steen Amsterdams stadsbeeldhouwer wordt 75 jaar Colovinyl Verzen van Hanlo en Kemp N' Is de God van het Oude Testament wreed? M' Van boeken en schrijvers FILM OVER EISENSTEIN D Een der vernieuwers van de Nederlandse beeldhouwkunst P1 ano- Geen logische fout „De dans gedriedaveld" en Vrees of liefde Regie van M. Tjepluchina Kamp Kuinderbrug Paus kondigt Romeinse synode aan grandiflorus davita TANDPASTA IVOROL ZATERDAG 21 FEBRUARI 1959 PAGINA 13 °p"T,0en na jaren de grootste achterstand Sebied van de woningbouw eniger- lljjc was ingelopen, is begonnen de tijde- bewoners naar definitieve behuizingen te doen verhuizen. In de loop van bh? bestaan zijn 23 woningen te Kuinder- door 83 gezinnen bewoond geweest. tste jaren waren er nog slechts enkele *Wfinen 'n gehuisvest. Het laatste gezin wJ- enkele weken geleden een nieuwe elders in de polder toegewezen ge- *Ret n' noodwoningen zijn thans in feite k*dr»ï?eer voor bewoning geschikt. Het is de de :lebng tot afbraak over te gaan, teneinde l^nog bruikbare materialen elders nuttig de wenden", zo besluit de verklaring van q'fecteur Wieringermeer. liturgische weekkalender iiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiitiiiiiimiiminnniiiiiiiiiiiii hildo krop, een leven in felle *eker eden viert de beeldhouwer Hildo Krop met een receptie in het Amsterdams Stedelijk Museum zijn vijfenzeventigste verjaardag. Die leeftijd is de vitale kernachtige man met zijn kortgeknipte typische arbeiderskop, scherpe pretogen achter brilleglazen en wenkbrauwen als de voelsprieten van 'n insect niet aan te zien. Ondanks zijn ouderdom werkt Krop nog altijd en bij voor- eur in steen, want steen is het materiaal waarin hij zich doorgaans heeft uit- drukt, zodat men met recht kan zeggen, dat zijn leven in steen gebeiteld staat, dktisch alle steensoorten heeft hij onderhanden gehad, van de scherpe rode _^ars-dooraderde Maulbrunner zandsteen tot de room-gele Euville, van het dchtig witte marmer tot het haast niet te bewerken weerbarstige graniet. Hij ent Precies de nukken van de steen, hij weet hoe zij gelaagd is, waar de ri$ico <2r. s verborgen liggen in de schijnbaar egale massa. Het houwen tiet etQt in de moderne beeldhouwkunst steeds meer in discrediet te in steen geraken. voorzichtig aftasten van de vorm in het blok heeft meer en meer plaats ge- „ak.t voor het vluchtiger modelleren in klei of gips: hamer en beitel worden y de jongste plastische kunstuitingen veelal vervangen door het lasapparaat. Een portret in brons van Charlotte Kohier uit 1943. ^aar aanleiding van de berichten die tijd geleden in de pers verschenen la over het „leegstaande dorp" Kuinder- in de Noordoostpolder, heeft de direc- Ur van de Wieringermeer een verklaring g(gei even, waarin hij er op wijst dat het dorp gebouwd werd als tijdelijk arbeiders- Omdat in die tijd geen hout te rygen was, moest in steen gebouwd wor- (eh. De wieringermeerdireetie ontkent dat sBrake is van een planologische fout. „De ^'este krantenberichten geven een geheel n5uist beeld van deze kwestie. Na het ^'•"ceclkonien van het werk in dit gebied het kamp als zodanig opgeheven. In ver- v®Qd met de zeer grote behoefte aan huis- ^stjpg jn de j0nge ooider zijn enkele gakken van dit kamp enigszins verbouwd 11 geschikt gemaakt als noodwoningen", zo at de verklaring verder. 'h Rome is vandaag een blief ge^ubli- erd, gericht aan de „dierbare gelovi- van Rome, waarin de paus officieel direct zijn plan aankondigt om een r'°de voor het diocees Rome te beleg- De paus zet in de brief uiteen, "ke motieven hem hebben bewogen synode nu bijeen te roepen en onderwerpen er in het bijzonder h de orde zullen worden gesteld, bi^fjyendien zijn de namen bekend ge- ^'tio van de commissie van voorberei de die met goedkeuring van de paus. Maatregelen zal treffen om de synode doen verlopen. Voorzitter is mgr. '«il verlopen, vice-gerens van Rome. 