FATHER BROWN houdt zich ©Lichte muziek op zwarte schijven mSf Operette houdt de zomer in de platenwereld TOUR DE FRANCE MET GUY EN JACQUELINE Door Rozenkrans gered Mont-Saïnt-Michel BOETPROCESSIE van den domme Ondersoek naar oorsaken en verloop der buitenkerkelijkheid Zingende pater in Australië Bordeaux MET Z.W.O.-SUBSIDIE Amerikaanse staats leningen a 4,75 LUIS ZONG OP SOESTDIJK Jackson stort zijn hart uit in moderne Jazz Naar iemands pijpen dansen *7 t ZATERDAG 18 JULI 1959 PAGINA 15 >s vej; /ingfn- Liturgische weekkalender Het Amerikaanse ministerie van Fi nanciën heeft bekend gemaakt tegen een rente van 4%%, de hoogste rente op staatsleningen sinds 1921, twee kort lopende leningen te emitteren, tezamen groot 14 miljard. De leningen worden aangeboden in ruil voor binnenkort af- losbare stukken. Op 1 augustus verval len n.l. een lening van 1%% schuldbe wijzen groot ƒ13,5 miljard en een 4% lening groot ƒ473 miljoen. worden samengewerkt met de stichting voor statistiek te 's-Gravenhage. Deze instelling is op het ogenblik bezig met het opstellen van een „proefvragen- ltjst". Deze zal eerst op bruikbaarheid en waarde worden getest. Bij gunstig resultaat wordt zij vervolgens aan het curatorium ter beoordeling aangebo den. Het ligt in de bedoeling, de vra genlijst aan een representatieve groep van de Nederlandse bevolking aan te bieden. In de tweede plaats zullen de levens geschiedenissen van plus minus 150 mensen worden verzameld. Voor het onderzoek naar verschillende details zullen jonge krachten worden inge schakeld. Het onderzoek, dat enige ja ren duren zal, strekt zich uit tot alle lagen en standen der maatschappij en de steden zjjn er evenzeer bij betrok ken als het agrarische- en het geïn dustrialiseerde platteland Het wordt dus een vertikale doorsnede door de Nederlandse bevolking. Aan het einde van het onderhoud sprak dr. Faber de wens uit, dat de verschillende kerke lijke autoriteiten het onderzoek krach tig zouden willen steunen. van u >en geJ s blee rde }n' L -0) Je vip' achter laatst® die tot, ■t gav® ardoo( e doof s K*' inguio® esulta- gee i omen eist®1,? ,Keds voor potte? 'an eind® inning' H. C' LpraO' schaP' begj" derd? S. c' coh' K l'5, 10-0' nguin? 1CK 2 i 21-4' i 5-®' ,213; dCK4 ;els 3 e Me* rasvo- :K prak' kamP ,n op- KumP j m°' •tach- n het ivaar- ioeöt' zot' Bordeaux is een stad, die de bezoe ker overrompelt en verrast. Men is ge neigd haar te vergelijken met andere Franse steden, maar kan met geen en kele andere stad vergeleken worden. Waar immers vindt men een halve maanvormige haven anders dan hier en waar een zo fraai plein als de Al- lées de Tourny volgens de inwoners van Bordeaux het grootste en het mooi ste na de Place de la Concorde? De bezoeker vindt in Bordeaux de ruïnes van een 3e eeuws amphitheater, die echter zeer verdekt opgesteld zijn. Ge makkelijker (en interessanter) is het evenwel een tocht te maken langs de bouwwerken, die weliswaar van iets la tere datum zijn, doch die meer in het oog vallen zoals de kathedraal Saint- GUY BÉART Gilbert Keith Chesterton is in 1922 ka tholiek geworden. Daaraan is zijn sym pathie voor father John O'Connor, die hij in 1907 als kapelaan in Keighly had leren kennen, niet geheel en al vreemd geweest. Deze priester heeft zijn biecht gehoord en hem in de Kerk ontvangen. Bovendien heeft hij model gestaan voor de opmerkelijke figuur van father Brown befaamd geworden door de reeks de- tectieve-verhalen, waarin hij de hoofd rol speelt. De inspiratie daartoe kreeg Chesterton door een merkwaardige co- incidentie bij een van zijn ontmoetingen met father O'Connor. De kleine pries ter met het vriendelijke, zedige gezicht