Maria Callas en Renata Tebaldi
DE GLORIE VAN DE ITALIAANSE OPERA
I De prima donna assolutaniet de
I hoofdschuldige van de schandalen
Lichte muziek op
zwarte schijven
Staa tssecre ta ris
Middenstand, orgel en keuken:
De vuren van de
hartstocht in een
vulkanische wereld
ZATERDAG 16 MEI 1959
PAGINA 13
ZILFA PLEET
I iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiyj
Maria Meneghini Callas in het Metropolitan Opera House
als Violetta in Verdi's Traviata.
Bloemen op het podium voor Renata Tebaldi na een recital
in het Romeinse Sixtina-theater.
„Callas met Tebaldi vergelijken, is champagne naast cognac plaatsen,
ef neennaast coca cola", zei een vinnige Maria Meneghini Callas eens
tot een Amerikaans journalist. Het heet dat er tussen beide grote opera
sopranen de vendetta, de bloedwraak, woedt. De tweespalt zou in Rio de
Janeiro ontstaan zijn. waar een op geld beluste impresario beiden voor
één opera had geëngageerd, waarin er maar een de hoofdrol kon zingen. De
twee zijn ook enkele jaren aan de Milanese Scala verbonden geweest, waar
Callas Tebaldi spoedig dusdanig overheerste, dat de laatste vertrok. Maar
tegenwoordig is Tebaldi weer de onbetwistbare gunstelinge van Milaan. Het
zal Maria Callas niet meer deren. In de wereld geniet zij de grootste faam.
Haar adembenemende vlucht verloopt nog altijd in een stijgende lijn. Zij zal
het niet meer nodig vinden nog venijnige opmerkingen over haar rivale
Tebaldi ten beste te geven. De schandalen waarvan zij a priori als de aan-
stichtster werd beschouwd, zullen minder en minder voorkomen. De „prima
donna assoluta" die wij binnenkort op het Holland-Festival te zien en te
horen krijgen heeft nu haar zege bevochten. Zij is zonder vergelijk, misschien
Wel in de gehele geschiedenis van de Italiaanse opera.
Dit betekent nog niet dat Maria Me
neghini Callas de schoonste stem be
zit. De jonge Anita Cerquetti heeft een
geluid zo hemels dat haar drie onder
kinnen dit niet eens kunnen verklaren.
Oudere diva's als de volumineuze Zin-
ka Milanov en de onverwoestbare Licia
Albanese voelen hun aderen weer met
kokend bloed gevuld en zorgen er me-
La Tebaldi in Andrea Chenier.
de voor dat de Italiaanse opera de laat
ste jaren weer glorieert. Hun stemmen
zijn betoverender dan die van de Sire
nen. Maar zoals men indertijd van Liszt
zei dat hij van alle pianisten de enige
was, zo kan men heden ten dage van
La Callas beweren dat zij de enige van
alle Italiaanse-operasopranen is.
La Tebaldi houdt een vergelijking met
La Callas het langste vol. Om aan de
buitenkant te beginnen: ze zijn 36 jaar;
beiden vleien zich in het bezit van een
onafscheidelijke poedel; beiden zijn
vorstin van een luxueus, weinig be
woond huis met een slordige hoeveel
heid kunstschatten in Milaan; elk van
de twee kan bogen op legers aanhan
gers en tegenstanders; men kan beiden
nauwelijks voor minder dan 3000 dollar
per avond engageren. Zo kan men ver
der gaan. Callas zou haar moeder heb
ben toegebeten: „Spring maar uit het
raam, of hang je op, maar van mij
krijg je geen geld." Tebaldi wil haar
vader al vele jaren niet meer zien, om
dat hij haar moeder in de steek heeft
gelaten en al te veel vrijbuiter! in het
leven. Fijngevoelige journalisten heb
ben van Callas achterhaald, dat zij in
drie jaar liefst zestig pond is afgeval
len. En van Tebaldi konden de heren
aantonen dat deze in ongeveer dezelfde
Periode 32 pond in gewicht zakte. Maar
dit alles is slechts stof voor de roddel
rubrieken in de buitenlandse bladen.
Wij wensen over hun prestaties te spre
ken. Nu dan: Callas doet ons huiveren
Van vervoering; de gouden klanken uit
Tebaldi's keel doen ons de tranen in
de ogen springen. Onbevooroordeelde
henners achten de stem van Tebaldi
vaak schoner dan die van Callas. Maar,
peggen zij, Callas met haar bereik van
arie octaven is een dramatische, een
^Vrische, een coloratuursopraan tege-
bk. En behalve dat nog veel meer.