'e ®8l)AG 22 februari: Tweede zondag van a$t„2sten; eigen mis; credo; pref. v. d. jh'atiu Paars- MAANDAG: H. Petrus Da- h hiBH bisschop-belijder-kerkleraar; mis d. va,. 2 Seb. van ferie; credo; pref. v. J?- Po. n; wit- Ofwel: Mis van ferie; 2 geb ®A(j. rijsl Pref. v. d. vasten; paars. DINS- 8eb Matthias, apostel; eigen mis; 2 ïooh ierie; credo; pref. v. d. apostelen; Va^i OENSDAG: Mis van ferie; pref v. ;efie- Paars. DONDERDAG: Mis van li. paars. Gah, v. d. vasten: paars. VRIJDAG: *erte; belijder; eigen pus; 2 geb. van van fpv.L v- <1. vasten: wit. Ofwel: Mis Vasten- 2 geb H. Gabriel: pref. van de Êref. v 2aar-s. ZATERDAG: Mis van ferie; erd« vasten: paars. ZONDAG 1 maart: eredo- n?»» 8 van de vasten; eigen mis; l e£- van de vasten; paars. ïlmge „offi- opdrachten voor het maken van ciële" standbeelden uit en de rest werd op ateliers naar oude voorbeelden na gemaakt. Krop had in prof. J. Bronner en Johan Polet destijds grote mede standers maar vooral vond hij in John Raedecker sterke steun. Ook Raedecker was een beeldhouwer die de steen lief had, al was deze meer verfijnd, subtie ler en meer poëtisch, minder robuust, en had hij minder lèf om al dadelijk op grote monumentale opdrachten aan te sturen. Met Raedecker had Krop ook de zwerflust in zijn jonge jaren gemeen. Voor beiden was hun geboorteland te eng, beiden zochten het in Parijs, waar zij zich met de grootste moeite materi eel staande konden houden. Beiden zochten zjj vormgeving voor hun socia le idealen te vinden, beiden bereikten zij een zeer typisch en persoonlijk ka rakter in hun beelden, in de expressie der gelaten. Men zou hun stijl als die van het Hollands socialistisch realisme kunnen betitelen. Geheel zijn leven heeft Krop een zeker idealisme bele den, talrijk zijn de arbeidersfiguren en de arbeiderskoppen die hij heeft ge portretteerd. De grote uitbloei van zijn kunste naarschap is gekomen toen hij in 1916 tot nauwe samenwerking kwam met stadsarchitect A. R. Hulshof en spoe dig daarna werd hij aangesteld als stadsbeeldhouwer, een functie die in geen enkele andere stad bestaat. Tal loos zijn sindsdien de brug-versierin- gen, monumentale gevel-bekroningen en vrije beelden die in het stadsplan zijn betrokken. Het sterkst is Krop als zo danig tot zijn recht gekomen in het grote opspringende paard met het klei ne kind tussen de voorpoten, dat is op gesteld op de brag nabij de Apollohal. In zeer grote vormen heeft de beeld houwer een bijzonder poëtische, sterk plastische compositie gerealiseerd. Ook het nieuwe hoofdbureau van Politie aan de Mamixkade leverde een grote op dracht op. De verkleuring van de Tra vertine geeft thans niet bedoelde ac centen aan deze beelden-partij. Ook de gehele opzet, de plaatsing der figuren en de grote banderolle toont ons Krop niet van zijn sterkste zijde, de versie ring is tè nadrukkelijk en komt weinig voort uit de structuur van het bouw werk. Sterk spreekt in het werk van Krop zjjn hang naar horizontale en verticale oplossingen in de compo sitie. Ook in het monument voor de gevallenen der P.T.T. te Oen Haag komt deze opzet heel duidelijk tot uiting. Hieruit spreekt zijn verbonden heid met de architectuur die Krop dik wijls een geforceerd karakter heeft opgedrongen. Maar steeds weer heeft hij zich bewust willen losmaken uit een ban van eenvormige monumen taliteit, steeds weer zocht hij naar een vrijere vormentaal, zoals in zijn beeld van Erasmus, zijn pogingen tot een eigen portretteer-kunst van een gehele