In een kleine werkplaats snijdt men kerstgroepen In een huis waar de dochter Engels spreekt w Voor Raphael Levi is het ieder jaar driemaal Kerstmis Het zijn werkelijk niet alleen pelgrims, door de MandeIbaumpoort die DE MARK T WAAR MARIA MISSCHIEN GEKOCHT HEEFT Verhalen uit Herodotus Wee degene, die Khoeri heet Al schieten ze zeldenmet stenen gooien doen ze des te meer DONDERDAG 24 DECEMBER 1959 PAGINA II Een pelgrim in Bethlehem zoekt de werkelijkheid /n de kerstnacht zullen miljoenen christenen weer knielen in de kerken, in de houten banken of op hun stoeltje, om met alle luister van schitterende tnisgewaaen en abondant kaarslicht, van bloemen en Orgelspel de Geboorte van de Heer van hemel en aarde te vieren. En wellicht zullen zij een glimp opvangen van het „stalletje", waaraan de koster met mos en rode tulpjes en spierwitte schaapjes al zijn westerse fantasie heeft gegeven. Maar wie het voorrecht heeft gehad als Pelgrim naar het Heilig Land m Bethlehem te zijn ge weest, die zal, geconcentreerd op het Offer, zich voor de verdere omgeving zoveel mogelijk afsluiten. Hij zal te de geest weer de harde rotsvloer voelen waarop hij neerknielde in de kleine, lage grot. Zijn blik getrokken naar de zilveren ster, ingelegd in marmer, dat een deel Van de rotsbodem dekt. Die zilveren ster, die door mil joenen met grote eerbied is gekust, geeft de plaats aan, Waar Christus zou geboren zijn. Omheen staat er ge schreven hic de virgine maria jesus christus NATUS EST. „Hier is Jezus Christus geboren uit de Maagd Maria". Het hoort tot de zeer aangrijpende momenten die men beleeft in het land waar Jezus leefde, als men tijdens het Misoffer in de grot, waar altijd de Mis van Kerst mis wordt gelezen, bij de Consecratie zich als het ware tegenwoordig voelt bij het onbegrijpelijke dat hier tweeduizend jaar geleden is gebeurd. Hier, in het Mid den-Oosten is in de verborgenheid op deze eenvoudige Plek, een stukje toegankelijkheid in een heuvelrug, God er Wereld gekomen. Het is onmogelijk het te bevatten. Op de heilige plek zelf, waar het hart zich door liefde overstelpt voelt evenmin als in de kerk thuis, waar we allemaal samen „de herdertjes" zingen. schiedenis van het Oude en het Nieuwe Testament zich heeft afge speeld, de rode draad steeds beter zien die door onze heilsgeschiedenis loopt. Op de markt heeft Maria misschien wel eens wat vruchten gekocht, denk je. Het is nu een armzalig en rommelig marktje. maar vol Oosterse kleur en bedrijvigheid. Een getatoueerde ver schrompelde oude vrouw die op de grond zit biedt met verdorde klauw- hand bladen uit een mandje dat ze voor zich heeft staan. Wingerdbladeren waarin men bij het koken het vlees rolt. Bij een viezige hoop (Amerikaan se?) oude kleren zit een kind op de grond. Een weggelopen kip zoekt kake lend haar heil. Het vuilnisezeltje stapt er met voorzichtige pootjes tussendoor, aan weerszijden van zijn frêle lijfje enorme benzineblikken waar het straat- vuil in wordt gekwakt. Een hele fami lie zit rondom een verwaarloosd moe derschaap, waar een lammetje met gul zige rukbewegingen bij drinkt. Een kleine jongen is plat met zijn buikje op straat gaan liggen om het beter te kunnen zien. Er schijnt in Bethlehem door de ver menging met kruisvaarders veel wes ters bloed te zijn, dat men sommige typen wel aanziet. Maar men doet tegen de westerlingen die hier rondlopen toch niet al te vriendelijk. Er komt zelfs een klein opstootje als iemand van onze groep de foto neemt, die wij hier afbeelden Die prachtige opname van De herdersvelden bij Bethlehem bieden een rustig glooiend landschap met wat ruige zeedennen. Deze foto en ook de fluitende herder zijn uit het prachtige fotoboek van het Hei lig Land, „Paldstina", van Focko Lüpse, uitg. Eckhart-Verlag, Witten und Berlin. Een herder in het Bethiehem van nu draagt zijn zieke schaap op de armen. Aangemoedigd door zijn succes met Romeinse sagen en verhalen heeft dr. Dnno Damsté nu, wederom in de Pris- tea-reeks, een boekje samengesteld on- 'ter de titel Oude Oosterse verhalen uit geschiedwerk van