De scrupules van \HetMoordj prol. schermerhorn \Linggadjati\ Tragiek van de Commissie-Generaal blijkt uit dagboek van de voorzitter HET SER-ADVIES Zal er voor de economisch zwaksten iets uit komen? Sociaal commentaar Met de „Herald heef t Triumph nu ook zijn Italiaanse lijn I» /-^ 1 1 VQsTl i Bouwactiviteit in 1958 Per vliegtuig naar de bollen ZATERDAG 2 MEI 1959 PAGINA WÈÊÊ® mm Mi Fr is een Engelse zegswijze, die nauwkeurig aangeeft, waarom wij er in de na-oorlogse jaren niet in zijn geslaagd onze verhouding tot Indonesië op een bevre digende wijze te regelen. Die zegswijze luidt: „You can not have it both ways". Tweemaal hebben onze strijd krachten een grote actie ondernomen tegen de Indone sische republiek. Ontelbare malen daarvóór én daarna ïjjn onze vertegenwoordigers met afgezanten van die zelfde republiek aan één tafel gaan zitten. Het uiter lijke verloop van die gebeurtenissen is algemeen be kend, evenals de complete mislukking die erop is ge volgd. Maar over de persoonlijke kant van de zaak, over de motieven, de gewetensstrijd, de grootheid en vooral ook de kleinheid van de hoofdpersonen weten wjj nog veel te weinig. Een zeer bescheiden verruiming van onze kennis biedt het boek van mr. dr. G. Smit „Het Akkoord van Linggadjati" (Elsevier, Amsterdam/ Brussel 1959), dat is gebaseerd op het dagboek van prof. dr. ir. W. Schermerhorn. En ook hier zien wjj ons weer geplaatst voor de benauwende vraag, hoe het ter wereld mogelijk is geweest, dat wjj van onderhandelen tot vechten, van vechten opnieuw tot onderhandelen, van onderhandelen wederom tot vechten en van vech ten nogmaals tot onderhandelen zijn gekomen. Deze cyclus is zo verbijsterend, dat de gehele episode „ge- fundenes Fressen" moet zijn voor de politieke anirnis- ten onder ons, die achter elk échec een boosaardige opzet vermoeden en die, ongevoelig voor de ironie van het toeval, nog niet toe zijn aan de zachtmoedige wrevel van een Oxenstierna: „Wist gij dan niet, met welk een zielig sprankje intellect deze wereld wordt bestuurd?" Liturgische weekkalender Produktie ad. 2861 miljoen gulden Vereniging van muziek handelaren 50 jaar iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimmmiiii iMiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiMiiiiiiiniiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiTi Herhaaldelijk is in de Indonesische kwestie overleg gepleegd met Engeland. Hier ziet men, bij aankomst in Londen, prof. Schermerhorn middenen dr. Van Mook. Geheel links mr. J. M. A. H. Luns, destijds verbonden aan de Nederlandse ambassade te Londen. In het hoek van mr. dr. Smit, dat voornamelijk een relaas is van de lot gevallen van de Commissie-Generaal, wordt uiteraard het optreden van prof. Schermerhorn, die immers voorzitter van de C.G. was, vrjj breed uitgemeten. De schrijver heef* er zich echter in het algemeen voor gehoed de apologe tische toon over te nemen, die het dagboek van Schermerhorn zal pas na de dood van de steller worden gepubli ceerd vele ego-documenten ken merkt. Hij probeert tot een objectieve waardering te komen van de rol, die de voorzitter van de Commissie-Generaal heeft gespeeld. De kritiek, die hij uit, mogen wij wellicht onder onze eigen verantwoor delijkheid aldus samenvatten: de fout van Schermerhorn is niet geweest, dat hij te' eigengereid, te achterbaks of te impulsief was, maar dat hij te veel scrupules had. Toen in augustus 1946 de Commis- zie-Generaal werd ingesteld, had Ne derland in zijn ervaringen met de In donesische republiek reeds tal van schokken doorstaan. We hadden natuur lijk de „kracht van het Indonesische na tionalisme" onderschat en de twist tus sen hen, die opeens meer begrip wilden tonen, en degenen, die bleven vasthou den aan de oude