Dr. v. Erp Taalman Kip treft
geen enkele blaam of schuld
STAATSSECRETARIS SCHOLTEN de
het TELEVISIEBELEID
man van
ft
N
og dit jaar een
reclame in
besluit
de t.v.
over
de
BB
kru,s/^(/7A
X
KOBACH
ARBEIDSVERHOUDINGEN IN
DE PUBLICITEIT (II)
w
I
DE ZAAK MEULENBELT
Normen der medische ethiek
zijn niet overschreden
Conclusie van
NOG ALTIJD EEN ACTIEF HOCKEYER
Ook organisaties moeten meegroeien
Sociaal
commentaar
Ere-raad
ieder geval
opschieten
Busje hotst tegen
olietrein
WITTE
ROTTERDAM
WITTE KRUIS
Minister Visser helpt
gedupeerde boeren
PAGINA
OKTOBER 1959
ZATERDAG
'Mijn
wieg stond aan de universiteit" heeft mr.
^holten mij gezegd en omdat de appel niet
de rea," de boom valt, heeft hij het ook maar in
iijn cllten gezocht, zoals zijn vader vóór hem en
egen jaar oudere broer naast hem.
Voorarjzi'in gymnasiumtijd voelde hij ook wel iets
aan t f studie van de wiskunde, maar thuis, zelfs
sWafel> werd er altijd over juridische vraag-
hooslen gesproken, omdat niet alleen zijn vader
van |raar was aan de gemeentelijke universiteit
broer 'Sterdam, maar zijn negen jaar oudere
dus m ?en °°k rechten studeerde. Het werd hem
Het: Paplepel ingegeven.
Wijfli ls opmerkelijk, met hoeveel liefde en toe-
mr- Ynzo Scholten een Friese voor
in v'a^dat zijn moeder een Friezin was over
Wij ur' prof. Paul Scholten, spreekt,
hij, 0n j adden een zeer sterke gezinsband, zegt
grote r ,at vader een sterke figuur was, die een
keliju Vervulde in het publieke en in het ker-
hij 'Cl even- Ook in het kerkelijk verzet speelde
Uw6?11 grote rol en hij had herhaaldelijk kontakt
l9do finaal de Jong, met het gevolg, dat hij in
Vjt.óoor de Duitsers werd ontslagen.
vertelt van zijn vader, dat deze afstamt van
j 9 oud Amsterdams koopmansgeslacht, dat hij in
j,. <*4 opdracht kreeg een Rechtshogeshool op te
v chten in Batavia en vooral, dat in het najaar
h 1946 de beroemde Meyers een herdenkings-
den?- over zijn vader in de Koninklijke Aka-
le van Wetenschappen.
VerboJ oek
f
BE gekte PIJNSTILLER
Hoofdpijn... maarookandere
plagende pijnen verjaagt u
prompt met WITTE KRUIS.
koel- en
luchttechniek
De droogte-actie
Veevoedertransporten met
militaire wagens
ttt#sec
fetaria Schotten en zijn gezin. Zittend v.l.n.r.: Marijke (13 jaar), mevrouw Scholten, Paul
staatssecretaris. Staand: Irma (14 jaar) en Elsbeth (15 jaar).
jaar) en
j ««V»
Advertence
De Ereraad, ingesteld door de Ko
ninklijke Nederlandsche Maatschappij
tot bevordering der Geneeskunst, ten
einde te onderzoeken of Dr. L. F. C.
van Erp Taalman Kip, zenuwarts te
Arnhem, zich schuldig heeft gemaakt
aan een vergrijp tegen de medische
ethiek door op 23 februari 1955 ten
aanzien van dr. J. Meulenbelt en diens
echtgenote W. J. Meulenbelt-Groenen-
daal, een geneeskundige verklaring tot
in bewaringstelling af te geven, komt
tot het unanieme oordeel, dat dr. van
Erp Taalman Kip ten opzichte van het
echtpaar Meulenbelt geen enkele
blaam of schuld treft, dat hij in geen
enkel opzicht de normen der medische
ethiek heeft overschreden, niet gehan
deld heeft in strijd met de waardig-
Staatssecretaris Scholten, die deze week in het middel
punt der belangstelling kwam te staan door zijn ingrijpen
in de kwestie N.T.S.A.N.P.
