Haarlemse seminaria behoeven
dringend verbetering
Theologicum in Warmond: naargeestig
negentiende-eeuws labyrint
's Lands Kroniek
de zV/nnige
De essentie van de opvoeding is de
hulp bij de volwassenwording
CARNAVALSMOORD
'ÊiMfmStSilMSsti
WELBESTEDE FEESTGAVE VOOR BISSCHOP
Bibliotheken in nood
RAK O de ms/Mf&tüq.
Het kijken
LEVENSVORMING VAN BEDRIJFSJEUGD
Het gevaar van de „onvolwassen
volwassene
„Begeleiding" is
noodzakelijk
Katholieke werk
gevers bijeen
J
T.B.C.-gevallen in
Drunen
door
MARTIN MONS
In Luzern
Stradivarius op
Londense veiling
Klapper pistooltjes
te „echt"
VRIJDAG 5 JUNI 1959
PAGINA 3
mKÊÊÊÊKKÊÊBÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊm
te vieren diamanten
P. Huibers,
J.
Het op 15 augustus
priesterfeest van mgr.
bisschop van Haarlem, wordt zondag op
nieuw onder de aandacht van de gelovigen ge
bracht, wanneer in alle kerken van het Haarlemse
diocees een collecte wordt gehouden, waarvan de
opbrengst bestemd zal worden tot feestgave voor
de jubilerende bisschop. Mgr. dr. J. A. E. van
Dodewaard heeft de collecte laatste zondag aange
kondigd'* en aanbevolen in een brief, waarin hij
vooreêrst om het gebed van de diocesanen ver
zocht ter vermeerdering van het aantal priester
roepingen en vervolgens van ieder een financiële
bijdrage vroeg voor het geschenk, waarmee mgr.
Huibers de inrichting-outillage van zijn semina
ries op peil wil laten brengen. Daarnaast, zo is ons
medegedeeld, heeft zich een comité van leken
gevormd, dat geld wil inzamelen voor hetzelfde
doel. Men meent dat op die manier een van de
grootste wensen van mgr. Huibers in vervulling
kan gaan.
i^Enkhuizen
In de ban van de meermin Botenhal voor
's werelds mooisten Lage Zuiderzee in
Rustkuur voor 15 kinderen;
5 in sanatorium
Geen audiëntie
De lampetkan in de studentenkamer is op het Theologicum
te Warmond het symbool geworden van een primitieve
behuizing, die met studentikoze improvisatie zoveel mogelijk
binnen de sfeer der gezelligheid wordt getrokken.
Niet alleen op invitatie maar ook uit
nieuwsgierigheid hebben wij een de
zer dagen een bezoek gebracht aan het
Theologicum en het Philosophicum te
Warmond, twee instituten, die ook ten
dienste staan van het bisdom Rotter
dam, en aan het klein-seminarie „Hage-
veld" te Heemstede, waarvan het Rot
terdamse nog enige jaren zal profite
ren. Die nieuwsgierigheid heeft tot de
verrassende, zeg maar verbijsterende,
ontdekking geleid, dat men zeker
wat het Theologicum betreft in ma
teriële zin bijna moet spreken van een
onderontwikkeld gebied". Dickens zou
bij een rondwandeling door het gebouw
dankbare stof hebben opgedaan voor
een barre gestichtsgeschiedenis, ware
het niet, dat de „gestichtskinderen",
in casu de theologanten, met studenti
koos optimisme en vindingrijke impro
visatie nog wat kleur en niet al
leen zwart aan hun internaat geven.
Het Theologicum met het direct daar
naast gelegen Philosophicum ligt weg
geborgen in een boomrijke omgeving
een isolement dat overigens geen open
heid naar buiten uitsluit. De veelvuldige
contacten met „buiten" duiden daarop
genoegzaam. Maar wie de vorstelijke
oprijlaan is opgewandeld en geconfron
teerd wordt met de gevel van het door
Margry rond 1820 ontworpen gebouw, zal
nog niet willen geloven, dat daarachter
een nogal triest stemmend complex
schuil gaat van kamertjes, zalen, gan
gen, opstapjes en trappen, een curieus
negentiende-eeuws labyrint, waaruit
een leek evenmin wijs kan als uit de
bogere theologie. Het is er ronduit
naargeestig. Het hoog oplopende, met
echte schoolbanken bemeubelde groot
auditorium bijvoorbeeld, waar de ge
meenschappelijke colleges worden ge
geven, verdient die academische naam
niet. De prof op zijn archaïsche kathe
der mag zich dan geflankeerd weten
door Sint Thomas en Sint Alfonsus, de
studenten op de achterste banken kun
nen hem moeilijk verstaan en moeten
het vooral hebben van de influisterin
gen van de vier oude kerkvaders, die
vanaf de muren op de zwarte stu
denten-ruggen neerzien.
