Ik ga m il eige baan Zuster Ursulahet versmade liefje D D Het uitblijven van streekplan brengt op vele plaatsen teweeg De tuin wordt stad een Velerlei gevaren bedreigen Goois natuurschoon Apie Prins schrijft zijn eigen levensverhaal J. J. A. Goeverneur 150 jaar geleden geboren V - - iMü Boeken- venster f ZATERDAG 14 FEBRUARI 1959 PAGINA 7 (Van onze verslaggever) De tijd van vrede is voorbij, de brandklok luidt in bet Gooi'. Met deze alarmerende kreet beeft de voorzitter van de Vereniging vai Vrienden van bet Gooirservaat mr. J. van Eik uit Blaricum, 01 de jaarvergadering van deze organisatie in Hilversum, de gevoelens va; velen vertolkt, die zich ernstige zorgen maken over de steeds voortscbri: dende aantasting van bet Goois natuurschoon, als gevolg van de vei stedelijking, de snelle aanwas van de bevolking, bet gebrek aan bouwterrein de verkeerstecbniscbe problemen en het ontbreken van een vastomlijnd pin om dit recreatiegebied bij uitstek te handhaven. Het feit, dat de bovengi noemde vereniging bet woordje „reservaat" uit de naam heeft laten ve; vallen, is dan ook voor de huidige situatie symptomatisch. De brandklok Iuii echter niet alleen voor de liefhebbers van de vrije natuur, maar ook vod de Gooise boeren, want uit hun naam heeft de voorzitter van Stad e, Lande van Gooiland, mr. J. Th. Bonnerman aan bet klokketouw getrokkei omdat, zoals mr. Bonnerman het noemde, er Gooise gemeentebesturen ziji die incidentele voorzieningen treffen als het vaststellen van uitbreiding; plannen, zonder rekening te houden met hetgeen door de Planologisch Dienst in Haarlem wordt uitgedacht om orde op zaken te stellen. Maar juis het uitblijven van een beëindigings- of een streekplan, is één van de haarde; van onrust in brede kringen van de bevolking. latu? ^eristiek voor het Gooise natuurschoon is de grote verscheidenheid in het dschap. Bos en heide, merencomplexen, en met geboomte omzoomde weiden en vaarten. De „trouwe wachteraan het begin van het Ankeveense pad. In juli van het vorig jaar overleed te Amsterdam, 73 jaar oud, Apie Prins. Alleen bezoekers van be paalde gelegenheden rond het Amster damse Leidseplein en van de kunste naarssociëteit „De Kring" kenden hem. »Met hem stierf de laatste bohémien", Jei men daar, een uitspraak die al ve is malen als een devote ruiker aan een ?raf is neergelegd. In 1956 was Prins begonnen aan het schrijven van z\jn levensverhaal. Met de dood op de hielen heeft hij het vol tooid. Enkele maanden na zijn over lijden verscheen zijn biografie onder °e titel „ik ga m'n eige baan", een Doek van een kleine zeshonderd blad zijden, waarin Prins zijn hele tegen draadse leven heeft uitgeschreven. Want Prins is de titel van het boek is, naar vorm en inhoud al overtuigend een non-conformist, niet uit gegre- Penheid of ideële motieven: hij was tneer een hardnekkig joy-rider op de levensbaan. Hij was een onrustige, een opgejaagde hjj woonde in de grillig ste uithoeken van de wereld maar Piet een gekwelde, meer een rusteloos svonturenzoeker, een opstandeling, een belhamel, die te recht door zee ging °m zich in de binnenwateren thuis te Voelen, te eigengereid was om ver standig te heten, blijkens zijn boek te begaafd was, om niet een verkwister genoemd te worden. In het keurige Perkje van het nette Heemsteedse dok- Iersgezin waarin hij in 1885 geboren Werd, was hij een struik onkruid: hij draaide zijn vader loeren, had lak aan oonventies, brak ruiten waar men ge woonlijk slechts met glazen klinkt, 'tapte altijd op