JOL et Oude Jaar lacht weer om ai die monumenten, om Haarlem, enthousiast maar altijd zonder centen. O Bronner, bron van leed, gij werd een dure klant, uw nota werd te hoog, ja zelfs voor Hildebrand. II II pt corso gleed weer door de oude bollendorpen, maar och, Van Driel heeft al een nieuw idee geworpen: een drieling uit de Streek, die er nog komen moet, met nog de lente in het frisse bollenbloed. Wij wachten nu in deugd op Sas-kia en Hil-da en zien verlangend uit naar onze mona Lis-a. O meisjes, meldt je vlug, mijn hart raakt al van streek, een drieling van Van Driel: zij maakt mij schreiens-week. En rijdt dan vrolijk uit. ook Zandvoort zit te wachten, het volk roept daar „wie schön", want duits is de gedachte wanneer het eigen volk krepeert in eigen huis: Geen kamer was meer vrij, gestouwd met man en muis, toen daar het vol seizoen ontving zijn „brede" gasten, ter zee, te zand, te huis, met lusten en met lasten. Ach, Zandvoort boerde goed, het had geen evenknie, omdat geen dorp aan zee kon bogen op 't circuit. Het fietsevenement zou Zandvoort winst bewijzen: maar het verloor geducht ondanks de „dievenprijzen". De Belieg was gebelgd, verslond de broodjes niet, nam hoogstens en passant een zakje patattes frites. En Bloemendaal dat zat in overgrote lasten, omdat de wegen daar niet in zijn plannen pasten. Want elkeen was bedroefd en zeker niet verrukt, om daar in Overveen te slaan een viaduct. Men wilde met een kuip zich netjes wel bedruipen, maar 't ziet er somber uit, het baat niet al dat kuipen. In Heemstee gaf men wel reeds vijftig jaar vol gas, „modern" bleek een begrip, dat kwam daar niet van pas. Een schoolreliëf Nou goed, maar dat moet ik begrijpen, aldus zei toen Heer B, en W zat 'm te knijpen, dat het college niet vol werd aangezien. Wie weet, en hadden zij daarin gelijk misschien! JJL et heimwee in het hart, met tranen in de ogen zie ik, hoe weer een jaar zo snel is omgevlogen. Het oude jaar is vol, er kan geen dag meer bij, hier volgt nu zijn saluut, voor u en ook voor mij. Een droef saluut voor wie voor immer moesten scheiden ten paradijze met der engelen geleide. Hoe vaak heeft weer de jacht in 't razende verkeer de namen vastgegrift in 't zwarte dodenheer. In stad en streek las men die namen in de kranten, maar 't nieuws werd spoedig oud, het leed bleef de verwanten, Toch ging het leven voort, want uit de oude klacht klonk jong een nieuwe kreet van 't kind, dat werd verwacht en dat tn huis en buurt, al schreiende geboren, het leven kleurde en de zon opnieuw deed gloren. Wij trokken rustloos voort, en zochten soms een huis, maar Huisvesting helaas gaf heus niet altijd thuis. Er werd wel flink gebouwd, er kwamen grote plannen, de hoge huur hield vaak gegadigden verbannen. Wij leefden zorgeloos oi raakten in de knoop, maar hielden immer vast aan d'allerlaatste hoop. Zo had een ieder wat, vandaag niet dan toch morgen: dan was er groot pleizier. dan weer de grootste zorgen. De bakkers kregen plots geen boter op hun brood, omdat de een zijn brood vaak d'ander is zijn dood. Zij maakten hels kabaal, hun praatjes vulden gaatjes, doch samen waren zij haast nooit eikaars (ver)maatjes. De huisvrouw hield zich stil, het scheelde haar vijf cent, de bakker had nog nooit haar zo in prijs verwend. Vandaag doet hij zijn best, en laat niet met zich sollen, hij komt met appelflaps en warme oliebollen. Maar leest u verder door, het wordt reeds angstig laat, hoort ginds de oude Baaf, die bijna twalef slaat. Komt, haast u wat, ge moet over de