Maria Callas en Renata Tebaldi DE GLORIE VAN DE ITALIAANSE OPERA I De prima donna assolutaniet de I hoofdschuldige van de schandalen Lichte muziek op zwarte schijven Staa tssecre ta ris Middenstand, orgel en keuken: De vuren van de hartstocht in een vulkanische wereld ZATERDAG 16 MEI 1959 PAGINA 13 ZILFA PLEET I iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiyj Maria Meneghini Callas in het Metropolitan Opera House als Violetta in Verdi's Traviata. Bloemen op het podium voor Renata Tebaldi na een recital in het Romeinse Sixtina-theater. „Callas met Tebaldi vergelijken, is champagne naast cognac plaatsen, ef neennaast coca cola", zei een vinnige Maria Meneghini Callas eens tot een Amerikaans journalist. Het heet dat er tussen beide grote opera sopranen de vendetta, de bloedwraak, woedt. De tweespalt zou in Rio de Janeiro ontstaan zijn. waar een op geld beluste impresario beiden voor één opera had geëngageerd, waarin er maar een de hoofdrol kon zingen. De twee zijn ook enkele jaren aan de Milanese Scala verbonden geweest, waar Callas Tebaldi spoedig dusdanig overheerste, dat de laatste vertrok. Maar tegenwoordig is Tebaldi weer de onbetwistbare gunstelinge van Milaan. Het zal Maria Callas niet meer deren. In de wereld geniet zij de grootste faam. Haar adembenemende vlucht verloopt nog altijd in een stijgende lijn. Zij zal het niet meer nodig vinden nog venijnige opmerkingen over haar rivale Tebaldi ten beste te geven. De schandalen waarvan zij a priori als de aan- stichtster werd beschouwd, zullen minder en minder voorkomen. De „prima donna assoluta" die wij binnenkort op het Holland-Festival te zien en te horen krijgen heeft nu haar zege bevochten. Zij is zonder vergelijk, misschien Wel in de gehele geschiedenis van de Italiaanse opera. Dit betekent nog niet dat Maria Me neghini Callas de schoonste stem be zit. De jonge Anita Cerquetti heeft een geluid zo hemels dat haar drie onder kinnen dit niet eens kunnen verklaren. Oudere diva's als de volumineuze Zin- ka Milanov en de onverwoestbare Licia Albanese voelen hun aderen weer met kokend bloed gevuld en zorgen er me- La Tebaldi in Andrea Chenier. de voor dat de Italiaanse opera de laat ste jaren weer glorieert. Hun stemmen zijn betoverender dan die van de Sire nen. Maar zoals men indertijd van Liszt zei dat hij van alle pianisten de enige was, zo kan men heden ten dage van La Callas beweren dat zij de enige van alle Italiaanse-operasopranen is. La Tebaldi houdt een vergelijking met La Callas het langste vol. Om aan de buitenkant te beginnen: ze zijn 36 jaar; beiden vleien zich in het bezit van een onafscheidelijke poedel; beiden zijn vorstin van een luxueus, weinig be woond huis met een slordige hoeveel heid kunstschatten in Milaan; elk van de twee kan bogen op legers aanhan gers en tegenstanders; men kan beiden nauwelijks voor minder dan 3000 dollar per avond engageren. Zo kan men ver der gaan. Callas zou haar moeder heb ben toegebeten: „Spring maar uit het raam, of hang je op, maar van mij krijg je geen geld." Tebaldi wil haar vader al vele jaren niet meer zien, om dat hij haar moeder in de steek heeft gelaten en al te veel vrijbuiter! in het leven. Fijngevoelige journalisten heb ben van Callas achterhaald, dat zij in drie jaar liefst zestig pond is afgeval len. En van Tebaldi konden de heren aantonen dat deze in ongeveer dezelfde Periode 32 pond in gewicht zakte. Maar dit alles is slechts stof voor de roddel rubrieken in de buitenlandse bladen. Wij wensen over hun prestaties te spre ken. Nu dan: Callas doet ons huiveren Van vervoering; de gouden klanken uit Tebaldi's keel doen ons de tranen in de ogen springen. Onbevooroordeelde henners achten de stem van Tebaldi vaak