noties omtrent de in wezen dociele inlander, zette zich tot in de hoogste regionen van het staats apparaat voort. Ér werd ontslagen en gedesavoueerd op een schaal, die wij in eeuwen niet hadden gekend, en mis schien moet men zeggen, dat dit de al lergische verschijnselen waren, waar mee allen, die het „Nederlandse gees tesmerk" dragen, reageren op wat in de Grondwet niet is voorzien. De laatste schok was de mislukking geweest van de besprekingen, die een Indonesische delegatie onder leiding van Soewandi op de Hoge Veluwe was kom én voeren. Het zou te ver voeren, als alle oorzaken van die mislukking hier werden vermeld; maar er is iets te zeggen voor de conclusie van dr. Smit, dat op de Hoge Veluwe de laat ste kans is gemist om het rijksverband te behouden. Maar goed, de nieuwe regering, die begin juli 1946 optrad, en waarin prof. Beei het premierschap van prof. Scher merhorn had overgenomen mr. Jonk man volgde prof. Logemann op ais mi nister van Overzeese Gebiedsdelen wilde desondanks een nieuwe poging wagen om met de republiek tot een bevredigend akkoord te komen, vóór dat de Britse bezetting van bepaalde delen van Java en Sumatra op 110 no- Uit Frankrijk en een enkele maal uit Engeland komen sinds veertien dagen chartervliegtuigen naar het Rotterdam se vliegveld met passagiers, die op deze wijze naar ons land komen om de bloeiende bollenvelden te zien. Van Rotterdam uit gaan zij dan per bus om van de bloemenpracht te. genieten. Vanmorgen arriveerde de duizendste gegadigde uit Parijs en ter gelegenheid hiervan kreeg zij eên bos tulpen aange boden bij aankomst op de luchthaven Rotterdam. Zondag 3 mei: H. Kruisvinding; eigen mis; 2 geb. van de 5e zondag na Pasen; Credo; pref. van het H. Kruis; rood. Maandag; H. Monica, weduwe; eigen mis; 2 geb. van Kruisdagen; pref. van Pasen; wit. Ofwel: mis van Kruisdagen; 2 geb. H. Monica; pref. v. Pasen; paars. Dinsdag: H. Pius V, paus-belijder; mis Si diligis; 2 geb. van Kruisdagen; pref. van Pasen; wit. Ofwel: mis van Kruisdagen; 2 geb. H. Pius; pref. van Pasen; paars. Woensdag: H. Joannes, evangelist; eigen mis; 2 geb. van vigilie; 3 geb. van Kruisdagen; pref. v, d. Apostelen; rood. Ofwel: mis van Vigilie; 2 geb. H. Jo annes; 3 geb. Kruisdagen; pref. v. Pa sen wit. Ofwel; mis van Kruisdagen; 2 geb. H. Joannes; 3 geb. vigilie; pref. v. Pasen; Paars, Donderdag: Hemelvaart van Onze Heer Jesus Christus; eigen mis; credo; eigen pref. en communicantes; wit. Vrijdag: Verschijning van Michaël, "artsengel; eigen mis; (Rotterdam: 2 Eeb. voor bisschop, verjaardag van wij- nK)pref. v. Hemelvaart; wit. „.^"terdag: H. Gregorius van Nazianze, „?®choP-belijder-kerk1eraar; mis In me- credo; pref. v. Hemelvaart; wit. vi?0?®a6 10 mei: Zondag na Hemel- eigen mis; 2 geb. H. Antonius 2 geb. Overbrenging van H. vi' geb- voor Missie; credo; pref. v. Hemelvaart; wit. iiiiiiiiiiiiiiimiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiii iiiumiini niiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimii d iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii ..„.J" een grindbank in het Zwitserse Kanion Aargau is een mammoetstand van twee meter lengte gevonden waar van alleen de punt licht beschadigd was. De tand krijgt een plaa's in het mu seum van het kasteel van Baden bij Zü- nch. minimin mimimmimmimmimmimimmmiiimii vember zou eindigen. Tot dat doel en ook om te voorkomen, dat de luitenant- gouverneur-generaal dr. H. J. van Mook zich voortdurend ais een schietspoel heen en weer moest bewegen tussen Batavia en Den Haag voor het plegen van overleg, werd de Commissie-Gene raal ingesteld. Tot voorzitter werd benoemd de af getreden socialistische premier, professor Schermerhorn, en tot leden van het katholieke Tweede-Ka mer lid