tenen, niet doordat die steeds te lang waren, maar omdat hij ?ijn voet altijd te ver vooruit stak. En die kwajongen, die bommen gooit als Ie bloemen verwacht, voor wie de or delijke maatschappij een kermisterrein }s, is Prins altijd gebleven. Zijn leven Is: eigen ruiten breken, omdat hij te Eerlijk is om voorzichtig te zijn, maar °ok: ruiten ingooien, want het geluid van vallende scherven klinkt hem als Piuziek. Hij is eerstejaars student in de me dicijnen, als zijn vader onverwacht °verlijdt. Geld voor verdere studie is er niet. Prins' zwerftocht begint: hij Wordt tabaksplanter op Sumatra, steekt na enkele jaren over naar Cana da, waar hij boerenknecht wordt, trekt een tijd later verder naar New York, Wordt daar tramconducteur en borden- Wasser, laat zich door een Amerikaan- Se tabaksmaatschappij naar Porto Rico Uitzenden, waar hij, de dwarskijker, da enkele weken al weer weggeblazen Wordt, begint dan met andermans geld |h Amerika zelf een tabaksplantage. P? onderneming mislukt, in 1911 keert (Hi terug naar Nederland, waar hij me de-directeur wordt van een electro- lechnisch bedrijf. Precies een jaar blijft hij op zijn stoel zitten, dan Zwerft hij opnieuw weg, het avontuur tegemoet. Weer begint een grote trek tocht, nog wilder, nog ongelooflijker dan de eerste, geen land ter wereld Waar hij niet komt alleen Afrika Omzeilt hij op zijn wilde vaart over- ®1 steekt hij vuurwerk af, brandt zich zelf de vingers of legt anderen het vuur ftan de schenen, zet veel op touw, thaar volbrengt heel weinig. Hij gaat z n eigen baan, zonder kompas, nooit omkijkend, een roekeloos speler, een Puberale rebel. Dat hele wilde leven heeft hij ge tracht in een boek te persen. Het is bem niet helemaal gelukt, de dood baastte hem. Verreweg het sterkste deel van zijn biografie is de beschrij- vjag van de jeugdjaren tevens het meest gedetailleerde gedeelte. Hier ;'an virtuoze passages in van milieu- 'obening, van observatie, van stijl. Hen ieued wordt niet herbeleefd, hij wordt ?.eschrcven zoals de jonge Apie Prins 'w onderging; geen herinneringen, aar een verbeelding. r-, hgetwijfeld zijn ook de Indische ja- n?b het meedogenloze milieu van de 'anterswereld uiterst knap beschre- w- efi1- Daarna echter wordt „Ik ga m'n bow. baan" duidelijk een avonturen- tnpb, een verzameling sterke verhalen te„ één hoofdfiguur: Apie Prins. En Stfe n het einde worden die verhalen thp ds schematischer, de haast wordt zins aar- de vermoeidheid in de stijl typi aar. Boeiend blijft Prins even ed- Want veel heeft hij te vertellen, pjot in Zijn stijl en woordkeuze blijft "oor een belhamel, een rebel, die zich Bpril' fauwheden niet geneert en van Woorrt den geniet; die zelfs het bruikt nog §raag als voetzoeker ge- te ver de argeloze voorbijganger Sens T.'kken. Zachtzinnig is hij ner- zichzoi?^ spaart niemand, soms zelfs „Ik biet. helft ni t m'n ei®e baan" is voor de ue' meer dan een boeiend avontu renboek, weinig lieflijk, met rauwe hu mor en stekende cynismen, de biogra fie van een man die zijn leven lang veel van het straatschennende, onbere kenbare dokterszoontje heeft gehouden, die eerst thuis en later in de hele we reld amok maakte. Zijn eerste kleine revoluties thuis heeft hij echter in de eerste helft onvergetelijk voor ons be schreven. (De Bezige Bij, Amsterdam). K.F. De knelpositie waarin het Gooi is verstrikt geraakt laat zich duidelijk de monstreren aan de hand van enkele cijfers, hoewel die getallen berusten op prognoses waarmee voorzichtig moet worden