luisterde geduldig naar Chesterton, die niet zonder trots uitweidde over zijn kennis van de Londense onderwereld, maar maakte daarna kalm en beschei den de opmerking, dat zijn briljante vriend bepaald onvoldoende was inge licht. Hij liet het niet bij de opmerking, maar maakte haar ook waar. ,,Deze vriendelijke en stille celibatair was veel dieper in de afgrond afgedaald dan ik" bekende Chesterton. Daarop kwamen twee studenten binnen, die met de priester een gesprek begonnen, dat uitliep op een wijsgerige discussie over tal van onderwerpen. Nadat de kapelaan was heengegaan staken de studenten hun bewondering niet onder stoelen of banken, maar betreurden het, dat zulk een man niet wist wat er in de wereld te koop is. Het was voor mij, die nog nahuiverde van de ontzettende dingen die deze priester mij verteld had, een opmerking van zulk een bijna verplet terende ironie, dat ik moeite had niet in lachen uit te barsten". Deze ervaring bracht Chesterton op het idee van zijn eerste verhaal van father Brown, de kleine priester met het onnozele ui terlijk en de onhandige manieren, maar met een uitzonderlijk nuchter verstand, dat achter allerlei ingewikkelde raad selen met simpele logica de waarheid ontdekt. Dit eerste verhaal heet „Het blauwe kruis", waarin het simpele priestertje de beroepsmisdadiger Flambeau in uiterste verbazing brengt omdat de „onnozele celibatair" meer van de onderwereld weet dan de misda diger zelf. „Hoe kom je aan al die gru welen. vraagt hij. Father Brown ant- denk, omdat ik 'n onnozele celibatair ben. Is 't nooit eens bij je opgekomen, dat 'n man, die bijna niets anders doet dan naar de werkelijke zon den van de mensen te luisteren, wel eens iets van het kwaad in de wereld af kon weten?". Dit verhaal en nog elf anderen kan men nu opnieuw lezen in het Prisma- boekje, dat de titel „Father Brown houdt zich van de domme" gekregen heeft. Het is een aardig gevonden, al hoewel niet geheel juiste vertaling voor de oorspronkelijke titel van de verzame ling „The Innocence of father Brown" dit is een herdruk van het eerste deel van de „Avonturen van father Brown", die Paul Brand in 1951 heeft uitgege ven. Wellicht mag men hopen, dat ook het tweede deel in de Prisma-reeks zal verschijnen. Het merkwaardige is na melijk, dat men er niet snel genoeg van krijgt. Ook als men de verhalen feite lijk allemaal van vroeger kent leest men ze met grote interesse en bijzon- Zondag 19 juli: 9e zondag na Pinksteren; eieen mis- 2 geb. H. Vincentius (Utrecht, Groningen' en Rotterdam) 2 geb H. Ber- nulphus)credo; pref. v. d. H. Drieëenheid: MaandagH. Hieronymus, belijder; eigen mis; 2 geb. H. Margarita, wit. Dinsdag' mis van zondag; 2 geb. H. Praxe- des- groen Ha.; H. Fredericus, bis schop-martelaar; mis Sacerdotes; 2 geb. H Praxedes- rood Breda: Kerkwij ding; mis Terribilis; credo; - wit -; Roer mond- HH Monulphus en Gondulphus, be lijders; mis Sacerdotes; 2 geb. H. Praxe- deWoënsdag: H. Maria Magadalena; eigen "donderdagH, Apollinaris bisschop-mar telaar; eigen mis; 2 geb. H. Liborius, rood. VrildflC mis van zondag, 2 gsb. H. Chris tina- eroen Haarlem: H. Bernulphus bisschop-belijder; mis Statuit; 2 geb. H Phristins' Wit. Zaterdag- H Jacobus, apostel; eigen mis; 2 geb H Christophorus; credo; rood V d an - rood -; Roermond: H. Chris tophorus', martelaar; mis In virtute; credo: rood. der geamuseerd. Dit is heel by zond er vanwege het briljante vernuft, dat er in tot uiting komt. Niet alleen in de verrassende ontkno ping van eik verhaal is dat het geval. Elk verhaal amuseert reeds door de bijzondere vindingrijkheid, waarmede het in zijn treffend getekende entourage de juiste sfeer krijgt. Daarin