h
difenk:ingsrede van Meyers ver-
°r w. Scholti
*e»>» Duitsers
en na zijn verbanning
og slechts drieërlei
2jj <*°ehtet.arne^jk «in land vrij te zien,
re 'h ^°61t o 'n ^mer'ka te bezoeken en
te Vqh 6r de grondslagen, van het
De v«jh'oien-
heeft h'J n'oZegt mr- Scholten mij nu,
Mensen zjjn Sezien, de overige twee
Want Meyglet vervuld.
'ede aldus: besluit zijn herdenkings-
delijk
biet
een a£'r'1 1946 besloot hij ein-
zijn
"Weinij
echtge
8 Verpozing te nemen en
Öa te gaan"tfen°te Zdn docdter in Cana-
0ok deze ,ez°eken. Absolute rust zou
°Verzeeso u6IS niet zÜn- want met het
°ndeh- Nog
vOet
aan
«lei 194Rla"d >ad
^artgeh,, pl°tseling t
was een reeks lezingen
voordat nij in Amerika
tgeb:
blaar Vo^ aan bem reed tang bekend,
donder °r anderen moedig verzwegen,
schot r^„"raa' en Pracht is zijn over
gezet, overleed hij
"evolge van een
Paste,
r°U\vd.
en pracht is
let de eenvoud, die bij Scholten
de Canadese grond toever-
doetfw°uen zou daar in Canada
t 6t vripll oezoeken, die daar in 1939
f^bUliebezopt1 vCen was gegaan voor
W'n, m °ek- ZlJ zou in mei terugko
mst wipl [de oorlog stak een spaak in
'b I94i bleef zij daar en trouwde
Staatssecret;
aris Scholten zegt mij, dat
Advertentie
zijn vader in zijn latere leven steeds
meer getrokken werd door het Chris
tendom en zo valt ook die passage in
de rede van Meyers op, waar hij zeide:
„Wanneer men Scholtens filosofische
geschriften in chronologische volgorde
leest, dan wordt men getroffen hoe hij
steeds meer het ChristelijK geloof en
de Christelijke liefde als de enige en
noodzakelijke grondslag van iedere
rechtsidee is gaan beschouwen; de
mens kan niet autonoom zich zelf
plichten scheppen; achter ieder bevel,
ieder gezag moet een persoon staan.
Daarom valt volgens Scholten het ge
zag van het recht niet te begrijpen,
indien niet de verhouding van mens
tot God uitgangspunt is."
Van deze grote mens is de staatssecre
taris van nu de zoon en het is geen
wonder, dat hij van dit christelijke in
zicht veel heeft overgenomen en met
liefde en eerbied over zijn vader spreekt.
Bijna meer dan over zich zelf.
De juridische 'oopbaan van staatsse
cretaris Scholten verliep zonder schok
ken. Na de Amsterdamse lagere school
en het C. P. Gunninglyceum ging hij
ar de Amsterdamse universiteit. Hij
werd lid van het Amsterdams studen
tenkorps, waar toen minister Luns
voorzitter van was. Later werd hij zelf
rector.
Hij deed in 1938 kandidaatsexamen en
moest toen in militaire dienst. Hij kwam
terecht op de school voor reserve-offi
cieren in Breda. Bij de Duitse invasie
had hij het gebracht tot korporaal en
dat was zijn geluk, want toen werd hij
vrijgelaten dank -ij de „grootmoedigheid
van de Führer".
Hij studeerde verder en werd rector
van het korps, totdat de moeilijkheden
kwamen. De bezetters bevalen de uit
stoting van de Joodse leden in 1941 en
toen hief het korps liever zich zelf op.
