De scrupules van \HetMoordj
prol. schermerhorn \Linggadjati\
Tragiek van de Commissie-Generaal
blijkt uit dagboek van de voorzitter
HET SER-ADVIES
Zal er voor de economisch
zwaksten iets uit komen?
Sociaal
commentaar
Met de „Herald heef t Triumph
nu ook zijn Italiaanse lijn
I» /-^ 1 1 VQsTl i
Bouwactiviteit in
1958
Per vliegtuig naar
de bollen
ZATERDAG 2 MEI 1959
PAGINA
WÈÊÊ® mm Mi
Fr is een Engelse zegswijze, die nauwkeurig aangeeft,
waarom wij er in de na-oorlogse jaren niet in zijn
geslaagd onze verhouding tot Indonesië op een bevre
digende wijze te regelen. Die zegswijze luidt: „You can
not have it both ways". Tweemaal hebben onze strijd
krachten een grote actie ondernomen tegen de Indone
sische republiek. Ontelbare malen daarvóór én daarna
ïjjn onze vertegenwoordigers met afgezanten van die
zelfde republiek aan één tafel gaan zitten. Het uiter
lijke verloop van die gebeurtenissen is algemeen be
kend, evenals de complete mislukking die erop is ge
volgd. Maar over de persoonlijke kant van de zaak, over
de motieven, de gewetensstrijd, de grootheid en vooral
ook de kleinheid van de hoofdpersonen weten wjj nog
veel te weinig. Een zeer bescheiden verruiming van
onze kennis biedt het boek van mr. dr. G. Smit „Het
Akkoord van Linggadjati" (Elsevier, Amsterdam/
Brussel 1959), dat is gebaseerd op het dagboek van
prof. dr. ir. W. Schermerhorn. En ook hier zien wjj ons
weer geplaatst voor de benauwende vraag, hoe het ter
wereld mogelijk is geweest, dat wjj van onderhandelen
tot vechten, van vechten opnieuw tot onderhandelen,
van onderhandelen wederom tot vechten en van vech
ten nogmaals tot onderhandelen zijn gekomen. Deze
cyclus is zo verbijsterend, dat de gehele episode „ge-
fundenes Fressen" moet zijn voor de politieke anirnis-
ten onder ons, die achter elk échec een boosaardige
opzet vermoeden en die, ongevoelig voor de ironie van
het toeval, nog niet toe zijn aan de zachtmoedige wrevel
van een Oxenstierna: „Wist gij dan niet, met welk een
zielig sprankje intellect deze wereld wordt bestuurd?"
Liturgische weekkalender
Produktie ad. 2861
miljoen gulden
Vereniging van muziek
handelaren 50 jaar
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimmmiiii
iMiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiMiiiiiiiniiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiTi
Herhaaldelijk is in de Indonesische kwestie overleg gepleegd met Engeland. Hier ziet men, bij
aankomst in Londen, prof. Schermerhorn middenen dr. Van Mook. Geheel links mr. J. M. A. H.
Luns, destijds verbonden aan de Nederlandse ambassade te Londen.
In het hoek van mr. dr. Smit, dat
voornamelijk een relaas is van de lot
gevallen van de Commissie-Generaal,
wordt uiteraard het optreden van prof.
Schermerhorn, die immers voorzitter
van de C.G. was, vrjj breed uitgemeten.
De schrijver heef* er zich echter in het
algemeen voor gehoed de apologe
tische toon over te nemen, die het
dagboek van Schermerhorn zal pas na
de dood van de steller worden gepubli
ceerd vele ego-documenten ken
merkt. Hij probeert tot een objectieve
waardering te komen van de rol, die de
voorzitter van de Commissie-Generaal
heeft gespeeld.
De kritiek, die hij uit, mogen wij
wellicht onder onze eigen verantwoor
delijkheid aldus samenvatten: de fout
van Schermerhorn is niet geweest,
dat hij te' eigengereid, te achterbaks
of te impulsief was, maar dat hij te
veel scrupules had.
Toen in augustus 1946 de Commis-
zie-Generaal werd ingesteld, had Ne
derland in zijn ervaringen met de In
donesische republiek reeds tal van
schokken doorstaan. We hadden natuur
lijk de „kracht van het Indonesische na
tionalisme" onderschat en de twist tus
sen hen, die opeens meer begrip wilden
tonen, en degenen, die bleven vasthou
den aan de oude noties omtrent de in
wezen dociele inlander, zette zich tot
in de hoogste regionen van het staats
apparaat voort. Ér werd ontslagen en
gedesavoueerd op een schaal, die wij
in eeuwen niet hadden gekend, en mis
schien moet men zeggen, dat dit de al
lergische verschijnselen waren, waar
mee allen, die het „Nederlandse gees
tesmerk" dragen, reageren op wat in
de Grondwet niet is voorzien.