valt de handigheid op, waarmede voor het be slissende ogenblik alle nodige gegevens zo opgeschoteid worden, dat de conclu sie nog weinig omhaal van woorden no dig heeft om volledig acceptabel te lij ken. Dat alle verhalen een levensbe schouwelijke, strijdbare inhoud blijken te hebben maakt ze des te prettiger. Kortom, het is allergenoeglijkste lectuur. m Het is ook in de grammofoonplatenwereld nog altijd zomer. In de fleurig- ste hoezen rollen de 45-toerenplaatjes het platenrek binnen. Wie niet in de eerste plaats op rock 'n roll is ingesteld, kan plezier beleven aan twee nieuwe Philips-plaatjes (RF 313725 en 313726), waarop operette-klanken zijn samengebracht. Wij kunnen er bekende melodieën op horen uit „Grafin Mariza', „Die Zirkusprinzessin", „Csardasfürstin" en „lm Weissen Rossl". Gerenommeerde Weense orkesten zorgen voor de begeleiding, en als solisten kunnen we o.a. onze eigen Christine Spierenburg beluisteren. Om nog even in Wenen te blijven: ook de Wiener Sangerknaben komen met een plaatje dat er wezen mag. Het zijn dit keer geen overbekende num mers, die de jongens zingen; er zijn een terzetje van Mozart en wat volks liedjes bij. Op de achterkant van de hoes staat daarvan de tekst afgedrukt. Het nummer van dit keurig-verzorgde Philips-plaatje luidt: 402136 NE. En ook in Nederland hebben we een kinderkoor (meerdere zelfs), waar we trots op kunnen zijn: Zo zingen de Karekieten op Decca 264266 zeven liedjes van- Nederlandse componisten, niet zo „gestroomlijnd" als de Weners, maar met zeker zo veel plezier. Een heerlijk plaatje verder, voor wie van muziek zonder problemen, maar daarom nog niet zonder pit houdt, is Philips 402131 NE, waarop de Wiener Symfoniker onder leiding van Paul Walter Offenbachs ouverture „Orpheus in der Unterwelt" en van Von Suppé eveneens een ouverture, die voor „Dich ter und Bauer", ten gehore brengen. Charmante muziek, waar iedereen ple zier aan beleven kan. Ook Australië heeft nu zjjn zin gende priester: pater Kevin O'Con nor. Met zijn ongeschoolde, maar mooie tenor is hij bezig een van de meest populaire zangers van Austra lië te worden. De 32 jaar oude pries ter, die verbonden is aan de kathe draal van het H. Hart in Broken Hill, treedt straks op ir een serie van zes radio-uitzendingen in Australië. Eerder in het jaar is pater O'Con nor met zijn Ierse liederen voor de radio opgetreden, hetgeen zoveel stof heeft doen opwaaien, dat de Austra lische radio-omroep hem een nieuwe serie uitzendingen heeft aangeboden. Zijn natuurlijke aanleg heeft pater O'Connor van zijn familie, want zijn overgrootmoeder was in Ierland een beroemd zangeres. Zijn succes heeft de pater te danken aan zijn eenvou dige, hartelijke manier van zingen. De laatste vier jaar was pater O'Connor directeur van het kathe drale koor van Broken Hill in Nieuw- Zuid-Wales. Dus hy is geen vreem deling in de zang. JO STAFFORD De amusementsmuziek van onze Franse vrienden draait steeds weer op chansons uit en daar kunnen wij nog altijd blij om zpn. Blij zijn wij dan ook met de liedjes van Guy Béart op de 45-toerenplaat van Philips met het nummer 432.306 BE. Guy Béart is van beroep een hoofd ingenieur, die zich met de bouw van bruggen en wegen bezig houdt. Als hij 's avonds thuis is, wil hij wel eens zijn gitaar grijpen en een liedje van eigen makelij zingen. Hij durfde er eigenlijk nooit mee te voorschijn ko men. Vrienden van hem hadden meer vrymoedigheid en in een stamkroeg zongen zij wel eens de chansons van Guy in het openbaar. Zo hoorde ook Patachou eens enkele van die liedjes. Zij kocht er direct een paar van om die op haar repertoire te nemen. Dat moedigde de bescheiden jonge