figuur te geraken in de beel den van Charlotte Kohier en Baron Isidoor Opsomer. Bij Kohier een be sloten bijna letterlijk afglijdende, be wust „magere" plastiek, met als mooiste klemtoon de gevouwen han den; bij Opsomer een streven naar uitbarstende dynamiek met robuste rondingen. Het mooist zjjn wellicht de beelden die geheel vrij; zonder directe op- Ariverlentie FLEURIGE PLASTIC TEGELS VOOR ZONNIGE VLOEREN EEN KLEURRIJK PRODUKT VAN LINOLEUM KROMMENIE Hildo Krop behoort nog tot de gene ratie echte vaklieden, die de grondslag legden voor de herleving der beeldhouw kunst in ons land. Mendes da Costa en Lambertus Zijl hadden de eerste paden gebaand op een terrein waar nauwe lijks enige belangstelling bestond voor de plastische vormgeving. Enkele Bel gen en een Duitser voerden de weinige Hildo Krop, 26 februari 75 jaar. ederlandse dichters kunnen hun werk kwijt in meerdere poëzie reeksen. Beginners kunnen te recht in de Windroos: een serie welis waar verzorgde maar toch bescheiden ,boekjes, telkens slechts een paar ka terntjes in een slap kaftje. Een reeks met dat mag wel eens gezegd om redacteur Den Besten te geven waar hij recht op heeft uiteraard veel on- dichten, want niet iedereen die debu teert is dichter. Het eerste of tweede bundeltje Is vaak niet meer dan een aanwijzing. De poëziereeks van G. A. van Oorschot bestaat uit kloeke, in lin nen gebonden deeltjes die niet zelden de omvang hebben van een roman. Ze is het podium voor degenen die klas siek zijn of ervoor doorgaan. Deze ge lauwerde poëten beschikken doorgaans over een iets langere adem en hun bundel is niet zelden eerder 200 dan 100 bladzijden dik. Vaak hebben ze reeds een hele serie bundels op hun naam en men kan zich voorstellen dat velen wel eens de behoefte hebben een „over zichtstentoonstelling" te houden in de vorm van een bundel verzamelde ge dichten die het beste uit het vroegere, niet meer in de handel verkrijgbare werk bevat. Dit publiceren van het verzameld werk op betrekkelijk nog .jonge leeftijd is niet zonder zin, al blijft de kans op de Verzamelde Ver zamelde Gedichten bestaan. Vooral in zijn eerste jaren geeft een dichter wei ■ens vlugger uit dan wenselijk is, en in een overzichtsbundel krijgt hij dan de kans zijn onechte kinderen openlijk te verstoten. En de eerste nieuwe bundel na het gegeven overzicht, is dan weer een verrassing. dracht tot stand zijn gekomen: Het uit rose marmer vervaardigde liggende vrouwenfiguurtje, gehakt tijdens een vakantie in Frankrijk, toen hamer en beitels, haast als een aan de beeldhou wer gebonden kwaad, in de reiskoffer waren meegereisd. Ook „De drang naar het leven", de uit graniet gehou wen gehurkte vrouwen-figuur, die de gemeente Antwerpen heeft aangekocht, behoort tot de mooiste werken van Krop. Daaraan herkent men zijn groot talent. De beste vrouwenfiguren zijn die beelden, waarin hij een zekere oer-kracht van vruchtbaarheid en grond-verbondenheid tracht tot uiting te brengen. Ook in de doorgaans wijd beens staande mannen, meestal de I borst ontbloot, tracht hij de vitaliteit blijvend te vangen, men kan echter j niet ontkennen dat zij soms wat thea- i traal van expressie zijn. Krop heeft eèn werkzaam leven ach- ter de rug en bevindt zich nog steeds in een zeer creatieve periode. Hij lijkt u de belangstelling voor de H. Schrift onder hét katholieke volk groeiende is, hoort men herhaaldelijk vragen stellen, die blijk geven van ernstige misvattingen. Een veel voorkomende vraag betreft het beeld dat de Bijbel in het Oude Tes tament van God tekent. Niet zelden dat men Krop dikwiils aan in zijn ..goeie goed", dan is hij op weg naar een commissie-vergadering of een plechti ge bijeenkomst, want