Geen herenleven
Ruimte is er genoeg in het Theolo
gicum. Vooral veel verloren ruimte.
Grote zalen. Eén ervan wordt gebruikt
voor de conversatie; ze geeft de indruk
van een burger-cafézaal voor bruiloften
en partijen. De kamertjes der theolo
ganten dragen ieder natuurlijk de sfeer
van hun bewoners, maar stromend wa
ter ontbreekt. Er zijn een paar centra
le wasgelegenheden, voor het overige
moet iedereen zich behelpen met lam
petkan of plastic-emmer. Denk nu niet,
dat bij deze lamentabele toestand de
sfeer in het Theologicum verzuurd is.
In de klachten van de studenten over
hun tehuis klinkt een verkwikkende zin
voor betrekkelijkheid door naast de
nodige zelfspot.
De traditie van ruim honderdvijftig
jaren heeft nu een bepaalde sfeer ge
schapen, die een bijkans onverwoest
baar stempel gedrukt heeft op het ge
bouw. En dat heeft ook zijn positieve
kant. De theologanten leiden geen he
renleven, en willen dat ook niet lei-
Eenmaal per jaar beleeft Enkhuizen
de dag van de lichtgroene meermin.
Dan rukt uit alle delen des lands man
volk op naar de oude harmgstad, om
zittend aan haar reuzenvin te luiste
ren naar de jaarlijkse wederwaardig
heden van haar bekoorlijke woning:
het Zuiderzeemuseum. Dit is voor drs.
G. R. Kruissink, de man die haar het
meest na aan het hart ligt, de gele
genheid om voor een keer zijn trots
en zorgen te delen met hen, die be
horen tot de Orde van de Meermin.
Deze trots slaat dan op de aanwinsten,
waarvan hij als museumdirecteur ge
wag kan maken en de zorgen hebben
betrekking op zijn „troetelkinderen" in
de Oosterhaven: de Zuiderzeeschepen
van allerlei pluimage, zonder twijfel
de mooiste vloot ter wereld.
Het wel en wee van het Zuiderzee
museum, had dit keer iets weemoedigs
omdat tussen de toehoorders één stoel
onbezet bleef, de stoel van hem die
zo veel voor het Zuiderzeemuseum be
tekende, de onlangs overleden schrij
ver-journalist Fred Thomas. Drs.
Kruissink herdacht Fred Thomas als
de beschrijver van het wijkend water,
die maar niet aan de naam IJsselmeer
kon wennen.
Voor de „Hilda", de honderdzestien
jaar oude Boeier en haar veertien even
eens hoogbejaarde zusters, staat een
belangrijk plan op stapel. Als drs.
Kruissink zijn zin krijgt, komt er_ op
de Enkhulzer Kade een omvangrijke
botenhal, waarin de „oudjes" met heel
wat minder zorg dan nu, beter be-
stand zullen zijn tegen de knaagtand
des tijds. Enkele schepen hebben net
een grondige restauratie op de werf van
Broekerhaven achter de rug. Vooral
aan de Staverse jol is veel aandacht be.
steec en dank zij nieuwe „krommers"
zwelt de glimmende buik als in haar
jonge jaren. Tussen het Bolletje van
Vollenhove, de stoere Hektjalk, de rui
ge Bom, de slanke Lemsteraak en de
„Hilda", die in juli paradevaart in het
Marsdiep ter ere van de jubilerende
Marine Jachtclub, pronkt zij als nooit
te voren.
Mariap van Urk kan tevreden zijn.
De ijsvlet van het eiland, die eens
voor de verbinding met de vaste wal
zorgde en waarvoor zij in haar dicht
bundel Urker Ambacht en Bedrijven
een warm pleidooi hield, is geheel op
geknapt en ligt volgetuigd op de binnen
plaats van het museum. Straks vindt
de vlet wellicht een plaatsje in de gro
te ruimte, die door het vertrek van
de museumtaverne vrijkomt. De taver
ne, die de naam „In de meermin
krijgt, verhuist naar de Wierdijk, waar
een nieuw gebouw wordt opgetrokken.