Houtbrug komen, want Dorresteijn hakt door, er zijn weldra geen bomen. Inmiddels wacht met vlijt een ander monument, waarmee na jaren ook ons Haarlem wordt verwend. Ge raadt het al misschien, al zijt ge dan geen gokker: een blijvend eerbewijs voor onze trouwe Fokker, die Haarlem in de lucht eenmaal heeft roem gebracht. O, weer een monument, hoe 'ang daarop gewacht? En onderwijl waart droef en bitter ontevreden de geest van Tachtig rond om Frederik van Eeden. Ook hem is nu dit jaar door menigeen beloofd een monument van eer, waar niemand in gelooft. Men zal het plan wellicht in portefeuil bewaren, tot het gevonden wordi, pas over tachtig jaren. Nov is het niet gereed, nog is het niet gedaan, want in het blauw verschiet staat naakt de Adriaan. Zijn broer uit Blasserwaard lag hier stil te vermolmen, nu gaat hij weer terug naar stiefpapa Verolme. En praten doen wij maar, wij staan voor alles borg, maar geld, dat is er niet voor „monumenten"-zorg. Zo zijn wij de risé, en leven bij symbolen, en krijgen op ons tijd een tikje van de molen. Doch rustig gaan wij door met een verrukt tekort, failliet zijn wij nog niet, maar nieuw is het record van lege brandkast min een stuk of wat miljoenen. Bedélen moet het Rijk, of néér gaan de blazoenen, en bédelen wij droef, door iedereen veracht langs de gerestaureerde Bakenessergracht. 1 v Jl aar keren wij terug naar Haarlems wondre dreven, want daar stond men elkaar soms vredig naar het leven. In menig goede buurt daar zat het soms niet mee: opstandig en rebels werd vaak het wijkcomité. Dat was in Noord en Oost, Spaarndam was als de kippen het eerste, dat besloot zichzelf voorgoed te wippen. Maar niemand was in last, en B. en W. niet kwaad, doch beterschap werd snel beloofd aan Haarlems Raad. O wee, wat was het daar plotsklaps een wild lawaaien, de jonskens klein en woest, de meiskes als de haaien. Het nozemdom bracht bruut in veel gekleurde trui, de kalme Hermandad in reuze kwade bui. Op 't Nieuwe Kerksplein en in de oude stegen, daar trok de „dapperheid" zich snel terug, verlegen om zoveel groot publiek. Zij raakte van de wijs, en hield zich toen maar weer bij cola en bij ijs. Doch nauwelijks was de rust in Haarlem weergekomen, of luid gerucht steeg op, bijkans niet in te tomen. De burgemeesters uit wel ieder dorp of stad vergaderden met lust of gingen hier op pad. En om zich fris en vrij wat nachtiijk af te koelen ontspanden zij zich heet in Haarlems oude Doelen. Maar B. en W., vol vuur die bleven ook niet thuis, zij gingen heerlijk uit, en wel heel ver van huis. Maastricht, dat was het doel om daar eens goed te leren, hoe je een oude buurt heel netjes kan saneren. Nu vragen wij ons af: wat gaat eerst op de fles? De Vijfhoek met zijn pret of soms het Bakenes? Doch zover is het niet, want dat kost heel wat duiten, eerst praten we nog wat, hoe we de winkels sluiten. Dat was een raar geval de Raad kwam toen pas los, en dat alleen maar dank zij onze slimme Vos. ch, kort slechts had de zon ons Voorjaar weer beschenen, toen Bloemenmeisjes lief, zo rank en schoon ter bene, zich spoedden door de streek, reeds voor de vijfde keer, en kregen menig oog van een verliefde heer. Zij sloegen liefde los in vele buitenlanden, voo' Haarlem niet alleen, ook voor zijn ommelanden. Hier schiet mijn pen tekort: die bloemen zonder tal, van tulp tot hyacint de Klaproos bovenal. Terwijl die bloemen fris en in het voorjaar geurden ach ziet, hoe Hillegom en Haarlem beide leurden met plannen voor één Beurs, het geld kon haast niet