M. J. M. van Poll en de direc teur van een scheepvaartmaatschappij, F. de Boer. Dr. van Mook zou ambts halve lid van de C.G. zijn. Wat wij ons moeten afvragen, is, in hoeverre de Commissie-Generaal zich van haar taak heeft gekweten. Daarbij is voorop te stellen, dat zij werkte onder een viervoudige en later zelfs vijfvoudi ge handicap. In de eerste plaats was er de onwil, gepaard aan onmacht, van de republiek om haar meest fervente aanhangers in toom te houden. Ook als men met schijnbaar bonafide onderhandelaars zo als Sjahrir tot zaken kwam, waren ei altijd wel republikeinse bladen of strijd groepen, die tegen de geest en de let ter van de bereikte overeenkomst zon digden. Vervolgens waren regering en par lement in Nederland voortdurend en kele maten ten achter bij het stuk, dat in Batavia werd gespeeld, waar door in Den Haag aanhoudend de in druk bestond, dat de C.G. de haar meegegeven instructies aan de col lectieve laars lapte. (Een Nederland se aide-mémoire aan de Engelse re gering van 6 augustus 1946, die mi nister Jonkman als „de Bijbel" van de C.-G. beschouwde, werd door dr. Van Mook schamper ,.de brieven van Pau- lus Jonkman aan de Britten" ge noemd) In de derde plaats bestond er in Neder land een sterke buiten-parlementaire 9Ppositie tegen de gehele richting, waar in de C.-G. dacht te koersen en die oppositie vond haar neerslag in scherpe en vaak grievende kritiek aan het adres van de landvoogd en van de voorzitter van de C.-G. Een andere handicap was het ernstige gebrek aan tijd, waarmee de C.-G. had te kampen. Niet alleen de komende op heffing van de isolerende laag, waar voor de Britten, ondanks alles, hadden gezorgd, speelde daarbij een rol. Ook de in snel tempo opdrogende de viezen- en goud-reserves baarden ern stige zorg. In mei 1947 kwam dr. Hirsch- feld in Batavia uiteenzetten, dat de toen malige sterkte van onze strijdkrachten nog slechts korte tijd kon worden ge handhaafd. Als niet op korte termijn de in het binnenland opgeslagen onderne- mingsprodukten konden worden gereali seerd of een buitenlandse lening kon worden verkregen, dan zou zelfs de ver koop van al het goud van de Javase Bank niet toereikend meer zijn om het eind van het jaar te halen, In het laatste stadium van het bestaan van de C.-G. brokkelde voorts de eens gezindheid van dé leden onderling af. Het begon ermee, dat men de voorzitter zijn apartjes hnet Sjahrir niet langer gunde. De samenwerking tussen Scher merhorn en Van Poll liet verder in het algemeen weinig te wensen over. Maar bij de heer De Boer (notabene de eerste, die, in Karatsji, had uitge sproken, dat zijn mede-leden zich ervan overtuigd dienden te houden, dat ieder een in Holland van nu af aan dacht, dat zij gek waren) ontwikkelde zich zoveel wrevel over de wijze, waarop het Ne derlandse parlement werd ontzien, en ook zoveel twijfel nopens de juistheid van inzichten, die in zijn eigen kring heftig werden aangevallen (bij zijn te rugkeer naar Batavia in januari 1947 had niemand hem op Schiphol uitgelei de gedaan), dat hij uiteindelijk het be gaan van de militaire weg ging beplei ten en aan de vooravond van de onder tekening van het basis-akkoord van Linggadjati, namelijk op 18 maart 1947, het lidmaatschap van de Commissie- Generaal neerlegde. Dat twee adspirant- leden van de C.