schoner dan die van Callas. Maar, peggen zij, Callas met haar bereik van arie octaven is een dramatische, een ^Vrische, een coloratuursopraan tege- bk. En behalve dat nog veel meer. ■^iemand heeft het ooit gepresteerd meer dan honderd van de meest uit eenlopende opera's op haar repertoire ~e hebben. Door Callas zjjn er vergeten opera's met razend moeilijke rollen uit net stof gehaald. Ze zingt zowel Wag- r en Mozart als de Italiaanse en e °P.ern's en wel op een manier bewijst dat zij een zeer Bijzondere persoonlijkheid is. Om deze persoonlijkheid is een mythe van fu rieuze verdichtsels geweven. Voor Renata Tebaldi, het provinciaal se van het New Yorkse Metropolitan House en de serene godin van het Mi lanese Scala-theater werd er geen my the in het leven geroepen, haar bege nadigde stem ten spijt. Toch beklagen sommige dirigenten zich wel eens over de koppigheid die achter haar vriende lijke uiterlijk schuil gaat. Sinds zij in '46 voor het eerste na-oorlogse concert van de Scala als een bang vogeltje bij de vervaarlijke leeuw Toscanini proef zong, ging zjj vastberaden haar weg. Ze verbrak haar verloving met een of ficier omdat een huwelijk haar loop baan in de weg kon staan, en reisde naar de Nieuwe Wereld. Zij vertederde gaandeweg de Amerikanen met haar innemende gelaatstrekken, haar snel groeiende collectie speelgoed-diertjes, haar kruistekens voordat ze opging en haar aanhankelijkheid jegens haar moeder die de „casta diva" als een carablnière beschermde. In haar jeugd was Renate een zwak meisje dat de gevolgen van een kin derverlamming te boven moest komen. Haar leven verliep geleidelijk. Uit een provincieplaats afkomstig ging ze in Pezarro aan het conservatorium piano studeren: De directeur ried haar aan zich aan de zang te wijden. Na veel lessen bij Carmen Melis en enkele voor stellingen in de oorlog werd haar talent ontdekt. Ze was weliswaar een nogal harkerige actrice, maar haar volmaak te stembeheersing en haar teer genuan ceerde noten waren van zeldzame kwa liteit. Toen ze wat beter leerde acte ren, was er geen enkele hinderpaal meer voor haar opgang naar de top van de Olympus. Callas' carrière is niet zo schokvrij verlopen, zoals men wellicht wel weet. Maria Calogeropoulos werd in Manhattan op een wat ongelegen mo ment geboren. Haar Griekse ouders waren toen juist als straatarme emi granten in New York aangekomen. Maria was naast haar slank en aan trekkelijk zusje een dik, lelijk eendje, dat veronachtzaamd werd. Toen moe der Evangelista Calogeropoulos in '36 met haar Maria naar Griekenland te rugkeerde, had zij juist ontdekt dat het meisje mooi kon zingen. Plotse ling kon niet genoeg aandacht aan Ma. ria besteed worden. Alles, alles moest Maria voor haar zang opzij zetten. Haar moeder regeerde over haar met jjzeren dwingelandij. Ze kreeg lessen van Elvira de Hidalgo. Een jaar later, veel te overhaast, werd Maria gedwongen tot een roekeloos debuut in de opera van Athene, dat echter een overrompelend onthaal vond. In plaats van de vroegere oor vijgen, kreeg Maria nu elke morgen een pond kaas. „Goed voor je stem," dacht moeder Evangelista wat primi tief. „Ze zag dat ze aan mij rijk kon worden," zei Maria er later van. 160 pond zwaar was Maria toen ze naar New York reisde. Ze werkte, maar ze begreep spoedig dat zij met haar Brünhilde-gestalte geen tedere Ma dame Butterfly, of verleidelijke Tra viata kon spelen. Men moet zich de jonge vrouw van toen trachten voor te stellen, een vrouw met een zeer scherpe intelligentie. Ze had een brandende eerzucht en een sterke wilskracht: ze wilde met een triomfale opera-carrière de vernederin gen en teleurstellingen van haar jeugd van vroeger vergeten. Haar fanatisme verhinderde haar