■^iemand heeft het ooit gepresteerd
meer dan honderd van de meest uit
eenlopende opera's op haar repertoire
~e hebben. Door Callas zjjn er vergeten
opera's met razend moeilijke rollen uit
net stof gehaald. Ze zingt zowel Wag-
r en Mozart als de Italiaanse en
e °P.ern's en wel op een manier
bewijst dat zij een zeer
Bijzondere persoonlijkheid is. Om deze
persoonlijkheid is een mythe van fu
rieuze verdichtsels geweven.
Voor Renata Tebaldi, het provinciaal
se van het New Yorkse Metropolitan
House en de serene godin van het Mi
lanese Scala-theater werd er geen my
the in het leven geroepen, haar bege
nadigde stem ten spijt. Toch beklagen
sommige dirigenten zich wel eens over
de koppigheid die achter haar vriende
lijke uiterlijk schuil gaat. Sinds zij in
'46 voor het eerste na-oorlogse concert
van de Scala als een bang vogeltje bij
de vervaarlijke leeuw Toscanini proef
zong, ging zjj vastberaden haar weg.
Ze verbrak haar verloving met een of
ficier omdat een huwelijk haar loop
baan in de weg kon staan, en reisde
naar de Nieuwe Wereld. Zij vertederde
gaandeweg de Amerikanen met haar
innemende gelaatstrekken, haar snel
groeiende collectie speelgoed-diertjes,
haar kruistekens voordat ze opging en
haar aanhankelijkheid jegens haar
moeder die de „casta diva" als een
carablnière beschermde.
In haar jeugd was Renate een zwak
meisje dat de gevolgen van een kin
derverlamming te boven moest komen.
Haar leven verliep geleidelijk. Uit een
provincieplaats afkomstig ging ze in
Pezarro aan het conservatorium piano
studeren: De directeur ried haar aan
zich aan de zang te wijden. Na veel
lessen bij Carmen Melis en enkele voor
stellingen in de oorlog werd haar talent
ontdekt. Ze was weliswaar een nogal
harkerige actrice, maar haar volmaak
te stembeheersing en haar teer genuan
ceerde noten waren van zeldzame kwa
liteit. Toen ze wat beter leerde acte
ren, was er geen enkele hinderpaal meer
voor haar opgang naar de top van de
Olympus.
Callas' carrière is niet zo schokvrij
verlopen, zoals men wellicht wel
weet. Maria Calogeropoulos werd in
Manhattan op een wat ongelegen mo
ment geboren. Haar Griekse ouders
waren toen juist als straatarme emi
granten in New York aangekomen.
Maria was naast haar slank en aan
trekkelijk zusje een dik, lelijk eendje,
dat veronachtzaamd werd. Toen moe
der Evangelista Calogeropoulos in '36
met haar Maria naar Griekenland te
rugkeerde, had zij juist ontdekt dat
het meisje mooi kon zingen. Plotse
ling kon niet genoeg aandacht aan Ma.
ria besteed worden. Alles, alles moest
Maria voor haar zang opzij zetten.
Haar moeder regeerde over haar
met jjzeren dwingelandij. Ze kreeg
lessen van Elvira de Hidalgo. Een
jaar later, veel te overhaast, werd
Maria gedwongen tot een roekeloos
debuut in de opera van Athene, dat
echter een overrompelend onthaal
vond. In plaats van de vroegere oor
vijgen, kreeg Maria nu elke morgen
een pond kaas. „Goed voor je stem,"
dacht moeder Evangelista wat primi
tief. „Ze zag dat ze aan mij rijk kon
worden," zei Maria er later van. 160
pond zwaar was Maria toen ze naar
New York reisde. Ze werkte, maar
ze begreep spoedig dat zij met haar
Brünhilde-gestalte geen tedere Ma
dame Butterfly, of verleidelijke Tra
viata kon spelen.
Men moet zich de jonge vrouw van
toen trachten voor te stellen, een vrouw
met een zeer scherpe intelligentie. Ze
had een brandende eerzucht en een
sterke wilskracht: ze wilde met een
triomfale opera-carrière de vernederin
gen en teleurstellingen van haar jeugd
van vroeger vergeten. Haar fanatisme
verhinderde haar niet zich haar grote
vermogens bewust te zijn. Maar er
was niemand die haar zegevierend in
zijn theater haalde. Bij een optreden in
het- Italiaanse Verona gebeurde iets on
voorziens. De toen 51-jarige rijke fabri
kant Meneghini werd verliefd op haar.