-G., te weten prof. S. Posthuma en prof. J. H. W. Verzijl, in deze zelfde periode voor de eer bedank ten, was minder verwonderlijk dan het feit, dat een socialistische minister als mr. Jonkman hen ooit had uitgekozen om dit lichaam te gaan aanvullen. Over di. H. J. van Mook worden in het boek van mr. dr. Smit enkele krasse dingen gezegd. Hij zou ge streefd hebben naar een Nederlands- Indië „los van Nederland", De land voogd zou een autocraat zijn. Het van hem zelf afkomstige K.B. van 23 de cember 1943 (Staatsblad D 65), dat tot aan de souvereiniteitsovèrdracht de grondslag is gebleven van het be stuur van het na-oorlogse Nederlands- Indië, stelde hem in staat af te wij ken van alle wetten, de Grondwet in begrepen, en, in overeenstemming slechts met de Raad van Departe mentshoofden, ordonnanties vast te stellen, m.a.w. een eigenmachtig ge- In de zojuist verschenen driemaan delijkse publikatie van het ministerie van volkshuisvesting en bouwnijverheid wordt een overzicht gegeven van de bouwactiviteit in het jaar 1958. Daar wordt o.m. het volgende in medege deeld. Niettegenstaande er vooral in de eer ste helft van het jaar vrij grote werk loosheid heerste, was de totale bouw- produktie iets groter dan in het bouw programma 1958 was geraamd. De totale produktie in het jaar 1958 bedroeg, met inbegrip van de rjjkswa- terstaatswerken en die van de genie, 2.861 miljoen, tegen 2.867 miljoen in 1957. Uitsluitend aan gebouwen werd in de verslagperiode voor 2.371 miljoen verwerkt in de woningbouw 1.352 miljoen. In de totale produk tie van nieuwbouw, herbouw en uit breiding van gebouwen was het aan deel van de woningbouw 60 pet. De produktie aan gebouwen voor handel en verkeer was in 1958 rond 29 pet. ho ger dan in 1957, die voor gebouwen voor gezondheidszorg en hygiëne 24 pet., voor kerken 25 pet., scholen 13 pet. en overige bijzondere gebouwen 41 pet. Uitsluitend aan nieuwe gebouwen kwam in 1958 voor 2.297 miljoen aan werken gereed, waarin de woningbouw voor 62 pet. deelde (in 1957 respectie velijk 2.105 miljoen, 58 pet. In het jaar 1958 werd in de wo ningbouw voor een bedrag van 1.352 miljoen verwerkt (in 1957 voor ƒ1.402 miljoen). Van de 89.037 gereedgekomen wo ningen werden er 35.721 gebouwd in opdracht van particulieren, 26.611 in opdracht van gemeenten en 23.513 voor rekening van woningbouwvere nigingen. De overige 3.192 woningen kwamen tot stand in opdracht van het rijk, provincie enz. Zonder financiële steun van rijkswe ge kwamen 2.635 woningen tot stand. De woningvoorraad verminderde in 1958 met 9.478 woningen, waarvan er 4.405 door brand, afbraak enz. verlo ren gingen; 2.419 woningen werden on bewoonbaar verklaard; 2.654 woningen werden door andere oorzaken van de woning voorraad afgevoerd. Op 31 de cember 1958 bedroeg de woningvoor raad in ons land 2.744.332 woningen. Li it het feit dat het SER-advies, I waaraan woensdagavond een groot deel van ons blad was gewijd, met zoveel moeite is tot stand gekomen en bovendien zoveel verschil van inzicht demonstreert over de wijze waarop onze nationale problemen moeten worden aangepakt, mogen slechts met voorzich tigheid conclusies worden getrokken. Het is begrijpelijk, dat mannen als Mid delhuis (KAB) en Van Tilburg (NVV) zich erover beklagen dat, terwijl het bestedingsbeperkingsrapport in enkele maanden tot stand kwam, een rapport over bestedingsverruiming zeven maan den vorderde. En dan nog: het beste dingsbeperkingsprogram kwam in eens gezindheid tot stand: nu geldt bijna: zo veel hoofden zoveel zinnen. Misschien hebben sommige mensen bezwaar tegen de aanduiding dat het thans gereed gekomen rapport zou gaan over „bestedingsverruiming". Maar toch De Commissie-Generaal bijeen: v.l.n.r. prof. Schermerhom, Max van Poll en Feike de Boer. zag uit te oefenen. Tenslotte stond dr. Van Mook „in de roep anti-Ne derlands te zjjn", een gezindheid, waartoe ook „een zekere minachting voor het betrekkelijk kleine gedoe" in Nederland zou hebben bijgedragen. Men kan zich afvragen, of vooral die eerste mededeling over dr. Van Mook niet enigszins geclausuleerd zou moeten worden, maar overigens blijft het een feit, dat de luitenant-gouverneur-gene raal in