Herodotos. Hier- kiest hjj uit Herodotus, in de volg- die zij bij deze hebben, die ver halen waarvan hij, m.i. terecht, ver wacht dat ze ook hedendaagse lezers codofil boeien- Van de overgeslagen mmo. 6n ,geeft hjj telkens een korte yatting. oe titel is in zoverre te perkt dat er in het boekje ook zuiver Griekse verhalen voorkomen. Damsté noemt het „een vertaling die zo ge trouw mogelijk de trant van Herodotos «elf weergeeft". Ik voor mij zou liever willen spreken van „navertelling", die zich overigens inderdaad zeer nauw bij Herodotus aansluit en zich uiterst genoeglijk laat lezen. Dam- n!et gelleel consequent in de •chrq wijze der eigennamen: Delfoi (waarom niet Delphoi?) naast Athene en Thebe. Misschien had b.v. boven het Register, m.n. voor de niet ingewijde lezer, iets over de aan deze schrijf wijze verbonden moeilijkheden kunnen Worden gezegd. Dit Register is overi gens weer voortreffelijk, evenals ik trouwens het hele boekje van harte g^heveel aan allen die zich interes- de berv°°r of kennis willen maken met tn« wie>de short stories van Herodo- •ch'rijvinAlltel „Vader der geschied- ■cnry g „n kort, maa «eer lezensw*."131® in verdedigt. Woord vooraf goed plERCKS Hier. in deze kleine spelonk, waar men zich moet bukken om er binnen te gaan, zijn dus de herders aarzelend komen kijken. Oosterse herders van de streek, verweerde donkere mannen in hun lange gewaden en met de geplooi de hoofddoek om het gezicht, zoals men ze nog, precies als toen, geduldig ziet staan bij hun kudden, de bruinrode tinten van hun kleren mimicry met het landschap. Veel herders kunnen er nauwelijks tegel'jk binnen zijn geweest.- Met de ogen dicht probeert men het tafereel te reconstrueren. Men tracht zich los te maken van de zich opdrin gende versiering in de grot, de zilveren lampen de rode fluwelen gordijnen en voorhangen die het bijna onmogelijk maken om met de hand door een kier de werkelijke ruwe rots te voelen. En men schudt gedecideerd nee tegen de dikke Oosterse vrouw die zich geroe pen voelt om iedere pelgrim aan te stoten en in het Frans hard toe te fêteren, dat je je rozenkrans aan de kribbe, in de steen uitgehouwen, moet aanstrijken, om extra aflaten te krijgen. We schamen ons een beetje, dat we hier, op deze heilige plek. geïrriteerd tegen haar doen. Men wil ook zo intensief, met al zijn vermogens, hier in deze smalle, halfduistere grot, dwars door alle tierelantijnen heen, de werkelijkheid proberen terug te vinden. De gebene dijde jonge Joodse moeder, van wie een bovenaards geluk uitging, met het Kind, half gewikkeld in haar sluier, zoals men ze op straat in Jeru zalem soms tegenkomt. Waar stond de helder stralende ster? Hoe was het landschap, waarin de engelen zongen? Waren er bomen, die het „Glorie aan God" weerkaatsten? Jam mer genoeg, kan de pelgrim niet meer zien, hoe het geweest is in de directe omgeving van de grot. Wat er groeide op de helling. Misschien wel wat kleine rode papavertjes en wilde stokrozen, zoals men ze overal ziet langs de weg van Jeruzalem naar Bethlehem. Maar er is niets te recon- strueren n/r^v, «rM hinn^n historie lijkt hier stil te staan. De nieuwsgierige geit, de klederdracht, de fluit, zo zal het tweeduizend jaar geleden ook geweest zijn. via de enorme basiliek, die er over heen is gebouwd. Het stuk Bethlehem rondom de heilige plek van de Ge boorte, is volgebouwd met de kerk, met kloosters en een pelgrimshuis. ij dwalen wat door het kleine stadje met oplopende straatjes. Er is markt. Die zal er vroe ger ook wel geweest zijn, want Beth lehem betekent „De Vruchtbare", het ligt in een streek van kleine koren akkers en wijngaarden. Hier zag de landeigenaar Booz de mooie Ruth aren lezen. Ruth, die de grootmoeder werd van David, die óók in Bethle hem is geboren. Wat gaat men op zo'n reis in het land, waar de ge- de herder die in mei 1959 zijn schaap door de straten van Bethlehem draagt, heeft de fotografe en ook de leider van ons gezelschap een kwaad half uur bij de politie van Bethlehem bezorgd. Het consigne is dan ook altijd om niet te fotograferen Maar deze unieke