hoofd ingenieur aan. Hij begon ook zelf op te treden en nu kennen wij hem als chansonnier. In het begin hebben wij even aan zijn wat hoge, hese stem, waarin weinig klank en expressie zit, moeten wennen. Nu mogen wij hem graag horen en dus ook zijn gevoelige, geestige liedjes waarvan er vier (Moi- tié toi, moitié moi, Poste restante heel mooi Chanson pour ma veille en Le Terrien) op deze plaat staan. Jacqueline Francois kennen wij nu ook al weer een tijd. Ze is nog steeds dezelfde zoals wij op Philips B 76.456 langspeler nu hebben kunnen constate ren. Vrolijk, fris van de lever, zeer vakbekwaam en met gevoel voor wat het publiek wenst, zo zingt Jacqueline. Het specifiek-dichterlijke van het ech te chanson is aan haar niet besteed, maar de goede melodie wel. Begeleid door verschillende orkesten horen we een reeks liedjes waarvan wij er enke le willen noemen als La guerre en den telles, Le piano de la plage, Melodie perdue en liedjes uit de films Mon On- cle en The lady is a tramp, u kent ze wel. Sierlijker en stijlvoller is Amalia Rodrigues. die voor Ducretet/Thomp- son in het Frans vier liedjes zingt, waaronder de fado „Ay mourir pour toi", die Charles Aznavour voor haar geschreven heeft. Amalia, die Spaans, Portugees en Engels zingt, had zich aan het Frans nog niet eer der gewaagdtotdat Aznavour met zijn liedje voor de dag kwam. Al horen wij haar liever in het Por tugees, dat tenslotte de taal van haar hart en haar bloed is, toch geeft ook dit plaatje (460 V 391) genoeg om van te genieten. Les Compagnons de la chanson ko men met een fris plaatje uit de bus, Columbia ESRF 1202, waarop óók een vertaling voorkomt: het „Garde ga pour toi," dat hier als Catch a falling star" bekend is geworden. De negen „compagnons" houden hun goede naam hoog. En dan komen we nu meer in de song-sfeer terecht. Eerst bij Jo Staf ford, de talentvolle Amerikaanse, die al vijftien jaar tot de top-zangers be hoort, en van geen wijken weet. Wat ons betreft, mag ze dan ook gerust nog wat blijven. Een persoonlijkheid als de hare komt men niet iedere dag te gen. In Europa heeft zij de laatste ja ren nog meer bekendheid gekregen door haar wekelijkse platenrubriek voor ra dio-Luxemburg. We kennen haar als een zangeres met vele gaven, die in vele muzikale richtingen thuis is. Zij wordt op Philips 429 531 nu eens niet begeleid door het orkest van haar man, Paul Weston, maar door het Art van Damme- kwintet. Onder de titel „Memories of you" is een viertal liedjes, waaronder „These foolish things" bijeengebracht. Ze duikt ditmaal dus eens in haar her innering, zoals ze b(j andere gelegen heden met een bop-plaat of met volks liedjes te voorschijn komt. Voor zuidelijk vuur zorgt Luis Al berto del Parana, de troubadour uit de tropen, die met groot succes voor zijn geboorteland Paraguay als rei zend ambassadeur optreedt. Ook eens op Soestdjjk heeft hij voor de konink lijke familie zijn repertoire ten beste gegeven. Zelf vindt Luis die stem niets bijzonders: „Moet je bij ons in Paraguay komen...!", zegt hij. Maar goed, dat verhindert hem niet om met steeds meer succes door de we reld te trekken. Op Philips 430 708 PE heeft hij zijn trio thuisgelaten, en wordt hij nu eens begeleid door het orkest van Andres Fereira. Het is een uitstekend plaatje, waarop vier liedjes (o.a. „Maria Bonita") te beluis teren zijn. En dan tenslotte nog maar even naar Slim Dusty, de trage Australische cow boy, die ons eerst op Columbia DB 4212) heeft laten horen hoe vreselijk triest „A pub with no beer" eruit ziet. Op Columbia DB 4294 komt hij nu ver tellen hoe het precies komt dat die be wuste pub zonder bier zat. Hij zingt nog even traag, maar