Dit was de eerste genegenheid die zp
in haar leven ontving en het was een
impuls die een belangrijke verandering
in haar bewerkstelligde. Meneghini in
troduceerde haar bij de Scala-dirigent
Tullio Serafin. Deze maakte grammo-
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
i foonopnames met haar en zette haar
op het carrière-paard. Tegelijk nam de
verbeten snoeplust van Maria af. Ze
werd magerder. Maria en de heer Me-
neghini adoreerden elkaar en trouwden.
Het perspectief wenkte gunstig.
In de vulkanische operavvereld laaien
i de vuren van vele hartstochten. De
zwavelstank van de jaloezie verpest
nog wel eens de atmosfeer. De eerzuch-
I tige Callas wekte bij haar collega's
I weerstand op. In New York liet een ba
riton haar tijdens een voorstelling naar
adem happen door in een duet een hoge
noot onverwachts dubbel lang aan te
houden. Hij verwierf daarmee haar
eeuwige haat. In Athene fluisterde een
tenor toen zij een aria zong achter haar,
rug duidelijk verstaanbaar: „Kijk, dat
dikke mormel." Hij liep een bloedneus
op en de Kleren werden hem van het
lijf gescheurd. Callas wilde kost wat
kost overheersen. De tenor Guiseppe di
Stefano riep beledigd uit dat hij nooit
meer naast Callas wilde optreden. En
de bas-der-bassen Boris Kristoff zei
eens dat hij met heel zijn sterke cor
pus zou trachten te voorkomen dat Cal
las nóg eens alléén naar het voetlicht
zou lopen om de ovaties in ontvangst
te nemen. Ja, La Callas. Nooit is zij
beter dan in een terzet of quartet, als
haar stem als een trompet boven de
anderen uit klinkt.
De Callas-schandalen ontstonden, In
Rome, in Rio, in Chicago. Pas daar
na kwam uit, overigens zonder dat in
het algemeen bekend werd, dat Cal
las niet de hoofdschuldige was. Haar
uitbarstingen werden uitgelokt door
contract-brekende impresario's, door
afgunstige collega's en door heers
zuchtige theaterdirecteuren. De
krampachtig werkende Callas was
kwetsbaar, maar niet te overwinnen.
Zij studeerde ijveriger dan een con
servatorium-leerling, kwam op tijd
op de repetities en weigerde mee te
werken aan Schmiere-voorstellingen.
In de handen van de bekwame en
tactvolle dirigent was zij als een lam.
Zo werd La Callas groot. Zij was in
telligenter, ambitieuzer en nauwgezet
ter dan haar- collega's. Haar acteerta
lent was veel meer dan middelmatig.
Haar persoonlijkheid markant en in
haar vertolkingen duidelijk herkenbaar.
Bovendien waren haar vocale vermo
gens fenomenaal. Zij werd een gevier
de diva en een sopraan zonder verge-
lijk.
Callas met haar donkere, vuurschie
tende ogen en haar brede mond kreeg
ook uiterlijk iets aardigs en elegants.
Ze verloor meer en meer haar kramp
achtigheid, lijkt wel. We zijn nieuwsgie
rig deze vrouw straks op het Holland-
Festival te ontmoeten.
He. S.
Deze week eerst een handvol van de
jongste vokale aanwinsten. De San
Remo- en Cannes-festivalplaatjes zijn
niet van de lucht. Philips heeft op 45
toeren nr. 431001PE uit San Remo vast-
gelegd de luchtige liedjes: Piove, Io sono
ii vento, La marcia in fa en Li perli in
plezierige uitvoeringen door Wilma de
Angelis en Arturo Testa en de orkesten
van San Remo en Piero Soffici. Fon-
tana is met een viertal liedjes niet te
vreden. In de 33 toerenplaat 661500 TR
zijn maar liefst twintig songs uit het
zonnige zuiden gegroefd, allemaal fleu
rige melodietjes, fris gezongen en fraai
gespeeld. Men kan er naar luisteren en
bij dansen tegelijk. Niet getreurd intus
sen als „een beetje" nog niet in uw dis
cotheek zit. Philips heeft zojuist een 45
toerenschijfje van de persen doen ko
men, waarop ons aller Teddy, bij tijd
en wijle door Henk geassisteerd, zowel
haar eigen „beetje" als nog drie andere
liedekens uit Cannes zingt, te weten:
Zing, kleine vogel; Oui oui. oui en Li per
li, respectievelijk de Duitse, Franse en
Italiaanse „inzending" Het begeleidend
orkest is van Jack Buiterman, behalve
bij Li per li, waarvan de muzikale om
lijsting wordt verzorgd door het orkest
van Jan Corduwener.
