Zondag 27 augustus 1859 borrelde de groene olie omhoog Algemene bewogenheid basis van moderne vakbeweging Moeder aarde bevat nog meer dan 1.000 müjard vaten olie O KOBACH Overpeinzing bij gouden feest Verbruik blijft stijgen Spooksteden in olieland commentaar h"/i" "2" tM, .TVSffi I -VNMi .I...!* s iSiSss'-i-" -mmmi t a s sss 111111 B SPOTSPIEGEL Ieder mens op z'n tijd B Behoefte oirtspcimtng K rust ROTTERDAM [j ZATERDAG 22 AUGUSTUS 1959 PAGINA 7 mmmmÊ - 27 augustus 1859, dinsdag a.s. een eeuw geleden, werd de eerste aardolie aangeboord in de buurt van Titusville in de Amerikaanse staat Pennsylvania op het land van de New Yorkse advocaat George H. Bissell. De mannen die de grondslag legden voor de petroleum industrie, waren de 40-jarige oud-treinconducteur Edwin L. Drake en de smid William A. Smith, die na twee maanden boren van 21 meter diepte de groene vloeistof uit de aarde naar boven haalden. Het gerucht van deze belangrijke vondst verspreidde zich snel over de gehele wereld. De moderne petroleumindustrie was geboren. Aan vankelijk bescheiden, later in een steeds sneller tempo en grotere Omvang drong zij tot alle continenten en landen door. Zo werd de basis gelegd voor de moderne industriële vooruitgang, waarvan het einde nog niet in zicht is. Steeds worden weer nieuwe toepassings mogelijkheden gevonden en op het ogenblik zouden noch de kleinste familie-huishouding, noch het verkeer, de landbouw of de industrie het zonder olie en de daaruit gevormde produkten kunnen stellen. Waarschijnlijk hebben Bissell en zijn mannen in 1859 niet begrepen wat zij de mensheid gaven. Zij waren tevreden met een prijs van 20 dollar per vat, waarmee zij hun moeite rijkelijk beloond achtten» koel- en luchttechniek Treinconducteur en smid legden basis voor wereldolie-industrie is dat zich nog voor 325 miljard vaten aan olie in de grond be vindt Daarnaast houdt men reke ning met mogelijke reserves van 882 miljard vaten onder het aardopper vlak en van 200 miljard in de zee bodem. Hoewel heden ten dage nog steeds voor ieder vat olie. dat uit de giond wordt gehaald, tezelfdertijd er meer dan één wordt ontdekt zal er toch eens een tijd komen, waarin wy meer olie no dig hebben dan de aarde ons zal kun nen verschaffen. Maar ofschoon aard olie op het ogenblik de voornaamste grondstof is van vloeibare brandstol len, is zij gelukkig niet de enige bron. De koolwaterstoffen, waaruit aardolie is opgebouwd kunnen eveneens uit steenkool, aardgas, leisteenolie, zelfs uit zaagsel en graanstengels worden verkregen. Alleen al uit de aanwezige steenkoolreserves kan men nog eeuwen lang genoeg vloeibare brandstoffen pro duceren, zonder dat het verbruik van steenkool behoeft te verminderen. Naast de energie uit aardolie, aard gas, steenkool en waterkracht is thans ook de atoomenergie vrijgemaakt. Na tuurlijk zal de atoomkracht bij een eventueel gebrek aan voldoende olie mm* Op dit terreintje nabij Titusville in de staat Pennsylvania werd op 27 augustus 1859 de olie-industrie geboren. Op de voorgrond „Uncle Billy" Smith, 's werelds eerste boormeester. Al ls de petroleumindustrie thans «üs juist 100 jaar oud, aangenomen •hag worden, dat men reeds ver voor ®hze jaartelling met de aanwezigheid het gebruik van aardolie bekend v'®s. In het Midden-Oosten kende men de „eeuwige vuren" als centrum van gevuuraanbidding, de Egyptenaren, v-mnezen en Indianen gebruikten olie s. Medicijn of zalf en Nebukadnezar rfd nodig by de aanleg van zijn hangende tuinen, terwijl vuurpijlen, olie- potten en het „Griekse vuur" tot ver in de