Toen zocht men hem natuur' jk en moest
hij onderduiken. Ondergedoken en wel
studeert hij af en doctoreert in oktober
1942 aan de V.U.
In Amsterdam was geen emplooi voor
hem, omdat dat te gevaarlijk was, dus
werd hij bedrijfsjurist bij de Handels-
kamer in Rotterdam, een centrale van
verbruikscoöperaties, totdat hij in mei
1944 bij een advocatenbureau terecht
kwam als junior. Zijn specialiteit werd
later zeerecht, vennootscnapsrecht en
handelsrecht. Hij reisde herhaaldelijk
naar het buitenland voor het sluiten van
contracten en het voeren van onderhan
delingen. Ook naar Amerika.
Zijn vrouw had hij inmiddels ieren
kennen door de Ned. Chr. Studenten
vereniging op een Oecumenisch Jeugd-
congres. Zij was een dochter van prof
Van Asbeck, die eerst hoogleraar was ge
weest in Batavia en later in Leiden. Zij
had dan ook haar jeugd in Batavia
doorgebracht.
Op het voetspoor van zijn vader volg
de Staatssecretaris Scholten diens belij
denis van het christendom. Hij was
jarenlang voorzitter van de Hervormde
Jeugdraad en voorzitter van de A.M.V.J.,
de Algemene Maatschappij voor Jonge
ren, de door Eyman reeds vóór de oor
log gestichte organisatie voor het open
jongerenwerk.
Dat moet ook wel de reden zijn ge
weest, dat minister Cals hem aanzocht
voor deze functie, die mede de vorming
buiten schoolverband bevat.
Zijn hobbies zijn kamperen, tennissen,
schaken en lezen, maar vooral hockeyen,
dat doet hij nu nog, hij speelt in de
hockeyclub Amsterdam. Vraagt men
hem of hij een grote belangstelling had
voor de politiek, dan zegt hij: ja, maar
ik had er geen tijd voor. Daarom was hij
in al die jaren ook niet aangesloten bij
een politieke partij. Nu is hij lid ge
worden van de Christelijke Historische
Unie.
Het voornaamste probleem echter,
waar hij nu mee te maken heeft, is de
televisie. Het is het meest bewaakte
geheim van Den Haag en niemand
weet nog hoe de beslissing van de
regering zal uitvallen. Dat er reclame
op de televisie komt is na de beginsel
beslissing van de regering wel zeker.
Maar niemand weet nog hoe. Zal de
OTEM een vinger in de pap krijgen of
de Nederlandse Televisie Stichting?
Wie zal het zeggen. Wij hebben na
tuurlijk de staatssecretaris om zijn
oordeel gevraagd. Hij zegt: ik heb in
veertien dagen tijds de advocatuur er
aan moeten geven. Nu moet ik me
eerst in de televisie inwerken. Dat
zijn allemaal vreemde zaken en sinds
ik staatssecretaris ben, volg ik de tele
visie natuurlijk nauwkeurig.
Ja, maar wat gaat U nu doen?
En hij zegt, dat we vooreerst moeten
doorgaan. Als we bijvoorbeeld de uit
breiding van de zendtijd uitstellen tot
we meer nadere gegevens hebben en er
een nader onderzoek is geweest, komen
we hopeloos achterop. Dan gaan we
dood aan de ziekte van de perfectionitis
en is er geen besluitvaardigheid meer.
Hij meent de kwestie van de reclame
in de televisie niet afhankelijk te mogen
stellen van nieuwe gegevens, zodat hij
voor alles daarop zou moeten wachten-.
Dan zijn we weer te laat. Wij moeten
ons aanpassen, zegt hij, om hetgeen nü
nodig is te kunnen doen. We moeten
proberen de zaak bij te houden en niet
achter te blijven. Wel moeten wij intus
sen vastleggen wat er in de samenleving
is gegroeid, maar intussen zorgen, dat
we niet achterop geraken.