De laatste schok was de mislukking
geweest van de besprekingen, die een
Indonesische delegatie onder leiding
van Soewandi op de Hoge Veluwe was
kom én voeren. Het zou te ver voeren,
als alle oorzaken van die mislukking
hier werden vermeld; maar er is iets
te zeggen voor de conclusie van dr.
Smit, dat op de Hoge Veluwe de laat
ste kans is gemist om het rijksverband
te behouden.
Maar goed, de nieuwe regering, die
begin juli 1946 optrad, en waarin prof.
Beei het premierschap van prof. Scher
merhorn had overgenomen mr. Jonk
man volgde prof. Logemann op ais mi
nister van Overzeese Gebiedsdelen
wilde desondanks een nieuwe poging
wagen om met de republiek tot een
bevredigend akkoord te komen, vóór
dat de Britse bezetting van bepaalde
delen van Java en Sumatra op 110 no-
Uit Frankrijk en een enkele maal uit
Engeland komen sinds veertien dagen
chartervliegtuigen naar het Rotterdam
se vliegveld met passagiers, die op deze
wijze naar ons land komen om de
bloeiende bollenvelden te zien. Van
Rotterdam uit gaan zij dan per bus om
van de bloemenpracht te. genieten.
Vanmorgen arriveerde de duizendste
gegadigde uit Parijs en ter gelegenheid
hiervan kreeg zij eên bos tulpen aange
boden bij aankomst op de luchthaven
Rotterdam.
Zondag 3 mei: H. Kruisvinding; eigen
mis; 2 geb. van de 5e zondag na Pasen;
Credo; pref. van het H. Kruis; rood.
Maandag; H. Monica, weduwe; eigen
mis; 2 geb. van Kruisdagen; pref. van
Pasen; wit.
Ofwel: mis van Kruisdagen; 2 geb. H.
Monica; pref. v. Pasen; paars.
Dinsdag: H. Pius V, paus-belijder; mis
Si diligis; 2 geb. van Kruisdagen; pref.
van Pasen; wit.
Ofwel: mis van Kruisdagen; 2 geb. H.
Pius; pref. van Pasen; paars.
Woensdag: H. Joannes, evangelist;
eigen mis; 2 geb. van vigilie; 3 geb. van
Kruisdagen; pref. v, d. Apostelen; rood.
Ofwel: mis van Vigilie; 2 geb. H. Jo
annes; 3 geb. Kruisdagen; pref. v. Pa
sen wit.
Ofwel; mis van Kruisdagen; 2 geb. H.
Joannes; 3 geb. vigilie; pref. v. Pasen;
Paars,
Donderdag: Hemelvaart van Onze
Heer Jesus Christus; eigen mis; credo;
eigen pref. en communicantes; wit.
Vrijdag: Verschijning van Michaël,
"artsengel; eigen mis; (Rotterdam: 2
Eeb. voor bisschop, verjaardag van wij-
nK)pref. v. Hemelvaart; wit.
„.^"terdag: H. Gregorius van Nazianze,
„?®choP-belijder-kerk1eraar; mis In me-
credo; pref. v. Hemelvaart; wit.
vi?0?®a6 10 mei: Zondag na Hemel-
eigen mis; 2 geb. H. Antonius
2 geb. Overbrenging van H.
vi' geb- voor Missie; credo; pref.
v. Hemelvaart; wit.
iiiiiiiiiiiiiiimiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiii
iiiumiini niiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimii d iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
..„.J" een grindbank in het Zwitserse
Kanion Aargau is een mammoetstand
van twee meter lengte gevonden waar
van alleen de punt licht beschadigd was.
De tand krijgt een plaa's in het mu
seum van het kasteel van Baden bij Zü-
nch.
minimin mimimmimmimmimmimimmmiiimii
vember zou eindigen. Tot dat doel en
ook om te voorkomen, dat de luitenant-
gouverneur-generaal dr. H. J. van Mook
zich voortdurend ais een schietspoel
heen en weer moest bewegen tussen
Batavia en Den Haag voor het plegen
van overleg, werd de Commissie-Gene
raal ingesteld.