buiten zijn druk ke werk in het atelier aan de Muider- plantage-gracht heeft hij altijd veel gedaan voor de organisatie der kunst broeders on voor advies-colleges bij het verstrekken van opdrachten aan beeldhouwers. Ook vandaag zal hij zich in zijn net te pak het centrum weten van zijn vrienden. Zij zijn van de meest uit eenlopende karakters, maatschappelij ke posities, werkkringen, rangen en standen, want Krop heeft overal zijn vrienden. Men heeft een grote inzamelinr ge houden met het doel een aantal mas kers aan te kopen. Die maskers zul len aan het Stedelijk Museum ge schonken worden en vormen een hoog tepunt in zijn oeuvre. De receptie zal zeker geen afscheid willen zijn van Hildo Krop, die in 1884 in Steenwijk geboren werd als zoon van een bakker. Het zal een groot fa milie-verjaardagsfeest zijn van een der taaiste en meest volhardende kun stenaars die de Nederlandse gemeen schap rijk is. M. „Kind met paard" van Hildo Krop op de brug de Ktnderbrug zegt men in de hoofdstad) b\j de Apollohal in Amsterdam (1931). ■MUM.. JÜHr_..HPontmoet men mensen, die menen, een man, die geen inzinkingen kent en j de God van het Oude Testament een het meest karakteristiek is hij in zijn God van vrees is, een wrede God, Die blauwe overall, de afgeknipte vilten aan de lopende band straffen uitdeelt, hoed, als een vechtpet op het hoofd, de totale vernietiging van vijanden be- klompen aan de voeten. Maar ook treft j veelt en door Zijn vreeswekkendheid het volk klein en volgzaam houdt. Zo komt men er dan toe een onderscheid te ma ken tussen het Oude en Nieuwe Testa ment. Het eerste zou dan een God van vrees predi- vi -Trff" n a mi ii u ken- het twee(le I Vil een qocj van ijef_ de. Een bevesti ging van die op vatting meent men dan te zien in het veelvuldig gebruik van de uitdrukking „de vreze des Heren", de „vrees voor Jahwe", die men be schouwt als de basis van de bijbelse godsdienstigheid. Er is over dit onderwerp reeds veel geschreven en terecht, want bovenbe doelde, verkeerde, opvatting is vrij ver breid. Een van de laatste beschouwin gen hierover heeft de Redemptorist pa ter dr. J. Kahmann gepubliceerd in „Katholiek leven", als besluit van een reeks artikelen over bijbelse onderwer pen. Het is een voortreffelijke uiteen zetting, die aller aandacht verdient. Zeer juist zegt de schrijver, dat men niet mag spreken van „vrees of liefde", maar dat men moet zeggen „vrees èn liefde". Daarbij komt dan nog, dat het van het grootste belang is te weten wat er onder „vrees" moet verstaan wor den. Goed begrepen sluiten vrees en liefde voor God elkaar namelijk hele maal niet uit. Om te beginnen is het beslist niet waar, dat het Oude Testament alleen maar vrees voor God zou kennen. Om dit afdoende te weerleggen behoeven wij maar te herinneren aan het feit, dat de allervoornaamste tekst over het ge bod der liefde juist uit het Oude Testa ment afkomstig is: Gij zult de Heer, Uw God beminnen uit geheel uw hart... Daarnaast zijn er ontelbare plaatsen in het Oude Testament aan te wijzen, die overduidelijk de liefde van God voor de mens prediken. aar ook is het waar, dat diezelf de God niet zelden vreesaanja gend optreedt en streng straft. De zonde wordt openlijk door God ge wroken. Hoe is dit te verklaren? Voor op dient dan te staan, dat men deze feiten niet buiten de tijdsomstandighe den mag zien, waarin ze plaats had den. Het primitieve Joodse volk van die dagen was door God uitverkoren om de drager van Zijn heilsboodschap aan de mensheid te zijn. De openbaring van die boodschap moest, wilde ze begre pen worden, zeer geleidelijk geschie den. Het volk was bovendien, zoals uit zijn geschiedenis blijkt, zeer hardleers