Er zijn twee oude bekenden van de
muzikale zolder gehaald, namelijk „Jeze
bel" en „High noon", twee topsongs van
een paar jaar terug, waar met name
Johnny Ray zich op geworpen had. Via
het pas verschenen 45 toerenplaatje van
Philips kan men de „tops" horen zingen
door Frankie Laine. weliswaar minder
emotioneel dan Johnny het deed, doch
daarom niet minder boeiend. Voor zo
ver de songs van tegenwoordig dan
boeiend kunnen zijn!
Caterina Valente is ook van de partij.
Met „Tschau tschau Bambina", dat er
met „schwung" uitkomt, en met „Liebe
kommt und Liebe geht". het genre lief
desliedjes. dat Caterina wel is toe te
vertrouwen. Ook bij deze opnamen is er
weer een befaamd Duits dans- en show-
orkest aan te pas gekomen, namelijk het
orkest van Werner Müller.
Jazzmuziek
Afdeling Jazzmuziek. In het min of
meer populaire genre kan men terecht
bij Artone, welke maatschappij via het
45 toerenplaatje EPV 5068 de aandacht
vraagt voor de jazzvokaliste Ella Fitz
gerald in een aantal werkjes van de
„duke". namelijk: Mood indigo, Soli
tude, Sophisticated lady en Just squeeze
me. Voor de muzikale, c.q. de instru
mentale inspiratie en omlijsting zorgen
o.a. de pianist Paul Smith, de tenor
saxofonist Ben Webster, de bassist Ray
Brown, de gitarist Barney Kessel en
niet te vergeten de violist Stuff Smith,
die zijn instrument vaak met zin voor
aparte geluiden en fijngevoelde con
trastwerkingen naar de stem, maar
vooral de intonaties van Ella zet. Po
pulair mag men ook het repertoire noe
men op het 45 toeren Verveplaatje 20050,
dat voor eKening komt van Louis Arm
strong en zijn Stars.
"T°P hat", het eerste
nummer, komt niet
ver boven het niveau
- Jvan een show-song uit;
het andere werkje, dat
..East of the sun" tot
K-y ""Lr titel draagt, klinkt wat
meer doordacht. Het
Ij trompetspel van Louis,
Q dat in beide nummers
prevaleert, wordt in
„East of the sun" door vioolklanken
omlijst Armstrong toont zich dit keer
weer eens een meester in de beheersing.
Onverwachte rustpauzen in zijn spel ge
tuigen van een allure, welke zich los
weet te maken van de in de jazz vaak
ontmoete publieke zucht naar de sen
satie van lawaai.
Plaatjes die ons als echter „jazzy"
hebben aangesproken, zijn in de sector
Dixieland het 45 toenrenplaatje van Ar
tone nr. 5074 met drie blues en een
„jazzmars" in een frisse en tegelijker
tijd warme muzikale versie van het
orkest van Turk Murphy (trombone),
waarbij veel oprechte spontaneïteit is
verklankt, en het 45 toerenplaatje van
Philips nr. 422214 met opnamen van het
orkest van de D.S.C.-band tijdens het
aan het afscheid van Peter Schilperoord
gewijde concert in het Kurhaus in 1955,
waarbij met name de sterke klarinet
bezetting (Schilperoord, Morks en
Kesber) fraai spel ten beste gaf. Het
program vermeldt: Kitty's dream - The
world is waiting - Weary blues - Stem-
boat Stomp. Voor wat de moderne Jazz
betreft heeft het 45 toerenplaatje EPV
5076 ons geboeid om met name het
gevoelige en muzikaal op hoog niveau
staande samenspel tussen de speelse,
soms wat nerveuze trombonist uit de
luchtige bebobschool J. J. Johnson, en
de lyrisch gestemde, doch intussen toch
ook zeker dynamische tenorist Stan
Getz. Oscar Peterson (piano), Ray
Brown (bas). Herb Ellis (gitaar) en
Connie Kay (drums) zetten het schil
derij van moderne klanktinten in een
passende lijst.