omgesprongen. Het rapport van de Werkcommissie Westen des Lands spreekt over een tekort aan opnemings capaciteit van ongeveer 55000 inwoners in 1980. De stedebouwkundigen hebben het inwonertal van het Gooi in dat zelfde jaar geraamd op 325.000 (thans een kleine 200.000). Dat met dergelijke prognoses niet het laatste woord is ge sproken, moge blijken uit de berekening die destijds door de Planologische Dienst van de provincie werd opgezet. Men ver wachtte de komst van de 100.000ste in woner van Hilversum in1970, maar deze gebeurtenis werd al in het af gelopen jaar in de Gooise hoofdstad gevierd. De „Tuin van Amsterdam" Het Gooi nam in de laatste 25 jaar van de 19e eeuw voor de vermogende Amsterdamse families de plaats in van de Vechtstreek. Er verrezen buiten plaatsen en villa's. Hilversum, dat in 1850 ongeveer 5500 inwoners telde groeide in 100 jaar, mede door toe doen van een intensieve industrie-ves tiging, uit tot een gemeente van 88000 zielen. Bussum maakte in dezelfde pe riode een geweldige sprong van 100 tot 35.000 inwoners. De dorpen Laren, Blaricum en Huizen bleven niet achter. De paar duizend huizen die het Gooi telde in 1875 zijn er thans ongeveer 50.000 geworden. De bevolkingsaanwas veroorzaakte een bouwactiviteit niet alleen op grote, maar ook op onge hoorde schaal, want zonder enige plan ning werden grote bosgedeelten en heidevelden opgeofferd aan speculatie. Men kan dan ook niet dankbaar genoeg zjjn, dat mannen als Henri Polak, dr. Jae. P. Thjjsse, Heimans, mr. P. G. van Tienhoven en de toen malige commissaris der koningin jhr. mr. dr. A. Röell en de voorzit ter van Stad en Lande van Gooiland, E. Luden de fundamenten legden voor de latere „Stichting Gooisch Na tuurreservaat", waaraan ook de na men van R. van Leeuwen Boom kamp en de Gooise oud-burgemees ters H. Bordes, wijlen jhr. A. L. M. van Nispen van Sevenaer en J. J. Klaarenbeek onafscheidelijk verbon den zijn. De provincie, de stad Am sterdam en de 6 Gooise gemeenten ga ven het aanzien aan het Gooireser- vaat. Er werd na de oorlog in 1945 opnieuw gebouwd, weliswaar door de omstan digheden op beperkte schaal maar toch ten koste van recreatiegebieden. Wie thans op het betaamde kruispunt bij het St. Janskerkhof uitziet over de Lan ge Heul, constateert met schrik, hoe dicht de buitenwijken van Hilversum- Noord de huizenzee van Bussum zijn genaderd. De na-oorlogse uitbreiding van Hilversum slokte niet alleen de heiden op in het noorden, maar ook in het zuiden, waar de wijken thans grenzen aan het Goois Natuurreser vaat; een bedenkelijke situatie. Niette min heeft Hilversum nog steeds 4000 versum, de zg. groene gordel, te voorkomen. Protesten tijdens een openbare zitting van Gedeputeerde Staten van Noordholland hielpen niet. B. en W. van Hilversum constateer den dan ook dat „een oplossing van het tekort aan bouwterrein op eigen grondgebied gezocht moest worden". En iedereen begreep dat dit zou lei den tot een nieuwe aantasting van bos en heide. Zelfs de gronden van het Gooireservaat worden belaagd en woningzoekenden. En in Bussum zijn het er niet veel minder. Een voorontwerp van wet tot sa menvoeging van de gemeenten Weesp en Weesperkarspel tot een nieuwe ge meente Weesp en van Ankeveen, 's-Graveland en Kortenhoef tot een meente 's-Graveland-Kortenhoef ver oorzaakte in december 1956 grote ontsteltenis bij het gemeentebestuur van Hilversum. Men had de hoop ge vestigd op een samenvoeging van Hilversum met 's-Graveland en Kor tenhoef, om op die wijze de aantas