Tot voorzitter werd benoemd de af
getreden socialistische premier,
professor Schermerhorn, en tot
leden van het katholieke Tweede-Ka
mer lid M. J. M. van Poll en de direc
teur van een scheepvaartmaatschappij,
F. de Boer. Dr. van Mook zou ambts
halve lid van de C.G. zijn.
Wat wij ons moeten afvragen, is, in
hoeverre de Commissie-Generaal zich
van haar taak heeft gekweten. Daarbij
is voorop te stellen, dat zij werkte onder
een viervoudige en later zelfs vijfvoudi
ge handicap.
In de eerste plaats was er de onwil,
gepaard aan onmacht, van de republiek
om haar meest fervente aanhangers in
toom te houden. Ook als men met
schijnbaar bonafide onderhandelaars zo
als Sjahrir tot zaken kwam, waren ei
altijd wel republikeinse bladen of strijd
groepen, die tegen de geest en de let
ter van de bereikte overeenkomst zon
digden.
Vervolgens waren regering en par
lement in Nederland voortdurend en
kele maten ten achter bij het stuk,
dat in Batavia werd gespeeld, waar
door in Den Haag aanhoudend de in
druk bestond, dat de C.G. de haar
meegegeven instructies aan de col
lectieve laars lapte. (Een Nederland
se aide-mémoire aan de Engelse re
gering van 6 augustus 1946, die mi
nister Jonkman als „de Bijbel" van de
C.-G. beschouwde, werd door dr. Van
Mook schamper ,.de brieven van Pau-
lus Jonkman aan de Britten" ge
noemd)
In de derde plaats bestond er in Neder
land een sterke buiten-parlementaire
9Ppositie tegen de gehele richting, waar
in de C.-G. dacht te koersen en die
oppositie vond haar neerslag in scherpe
en vaak grievende kritiek aan het adres
van de landvoogd en van de voorzitter
van de C.-G.
Een andere handicap was het ernstige
gebrek aan tijd, waarmee de C.-G. had
te kampen. Niet alleen de komende op
heffing van de isolerende laag, waar
voor de Britten, ondanks alles, hadden
gezorgd, speelde daarbij een rol.
Ook de in snel tempo opdrogende de
viezen- en goud-reserves baarden ern
stige zorg. In mei 1947 kwam dr. Hirsch-
feld in Batavia uiteenzetten, dat de toen
malige sterkte van onze strijdkrachten
nog slechts korte tijd kon worden ge
handhaafd. Als niet op korte termijn de
in het binnenland opgeslagen onderne-
mingsprodukten konden worden gereali
seerd of een buitenlandse lening kon
worden verkregen, dan zou zelfs de ver
koop van al het goud van de Javase
Bank niet toereikend meer zijn om het
eind van het jaar te halen,
In het laatste stadium van het bestaan
van de C.-G. brokkelde voorts de eens
gezindheid van dé leden onderling af.
Het begon ermee, dat men de voorzitter
zijn apartjes hnet Sjahrir niet langer
gunde. De samenwerking tussen Scher
merhorn en Van Poll liet verder in het
algemeen weinig te wensen over.
Maar bij de heer De Boer (notabene
de eerste, die, in Karatsji, had uitge
sproken, dat zijn mede-leden zich ervan
overtuigd dienden te houden, dat ieder
een in Holland van nu af aan dacht, dat
zij gek waren) ontwikkelde zich zoveel
wrevel over de wijze, waarop het Ne
derlandse parlement werd ontzien, en
ook zoveel twijfel nopens de juistheid
van inzichten, die in zijn eigen kring
heftig werden aangevallen (bij zijn te
rugkeer naar Batavia in januari 1947
had niemand hem op Schiphol uitgelei
de gedaan), dat hij uiteindelijk het be
gaan van de militaire weg ging beplei
ten en aan de vooravond van de onder
tekening van het basis-akkoord van
Linggadjati, namelijk op 18 maart 1947,
het lidmaatschap van de Commissie-
Generaal neerlegde. Dat twee adspirant-
leden van de C.-G., te weten prof. S.
Posthuma en prof. J. H. W. Verzijl, in
deze zelfde periode voor de eer bedank
ten, was minder verwonderlijk dan het
feit, dat een socialistische minister als
mr. Jonkman hen ooit had uitgekozen
om dit lichaam te gaan aanvullen.