ook diep tevreden, nu de moeilijkheden met dat bier een voor Australiërs onmisbare troost, krij gen we de indruk de wereld uitge holpen zijn! In het genre van de moderne jazz die niet al te „cool" is is er een 33-toeren LP uitgekomen van Milt Jackson, een der leden van het befaamde The Mo dern Jazz Quartet. „Plenty, plenty soul" staat op de hoes. Dit tekent wel ongeveer de bedoeling. Het beste komt de „soul" oltewel het „van binnen uit spelen" tot zijn recht in de laatste tune van elk der kanten. „Heartstrings" is een langzame bal lade, waarin Jackson begint met een prachtig genuanceerde solo op zijn vi- braharp, ondersteund door een donke re begeleiding van drie saxen. Een ge voelig gebracht nummer. Naar onze smaak nog treffender is de melodieuze en melancholieke „Blues at Twilight", waarin Milt een serie ragfijne tonen aan zijn instrument ontlokt en daarbij voortreffelijk improviseert. Opvallend 's de sobere en beheerste bas-solo in het middendeel van niemand minder dan Oscar Pettiford. Er zijn overigens grote namen ge noeg op deze plaat vereend: Horace Silver toont zich ook nu een der beste jazz-piamsten, Lucky Thompson is de begaafde tenorsaxofonist die in zijn styl doet denken aan good old Coleman Hawkins, en Joe Newman weet met zijn gestopte trompet tot een fraaie me- lodiek te komen. Art Blakey en Connie Kay in dezo jazz-wereld al evenzeer beroemde namen wisselen elkaar af op de drums. Met Pettiford en Percy Heath weven zij een grondpatroon waar op de overige solisten boeiend samen spelen en improviseren. De tweede kant van de plaat in een betrekke lijk kleine bezetting (zes personen) „deed" ons meer dan de eerste, waar schijnlijk omdat er beter wordt geïm proviseerd. De arrangementen van Quincy Jones zijn overigens voortreffe lijk. De plaat (Londen L T Z -K 15141) is een aanwinst van het jazz-repertoi- re. André, daterend uit de Xlle eeuw, het Grand Théatre, een juweeltje van 18e eeuwse architectuur, gebouwd op de plaats waar eens een Romeinse tempel stond, de Saint-Seurinkerk met haar rijk- gebeeldhouwde portalen en de Saint- Michelkerk met een losstaande 114 meter hoge klokketoren. In de gewelven on der deze toren bewaart men voor op sensatie beluste lieden 70 gemummifi ceerde lichamen afkomstig van een na burig kerkhof en in 1810 naar hun hui dige verblijfplaats overgebracht. Wil je na nog enkele oude stadspoorten be keken te hebben liever weer terug naar de 20e eeuwse wereld en gaat de voor keur uit naar iets ultramoderns, steek dan één der machtige bruggen over, die zich welven boven de zoetjes voort kabbelende Garonne en vraag de weg naar de Cité Bénange, een naoorlogse witte woonstad met groene grasvelden, waar de jeugd zich net zo vermaakt als hun Nederlandse leeftijdgesootjes. Iets minder modern, maar toch zeker het bezoeken waard is het stadion, dat plaatsen biedt aan 35.000 personen en dat o.a. een speciaal terrein heeft voor het typische Baskische balspel, de pe- lota. iitiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiimimiiiiimiiiiiiiiiifiiiiiiiiHniHiiiiH Pijpen moet men verstaan als fluiten. Dus dansen zoals iemand een ander voorfluit: alles doen wat een ander graag wil hebben. Bovenstaande, nog af en toe gebruikte, uitdrukking is af komstig van een fabeltje (vertelsel) van Esopus, uit de zesde eeuw vóór Christus, waarin een visser tracht vis te lokken door zijn fluitspel. