Haarlemse seminaria behoeven dringend verbetering Theologicum in Warmond: naargeestig negentiende-eeuws labyrint 's Lands Kroniek de zV/nnige De essentie van de opvoeding is de hulp bij de volwassenwording CARNAVALSMOORD 'ÊiMfmStSilMSsti WELBESTEDE FEESTGAVE VOOR BISSCHOP Bibliotheken in nood RAK O de ms/Mf&tüq. Het kijken LEVENSVORMING VAN BEDRIJFSJEUGD Het gevaar van de „onvolwassen volwassene „Begeleiding" is noodzakelijk Katholieke werk gevers bijeen J T.B.C.-gevallen in Drunen door MARTIN MONS In Luzern Stradivarius op Londense veiling Klapper pistooltjes te „echt" VRIJDAG 5 JUNI 1959 PAGINA 3 mKÊÊÊÊKKÊÊBÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊm te vieren diamanten P. Huibers, J. Het op 15 augustus priesterfeest van mgr. bisschop van Haarlem, wordt zondag op nieuw onder de aandacht van de gelovigen ge bracht, wanneer in alle kerken van het Haarlemse diocees een collecte wordt gehouden, waarvan de opbrengst bestemd zal worden tot feestgave voor de jubilerende bisschop. Mgr. dr. J. A. E. van Dodewaard heeft de collecte laatste zondag aange kondigd'* en aanbevolen in een brief, waarin hij vooreêrst om het gebed van de diocesanen ver zocht ter vermeerdering van het aantal priester roepingen en vervolgens van ieder een financiële bijdrage vroeg voor het geschenk, waarmee mgr. Huibers de inrichting-outillage van zijn semina ries op peil wil laten brengen. Daarnaast, zo is ons medegedeeld, heeft zich een comité van leken gevormd, dat geld wil inzamelen voor hetzelfde doel. Men meent dat op die manier een van de grootste wensen van mgr. Huibers in vervulling kan gaan. i^Enkhuizen In de ban van de meermin Botenhal voor 's werelds mooisten Lage Zuiderzee in Rustkuur voor 15 kinderen; 5 in sanatorium Geen audiëntie De lampetkan in de studentenkamer is op het Theologicum te Warmond het symbool geworden van een primitieve behuizing, die met studentikoze improvisatie zoveel mogelijk binnen de sfeer der gezelligheid wordt getrokken. Niet alleen op invitatie maar ook uit nieuwsgierigheid hebben wij een de zer dagen een bezoek gebracht aan het Theologicum en het Philosophicum te Warmond, twee instituten, die ook ten dienste staan van het bisdom Rotter dam, en aan het klein-seminarie „Hage- veld" te Heemstede, waarvan het Rot terdamse nog enige jaren zal profite ren. Die nieuwsgierigheid heeft tot de verrassende, zeg maar verbijsterende, ontdekking geleid, dat men zeker wat het Theologicum betreft in ma teriële zin bijna moet spreken van een onderontwikkeld gebied". Dickens zou bij een rondwandeling door het gebouw dankbare stof hebben opgedaan voor een barre gestichtsgeschiedenis, ware het niet, dat de „gestichtskinderen", in casu de theologanten, met studenti koos optimisme en vindingrijke impro visatie nog wat kleur en niet al leen zwart aan hun internaat geven. Het Theologicum met het direct daar naast gelegen Philosophicum ligt weg geborgen in een boomrijke omgeving een isolement dat overigens geen open heid naar buiten uitsluit. De veelvuldige contacten met „buiten" duiden daarop genoegzaam. Maar wie de vorstelijke oprijlaan is opgewandeld en geconfron teerd wordt met de gevel van het door Margry rond 1820 ontworpen gebouw, zal nog niet willen geloven, dat daarachter een nogal triest stemmend complex schuil gaat van kamertjes, zalen, gan gen, opstapjes en trappen, een curieus negentiende-eeuws labyrint, waaruit een leek evenmin wijs kan als uit de bogere theologie. Het is er ronduit naargeestig. Het hoog oplopende, met echte schoolbanken bemeubelde groot auditorium bijvoorbeeld, waar de ge meenschappelijke colleges worden ge geven, verdient die academische naam niet. De