middeleeuwen als uiterst gevaarlijke strijdmiddelen golden. Zelfs Noë ge bruikte het aardolie-product teer bij de bouw van zijn ark. Een scheikundige uit Glasgow, dr. James H. Young vond in 1847 een mid del om uit zachte leisteen „steenkool olie" te halen, maar betere resultaten werden bereikt met gebruik van „rots olie". Een zekere Samuel Kier elimi neerde de onaangename luchtjes van de kerosinelampen en verschafte deze toestellen een helderder en veiliger licht. Professor Benjamin Silliman jr. van de universiteit van Yale ontdekte een paar jaar later, dat aardolie vele mogelijkheden bood als grondstof voor lampolie, smeermiddelen en andere producten. Naar aanleiding van zijn analyse richtte George Bissell met eni- S® vrienden de „Pennsylvania Rock Oil Co. op, waarvan Drake als direc- teur werd aangesteld, o.a. omdat hij nrnko^rnk^vegS1-an vrU reizen had. E _r Titusville om het land te onderzoeken. 4. i een gunstige plek uit te zoeken en een put te boren. Om de bewoners van het plaatsje te impone ren, richtte de maatschappij haar cor respondentie aan ..Kolonel" Drake. Drake begon zijn boring op dezelf de manier waarop een zout-water put werd geslagen n.l. met een soort stormram. Daartoe verwierf hij de diensten van „Uncle Billy" Smith, die met dit soort werk ervaring had. Aanvankelijk stuitten beide mannen en hun schaarse medewerkers - vrij wel iedereen vond de gehele onderne- ï^ing te zot om los te lopen en wil- jje er dan ook niets mee te I^aken tobben - op allerlei moeilijkheden. Put liep onder water en de wanden el°rtten telkens in. Pas toen Drake h„!? holle buis als bekisting in het to„ 8at had geheid kon hij een gro- v re diepte bereiken. De langzame p"rderingen ontmoedigden echter de ni aars van de inmiddels in ,.Se- ï?a Oil Company" omgedoopte 1' e:fuisylvEinia Oil Company". Op 27 car StUs ontstonden nieuwe compli- _.,ties: de geïmproviseerde boor koXf ,n een rotsspleet en bleef ste- op 21 meter diepte. Dat was op pf" zaterdag, dezelfde dag dat de genaars besloten de onderneming ZondaarVen e j e terug te roepen. Riib er niet gewerkt, doch na»r H« n z"n zoon togen toch ar de Put om te zien hoe het er Jpg© stond. Op ongevppr po». hoosvat werden de eerste liters kunstmatig uit de aardbodem te voor schijn gebrachte groene vloeistof op gehaald. Met een stoommachine van nog geen f 2000.-, een touw van Dien- nep, een thuisgemaakte boor en een houten windas was het werkstuk vol bracht, maar het bekistingsprincipe van Drake wordt heden ten dage nog steeds toegepast. Het succes van Drake's olieboring zou misschien een voorval van slechts plaatselijke betekenis zijn geweest, ware het niet dat in die tijd een drin gende behoefte aan lampolie had be staan. Kaarsen uit talk vervaardigd of.' lampen gevuld met olie van walvissen vormden tot het midden van de negen tiende eeuw de voornaamste lichtbron in de woonhuizen. De intensiefve walvis- jacht had echter verminderde opbreng sten tot gevolg. Vandaar dat alom ge zocht werd naar een gemakkelijk ver krijgbare en goedkope brandstof voor lampen. Dit werd gevonden in. de pe troleum, het voornaamste produkt, dat aanvankelijk uit aardolie werd be reid. Het allermodernste type boortoren, dat gebruikt wordt in de Golf van Mexico en de Cardibis/che Zee en waarmee de 12 cm-doorsnee buizen kilometers diep in de zeebodem worden gedraaid. hoe onze samenleving in menig opzicht achteruitging wegens gebrek aan brand stof en energie. Veel van de kracht, welke opgewekt werd door middel van aardolie kon niet worden vervangen door andere grondstoffen