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIillllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Denk nu asjeblieft niet aan een of ander groots avontuur. Gevechten met leeuwen, tijgers en dan maar een Rozen krans bidden en gered worden. O nee, zoiets is het helemaal niet. Het is eigen lijk het verhaal van een klein meis je. Carol heet ze. Een kindje van twee jaar!! Ooo! Anders niet? Maar stil, je kunt met die peuters leuke dingen be leven. Vooral met die Carol. Dat is er een, die der moeder handen vol werk geeft. En haar vader er bij. Die kon zijn tuin om het huis nog zo goed met kip pengaas afsluiten, kleine Carol kwam er toch over ofdoorheen! Een keer lag Carol haast onder een auto! Een andere keer kwamen kennissen haar thuisbrengen, omdat ze het meisje ki lometers ver van huis alleen op de weg aantroffen...Och ja, zo zouden we door kunnen gaan. Het gaat om die Rozenkrans. WerdCa- rod door de Rozenkrans gered? Ja, zo is het. Maar...toch nog heel anders dan je denkt! Je moet het dan ook meteen maar weten. Carol was op een morgen in moeders kast gedoken Waarschijnlijk stond die even op een kier. Maar zo iets ontdekte de overal rondlopende Ca rol dadelijk. In ieder geval, ze zat onder in die kast. Op verschillende planken lagen allelei dingen van moeder opge stapeld; dus had ze verschillende tas sen: rode en gele, zwarte en nou ja in allerlei kleuren. En in die tassen za ten allerlei leuke dingen, waar Carol, als was ze nog maar een heel klein meisje ook veel van hield. Lippenstift, poederdoosjes, kettingen en ringen In de ene tas dit en in de andere dat. Carol kreeg de tijd om ze allemaal op pen te maken. Want moeder was in een andere kamer heel druk bezig. De stofzuiger ging, de radio werkte, stoe len werden verschoven. Dus genoeg herrie! En genoeg ofleiding voor moe der, om haar lieve Caroltje een poosje te vergeten. Maar toen plotseling radio en stofzui ger allebei tegelijk zwegen, was het in eens doodstil In huis. „Gek!" dachte moeder nu meteen! Ik hoor Carol niet!" Dat was al heel belangrijk, als je Ca rol niet hoorde. Dan was ze heel fijn ergens-mee bezig. „Toch maar eens eventjes kijken!" besloot moeder. „Ca rol, waar zit je?" Natuurlijk kwam er geen antwoord. Alleen al hierom, om dat Carol juist bezig was, haar handen en haar gezicht met lippenstift te be werken. „Je bent toch niet in de slaap kamer!" riep moeder tegen zich zelf. Omdat er geen antwoord kwam liep moeder maar naar die kamer. En ja hoor! Daar zat haar lieveling. Diep voorover gebogen over al de mooie tassedingen, die rondom de kleine over de grond verspreid lagen. Daar lagen heel mooie en dure dingen bij! Een sterke lucht van parfum bewees, dat een van moeders flesjes open was De inhoud was natuurlijk over de grond gelopen...En zo'n flesje parfum kostte veel geld. Moeder werd dit keer echt boos. „Maar Carol!" riep ze dadelijk. „Wat heb je nou gedaan? Je weet toch| dat je niet in moeder kast mag zitten Foei!" Je zou haast kunnen zeggen; moeder stormde op de kleine af, vast besloten, haar een paar flinke tikken te geven! Het leek ook wel, dat de kleine het on heil voelde naderen. Want plotseling keerde ze haar roodgevlekte gezicht naar moeder toe en ze keek haar lief en on schuldig aan alsof ze zeggen wou:,,Zie ik er niet lief uit?"Alleen al om dat onschuldige, dik besmeurde gezicht zou moeder in een lach geschoten zijn. Maar toen ze...om de hals van Carol, haar eigen rozenkrans van witte kra len zag hangen...ja toen vergat moeder meteen al haar boosheid. Ze nam de kleine op, tilde haar in de hoogte en riep: „Wat zie je er zo kostelijk uit, bengel dat je bent!" En moeder lachte met Carol mee. Toen vader later het verhaal hoorde, vroeg hij; „En.... heb je haar nog een paar tikken gegeven?" „Ik kon het niet doen!" lachte moeder. „Dan is onze Carol door een Rozen krans gered!" verklaarde vader. En zo werd diens uitspraak de titel van dit leuke en echt gebeurde