prof op zijn archaïsche kathe der mag zich dan geflankeerd weten door Sint Thomas en Sint Alfonsus, de studenten op de achterste banken kun nen hem moeilijk verstaan en moeten het vooral hebben van de influisterin gen van de vier oude kerkvaders, die vanaf de muren op de zwarte stu denten-ruggen neerzien. Geen herenleven Ruimte is er genoeg in het Theolo gicum. Vooral veel verloren ruimte. Grote zalen. Eén ervan wordt gebruikt voor de conversatie; ze geeft de indruk van een burger-cafézaal voor bruiloften en partijen. De kamertjes der theolo ganten dragen ieder natuurlijk de sfeer van hun bewoners, maar stromend wa ter ontbreekt. Er zijn een paar centra le wasgelegenheden, voor het overige moet iedereen zich behelpen met lam petkan of plastic-emmer. Denk nu niet, dat bij deze lamentabele toestand de sfeer in het Theologicum verzuurd is. In de klachten van de studenten over hun tehuis klinkt een verkwikkende zin voor betrekkelijkheid door naast de nodige zelfspot. De traditie van ruim honderdvijftig jaren heeft nu een bepaalde sfeer ge schapen, die een bijkans onverwoest baar stempel gedrukt heeft op het ge bouw. En dat heeft ook zijn positieve kant. De theologanten leiden geen he renleven, en willen dat ook niet lei- Eenmaal per jaar beleeft Enkhuizen de dag van de lichtgroene meermin. Dan rukt uit alle delen des lands man volk op naar de oude harmgstad, om zittend aan haar reuzenvin te luiste ren naar de jaarlijkse wederwaardig heden van haar bekoorlijke woning: het Zuiderzeemuseum. Dit is voor drs. G. R. Kruissink, de man die haar het meest na aan het hart ligt, de gele genheid om voor een keer zijn trots en zorgen te delen met hen, die be horen tot de Orde van de Meermin. Deze trots slaat dan op de aanwinsten, waarvan hij als museumdirecteur ge wag kan maken en de zorgen hebben betrekking op zijn „troetelkinderen" in de Oosterhaven: de Zuiderzeeschepen van allerlei pluimage, zonder twijfel de mooiste vloot ter wereld. Het wel en wee van het Zuiderzee museum, had dit keer iets weemoedigs omdat tussen de toehoorders één stoel onbezet bleef, de stoel van hem die zo veel voor het Zuiderzeemuseum be tekende, de onlangs overleden schrij ver-journalist Fred Thomas. Drs. Kruissink herdacht Fred Thomas als de beschrijver van het wijkend water, die maar niet aan de naam IJsselmeer kon wennen. Voor de „Hilda", de honderdzestien jaar oude Boeier en haar veertien even eens hoogbejaarde zusters, staat een belangrijk plan op stapel. Als drs. Kruissink zijn zin krijgt, komt er_ op de Enkhulzer Kade een omvangrijke botenhal, waarin de „oudjes" met heel wat minder zorg dan nu, beter be- stand zullen zijn tegen de knaagtand des tijds. Enkele schepen hebben net een grondige restauratie op de werf van Broekerhaven achter de rug. Vooral aan de Staverse jol is veel aandacht be. steec en dank zij nieuwe „krommers" zwelt de glimmende buik als in haar jonge jaren. Tussen het Bolletje van Vollenhove, de stoere Hektjalk, de rui ge Bom, de slanke Lemsteraak en de „Hilda", die in juli paradevaart in het Marsdiep ter ere van de jubilerende Marine Jachtclub, pronkt zij als nooit te voren. Mariap van Urk kan tevreden zijn. De ijsvlet van het eiland, die eens voor de verbinding met de vaste wal zorgde en waarvoor zij in haar dicht bundel Urker Ambacht en Bedrijven een warm pleidooi hield, is geheel op geknapt en ligt volgetuigd op de binnen plaats van het museum. Straks vindt de vlet wellicht een plaatsje in de gro te ruimte, die door het vertrek van de museumtaverne vrijkomt. De taver ne, die de naam „In de meermin krijgt, verhuist naar de Wierdijk, waar een nieuw gebouw wordt opgetrokken. In de loop van