het na-oorlogse Indische land schap met hoofd en schouders boven zijn omgeving (de voorzitter van de C-G incluis) heeft uitgestoken. H(j voor zag de Commissie-Generaal van inlich tingen en denkbeelden (met name de schepping van de Nederlands-Indone sische Unie, waarvan hij het idee Schermerhorn aan de hand deed in een gesprek op vrijdagmiddag 18 ok tober 1946) en stampte bijna in zijn een tje het begin van een Indonesische fe deratie uit de grond. Terugkerend tot de vraag, die wij ons hebben gesteld, constateren wij, dat de Commissie-Generaal inderdaad tot zaken met de republiek is gekomen en op 15 november 1946 overging tot het paraferen van de ont- werp-basisovereenkomst van Lingga djati, zonder dat de Nederlandse rege ring daarmee overigens had ingestemd. Zeker muntte dit ontwerp niet uit door grote duidelijkheid en exactheid, maar het leek althans een basis om het gesprek met lieden als Sjahrir c.s. voort te zetten. De regering aanvaard de het dan ook, toen de C.-G. er mee naar huis kwam. Zij besloot verder wel haar Indonesische politiek in het alge meen, maar niet het ontwerp-akkoord van Linggadjati aan de goedkeuring van de Kamer te onderwerpen. En op dit ogenblik openbaarde zich nu de tragiek, die het bestaan van de Commissie-Generaal heeft omgeven. Zij was, uitgerust met bevoegdheden die aan het opperbestuur toekomen, naar Batavia uitgezonden om daar te trach ten de republiek door een kundige uit stalling van nuchtere argumenten tot rede te brengen. Uit de botsing met ue opinies van de Indonesiërs was voor haar echter een waarheid ontstaan, die voor het Nederlandse parlement voor alsnog moeilijk verteerbaar leek. Zij werd zich nu waarschijnlijk wat aan de late kant bewust van die andere kant van haar opgave, n.l. recht te doen wedervaren aan speci fiek Nederlandse inzichten. Het was haar taak dr. Van Mook en zijn Raad van Departementshoofden er voortdu rend van te doordringen, dat Plein en Binnenhof voor het Indonesische pro bleem een levendige en gearticuleerde belangstelling bezaten. Dit dualisme: In haar geestelijke evolutie verder te zijn dan Den Haag en tegelijk te moe ten optreden uit naam van Den Haag, moet de verklaring zijn voor het feit, dat de Commissie-Generaal uiteinde lijk heeft gefaald. Zij stelde op verzoek van de rege ring een interpretatie op het basisak koord samen, die niet alleen in de terminologie van mr. dr. Smit „lang en onoverzichtelijk" was, maar die haar vooral nadat de Tweede Ka mer dit document in de bekende motie- Romme-Van der Goes van Naters had vastgelegd bovendien aan haar plaats kluisterde. De diplomatieke ruimte was haar, neen: had zij zichzelf ontnomen en voortaan zou zij de repu bliek nog onhandelbaarder vinden dan deze voordien al was. De tragiek van Schermerhorn en zijn Commissie-Generaal gaat nog verder. De mogelijkheid van het militaire al ternatief heeft haar eerder voor ogen gestaan dan de regering in Nedeiiand en ook dit was weer een voorbeeld van het faze-verschil tussen Batavia en Djakarta. Men moet aannemen, dat een man als Schermerhorn de funda mentele neiging tot onderhandelen met de republiek heeft bezeten. Op pag. 178 vertelt mr. dr. Smit zelfs, dat Schermerhorn persoonlijk de toepas sing van militair geweld zag als het begin van het einde der Nederlandse activiteit in Z.O. Azië. Alle argumen ten tegen het bewandelen van die weg heeft hjj gekend en gehanteerd. Het merkwaardige is, dat één daar van hem nog door generaal Spoor is voorgehouden. Voordat hji met het ont werp-akkoord naar Nederland terug keerde, heeft Schermerhorn een verga dering belegd met de generaals Spoor en Buurman van Vreeden en met ad miraal Pinke om van hen te verne men, wat zij van het militaire alterna tief dachten. Spoor