zullen nog vele groot-geworden kin
deren aan de bewerker van „Mijnheer Prik
kebeen" een dierbare herinnering bewaren.
Hlg.
wanneer niet tijdig maatregelen wor
den genomen is over 50 jaar het
Gooi volgebouwd van Amsterdam tot
Utrecht als een soort van Roerge
bied en zal het laatste stukje heide
onder het asfalt zijn verdwenen. Dit
nu is de oorzaak van de algemene
verontrusting.
Waarschijnlijk reeds te laat
Het zou onjuist zijn van de veron
derstelling uit te gaan, dat de plaat
selijke instanties in de loop der jaren
niet bevreesd zijn geweest voor de ont
luistering van het Gooise natuurschoon.
Maar men heeft pagelaten tiidig in
te grijpen. Hilversum pleitte voor be
houd van natuurschoon en riep de in
dustrievestiging een halt toe. Ander
zijds zette men de deur wijd open voor
beter gesitueerden, die bereid waren
een woning te kopen 01 zelf te bou
wen, ook al hadden ze verder met de
gemeente niets van doen. De gemeen
te Huizen ijvert nog steeds voor indus
trievestiging. Ondanks alles wilde men
toch blijven groeien.
Maar nu protesteren Laren, Bus
sum en Huizen tegen de aanleg van
een snelweg door het Gooi. Nu ziet
men in Hilversum geen uitkomst
meer en is men beangst voor het
verdwijnen van de „groene gordel."
Het proces is te ver gevorderd. Een
natuurlijke aanwas van een zielental
van 100.000, zoals in Hilversum, is
niet te beteugelen. Bescheiden on
dernemingen zijn uitgegroeid tot be
drijven met duizenden werknemers.
Het Gooi heeft hiervan economisch
en sociaai geprofiteerd. Maar toch
dienen er grenzen te worden getrok
ken. „Een nationaal belang is het be
houd van het Gooi als recreatiege
bied", aldus mr. J. Vink. directeur
van het bureau van de Rijksdienst
voor het Nationale Plan.
„Behoud van recreatiegebied". Maar
dan zal er toch van de zijde der pro
vincie een beëindigings- of streekplan
gemaakt moeten worden. Thans varen
de Gooise gemeentebesturen op een on
zekere koers, evenals „Stad en Lande
van Gooiland" de erfgooiersorganisatie
die vrijwel alle weidegronden bezit.
Huiselijk uitgedrukt; men rijdt elkan
der in de wielen. Een voorbeeld hier
van is de voorlopige torpedering van
een voorstel van Stad en Lande om een
modelbedrijf voor landbouw en veeteelt
te stichten op de Hilversumse Meent,
grondgebied van Stad en Lande. Een
plan waarmee een halve ton was ge
moeid en dat praktisch uitvoerbaar
was mits men de garantie kreeg dat
het 50 jaar dienst kon doen. Burge
meester J. J. G. Boot van Hilversum,
lid van net bestuur van Stad en Lande
liet een waarschuwend geluid horen:
„De mogelijkheid van een bebouwing
van de Hilversumse Meent mogen we
niet verwaarlozen". Het voorstel
kwam op losse schroeven te staan.
Men informeerde in Haarlem of er
voor een dergelijk project plaats zou
zijn in het kader van de toekomstige
plannen die Gedeputeerde Staten koes
teren ten aanzien van het Gooi. Het
antwoord moet nog binnenkomen
De gemeente Blaricum heeft in
een herzien uitbreidingsplan een ge
deelte van de weidse Oostermeent,
op de grens van Blaricum en Hui
zen, bestemd voor de woningbouw en
de aanleg van sportvelden. Stad en
Lande tekende hiertegen onlangs pro
test aan.