Dat klinkt natuurlijk allemaal heel
mooi, maar wat zal hij doen met de
reclame in de televisie?
Hij zegt eenvoudig: zo gauw mogelijk
een beslissing nemen!
Dit jaar nog?
Hij hoopt het, maar geeft dienaan
gaande geen zekerheid, omdat dl; op de
eerste plaats geen kwestie is van de
staatssecretaris, maar van het kabinet.
Hij zegt een voor zichzelf verantwoor
de beslissing te moeten nemen en daar
wil hij niet te lang mee wachten, maar
daarnaast moet ik Peilen, zegt hij, of
mijn beslissing een meerderheid in de
Kamer kan halen. Daar gaat het om.
En dus nu maar afwachten!
FRANS SCHNEIDERS
heid der geneeskundige stand, noch de
ze heeft ondermijnd.
De Raad heelt op 24 april 1959, 6 mei
1959, 19 juni 1959, en 4 september 1959
diverse personen gehoord, teneinde
zich een zo zuiver mogelijk beeld te
verschaffen van de gebeurtenissen, die
zich om de inbewaringstelling ex art.
14 van de Krankzinnigenwet van het
echtpaar Meulenbelt op 23 februari
1955 hebben afgespeeld. Van deze ver
horen zijn door de secretaris van de
Raad verslagen opgemaakt, welke de
zakelijke inhoud van de (niet onder
ede) afgelegde verklaringen vermel
den. Opgemerkt wordt, dat het betrok
ken' echtpaar Meulenbelt door de Raad
niet is gehoord, omdat zij geweigerd
hebben een verklaring voor de Raad
af te leggen: de hierop betrekking heb
bende correspondentie wordt bij dit
rapport overgelegd.
Uit het onderzoek is voorts gebleken:
dat dr Meulenbelt, op of omstreeks 16
februari 1959 als assistent-geneesheer
van de zenuwarts G. W. Arendsen Hem
te Lunteren door deze is ontslagen; dat
het echtpaar Meulenbelt zich geduren
de de week volgende op het ontslag tot
23 februari 1959, heeft geïsoleerd in hun
woning te Lunteren; dat zij in de vroege
morgen van 23 februari 195? u 1i'1
woning zijn gevlucht, daarbtj gebruik
makende van één herenrijwiel, hetwelk
zij op hun vlucht hadden geleend bij
een boer; dat zij zich te ongeveer 7.15
uur die morgen hebben gewend tot een
hoofdagent van gemeentepolitie aan
wie dr. Meulenbelt mededeelde, dat er
vreemde dingen op Groot Batelaar en
Veluweland gebeurden en dat de poli
tie dat diende te weten; dat zij ver-vol-
gens na het gezegde van dr. Meulenbelt
dat zij naar de procureur-generaal m
Arnhem gingen, zijn vertrokken, dat zij
op het station De Klomp waar een
auto van Veluweland stónd om mensen
van de trein af te halen, zich tegen een
brigadier van politie hebben uitgelaten,
dat Veluweland onder hypnose stond
van dr. Arendsen Hein, evenals de po-
litie-agent aldaar; dat zij de trein naar
Arnhem hebben genomen; dat zij in de
trein naar Arnhem aan de hoofdconduc
teur van die trein om bescherming heb-
ben verzocht; dat die conducteur hen
op hun verzoek heeft doen plaats nemen
in de voor de conducteur bcsternde
ruimte in de pakwagen van die trein;
dat zij aan genoemde conducteur ver:
zocht hebben voor politie-assistentie bij
aankomt te Arnhem te willen zorg
dragen* dat die conducteur op het sta
tion Wolfheze aan hun verzoek heeft
voldaan; dat zij te Arnhem de trein on
der geleide van een politie-agent verla
ten hebbendat zij aan de politie te
Arnhem eveneens om bescherming
vroegen, daar zij naar hun zeggen ach
tervolgd en bedreigd werden, waarbij