het volgend jaar bezit Enkhuizen weer, wat het smds de ver dwijning van de stadsherberg moest missen; zijn front-loge Zuiderzee, Van uit de taverne zal men vrij kunnen uit zien over het Krabbersgat met _zun rode en zwarte boeien, kunnen luiste ren naar de klaagzang van de belboei, het ongedurige geklots van het water en de onvermoeid wentelende speel- trommel in accoorden en klanken van de „Drommedaris". den. Zjj helpen bij de afwas in de keu ken en poetsen hun eigen schoenen. Maar, zoals de praeses, mgr. H. J. van Deursen, het eens uitdrukte, er is be hoefte aan elementaire huiselijkheid. De patronaatsstoelen, die het grootste aan deel leveren in het meubilair, zijn uit de tijd. Zij vragen geen vervanging door clubfauteuils, maar tussen het „sa lonameublement" en naargeestige, on gemakkelijke houten stoelen liggen nog vele mogelijkheden, waarbij kan wor den voldaan aan de eisen van sober heid en goede smaak. Waarom is er de laatste jaren zo wei nig aan het interieur van het Theolo gicum gedaan? Er was en is geen geld, zegt de praeses. De werkelijke kosten voor een student van het groot-semina rie bedragen per jaar ongeveer 1500. Per student wordt gemiddeld ontvangen 600, zodat er ieder jaar per student 900 bijgelegd moet worden. Men leeft dus in een voortdurende beste dingsbeperking, die helaas ook haar uitlopers vindt in de culturele en voor wat de bibliotheek betreft ook in de we tenschappelijke sector. De bibliotheek van Warmond, gehuisvest in een met houten stellingen toegeruste soort schuilkerk, compleet met gaanderijen, is bijzonder waardevol. De middelen ontbreken echter om het bezit op peil te houden. Er moeten voorts gelden be schikbaar zijn voor sprekers, concerten, films enzovoort. Voor de sportbeoefening moeten bruikbare terreinen aanwezig zijn en een behoorlijke outillage. Hoge, sombere zalen met bladderende pla fonds dienen te worden verkaveld tot kleinere ruimten, aangepast aan een nieuw gevoel voor ruimtelijkheid en hui selijkheid. Het dagelijkse levensmilieu moet aan zodanige estetische eisen vol doen dat het stijlgevoel van de studenten wordt ontwikkeld. Dat alles brengt gro te kosten met zich mee. Rijkssubsidie heeft het Theologicum niet, evenmin als het Philosophicum, zodat andere hulp van buitenaf no dig is, wil het seminarie in staat zijn de studenten te blijven geven wat zij voor hun vorming nodig hebben. De bijdragen van de gelovigen, die iedere zondag offeren voor het „stu diefonds", zijn sinds de oorlog lang niet meer toereikend. De feestgave voor de bisschop zal dus welbesteed worden. Philosophicum en Hageveld Het Philosophicum, dat nog geen der tig jaar bestaat, heeft minder te kla gen over zijn interieur. Maar ook daar ontbreken de middelen om de sfeer volkomen aan deze tijd aan te pas sen. De directeur, prof. A. J. van Oos- terom, streeft evenzeer naar een man nelijke huiselijkheid en ook hij zou met name meer geld willen hebben om de bibliotheek zoveel mogelijk bij te doen zijn. In dezelfde geest liet dr. C. J. Henning, de regent van het klein-se minarie te Heemstede, zich uit. Hij verkeert in wat gelukkiger omstandig heden. Zijn seminarie heeft een soliede bouw, maar men zit met erfenis van vroeger jaren, toen men de stelling hul digde: hoe groter zalen, hoe mooier het is. Een herinrichting van de studen tenvleugels is een van de belangrijk ste wensen. En: graag aanvulling van de bibliotheek. (Het is niet uitgesloten, dat andere belangstellenden, met name in het bisdom Rotterdam, dat uiteraard bui ten de officiële actie blijft, deel wil len nemen aan het feestgeschenk. Hun kan het privé-gironummer van de bis schop 656700 dienstig zijn, met de ver