zei toen aanstonds: „Geloof u aan de mogelijkheid van een verwerpen van dit akkoord? Nu de Commissie-Generaal een bepaalde over eenkomst heeft bereikt, zouden wij bij de verwerping daarvan „nowhere" in de wereld zijn." Na zijn terugkeer in Batavia, toen Schermerhorn zijn buiging tegen het Nederlandse parlement reeds had ge maakt, bespeurde hij toenemende on verzettelijkheid oij de Indonesiërs. Ook nadat het akkoord van Lingga djati, met handhaving van wederzijd se reserves, was ondertekend, ging de republiek zich aan zoveel chica nes en openlijke verdrags- en be standsschendingen te buiten, dat zelfs een man als Schermerhorn het bloed onder zijn nagels vandaan werd gehaald. Nog vlak voor de eer ste politiële actie moet hij bezwaren tegen de militaire oplossing hebben gekoesterd, maar hij liet na ze dui delijk te formuleren. Waarom? Om dat, zo deelt hij mee. Koos Vorrink hem telefonisch had bezworen niet met de andere leden van de C.-G. van mening te verschillen, aangezien er anders in Nederland eèn kabinets crisis zou uitbreken. Het is geen sterke verklaring, maar is het ook de juiste? Zou ook niet een zekere malaise, een gevoel van teleur stelling over het onverbiddelijk uitblij ven van de door hem voorgestane op lossing, een rol hebben gespeeld? Hoe is het anders te verklaren, dat Scher- merhorns laatste daad in Batavia als voorzitter van de C.-G. hierin bestond, dat hij zes dagen na het begin van de Eerste Politiële Actie heftig pleitte voor een opmars naar Djokjakarta, welke stad hij een „geestelijke pest haard" noemde! Zijn scrupules ten opzichte van het Nederlandse parlement hadden zijn scrupules voor het Indonesische natio nalisme een halt toegeroepen en ten slotte behaalden zijn scrupules jegens Nederlandse levens en eigendommen de overhand op wat hij staatkundig juist achtte. Een duidelijker voorbeeld van een politiek bankroet is nauwe lijks denkbaar. H. J. NEUMAN gaat het daar in wezen om. In de loop van 1956 werd geconstateerd dat we in Nederland te veel consumeerden. Op verzoek van de regering hebben toen de nationaal verantwoordelijke mannen de koppen bij elkaar gestoken en een pro gram opgesteld waardoor de gevaren van die situatie, n.l. nationale verarming en massale werkloosheid, zouden kun nen worden voorkomen. Nu de klok weer kan worden bijgedraaid, nu we ons m.a.w. weer een ietsje meer kunnen ver oorloven, dient ook dat terugdraaien programmatisch te verlopen, willen we verhinderen dat we weer in hetzelfde slop geraken als drie jaar geleden. Tot zover was er ook wel eensgezindheid maar helaas hield daarmee de eenstem migheid op. Het begon eigenlijk al bij de aller eerste adviesaanvrage. De regering, con staterende dat er wel iets zou kunnen gebeuren, omdat de economische positie van ons land gunstiger was geworden, vroeg feitelijk aan de S.E.R.: vertelt u eens, hoe kunnen we die nationale ruim te het beste ten bate van de schatkist aanwenden? „Niks daarvan" zeiden toen de vakbewegingsmensen terecht, „als er wat verdeeld kan worden, dan ook iets voor onze mensen in het algemeen, die in '57 een offer hebben gebracht, en onder hen op de eerste plaats iets voor de zwaksten. „Vooruit dan maar", heeft de regering toen zo ongeveer gezegd, „bekijk dan het hele geval maar. Maar haast u wat, want we moeten een be leidslijn bepalen voor de eerst komende jaren." Zoals gezegd, van dat opschieten kwam niet veel. En al zijn we volkomen bereid toe te geven, dat én uit de lange duur én uit de zo verschillend liggende inzichten vooreerst moeten worden af geleid, dat het hier om een zeer moei lijke kwestie gaat, we moeten eveneens vaststellen, dat het teleurstellend is, dat niet eensgezind kon worden Vastgesteld, dat een groter geworden ruimte