In de loop van het volgend jaar bezit
Enkhuizen weer, wat het smds de ver
dwijning van de stadsherberg moest
missen; zijn front-loge Zuiderzee, Van
uit de taverne zal men vrij kunnen uit
zien over het Krabbersgat met _zun
rode en zwarte boeien, kunnen luiste
ren naar de klaagzang van de belboei,
het ongedurige geklots van het water
en de onvermoeid wentelende speel-
trommel in accoorden en klanken van
de „Drommedaris".
den. Zjj helpen bij de afwas in de keu
ken en poetsen hun eigen schoenen.
Maar, zoals de praeses, mgr. H. J. van
Deursen, het eens uitdrukte, er is be
hoefte aan elementaire huiselijkheid. De
patronaatsstoelen, die het grootste aan
deel leveren in het meubilair, zijn uit
de tijd. Zij vragen geen vervanging door
clubfauteuils, maar tussen het „sa
lonameublement" en naargeestige, on
gemakkelijke houten stoelen liggen nog
vele mogelijkheden, waarbij kan wor
den voldaan aan de eisen van sober
heid en goede smaak.
Waarom is er de laatste jaren zo wei
nig aan het interieur van het Theolo
gicum gedaan? Er was en is geen geld,
zegt de praeses. De werkelijke kosten
voor een student van het groot-semina
rie bedragen per jaar ongeveer 1500.
Per student wordt gemiddeld ontvangen
600, zodat er ieder jaar per student
900 bijgelegd moet worden. Men
leeft dus in een voortdurende beste
dingsbeperking, die helaas ook haar
uitlopers vindt in de culturele en voor
wat de bibliotheek betreft ook in de we
tenschappelijke sector. De bibliotheek
van Warmond, gehuisvest in een met
houten stellingen toegeruste soort
schuilkerk, compleet met gaanderijen,
is bijzonder waardevol. De middelen
ontbreken echter om het bezit op peil
te houden. Er moeten voorts gelden be
schikbaar zijn voor sprekers, concerten,
films enzovoort. Voor de sportbeoefening
moeten bruikbare terreinen aanwezig
zijn en een behoorlijke outillage. Hoge,
sombere zalen met bladderende pla
fonds dienen te worden verkaveld tot
kleinere ruimten, aangepast aan een
nieuw gevoel voor ruimtelijkheid en hui
selijkheid. Het dagelijkse levensmilieu
moet aan zodanige estetische eisen vol
doen dat het stijlgevoel van de studenten
wordt ontwikkeld. Dat alles brengt gro
te kosten met zich mee.
Rijkssubsidie heeft het Theologicum
niet, evenmin als het Philosophicum,
zodat andere hulp van buitenaf no
dig is, wil het seminarie in staat zijn
de studenten te blijven geven wat
zij voor hun vorming nodig hebben.
De bijdragen van de gelovigen, die
iedere zondag offeren voor het „stu
diefonds", zijn sinds de oorlog lang
niet meer toereikend. De feestgave
voor de bisschop zal dus welbesteed
worden.
Philosophicum en Hageveld
Het Philosophicum, dat nog geen der
tig jaar bestaat, heeft minder te kla
gen over zijn interieur. Maar ook daar
ontbreken de middelen om de sfeer
volkomen aan deze tijd aan te pas
sen. De directeur, prof. A. J. van Oos-
terom, streeft evenzeer naar een man
nelijke huiselijkheid en ook hij zou met
name meer geld willen hebben om de
bibliotheek zoveel mogelijk bij te doen
zijn. In dezelfde geest liet dr. C. J.
Henning, de regent van het klein-se
minarie te Heemstede, zich uit. Hij
verkeert in wat gelukkiger omstandig
heden. Zijn seminarie heeft een soliede
bouw, maar men zit met erfenis van
vroeger jaren, toen men de stelling hul
digde: hoe groter zalen, hoe mooier
het is. Een herinrichting van de studen
tenvleugels is een van de belangrijk
ste wensen. En: graag aanvulling van
de bibliotheek.
(Het is niet uitgesloten, dat andere
belangstellenden, met name in het
bisdom Rotterdam, dat uiteraard bui
ten de officiële actie blijft, deel wil
len nemen aan het feestgeschenk. Hun
kan het privé-gironummer van de bis
schop 656700 dienstig zijn, met de ver
melding „feestgave".)