melding „feestgave".) Advertentie Het hoge, onpractische, met antieke schoolbanken volgestouwde groot-auditorium van het Theologicum in Warmond. Dezer dagen een voetbal wedstrijd over de televisie gezien. Met name die tus sen Real Madrid en Stade Reims. Een enerverend ge beuren, kan ik u verzeke ren. Nooit zal ik vertrouwd raken met het vreemde "eit, dat, wanneer helemaal in Stuttgart een heer tegen een bal trapt, ik het tegelijkertijd in mijn huiskamer kan waarnemen. Daar zit iets pijnlijk-indiscreets in, vind ik. Ik schaamde mij dan ook enigszins dat ik hem gewoon, een sigaretje rokend in mijn luie stoel, zat gade te slaan. Toen ik een van mijn vrienden deel genoot maakte van deze, mijn bekom mernis, zei hij: „Kijk dan niet." En daar had hij natuurlijk gelijk in. Ik had niet hoeven te kijken; ik had gewoon de knop kunnen omdraaien. Maar toen ik hem vroeg: „En jij dan, heb jij niet gekeken?", antwoordde hij: „Jawel, maar ik heb vroeger dan ook zelf gevoetbald." Bij een routine-onderzoek op de lage re scholen te Drunen, is een aantal ge vallen van t.b.c.-besmetting aan het licht gekomen. Aan een vijftiental kin deren is een rustkuur voorgeschreven, terwijl vijf kinderen reeds in een sana torium zjjn opgenomen. Dr. W. Wijk van het medisch cen trum in Waalwijk, die de leiding heeft van het onderzoek, spreekt van enkele ernstige infecties, die reden geven tot grotere waakzaamheid. In de meeste gevallen is de infectie beperkt tot de luchtwegen. Onder leiding van dr. Wijk speurt men thans in Drunen ijverig naar de haard van besmetting. Men overweegt een algemeen röntgenolo- gisch onderzoek. Op korte termijn zul len in de Langstraat voorlichtingsavon den over de t.b.c.-bestrijding worden gehouden. Mgr. M. A. Jansen, bisschop van Rot terdam, zal woensdag geen audiëntie verlenen. (Van onze Haagse redacteur) „De jeugd, die opgroeit in het be drijfsleven, moet een begeleiding krij gen bij de vorming van haar toekomst beeld. Het woord „begeleiding" geeft aan, dat het accent bij de jeugdige zelf moet liggen. Slaagt men er niet in het perspectief bij de jeugdigen te verrui men, dan staan wü straks voor de keu ze, dat men ofwel de betrokkenen het kiesrecht moet ontnemen ofwel, dat men moet accepteren, dat vele zaken, die wij nu waardevol achten, zullen ver dwijnen omdat de grote meerderheid van de bevolking er geen oog meer voor heeft". Aldus werd gesteld door dr. J. J. A. Vollebergh, directeur van het gemeenschappelijk instituut voor toe gepaste psychologie in een inleiding op de donderdag te Den Haag gehouden algemene vergadering van de Neder landse vereniging voor bedrijfspsycho logie. Dr. Vollebergh, die het onderwerp „Levensvorming van de jeugd in de bedrijven" behandelde, zei, dat men in de bedrijven vaak tevreden schijnt te zijn als er zich ten opzichte van de jeug dige werknemers geen aanwijsbare ne gatieve invloeden voordoen. Zolang er niemand is, die de jeugdige verkeerde dingen leert, hem onwaarheden voor houdt en tot immorele handelingen ver leidt, is men geneigd de zaken in or de te achten. Het is alsof men denkt, dat de opvoeding een volautomatisch proces is, waarbij een goed resultaat gegarandeerd is als er geen negatieve invloeden werken. In feite echter is de essentie van de opvoeding de hulp bij de voiwassenwording. Het zich ontwikkelende kind zoekt een levenshouding. De opgroeiende jeugd vraagt niet om moraliserende richtlijnen. Veel belangrijker zijn de on-1 deRjk. Mensen, die niet de gelegenheid uitgesproken en onbedoelde aanwijzin gen, die de ouderen geven door hun leefwijze, meningen en gedrag. Men kan er niet op rekenen, dat men met zijn woorden de invloed van zijn