Moderne klanktinten worden voorts
gepresenteerd door The Modern Jazz
Quartet op Verve 45 toeren, alsook op
het 45 toeren Londonplaat RE 7044. Het
kwartet speelt respectievelijk: D and E
blues' Round about midnight en Now's
the time; London: Versailles; Baden Ba
den; Between the devil and the deep
blue sea. Niet in alle nummers komt het
kwartet tot een boeiend muzikaal re
sultaat, doch daar staan prachtige im
provisaties, sfeervolle klankcombinaties
en ook constructief gezien bijzonder in
teressante en pakkende vondsten tegen
over. Wij doelen dan bijvoorbeeld op de
„aftastende" intro tussen piano en vi
brafoon bij Now's the time en de kleur
rijke versie van „Between the devil and
the deep blue sea".
Vokaal modern i- de „Jazz date withe
Chris Connor", vastgelegd in een twaalf
tal afwisselend langzame en vlugge
nummers op London 33 toeren LTZ-
K15142, waarbij Chris wordt begele'd
door hoofdzakelijk modern getinte in
strumentalisten. Juffrouw Connor heeft
een gevoelige en buigzame stem, die in
Staatssecretaris Veldkamp met zijn gezin: van l. naar r.: mevrouw VeldkampClarijs. Marie-Christine (4 jaar), staats
secretaris dr. G. Veldkamp, Marga (7 jaar), Lisette (5 laar), Hildegard (8 jaar) en Jacques (9 jaar).
La Callas op persconferentie.
In de omstandigheid van een reeds bij
na twee maanden durende kabinets
formatie is de eerste vraag, die
men een minister of staatssecretaris
stelt deze: of hij meent te zullen terug
keren. Ze weten dat nooit. Of ze moeten
een besluit nemen, zoals minister Wit
te en minister Staf deden, die zeiden:
ik stop er mee! En zelfs dan is men
er nog niet altijd zeker van. Staats
secretaris Veldkamp kan op deze vraag
dus ook geen afdoend antwoord geven.
Hjj zegt: prof. Zijlstra heeft mij van
morgen nog gezegd, dat hij zijn even
tuele opvolger ten sterkste zal aan
raden mij weer te vragen als staatsse
cretaris. Ik heb eerlijk gezegd, zo ver
trouwt hij mij toe, dat ik het prettig
zou vinden weer gevraagd te worden.
Dat is ook menselijk, zo bedenk ik.
Maar hij voegt er aan toe: of ik het
wéér doen zal, Is een andere zaak.
Ik ben nu bijna zeven jaar staats
secretaris geweest. Ik zat tijdens de
kabinetsformatie van 1952 in Oosten
rijk met de jongeren van de K.V.P.
voor een congres van de jong-Christen
democraten. Toen ik terug kwam,
kreeg ik het verzoek eens te komen
praten en toen werd ik staatssecreta
ris.
Ziet u, zegt hij, met minister Zijlstra
heb ik het altijd opperbest kunnen vin
den.
Drie jaar geleden maakten wij
de afspraak, dat ik hem bij afwezig
heid zelfs volledig zou vervangen, on
verminderd natuurlijk de verantwoor
delijkheid van de minister van Econo
mische Zaken ad interim.
Maar wat nu dat terugkeren betreft,
in de politiek is alles mogelijk. Er zijn
ministers geweest, die op een gegeven
ogenblik uit de krant moesten verne
men, dat zij niet opnieuw werden in
gehuurd. Ik zal even moeten afwach
ten, zegt hij daarom, wat de nieuwe
minister van Economische Zaken van
plan is. Nu u dit leest, weet hij het
misschien reeds.
Het is eigenlijk wel vreemd, dat de
ze man op Economische Zaken
terecht kwam. Zijn hele opleiding
en zijn wetenschappelijke werkzaam
heid daarna was gegaan in de sociale
richting. Voordat hij staatssecretaris
werd, was hij reeds wetenschappelijk
adviseur van de minister van Sociale
Zaken, mr. Joekes, voor de reorgani
satie van de Sociale verzekering.
In 1949, enkele dagen na zijn pro
motie, sprak hij voor het partijcongres
van de K.V.P. over „Sociale Zekerheid
en persoonlijke verantwoordelijkheid".
Voor de Tilburgse Academische kring
hield hij vier dagen later een betoog
over „Institutionele belegging" Hoe
wel hij zelf, evenmin trouwens als wij,
nooit iets had kunnen beleggen. Maar
dat gaat zo in het leven.