ook voortdurend over een auto werd
gesproken; dat zij op de aldaar dienst
doende agent zeer sterk de indruk
maakten abnormaal te zijn; dat zij al
leen in een gesloten auto, waarin m<m
hen niet kon zien zitten, van de politie
wilden plaats nemen; dat zij in een der
gelijke auto van de politie zijn overge
bracht naar het hoofdbureau van de ge
meentepolitie te Arnhem; dat zij aldaar
hebben plaats genomen in de z.g. aeen-
tenwacht; dat zij enige uren hebben
verbleven op genoemd bureau, alvo
rens zij zijn benaderd door een medi
cus; dat deze medicus in de persoon
van dr Boonzaayer, door de politie is
opgebeld, omdat, naar het oordeel van
in genoemde wacht aanwezige politie
beambten, het gedrag van het echtpaar
Meulenbelt zo zonderling was (zie
hierover nader het verslag)dat zij een
medisch onderzoek noodzakelijk acht-
ten; dat zij zijn onderzocht door de di
recteur van de Gemeentelijke Genees
kundige- en Gezondheidsdienst di\
Boonzaayer, die het op s grond van zijn
bevindingen (zie hierover nader het
verslag) noodzakelijk achtte een specia
list zenuwarts in consult te roe
pen; dat dr. Boonzaayer zich heeft ge
wend tot dr. van Erp Taalman Kip, het
hoofd van de Psychiatrische afdeling
van het gemeenteziekenhuis te Arnhem;
dat dr. van Erp Taalman Kip, alvorens
met het echtpaar Meulenbelt te spre
ken, op het politiebureau een onder
houd heeft gehad met de inspecteur
van dienst, die hem heeft voorgelicht,
omtrent hetgeen hem bekend was van
de gedragingen van het echtpaar Meu
lenbelt, alvorens zij op het politiebu
reau kwamen; dat dr. van Erp Taalman
Kip vervolgens een onderzoek heeft in
gesteld bü het echtpaar Meulenbelt en
naar aanleiding van dat onderzoek een
geneeskundige verklaring tot inbewa
ringstelling van het echtpaar Meulen
belt heeft afgegeven;
Het onderzoek naar de feiten heelt
de Raad tot de navolgende beschouwin
gen geleid;
Uit alle gegevens, die ter beschikking
van de Ereraad zijn gesteld en uit de
voor de Raad afgelegde verklaringen,
heeft deze zich een duidelijk beeld kun
nen vormen van datgene wat het echt
paar Meulenbelt op 23 februari 1955 is
overkomen en bovendien een goed in
zicht gekregen, betreffende de verschil
lende situaties, waarin genoemd echt
paar zich gedroeg.
Op grond hiervan komt de Ereraad
unaniem tot het oordeel dat dr. Van
Erp Taalman Kip, als psychiater ge
raadpleegd, en ter plaatse de situatie
opnemend op het politiebureau te Arn
hem, handelende in het belang van de
heer en mevrouw Meulenbelt en In het
belang van de openbare orde, niet an
ders heeft kunnen doen dan hij gedaan
heeft, namelijk het advies heeft uitge
bracht om dit echtpaar ter inbewaring
stelling op te doen nemen in een psy
chiatrische inrichting, terwijl by het ge
tuigenverhoor uitdrukkeiyk is komen
vast te staan, dat dr. Van Erp Taal
man Kip zich de ernst van de situatie
voor het echtpaar Meulenbelt goed be
wust zynde, dit besluit pas na rijp be
raad heeft genomen, daarbij ernstig re
kening houdende met de belangen van
genoemd echtpaar.
Het rapport is ondertekend door mr.
G. J. Kronenberg, prof dr. J. J. G.
Prick, prof. mr Van Oven, dr. A.
Poslavsky, dr. V. Winkler Prins.
Tabletten, poeders
of cachets!