Advertentie
Het hoge, onpractische, met antieke schoolbanken volgestouwde groot-auditorium
van het Theologicum in Warmond.
Dezer dagen een voetbal
wedstrijd over de televisie
gezien. Met name die tus
sen Real Madrid en Stade
Reims. Een enerverend ge
beuren, kan ik u verzeke
ren. Nooit zal ik vertrouwd
raken met het vreemde
"eit, dat, wanneer helemaal
in Stuttgart een heer tegen een bal
trapt, ik het tegelijkertijd in mijn
huiskamer kan waarnemen. Daar zit
iets pijnlijk-indiscreets in, vind ik. Ik
schaamde mij dan ook enigszins dat
ik hem gewoon, een sigaretje rokend
in mijn luie stoel, zat gade te slaan.
Toen ik een van mijn vrienden deel
genoot maakte van deze, mijn bekom
mernis, zei hij:
„Kijk dan niet."
En daar had hij natuurlijk gelijk in.
Ik had niet hoeven te kijken; ik had
gewoon de knop kunnen omdraaien.
Maar toen ik hem vroeg: „En jij dan,
heb jij niet gekeken?", antwoordde
hij: „Jawel, maar ik heb vroeger dan
ook zelf gevoetbald."
Bij een routine-onderzoek op de lage
re scholen te Drunen, is een aantal ge
vallen van t.b.c.-besmetting aan het
licht gekomen. Aan een vijftiental kin
deren is een rustkuur voorgeschreven,
terwijl vijf kinderen reeds in een sana
torium zjjn opgenomen.
Dr. W. Wijk van het medisch cen
trum in Waalwijk, die de leiding heeft
van het onderzoek, spreekt van enkele
ernstige infecties, die reden geven tot
grotere waakzaamheid. In de meeste
gevallen is de infectie beperkt tot de
luchtwegen. Onder leiding van dr. Wijk
speurt men thans in Drunen ijverig
naar de haard van besmetting. Men
overweegt een algemeen röntgenolo-
gisch onderzoek. Op korte termijn zul
len in de Langstraat voorlichtingsavon
den over de t.b.c.-bestrijding worden
gehouden.
Mgr. M. A. Jansen, bisschop van Rot
terdam, zal woensdag geen audiëntie
verlenen.
(Van onze Haagse redacteur)
„De jeugd, die opgroeit in het be
drijfsleven, moet een begeleiding krij
gen bij de vorming van haar toekomst
beeld. Het woord „begeleiding" geeft
aan, dat het accent bij de jeugdige zelf
moet liggen. Slaagt men er niet in het
perspectief bij de jeugdigen te verrui
men, dan staan wü straks voor de keu
ze, dat men ofwel de betrokkenen het
kiesrecht moet ontnemen ofwel, dat
men moet accepteren, dat vele zaken,
die wij nu waardevol achten, zullen ver
dwijnen omdat de grote meerderheid
van de bevolking er geen oog meer voor
heeft". Aldus werd gesteld door dr.
J. J. A. Vollebergh, directeur van het
gemeenschappelijk instituut voor toe
gepaste psychologie in een inleiding op
de donderdag te Den Haag gehouden
algemene vergadering van de Neder
landse vereniging voor bedrijfspsycho
logie.
Dr. Vollebergh, die het onderwerp
„Levensvorming van de jeugd in de
bedrijven" behandelde, zei, dat men in
de bedrijven vaak tevreden schijnt te
zijn als er zich ten opzichte van de jeug
dige werknemers geen aanwijsbare ne
gatieve invloeden voordoen. Zolang er
niemand is, die de jeugdige verkeerde
dingen leert, hem onwaarheden voor
houdt en tot immorele handelingen ver
leidt, is men geneigd de zaken in or
de te achten. Het is alsof men denkt,
dat de opvoeding een volautomatisch
proces is, waarbij een goed resultaat
gegarandeerd is als er geen negatieve
invloeden werken. In feite echter is de
essentie van de opvoeding de hulp bij
de voiwassenwording.