niet zich haar grote vermogens bewust te zijn. Maar er was niemand die haar zegevierend in zijn theater haalde. Bij een optreden in het- Italiaanse Verona gebeurde iets on voorziens. De toen 51-jarige rijke fabri kant Meneghini werd verliefd op haar. Dit was de eerste genegenheid die zp in haar leven ontving en het was een impuls die een belangrijke verandering in haar bewerkstelligde. Meneghini in troduceerde haar bij de Scala-dirigent Tullio Serafin. Deze maakte grammo- iiiiiiiiiiiiiiiiiiiii i foonopnames met haar en zette haar op het carrière-paard. Tegelijk nam de verbeten snoeplust van Maria af. Ze werd magerder. Maria en de heer Me- neghini adoreerden elkaar en trouwden. Het perspectief wenkte gunstig. In de vulkanische operavvereld laaien i de vuren van vele hartstochten. De zwavelstank van de jaloezie verpest nog wel eens de atmosfeer. De eerzuch- I tige Callas wekte bij haar collega's I weerstand op. In New York liet een ba riton haar tijdens een voorstelling naar adem happen door in een duet een hoge noot onverwachts dubbel lang aan te houden. Hij verwierf daarmee haar eeuwige haat. In Athene fluisterde een tenor toen zij een aria zong achter haar, rug duidelijk verstaanbaar: „Kijk, dat dikke mormel." Hij liep een bloedneus op en de Kleren werden hem van het lijf gescheurd. Callas wilde kost wat kost overheersen. De tenor Guiseppe di Stefano riep beledigd uit dat hij nooit meer naast Callas wilde optreden. En de bas-der-bassen Boris Kristoff zei eens dat hij met heel zijn sterke cor pus zou trachten te voorkomen dat Cal las nóg eens alléén naar het voetlicht zou lopen om de ovaties in ontvangst te nemen. Ja, La Callas. Nooit is zij beter dan in een terzet of quartet, als haar stem als een trompet boven de anderen uit klinkt. De Callas-schandalen ontstonden, In Rome, in Rio, in Chicago. Pas daar na kwam uit, overigens zonder dat in het algemeen bekend werd, dat Cal las niet de hoofdschuldige was. Haar uitbarstingen werden uitgelokt door contract-brekende impresario's, door afgunstige collega's en door heers zuchtige theaterdirecteuren. De krampachtig werkende Callas was kwetsbaar, maar niet te overwinnen. Zij studeerde ijveriger dan een con servatorium-leerling, kwam op tijd op de repetities en weigerde mee te werken aan Schmiere-voorstellingen. In de handen van de bekwame en tactvolle dirigent was zij als een lam. Zo werd La Callas groot. Zij was in telligenter, ambitieuzer en nauwgezet ter dan haar- collega's. Haar acteerta lent was veel meer dan middelmatig. Haar persoonlijkheid markant en in haar vertolkingen duidelijk herkenbaar. Bovendien waren haar vocale vermo gens fenomenaal. Zij werd een gevier de diva en een sopraan zonder verge- lijk. Callas met haar donkere, vuurschie tende ogen en haar brede mond kreeg ook uiterlijk iets aardigs en elegants. Ze verloor meer en meer haar kramp achtigheid, lijkt wel. We zijn nieuwsgie rig deze vrouw straks op het Holland- Festival te ontmoeten. He. S. Deze week eerst een handvol van de jongste vokale aanwinsten. De San Remo- en Cannes-festivalplaatjes zijn niet van de lucht. Philips heeft op 45 toeren nr. 431001PE uit San Remo vast- gelegd de luchtige liedjes: Piove, Io sono ii vento, La marcia in fa en Li perli in plezierige uitvoeringen door Wilma de Angelis en Arturo Testa en de orkesten van San Remo en Piero Soffici. Fon- tana is met een viertal liedjes niet te vreden. In de 33 toerenplaat 661500 TR zijn maar liefst twintig songs uit het zonnige zuiden gegroefd, allemaal fleu rige melodietjes, fris gezongen en fraai gespeeld. Men kan er naar luisteren en bij dansen tegelijk. Niet getreurd intus sen als „een beetje" nog niet in uw dis cotheek zit. Philips heeft zojuist