Advertentie
V .V
luiimiimiiiiiiimmiiiimi I
Vannacht om ongeveer half drie is
een busje waarmede zes arbeiders wer
den vervoerd, nabij het Stieltjeskanaal,
op de onbewaakte overweg tussen
Nieuw-Amsterdam en Coevorden tegen
een olietrein gereden. De in het busje
fezeten arbeiders waren afkomstig uit
liedrecht, waar zij hun werkkring heb
ben. Ze waren op weg naar huis, waar
zjj het weekeinde bij hun gezinnen zou
den doorbrengen.
Toen het ongeval gebeurde, hing er
een dichte mist die slechts een zicht liet
van vijf tot tien meter. Bij de botsing
werden drie van de inzittenden van het
busje zodanig gewond, dat zij naar een
ziekenhuis in Coevorden moesten wor
den overgebracht. De drie overigen
bleven of ongedeerd ot liepen verwon
dingen van zeer lichte aard op. Van de
drie die naar het ziekenhuis werden
vervoerd is er tenminste een zwaar ge
wond.
e hebben vorige week gezegd spe
ciale aandacht te zullen schenken
aan het schrijven van 53 hoog
leraren aan de ministerraad over het
georganiseerd overleg tussen over
heid, werkgevers en werknemers. Maar
alvorens dat te doen willen we met een
enkel woord ingaan op ontvangen brie
ven inzake de actie der grafici. Deze
brieven hadden onze volle aandacht en
we zullen er de eerstkomende tijd ze
ker nog een andermaal op moeten te
rugkomen. We volstaan thans met te
zeggen, dat wjj, alhoewel wij de wijze
waarop de actie werd gevoerd niet kun
nen goedkeuren, begrip hebben voor
het ongeduld en dus ook voor de moei
lijkheden, waarvoor deze werknemers
staan. We hebben nadrukkelijk ge
waarschuwd, dat dit soort acties ons
tot een maatschappelijke chaos moe
ten voeren. Er is niemand, die van
een werknemer verlangt, dat hij alles
maar voor zoete koek slikt. Strijd
baarheid is een groot goed, maar ook
voor dit soort strijd gelden regels, die
niet zonder schade kunnen worden
overtreden. Maar we komen op deze
zaak terug.
En nu dan de brief van de hooglera
ren.
Wanneer zulk een grote groep we
tenschapsbeoefenaren reden meent te
hebben om zich officieel tot de minis
terraad te wenden, dient men uit te
gaan van de overtuiging, dat de schrij
vers met het zenden van zulk een brief
Mevrouw Scholten en haar dochter Marijke bij de piano.
(Van onze correspondent)
De boeren in de Noord-Oost Polder
hebben voor hun hulpactie aan de ge
dupeerde landbouwers in Overijssel al
1500 ton veevoeder, voornamelyk bie
tenkoppen, beschikbaar gesteM. Indien
hem daartoe wordt verzoeht, is de
minister van Defensie naar gisteren
bekend werd in het algemeen bereid
de veevoedertransporten kosteloos met
militair materieel te laten geschieden,
In het begin van deze week is al vee
voeder in het zwaar getroffen Haaks
bergen gedistribueerd, terwijl gisteren
een lading bietenkoppen is aangeko
men in Haarle bij Hellendoorn. In de
N.O. Polders zijn boeren, die voor
meer dan tweeduizend gulden veevoe
der belangeloos ter beschikking heb
ben gesteld. Een Friese aankoopcoöpe
ratie, die een grote partij veevoeder
in de N.O. Polder had geclaimd, heeft
te kennen gegeven van dit recht af
stand te doen, als de boeren hun over
schotten liever aan de gedupeerde col
lega's willen geven.
Ondertussen is de noodtoestand in de
landbouw koren op de molen van vele
speculanten; vooral in hooi, waarvan
de prijzen met meer dan honderd pro
cent zijn gestegen, wordt danig gespe
culeerd.
een goed willen bereiken. Of wil men
het negatief stellen, dat zij zich onge
rust maken over een bepaald maat
schappelijk verschijnsel en dat ze zich
in geweten verplicht achten hierop de
aandacht te vestigen van de overheid.