Over di. H. J. van Mook worden
in het boek van mr. dr. Smit enkele
krasse dingen gezegd. Hij zou ge
streefd hebben naar een Nederlands-
Indië „los van Nederland", De land
voogd zou een autocraat zijn. Het van
hem zelf afkomstige K.B. van 23 de
cember 1943 (Staatsblad D 65), dat
tot aan de souvereiniteitsovèrdracht
de grondslag is gebleven van het be
stuur van het na-oorlogse Nederlands-
Indië, stelde hem in staat af te wij
ken van alle wetten, de Grondwet in
begrepen, en, in overeenstemming
slechts met de Raad van Departe
mentshoofden, ordonnanties vast te
stellen, m.a.w. een eigenmachtig ge-
In de zojuist verschenen driemaan
delijkse publikatie van het ministerie
van volkshuisvesting en bouwnijverheid
wordt een overzicht gegeven van de
bouwactiviteit in het jaar 1958. Daar
wordt o.m. het volgende in medege
deeld.
Niettegenstaande er vooral in de eer
ste helft van het jaar vrij grote werk
loosheid heerste, was de totale bouw-
produktie iets groter dan in het bouw
programma 1958 was geraamd.
De totale produktie in het jaar 1958
bedroeg, met inbegrip van de rjjkswa-
terstaatswerken en die van de genie,
2.861 miljoen, tegen 2.867 miljoen
in 1957. Uitsluitend aan gebouwen
werd in de verslagperiode voor 2.371
miljoen verwerkt in de woningbouw
1.352 miljoen. In de totale produk
tie van nieuwbouw, herbouw en uit
breiding van gebouwen was het aan
deel van de woningbouw 60 pet. De
produktie aan gebouwen voor handel
en verkeer was in 1958 rond 29 pet. ho
ger dan in 1957, die voor gebouwen
voor gezondheidszorg en hygiëne 24
pet., voor kerken 25 pet., scholen 13
pet. en overige bijzondere gebouwen
41 pet.
Uitsluitend aan nieuwe gebouwen
kwam in 1958 voor 2.297 miljoen aan
werken gereed, waarin de woningbouw
voor 62 pet. deelde (in 1957 respectie
velijk 2.105 miljoen, 58 pet.
In het jaar 1958 werd in de wo
ningbouw voor een bedrag van
1.352 miljoen verwerkt (in 1957
voor ƒ1.402 miljoen).
Van de 89.037 gereedgekomen wo
ningen werden er 35.721 gebouwd in
opdracht van particulieren, 26.611 in
opdracht van gemeenten en 23.513
voor rekening van woningbouwvere
nigingen. De overige 3.192 woningen
kwamen tot stand in opdracht van
het rijk, provincie enz.
Zonder financiële steun van rijkswe
ge kwamen 2.635 woningen tot stand.
De woningvoorraad verminderde in
1958 met 9.478 woningen, waarvan er
4.405 door brand, afbraak enz. verlo
ren gingen; 2.419 woningen werden on
bewoonbaar verklaard; 2.654 woningen
werden door andere oorzaken van de
woning voorraad afgevoerd. Op 31 de
cember 1958 bedroeg de woningvoor
raad in ons land 2.744.332 woningen.
Li it het feit dat het SER-advies,
I waaraan woensdagavond een groot
deel van ons blad was gewijd, met
zoveel moeite is tot stand gekomen en
bovendien zoveel verschil van inzicht
demonstreert over de wijze waarop onze
nationale problemen moeten worden
aangepakt, mogen slechts met voorzich
tigheid conclusies worden getrokken.
Het is begrijpelijk, dat mannen als Mid
delhuis (KAB) en Van Tilburg (NVV)
zich erover beklagen dat, terwijl het
bestedingsbeperkingsrapport in enkele
maanden tot stand kwam, een rapport
over bestedingsverruiming zeven maan
den vorderde. En dan nog: het beste
dingsbeperkingsprogram kwam in eens
gezindheid tot stand: nu geldt bijna: zo
veel hoofden zoveel zinnen.
Misschien hebben sommige mensen
bezwaar tegen de aanduiding dat het
thans gereed gekomen rapport zou gaan
over „bestedingsverruiming". Maar toch
De Commissie-Generaal bijeen: v.l.n.r. prof. Schermerhom, Max van Poll en Feike de Boer.
zag uit te oefenen. Tenslotte stond
dr. Van Mook „in de roep anti-Ne
derlands te zjjn", een gezindheid,
waartoe ook „een zekere minachting
voor het betrekkelijk kleine gedoe" in
Nederland zou hebben bijgedragen.