of om tech nische of om economische redenen. Duidelijk is bewezen hoezeer ons mo derne economische bestel afhankelijk is van aardolie. Het valt dan ook niet te verwonderen dat de vraag naar olie en gas met het voortschrijden van de wetenschap en de techniek én de stij ging van de wereldbevolking steeds groter wordt. Werd in 1937 nog van de totale behoefte aan energie 68 pet. ver schaft door steenkool 6 pet. door wa terkracht en slechts 26 pet. door aard olie en aardgas, in 1957 namen deze laatste twee krachtbronnen al 52 pet. voor hun rekening, dat is een relatieve verdubbeling in 20 jaar, terwijl het reële verbruik nog vele malen meer toegenomen is. Voorspellingen wijzen op een nog aanzienlijk groter oliever- bruik binnen de komende tien jaren, zowel relatief als reëel. Voor Europa alleen wordt een stijging van 6 pet. per jaar verwacht en in Amerika, waar gas en olie tezamen reeds voor 70 pet. in de totale energiebehoefte voorzien, een stijging van 3 pet per jaar. Ge middeld mag men voor de naaste toe komst rekenen op een toename van 5 pet. De vraag naar ruwe materialen voor de petrochemische industrie zal de komende jaren, naar verwachting, zeer groot zijn naarmate de consump tie van plastics, synthetische stoffen en kunstrubber zich uitbreidt. In 1958 bedroeg de wereldproduktie van ruwe olie en gasbenzine 946.9 miljoen ton. Het is moeilijk zich een dergelijk astronomisch getal voor te stellen en wanneer men dan pro beert in te denken hoeveel vaten dit wel zijn duizelt men. Uiteraard dringt zich de vraag op of bij een dergelijke produktie de oliereserves niet snel uitgeput zullen zijn. In 1919 berekenden enkele geologen, dat er in de Verenigde Staten nog maar 6 mil jard vaten aardolie aanwezig konden zijn, maar in werkelijkheid werd er in de afgelopen dertig jaar een hoeveelheid van 69 miljard vaten ontdekt Aardolie wordt op vele plaatsen in de wereld aangetroffen, maar al tijd slechts daar, waar bezinksel van zeeorganismen aanwezig is. Meer dan een derde van net oppervlak van het vaste land verbergt volgens de schatting der geologen dergelijk gesteente. Er zijn op aarde bepaalde gebieden, waar de voorwaarden tot het ontstaan van olie-afzettingen bij zonder gunstig zijn geweest. De voor naamste oliegebieden van de wereld zijn met name de Verenigde Staten, de Golf van Mexico en de Caraïbi- sche Zee, het Midden-Oosten en Rus land. Voorts is er nog een belang rijk oliegebied, dat zich tussen Azië en Australië over tropische eilanden uitstrekt. Al deze gebieden tezamen produceerden sinds 1859 reeds 93 miljard vaten olie, maar bewezen later was het een spookstad, over woekerd door gras en onkruid. De ervaring, welke men geleidelijk aan opdeed, en het voortschrijden van de techniek hebben eerst in latere ja ren ean verantwoorde exploitatie moge lijk gemaakt. Pas na enige tijd kwam men tot de ontdekking, dat de benzine welkje na het raffineren van de aard olie vrijkwam en die als niet bruik baar voor lampenolie werd verbrand, eigenlijk het kostbaarste produkt van de uit de grond opgehaalde vloeistof ware. De uitvinding van de stoomma- chfine heeft de Industriële Revolutie in geluid, de verbrandingsmotor heeft de gjrote stootkracht gegeven. Eerst in onze eeuw is aardolie met al haar neven-, bij- en afgeleide pro dukten tot de voornaamste energiebron geworden. Bijna de helft van de energie, welke thans in de wereld wordt ver bruikt wordt uit olie en gas, dat tussen de 440 en 10 miljoen jaren in de schoot der aarde verborgen had gelegen, ver kregen. Olie is de grote beweegkracht, waardoor