Staatssecretaris Veldkamp, die toch
pas 37 jaar oud is, al is hij dan ook al
volkomen grijs, heeft overigens al heel
wat dikke boeken over sociale aange
legenheden geschreven.
Zijn dissertatie ging over: Individualis
tische karaktertrekken in de Neder
landse sociale arbeidsverzekering.
Een bekend katholiek politiek criti
cus, nu hoogleraar, schreef toen naar
aanleiding van dat proefschrift in 1952,
dat hij het onbegrijpelijk vond, dat
iemand met zulke linkse opvattingen
staatssecretaris kon worden. Maar in
een van zijn laatste artikelen kort ge
leden schreef hij, dat het optreden van
staatssecretaris Veldkamp een succes
is geweest.
Zo iets vindt ieder mens en dus ook
staatssecretaris Veldkamp toch wel
leuk.
Maar wat schreef hij daarna nog
meer?
Met prof. Schouten: „Sociale verze
kering in de veranderde volkshuishou
ding" (1951). Daarvoor had hij al ge
schreven: „Le financement des assu-
rants sociales". (1950) Vervolgens: „In
leiding op de sociale verzekering".
(1953) Dat was een handboek. In 1956
met prof. dr. J. Ponsioen: „De men
selijke samenleving". In 1957: Groeps-
problemen in een veranderende samen
leving. In hetzelfde jaar: „Sociale poli
tiek en economische orde" met een
voorwoord van prof. Zijlstra.
Ik bedoel maar: dat is nogal wat vour
een man van nauwelijks zevenender
tig jaar, die in zijn vrije avonduren
zijn universitaire studie maakte. Want
zo was het toch.
Ik heb hem eens laten vertellen over
zijn jeugd en dat is heus een strug
gle for life geweest.
Hij werd geboren in Breda op 27 juni
1921. Hij zegt: ik schijn daar samen
op de kleuterschool te zijn geweest met
het meisje, dat nu mijn vrouw is: Ma-
rietje Clarijs. Toen ik zeven jaar was,
zijn wij verhuisd naar 's Heerenberg,
maar daarna zijn mijn ouders in de
moeilijke crisisjaren na 1930 weer te
ruggegaan naar Breda.
De vader van dr. Veldkamp, was
ovenbouwer van zijn vak en hij ging
niet uit weelde terug naar Breda, maar
om voor zichzelf te beginnen, omdat
er in 's Heerenberg geen werk meer
was. Ik deed Mulo examen A, zegt
hij, in 1938, maar ik had geen zin
om naar een kantoor te gaan. Ik ging
dus maar weer verder voor Mulo B.
Daar hadden we een fantastische broe
der, broeder Stephanus, die mij enthou
siasmeerde voor natuur- en scheikunde.
Die zei: ik ga jullie opleiden voor de
H.B.S. Maar dat kostte geld aan boe
ken en ander materiaal en dat geld had
hij niet. Hij wilde ook niet de ouders
nieuwe lasten opleggen, dus schreef
hij ten behoeve van zijn leerlingen rus
tig boeken, of gedeelten van boeken
over: bijvoorbeeld over statische elec-
triciteit.
Veldkamp maakte daarna nog weer
de klassieke h.b.s. af, dat wil zeggen:
mét Latijn en dat duurde ook nog weer
drie jaar. Het eindexamen deed hij in
1941. Ik heb op die IJ.B.S. twee leraren
gehad, die mij de liefde voor het Ne
derlands en voor geschiedenis hebben
bijgebracht. Dat waren: Albering, de
latere minister zonder portefeuille aan
Economische Zaken en Verberne
„Lange Louw" die Jater prof. werd,
eerst in Tilburg en later ook in Nij
megen.
De rector van het lyceum, waar
hij de H.B.S. afmaakte, raadde hem
aan economie te gaan studeren. Dan heb
ik een baantje voor je, zei hij. Dat
baantje was: „machineschrijver op
arbeidsovereenkomst" aan de Raad van
Arbeid in Breda op een salaris van
f 48 in de maand.
De voorzitter van de Raad van Ar
beid vroeg mij, toen ik arriveerde:
„Jongeman, lokt u dit ambtelijk baan-
tje too?"
Veldkamp zegt nu: „het lokte mij he
lemaal niet toe, maar ik zei toch maar
ja, omdat ik het hebben wilde."
Toen zei de voorzitter van Raad van
Arbeid: „Nu jongeman, als u wilt
studeren, kunt u het hier wel tot adjunct
commies brengen. Ga het diploma so
ciale verzekering halen."