ting van het natuurschoon rond Hil- D:n 14den Februari a.s., op Sint Valen tijnsdag, viert „Jan de Rijmer", de ge liefde kinderdichter, de „Huisvriend" van zoo menig gezin zijn tachtigsten verjaar dag." Zo begint een mededeling in de Provin ciale Groninger Courant, vroeg in het jaar 1889. Het bericht spoort verder alle vrienden en kennissen van de tachtigjarige aan, een portret plus een gulden te sturen, opdat men „den ouden dichter", zoals dat in die dagen onverbloemd heet, een mooi herinnerings album aan kan bieden. Jan de Rijmer wordt al jaren door een pijnlijke ziekte geplaagd; in de dagen, die aan zijn tachtigste verjaar dag voorafgaan, kan hij zijn bed nauwelijks verlaten. De deputatie, die hem geluk wil komen wensen, zal hij, steunend in de kus sens, ontvangen. En toch wil Jan de Rijmer deze keer wèl jarig zijn; hij heeft er geen bezwaar meer tegen, dat men hem vieren zal. Tegen een vriend die hem komt be zoeken zegt hij: Geef er gerust openbaarheid aan: vertel het eenvoudig aan je vrouw! Tien jaar eerder, bij zijn zeventigste ver jaardag, heeft dezelfde Jan de Rijmer laten weten, dat hij zichzelf uitstekend bedruipen kan en geen hulp of opgeschroefde belang stelling van node heeft. Tot die stekelige houding heeft zeker ook de teleurstelling bijgedragen, die hij heeft ondervonden toen miiiiiiiiiiinu! Televisie anno 1854. de uitgever van de „Huisvriend", het gezins blad dat hij placht vol te schrijven en met welks titel hij zelfs werd geïdentificeerd, van zijn diensten geen gebruik meer wenste te maken. Tien jaar later heeft de oude dichter alle stekeligheid laten varen. Hij lijkt zich te verheugen op de belangstelling, die Valen tijnsdag, een dag vol hartelijkheid, hem bren gen zal. De vrienden hebben niet stilgezeten. Het foto-album kómt er, „in fraaien band van pluche, met zilver gemonteerd"; het gaat vergezeld van veel goede wensen en van een nieuwe leunstoel, die waarschijnlijk geen dienst meer zal doen. Het wordt een mooie dag, en in de Nieuwe Groninger Courant laat de tachtigjarige een bedankversje opnemen, dat met de volgende woorden eindigt: Wat verder dan ook moge komen, Vernietiging? Onsterfelijkheid, Waarvan ik 's nachts vaak lig te droomen, 'k Wacht, goede God, ik ben bereid. Het is zijn laatste versje en zijn laatste verjaardag geweest, op 17 maart 1889 neemt Jan Jacob Antonie Goeverneur, de dominees zoon uit Hoevelaken, afscheid van het leven. Lieve zuster Ursula, ik ga naar Amerika" en „Toen onze mop een mopjen was", dat is ongeveer alles wat ons op dit ogenblik, van Goeverneurs letterkundige ar beid, is overgebleven. De faam, die Jan de Rijmer, honderdvijftig jaar geleden geboren, Wie kent hem niet? vandaag nog geniet, dankt hij dus aan zijn niet al te getrouwe bewerking van Töpffers „Monsieur Cryptogame" en aan een half- onzingbare mop. Wij althans hebben met dat ellendige woef-waf, waf-woef nooit raad ge weten. En toch heeft Goeverneur het bestaan om, na een mislukte theologische studie en een geslaagd doctoraal-klassieken, alleen van zijn pen te leven. De stad Groningen, waar heen hij als zevenjarige werd verhuisd, is hij bijzonder trouw gebleven. Vijftig jaar lang heeft hij van daaruit zijn fabels en rijmen en vooral zijn kinderversjes de wereld in gestuurd, „aan de Hollandsche Moeders ter beoordeling. Keuren zij geest en toon er in goed, het zal mij verheugen. Anders lig. mijne kinderpen, voor altijd!" Hij hoefde voor die beoordeling niet beducht te zijn. Zijn rijmpjes en vertelseltjes werden „gevreten" niet het minst door de negen kinderen van zijn hospita, op wie hij ze uitprobeerde. Honderden fabels en versjes liet hij ver schijnen o.a. bij Suringar in Leeuwarden, die ze vlijtig naar de koloniën doorverkocht, en bij Wolters, die er zijn stoomdrukkerij voor openstelde. Zijn versjes hadden alle een pedagogische strekking, maar waren toch niet zemelig en van een verrassende direct heid soms. Misschien mogen wij voor u het begin van een samenspraak tussen een egel en een hond citeren? „Egel, tsa, ik pak u aan. Hond, heb ik dan kwaad gedaan? Neen, maar 'k wil u toch eens plagen. Hond, dat zou ik maar niet wagen." Enfin, de afloop laat zich raden. En wat te zeggen van Theodoor, woud loper lang voordat Baden Powell op het idee kwam? „Staat Theodoor vroeg 's morgens op, dan neemt hij eerst een spons en kom, en dompelt daar zijn blonden kop, met hals en borst in om." Het komt zelfs zover, dat Theo- dooy, de woudloper, zijn warme hap laai staan. Hij zegt: Óch neen, geen lekkerheên ik ben tevreeên met brood alleen an is er nog de domme mop, die de deur niet uit wil: „hij kroop bij de kachel, hij snorkte op het bed, en kon haast niet loopen, zoo plaagde hem 't vetMet een tweespraak tussen de kikvorsch en de kin deren willen we deze bloemlezing besluiten. „Wat maakt die koe, daar, op het land, voor een geboe! 't Is zonde en schand; Want kinderen, kijkt eens hier! ben ik, Niet net zoo groot en net zoo dik? Nog niet; maar als je je opblaast maar, en dik maakt, lijkt er 't wel haast naar. Kijkt zóó dan oef! 't Scheelt weinig of.... Opeens zei daar de kikvorsch: Pof! Hij barstte en spatterde uit zijn vel; Uit was de grap, uit was het spel! (De moraal liegt er óók niet om): Die grooter zijn wil dan hij is, Dien gaat het als den kikvorsch hier; Hijzelf raakt in de droefenis, En boozen hebben groot pleizier!" Ook de „reizen en avonturen van Mijnheer Prikkebeen" heeft Goeverneur als lectuur voor de jeugd bedoeld. De bewerking, die hij naar een Duitse vertaling maakte, heeft hij dan ook aan het kinderlijk bevattingsver mogen aangepast. En dus weet Nederland vandaag de dag niet beter, of de ontploffing van Ursula bij de aanblik van Prikkebeens pril geluk is alleen te wijten aan haar alles overheersende zusterliefde. Rodolphe Töpffer echter, de Zwitserse tekenaar, die zijn „M. Cryptogame" als beeldverhaal voor volwas senen liet verschijnen, had Ursel als Priks liefje bedoeld. Dat verklaart ook wel wat beter de verwarring, waarin onze vlinder vanger komt te verkeren, wanneer hij eerst in de walvis bruiloft heeft gevierd met Peter nel, de vrolijke weduwe, en later, door Ur sula in het nauw gedreven, ook haar een trouwbelofte doet. Voor M. Cryptogame komt bovengemelde explosie dan ook juist op tijd uizenden kinderen heeft Jan Goever neur in zijn tijd gelukkig gemaakt met zijn versjes en met Prikkebeen in de eerste plaats, maar ook met zijn bewerkingen van Don Quichote, Gulliver, Robinson Cru soe, Kapitein Maryatt, Andersen en de sprook jes uit Duizend-en-een-nacht. Hij heeft eens met het versjes-schrijven op willen houden, maar kon het eenvoudig niet laten, aangezien De kikvorsch en de kinderen. hij op dat moment „op eenige lieve kinderen eene naauwe, vroeger onbekende betrekking kreeg...." Hoewel hij zelf nooit getrouwd is geweest, had hij graag kinderen om zich heen. Hij genoot van hun aanwezigheid en vertelde dan, gehuld in de damp van zijn onafscheidelijke Gouwenaar, zijn mooiste verhalen. Op zijn tachtigste verjaardag