het moderne transport mo gelijk is geworden te land, ter zee en in de lucht. Het gebruik van olie als brandstof is een ieder bekend, maar dat zij ook dient als grondstof voor asfalt, kaarsen, drinkbekers, carbonpapier en drukinkt weten min der mensen. Kunstrubber en syntheti sche plastics worden gemaakt uit aardolie. Cold cream, lotion, lippen stift, vlekkenwater en boenwas be staan voor een groter of kleiner ge deelte uit petroleumprodukten. Hon derdvoudig zijn de aanwendingsmoge lijkheden en in ieder huis is aardolie in welke vorm dan ook in uitgebrei de hoeveelheden aanwezig. De land en tuinbouw kan aardolieprodukten tegenwoordig niet meer ontberen. Zij gebruikt ze voor het sneller drogen voor gras, voor de verdelging van ongedierte en onkruid. Machines be hoeven smeermiddelen, huizen verf en dakbedekking, schoenen schoen smeer, katoenen en wollen draad kleurstof en veredeling. Tijdens de Tweede Wereldoorlog heb ben wij met eigen ogen kunnen zien (Van een medewerker.) ver enkele weken zal de Neder landse Katholieke Arbeidersbe weging het feit herdenken, dat zij 50 jaar geleden gecentraliseerde vakbeweging werd Er zal nog wel ge legenheid zijn in dit blad uitvoerig op het tiende lustrum in te gaan, maar ge zien reeds gedane publicaties kan het zin hebben reeds nu een bepaalde kant van die Beweging te belichten, omdat anders het gevaar niet denkbeeldig is, dat de lustrumviering een bijdrage gaat worden tot een onjuiste groei, niet alleen van de vakbeweging zelf, maar ook van andere katholiek-sociale orga- h'et'fs met dit lustrum iets heel merk waardigs aan de hand. Het is nog niet helemaal 10 jaar geleden, dat diezelfde KAB het 25-jarig gecentraliseerd be staan herdacht. De Haarlemse Bond, deeltaakorgaan van de landelijke K.A.B., is zijn 70-ste verjaardag al ge- miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiimiiiiiiiiiiiiiriiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii passeerd, de Utrechtse Bond is er hard naar op weg en binnen enkele jaren zou er aanleiding zijn, om het diaman ten bestaansfeest van de gecentrali seerde standsorganisatorische activi teit te gaan herdenken. We hebben zo het vermoeden, dat dit niet zal gebeu ren. Wanneer men zich dan ook af vraagt, wat er nu precies herdacht gaat worden binnen de K.A.B., dan komt men tot de constatering, dat, en waarachtig niet voor het eerst in de ge schiedenis, het zwaartepunt heel na drukkelijk wordt gelegd op de K.A.B. als vakcentrale. Het is zeker niet onze bedoeling, om nog eens historische geschilpunten te gaan oprakelen. Het is helemaal niet meer van belang om de oude strijd vraag, diocesane of landelijke vakbe weging, in de herinnering terug te roe pen. Men kan er zich, op het platvorm van de historie staande en terugblik kend in het verleden, slechts over ver bazen, dat er ooit voorstanders zyn ge weest van diocesane vakbewegingen. Wanneer we het derhalve signaleren, dan is het om een illustratie te hebben bjj wat we verderop wensen te beto gen. Evenmin heeft het een meer dan op herinnering gerichte betekenis, wanneer we terugdenken aan de grote strjjd tussen de federatie van diocesa ne volks- en werkliedenbonden en het bureau voor de r.k. vakorganisatie, kortweg genoemd het vakbureau. Zin heeft het aan dit soort dingen te rug te denken om de achtergrond, die er bij betrokken was. Het is al te goedkoop, gelijk sommige histo rieschrijvers hebben gedaan, zich af te maken van dit getwist met insinuaties als zou het bij de mensen van de dioce sane bonden of bij de mensen van de toenmalige