een 45 toerenschijfje van de persen doen ko men, waarop ons aller Teddy, bij tijd en wijle door Henk geassisteerd, zowel haar eigen „beetje" als nog drie andere liedekens uit Cannes zingt, te weten: Zing, kleine vogel; Oui oui. oui en Li per li, respectievelijk de Duitse, Franse en Italiaanse „inzending" Het begeleidend orkest is van Jack Buiterman, behalve bij Li per li, waarvan de muzikale om lijsting wordt verzorgd door het orkest van Jan Corduwener. Er zijn twee oude bekenden van de muzikale zolder gehaald, namelijk „Jeze bel" en „High noon", twee topsongs van een paar jaar terug, waar met name Johnny Ray zich op geworpen had. Via het pas verschenen 45 toerenplaatje van Philips kan men de „tops" horen zingen door Frankie Laine. weliswaar minder emotioneel dan Johnny het deed, doch daarom niet minder boeiend. Voor zo ver de songs van tegenwoordig dan boeiend kunnen zijn! Caterina Valente is ook van de partij. Met „Tschau tschau Bambina", dat er met „schwung" uitkomt, en met „Liebe kommt und Liebe geht". het genre lief desliedjes. dat Caterina wel is toe te vertrouwen. Ook bij deze opnamen is er weer een befaamd Duits dans- en show- orkest aan te pas gekomen, namelijk het orkest van Werner Müller. Jazzmuziek Afdeling Jazzmuziek. In het min of meer populaire genre kan men terecht bij Artone, welke maatschappij via het 45 toerenplaatje EPV 5068 de aandacht vraagt voor de jazzvokaliste Ella Fitz gerald in een aantal werkjes van de „duke". namelijk: Mood indigo, Soli tude, Sophisticated lady en Just squeeze me. Voor de muzikale, c.q. de instru mentale inspiratie en omlijsting zorgen o.a. de pianist Paul Smith, de tenor saxofonist Ben Webster, de bassist Ray Brown, de gitarist Barney Kessel en niet te vergeten de violist Stuff Smith, die zijn instrument vaak met zin voor aparte geluiden en fijngevoelde con trastwerkingen naar de stem, maar vooral de intonaties van Ella zet. Po pulair mag men ook het repertoire noe men op het 45 toeren Verveplaatje 20050, dat voor eKening komt van Louis Arm strong en zijn Stars. "T°P hat", het eerste nummer, komt niet ver boven het niveau - Jvan een show-song uit; het andere werkje, dat ..East of the sun" tot K-y ""Lr titel draagt, klinkt wat meer doordacht. Het Ij trompetspel van Louis, Q dat in beide nummers prevaleert, wordt in „East of the sun" door vioolklanken omlijst Armstrong toont zich dit keer weer eens een meester in de beheersing. Onverwachte rustpauzen in zijn spel ge tuigen van een allure, welke zich los weet te maken van de in de jazz vaak ontmoete publieke zucht naar de sen satie van lawaai. Plaatjes die ons als echter „jazzy" hebben aangesproken, zijn in de sector Dixieland het 45 toenrenplaatje van Ar tone nr. 5074 met drie blues en een „jazzmars" in een frisse en tegelijker tijd warme muzikale versie van het orkest van Turk Murphy (trombone), waarbij veel oprechte spontaneïteit is verklankt, en het 45 toerenplaatje van Philips nr. 422214 met opnamen van het orkest van de D.S.C.-band tijdens het aan het afscheid van Peter Schilperoord gewijde concert in het Kurhaus in 1955, waarbij met name de sterke klarinet bezetting (Schilperoord, Morks en Kesber) fraai spel ten beste gaf. Het program vermeldt: Kitty's dream - The world is waiting - Weary blues - Stem- boat Stomp. Voor wat de moderne Jazz betreft heeft het 45 toerenplaatje EPV 5076 ons geboeid om met name het gevoelige en muzikaal op hoog niveau staande samenspel tussen de speelse, soms wat nerveuze trombonist uit de luchtige bebobschool J. J. Johnson, en de lyrisch gestemde, doch intussen toch ook zeker dynamische tenorist Stan Getz. Oscar Peterson (piano), Ray Brown (bas). Herb Ellis (gitaar) en Connie Kay (drums) zetten het