en moest daarom vaak op gevoelige wjjze als het ware met zjjn neus ge duwd worden op de grote religieuze waarheden, die het zich moest eigen maken. Zo b.v. Gods heiligheid, Zijn af- keer van de zonde, Zijn grootheid en I het streng zedelijk karakter van Israëls godsdienst. Een belangrijke factor ls I daarbij bovendien de rol, die Israël toe bedacht was van uitverkoren volk in een totaal heidense wereld. Dit volk, zijn I leiders en koningen incluis, zegt pater Kahmann, moest door God worden op gevoed tot onverbreekbare trouw aan Hem en tot een steeds zuiverder zede lijkheidsbesef. Het ging daarbij om een levenskwestie, niet alleen voor Israël, maar voor heel de mensheid. Vooral dit laatste is van groot belang. Er moest eenvoudig een strenge tucht heersen in Israël, wilde het temidden van een heidense wereld, iets terecht brengen van zijn hoge roeping. Trou wens, in het Nieuwe Testament is het begrip tucht niet minder wezenlijk. Dat kan ook niet anders. Een zuiver Gods idee en het beeld van de mens eisen die. Wat het Oude Testament betreft, waar het hier om gaat, kan men zeg gen, dat de levenshouding van de mens gedragen werd door „vrees èn liefde." oven hebben wij reeds aangeduid, dat het van wezenlijk belang is te weten wat het woord „vrees" betekent. Het best kan men het ver staan in de zin van ontzag, eerbied, hui ver voor de heilige, almachtige God, Die hemel en aarde geschapen heeft. God is de verheven Majesteit, Die men moet aanbidden, eerbiedigen en gehoor zamen. Dat is de hoofdzaak. Natuur lijk voelt de mens zich klein tegenover de almachtige God. Angst en schrik zijn dan begrijpelijk, vooral wanneer Gods macht, zoals op de Sinai. zich openbaart met donder en bliksem. Maar zegt Mozes dan niet: „Vreest niet, want God is gekomen om u op de proef te stellen en opdat de vrees voor Hem u zou afhouden van de zonde"? Dat hier een zekere angst meespeelt, ligt voor de hand, maar die mag, zo als pater Kahmann opmerkt, slechts van voorbijgaande aard zijn. Evenmin mag men God alleen „vrezen", uit vrees voor straf; men moet Zijn ont zagwekkende Majesteit met diepe eer bied en vertrouwen benaderen. De „vreze des Heren" is daarom nauw verbonden met de liefde. Zij is eigenlijk „de samenvatting van heel de waarachtig religieuze houding van de mens. Ze valt ongeveer samen met wat wij „vroomheid" noemen, die steunt op een diep geloof in Gods groot heid en goedheid en uitmondt in een to tale overgave-in-liefde van onze per soon aan Hem." De „vreze des Heren" is „het ontzag voor God als Heer en Vader". De „godvrezende" mens is daarom hij, die de juiste godsdienstige houding tegenover God gevonden heeft in „gedachten, woorden en werken". Men leze er het eerste hoofdstuk van Ecciesiasticus maar eens op na. Dat is een regelrecht loflied op de „vreze des Heren", waarbij van angst geen spra ke is, wel van vreugde, wijsheid en ver trouwen En hoofdstuk 2 bevat deze welspre kende woorden: Die de Heer vrezen, onderhouden Zijn geboden; Die Hem liefhebben, bewa ren Zijn wegen. Die de Heer vrezen, zoeken Zijn welbehagen; Die Hem liefhebben, zijn vol van Zijn wet. Ter voorziening in een vacature van lid van de pensioenraad, welke is ont staan in verband met het aan de heer A. J. P. Koster wegens het bereikt heb ben van de pensioengerechtigde leef tijd op zijn verzoek verleend eervol ontslag als lid en voorzitter van dit college, is per 1 april a.s. tot lid van die raad benoemd dr. mr. N. H. Wiarda te 's-Gravenhage. Advertentie 0E BÉSTE en niet duur. Tube 95.70-45 ct Zoals Neerslag van Elisabeth Eybers dat onlangs was na haar Versamelde Gedigte. En zoals Vijf families en één poederblauw van Pierre Kemp dat nu na zijn Gedichten is. Deze uitgave be vat ruim honderd bladzijden korte ge dichten gelijk men die van de kleur- gevoelige Maastrichtenaar gewend is. De Limburger is nog even mesjokken als hij altijd was. En hij mag dat we zen, want hij is in zijn kleine notities nog altijd een groot dichter. Niemand doet hem dit in de Nederlanden na, dat schrijven van die gekke, goede kleengedichtjes. Ook Jan Hanlo niet, wiens Verzamelde Gedichten zojuist bij dezelfde uitgever verschenen zijn. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Deze dichter is over het algemeen langer van stof, veel gekker en niet half zo goed. Als ik me niet vergis, is Hanlo ooit als de meest miskende dich ter van het jaar uitgeroepen. Waar schijnlijk was er dat jaar geen enkel dichter die met zoveel talent zo weinig presteerde. De gekheid van Hanlo is geforceerd, Kemp blijft zichzelf: een begenadigde dwaas. De verrukkelijk dwaze zijnswijze van het kind is hem tot in zijn ouderdom bijgebleven. Han lo stelt zich aan, hij zoekt de gekste woorden en associaties bijelkaar en moet en zal daar poëzie van maken. Kemp is en blijft een geboren vinder, hij raapt verrukt een inval op en zie, hij wordt in zijn handen „vanzelf" tot poëzie. Soms vergist zich Kemp. Niet ieder keitje dat hij opraapt is een to- versteentje, maar zelfs dan nog ligt er een glans over. Ook Hanlo vergist zich soms. En dan schrijft hij een goed vers, dan fluit hij de St.-Louis Blues, is hij een turdus viscivorus, een echte lijster. Maar nooit duurt het lang of hij is weer de grandiflorus davitamon, een wezen dat zich met pillen op de been houdt. Hanlo mag zich graag bezondigen aan nonsenspoëzie. Bezondigen, want van poëzie is dan zelden of nooit spra ke. Men herinnert zich zijn Oote oote oote Boe Dit vers heeft even weinig met poë zie te maken als dat andere, eveneens in deze bundel afgedrukt: De Mus, hier even in zijn geheel te citeren om het geheel niet te schaden: „Tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp Tjielp etc." Grootser van conceptie is naar mijn bescheiden mening ongetwijfeld het vers De dans neergezet: „een been neergezet eer, jong been de dans gedriedaveld en daarna nagepraat o gorus o knol de kilometerplaat verteld gedriedaveld kniegewricht garnikakreel ik wil maar zeggen o knol garniflorus grandiflorus davitamon" Van een volgend vers slechts het eer ste couplet, omdat dit reeds een aar dig beeld geeft van het geheel: „hasabawafo. ifu taquajutaf hasabat Laat ik het hierbij laten. De trans scriptie kost me te veel moeite. Nu volgt weer in zijn geheel het vers met de lange titel: De meiden meehelpen het weidevee melken 't Boerenleven lijden Met de meiden en de knechts Doet de geest en 't lichaam sterken 't Is zo goed om flink te werken Maar laten wij nu slapen Want de rapen op het veld Zullen zeker Toch wel groeien En dan morgen fris wat stoeien En daarom met de mijden Naar de wijden helpen melken En de grote rode kolen En de rode kroten rooien" Over de eerder aangehaalde gedich ten kan men kort zijn. Het zijn spelle tjes, steentjes zonder meer. Over het laatste gedicht ligt enige glans. Het is geen vers dat onze literatuur opstoot in de vaart der volkeren, maar het doet de lezer toch wat. De opzettelijk heden zijn duidelijker opgenomen in de structuur van het gedicht. De spelfou ten, de verdwaalde hoofdletters wekken associaties aan het slechte onderwijs ten plattelande in achtergebleven ge bieden. Het opzettelijke, de kolder neemt af en een waas van poëzie wordt zichtbaar. Poederblauw Over de, hoe dan ook bewerkstelligde, naiviteit van Kemp is al gesproken. Hoeveel minder heeft hij nodig om zo veel meer te presteren. Hij hoeft geen gedriedavelde