daden zal kunnen nivelleren. Veelal wordt de invloed van een bedrijf °P zün werk nemers beoordeeld naar de aard van het werk, dat in het bedrijf wordt ver richt. De kritiek op de invloed van mo notone arbeid is dikwijls niet mals. Be langrijker is echter de sfeer van het bedrijf in het algemeen. Het bedrijf legt de werknemers be paalde gedragsnormen op. De inhoud van die normen is soms niet voldoen de doorzichtig meer voor hen, die de dagelijkse gang van zaken normaal zijn gaan vinden. De contacten in het bedrijf worden zakelijk gehouden; de werknemers kunnen niet hun eigen in vallen volgen: men dient zich te hou den aan de opdracht. De leiding van het bedrijf richt zich primair naar de organisatie en eerst secundair naar de personen. Men beoordeelt de feiten en niet de intenties. Wanneer een kind dat thuis wil meehelpen, bij de afwas een bord breekt, dan kan dit verdra gen worden. In een bedrijf wordt der gelijke ijver niet gewaardeerd. De situatie is dus, dat de volwas senen hun levensstijl in het bedrijf niet veranderen terwille van de jeug digen. Het bedrijfsleven heeft een ac cent van zakelijkheid en volwassen heid, dat ver af ligt van de wereld van de jeugdige. Men kan wel stel len, dat de kloof tussen het onderwijs en het bedrijf geringer moet worden, maar een technische school is nu een maal geen fabriek. Het werk geeft doorgaans te weinig gelegenheid tot expressie van hetgeen er leeft in de jeugdige. De gevaarlijke situatie kan ontstaan, aldus dr. Vollebergh, dat een groot aan tal mensen niet optimaal uitgroeien. Men krügt dan de „onvolwassen vol wassenen", die gemakkelijk op sleep touw kunnen worden genomen. Het Hjkt misschien gemakkelijk om te ma ken te hebben met onvolgroeide men sen, maar de gevaren hiervan zijn dui- Glorie van de Zuiderzee. 54 „Het raadsel vanDat klinkt als een detective verhaal," denkt Perquin. „Een van die verhalen, waarin de politie altijd de domme rol speelt. Nu, ze konden het wel eens bij het rechte eind hebben voor zover deze speciale inspecteur van de recher che betreft. Es kijken": „Betreffende de Chevrolet coupé, die verlaten on der Merxem werd gevonden, kunnen we nu het vol gende meedelen. De wagen, die in het struweel van een weinig gebruikte landweg werd gevonden in de late namiddag van woensdag 23 februari blijkt het eigendom van een garagehouder in Namen, die hem einde januari voor drie maanden verhuurde aan een persoon, die zich Donald Abercrombie noemde, een Amerikaans antiquair, naar Europa gekomen met het oog op de inkoop van antieke meubelen, tin en porselein hier te lande. De heer Abercrombie droeg met het oog op zijn inkopen steeds grote sommen geld bij zich. Gisteren meldde zich bij de politie ech ter een garagehouder uit Esschen, die de wagen her kende als het eigendom van een zekere monsieur Durand, die de wagen sinds 24 januari stalde in zijn garage. Hij zag de wagen daar voor het laatst op dinsdag 22 februari in de namiddag. Toen hij de volgende morgen niet meer aanwezig was veronder stelde de garagehouder dat Durand, die een sleutel van de garage had, hem had gehaald. Door ver schillende krantenberichten opmerkzaam gemaakt, had hij zich naar Merxem begeven, waar hij de wa gen positief herkende als die van de heer Durand. Het nummerbord van de gevonden wagen zowel als de nummers van motor en chassis kloppen zowel met de aan de heer Abercrombie verhuurde als met de in Esschen gestalde wagen. Het signalement van de heer Abercrombie luidt: klein met donker haar, snor en puntbaard, ogen lichtgrijs. Dat van Durand: Kleine gestalte, rossig hoofdhaar en zware snor van dezelfde kleur, ogen grijs. De politie verzoekt ieder, die