schil derij van moderne klanktinten in een passende lijst. Moderne klanktinten worden voorts gepresenteerd door The Modern Jazz Quartet op Verve 45 toeren, alsook op het 45 toeren Londonplaat RE 7044. Het kwartet speelt respectievelijk: D and E blues' Round about midnight en Now's the time; London: Versailles; Baden Ba den; Between the devil and the deep blue sea. Niet in alle nummers komt het kwartet tot een boeiend muzikaal re sultaat, doch daar staan prachtige im provisaties, sfeervolle klankcombinaties en ook constructief gezien bijzonder in teressante en pakkende vondsten tegen over. Wij doelen dan bijvoorbeeld op de „aftastende" intro tussen piano en vi brafoon bij Now's the time en de kleur rijke versie van „Between the devil and the deep blue sea". Vokaal modern i- de „Jazz date withe Chris Connor", vastgelegd in een twaalf tal afwisselend langzame en vlugge nummers op London 33 toeren LTZ- K15142, waarbij Chris wordt begele'd door hoofdzakelijk modern getinte in strumentalisten. Juffrouw Connor heeft een gevoelige en buigzame stem, die in Staatssecretaris Veldkamp met zijn gezin: van l. naar r.: mevrouw VeldkampClarijs. Marie-Christine (4 jaar), staats secretaris dr. G. Veldkamp, Marga (7 jaar), Lisette (5 laar), Hildegard (8 jaar) en Jacques (9 jaar). La Callas op persconferentie. In de omstandigheid van een reeds bij na twee maanden durende kabinets formatie is de eerste vraag, die men een minister of staatssecretaris stelt deze: of hij meent te zullen terug keren. Ze weten dat nooit. Of ze moeten een besluit nemen, zoals minister Wit te en minister Staf deden, die zeiden: ik stop er mee! En zelfs dan is men er nog niet altijd zeker van. Staats secretaris Veldkamp kan op deze vraag dus ook geen afdoend antwoord geven. Hjj zegt: prof. Zijlstra heeft mij van morgen nog gezegd, dat hij zijn even tuele opvolger ten sterkste zal aan raden mij weer te vragen als staatsse cretaris. Ik heb eerlijk gezegd, zo ver trouwt hij mij toe, dat ik het prettig zou vinden weer gevraagd te worden. Dat is ook menselijk, zo bedenk ik. Maar hij voegt er aan toe: of ik het wéér doen zal, Is een andere zaak. Ik ben nu bijna zeven jaar staats secretaris geweest. Ik zat tijdens de kabinetsformatie van 1952 in Oosten rijk met de jongeren van de K.V.P. voor een congres van de jong-Christen democraten. Toen ik terug kwam, kreeg ik het verzoek eens te komen praten en toen werd ik staatssecreta ris. Ziet u, zegt hij, met minister Zijlstra heb ik het altijd opperbest kunnen vin den. Drie jaar geleden maakten wij de afspraak, dat ik hem bij afwezig heid zelfs volledig zou vervangen, on verminderd natuurlijk de verantwoor delijkheid van de minister van Econo mische Zaken ad interim. Maar wat nu dat terugkeren betreft, in de politiek is alles mogelijk. Er zijn ministers geweest, die op een gegeven ogenblik uit de krant moesten verne men, dat zij niet opnieuw werden in gehuurd. Ik zal even moeten afwach ten, zegt hij daarom, wat de nieuwe minister van Economische Zaken van plan is. Nu u dit leest, weet hij het misschien reeds. Het is eigenlijk wel vreemd, dat de ze man op Economische Zaken terecht kwam. Zijn hele opleiding en zijn wetenschappelijke werkzaam heid daarna was gegaan in de sociale richting. Voordat hij staatssecretaris werd, was hij reeds wetenschappelijk adviseur van de minister van Sociale Zaken, mr. Joekes, voor de reorgani satie van de Sociale verzekering. In 1949, enkele dagen na zijn pro motie, sprak hij voor het partijcongres van de K.V.P. over „Sociale Zekerheid en persoonlijke verantwoordelijkheid". Voor de Tilburgse Academische kring hield hij vier dagen later een betoog over „Institutionele belegging" Hoe wel hij zelf, evenmin