Het zich ontwikkelende kind zoekt
een levenshouding. De opgroeiende
jeugd vraagt niet om moraliserende
richtlijnen. Veel belangrijker zijn de on-1 deRjk. Mensen, die niet de gelegenheid
uitgesproken en onbedoelde aanwijzin
gen, die de ouderen geven door hun
leefwijze, meningen en gedrag. Men
kan er niet op rekenen, dat men met
zijn woorden de invloed van zijn daden
zal kunnen nivelleren. Veelal wordt de
invloed van een bedrijf °P zün werk
nemers beoordeeld naar de aard van
het werk, dat in het bedrijf wordt ver
richt. De kritiek op de invloed van mo
notone arbeid is dikwijls niet mals. Be
langrijker is echter de sfeer van het
bedrijf in het algemeen.
Het bedrijf legt de werknemers be
paalde gedragsnormen op. De inhoud
van die normen is soms niet voldoen
de doorzichtig meer voor hen, die de
dagelijkse gang van zaken normaal
zijn gaan vinden. De contacten in het
bedrijf worden zakelijk gehouden; de
werknemers kunnen niet hun eigen in
vallen volgen: men dient zich te hou
den aan de opdracht. De leiding van
het bedrijf richt zich primair naar de
organisatie en eerst secundair naar
de personen. Men beoordeelt de feiten
en niet de intenties. Wanneer een kind
dat thuis wil meehelpen, bij de afwas
een bord breekt, dan kan dit verdra
gen worden. In een bedrijf wordt der
gelijke ijver niet gewaardeerd.
De situatie is dus, dat de volwas
senen hun levensstijl in het bedrijf
niet veranderen terwille van de jeug
digen. Het bedrijfsleven heeft een ac
cent van zakelijkheid en volwassen
heid, dat ver af ligt van de wereld
van de jeugdige. Men kan wel stel
len, dat de kloof tussen het onderwijs
en het bedrijf geringer moet worden,
maar een technische school is nu een
maal geen fabriek. Het werk geeft
doorgaans te weinig gelegenheid tot
expressie van hetgeen er leeft in de
jeugdige.
De gevaarlijke situatie kan ontstaan,
aldus dr. Vollebergh, dat een groot aan
tal mensen niet optimaal uitgroeien.
Men krügt dan de „onvolwassen vol
wassenen", die gemakkelijk op sleep
touw kunnen worden genomen. Het
Hjkt misschien gemakkelijk om te ma
ken te hebben met onvolgroeide men
sen, maar de gevaren hiervan zijn dui-
Glorie van de Zuiderzee.
54
„Het raadsel vanDat klinkt als een detective
verhaal," denkt Perquin. „Een van die verhalen,
waarin de politie altijd de domme rol speelt. Nu,
ze konden het wel eens bij het rechte eind hebben
voor zover deze speciale inspecteur van de recher
che betreft. Es kijken":
„Betreffende de Chevrolet coupé, die verlaten on
der Merxem werd gevonden, kunnen we nu het vol
gende meedelen. De wagen, die in het struweel van
een weinig gebruikte landweg werd gevonden in de
late namiddag van woensdag 23 februari blijkt het
eigendom van een garagehouder in Namen, die hem
einde januari voor drie maanden verhuurde aan een
persoon, die zich Donald Abercrombie noemde, een
Amerikaans antiquair, naar Europa gekomen met
het oog op de inkoop van antieke meubelen, tin en
porselein hier te lande. De heer Abercrombie droeg
met het oog op zijn inkopen steeds grote sommen
geld bij zich. Gisteren meldde zich bij de politie ech
ter een garagehouder uit Esschen, die de wagen her
kende als het eigendom van een zekere monsieur
Durand, die de wagen sinds 24 januari stalde in zijn
garage. Hij zag de wagen daar voor het laatst op
dinsdag 22 februari in de namiddag. Toen hij de
volgende morgen niet meer aanwezig was veronder
stelde de garagehouder dat Durand, die een sleutel
van de garage had, hem had gehaald. Door ver
schillende krantenberichten opmerkzaam gemaakt,
had hij zich naar Merxem begeven, waar hij de wa
gen positief herkende als die van de heer Durand. Het
nummerbord van de gevonden wagen zowel als de
nummers van motor en chassis kloppen zowel met
de aan de heer Abercrombie verhuurde als met de
in Esschen gestalde wagen.
Het signalement van de heer Abercrombie luidt:
klein met donker haar, snor en puntbaard, ogen
lichtgrijs. Dat van Durand: Kleine gestalte, rossig
hoofdhaar en zware snor van dezelfde kleur, ogen
grijs.