opname van een „goede herder", was wel heel moeilijk om voorbij te laten gaan. atuurlijk wil je iets kopen in Bethlehem als aandenken. Al heb je ook al een paar wijdopen prachtige passiebloemen geplukt van de oude muurtjes, die er hier mee overdekt zijn. In een smal lemen straatje, dat sterk stijgt, zien we een kleine, donkere werkplaats, waar men hout aan het zagen is. „Als van de heilige Jozef", zeggen we en blijven even staan. En wat zien we tot onze verrassing? Het is Sint Jozef zelf, die als figuur voor de kerstkribbe hier uit blokjes olijfhout wordt gesneden en gepolijst, nadat de koningen, de schaapjes en de kindjes al aan de beurt zijn geweest. „Kunnen we hier soms figuren voor een kerst-stal kopen?" vragen we verheugd. We zijn precies aan het goede adres. We worden uitgenodigd om mee naar het woonhuis, even verder, te gaan, waar de dochter Engels spreekt. Via een binnenplaats komen we in een ruim vertrek. Het is er heel ordelijk, rustbanken met rood fluweel staan tegen de muur, op een kast een stapel koffers. Tegen het raam hangt een bos knoflook. Een oude moeder biedt ons koffie en chocolaadjes aan. Dan komt de dochter die, als uitzondering in dit land van strenge Oosterse zeden, als verpleeg ster bij de UNO werkt. Haar gezicht is één groot litteken van verbranding. Waarschijnlijk is die handicap voor een huwelijk wel de reden dat ze van haar ouders een beroep heeft mogen kiezen. Ze geeft ons de groep figuren, gesneden uit het geurige olijfhout, compleet met drie koningen, ruige schaapjes en een slapend kindje in zijn houten trogje. Eén dinar betalen we, dat is een Jordaans pond, nog geen tien gulden. Kan men, terug in het eigen land, een kostbaarder kerst groep onder de westerse kerstboom hebben staan? Het is een tikje teleurstellend, dat de „herdersvelden" op enige kilometers af stand van Bethlehem liggen. De pel grimsbus brengt ons er heen. Dat is te zeggen naar het door de Canadezen pas gebouwde kerkje, met een zeer geïnspi reerde boodschappende engel tegen de voorgevel, en in de kerk met rondom engelenfiguren, een altaartafel, ge schraagd door aanbiddende herders. Zeer mooie religieuze kunst, zoals men hier zelden vindt. Maar wat zou men graag buiten in de velden in zijn fan tasie iets reconstrueren van de adem- bfenemende ervaringen van de herders die hier in tenten lagen met hun grote kudden slordige, langharige geiten en donkere schapen met vuile vacht, zoals we ze meermalen hebben zien drinken aan de bronnen. Er staan hier in het heuvelland wat ruige zeedennen en de schrale bodem is begroeid met grijze reseda en stekelig slangenkruid met azuren bloempjes. Op de rotsige weg in de verte ontwaart men een herder met zijn kudde die de kleuren van het land schap heeft. Hier is ook een grot, die lijkt op de geboorte-grot en die zich, zonder opsmuk, toont in zijn realiteit. Dit rotsige deel van Judea is vol van dergelijke bergholen, waar niet alleen de dieren, maar ook de weinig eisende mensen huisvesting vonden. Granaatappels met vuurrode bloe men tekenen de streek en de weg van Jeruzalem naar Beth lehem. De weg die wij rijden is één lange smalle kronkel tussen de ber gen, twintig kilometer lang. De oude weg, die twintig eeuwen geleden ook wel in gebruik zal geweest zijn toen Maria en Jozef de afstand moesten afleggen in een bergland verlegt men een route niet zo makkelijk wordt niet meer gebruikt en is afge sloten. Want hij loopt te dicht langs de grens tussen Jordanië en Israël. Men weet niet goed hoe die politieke onvrede te begrijpen juist in deze streek waar het „vrede op aarde" op bovenaardse wijze is gezongen. A. Bgl. ERUSALEM, dec. Om vanuit de „nieuwe stad", het Israëlische deel van Jerusalem, een blik te kunnen slaan op Bethlehem moet men in de regel naar Ramat Rahel gaan, een kibbutz ten zuiden van de stad. Ramat Rahel betekent „Heu vels van Rachel". In hun Onafhankelijk heidsoorlog van 1948 hebben de Israëliërs zich hier moeten verweren tegen de aan vallen van de Egyptenaren uit het westen en van de Jordaniërs uit het oosten. Het centrale gebouw