vakbonden vrijwel uitslui- Spoedig begon een ."stormloop naar Pennsylvania, de bakermat van de nieuwe industrie, die de trek naar de goudvelden van Califomië. tien jaar daarvoor, overtrof. Boortorens, aan vankelijk van hout. fater van staal en thans wel 70 meter hoog, verrezen overal in het land. Ir/ de eerste jaren werd geboord tot maximaal 21 meter diepte op vrijwel dezelfde wijze en met dezelfde werktuigen als Drake en de zijnen aanwendden. Het boren aan de kabel, ook we] stotend boren genoemd, werd langzamerhand verdrongen door de boringen volgens de draaiende me thode, waarmede men tot veel grotere diepten kan komen., De eerste boortech- mci sloegen bij voorkeur hun putten op .Plaatsen, wa/ar zij stellig wisten u }e zullf n aantreffen. Vaak d°orde men maar lukraak. Even nlip nw!? mf t het boren waren de slaaS vafrt mJt het bewaren en op- ten vaten me0tfle' Waren er hou- mer. een aarde1 voorradig dan wierp werd bewaardGeen wonder dat veel verdampte of weer in de grond ver dween. Vooras gingen grote hoeveel heden verlorvm bij de veelvuldig voor- komende bra nden in de nieuwe houten produktiecen tra. De eerste oliezoekers braken zich niet het hoofd over de oliebehoeften van hef. nageslacht. Ze boorden in het wiüde weg, pompten de olie om hoog 'lot. er niets meer te pompen viel en verhuisden dan weer naar een andere plek. Binnen enkele maan den werd een olieveld het middel punt 'zan een hele stad. die korte tijd kater weer volkomen verlaten kon 7'ijn. Pithole City, vlakbij Titusvil le, had in 1865 een bevolking van 15.Oho zielen; nauwelijks een jaar U'- '-■"a.":'' Een woud van boortorens zoals heden ten dage te vinden is in tal van Amerikaanse staten, evenals in het Midden- Oosten, de tropische eilanden tussen Azië en Australië, Roemenië en Rusland. In niets gelijken deze reuzen meer op het houten windasje, waar „kolonel" Drake mee werkte. tend zijn gegaan om de macht en om competentievragen. Van figuren uit het verleden als Poels, Hermans en van Schaik, als van Rijzewijk en C. J. Kuiper, mag men eenvoudig niet aan nemen, dat kleinmenselijke motieven drijfveren van hun handelingen wa ren. Het heeft zin en betekenis na te gaan, waarom goede vrienden vaak als fel vechtende vijanden tegenover el kaar kwamen te staan, wanneer het over de vraag van de organisatievorm ging. En daarbij mogen we voorbijzien aan de ook wel eens gestelde kwestie: wat was het er eerst: de vakbeweging of de standsorgapisatie? D.w.z, deze vraag heeft wel zin in het algemeen, maar we mogen verwaarlozen, of het timmerliedengilde van Vaals van 1860 of de Bonifaciusvereniging in Bols- ward mogen worden gezien als werke lijke voorlopers van de vakbeweging of van de standsorganisatie. Voor ons is een van de meest be langrijke zaken, dat er rond het ont staan van de moderne arbeidersbewe ging allereerst sprake was van een toe nemende beweging onder de arbeiders. Een geweging, ®en gewogenheid des harten, die geen vorm kon of wettelijk zelfs mocht vinden in verenigingen of of bonden, maar die er was, voelbaar en tastbaar voor de verantwoordelijken, die meer van het leven wilden weten dan de toenemende kansen in nieuwe industriële vestigingen. Een bewogen heid, die ook zonder organisatie vroeg of laat tot hervorming van de maat schappelijke verhoudingen zou hebben geleid. Wjj voor ons menen, dat de or ganisaties, welke later ontststonden, veeleer de beddingen zijn geworden, waarin die bewogenheid is geleid, de rustige, gekanaliseerde rivieren, die de wilde bergstromen moesten opvangen en die moesten voeren