Men hoeft het daar dan niet volkomen
mee eens te zijn, het zou wel erg fout
zijn zulk een schrijven volkomen te ne
geren of te bagatelliseren.
We leven nu eenmaal in een tijd,
waarin de maatschappelijke verhou
dingen zich sterk wijzigen. Op zich kan
elk weldenkend mens er zich over ver
heugen, dat bewust gestreefd wordt
naar een zodanige harmonisatie van
en in ons volk, dat de ene maatschap
pelijke groep niet ten achter gesteld
wordt bij de andere. Praktisch ander
halve eeuw is dit het geval geweest
met de arbeiders en „kleine luiden".
Zij waren de mensen, die niet meetel
den, die geen stemrecht hadden, over
wie werd beslist zonder hen. Zij waren
de armoelijders, de weggestopten in
krotwoningen, de immer teleurgestel-
den Toen zij onder leiding van enkele
intellectuelen, priesters en leken, uit
hun onzelfstandigheidsslaap ontwaak
ten, kenden ze slechts één doel: de er
kenning van hun mens-zijn te berei
ken Daartoe gaven ze van hun lage
loon wat ze maar enigszins missen
konden. Daartoe offerden zij de weim-
ge vrije uren, die een onmenselijk lan-
ge arbeidsweek hun liet. Daartoe slo
ten ze zich eerst met duizenden, later
met honderdduizenden, aaneen. Het
resultaat was voor wat de apparatuur
van hun organisatie betrof meer dan
verrassend. Een sterke kapitaalvor
ming uit de niet geringe contributies,
kostbare centrale gebouwen van waar
uit een grote stootkracht over geheel
het land ging, instellingen tot zelfhulp
en welvaart, vormingsinstituten, die
jaarlijks honderdduizenden guldens
vorderen, enz. enz. Het spreekt even
eens vanzelf, dat deze organisatorische
groei, deze technische afbouw van het
apparaat, de invloed van de arbeiders-
wereld op een enorme wijze versterk
te. Dank zij een juist gebruiWan de
binnenkomende contributiegelden was
het mogelijk geworden
demici aan te trekken, die als weten
schappelijke adviseurs de opinievor
ming van de leiders ondersteunden
tengevolge waarvan het mogelijk werd
om de beleidslijn niet in te perken tot
het directe arbeidersbelang, maar af
te stemmen op het algemeen landelijk
welzjjn of, om een boven aangehaald
woord nog' eens te herhalen, op de be
vordering van een goede harmonie tus
sen de bevolkingsgroepen.
Het is juist, wat de hoogleraren
schrijven, dat lang niet alle werkne
mers zich in die vakbeweging aaneen
sloten. Meer dan de helft van de Ne
derlandse werknemers (de hoogleraren
menen zelf 2/3 deel) is niet georgani- Dan
seerd. Maar de ongeorganiseerden pro
fiteren praktisch geheel mee van de
algemene sociaal-economische arbeid
van de vakbeweging.
n zulk een ontwikkeling is het ge
vaar niet denkbeeldig, dat het ac
cent helemaal tegengesteld komt
te liggen aan de vroegere situatie.
Prof. dr. W. Asselbergs heeft een aan
tal jaren geleden op een landdag van
,,St.-Adelbert" al eens de waarschu
wende vinger geheven, dat de intellec
tuelen in ons land bezig zijn hun lei
dinggevende positie te verliezen aan de
arbeidersieiders. Deze laatsten zijn
veel meer geworden tot de echte
volksleiders dan voorheen met name
de academici waren. Men moet dit zo
opvatten, dat hoogleraren, hoog ge
schoolde journalisten, politici, enz. enz.
voorheen vrijwel de uitsluitende groepe
ring vormden, die het gedachtenleven
van het Nederlandse volk bepaalden.
Nu trekken dag-in dag-uit honderden
vrijgestelden het land in om in ge
sprekken met werknemers hun gedach
ten vorm. richting en inhoud te geven.