brachten kin deren hem een gezongen hulde; een maand later brachten dezelfde jongens en meisjes hem naar zijn graf. Nu, zeventig jaar na zijn dood, zullen nog vele groot-geworden kin deren aan de bewerker van „Mijnheer Prik kebeen" een dierbare herinnering bewaren. Hlg. wanneer niet tijdig maatregelen wor den genomen is over 50 jaar het Gooi volgebouwd van Amsterdam tot Utrecht als een soort van Roerge bied en zal het laatste stukje heide onder het asfalt zijn verdwenen. Dit nu is de oorzaak van de algemene verontrusting. Waarschijnlijk reeds te laat Het zou onjuist zijn van de veron derstelling uit te gaan, dat de plaat selijke instanties in de loop der jaren niet bevreesd zijn geweest voor de ont luistering van het Gooise natuurschoon. Maar men heeft pagelaten tiidig in te grijpen. Hilversum pleitte voor be houd van natuurschoon en riep de in dustrievestiging een halt toe. Ander zijds zette men de deur wijd open voor beter gesitueerden, die bereid waren een woning te kopen 01 zelf te bou wen, ook al hadden ze verder met de gemeente niets van doen. De gemeen te Huizen ijvert nog steeds voor indus trievestiging. Ondanks alles wilde men toch blijven groeien. Maar nu protesteren Laren, Bus sum en Huizen tegen de aanleg van een snelweg door het Gooi. Nu ziet men in Hilversum geen uitkomst meer en is men beangst voor het verdwijnen van de „groene gordel." Het proces is te ver gevorderd. Een natuurlijke aanwas van een zielental van 100.000, zoals in Hilversum, is niet te beteugelen. Bescheiden on dernemingen zijn uitgegroeid tot be drijven met duizenden werknemers. Het Gooi heeft hiervan economisch en sociaai geprofiteerd. Maar toch dienen er grenzen te worden getrok ken. „Een nationaal belang is het be houd van het Gooi als recreatiege bied", aldus mr. J. Vink. directeur van het bureau van de Rijksdienst voor het Nationale Plan. „Behoud van recreatiegebied". Maar dan zal er toch van de zijde der pro vincie een beëindigings- of streekplan gemaakt moeten worden. Thans varen de Gooise gemeentebesturen op een on zekere koers, evenals „Stad en Lande van Gooiland" de erfgooiersorganisatie die vrijwel alle weidegronden bezit. Huiselijk uitgedrukt; men rijdt elkan der in de wielen. Een voorbeeld hier van is de voorlopige torpedering van een voorstel van Stad en Lande om een modelbedrijf voor landbouw en veeteelt te stichten op de Hilversumse Meent, grondgebied van Stad en Lande. Een plan waarmee een halve ton was ge moeid en dat praktisch uitvoerbaar was mits men de garantie kreeg dat het 50 jaar dienst kon doen. Burge meester J. J. G. Boot van Hilversum, lid van net bestuur van Stad en Lande liet een waarschuwend geluid horen: „De mogelijkheid van een bebouwing van de Hilversumse Meent mogen we niet verwaarlozen". Het voorstel kwam op losse schroeven te staan. Men informeerde in Haarlem of er voor een dergelijk project plaats zou zijn in het kader van de toekomstige plannen die Gedeputeerde Staten koes teren ten aanzien van het Gooi. Het antwoord moet nog binnenkomen De gemeente Blaricum heeft in een herzien uitbreidingsplan een ge deelte van de weidse Oostermeent, op de grens van Blaricum en Hui zen, bestemd voor de woningbouw en de aanleg van sportvelden. Stad en Lande tekende hiertegen onlangs pro test aan. „Regeren volgens afspraken" Gedeputeerde Staten Wan Noord-Hol land hebben onlangs „de diepe be zorgdheid", uitgesproken, over de „toekomst van het Gooi als recreatie gebied" en gepleit voor „een gelijkge richt beleid van de