trouwens als wij, nooit iets had kunnen beleggen. Maar dat gaat zo in het leven. Staatssecretaris Veldkamp, die toch pas 37 jaar oud is, al is hij dan ook al volkomen grijs, heeft overigens al heel wat dikke boeken over sociale aange legenheden geschreven. Zijn dissertatie ging over: Individualis tische karaktertrekken in de Neder landse sociale arbeidsverzekering. Een bekend katholiek politiek criti cus, nu hoogleraar, schreef toen naar aanleiding van dat proefschrift in 1952, dat hij het onbegrijpelijk vond, dat iemand met zulke linkse opvattingen staatssecretaris kon worden. Maar in een van zijn laatste artikelen kort ge leden schreef hij, dat het optreden van staatssecretaris Veldkamp een succes is geweest. Zo iets vindt ieder mens en dus ook staatssecretaris Veldkamp toch wel leuk. Maar wat schreef hij daarna nog meer? Met prof. Schouten: „Sociale verze kering in de veranderde volkshuishou ding" (1951). Daarvoor had hij al ge schreven: „Le financement des assu- rants sociales". (1950) Vervolgens: „In leiding op de sociale verzekering". (1953) Dat was een handboek. In 1956 met prof. dr. J. Ponsioen: „De men selijke samenleving". In 1957: Groeps- problemen in een veranderende samen leving. In hetzelfde jaar: „Sociale poli tiek en economische orde" met een voorwoord van prof. Zijlstra. Ik bedoel maar: dat is nogal wat vour een man van nauwelijks zevenender tig jaar, die in zijn vrije avonduren zijn universitaire studie maakte. Want zo was het toch. Ik heb hem eens laten vertellen over zijn jeugd en dat is heus een strug gle for life geweest. Hij werd geboren in Breda op 27 juni 1921. Hij zegt: ik schijn daar samen op de kleuterschool te zijn geweest met het meisje, dat nu mijn vrouw is: Ma- rietje Clarijs. Toen ik zeven jaar was, zijn wij verhuisd naar 's Heerenberg, maar daarna zijn mijn ouders in de moeilijke crisisjaren na 1930 weer te ruggegaan naar Breda. De vader van dr. Veldkamp, was ovenbouwer van zijn vak en hij ging niet uit weelde terug naar Breda, maar om voor zichzelf te beginnen, omdat er in 's Heerenberg geen werk meer was. Ik deed Mulo examen A, zegt hij, in 1938, maar ik had geen zin om naar een kantoor te gaan. Ik ging dus maar weer verder voor Mulo B. Daar hadden we een fantastische broe der, broeder Stephanus, die mij enthou siasmeerde voor natuur- en scheikunde. Die zei: ik ga jullie opleiden voor de H.B.S. Maar dat kostte geld aan boe ken en ander materiaal en dat geld had hij niet. Hij wilde ook niet de ouders nieuwe lasten opleggen, dus schreef hij ten behoeve van zijn leerlingen rus tig boeken, of gedeelten van boeken over: bijvoorbeeld over statische elec- triciteit. Veldkamp maakte daarna nog weer de klassieke h.b.s. af, dat wil zeggen: mét Latijn en dat duurde ook nog weer drie jaar. Het eindexamen deed hij in 1941. Ik heb op die IJ.B.S. twee leraren gehad, die mij de liefde voor het Ne derlands en voor geschiedenis hebben bijgebracht. Dat waren: Albering, de latere minister zonder portefeuille aan Economische Zaken en Verberne „Lange Louw" die Jater prof. werd, eerst in Tilburg en later ook in Nij megen. De rector van het lyceum, waar hij de H.B.S. afmaakte, raadde hem aan economie te gaan studeren. Dan heb ik een baantje voor je, zei hij. Dat baantje was: „machineschrijver op arbeidsovereenkomst" aan de Raad van Arbeid in Breda op een salaris van f 48 in de maand. De voorzitter van de Raad van Ar beid vroeg mij, toen ik arriveerde: „Jongeman, lokt u dit ambtelijk baan- tje too?" Veldkamp zegt nu: „het lokte mij he lemaal niet toe, maar ik zei toch maar ja, omdat ik het hebben wilde." Toen zei de voorzitter van Raad van Arbeid: „Nu jongeman, als u wilt studeren, kunt u het hier wel tot adjunct