van de kibbutz is destijds vijftien maai in andere handen overgegaan en toen het uiteindelijk definitief door de Israëliërs werd bezet, was meteen de „nieuwe stad" gered. Dat centrale gebouw is bij de strijd hevig geschonden door gra naten en kogels. Nu zijn de muren opnieuw bepleisterd, maar één vierkante meter bo ven de hoofdingang heeft men gelaten, zoals hij was. De naam van de kibbutz slaat op Rachel, de geliefde vrouw van Jacob en moeder van Josef en Benjamin. Er staat een standbeeld ,/an haar, haar kinderen beschermend. De Hebreeuwse in scriptie luidt: „De kinderen keren terug naar hun grond." Deze woorden zijn geno men uit de voorspelling van Jeremias: „Een jammerklacht wordt in Rama ge hoord, een bitter geween: Rachel schreit om haar zonen en wil zich niet laten troos ten; want haar kinderen zijn er niet meer. Zo spreekt Jahweh: Houd op met schreien, en droog uw tranenwant er is troost voor uw tobbenDe kinderen keren te rug naar hun grond." Aan de zuidrand van de kibbutz stuit men op een zware Prikkeldraadversperring. Daat loopt de grens met Jordanië. De bezoeker moet zijn Pad zorgvuldig kiezen, als hij niet in de oude loopgraven wil vallen. Achter de loop graven en het prikkeldraad ontvouwt zich een schilderachtig panorama: links de vul- kaanvormige Berg van Herodes: vlakbij, op Jordaans gebied al, het Klooster van Elias, en recht vooruit, midden in een landschap van rossig-bruine en oker-gele heuvels, Bethlehem, een witte stad, die naar het oosten toe wat van de helling schijnt te glijden De Geboortekerk blinkt in de zon. Tijdens een groot deel van het jaar is dit vergezicht het enige, wat men in Israël van Bethlehem kan zien. He* is niet raadzaam om er al te lang van te genieten, want al komt het uiterst zelden v°or, dat de Jordaniërs schieten, met ste n°n gooien zij des te vaker. Maar rondom Kerstmis is er voor een groep uitverkorenen telkens de kans Beth- vf.™ en de „oude stad" van nabij te bekijken. Ondanks alle wrijving en animo siteit, die er officieel tussen Israël en Jordanië bestaat, is het ook dit jaar weer mogelijk, dat duizenden Christenen met dat doei via de Mandelbaumpoort Israël ver laten om er later weer terug te keren. Aan de regeling van deze pelgrimstocht wordt ieder jaar al in september begon nen door de Israëlische „district officer" in Jerusalem, de heer Raphaël Levi, en zijn Jordaanse collega, de heer Najati Nashashibi. Het hele jaar door komen deze beide heren drie keer per week bij elkaar. Zij bespreken de hereniging van uit elkaar gerukte families, zij organiseren ontmoetin gen tussen kinderen en hun ouders aan de grens en wisselen voorts de dossiers en de documenten uit, waar de wederpartij be hoefte aan heeft. Eigenlijk doen zij, zo on opvallend mogelijk, het werk van twee consuls; hun zakelijke, maar ook hun per soonlijke verhouding is opperbest. In de maand september beginnen de voorberei dingen voor de Kerstbedevaart hun andere activiteiten te domineren. bracht op een christelijke kandidaat, omdat hij toevallig óók Wagenaar heette. ij hebben de heer Levi opgezocht, op zijn kantoor hoog in het Generaly Building. Hij moet wel zowat de enige Jood in Jerusalem zijn, bedenken wij, voor wie het drie maal per jaar Kerstmis is: 24 december gaan de katholieken over de grens, 6 januari de orthodoxen en 18 janu ari de Armeniërs. Op die dagen maken respectievelijk 2.000, 2.000 en 300 christenen een dagtrip naar Jordanië. De meesten zijn Arabische burgers uit de staat Israël, maar ook een klein aantal in Israël wo nende buitenlanders mag mee. „Wij doen het," zegt de „district-officer". Dit is de „Mandelbaumpoort",- gezien naar Is raël toe. De witte jeep in het midden behoort tot de UNTSO, de organisatie van de Verenigde Naties, die is belast met het toezicht op de nale ving van de wapenstilstand. „omdat wij de Christenen niet het slacht offer willen laten worden van de geschillen tussen Israël en Jordanië. Toch beseffen wij heel goed, dat zo'n jaarlijks weerkeren de exodus een ernstige aanslag betekent op onze militaire en economische geheim