Men kan zich afvragen, of vooral die
eerste mededeling over dr. Van Mook
niet enigszins geclausuleerd zou moeten
worden, maar overigens blijft het een
feit, dat de luitenant-gouverneur-gene
raal in het na-oorlogse Indische land
schap met hoofd en schouders boven
zijn omgeving (de voorzitter van de
C-G incluis) heeft uitgestoken. H(j voor
zag de Commissie-Generaal van inlich
tingen en denkbeelden (met name de
schepping van de Nederlands-Indone
sische Unie, waarvan hij het idee
Schermerhorn aan de hand deed in
een gesprek op vrijdagmiddag 18 ok
tober 1946) en stampte bijna in zijn een
tje het begin van een Indonesische fe
deratie uit de grond.
Terugkerend tot de vraag, die wij
ons hebben gesteld, constateren
wij, dat de Commissie-Generaal
inderdaad tot zaken met de republiek
is gekomen en op 15 november 1946
overging tot het paraferen van de ont-
werp-basisovereenkomst van Lingga
djati, zonder dat de Nederlandse rege
ring daarmee overigens had ingestemd.
Zeker muntte dit ontwerp niet uit
door grote duidelijkheid en exactheid,
maar het leek althans een basis om
het gesprek met lieden als Sjahrir c.s.
voort te zetten. De regering aanvaard
de het dan ook, toen de C.-G. er mee
naar huis kwam. Zij besloot verder wel
haar Indonesische politiek in het alge
meen, maar niet het ontwerp-akkoord
van Linggadjati aan de goedkeuring
van de Kamer te onderwerpen.
En op dit ogenblik openbaarde zich
nu de tragiek, die het bestaan van de
Commissie-Generaal heeft omgeven. Zij
was, uitgerust met bevoegdheden die
aan het opperbestuur toekomen, naar
Batavia uitgezonden om daar te trach
ten de republiek door een kundige uit
stalling van nuchtere argumenten tot
rede te brengen. Uit de botsing met ue
opinies van de Indonesiërs was voor
haar echter een waarheid ontstaan, die
voor het Nederlandse parlement voor
alsnog moeilijk verteerbaar leek.
Zij werd zich nu waarschijnlijk
wat aan de late kant bewust van
die andere kant van haar opgave, n.l.
recht te doen wedervaren aan speci
fiek Nederlandse inzichten. Het was
haar taak dr. Van Mook en zijn Raad
van Departementshoofden er voortdu
rend van te doordringen, dat Plein en
Binnenhof voor het Indonesische pro
bleem een levendige en gearticuleerde
belangstelling bezaten. Dit dualisme:
In haar geestelijke evolutie verder te
zijn dan Den Haag en tegelijk te moe
ten optreden uit naam van Den Haag,
moet de verklaring zijn voor het feit,
dat de Commissie-Generaal uiteinde
lijk heeft gefaald.
Zij stelde op verzoek van de rege
ring een interpretatie op het basisak
koord samen, die niet alleen in de
terminologie van mr. dr. Smit „lang
en onoverzichtelijk" was, maar die
haar vooral nadat de Tweede Ka
mer dit document in de bekende motie-
Romme-Van der Goes van Naters had
vastgelegd bovendien aan haar
plaats kluisterde. De diplomatieke
ruimte was haar, neen: had zij zichzelf
ontnomen en voortaan zou zij de repu
bliek nog onhandelbaarder vinden dan
deze voordien al was.
De tragiek van Schermerhorn en zijn
Commissie-Generaal gaat nog verder.
De mogelijkheid van het militaire al
ternatief heeft haar eerder voor ogen
gestaan dan de regering in Nedeiiand
en ook dit was weer een voorbeeld van
het faze-verschil tussen Batavia en
Djakarta. Men moet aannemen, dat
een man als Schermerhorn de funda
mentele neiging tot onderhandelen met
de republiek heeft bezeten. Op pag.
178 vertelt mr. dr. Smit zelfs, dat
Schermerhorn persoonlijk de toepas
sing van militair geweld zag als het
begin van het einde der Nederlandse
activiteit in Z.O. Azië. Alle argumen
ten tegen het bewandelen van die weg
heeft hjj gekend en gehanteerd.