De politie verzoekt ieder, die
Perquin gooit de krant neer en springt overeind.
Zonder meer aan de bestelde lunch te denken stormt
hij, tot stomme verbazing van de kellner, die hem
met open mond nastaart, het restaurant uit. Binnen
vijf minuten is hij in de garage waar hij zijn Che-
vroletje heeft gestald, bezig de wagen te starten. Geen
tien minuten later stopt hij met gierend lawaai van
remmen voor het hoofdbureau van politie. Als hij er
na een goed halfuur weer uit opduikt, zet hij koers
naar het Zuiden.
HOOFDSTUK XXIII
Antwerpen, Lier, Mechelen, Brussel, Gembloux, het
Chevroletje jakkert gehoorzaam verder. Eindelijk Na
men. Pieter Perquin is zo stijf als een plank, hij
heeft een gevoel als waren zün handen vastgegroeid
aan het stuur. Even overweegt hy of hij eerst wat
zal gaan eten, maar de onrust drijft hem voort.
„De garage van Maréchal?"
De man begint een radde uitleg: „Derde straal
links, Grande Place oversteken en danF.
Maréchal Garage, Ford Service. Iets terzijde een
groot bord, waarop wordt verteld, dat de Garage
Maréchal wagens verhuurt met en zonder chauffeur
Monsieur Maréchal is een kleine man met scherpe,
wantrouwende oogjes, die een beetje te dicht bii
elkaar staan aan weerszijden van een forse gebo
gen neus. Die neus met die ronde rusteloze zwarte
oogjes geven hem iets van een papegaai. Hij vraagt
op een ietwat gebelgde toon of het nu alweer over
die auto gaat. Hij heeft de politie alles gezegd wat
hij van de zaak wist, het heeft hem nog een aardig
verlies aan tijd en geld gekost, dat Antwerpse reisje.
Wat hem betreft kunnen ze de zaak wel laten rus
ten. Willen ze hem zijn wagen teruggeven, 'goed,
willen ze het niet, dan is het hem ook best. Die
gekke Amerikaan heeft de volle kostprijs van een
nieuwe wagen als waarborgsom gestort. Hij kan er
dus nooit slechter op worden. Maar die voortduren
de telefoontjes en al die ondervragingenZijn tijd
is ook geld, dat schijnen die heren van de politie
maar niet te kunnen begrijpen. Zou mijnheer ter zake
willen komen?
Het ligt Pieter Perquin op de lippen monsieur Ma
réchal te antwoorden, dat het niet zijn, Pieter Per-
quins schuld is, dat hij nog niet ter zake is geko
men, dat hij integendeel niets liever wil en het laat
ste kwartier gewild heeft, als monsieur Maréchal
hem de kans maar had gegeven. Maar hij beheerst
zich en haalt met zijn vriendelijkste glimlach een fo
to van de heer Jansen van Hilgersbeek te voorschijn.
Doet de heer op dit portret monsieur Maréchal ook
aan iemand denken? vraagt hij vol spanning.
Monsieur Maréchal haalt minachtend zijn grote
neus op en verklaart dat hij niet weet aan wie die
heer hem zou moeten doen denken.
„O", zegt Pieter Perquin, en monsieur Maréchal
gaat niet geheel zonder leedvermaak verder, dat als
monsieur Perquin misschien had gedacht, dat de be
doelde heer monsieur Maréchal aan monsieur Aber
crombie zou doen denken, hij er lelijk naast was. Mon
sieur Abercrombie had een weelderige snor en
baard. Monsieur Maréchal wordt even nadenkend als
hij er aan toevoegt, dat hij vroeger altijd had gedacht
dat de Amerikanen allemaal glad geschoren waren.
Maar als monsieur Maréchal nu die snor en baard
eens even wegdenkt?
Maar de garagehouder verklaart beslist, dat de
snor en baard van monsieur Abercrombie niet van
ie soort waren, die men wegdenken kan. Monsieur
Abercrombie was om het zo eens uit te drukken een
ïanhangsel van zijn snor en baard.
Inspecteur Perquin doet nog een paar vruchteloze
pogingen en geeft het dan in arren moede op. Mon
sieur Abercrombie had een geweldige snor en baard,
de monsieur op het portret heeft geen haartje op zijn
gezicht, daarmee is voor de garagehouder de kous af,
'.e kunnen onmogelijk een en.dezelfde persoon zijn.