Het klinkt wel erg Amerikaans, maar
hij studeerde 's avonds economie en
dan 's nachts nog een paar uur sociale
verzekering. Hij zakte voor economie,
maar slaagde in 1943 voor die sociale
verzekering.
Hij ging weer door en toog naar prof.
Cobbenhagen. Die zei: „Kom 1 febru
ari 1945 maar eens je propjes doen.
Kort en goed: hij deed het, werkte
door aan de Raad van Arbeid, waar hij
gestadig en ambtelijk opklom en pro
moveerde cum laude in 1949.
Veldkamp zegt: „ik zou dit nooit heb
ben bereikt zonder de hulp van mijn
vrouw, die al mijn dictaten en boeken
typte." Toen wou hij na zijn docto
raal examen nog promoveren ook, maar
hij was pas getrouwd en toen hij met
deze plannen bij prof. van der Ven
kwam, zei deze hem: „Beste vriend,
naar goed vaderlands gebruik duurt
de wittebroodstijd zes weken, kom dus
over zes maanden nog maar eens te
rug."
Maar in november 1949 promoveerde
hij toch. Het was de eerste promotie
in Be economisch-sociologische rich
ting.
Ik heb hem ook naar zijn hobbies ge
vraagd.
Oók al weer muziek. Ik heb or
gelspelen geleerd, zegt hij, en ik ver
diende mijn studie met mijn optreden
als organist in Breda en bij de catechis
ten van mgr. Frencken. Hij was ook lid
van de gemeenteraad van Breda. Daar
zat een man in. die een eenmansfrac
tie vormde. Die zei wel eens in de
Raad: „Toen ik gisteravond in bed
lag, heb ik fractievergadering gehou
den." Hij belde mij ook wel eens op,
zegt Veldkamp, en zei dan: „Er komt
in de Raad een voorstel aan de orde,
ik geloof, dat ik daartegen moet stem
men, kun je mü ook zeggen waarom ik
er tegen moet zijn."
En dr. Claudius Prinsen, de burge
meester, zei eens tegen Veldkamp: „je
publiceert nu wel en schrijft geleerde
Advertentie
modern bestek
BAKSTEEN Zn.
Westewagenstraat 70
Van KEMPEN, BEGEER
Lijnbaan 77 VOS
H. van LOON
Meent 14
LUCARDIE
Nieuwe Binnenweg 94
technisch opzicht tot grote hoogte weet
te geraken doch niet altijd gebonden is
aan wat Chris met haar hart zou moeten
zeggen. Ze komt niet aan een sprekende
en genuanceerde voordracht toe, doch
dat is vermoedelijk ook wel te wijten
aan de over het algemeen vrij opper
vlakkige tekst van de songs.
Dansmuziek
Dansplaten komen er bij de vleet van
de persen. Welhaast zoveel platen
als er dansorkesten zijn mitsga
ders verschillen in muzikale smaak. De
een houdt van stemmige, sfeervolle en
rustige muziek, de ander is gecharmeerd
op het meer „gepeperde" genre, een der
de prefereert een „vol" orkest, nog weer
een ander een wat huiselijk-intiem en
semble van enkele instrumentalisten. En
zo maar verder. Wij hebben voor deze
week een beetje in het
wilde weg een greep ge-
daan, waarbij wat ons
betreft de keus best is
«gdF meegevallen. In ieder
j&SA geval is de Philips lang-
speler 840303 een prach-
rlJJSfmK tige Plaat- Den waardi-
föWjgp ge plaat, mag men haast
zeggen. Ze is gewijd
aan een repertoire van
quicksteps, beguines, walsen en fox
trots in een uitvoering door het van een
sterke violenbezetting voorziene ball-
room-orkest van Jan Corduwener. Cor
duwener is een man van stijl. Zijn dans
muziek heeft een eigen, charmant ca
chet. Zij klinkt opgeruimd en luchtig en
romantisch tegelijk zonder sentimenteel
te worden. En ze is daarbij en niet op
de laatste plaats uiterst verzorgd. Jan
weet zijn musici tot genuanceerd en ge
voelig spelen te bewegen. Kortom: zo'n
plaat kan heel wat jaren meegaan. Het
repertoire is gevarieerd en melodieus en
wisselt, zoals gezegd, op onderhoudende
wijze van ritmisch patroon. De dansplaat
die onder de titel „Tausend Takte Tanz-
musik" onder het label Varieton, POP
1215 (een MMS-uitgave) is verschenen
laat de van klankkleur wat krachtiger
en straffere orkesten horen van Andre
Silvano en Jo Duval. Ook hier een pro
gram van internationale populaire melo
dieën. Nog sterker dan bij de Corduwe-
ner-plaat wisselt het genre muziek. Van
een swingend bigband-nummer wordt
overgesprongen naar een ballade, die
dan weer gevolgd wordt door een vurig
rock en rollnummertje of een smeuiig
latijns-amerikaans werkje. In de orkes
ten hebben verscheidene goede solisten
zitting, die om beurten een bezielde par
tij blazen.