wereld te ontwerpen om tot iets bijzonders te komen. Uit de ge woonste geluiden ruist onvervalste mu ziek op hem toe. En dat blijft hem ver bazen Hij blijft er zich in verheugen. Niet altijd is het vers van Kemp doorzichtig in de nu te bespreken bun del: Vijf families en één poederblauw. Al dient gezegd dat de dichter met uit voerige citaten uit studies over Chinees porcelein duidelijk maakt, hoe de op het eerste gezicht nogal kryptische ti tel verstaan dient te worden. Kenners van dat porcelein duiden een bepaalde kleurgroep aan met de term familie. De eerste vijf afdelingen van de bundel dragen respectievelijk de némen Famil ie Jaune, Familie Noire, Familie Rose, Familie Rouge en Familie Verte. De laatste groep draagt de naam Powder- Blue ofwel poederblauw, een term die wederom uit de porceleinkast stamt. En wie vervolgens weet in welke mate Kemp door de kleuren wordt geboeid, zal zich over deze ogenschijnlijk zo bui tenissige titel niet lang verbazen. Het leven is voor de nu onderhand toch wel zeventigjarige nog steeds een „ogen- i feest". De kleuren, het haasje-over van het licht met de dingen, hebben nog niets van het prille en betoverende ver loren. Kemp is de vlindervanger ge- I bleven, hij blijft de impressies van zijn dwaze hart aaneenrijgen, sterren stuk 1 voor stuk, het kan niet op, heel een uit spansel schijnt gevuld te moeten wor den. Dit beeld is dan tevens geschikt voor een overzicht van het poëtisch oeuvre van deze Maastrichtenaar. Wat moet de lezer aan met die onafzienbare reeks kleine bewustzijnsbeelden? Waar blijft de struktuur van zoveel waarde volle niemendalletjes? Versnippert de schrijver zijn groot talent niet aan dui zend-en-één kleine opdrachtjes? Ik ge loof van niet. Men dient zich niet op dit of dat fraaie versje dood te staren, maar heel het oeuvre te overzien, en dan bekruipt je het idee dat Kemp een sterrenhemel aan het bouwen is. Het re sultaat overziende, raakt men makke lijk in bewondering voor de grootsheid van die onderneming. Het lijkt allemaal wel simpel, maar dat is het niet. Hoe veel raffinement schuilt er nog niet in het kleinste, kinderlijkste gedichtje. Over welk een scherpe blik, over welk een beeldend vermogen beschikt deze dichter. Hoe fijn is niet herhaaldelijk zijn humor. Bestaansvreugde? Onge twijfeld! Maar ook verdriet en levens wijsheid geven dit dichtwerk niet zelden een bijzondere glans. Kemp is meer dan de bard van het fleurige leven, dan 0" e Russische regisseuse M. Tjep luchina heeft een documentaire film gemaakt over het leven van Sergei Eisenstein, de fameuze film kunstenaar, die misschien meer dan wie ook tot vernieuwing van de film vorm heeft bijgedragen en een der eer sten is geweest, die de film met hart en vurigheid in dienst van een ideo logie heeft gesteld. De film duurt een klein uur en ver toont behalve portretten uit Eisensteins jeugd en op latere leeftijd ook teke ningen, die hij reeds vroeg bij grote hoeveelheden maakte, alsmede frag menten uit zijn vele films: Potemkin, Oktober, Generale lijn. Staking, Alexan der Newski, Que viva Mejico, Iwan de Verschrikkelijke. De film is voorzien van een uitvoerig commentaar, waarin de held verheerlijkt wordt maar waar in ook critiek wordt uitgeoefend op zijn werk. Critiek natuurlijk op de houding van zijn werk, niet op de meesterlijke vorm, die royaal geprezen wordt. Wat die andere critiek betreft, blijkt Eisen stein evenals zovele anderen vóór en na hem, van tijd tot tijd fouten te heb ben gemaakt, die hjj rouwmoedig in het openbaar toegaf als zijnde in strijd met de algemene normen van het regiem. Uit de film komt Eisenstein te voor schijn als een zeer dynamische per soonlijkheid, die