Perquin gooit de krant neer en springt overeind. Zonder meer aan de bestelde lunch te denken stormt hij, tot stomme verbazing van de kellner, die hem met open mond nastaart, het restaurant uit. Binnen vijf minuten is hij in de garage waar hij zijn Che- vroletje heeft gestald, bezig de wagen te starten. Geen tien minuten later stopt hij met gierend lawaai van remmen voor het hoofdbureau van politie. Als hij er na een goed halfuur weer uit opduikt, zet hij koers naar het Zuiden. HOOFDSTUK XXIII Antwerpen, Lier, Mechelen, Brussel, Gembloux, het Chevroletje jakkert gehoorzaam verder. Eindelijk Na men. Pieter Perquin is zo stijf als een plank, hij heeft een gevoel als waren zün handen vastgegroeid aan het stuur. Even overweegt hy of hij eerst wat zal gaan eten, maar de onrust drijft hem voort. „De garage van Maréchal?" De man begint een radde uitleg: „Derde straal links, Grande Place oversteken en danF. Maréchal Garage, Ford Service. Iets terzijde een groot bord, waarop wordt verteld, dat de Garage Maréchal wagens verhuurt met en zonder chauffeur Monsieur Maréchal is een kleine man met scherpe, wantrouwende oogjes, die een beetje te dicht bii elkaar staan aan weerszijden van een forse gebo gen neus. Die neus met die ronde rusteloze zwarte oogjes geven hem iets van een papegaai. Hij vraagt op een ietwat gebelgde toon of het nu alweer over die auto gaat. Hij heeft de politie alles gezegd wat hij van de zaak wist, het heeft hem nog een aardig verlies aan tijd en geld gekost, dat Antwerpse reisje. Wat hem betreft kunnen ze de zaak wel laten rus ten. Willen ze hem zijn wagen teruggeven, 'goed, willen ze het niet, dan is het hem ook best. Die gekke Amerikaan heeft de volle kostprijs van een nieuwe wagen als waarborgsom gestort. Hij kan er dus nooit slechter op worden. Maar die voortduren de telefoontjes en al die ondervragingenZijn tijd is ook geld, dat schijnen die heren van de politie maar niet te kunnen begrijpen. Zou mijnheer ter zake willen komen? Het ligt Pieter Perquin op de lippen monsieur Ma réchal te antwoorden, dat het niet zijn, Pieter Per- quins schuld is, dat hij nog niet ter zake is geko men, dat hij integendeel niets liever wil en het laat ste kwartier gewild heeft, als monsieur Maréchal hem de kans maar had gegeven. Maar hij beheerst zich en haalt met zijn vriendelijkste glimlach een fo to van de heer Jansen van Hilgersbeek te voorschijn. Doet de heer op dit portret monsieur Maréchal ook aan iemand denken? vraagt hij vol spanning. Monsieur Maréchal haalt minachtend zijn grote neus op en verklaart dat hij niet weet aan wie die heer hem zou moeten doen denken. „O", zegt Pieter Perquin, en monsieur Maréchal gaat niet geheel zonder leedvermaak verder, dat als monsieur Perquin misschien had gedacht, dat de be doelde heer monsieur Maréchal aan monsieur Aber crombie zou doen denken, hij er lelijk naast was. Mon sieur Abercrombie had een weelderige snor en baard. Monsieur Maréchal wordt even nadenkend als hij er aan toevoegt, dat hij vroeger altijd had gedacht dat de Amerikanen allemaal glad geschoren waren. Maar als monsieur Maréchal nu die snor en baard eens even wegdenkt? Maar de garagehouder verklaart beslist, dat de snor en baard van monsieur Abercrombie niet van ie soort waren, die men wegdenken kan. Monsieur Abercrombie was om het zo eens uit te drukken een ïanhangsel van zijn snor en baard. Inspecteur Perquin doet nog een paar vruchteloze pogingen en geeft het dan in arren moede op. Mon sieur Abercrombie had een geweldige snor en baard, de monsieur op het portret heeft geen haartje op zijn gezicht, daarmee is voor de garagehouder de kous af, '.e kunnen onmogelijk een en.dezelfde