En die leiders ontvingen als regel, al
thans voor wat de eerste generaties
betreft, hun vorming niet van acade
mici.
Intussen voltrekt zich een andere
maatschappelijke verschuiving. Voor
heen zelfstandige beroepsbeoefenaren
als juristen, medici, psychologen, so
ciologen, enz. enz., zijn in toenemende
mate in dienstbetrekking bij het be
drijfsleven. Wel doorgaans op leiding
gevende posten, maar het zijn niette
min academisch geschoolde werkne
mers. Hun invloed op de gang van za
ken in het bedrijf is kwalitatief veel
groter dan die van de handarbeiders.
Het kost niet veel moeite om aan de
hand van cijfers aan te tonen, hoe de
ze omgroei plaats vindt.
Maar we laten de cijfers voor wat
ze zijn. Het feit is bekend en daar
dient rekening mee te worden gehou
den. Natuurlijk op de eerste plaats
door deze mensen zelf. En hier begint
enige kritiek onzerzijds op de overigens
te waarderen brief van de hoogleraren.
Zijn de handarbeiders voor slechts 33
pet. georganiseerd, de beoefenaren van
hoger leidinggevende beroepen zijn het in
nog veel en veel midere mate. Men noemt
hier zelfs percentages, die de 10 niet
te boven zouden gaan. Wij begrijpen
best het verlangen in deze kringen,
om op een eigen manier en rekening
houdend met hun eigen specifieke be
langen mee te praten in het grote
overleg. Maar deze mensen maken
het de oorspronkelijke vakbeweging
toch wel moeilijk, wanneer men alleen
maar vraagt om mee te mogen pra
ten en men bewijst in zo geringe mate
daar iets tegenover te willen stellen.
Hoe denkt men, dat een vakcentrale
kan functioneren, dus met wetenschap
pelijke bureaus, vormingsinstituten,
enz. incluis? Dat is vrijwel uitsluitend
mogelijk dank zij offerbereidheid en
toewijding van leiders en leden.
Nu hoeft men zich nog niet eens op
het standpunt te plaatsen, dat nu eerst
maar eens bewezen moet worden, of
de hoger leidinggevenden bereid zijn
deze offergezindheid en toewijding op
te brengen. Men kan redeneren dat dit
wel in orde komt, wanneer men met
de neus op de feiten gedrukt wordt.
Maar dan blijft de grote moeilijkheid,
om in de praktijk antwoord te geven
op de vraag, hoe het dan wel moét.
Dat is namelijk naar onze mening
de zwakke plek in de brief van de
hoogleraren. Zij stellen tamelijk nega
tief dat het niet goed gaat zoals het
thans gaat. Maar hoe moet het dan
wél? We kennen nu tal van z.g. cate
gorale bonden. Daaronder verstaat
men organisaties van beroepsbeoefena
ren in een bepaalde sector, welke als
regel geen steun hebben gezocht in een
centrale, b.v. een bond van verzeke
ringsinspecteurs en een bond van
ambtenaren bij de Rijkswaterstaat die
een bepaalde rang bekleden.
Wanneer het nu om een vertegen
woordiging gaat in het centrale over
leg, waar men met een gering aantal
zetels moet werken, hoe zijn die paar
zetels dan over vele mensen te verde
len? Men kan zeggen, dat het aanwij
zen van maatschappelijke fouten niet
per se de verplichting oplegt, om ook
de concrete oplossing aan te geven.
Maar mag men dan in redelijkheid
verwachten, dat de „andere partij"
dan maar voor de oplossing moet
zorgen? Niet dat dat door Je hooglera
ren is gesteld, maar men kan tot geen
andere conclusie komen.
We hopen van harte, dat de brief
van de hoogleraren aanleiding mag
worden tot een ernstig gesprek. Daar
bij doet men evenwel verstandig met
niet op voorhand tegenover elkaar een
wantrouwende houding aan te nemen
immers komen we er nooit uit