grote invloed heeft ge had op de jeugd van zjjn land en op de filmkunstenaars in de gehele wereld. Hij wordt niet alleen een groot film kunstenaar genoemd maar ook een groot leraar. Of zijn invloed 7.0 groot is geweest, dat zijn Potemkin de enige oorzaak is geweest van de mui terij op onze Zeven Provinciën, moet betwijfeld worden. Aan die bewering zal de propagandistische ijver wel niet vreemd zijn. Het commentaar bij de film is over vloedig, natuurlijk nogal tendentieus en te zeer begeleidend van karakter om de compositie te kunnen stimuleren. Niet temin kan de film gelden als een inte ressant overzicht van een hard werken de en voortvarende figuur. Vermoede lijk zal de film worden aangekocht door het Nederlands Filminstituut, zodat be langhebbende Nederlandse kringen er kennis van kunnen nemen. Dbg. PIERRE KEMP de zanger van de gele, blauwe, roze en rode levensvreugden. Reeds eerder dichtte hij over het „theologisch zwart" van de dood, voelde hij reeds de bleke doodskop achter zijn rode wangen. Hij blijft echter dichter van het leven, wordt nergens wijsgeer var de dood. „Teveel eeuwigheid is niet gezond," verklaart hij ergens in Vijf Families. Daarmee heeft hij dan op zijn wijze de oervraag van zjjn of niet-zijn gesteld. Een typische trek openbaart de dichter in de afdeling Poederblauw: „Al langer maak ik mij dit verwijt: jc gebruikt weer teveel azuur: die begoocheling van eeuwigheid met optochten durend vuur. Waarom kan het niet anders zijn? Er is een geluk in uiterst donker, ver van die daden van geflonker der levende sterren met hun zonneschijn. Waarom ligt dat nstra lende zwart mij soms zo aan het hart?" De titel van Vijf families en een poe derblauw impliceert het zwart: Voor mij geen goud meer en geen rood, alleen nog het Zwart Kruis van de Dood." Geladenheid Ongetwijfeld, het groen, blauw, roze en vooral het rood overheersen. Tus sen blauw en rood bestaat zelfs enige spanning. Poederblauw eindigt met een duidelijk kleur bekennen. Er liep de laatste tijd weliswaar veel blauw door de gedichten maar de minnaar blijft voor rood: „Rood, ik blijf je trouw!!!' Dat de kleuren voor de auteur sym bolische waarde hebben, iigt voor de hand. Welke is moeilijk te zeggen, ieder leze zijn waarheid uit deze zonderlinge verzen. Hadden de kleuren géén diepere zin, de zonderlinge dichter zou geen dichter, slechts een zonderling zijn. Rood zou het uitbundig aardse kunnen zijn, blauw het grenzeloos hemelse. Maar wat dan het groen, het roze? Ook deze vragen geven de verzen van Kemp enige geladenheid mee. Ze zijn raadselachtig, hoe simpel ook. Het hiernamaals duidt de dichter aan met licht zonder meer, de eigenschap die alles wat kleur is, leven doet. Dat doet hij b.v. in Doodsbericht, het laat ste vers dat ik citeer en dat tevens nog eens illustreert, hoe olijk Kemp een ge geven als dit benadert: „Dit is zijn doodsbericht: hjj ging over naar het Andere Licht en heeft vandaag voor het laatst aan zijn meisje geroken. Hij deed steeds gaarne plicht, belovend niet te komen spoken. Op Aarde heeft hij het ook nooit gedaan, dit was het verschil tussen hem en de Maan. Dat andere verschil, tussen hem en het Licht van de Zon, vervalt door dit bericht." Hanlo heeft het in deze bespreking niet getroffen. 'Het is geen pretje aan Kemp getoetst te worden. Bovendien heb ik de een op zijn tekorten gewe- zijn, de ander op zijn verdiensten. De aard van beider werk bracht dit echter met zich mee. Bij de een is een goed gedicht uitzondering, bij de ander regel. Waar dan weer tegenover staat dat Kemp een grijsaard is en Hanlo jong van jaren. JAN ELEMANS

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1959 | | pagina 13