Het merkwaardige is, dat één daar
van hem nog door generaal Spoor is
voorgehouden. Voordat hji met het ont
werp-akkoord naar Nederland terug
keerde, heeft Schermerhorn een verga
dering belegd met de generaals Spoor
en Buurman van Vreeden en met ad
miraal Pinke om van hen te verne
men, wat zij van het militaire alterna
tief dachten. Spoor zei toen aanstonds:
„Geloof u aan de mogelijkheid van een
verwerpen van dit akkoord? Nu de
Commissie-Generaal een bepaalde over
eenkomst heeft bereikt, zouden wij bij
de verwerping daarvan „nowhere" in
de wereld zijn."
Na zijn terugkeer in Batavia, toen
Schermerhorn zijn buiging tegen het
Nederlandse parlement reeds had ge
maakt, bespeurde hij toenemende on
verzettelijkheid oij de Indonesiërs.
Ook nadat het akkoord van Lingga
djati, met handhaving van wederzijd
se reserves, was ondertekend, ging
de republiek zich aan zoveel chica
nes en openlijke verdrags- en be
standsschendingen te buiten, dat
zelfs een man als Schermerhorn het
bloed onder zijn nagels vandaan
werd gehaald. Nog vlak voor de eer
ste politiële actie moet hij bezwaren
tegen de militaire oplossing hebben
gekoesterd, maar hij liet na ze dui
delijk te formuleren. Waarom? Om
dat, zo deelt hij mee. Koos Vorrink
hem telefonisch had bezworen niet
met de andere leden van de C.-G.
van mening te verschillen, aangezien
er anders in Nederland eèn kabinets
crisis zou uitbreken.
Het is geen sterke verklaring, maar
is het ook de juiste? Zou ook niet een
zekere malaise, een gevoel van teleur
stelling over het onverbiddelijk uitblij
ven van de door hem voorgestane op
lossing, een rol hebben gespeeld? Hoe
is het anders te verklaren, dat Scher-
merhorns laatste daad in Batavia als
voorzitter van de C.-G. hierin bestond,
dat hij zes dagen na het begin van de
Eerste Politiële Actie heftig pleitte
voor een opmars naar Djokjakarta,
welke stad hij een „geestelijke pest
haard" noemde!
Zijn scrupules ten opzichte van het
Nederlandse parlement hadden zijn
scrupules voor het Indonesische natio
nalisme een halt toegeroepen en ten
slotte behaalden zijn scrupules jegens
Nederlandse levens en eigendommen
de overhand op wat hij staatkundig
juist achtte. Een duidelijker voorbeeld
van een politiek bankroet is nauwe
lijks denkbaar.
H. J. NEUMAN
gaat het daar in wezen om. In de loop
van 1956 werd geconstateerd dat we in
Nederland te veel consumeerden. Op
verzoek van de regering hebben toen de
nationaal verantwoordelijke mannen de
koppen bij elkaar gestoken en een pro
gram opgesteld waardoor de gevaren
van die situatie, n.l. nationale verarming
en massale werkloosheid, zouden kun
nen worden voorkomen. Nu de klok
weer kan worden bijgedraaid, nu we ons
m.a.w. weer een ietsje meer kunnen ver
oorloven, dient ook dat terugdraaien
programmatisch te verlopen, willen we
verhinderen dat we weer in hetzelfde
slop geraken als drie jaar geleden. Tot
zover was er ook wel eensgezindheid
maar helaas hield daarmee de eenstem
migheid op.
Het begon eigenlijk al bij de aller
eerste adviesaanvrage. De regering, con
staterende dat er wel iets zou kunnen
gebeuren, omdat de economische positie
van ons land gunstiger was geworden,
vroeg feitelijk aan de S.E.R.: vertelt u
eens, hoe kunnen we die nationale ruim
te het beste ten bate van de schatkist
aanwenden? „Niks daarvan" zeiden toen
de vakbewegingsmensen terecht, „als er
wat verdeeld kan worden, dan ook iets
voor onze mensen in het algemeen, die
in '57 een offer hebben gebracht, en
onder hen op de eerste plaats iets voor
de zwaksten. „Vooruit dan maar", heeft
de regering toen zo ongeveer gezegd,
„bekijk dan het hele geval maar. Maar
haast u wat, want we moeten een be
leidslijn bepalen voor de eerst komende
jaren."