Het is een teleurgestelde Pieter Perquin, die in de
lege eetzaal van een Namens hotel zijn eenzaam
avondmaal naar binnen werkt en van pure verveling
de uren tot slapenstijd doodt in een cinema.
(Wordt vervolgd)
hebben gehad zich met hart en ziel er
gens voor in te zetten, komen niet tot
een belangeloze overgave. Een emo
tionele onbevredigdheid leidt er toe.
dat men gaat zoeken naar een bevre-
diging-hoe-dan-ook.
Voor de jeugdige werknemers biedt
de bedrijfssituatie veelal te weinig mo
gelijkheden om ambitie en doorzettings
vermogen te ontplooien; de jeugdige
heeft niets, waarvoor hij warm loopt.
Vele leraren van het nijverheidsonder
wijs klagen er over, dat hun beste leer
lingen zich in het bedrijf onbevredigd
tonen. Er zijn zeker ook positieve fac
toren in het bedrijfsleven aan te wijzen,
maar het gevaar is aanwijsbaar, dat
de jeugd overstapt van het ene gareel
in het andere. De bedrijfsjeugd ver
keert in de moeilijke situatie, dat zij
dikwijls door haar vroegtijdige kennis
making met de maatschappij van de
volwassenen gedwongen wordt zich een
toekomstbeeld te ontwerpen vóór zij
daartoe rijp is. Dit toekomstbeeld
wordt dan een schabloon. Vandaar de
noodzaak van een „begeleiding". De
jeugdige werknemers moeten in de ja
ren van veertien tot achttien jaar, die
voor de ontwikkeling van de persoon
lijkheid zo belangrijk zijn, met meer
waarden in aanraking komen dan die,
welke in het bedrijf op de voorgrond
treden.
Na deze inleiding van dr. Vollebergh
volgde een levendige forumdiscussie,
waarbij met name de verantwoordelijk
heid van de bedrijven ten opzichte van
de levensvorming van de jeugdige
werknemers van verschillende zijden
werd belicht.
Gisteren is te Luzem, aldus meldt het
K.N.P., in tegenwoordigheid van de
aartsbisschop van Genua, kardinaal Siri,
en van de bisschop van Basel en Luga
no. mgr. F. von Streng, het congres van
de Internationale Unie van Katholieke
Werkgeversverenigingen, Unipac, ge
opend.
Aan dit congres nemen 400 werkgevers
uit 17 Europese landen deel. Uit Neder
land zijn 21 leden aanwezig, onder wie
de voorzitter van de Katholieke Werk
geversvereniging mr. F. van Thiel, de
heren T. H. Terwindt, drs. Bartel, dr.
H. Linnebank en A. Veenhuizen, de
geestelijk adviseur rector dr. F. Holthui-
zen en prof. dr. A. H. Albregts.
Het congres is gewijd aan het vraag
stuk van de sociale vrede en de verant
woordelijkheid van de werkgevers.
Een Stradivarius, die eens het be
zit was van de Franse 19e-eeuwse vio
list Charles Dancla, komt op 23 juni te
Londen bij Christie's in veiling.
De viool, die bekend staat als de
„Dancla", werd door Antonio Stradi
varius in 1703 gemaakt. Dancla had
haar meer dan twintig jaar in zijn be
zit. De laatste keer dat de viool ver
kocht werd, bracht zjj ongeveer 50.000
gulden op.
De rechter zal te zijner tijd moeten
uitmaken of het voorhanden hebben
van een bepaald soort klapperpistooltje,
dat een Almelose firma importeert, al
of niet een overtreding vormt van de
vuurwapenwet 1919. Zowel in Almelo,
Den Bosch als in Leeuwarden heeft de
politie dergelijke pistolen in beslag ge
nomen. De uiterlijke overeenkomst tus
sen deze onschuldige knalpistolen en
een echte parabellum acht men bijzon
der groot. In handen van ongunstige ele
menten zouden ze een goed middel
voor bedreiging kunnen vormen, zo
meent de politie. Het betreft hier een
principiële zaak. Procesverbaal is op
gemaakt, in Almelo tegen de importeur,
in Den Bosch en Leeuwarden tegen
winkeliers, die de pistooltjes in voor
raad hadden. De rechters in deze plaat
sen zullen hierover eerlang een uit
spraak doen.