Tango's van Malando en „les plus bel
les valses du monde" kan men in een
vriendelijke vertolking door het orkest
van Faby Books vinden op het 45 toe
renplaatje van Artone, nummer 24007.
Piano Peter and "his rhythm tenslotte
presenteren via de 33 toeren Philipspu-
blikatie P 13097 R een zestal internatio
nale composities, die bijzonder goed „in
de markt" hebben gelegen, zoals C'est
magnifique, Lazzarella, Mi casa su casa,
Moonlight and roses en Night and Day.
De ene melodie is slow, de andere quick.
Peters pianospel is klaar en soepel en
fantasierijk. De ritmische begeleiding
(gitaar en drums) is bij deze min of
meer huiselijke pianoklanken passend
bescheiden gehouden.
Happy Birthday
Tenslotte een apart
plaatje, dat men ten
volle genieten kan,
wanneer men Engels
verstaat, doch ook
wanneer men niet zo
ver buiten de lands
grenzen spreekt in
in ieder geval in mu
zikaal opzicht be
slist wel zal weten
te waarderen. Het
gaat om het 45 toerenplaatje van Philips,
nummer 429477 BE, dat gewijd is aan de
van huis uit Deense pianist-humorist en
entertainer van de eerste orde, Victor
Borge. Borge is eer. muzikale clown van
hoog niveau. Hij is een pianist van
klasse, met name ook wanneer het gaat
om het klassieke repertoire, maar het is
intussen zijn plezier het zijne en dat
van zijn toehoorder de draak te ste->
ken met alles wat serieus is of er voor
doorgaat. Via het onderhavige plaatje,
dat het op verjaardigsfeesten goed zal
doen, laat hij horen wat klassieke com
ponisten als b.v. Mozart, Beethoven,
Brahms, Tsjaikowsky, maar ook mo
dernere kunstenaars als Kachaturian en
Gershwin mogelijk gemaakt zouden
hebben van het simpele jaardagliedje
„Happy birthday to you".Het zijn knap
pe improvisaties, raak van karakter en
sfeer en misschien juist daarom en der
halve bijzonder grappig tegelijk. Om te
laten weten ten overvloede dat hij
slechts grapjes maakt, geeft hij de com
ponisten steeds andere voornamen. Tus
sen de muzikale bedrijven door maakt
hij zo links en rechts wat opmerkingen,
die niet helemaal uit de verf komen
omdat men de mimiek van Borge erbij
mist, doch dit zijn slechts wat bijkom
stigheden, die aan het genoegen, dat men
aan dit plaatje beleven kan, nauwelijks
iets af zullen doen.
FRÉDÉRIC
boeken, maar ga liever eens met je
vro. croquetjes eten."
Maar wat zijn hobbies betreft, behal
ve orgelspel ook tuinieren. Dat doet hij
iedere zaterdag zegt hij.
Verder is hij een zwementhousiast.
Hij speelde waterpolo in „De Baronie"
te Breda. Nog na de oorlog.
En dan tenslotte ook nog koken.
Aan het eind van deze week, zegt
hij, vieren mijn schoonouders hun veer
tigjarig huwelijksfeest. Dat wordt bij
mij thuis gevierd enik kook.
We zullen nu maar hopen, dat de gas
ten niet van de kook raken. Ik weet niet
hoe hij kookt, maar hij schijnt toch wel
veel vertrouwen te hebben in zijn kook
kunst.
Al had ik het dan toch maar liever
bij de kok besteld.
En het slot van ons gesprek is dit:
Die middenstandsnota U hebt
het zelf meegemaakt in de Kamer,
zegt hij mij, is een ommekeer ge
weest in de middenstandspolitiek. Wat
ik op deze basis heb mogen doen is al
voldoende om met dankbaarheid op
deze politieke carrière terug te zien.
FRANS SCHNEIDERS