geschiedenisje! Het eiland Mont-Saint-Michel Is een rotsachtige, granieten speling van de natuur. Zijn kegelvormige profiel wordt bekroond en overheerst door een abdy, die met recht een pronkjuweel van het Westen zou kunnen worden genoemd. Op indrukwekkende wijze herinnert de ze abdij aan de glorie van de Middel eeuwen. Rondom de abdij is het dorp trapsgewijs tot beneden aan de voet van dit eiland gebouwd. De oude huizen, om geven door wallen, zijn versierd met fraaie gevelspitsen. De baai, waarin de „Saint-Michaelsberg" is gelegen, ligt in het zeegebied, waar de grootste ver schillen tussen eb en vloed worden ge meten. Van de kust af gemeten valt twee maal daags (bij eb) een strook van 18 km breedte droog; de oppervlakte van deze strook bedraagt 250 vierkante km. Zij bestaat in hoofdzaak uit grillig ge vormde, grijskleurige zandbanken. Wan neer de vloed komt opzetten, wordt het tijdelijk blootgelegde gebied met grote snelheid door het zeewater heroverd. Er zijn slechts drie plaatsen op aarde, waar het niveauverschil tussen eb en vloed zo groot is als hier, namelijk 14% meter. Gedurende het gëhele jaar en onder praktisch alle weersomstandigheden kan men de Mont-Saint-Michel via de grote dam bereiken, die nimmer door het zeewater wordt overspoeld, zelfs niet in het ongunstigste geval. Een klei ne houten brug verbindt het einde van deze dam met de toegangspoort van het eiland. Van de Noordelijke toren uit heeft de bezoeker een schitterend uitzicht: deze plek is bij uitstek geschikt om het schouwspel van de opkomende vloed ga de te slaan. Eerst ziet hij dat de ste nen gordel van Couesnon door het zee water wordt omspoeld, daarna neemt het vloedwater bezit van de zandban- De trappen van het klooster op de rots St. Michel. ken. Dit spel van de zee is een beeld van aangrijpende schoonheid. Springtij ontstaat wanneer de zon en de maan beide hoogwater veroorzaken: daardoor ontstaat natuurlijkerwijs de hoogst mogelijke waterstand, het z.g. springtij, dat steeds 36 of 48 uur na nieuwe of volle maan invalt. Het hoog ste springtij wordt in de maanden maart en september gemeten. De Mont-Saint-Michel. De Nederlandse organisatie voor zui- ver-wetenschappeiyk onderzoek heeft prof. dr. T. T. ten Have, hoogleraar in de sociale pedagogie aan de ge meentelijke universiteit van Amster dam en dr. H. Faber, wetenschappe lijk hoofdambtenaar aan de rijksuni versiteit te Leiden een subsidie /er- leend voor een onderzoek naar de oor zaken en het verloop der buitenkerke lijkheid. Dit onderzoek wordt zo breed opgezet, dat het representatief voor het Nederlandse volk zal zijn en dat het naar gehoopt wordt een inzicht zal geven in het thans zo ondoorzichtig geworden verloop van het kerkelijk le ven. In een onderhoud met het A.N.P. vertelde dr. Faber, dat toen hij enige jaren geleden een onderzoek had ge daan naar het godsdienstig leven van psycho-somatische patiënten in de kli niek van het Wilhelmina gasthuis bij de Amsterdamse arts dr. J. Groen, het hem was opgevallen, dat deze men sen bepaalde gevoelens koesterden ten- opzichte van de kerk en haar ambts dragers. Deze gevoelens varieerden van eerbied tot aversie en rancune. Dit bracht hem er toe bij Z.W.O. een sub sidie aan te vragen om de sociaal- psychologische aspecten der buitenker kelijkheid eens grondig te bestuderen, teneinde de achtergrond der bewuste gevoelens te leren kennen. Z.W.O. liet hem echter weten, dat het humanis tisch verbond juist een subsidie-aan vrage voor eenzelfde soort onderzoek had ingezonden en dat men zich nu op het bureau dezer organisatie afvroeg of een dergelijke enquête niet te com bineren was en zelfs uitgebreid kon worden tot het