Zoals gezegd, van dat opschieten
kwam niet veel. En al zijn we volkomen
bereid toe te geven, dat én uit de lange
duur én uit de zo verschillend liggende
inzichten vooreerst moeten worden af
geleid, dat het hier om een zeer moei
lijke kwestie gaat, we moeten eveneens
vaststellen, dat het teleurstellend is, dat
niet eensgezind kon worden Vastgesteld,
dat een groter geworden ruimte primair
tên góede dient te komen a n de zwak
sten onder ons.
Toen het bestedingsbeperking-rapport
aan de orde was, was het begrij
pelijk, dat de arbeidersleiders zich
in een verdedigende houding hebben op
gesteld, er tegen wakende, dat van hun
mensen geen nodeloos grote offers zou
den worden gevorderd. Maar zij lieten
zich op korte termijn ervan overtuigen,
ook dank zij hun eigen wetenschappe
lijke medewerkers, dat het zó moest en
zij hebben het resultaat, ook van hun
eigen arbeid, tegenover hun mensen
durven verdedigen. Het was immers in
's-lands belang, het was dus ook in het
arbeidersbelang.
Evenzeer begrijpen we. dat nu een an
dere groepering zich min of meer ver
dedigend opstelde, en er tegen waakte,
dat door de arbeiders niet teveel zou
worden gevraagd. Men zag, komt het ons
voor, min of meer voorbij aan het feit,
dat ook nu met hetzelfde verantwoorde
lijkheidsgevoel, met dezelfde weten
schappelijke gefundeerdheid, de arbei
dersleiders hun standpunt bepaalden.
Dat een deel van de Raad als vertrek
punt van zijn studie nam het gezond
houden van onze nationale economie,
ook wanneer daartoe onevenredig zware
offers van de minst draagkrachtigen nog
langer zouden worden gevraagd, is voor
ons een teleurstelling in dit rapport. Na
tuurlijk bedoelen we met deze redene
ring niet te zeggen, dat we dan maar naar
een ongezonde nationale economie toe
moeten. Maar uit dit geval treedt ons
een mentaliteit tegemoet, waar we maar
matig waardering voor hebben.
Hoe verdeeld overigens de S.E.R. is
over de wijze, waarop de nationale
ruimte moet worden aangewend, men
moet zich in één ding niet vergissen,
n.l. het gezamenlijk standpunt van alle
werknemersorganisaties, waaraan zich
minstens genomen voegt het standpunt
van de confessionelen werkgevers, mid
denstanders en boerenvertegenwoordi-
gers. En dat standpunt is, dat er voor
de werknemers verbetering kan worden
aangebracht en dat dit gebeuren moet
voordat tot huurverhoging zal worden
overgegaan.
Het meningsverschil tussen K.A.B. en
N.V.V. gaat dus niet over de kernvraag,
öf er iets moet gebeuren, maar over een
andere kernvraag n.l. op welke wijze er
iets moet gebeuren.
We hoorden twijfel uitspreken over de
vraag, of de regering iets aan dit advies
zal hebben. Welnu, de toekomstige re
gering zal zeker rekening moeten hou
den met het eenparig oordeel van de
vakbeweging dat verbeteringen voor de
werknemers kunnen en dus ook moeten
j worden aangebracht. We beluisterden in
1 Utrecht en Den Haag diverse opinies
j van vooraanstaande en zeer verantwoor-
delijke mannen. Daarbij ging het op
een gegeven moment over de mogelijk-
j heid, dat de regering, gezien de ver
schillende opinies, zich op het standpunt
zou kunnen stellen: we doen maar hele
maal niets voor 1960, maar voeren dan
per 1 januari een huurverhoging in van
25 pet, we verhogen de de melkprijs met
een aantal centen per liter en compen
seren deze zwaardere druk met een al
gemene loonronde van 5 pet.
Dat zou betekenen, dat de gehele aan
wezige ruimte praktisch helemaal te
recht zou komen bij de huiseigenaren
en bij de schatkist en dat de werknemers
er geen cent beter van zouden worden.
We hebben de stellige overtuiging, dat,
indien dit voornemen zou doorgaan, men
op een zeer krachtig „onaanvaardbaar"
van de gehele vakbeweging moet reke
nen.
Achten we deze eensgezindheid een
winstpunt uit het rapport, welke zeker
gunstige gevolgen zal hebben, de soepel
heid, die de confessionele vakbeweging
vertoont ten opzichte van de door de re
gering gestelde vragen is zeker een vol
gend winstpunt. Men wil meegaan met
een melkprijsverhoging, mits gecompen
seerd door een verbetering van de kin
derbijslag. Men wil meegaan met belas
tingsverlagingsmaatregelen, mits de bud
gettaire toestand van het rijk het toe
staat. Men gaat akkoord met verhoging
van het huurpeil, maar niet dan nadat
minstens de bestedingsbeperkende maat
regelen voor de werknemers zijn terug
genomen.