naar een stuw meer en een stuwdam de centrales) die werkelijke krachtstations werden voor een goed geordend maatschappij beeld. Later, eerst veel later is men die bewogenheid een naam gaan geven. We waren al een behoorlijk eind in de ze eeuw, toen Poels en Hermans het begrip standsorganisatie introduceer den. Daarvoor evenwel hadden pries ters en katholieke leken begrepen, wat er leefde onder het volk. Het is uiterst riskant hierbij te stellen, dat het figu ren als Ariëns en Schaepman en zove le anderen daarbij niet op de eerste plaats en zeker nooit uitsluitend is ge gaan om de materiële moeilijkheden van de mens uit de tweede helft van de 19e eeuw. Het is riskant om dit te stel len, omdat men ons historisch kan te genwerpen, dat Ariëns reeds een jaar nadat hij zijn eerste algemene arbei dersvereniging had gesticht voor de noodzaak werd geplaatst door middel van een, overigens mislukte, staking, positieverbetering voor de arbeiders af te dwingen. Men kan zich trouwens geen enkele sociaal-culturele arbeid zon der materiële inhoud denken. Dat Ari ëns dat ook heel scherp inzag getuigde een spreker aan zjjn lijkbaar: ,,Rü. Ariëns, wist dat niet te redeneren valt met mensen, die gebukt gaan onder de broodvraag." Met dit alles willen we slechts betogen, dat ook in een moder ne vakbeweging de algemene bewogen heid basis is en blijft voor het werk. Ook al is dat werk nog zo gespeciali seerd op bedrijfsverhoudingen, bezits vorming en medezeggenschap, winst- deling en goede menselijke verhoudin gen. Het is van de allergrootste bete kenis na te gaan, of deze algemene bewogenheid, zij het dan uiteraard in een gewijzigde vorm, ook niet in het midden van de 20e eeuw nog volledig is. Daarmee is dan niets gezegd over namen van organisaties, zeker niet over vormen ,over diocesane of lande lijke verbanden. Hiermee is wel be toogd, dat een bewging, die de mens niet meer centraal zou stellen; maar hem vrijwel uitsluitend zou zien als be- drijfsgénoot, die niet meer de aandacht schenkt aan onderwijs en huisvesting, aan gezondheidszorg en cultuur, zoals dat in het verleder op een voor die tijd geeigende wijze geschiedde, bezig is zichzelf te verengen tot een belan genorganisatie op een zeer beperkt ge bied. Moge de komende lustrumviering, die naar we menen te weten niet al te spectaculair is opgezet, een werkelyke bezinning worden op de gemoderni seerde taak en moge ze een visie ope nen voor het geheel van de menselij ke verhoudingen voor de komende pe riode. Een van de modernste olieraffinaderijen, kosten 160 miljoen Sdlden,waard\ aardolie wordt gedistilleerd en „gekraakt". Alle grote rajfinadenjen *3 woordig in hoge mate gemechaniseerd, waarbij ook weer tal van aardoliepro dukten gebruikt worden. als zeer goed vervangingsmiddel kun nen optreden, maar voor een concurren tie voor de olie behoeft men niet be vreesd te zijn. Over het algemeen kan gezegd worden, dat tenzij zich op het gebied van transport, verwarming of produktie van atoomenergie een revo lutionaire omwenteling zou voordoen de atoomkracht niet de vraag naar olie, naar naar steenkool zal beïnvloeden. J. WALTA Gegevens ontleend aan „De Esso- bron" en „Tot fossiel geworden zon licht", uitgaven van Esso Nederland N V World Oil", uitgave van de Fi nancial Times, het Mijnbouwkundig jaarboek 1958-1959 en publikaties van de Bataafse Internationale Petroleum Mij N.V. n.a.v. het honderdjarig be staan van de petroleumindustrie. Advertentie ■iUIMillllllllllltlllllliillll I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1959 | | pagina 7