commies brengen. Ga het diploma so ciale verzekering halen." Het klinkt wel erg Amerikaans, maar hij studeerde 's avonds economie en dan 's nachts nog een paar uur sociale verzekering. Hij zakte voor economie, maar slaagde in 1943 voor die sociale verzekering. Hij ging weer door en toog naar prof. Cobbenhagen. Die zei: „Kom 1 febru ari 1945 maar eens je propjes doen. Kort en goed: hij deed het, werkte door aan de Raad van Arbeid, waar hij gestadig en ambtelijk opklom en pro moveerde cum laude in 1949. Veldkamp zegt: „ik zou dit nooit heb ben bereikt zonder de hulp van mijn vrouw, die al mijn dictaten en boeken typte." Toen wou hij na zijn docto raal examen nog promoveren ook, maar hij was pas getrouwd en toen hij met deze plannen bij prof. van der Ven kwam, zei deze hem: „Beste vriend, naar goed vaderlands gebruik duurt de wittebroodstijd zes weken, kom dus over zes maanden nog maar eens te rug." Maar in november 1949 promoveerde hij toch. Het was de eerste promotie in Be economisch-sociologische rich ting. Ik heb hem ook naar zijn hobbies ge vraagd. Oók al weer muziek. Ik heb or gelspelen geleerd, zegt hij, en ik ver diende mijn studie met mijn optreden als organist in Breda en bij de catechis ten van mgr. Frencken. Hij was ook lid van de gemeenteraad van Breda. Daar zat een man in. die een eenmansfrac tie vormde. Die zei wel eens in de Raad: „Toen ik gisteravond in bed lag, heb ik fractievergadering gehou den." Hij belde mij ook wel eens op, zegt Veldkamp, en zei dan: „Er komt in de Raad een voorstel aan de orde, ik geloof, dat ik daartegen moet stem men, kun je mü ook zeggen waarom ik er tegen moet zijn." En dr. Claudius Prinsen, de burge meester, zei eens tegen Veldkamp: „je publiceert nu wel en schrijft geleerde Advertentie modern bestek BAKSTEEN Zn. Westewagenstraat 70 Van KEMPEN, BEGEER Lijnbaan 77 VOS H. van LOON Meent 14 LUCARDIE Nieuwe Binnenweg 94 technisch opzicht tot grote hoogte weet te geraken doch niet altijd gebonden is aan wat Chris met haar hart zou moeten zeggen. Ze komt niet aan een sprekende en genuanceerde voordracht toe, doch dat is vermoedelijk ook wel te wijten aan de over het algemeen vrij opper vlakkige tekst van de songs. Dansmuziek Dansplaten komen er bij de vleet van de persen. Welhaast zoveel platen als er dansorkesten zijn mitsga ders verschillen in muzikale smaak. De een houdt van stemmige, sfeervolle en rustige muziek, de ander is gecharmeerd op het meer „gepeperde" genre, een der de prefereert een „vol" orkest, nog weer een ander een wat huiselijk-intiem en semble van enkele instrumentalisten. En zo maar verder. Wij hebben voor deze week een beetje in het wilde weg een greep ge- daan, waarbij wat ons betreft de keus best is «gdF meegevallen. In ieder j&SA geval is de Philips lang- speler 840303 een prach- rlJJSfmK tige Plaat- Den waardi- föWjgp ge plaat, mag men haast zeggen. Ze is gewijd aan een repertoire van quicksteps, beguines, walsen en fox trots in een uitvoering door het van een sterke violenbezetting voorziene ball- room-orkest van Jan Corduwener. Cor duwener is een man van stijl. Zijn dans muziek heeft een eigen, charmant ca chet. Zij klinkt opgeruimd en luchtig en romantisch tegelijk zonder sentimenteel te worden. En ze is daarbij en niet op de laatste plaats uiterst verzorgd. Jan weet zijn musici tot genuanceerd en ge voelig spelen te bewegen. Kortom: zo'n plaat kan heel wat jaren meegaan. Het repertoire is gevarieerd en melodieus en wisselt, zoals gezegd, op onderhoudende wijze van ritmisch patroon. De dansplaat die onder de titel „Tausend Takte Tanz- musik" onder het label Varieton, POP 1215 (een MMS-uitgave) is verschenen laat de van klankkleur wat krachtiger en straffere orkesten