Men moet uit deze soepelheid toch wel
afleiden, dat ook van de zijde van de
vakbeweging met zeer grote zin voor
verantwoordelijkheid is gewerkt. En de
weg is met name door de confessionele
vakbeweging duidelijk gewezen. Een ge
differentieerde aanpak van het verde
lingsvraagstuk, m.a.w. daar verbeterin
gen bewerken waar het met het minste
gevaar voor prijsverhoging kan.
Dat de regering nu een beslissing moet
nemen en zijn keuze moet maken tus
sen het nogal conservatieve standpunt
van het N.V.V. en het meer vooruitstre
vende van de confessionele organisaties
is een goed ding. We hebben met al zo
veel aarzelingen te maken in ons natio
nale bestel, dat het nu misschien wel
eens goed is, dat de regering moet re
geren.
Alles bijeen genomen zijn we toch met
het S.E.R.-rapport niet zo ongelukkig
als we ons aanvankelijk voelden door de
lange duur van het geval en de naar-
buiten komende meningsverschillen.
De „Vereniging van muziekhandela
ren en -uitgevers in Nederland", die
op 16 juli 1909 onder voorzitterschap
van de heer Joh. A. Alsbach is opge
richt, viert dit jaar haar gouden jubi
leum.
De leden van de vereniging zullen op
Hemel vaartdag, 7 mei, dit jubileum
in besloten kring vieren, met een fees
telijke dag in het Carlton-hotel in Am
sterdam.
Een speciaal nummer van het vak
blad „de Muziekhandel" zal geheel ge
wijd zijn aan dit jubileum.
De kerkeraad van de Anglicaanse
St. Pieterskerk in Cobourg (Canada)
was van mening dat een van de schil
derijen in de kerk dat er al bijna 50
jaar hing, maar eens moest worden op
geruimd. Op het laatste moment werd
men erop attent gemaakt dat het schil
derij, Maria en Kind voorstellend, een
echte Van Dijck is, die wel 100.000 dol
lar waard kan zijn.
Het is opmerke
lijk hoe „continen
taal" de Britse auto
mobielindustrie ge
worden is. Wij wor
den de laatste tijd
geregeld gecon
fronteerd met nicu
we modellen van
deze industrie en
telkens wordt ons
dan vol trots ver
teld, dat een Ita
liaanse stylist ver-
antwoordelijk is
voor de uiter
lijke verschijnings
vormen. Zo ook nu
weer bij de jong
ste modellen van
Triumph. Standard
Motor Company
beeft de Triumph
„Herald" gelan
ceerd en het koets
werk van deze wa
gen is ontworpen
door de Italiaan
Giovanni Miche-
lotti, die op het ge
bied van speciale
carrosserieën een
grote reputatie
heeft.
Niet alleen echter door zijn uiterlijk,
maar ook om andere redenen is de
Triumph Herald een wagen, die een ge.
heel eigen plaats inneemt onder de pro-
dukten van Standard. De Herald, die in
twee versies saloon voor vier per
sonen en tweepersoons coupé ver
krijgbaar is, is bijvoorbeeld de eerste
Engelse seriewagen met een onafhan
kelijke ophanging op de vier wielen.
De voordelen van deze conceptie zijn
duidelijk te merken. De wagen heeft
naast een zeer vaste wegligging een bij
zonder grote wendbaarheid.
De motor, die in de Herald geplaatst
is, de vier cylinder 948 cc. kopklep-
motor, die zijn sporen reeds heeft ver
diend met de Standard Ten en Pennant,
is door een speciale constructie van de
motorkap zeer gemakkelijk te bereiken.
In de saloon bereikt men met deze zeer
snel accelererende motor gemakkelijk
een kruissnelheid van 90 km/u. en een
topsnelheid van ongeveer 115 km/u. Het
benzineverbruik is bij een kruissnelheid
van 80 km/u. ongeveer 1 op 13. In de
coupé is het vermogen van de motor
opgevoerd van 38(4 tot 50)4 pk. door
het aanbrengen van twee gekoppelde
carburateurs. Met deze wagen bereikt
men een maximumsnelheid van onge
veer 130 km/u.
1