„Regeren volgens afspraken"
Gedeputeerde Staten Wan Noord-Hol
land hebben onlangs „de diepe be
zorgdheid", uitgesproken, over de
„toekomst van het Gooi als recreatie
gebied" en gepleit voor „een gelijkge
richt beleid van de verscheidene Gooi
se gemeenten." En elders: „Gedepu
teerde Staten trachten in een studie
commissie voor het Gooi tot dit beleid
te komen en hebben de hoop daarin
alsnog te slagen." Met deze uitspraak
is een bij velen in het Gooi gerezen
vermoeden bevestigd, n.l. dat de zaken
commissoriaal worden gehouden.
Burgemeester N. J. Cramer van
Naarden heeft een week geleden de
geheimzinnige sluier over de arbeid en
de vorderingen van de Gooicommissie
opgelicht. met de motivering „de
gemeenschap heeft er recht op te we
ten wat er gebeurt." De openhartige
taal van de Naardense burgemeester
verklaart misschien ook de geheimzin
nigheid rond deze commissie, die in
1956 werd gesticht onder presidium van
de commissaris der koningin, met als
leden twee gedeputeerden, de zes bur
gemeesters der Gooise gemeenten en
van ieder der gemeenten een wethou
der, want deze commissie, aldus bur
gemeester Cramer, studeert, ontwerpt
plannen, besluit en stelt prognoses op,
zonder dat er ergens enige sanctie
staat op een uitvoering. De heer Cra
mer heeft deze werkzaamheden een
„regeren volgens afspraken" genoemd.
En voor een dergelijk regeren, waar
van overigens nog nooit kracht is uit
gegaan, is het nu te laat.
De bovengenoemde beleids- en com
petentiekwesties, als ook de gevoelig
heden tussen de instanties en belan
gengroepen over en weer, zijn slechts
enkele facetten van het Gooi-probleem.
Wellicht interessanter zijn de prakti
sche suggesties die men in de iaatste
tijd heeft gedaan, hoofdzakelijk van de
kant van het bedrijfsleven. Men stelt
voor om de oplossing te zoeken door de
stichting van steden in het toekomsti
ge ingepolderde Zuidelijk Flevoland.
Ter ontlasting van het Gooi hebben de
Kamers van Koophandel van Gooiland,
Amersfoort en de noord-west-Veluwe
bij de minister van verkeer en water
staat aangedrongen op het geven van
voorrang bij de inpoldering van het
IJsselmeer aan Zuidelijk Flevoland bo
ven de Markerwaard. Ook de Rijks
dienst voor het Nationale Plan zoekt
in deze richting de oplossing. Want uit
eindelijk is niet alieen het natuur
schoon van het Gooi in het geding,
maar ook dat van de Utrechtse heuvel
rug. Daarentegen hebben Gedeputeer
de Staten van Noord-Holland uitdrukke
lijk gesteld geen keuze te willen doen
tussen Flevoland en Markerwaard
(Provinciale begroting 1959) met be
trekking tot het verlenen van voor
rang.
Wanneer niet tijdig wordt ingegre
pen gaat het Gooi verloren, het Gooise
land waarvan Arthur van Schendel nog
dichten kon:
Zo was het lang geleen en
na dien tijd is veel veranderd, maar
't is toch gebleven een streek met
eigen kleuren in 't gezicht, een eigen
schoonheid, in geen andere streek te
vinden
llttlllllllllllllllinillllllllllllllllllllUlllMlllllllllllllillllllllllllllinilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIllllllllllllllHllllllllllllllllllllllllllllHIIIIMIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIllKllllllllllll
De heide bij het landgoed de Hoorneboeg. Dit stuk natuurschoon behoort tot
de „Groene gordel" rond Hilversum en grenst aan de zuidelijke buitenwijken.
De brandklok luidt in "t Gooi
De rijkswèg 1 van Amsterdam-
Hoevelaken nabij de uitspanning
„De Witte Bergen" in 't Gooi. Het
wemelt in het zomerseizoen van
de geparkeerde auto's in de bermen
langs de weg. Wanneer in de toe
komst rijksweg XXII wordt aan
gelegd, zal ook de rust worden
verstoord in de gebieden rond het
Hilversumse Wasmeer, een bekend
vogeloord.