persoon zijn. Het is een teleurgestelde Pieter Perquin, die in de lege eetzaal van een Namens hotel zijn eenzaam avondmaal naar binnen werkt en van pure verveling de uren tot slapenstijd doodt in een cinema. (Wordt vervolgd) hebben gehad zich met hart en ziel er gens voor in te zetten, komen niet tot een belangeloze overgave. Een emo tionele onbevredigdheid leidt er toe. dat men gaat zoeken naar een bevre- diging-hoe-dan-ook. Voor de jeugdige werknemers biedt de bedrijfssituatie veelal te weinig mo gelijkheden om ambitie en doorzettings vermogen te ontplooien; de jeugdige heeft niets, waarvoor hij warm loopt. Vele leraren van het nijverheidsonder wijs klagen er over, dat hun beste leer lingen zich in het bedrijf onbevredigd tonen. Er zijn zeker ook positieve fac toren in het bedrijfsleven aan te wijzen, maar het gevaar is aanwijsbaar, dat de jeugd overstapt van het ene gareel in het andere. De bedrijfsjeugd ver keert in de moeilijke situatie, dat zij dikwijls door haar vroegtijdige kennis making met de maatschappij van de volwassenen gedwongen wordt zich een toekomstbeeld te ontwerpen vóór zij daartoe rijp is. Dit toekomstbeeld wordt dan een schabloon. Vandaar de noodzaak van een „begeleiding". De jeugdige werknemers moeten in de ja ren van veertien tot achttien jaar, die voor de ontwikkeling van de persoon lijkheid zo belangrijk zijn, met meer waarden in aanraking komen dan die, welke in het bedrijf op de voorgrond treden. Na deze inleiding van dr. Vollebergh volgde een levendige forumdiscussie, waarbij met name de verantwoordelijk heid van de bedrijven ten opzichte van de levensvorming van de jeugdige werknemers van verschillende zijden werd belicht. Gisteren is te Luzem, aldus meldt het K.N.P., in tegenwoordigheid van de aartsbisschop van Genua, kardinaal Siri, en van de bisschop van Basel en Luga no. mgr. F. von Streng, het congres van de Internationale Unie van Katholieke Werkgeversverenigingen, Unipac, ge opend. Aan dit congres nemen 400 werkgevers uit 17 Europese landen deel. Uit Neder land zijn 21 leden aanwezig, onder wie de voorzitter van de Katholieke Werk geversvereniging mr. F. van Thiel, de heren T. H. Terwindt, drs. Bartel, dr. H. Linnebank en A. Veenhuizen, de geestelijk adviseur rector dr. F. Holthui- zen en prof. dr. A. H. Albregts. Het congres is gewijd aan het vraag stuk van de sociale vrede en de verant woordelijkheid van de werkgevers. Een Stradivarius, die eens het be zit was van de Franse 19e-eeuwse vio list Charles Dancla, komt op 23 juni te Londen bij Christie's in veiling. De viool, die bekend staat als de „Dancla", werd door Antonio Stradi varius in 1703 gemaakt. Dancla had haar meer dan twintig jaar in zijn be zit. De laatste keer dat de viool ver kocht werd, bracht zjj ongeveer 50.000 gulden op. De rechter zal te zijner tijd moeten uitmaken of het voorhanden hebben van een bepaald soort klapperpistooltje, dat een Almelose firma importeert, al of niet een overtreding vormt van de vuurwapenwet 1919. Zowel in Almelo, Den Bosch als in Leeuwarden heeft de politie dergelijke pistolen in beslag ge nomen. De uiterlijke overeenkomst tus sen deze onschuldige knalpistolen en een echte parabellum acht men bijzon der groot. In handen van ongunstige ele menten zouden ze een goed middel voor bedreiging kunnen vormen, zo meent de politie. Het betreft hier een principiële zaak. Procesverbaal is op gemaakt, in Almelo tegen de importeur, in Den Bosch en Leeuwarden tegen winkeliers, die de pistooltjes in voor raad hadden. De rechters in deze plaat sen zullen hierover eerlang een uit spraak doen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1959 | | pagina 3