primair tên góede dient te komen a n de zwak sten onder ons. Toen het bestedingsbeperking-rapport aan de orde was, was het begrij pelijk, dat de arbeidersleiders zich in een verdedigende houding hebben op gesteld, er tegen wakende, dat van hun mensen geen nodeloos grote offers zou den worden gevorderd. Maar zij lieten zich op korte termijn ervan overtuigen, ook dank zij hun eigen wetenschappe lijke medewerkers, dat het zó moest en zij hebben het resultaat, ook van hun eigen arbeid, tegenover hun mensen durven verdedigen. Het was immers in 's-lands belang, het was dus ook in het arbeidersbelang. Evenzeer begrijpen we. dat nu een an dere groepering zich min of meer ver dedigend opstelde, en er tegen waakte, dat door de arbeiders niet teveel zou worden gevraagd. Men zag, komt het ons voor, min of meer voorbij aan het feit, dat ook nu met hetzelfde verantwoorde lijkheidsgevoel, met dezelfde weten schappelijke gefundeerdheid, de arbei dersleiders hun standpunt bepaalden. Dat een deel van de Raad als vertrek punt van zijn studie nam het gezond houden van onze nationale economie, ook wanneer daartoe onevenredig zware offers van de minst draagkrachtigen nog langer zouden worden gevraagd, is voor ons een teleurstelling in dit rapport. Na tuurlijk bedoelen we met deze redene ring niet te zeggen, dat we dan maar naar een ongezonde nationale economie toe moeten. Maar uit dit geval treedt ons een mentaliteit tegemoet, waar we maar matig waardering voor hebben. Hoe verdeeld overigens de S.E.R. is over de wijze, waarop de nationale ruimte moet worden aangewend, men moet zich in één ding niet vergissen, n.l. het gezamenlijk standpunt van alle werknemersorganisaties, waaraan zich minstens genomen voegt het standpunt van de confessionelen werkgevers, mid denstanders en boerenvertegenwoordi- gers. En dat standpunt is, dat er voor de werknemers verbetering kan worden aangebracht en dat dit gebeuren moet voordat tot huurverhoging zal worden overgegaan. Het meningsverschil tussen K.A.B. en N.V.V. gaat dus niet over de kernvraag, öf er iets moet gebeuren, maar over een andere kernvraag n.l. op welke wijze er iets moet gebeuren. We hoorden twijfel uitspreken over de vraag, of de regering iets aan dit advies zal hebben. Welnu, de toekomstige re gering zal zeker rekening moeten hou den met het eenparig oordeel van de vakbeweging dat verbeteringen voor de werknemers kunnen en dus ook moeten j worden aangebracht. We beluisterden in 1 Utrecht en Den Haag diverse opinies j van vooraanstaande en zeer verantwoor- delijke mannen. Daarbij ging het op een gegeven moment over de mogelijk- j heid, dat de regering, gezien de ver schillende opinies, zich op het standpunt zou kunnen stellen: we doen maar hele maal niets voor 1960, maar voeren dan per 1 januari een huurverhoging in van 25 pet, we verhogen de de melkprijs met een aantal centen per liter en compen seren deze zwaardere druk met een al gemene loonronde van 5 pet. Dat zou betekenen, dat de gehele aan wezige ruimte praktisch helemaal te recht zou komen bij de huiseigenaren en bij de schatkist en dat de werknemers er geen cent beter van zouden worden. We hebben de stellige overtuiging, dat, indien dit voornemen zou doorgaan, men op een zeer krachtig „onaanvaardbaar" van de gehele vakbeweging moet reke nen. Achten we deze eensgezindheid een winstpunt uit het rapport, welke zeker gunstige gevolgen zal hebben, de soepel heid, die de confessionele vakbeweging vertoont ten opzichte van de door de re gering gestelde vragen is zeker een vol gend winstpunt. Men wil meegaan met een melkprijsverhoging, mits gecompen seerd door een verbetering van de kin derbijslag. Men wil meegaan met belas tingsverlagingsmaatregelen, mits de bud gettaire