horen van Andre Silvano en Jo Duval. Ook hier een pro gram van internationale populaire melo dieën. Nog sterker dan bij de Corduwe- ner-plaat wisselt het genre muziek. Van een swingend bigband-nummer wordt overgesprongen naar een ballade, die dan weer gevolgd wordt door een vurig rock en rollnummertje of een smeuiig latijns-amerikaans werkje. In de orkes ten hebben verscheidene goede solisten zitting, die om beurten een bezielde par tij blazen. Tango's van Malando en „les plus bel les valses du monde" kan men in een vriendelijke vertolking door het orkest van Faby Books vinden op het 45 toe renplaatje van Artone, nummer 24007. Piano Peter and "his rhythm tenslotte presenteren via de 33 toeren Philipspu- blikatie P 13097 R een zestal internatio nale composities, die bijzonder goed „in de markt" hebben gelegen, zoals C'est magnifique, Lazzarella, Mi casa su casa, Moonlight and roses en Night and Day. De ene melodie is slow, de andere quick. Peters pianospel is klaar en soepel en fantasierijk. De ritmische begeleiding (gitaar en drums) is bij deze min of meer huiselijke pianoklanken passend bescheiden gehouden. Happy Birthday Tenslotte een apart plaatje, dat men ten volle genieten kan, wanneer men Engels verstaat, doch ook wanneer men niet zo ver buiten de lands grenzen spreekt in in ieder geval in mu zikaal opzicht be slist wel zal weten te waarderen. Het gaat om het 45 toerenplaatje van Philips, nummer 429477 BE, dat gewijd is aan de van huis uit Deense pianist-humorist en entertainer van de eerste orde, Victor Borge. Borge is eer. muzikale clown van hoog niveau. Hij is een pianist van klasse, met name ook wanneer het gaat om het klassieke repertoire, maar het is intussen zijn plezier het zijne en dat van zijn toehoorder de draak te ste-> ken met alles wat serieus is of er voor doorgaat. Via het onderhavige plaatje, dat het op verjaardigsfeesten goed zal doen, laat hij horen wat klassieke com ponisten als b.v. Mozart, Beethoven, Brahms, Tsjaikowsky, maar ook mo dernere kunstenaars als Kachaturian en Gershwin mogelijk gemaakt zouden hebben van het simpele jaardagliedje „Happy birthday to you".Het zijn knap pe improvisaties, raak van karakter en sfeer en misschien juist daarom en der halve bijzonder grappig tegelijk. Om te laten weten ten overvloede dat hij slechts grapjes maakt, geeft hij de com ponisten steeds andere voornamen. Tus sen de muzikale bedrijven door maakt hij zo links en rechts wat opmerkingen, die niet helemaal uit de verf komen omdat men de mimiek van Borge erbij mist, doch dit zijn slechts wat bijkom stigheden, die aan het genoegen, dat men aan dit plaatje beleven kan, nauwelijks iets af zullen doen. FRÉDÉRIC boeken, maar ga liever eens met je vro. croquetjes eten." Maar wat zijn hobbies betreft, behal ve orgelspel ook tuinieren. Dat doet hij iedere zaterdag zegt hij. Verder is hij een zwementhousiast. Hij speelde waterpolo in „De Baronie" te Breda. Nog na de oorlog. En dan tenslotte ook nog koken. Aan het eind van deze week, zegt hij, vieren mijn schoonouders hun veer tigjarig huwelijksfeest. Dat wordt bij mij thuis gevierd enik kook. We zullen nu maar hopen, dat de gas ten niet van de kook raken. Ik weet niet hoe hij kookt, maar hij schijnt toch wel veel vertrouwen te hebben in zijn kook kunst. Al had ik het dan toch maar liever bij de kok besteld. En het slot van ons gesprek is dit: Die middenstandsnota U hebt het zelf meegemaakt in de Kamer, zegt hij mij, is een ommekeer ge weest in de middenstandspolitiek. Wat ik op deze basis heb mogen doen is al voldoende om met dankbaarheid op deze politieke carrière terug te zien. FRANS SCHNEIDERS

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1959 | | pagina 13