houding. Ruim vierduizend Arabieren krij gen, theoretisch gesproken, ieder jaar de kans staatsburgers van een vijandig land alles te vertellen, wat zij over Israël weten En ook kunnen wij niet vergeten, dat Jordanië ons, Joden, de vrije toegang tot ónze heilige plaatsen weigert, niettegen staande het feit, dat ons dat recht in para graaf 8 van het Bestandsakkoord is toe gekend." Raphaël Levi begrijpt overigens niet, waarom Jordanië zo afkerig is van pel grims uit Israël Financieel staat het land er niet zo best voor. De oude stad leeft nagenoeg van het toerisme. Maar elf jaar geleden heeft iemand op buitenlandse zaken in Amman blijkbaar gezegd: „Neen," en toen is het zo gebleven. Niemand durft er verandering in te orengen en drie jaar geleden is ook vooi buitenlandse toeristen het éénrichtingsverkeer verplicht gesteld: men mag, uit Israël komend, Jordanië wel binnen, maar men mag niet weer terug. De Israëlische „district officer" stelt de lijsten met kandidaatpelgrims samen, con troleert ze en overhandigt ze daarna aan collega Nashashibi. Ongeveer tien procent van de aangegeven namen wordt dan door de Jordaanse regering „gewraakt". Dat gaat vaak op bijzonder primitieve wijze Stel, dat men in Jordanië heeft gehoord van een zekere Khoeri uit Nazareth, die communist is. Communisten worden door Jordanië niet toegelaten en prompt gaat het rode potlood dooi alle -Choeri's, die op de Risten voorkomen. Het doet een beetie denken aan de verkiezingen van zo'n iaar of tien geleden, toen in een ultra-rode wijk van een van de Nederlandse grote steden kolossale aantallen stemmen werden uitge- ij de Mandelbaumpoort is het daags voor Kerstmis al om zes uur een drukte van belang. Het woord „poort" is in dit verband overigens nogal misleidend. Er is helemaal geen sprake van een poort. Ergens dwars over een straat ziet men een slagboom: daarnaast een vlaggemast met de blauw-witte kleuren van Israël. Dat is alles. De „poort" ontleent zijn naam aan de eigenaar van het nabij gelegen gebouw, S. Mandelbaum. Om zeven uur in de morgen gaat de slagboom omhoog. Er wordt nog een tweede toegang geopend en tot omstreeks tien uur in de morgen schuifelen de pelgrims op die manier Jordaans gebied binnen. Aan beide kanten is extra-personeel op de been om de identiteitscontrole zo vlot mogelijk te laten verlopen. Iedere pelgrim krijgt één pond sterling mee (Israëlisch geld wordt door de Jordaanse politie genadeloos verscheurd). Zelfs wie voorkomt op een door de Jor daniërs goedgekeurde lijst, is er niet zonder meer zeker van, dat hij ook werkelijk wordt toegelaten. Ieder jaar worden er nog zo'n kleine honderd teruggestuurd. Waarom? Omdat hun gezicht de Jordaanse grens wacht niet aanstaat. Bij een vorige gelegenheid stond een Engels echtpaar op de lijst. Hij was een Jood, die tijdelijk in Israël werkte; zij was een Christin en van haar ging eigenlijk het verlangen uit om het oude Jerusalem en Bethlehem te bezoeken. Hij wilde eigen lijk veel liever niet mee, maar omdat zij niet alleen naar Jordanië vilde, had haar man zich ook op de lijst laten plaatsen. Toen zij daags voor Kerstmis de Mandel baumpoort .wilden passeren, keek de Jor daanse grenswacht de echtelieden bars aan. Hij wees met de vinger op de man en zei: ..You, yes"; vervolgens op de vrouw: „And you, no." Hoger beroep was niet mogelijk. Volgens onze schattingen," zegt Raphaël Levi, „zet ongeveer 85 procent van de zogenaamde pelgrims geen voet in een kerk. U dient namelijk te beseffen, dat het merendeel van hen Arabieren zijn. die sinds 1948 zijn gescheiden «n hun bloed of aanverwanten. Daags voor Kerstm.s ne men zfj de gelegenheid te baat om hun familie te ontmoeten in het Jordaanse deel van Jerusalem De familieleden op hun beurt komen soms per vliegtuig over, uit Koe weit, Syrië enz. Vandaar, dat niet alleen Nashashibi en ik zo vroeg gaan werken aan de voorbereidingen voor de pelgrims tocht. Heel wat Arabische Christenen zijn al ver vóór september druk in actie." H. J. NEUMAN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1959 | | pagina 11