gereformeerde en ka tholieke volksdeel. Dit gaf aanleiding tot een aantal besprekingen, waarvan het resultaat is geworden, dat er onder leiding van een curatorium een landelijk on derzoek naar de oorzaken en het ver loop der buitenkerkelijkheid zal wor den ingesteld. In bedoeld curatorium hebben naast dr. Faber en prof. ten Have zitting: prof. dr. J. P. Kruyt uit Utrecht die indertijd reeds een dissertatie aan de buitenkerkelijkheid heeft gewijd pater Goddijn na mens het katholiek sociaal kerkelijk instituut (het Kaski) en prof. dr. R. van Dijk, hoogleraar in de sociologie aan de Vrije Universiteit te Amster dam. Een belangrijke rol bij dit onderzoek zal worden vervuld door mejuffrouw ,R. A. de Liefde, doctoranda in de so ciale pedagogie te Utrecht, die over enige jaren een proefschrift zal laten verschijnen, waarin de desbetreffende stof is verwerkt. Mej. de Liefde is thans bezig met het bestuderen van de literatuur over de buitenkerkelijkheid. Bij het onderzoek zal allereerst nauw kan deelnemen, bestaat uit drie delen: het oude Testament, het nieuwe Testa ment, en de groep van het H. Sacra ment. De deelnemers zijn allen gekleed in een bruine boetepij, over het hoofd hebben zij een kap getrokken, welke al leen de ogen laat zien. De meeste pro- cessiegangers torsen een groot ruw, houten kruis, terwijl velen de lange tocht barrevoets maken. Een uitbeelding van de processie, welke grote indruk maakt, Is de groep: „Christus' val onder het kruis". De boetvaardige deelnemer, die in deze groep de Heiland voorstelt, valt her haaldelijk letterlijk neer onder het zwa re kruishout, voordat Simon van Cy- rene het kruis komt helpen dragen. Hij, die Christus uitbeeldt, moet eerst drie maal vallen onder zijn last en steeds sporen de Romeinse soldaten hem aan. Het is dus echt een boetprocessie. illllilillliiillllllliiiiiiimililliiiiijiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiii Boetedoeners te Veurne (België) met kruisen beladen. Jaarlijks op de laatste zondag van juli, wordt te Veurne, het oude Vlaamse plaatsje, de boetprocessie gehouden. Deze boetprocessie is reeds eeuwen oud. Graaf Robrecht van Vlaanderen, die ter kruistocht naar Palestina was ge togen, bemachtigde aldaar een stuk van het kruis, waaraan Christus stierf. Een andere lezing is dat graaf Ro brecht tot beloning voor zijn heldhaftig heid een kruisje ten geschenke had gekregen, gesneden uit het hout waarop de Verlosser zijn bloed vergoten had. Op de terugreis naar Vlaanderen werd het schip, waarop de graaf met zijn gevolg zich bevond, zo door de storm geteisterd, dat het dreigde te vergaan. In zijn angst beloofde de graaf, dat wanneer het schip behouden mocht blijven, hij de reliquie van het Kruis zou schenken aan de kerk, waarvan hij het eerst de toren uit de verte zou be merken. Inderdaad, zo luidt de legende, be daarde de storm en het schip kwam behouden in Vlaanderen aan. De eer ste kerktoren nu, welke de graaf in het zicht kreeg, was die van de St. Wal- burgiskerk te Veurne. De graaf hield zijn belofte en gaf het kruisje aan Veur- ne's geestelijkheid. Reeds lang voor 1241, zo vindt men in een oorkonde vermeld, bestond het gebruik om de reliquie mee te dragen in de processie, welke jaarlijks plaats had. In 1644 verkeerde Vlaanderen in gro te nood, daar Frankrijk en Spanje op zijn grondgebied oorlog voerden. Om God te smeken het onheil over Vlaan deren af te wenden, organiseerden de paters Capucijnen de boetprocessie, zo als deze nog jaarlijks wordt gehouden. De processie, waaraan een ieder Christus met het kruis in de boet processie te Veurne.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1959 | | pagina 15