op. maar samen haalden zij één onbetaalbre strop. Van hoogste nand zei men geen cent te financieren; de bollenmensen gaan nu eerst hun eeuwfeest vieren. Wat is er druk gefeest en hevig gefêteerd, in kerk, gezin en staat werd braaf gejubileerd. De onderscheiding kwam, zoals ltijd naar kaste, zo kreeg men ridders naast de pro-ecclesiasten. En eenmaal is geschied, ik zweer het u voor waar, twee dames werden saam zelfs tweemaal honderd jaar. Maar meest is toch gejuicht door leek en door getoogden om 't jubeltijde van de oudste der kerkvoogden. Met diamant getooid en met een soob-'e praal, een jong leviet gelijk trok hij tei kathedraal. Geen jeugd was ooit zo grijs, geen stem zo luid te horen: zo'n bisschop overleeft wel tien coadjutoren. Doch ook de leken zijn op klare wijze mans, wel negen dagen tang zo grepen zij „Gods kans". Met vijftig tegelijk als predikende krafers betrokken zij hun post die vreemd ge- pijde paters En zij tiespeelden vroom de meest gespanner snaar, zo speelden zij ook hier dat meesterstukje klaar. JL n de cultuur had zich heus niemand te vervelen, heiaas hield in St. Baaf het orgel op met spelen. Onttakeld en berooid gaat het nu spoedig heen, maar keert terug, geheeld door ik weet niet welke Deen. En Arends sloeg de maat voor allerhande heren, soms heel modern, en ging het werk eerst expliceren. O Bato, weet ge nog hoe fier gij de trofee, met Julia aan kop, verwon in Belgisch Bree? Maar ondertussen had met veel tierelantieren het Landjuweel zijn strijd vol glorie moeten vieren. Er werd wei wat gedaan, een oude komiteit, werd opgericht opnieuw maar als een sociëteit. Het wachten is nog slechts op Vlaanderens permissie, dan komt de zaak op gang met eerst nog een commissie. ,De Wijngaardranken" bleven rustig en bedaard; zij zijn nog jong en steeds is kunst met wijn vergaard. Een feest werd het vooral voor alle astronomen, een schotel vloog hier rond, waar zou hij eenmaal komen? Heer Baard belas de Krant, zijn plan was lang niet mals, en ziet, de schotel vloog weer spoedig naar Frans Hals. Dat was een sport apart, maar in 't sportieve leven kwam weer e»n baantje vrij. Wie zou men dat nu geven? De Voetbalbond keek rond. Wie was een vrije man? Ge weet niet, wie het werd? Nou, één keer raden dan. De clubs hebben bun strijd met veel elan gestreden, en eensgezind zijn zij in 't strijdgewoel getreden. Wij willen, zeiden zij, voor 't eigen goede doel een onbeperkte winst in onze voetbalpool. Ik kan u nog veel meer en beter ;nformeren. Doch stop nu °ens o Bril dat zeiden Mijne Heren. Ach weet ge niet genoeg of zijt ge niet tevree: ga even naar het nieuw kantoor der V.V.V. j was dit oude jaar vol zorgen en pleizieren, het tochtte soms geducht door gaten en door kieren. Nu zeg ik hem vaarwel, het leed is weer voorbij, de vreugde blijft nog lang een goede mijmerij. De oude Baaf zingt vroom zijn speelse twalef slagen én ginds komt reeds Nieuwjaar, op vleugeltjes gedragen. Ik bid dat lieve wicht om zegen voor ons saam, voor Haarlem en de streek en vraag die in Gods naam. Het ga u allen goed en zonder te veel panne, en maak u niet zo gauw door zorgen overspannen. Want nieuw woidt toch weer oud, en oud gaat eenmaal heen, wij draaien rustig door. het nieuws blijft ons alleen. Mijn lang relaas is af en zonder de provisie bedank ik u opt echt voor al uwe klandizie. De vrije vrouw vooral maak ik een breed gebaar, want „zestig" wordt voor haar een heel goed schrikkeljaar.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1959 | | pagina 5