verscheidene Gooi se gemeenten." En elders: „Gedepu teerde Staten trachten in een studie commissie voor het Gooi tot dit beleid te komen en hebben de hoop daarin alsnog te slagen." Met deze uitspraak is een bij velen in het Gooi gerezen vermoeden bevestigd, n.l. dat de zaken commissoriaal worden gehouden. Burgemeester N. J. Cramer van Naarden heeft een week geleden de geheimzinnige sluier over de arbeid en de vorderingen van de Gooicommissie opgelicht. met de motivering „de gemeenschap heeft er recht op te we ten wat er gebeurt." De openhartige taal van de Naardense burgemeester verklaart misschien ook de geheimzin nigheid rond deze commissie, die in 1956 werd gesticht onder presidium van de commissaris der koningin, met als leden twee gedeputeerden, de zes bur gemeesters der Gooise gemeenten en van ieder der gemeenten een wethou der, want deze commissie, aldus bur gemeester Cramer, studeert, ontwerpt plannen, besluit en stelt prognoses op, zonder dat er ergens enige sanctie staat op een uitvoering. De heer Cra mer heeft deze werkzaamheden een „regeren volgens afspraken" genoemd. En voor een dergelijk regeren, waar van overigens nog nooit kracht is uit gegaan, is het nu te laat. De bovengenoemde beleids- en com petentiekwesties, als ook de gevoelig heden tussen de instanties en belan gengroepen over en weer, zijn slechts enkele facetten van het Gooi-probleem. Wellicht interessanter zijn de prakti sche suggesties die men in de iaatste tijd heeft gedaan, hoofdzakelijk van de kant van het bedrijfsleven. Men stelt voor om de oplossing te zoeken door de stichting van steden in het toekomsti ge ingepolderde Zuidelijk Flevoland. Ter ontlasting van het Gooi hebben de Kamers van Koophandel van Gooiland, Amersfoort en de noord-west-Veluwe bij de minister van verkeer en water staat aangedrongen op het geven van voorrang bij de inpoldering van het IJsselmeer aan Zuidelijk Flevoland bo ven de Markerwaard. Ook de Rijks dienst voor het Nationale Plan zoekt in deze richting de oplossing. Want uit eindelijk is niet alieen het natuur schoon van het Gooi in het geding, maar ook dat van de Utrechtse heuvel rug. Daarentegen hebben Gedeputeer de Staten van Noord-Holland uitdrukke lijk gesteld geen keuze te willen doen tussen Flevoland en Markerwaard (Provinciale begroting 1959) met be trekking tot het verlenen van voor rang. Wanneer niet tijdig wordt ingegre pen gaat het Gooi verloren, het Gooise land waarvan Arthur van Schendel nog dichten kon: Zo was het lang geleen en na dien tijd is veel veranderd, maar 't is toch gebleven een streek met eigen kleuren in 't gezicht, een eigen schoonheid, in geen andere streek te vinden llttlllllllllllllllinillllllllllllllllllllUlllMlllllllllllllillllllllllllllinilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIllllllllllllllHllllllllllllllllllllllllllllHIIIIMIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIllKllllllllllll De heide bij het landgoed de Hoorneboeg. Dit stuk natuurschoon behoort tot de „Groene gordel" rond Hilversum en grenst aan de zuidelijke buitenwijken. De brandklok luidt in "t Gooi De rijkswèg 1 van Amsterdam- Hoevelaken nabij de uitspanning „De Witte Bergen" in 't Gooi. Het wemelt in het zomerseizoen van de geparkeerde auto's in de bermen langs de weg. Wanneer in de toe komst rijksweg XXII wordt aan gelegd, zal ook de rust worden verstoord in de gebieden rond het Hilversumse Wasmeer, een bekend vogeloord.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1959 | | pagina 7