toestand van het rijk het toe staat. Men gaat akkoord met verhoging van het huurpeil, maar niet dan nadat minstens de bestedingsbeperkende maat regelen voor de werknemers zijn terug genomen. Men moet uit deze soepelheid toch wel afleiden, dat ook van de zijde van de vakbeweging met zeer grote zin voor verantwoordelijkheid is gewerkt. En de weg is met name door de confessionele vakbeweging duidelijk gewezen. Een ge differentieerde aanpak van het verde lingsvraagstuk, m.a.w. daar verbeterin gen bewerken waar het met het minste gevaar voor prijsverhoging kan. Dat de regering nu een beslissing moet nemen en zijn keuze moet maken tus sen het nogal conservatieve standpunt van het N.V.V. en het meer vooruitstre vende van de confessionele organisaties is een goed ding. We hebben met al zo veel aarzelingen te maken in ons natio nale bestel, dat het nu misschien wel eens goed is, dat de regering moet re geren. Alles bijeen genomen zijn we toch met het S.E.R.-rapport niet zo ongelukkig als we ons aanvankelijk voelden door de lange duur van het geval en de naar- buiten komende meningsverschillen. De „Vereniging van muziekhandela ren en -uitgevers in Nederland", die op 16 juli 1909 onder voorzitterschap van de heer Joh. A. Alsbach is opge richt, viert dit jaar haar gouden jubi leum. De leden van de vereniging zullen op Hemel vaartdag, 7 mei, dit jubileum in besloten kring vieren, met een fees telijke dag in het Carlton-hotel in Am sterdam. Een speciaal nummer van het vak blad „de Muziekhandel" zal geheel ge wijd zijn aan dit jubileum. De kerkeraad van de Anglicaanse St. Pieterskerk in Cobourg (Canada) was van mening dat een van de schil derijen in de kerk dat er al bijna 50 jaar hing, maar eens moest worden op geruimd. Op het laatste moment werd men erop attent gemaakt dat het schil derij, Maria en Kind voorstellend, een echte Van Dijck is, die wel 100.000 dol lar waard kan zijn. Het is opmerke lijk hoe „continen taal" de Britse auto mobielindustrie ge worden is. Wij wor den de laatste tijd geregeld gecon fronteerd met nicu we modellen van deze industrie en telkens wordt ons dan vol trots ver teld, dat een Ita liaanse stylist ver- antwoordelijk is voor de uiter lijke verschijnings vormen. Zo ook nu weer bij de jong ste modellen van Triumph. Standard Motor Company beeft de Triumph „Herald" gelan ceerd en het koets werk van deze wa gen is ontworpen door de Italiaan Giovanni Miche- lotti, die op het ge bied van speciale carrosserieën een grote reputatie heeft. Niet alleen echter door zijn uiterlijk, maar ook om andere redenen is de Triumph Herald een wagen, die een ge. heel eigen plaats inneemt onder de pro- dukten van Standard. De Herald, die in twee versies saloon voor vier per sonen en tweepersoons coupé ver krijgbaar is, is bijvoorbeeld de eerste Engelse seriewagen met een onafhan kelijke ophanging op de vier wielen. De voordelen van deze conceptie zijn duidelijk te merken. De wagen heeft naast een zeer vaste wegligging een bij zonder grote wendbaarheid. De motor, die in de Herald geplaatst is, de vier cylinder 948 cc. kopklep- motor, die zijn sporen reeds heeft ver diend met de Standard Ten en Pennant, is door een speciale constructie van de motorkap zeer gemakkelijk te bereiken. In de saloon bereikt men met deze zeer snel accelererende motor gemakkelijk een kruissnelheid van 90 km/u. en een topsnelheid van ongeveer 115 km/u. Het benzineverbruik is bij een kruissnelheid van 80 km/u. ongeveer 1 op 13. In de coupé is het vermogen van de motor opgevoerd van 38(4 tot 50)4 pk. door het aanbrengen van twee gekoppelde carburateurs. Met deze wagen bereikt men een maximumsnelheid van onge veer 130 km/u. 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1959 | | pagina 7